FILD FOP BS ons ons tcumumcul WAT DUNKT U? en de JLpttvohibmexi ö/xA houden aan de, iniisuictie. Vrijdag 17 November 1950 T ZEEUWS CF WEEKEND Pagina 4 76. Toen FUo m het wagentje gesprongen was, had hij zich met een verstopt onder het dekzeil, dat de dief over de klok gelegd had. Hij zorgde er voor dat er een kier was, waardoor hij naar buiten kon kijken, want hij wilde graag weten in welke richting ze reden. Het bleek echter al spoedig dat het onbegonnen werk was om te proberen de weg te onthouden. Het was maar een klein kiertje, waardoor Filo maar weinig van de buitenwereld kon zien, terwijl het nog steeds nacht was en de dief paard en wagen met een flinke vaart over de weg joeg. Na een poosje gaf onze vriend het dan ook op en hij nam zich voor alleen maar op te letten wat het einddoel van de rit was. Nu, het duurde nog wel eventjes vóór de dief was waar hij wezen moest. Filo merkte wel, dat het hier een erg afgelegen streek was; voor zover hij zien kon was er geen huis te bekennen en hij voelde dat de weg hoe langer hoe slechter werd; nee, in deze buurt kwamen zeker niet dikwijls men sen! Met grote snelheid reden zij verder en de sjees hobbelde en hotste zo erg, dat Filo zich werkelijk onprettig begon te voelen. „Oef", dacht hij, „ik wou maar dat,er nu een eind aan dit ritje kwam! Ik vind het helemaal niet leuk zo enhé, wacht 'ns, wat zie ik daar? Dat lijkt wel een kasteel!" Ja, het was inderdaad een kasteel, waar de klokkendief zijn buit heen bracht, maar een erg bouwvallig kasteel! Het leek eigenlijk meer op een ruïne en het zag er niet naar uit door een voornaam heer bewoond te worden! Spoedig waren zij het gebouw genaderd en de dief begon vaart te minderen. Filo zag dat zij nu recht op een poort afgingen; hij kroop stilletjes onder het zeil vandaan en hup, juist vóórdat de sjees naar binnen reed, sprong hij er uit! Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. Partij gespeeld in het Jubileum- tournooi van de Schaakclub Os- tende in Juli 1950 door de heren J. Goedbloed (Middelburg) en Calus Sr (Ostende). Een Dameplon-openlng niet een niet dikwijls gespeelde zet. Zwart komt een beetje gedrukt te staan en komt door een actie In het centrum „los" en laat op de 18e zet een aardig en kansrijk offer voorbijgaan. Met de 2Te zet neemt Wit de leiding en komt heel goed te staan. Zwart maakt op de 38e zet een grote fout en verliest een stuk. Wit had daarna weinig moeite meer. Wit: J. Goedbloed. Zwart: Calus Sr, 1. d2dl d7—d5 2. Pblc3 Deze zet wordt niet dikwijls ge speeld, maar ls daarom nog niet slecht. 2e7—e6 3. Pgl—f3 Pg8—f6 4. g2—g3 Lf8b4 5. Lel—d2 Pb8d7 6. a2a3 Lb4 a5 Zwart wil niet ruilen, het ls ech ter de vraag of Lc3: en daarna Pe4 niet beter was geweest. 7. b2b4 Wie A zegt, moet ook B zeggen. 7. Dü5—b6 8. Ld2—g5 Met Pa4 en daarna Tel en c2— c4 had Wit beter komen te staan. 8h7h6 9. Lg5—f4 Tempoverlies. 9g7g5 10. Lf4 o3 a7a6 Een vluchtveld voor Lb6. 11. Lfl—g2 c7c6 Ook voor Lb6. 