FILD FOP
BS
ons
ons
tcumumcul
WAT DUNKT U?
en de
JLpttvohibmexi
ö/xA houden aan
de, iniisuictie.
Vrijdag 17 November 1950
T ZEEUWS CF WEEKEND
Pagina 4
76. Toen FUo m het wagentje gesprongen was, had hij zich met
een verstopt onder het dekzeil, dat de dief over de klok gelegd
had. Hij zorgde er voor dat er een kier was, waardoor hij naar
buiten kon kijken, want hij wilde graag weten in welke richting ze
reden. Het bleek echter al spoedig dat het onbegonnen werk was
om te proberen de weg te onthouden. Het was maar een klein
kiertje, waardoor Filo maar weinig van de buitenwereld kon zien,
terwijl het nog steeds nacht was en de dief paard en wagen met
een flinke vaart over de weg joeg. Na een poosje gaf onze vriend
het dan ook op en hij nam zich voor alleen maar op te letten wat
het einddoel van de rit was. Nu, het duurde nog wel eventjes
vóór de dief was waar hij wezen moest. Filo merkte wel, dat het
hier een erg afgelegen streek was; voor zover hij zien kon was er
geen huis te bekennen en hij voelde dat de weg hoe langer hoe
slechter werd; nee, in deze buurt kwamen zeker niet dikwijls men
sen! Met grote snelheid reden zij verder en de sjees hobbelde en
hotste zo erg, dat Filo zich werkelijk onprettig begon te voelen.
„Oef", dacht hij, „ik wou maar dat,er nu een eind aan dit ritje
kwam! Ik vind het helemaal niet leuk zo enhé, wacht 'ns,
wat zie ik daar? Dat lijkt wel een kasteel!"
Ja, het was inderdaad een kasteel, waar de klokkendief zijn buit
heen bracht, maar een erg bouwvallig kasteel! Het leek eigenlijk
meer op een ruïne en het zag er niet naar uit door een voornaam
heer bewoond te worden! Spoedig waren zij het gebouw genaderd
en de dief begon vaart te minderen. Filo zag dat zij nu recht op
een poort afgingen; hij kroop stilletjes onder het zeil vandaan en
hup, juist vóórdat de sjees naar binnen reed, sprong hij er uit!
Correspondentie uitsluitend te richten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
Partij gespeeld in het Jubileum-
tournooi van de Schaakclub Os-
tende in Juli 1950 door de heren
J. Goedbloed (Middelburg) en
Calus Sr (Ostende).
Een Dameplon-openlng niet een
niet dikwijls gespeelde zet. Zwart
komt een beetje gedrukt te staan
en komt door een actie In het
centrum „los" en laat op de 18e
zet een aardig en kansrijk offer
voorbijgaan. Met de 2Te zet neemt
Wit de leiding en komt heel goed
te staan. Zwart maakt op de 38e
zet een grote fout en verliest een
stuk. Wit had daarna weinig
moeite meer.
Wit: J. Goedbloed.
Zwart: Calus Sr,
1. d2dl d7—d5
2. Pblc3
Deze zet wordt niet dikwijls ge
speeld, maar ls daarom nog niet
slecht.
2e7—e6
3. Pgl—f3 Pg8—f6
4. g2—g3 Lf8b4
5. Lel—d2 Pb8d7
6. a2a3 Lb4 a5
Zwart wil niet ruilen, het ls ech
ter de vraag of Lc3: en daarna
Pe4 niet beter was geweest.
7. b2b4
Wie A zegt, moet ook B zeggen.
7. Dü5—b6
8. Ld2—g5
Met Pa4 en daarna Tel en c2—
c4 had Wit beter komen te staan.
8h7h6
9. Lg5—f4
Tempoverlies.
9g7g5
10. Lf4 o3 a7a6
Een vluchtveld voor Lb6.
11. Lfl—g2 c7c6
Ook voor Lb6.
12. Pc3a4
Dit had op de 8ste zet beter ge
weest. Nu heeft het weinig zin.
12Lb6c7
13. Pf3d2 e6e5
Zwart wil lucht hebben en gaat
in het centrum beginnen; Wit be
gint een tegenactie op de c-lijn.