12. Pc3a4 Dit had op de 8ste zet beter ge weest. Nu heeft het weinig zin. 12Lb6c7 13. Pf3d2 e6e5 Zwart wil lucht hebben en gaat in het centrum beginnen; Wit be gint een tegenactie op de c-lijn. 14. c2c4 e5e4 15. c4-c5 Een ver vooruitgeschoven post die zich niet meer laat verwijderen. 1 50—0 16. 0—0 Hier was h3 om Pg4 te beletten wel beter geweest. 1 6Pf6—g4 17. Ddlb3 f7—f5 18. f2—f3 Pg4Xe3 Aardig en kansrijk was hier Ph2: b.v. Ph2:, Kg2:, f4, gf4; gf4:, Lf2; e3 enz. Op Lgl inplaats van Lf2 volgt Dh4t enz. Zie diagram. 19. Db3Xe3 f5—f4 20. De3b3 e4Xf3 21. TflXf3 f4Xg3 22. h2—h3 Ook hg3: was wel mogelijk. 22Tf8Xf3 23. Pd2Xf3 Dd8—f6 Zwart had beter Pf0 kunnen spe len om Lc8 ook te kunnen ont wikkelen. 24. Db3—e3 Lc7—f4 25. De3e8f Kg8—g7 26. e2-t-e3 Lf4c7 27. Tal—fl Met aardige dreigingen. Wit heeft nu de leiding en komt heel goed te staan. 27Df6—g6 28. De8—e7f Kg7—h8 29. Pa4c3 Nu laat Wit een steek vallen. Aardig was hier Pe5, b.v. Pe5:, Tf8 enz., of Le5; de5; en Wit komt in het voordeel. 29Dg6—g7 30. De7Xg7t Kh8Xg7 31. e3e4 d5Xe4 Diagram. abedefgh Stand na de 18e zet van Zwart. 32. Pc3Xe4 Lc7—f4 33. Pe4d6 Pd7—f6 34. Tfl—el Pf6d5 35. Pd6c4 Beter Te8 enz. 35Lc8—f5 36. Pf3e5 Ta8d8 37. Kgl—fl Pd5—f6 38. Pc4d6 Td8b8 Een grote fout welke een stuk kost. Hier was Lc8 aangewezen. 39. Pd6Xf5t Kg7h7 40. Pe5d3 Kh7—g6 Zwart speelt voor een verloren zaak en rekent wellicht nog op een fout van Wit. Deze geeft ech ter geen kans meer. 41. Pf5—d6 Lf4Xd6 42. c5Xd6 Tb8d8 43. Tel—e6 Kg6—f5 44. Pd3—c5 b7—b6 45. Te6eöt Het klopt alles precies. 45Kf5—g6 46. Pc5—b7 Td8—f5 Met nog een kleine dreiging Pg4f enz. 47. Te5e6 Kg6—f7 48. Te6—e7t Kf7—g6 49. Kfl—gl Tf8—f7 50. Lg2Xc6 Tf7Xe7 51. d6Xe7 Kg6—f7 52. e7e8Dt PfGXeS 53. Lc6Xe8t Kf7Xe8 54. Pb7d6f KeS—d7 55. Pd6e4 Kd7—e6 56. Pe4Xg3 Ke6d5 57. Pg3e2 h6h5 58. Kfl—g2 Kd5e4 59. Kg2g3 b6b5 60. h3h4 g5—g4 61. Kg3—g2 Ke4d5 De Koning mag zich niet verder van de pion wagen, daar deze an ders direct doorgaat. 62. Kg2—f2 Kd5—e4 63. Kf2—el g4—g3 64. Kei—fl Zwart gaf hiermede de hopeloze strijd op. Hier nog een aardig 2-zet pro bleem van H. L. Meijer. Wit: Kd5, Tf5, Th5, Lg5, pion nen 92, g7. Zwart: Kg4, pionnen g3, g6. Oplossing is als volgt: g7— g8P! De beste profeet van de toe komst is het verleden. Wij leven meer in ons verlangen dan in wat wij tot stand hebben gebracht. Een voorbeeld werkt tienmaal meer uit dan een les. De vreugde veralgemeent, de smart individualiseert de mens. Liever één goede vijand dan tien onbeduidende vrienden. bie plaetjes en praetjes De wereld zit raar in mekaar. Dat weten we allemaal en vaak zeggen we tegen elkander: waar gaat het heen? Dikke boeken vol wijsheid zijn geschreven over eco nomie en staathuishoudkunde enz. Maar nergens las ik de zaak zo klaar en helder en kort en bondig als de Chicago Herald het eens schreef in het volgende beeld: Plaatst honderd mensen op een eiland waar vis het hoofdbestand deel van het dagelijks onderhoud vormt Vijf en twintig man vangen de vis. Vijf en twintig anderen ma ken de vis schoon. Vijf en twintig anderen koken de vis. En de an dere vflf en twintig kweken groenten en fruit. Zo lang als iedereen werkt en