14. c2c4 e5e4
15. c4-c5
Een ver vooruitgeschoven post die
zich niet meer laat verwijderen.
1 50—0
16. 0—0
Hier was h3 om Pg4 te beletten
wel beter geweest.
1 6Pf6—g4
17. Ddlb3 f7—f5
18. f2—f3 Pg4Xe3
Aardig en kansrijk was hier Ph2:
b.v. Ph2:, Kg2:, f4, gf4; gf4:, Lf2;
e3 enz. Op Lgl inplaats van Lf2
volgt Dh4t enz. Zie diagram.
19. Db3Xe3 f5—f4
20. De3b3 e4Xf3
21. TflXf3 f4Xg3
22. h2—h3
Ook hg3: was wel mogelijk.
22Tf8Xf3
23. Pd2Xf3 Dd8—f6
Zwart had beter Pf0 kunnen spe
len om Lc8 ook te kunnen ont
wikkelen.
24. Db3—e3 Lc7—f4
25. De3e8f Kg8—g7
26. e2-t-e3 Lf4c7
27. Tal—fl
Met aardige dreigingen. Wit heeft
nu de leiding en komt heel goed
te staan.
27Df6—g6
28. De8—e7f Kg7—h8
29. Pa4c3
Nu laat Wit een steek vallen.
Aardig was hier Pe5, b.v. Pe5:,
Tf8 enz., of Le5; de5; en Wit
komt in het voordeel.
29Dg6—g7
30. De7Xg7t Kh8Xg7
31. e3e4 d5Xe4
Diagram.
abedefgh
Stand na de 18e zet van Zwart.
32. Pc3Xe4 Lc7—f4
33. Pe4d6 Pd7—f6
34. Tfl—el Pf6d5
35. Pd6c4
Beter Te8 enz.
35Lc8—f5
36. Pf3e5 Ta8d8
37. Kgl—fl Pd5—f6
38. Pc4d6 Td8b8
Een grote fout welke een stuk
kost. Hier was Lc8 aangewezen.
39. Pd6Xf5t Kg7h7
40. Pe5d3 Kh7—g6
Zwart speelt voor een verloren
zaak en rekent wellicht nog op
een fout van Wit. Deze geeft ech
ter geen kans meer.
41. Pf5—d6 Lf4Xd6
42. c5Xd6 Tb8d8
43. Tel—e6 Kg6—f5
44. Pd3—c5 b7—b6
45. Te6eöt
Het klopt alles precies.
45Kf5—g6
46. Pc5—b7 Td8—f5
Met nog een kleine dreiging Pg4f
enz.
47. Te5e6 Kg6—f7
48. Te6—e7t Kf7—g6
49. Kfl—gl Tf8—f7
50. Lg2Xc6 Tf7Xe7
51. d6Xe7 Kg6—f7
52. e7e8Dt PfGXeS
53. Lc6Xe8t Kf7Xe8
54. Pb7d6f KeS—d7
55. Pd6e4 Kd7—e6
56. Pe4Xg3 Ke6d5
57. Pg3e2 h6h5
58. Kfl—g2 Kd5e4
59. Kg2g3 b6b5
60. h3h4 g5—g4
61. Kg3—g2 Ke4d5
De Koning mag zich niet verder
van de pion wagen, daar deze an
ders direct doorgaat.
62. Kg2—f2 Kd5—e4
63. Kf2—el g4—g3
64. Kei—fl
Zwart gaf hiermede de hopeloze
strijd op.
Hier nog een aardig 2-zet pro
bleem van H. L. Meijer.
Wit: Kd5, Tf5, Th5, Lg5, pion
nen 92, g7.
Zwart: Kg4, pionnen g3, g6.
Oplossing is als volgt: g7—
g8P!
De beste profeet van de toe
komst is het verleden.
Wij leven meer in ons verlangen
dan in wat wij tot stand hebben
gebracht.
Een voorbeeld werkt tienmaal
meer uit dan een les.
De vreugde veralgemeent, de
smart individualiseert de mens.
Liever één goede vijand dan
tien onbeduidende vrienden.
bie plaetjes en praetjes
De wereld zit raar in mekaar.
Dat weten we allemaal en vaak
zeggen we tegen elkander: waar
gaat het heen? Dikke boeken vol
wijsheid zijn geschreven over eco
nomie en staathuishoudkunde enz.
Maar nergens las ik de zaak zo
klaar en helder en kort en bondig
als de Chicago Herald het eens
schreef in het volgende beeld:
Plaatst honderd mensen op een
eiland waar vis het hoofdbestand
deel van het dagelijks onderhoud
vormt
Vijf en twintig man vangen de
vis. Vijf en twintig anderen ma
ken de vis schoon. Vijf en twintig
anderen koken de vis. En de an
dere vflf en twintig kweken
groenten en fruit.
Zo lang als iedereen werkt en
zijn plicht doet is er ruim vol
doende, Ze zijn dan ook allemaal
tevreden.
Dan; tien van de aangewezen
vissers staken met de visvangst
Tien anderen drogen en verber
gen een gedeelte van de vis, die
zij vangen.
De vijf anderen gaan voort met
de visvangst maar werken voort
aan slechts een gedeelte van de
dag.
Er komt natuurlijk minder vis
in de gezamenlijke ketel voor de
gemeenschap van de honderd
mensen.
Maar hetzelfde aantal mensen
staat er op, dat het 't zelfde
kwantum vis te eten krijgt ais
zij voordien had.
De vijftig mensen, die vroeger
de vis schoonmaakten en kookten,
hebben minder te doen, doordat
er minder vis is. Maar zij blijven
doorgaan met het kwantum voed
sel te vragen, zoals zij voordien
hadden.
Langzamerhand worden er
zwaarder lasten gelegd op de vijf
en twintig mensen, die fruit en
groenten verbouwen. Deze gaan
nu een groter deel vis vragen in
beloning voor het zwaardere en
meerdere werk dat zij te doen
krijgen. Dit wordt geweigerd en
spoedig gaan twintig van de vijf
en twintig in staking en telen
geen fruit en groenten meer.
Maar het gehele aantal van
honderd mensen gaat door met
zjjn recht op eten te eisen.
De dagelijkse voorraad aan voe
dingsmiddelen slinkt geleidelijk
aan.
De man, die twee vissen heeft,
gaat drie bananen eisen in ruil
voor één vis. De man die twee
bananen heeft, weigert te delen
met iemand die minder dan drie
vissen kan verschaffen.
Tenslotte worden de tien man,
die nog aan het werk gebleven
waren het ook volkomen zat in
die chaos te blijven werken en
staken in grote misnoegdheid.
Maar iedereen blijft doorgaan
eten te verlangen. De verborgen,
gedroogde vis wordt ontdekt en
opgegeten.
Dan komt tenslotte de dag dat
er geen voedsel meer is, noch vis
noch fruit of groente. En ieder
een op het eiland geeft ieder an
der er de schuld van.
En wat is nu de oplossing?
De vraag stellen is haar be
antwoorden!
Want ieder normaal denkend
mens weet, dat men niet kan
eten, kopen, verkopen, stelen,
weggeven, oppotten, dragen, ge
bruiken enz. WAT ER NIET IS!
Wat dunkt u van zo'n kinder
lijk eenvoudig stukje economie
(dat betekent huishoudkunde).
Als de wereld maar eens wilde
leren, en Lieftinck voorop! Die
zoekt ook nog liever naar de vis
die hier en daar nog verborgen
kan zitten, dan dat hij tot de,
mensen gaat zeggen: gaan jullie
allemaal eens een uurtje langer
per dag aan het werk, want dat
is gezond en dan komt er vanzelf
weer vis op tafel.
De eenvoudigste dingen zijn
vaak het moeilijkst toe te passen,
vooral voor staatslieden, die de
waarheid niet zeggen durven.
•Ja, die verdeling van de goede
ren houdt heel wat in. Dat onder
vond ook de rechter in een Ame
rikaans plaatsje, die een slager
te veroordelen had, omdat hij ko-
nijnensaueüsjes verkocht, waar
paardenvlees in bleek te zijn ver
werkt. Natuurlijk kun je de men
sen wel een poosje bedriegen,
maar niet voor altijd. Dus brach
ten ze hem voor de rechter en
die vroeg:
Hoeveel paardenvlees hebt ge
wel door uw saucijsjes verwerkt?