zijn plicht doet is er ruim vol doende, Ze zijn dan ook allemaal tevreden. Dan; tien van de aangewezen vissers staken met de visvangst Tien anderen drogen en verber gen een gedeelte van de vis, die zij vangen. De vijf anderen gaan voort met de visvangst maar werken voort aan slechts een gedeelte van de dag. Er komt natuurlijk minder vis in de gezamenlijke ketel voor de gemeenschap van de honderd mensen. Maar hetzelfde aantal mensen staat er op, dat het 't zelfde kwantum vis te eten krijgt ais zij voordien had. De vijftig mensen, die vroeger de vis schoonmaakten en kookten, hebben minder te doen, doordat er minder vis is. Maar zij blijven doorgaan met het kwantum voed sel te vragen, zoals zij voordien hadden. Langzamerhand worden er zwaarder lasten gelegd op de vijf en twintig mensen, die fruit en groenten verbouwen. Deze gaan nu een groter deel vis vragen in beloning voor het zwaardere en meerdere werk dat zij te doen krijgen. Dit wordt geweigerd en spoedig gaan twintig van de vijf en twintig in staking en telen geen fruit en groenten meer. Maar het gehele aantal van honderd mensen gaat door met zjjn recht op eten te eisen. De dagelijkse voorraad aan voe dingsmiddelen slinkt geleidelijk aan. De man, die twee vissen heeft, gaat drie bananen eisen in ruil voor één vis. De man die twee bananen heeft, weigert te delen met iemand die minder dan drie vissen kan verschaffen. Tenslotte worden de tien man, die nog aan het werk gebleven waren het ook volkomen zat in die chaos te blijven werken en staken in grote misnoegdheid. Maar iedereen blijft doorgaan eten te verlangen. De verborgen, gedroogde vis wordt ontdekt en opgegeten. Dan komt tenslotte de dag dat er geen voedsel meer is, noch vis noch fruit of groente. En ieder een op het eiland geeft ieder an der er de schuld van. En wat is nu de oplossing? De vraag stellen is haar be antwoorden! Want ieder normaal denkend mens weet, dat men niet kan eten, kopen, verkopen, stelen, weggeven, oppotten, dragen, ge bruiken enz. WAT ER NIET IS! Wat dunkt u van zo'n kinder lijk eenvoudig stukje economie (dat betekent huishoudkunde). Als de wereld maar eens wilde leren, en Lieftinck voorop! Die zoekt ook nog liever naar de vis die hier en daar nog verborgen kan zitten, dan dat hij tot de, mensen gaat zeggen: gaan jullie allemaal eens een uurtje langer per dag aan het werk, want dat is gezond en dan komt er vanzelf weer vis op tafel. De eenvoudigste dingen zijn vaak het moeilijkst toe te passen, vooral voor staatslieden, die de waarheid niet zeggen durven. •Ja, die verdeling van de goede ren houdt heel wat in. Dat onder vond ook de rechter in een Ame rikaans plaatsje, die een slager te veroordelen had, omdat hij ko- nijnensaueüsjes verkocht, waar paardenvlees in bleek te zijn ver werkt. Natuurlijk kun je de men sen wel een poosje bedriegen, maar niet voor altijd. Dus brach ten ze hem voor de rechter en die vroeg: Hoeveel paardenvlees hebt ge wel door uw saucijsjes verwerkt? Och, ongeveer fifty-fifty, zei de man. Wat bedoel je met dat fifty- fifty? vroeg de