Och, ongeveer fifty-fifty, zei
de man.
Wat bedoel je met dat fifty-
fifty? vroeg de rechter.
Wel vijf konijnen tegen vijf
paarden, was het antwoord.
Die man had bepaald het stukje
van de Chicago Herald over die
100 man op dat eiland nog niet
gelezen.
Maak er eea moment-opname van
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 17 Nov. 1950 No. 1717
Exploitantc
Oosterbaan Le Cointre N.V.,
Goes
eei/u/sc//
u/eexe/YD
DIT DE SCHRIFT
Het moderne leven in het wes
telijk wereld-halfrond brengt ons
hoe lager hoe meer een christen
dom zonder Bijbel.
Wanneer we dit zeggen bedoe
len we niet, dat dit christendom
de Bijbel niet meer leest en er
niet meer uit predikt. Maar we
bedoelen, dat dit christendom niet
meer gelooft in de Bijbel als on
feilbare Waarheid, waarin God
Zelf spreekt tot de mens, waar
onder de mens zich dus zonder
reserve met de allerdiepste eer
bied te bukken heeft.
Velen maken van de Bijbel een
goed, humanistisch boek, waarin
Gods waarheid wel besloten ligt,
maar waar tegenover de auto
nome mens toch een objectief
standpunt dient in te nemen. Dat
Woord acht men onderworpen
aan de kritiek van de mens.
Anderen geloven wel in de Bij
bel, maar niet als uitsluitende
openbaring Gods tot zaligheid.
God werkt immers ook onmiddel
lijk, zonder het Woord, zegt men
dan.
Nu hebben onze vaderen in het
tijdperk van de grote Kerkher
vorming niet nagelaten op een
duidelijke en voor geen tweeërlei
uitlegging vatbare wijze hun be
lijdenis aangaande Gods Woord
vast te leggen.
Dat was in hun tijd ook drin
gend nodig, net zo hard als het
nu nodig is. Immers Rome h'ad
ook wel de Bijbel, maar plaatste
daarnaast en vaak er tegenover
de menselijke traditie en beleed,
dat God naast de Bijbel zich ook
op andere wijze nog wel open
baarde, via de geestelijkheid b.v.
De dwaze dogmatisering van de
z.g. Maria-hemelvaart is er nog
een gevolg van.
Daartegenover hebben onze va
deren beleden (Art. 11 Ned. Gel.
Bel.): „Want dewijl het verboden
is van de Woorde Gods iets toe
of iets af te doen, zo blijkt daar
uit wel, dat de leer daarvan zeer
volmaakt en in alle manieren vol
komen is. Men mag ook generlei
mensenschriften, hoe heilig zij ge
weest zijn, gelijk stellen met de
Goddelijke Schrifturen, noch de
gewoonten met de Waarheid Gods
(want de Waarheid is boven al
les) noch de grote menigte, noch
de oudheid, noch de successie van
tijden of personen, noch de conci
liën, decreten of besluiten, want
alle mensen zijn uit zich zeiven
leugenaars en ijdeler dan de ijdel-
heid zelve. Daarom verwerpen wij
van ganser harte al wat met deze
onfeilbare regel niet overeenkomt,
gelijk ons de Apostelen geleerd
hebben, zeggende: Beproeft de
geesten of zij uit God zijn. Insge
lijks: Indien iemand tot ulieden
komt en deze leer niet brengt,
ontvangt hem niet in uw huis..."
Deze taal is wel duidelijk.
Trouwens onze vaderen waren
gewoon de dingen bij hun naam
te noemen en zij hebben er de
Kerk door gebouwd.
Er zijn vandaag heel wat men
sen, die zich kinderen van de gro
te Kerkhervorming blijven noe
men, maar ten aanzien van Gods
Woord dit standpunt der vaderen
niet meer innemen, niet beseffend,
dat zij daarmee in wezen het hart
der Kerkhervorming loochenen.
Dit is in de grond der zaak de
wortel van de ellende, waarmee
het Christendom vandaag te tob
ben heeft. Men stikt als het ware
in de problematiek. Dikke boeken
worden volgeschreven over de
„nood der Kerk", congressen
worden belegd, kranten er over
vol geschreven, organisaties er
voor opgericht, alles om de af
brokkeling en de innerlijke ver
wording van het Christendom te
keer te gaan.
Maar dit éne ziet men niet
dat de alles beheersende vraag
vandaag is geworden Wat dunkt
u van het WOORD GODS
Christus stelde de vraag aan
zijn jongeren „Wat dunkt u van
de Christus? Wiens Zoon is Hij?"
Het is dezelfde vraag die vandaag
nog brandt van actualiteit, maar
dan getransponeerd in: „Wat
dunkt u van het WOORD?" Want
het Woord i s Christus, dat
Woord is inHem vlees geworden
en heeft onder ons gewoond. Maar
dat WOORD eist dan ook de
diepiste eerbied, d.w.z. een aan
vaarden zonder kritiek (waarmee
we natuurlijk geen t e k s tkritiék
bedoelen) een eerbiedig aanvaar
den van dat hele Boek, van Gene
sis tot Openbaringen, ais de éne
Openbaring van God, die onfeil
baar, volkomen, eeuwig blijvend
is. Er is op deze wereld maar één
ding dat volstrekt onfeilbaar is,
dat is het Woord. Het is dus niet
zo, dat Gods Woord in de Bijbel
in-zit, neen de Bijbel IS het
Woord. Wanneer ge de Bijbel
leest, spreekt God Zelf tot U,
precies op dezelfde manier als
Christus sprak tot zijn discipelen,
tot Maria en Martha, tot Nicode-
mus, tot de moordenaar aan het
kruis, tot Pilatus. Er is geen we
zenlijk verschil tussen Zijn spre
ken toen tot de mensen en Zijn
spreken nu tot u door de Bijbel.
Zo luidt de belijdenis onzer va
deren.
Maar daarbij hebt ge dan wel
diep doordrongen te zijn van het
geweldige feit, dat dit spreken
ook altijd hoogst accuut is, het is
ultimatief, het is geladen met het
zwaarste dynamiet, net een ener
gie die van de eeuwigheid is.
Dat Woord keert nooit ledig
terug. Als Christus tot Pilatus
spreekt of tot Judas is dat be
slissend tot in alle eeuwigheid.
Evengoed als Hij spreekt tot
Magdalena en de moordenaar aan
het kruis.
Hebt ge daarbij wel eens stil
gestaan, als ge thuis in uw gezin
de Bijbel leest? Door dat Woord,
dat Boek met letters en hoofd
stukken, dat papier, waarop het
gedrukt staat, werkt de Geest
Gods, Die Zich altijd aan het
Woord bindt en zonder dat Woord
nooit werkt. Lees maar eens wel
ke heerlijke dingen de Apostel
Petrus hierover zegt.
En zoals dat Woord nu in uw
persoonlijk leven werkt, zo werkt
het ook in uw huwelijks- en ge
zinsleven, in uw verhoudingen van
elke dag tot andere mensen, in
uw bedrijf of arbeid. Zo werkt het
in de Kerk, op de school, in de
wetenschap, de maatschappij, de
cultuur, de politiek, de staatkun
de, de internationale verhoudin
gen. Dat Woord beheerst geheel
deze wereld. Die Bijbel met die
letters, neem het maar zo con
creet mogelijk.
Want wel kunnen de wereld
machten die Bijbel negeren, er
om lachen, als om oudwijfse fa
belen, dat Woord blijft desniet
tegenstaande heersen, spreekt
naar twee richtingen: spreekt za
lig en verdoemt. Heerst op de
vergaderingen van de UNO, van
de Veiligheidsraad, van het At-
iantic-pact, in het Kremlin en het
Witte Huis, in China en op uw
Wordt Saul hier niet te
streng door Samuël aange
pakt? Had Samuël niet wat
meer begrip voor de situatie
kunnen tonen?
Zeker, Saul had van de
HEERE de instructie ontvan
gen, om te Gilgal zeven dagen
lang op de komst van Sa
muël te wachten, en niet te
offeren, voordat deze profeet
des HÉEREN tot hem geko
men was.
Nu. Saul heeft zeven dagen
getoefd. Maar toen Samuël op
zich wachten liet, heeft hij
het in de gegeven omstandig
heden niet meer verantwoord
gevonden, het brengen van
het offer nog langer uit te
stellen. Ieder ogenblik kon
den toch de Filistijnen de
aanval beginnen; en wanneer
dan de strijd moest beginnen,
zonder dat men, door het
Toen zeide Samuël tot Saul: gij l*ebt zottclgk gedaan;
gij hebt het gebod non de HEERE, Uw God, niet ge
houden, dat Hij u geboden heeft 1 Som. 13 13a.
brengen van een offer, de
HEERE gunstig had gestemd,
dan zou heel de onderneming
wel eens op een grote kata-
strophe kunnen uitlopen. En
zo is Saul dan tenslotte tot
handelen overgegaan.
Was dat niet heel begrijpe
lijk? En was het althans niet
in Saul te prijzen, dat hij de
strijd tegen de Filistijnen niet
zonder de HEERE aandurfde
Maar Samuël voegt Saul
alleen maar toe: gij hebt zot-
telyk pedaon! Gij zijt m.a.w
een dwaas geweest!
En daarmede heeft hij ook
geen woord teveel gezegd.
Want de vreze des HEEREN
is onder alle omstandighe
den het beginsel der wijsheid.
Wijs had Saul daarom alleen
maar gehandeld, wanneer hij
zich eenvoudig gehouden had
aan de instructie, die hij van
de HEERE ontvangen had.
Ook al was het dan, naar de
mens gesproken, in de gege
ven situatie onverstandig,
langer op de komst va* Sa
muël te wachten.
Zo zullen wij dan, onder
alle omstandigheden, vragen,
naar wat de HEERE wil, dat
wij doen zullen. Ook al zegt
ons door de zonde perdorpen
verstand, dat het onverstan
dig, onvoordelig, onverant
woord is.
Want de vreze des HES-
REN is altijd het beginsel der
wijsheid. Én verstandig ia
daarom de mens, die zich bij
al zjjn doen en laten houdt
aan de instructie, die de
HEERE hem m Zijn Woord
gegeven heeft.
Goes.
A. BORDUK.
dorp. En eens zal heel deze we
reld met dit Woord geconfron
teerd worden en op haar houding
tegenover dit Woord geoordeeld
worden.
Want dat Boek met letters
heeft God nu eenmaal willen ge
bruiken als HET instrument
waardoor de GEEST werkt en de
ZOON heerst, en triumfeert.
En hoe is Christus Zelf tijdens
Zijn omwandelingen op aarde ons
hierin voor gegaan! Lees het
eens na, op hoeveel plaatsen Hij
de Schriften, de Bijbel, (zover
deze toen gereed was), citeerde
en Zich er op beriep. Het „daar
staat geschreven" was als op Zijn
lippen bestorven. Hij hanteerde
het Woord tegen satan, in Zijn
onderwijzing van de jongeren,
Zijn polemieken tegen de Fari-
zeërs en Schriftgeleerden, Zijn
oordeel tegen de ongelovigen, Zijn
zaligsprekingen van de gelovigen.
Tot aan het kruis, waar Hij ver
bloedde in helse smarten, citeert
HU wat er staat geschreven. Hij
leefde uit het Woord, vond Zijn
kracht in het Woord. En dat
Woord houdt stand in eeuwigheid
en zeil geen duimbreed wijken.
Wat dunkt van dat WOORD
We zitte dan wel vroeg in de
donkere dagen. Meschien, as jul-
der dit lezen, dat het weer wat
opgeknapt is, maar op het ogen
blik dat ik dit schrieve, mot ik
met m'n pampiertje vlak teuge
het raam anzitte, anders ken ik
er niks niemedal van zien, ook al
heit de vrouwe het gerdien met
de stok teuge de sponge gezet
om meer licht in te laten.
En nat dat 't is. Je baggert ge-
weun deur het land en de bon
gerd. Je ken er niks meer in be
ginnen. Noe, wat mien betreft
hoef dat ook niet meer. 't Land
werk is zowat gedaan. De bieten
binne gerooid en de errepels in-
gekuuld en het bietje juun dat
ik heb, zit in de ren. En noe dien-
ke we zo langzaaman is an de
slacht te beginnen. Toen ik het
van de weke met me vrouwe der
over begon, zee ze teuge me, ken
jie je nog herinneren van dat vos-
sesoppen van vroeger. Daar hoor
je teugeswoordig niet veul meer
van. En 't was toch wel aorig om
dat mee te maken.
Noe, of ik me dat nog herin
neren kon. Bie me vrouw der
ouweluu thuus deje ze der nog
an. Dat was een ouwe geweunte,
ik dienke wel heel Beveland deur.
As het keutje geslacht was en de
slachter z*n werk gedaan had,
most er eerst bie het geslachte
varreke wat gedronke worden.
„Met 'n zegen op de dooie" zee
de slachter bie ons op 't durp dan
altied. En dan kwamme dezelfde
middag of avond de kennisse bie
mekare om te vossesoppen. Er
most dan van het keutje geproefd
worden. Er wier thee geschonken
met kruudnagels der in en er
kwam eerst een schale met zoete
spul op tafel en dan kwam na de
thee de koffie met belegde butter-
hammen. Er wier volop gepraet
over koetjes en kalvies, de man
nen zatten te roken as schoor
stenen en dan an 't end kwam een
grote schale met rood gestoofde
peren, rapen en errepels en ge
kookt varkesvleis. Alles drievend
in het vet. Het had heerlijk ge
sudderd. En dan kwam daar nog
bie een schale met soppies, dat
ware kleine, stukjes brood, waar
van de korsies afgesneje waren
en die in het vleisnat waren ge
sopt. Mense, wat konne die ouwe
luudjes dan eten. Het vet droop
van der kinnen. Maar dan was ie
er nog niet, want het allerbeste
kwam achteran. Wanneer de
schuttels zowat leeg waren, wier
alles van de tafel geruumd en dan
kwam pas de hoofdschuttel, waar
het eigenlijk om begonnen was.
Een grote schale wier deur de
huusvrouwe midden op tafel ge
zet, en terwiel do mannen nog
het vet van derluu kinne vegende,
keken ze al naar de nieuwe scha
le, waarin heerlijke brokkies van
't keutje laggen. Een mooi keel-
stuk, het hart, het staartje, d»
oren en de pootjes, alles lekker
gesudderd. En dan gong je je
gang maar. En de vrouwe glom
niet beter asdat er an aHe kan
ten maar veul van gegeten wier.
'k Hare het me schoonmoeder nog
zeggen: minse, gaet je gang, 'oor,
't mot allegaere op, 't is zunde as
ter wat van achter biuuft, Noe,
ze gonge derluu gang. Daar man
keerde het deurgaens niet an.
Onze ouwere en grootouwers,
hadden meestal nog geen last an
een zwakke maege en de zenuw»
speulde der ook nog zo geen par
ten. En as 't dan allegaere ach
ter de rug was, langde me schoon
vader d'n Biebel en las een hoofd
stuk er nut voor en dan wier
meestal an een oWerling, die er
ook deurgaans bie was, gevroge
om te eindigen. Noe en dan ble
ven ze nog een tietje met me-
kaere napraete. De stenen pupen
wieren gestopt uit de grote ta
bakspot, die me schoonvader mid
den op de tafel zette en dan gong
de damp er weer in.
't Was wel een angename tied.
Dat ken ik er van zeggen. Het
was een vredige tied. Met het bu-
tenland bemoeide we ons niet- Er
was rust en vrede en de gesprek
ken liepen meestal allenig over
wat er op het durp gebeurde, de
preek van d'n doomnie en over
allerlei dingen uut de omgeving.
Dat was het vossesoppen.
En dat kennen we teugeswoor
dig niet meer. Bie ons in de om
geving teminste niet. Ik weet niet
hoe het op aere plekken in Zee
land gesteld is.
De tieje binno veranderd. Alles
is veul gehaaster en ieder is veul
meer op z"n eigen angewezen. De
samenleving is er niet meer zoas
dat vroegere was. En ik ken niet
zeggen, dat het daarmee vooruut
gegaan is.
Hoe dienke julder daar over?
Je FLIP BRAMSE.
DUITSE „VREDE".
Xn Duitsland ts niet meer,
Het woedende geweer
Heeft alle ding verslonden.
De vrede is dan gevonden.
Want, naar het spreekwoord
[zegt:
Daar niet en is verliest de keizer
[zelf zijn rechtl