rechter. Wel vijf konijnen tegen vijf paarden, was het antwoord. Die man had bepaald het stukje van de Chicago Herald over die 100 man op dat eiland nog niet gelezen. Maak er eea moment-opname van behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 17 Nov. 1950 No. 1717 Exploitantc Oosterbaan Le Cointre N.V., Goes eei/u/sc// u/eexe/YD DIT DE SCHRIFT Het moderne leven in het wes telijk wereld-halfrond brengt ons hoe lager hoe meer een christen dom zonder Bijbel. Wanneer we dit zeggen bedoe len we niet, dat dit christendom de Bijbel niet meer leest en er niet meer uit predikt. Maar we bedoelen, dat dit christendom niet meer gelooft in de Bijbel als on feilbare Waarheid, waarin God Zelf spreekt tot de mens, waar onder de mens zich dus zonder reserve met de allerdiepste eer bied te bukken heeft. Velen maken van de Bijbel een goed, humanistisch boek, waarin Gods waarheid wel besloten ligt, maar waar tegenover de auto nome mens toch een objectief standpunt dient in te nemen. Dat Woord acht men onderworpen aan de kritiek van de mens. Anderen geloven wel in de Bij bel, maar niet als uitsluitende openbaring Gods tot zaligheid. God werkt immers ook onmiddel lijk, zonder het Woord, zegt men dan. Nu hebben onze vaderen in het tijdperk van de grote Kerkher vorming niet nagelaten op een duidelijke en voor geen tweeërlei uitlegging vatbare wijze hun be lijdenis aangaande Gods Woord vast te leggen. Dat was in hun tijd ook drin gend nodig, net zo hard als het nu nodig is. Immers Rome h'ad ook wel de Bijbel, maar plaatste daarnaast en vaak er tegenover de menselijke traditie en beleed, dat God naast de Bijbel zich ook op andere wijze nog wel open baarde, via de geestelijkheid b.v. De dwaze dogmatisering van de z.g. Maria-hemelvaart is er nog een gevolg van. Daartegenover hebben onze va deren beleden (Art. 11 Ned. Gel. Bel.): „Want dewijl het verboden is van de Woorde Gods iets toe of iets af te doen, zo blijkt daar uit wel, dat de leer daarvan zeer volmaakt en in alle manieren vol komen is. Men mag ook generlei mensenschriften, hoe heilig zij ge weest zijn, gelijk stellen met de Goddelijke Schrifturen, noch de gewoonten met de Waarheid Gods (want de Waarheid is boven al les) noch de grote menigte, noch de oudheid, noch de successie van tijden of personen, noch de conci liën, decreten of besluiten, want alle mensen zijn uit zich zeiven leugenaars en ijdeler dan de ijdel- heid zelve. Daarom verwerpen wij van ganser harte al wat met deze onfeilbare regel niet overeenkomt, gelijk ons de Apostelen geleerd hebben, zeggende: Beproeft de geesten of zij uit God zijn. Insge lijks: Indien iemand tot ulieden komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis..." Deze taal is wel duidelijk. Trouwens onze vaderen waren gewoon de dingen bij hun naam te noemen en zij hebben er de Kerk door gebouwd. Er zijn vandaag heel wat men sen, die zich kinderen van de gro te Kerkhervorming blijven noe men, maar ten aanzien van Gods Woord dit standpunt der vaderen niet meer innemen, niet beseffend, dat zij daarmee in wezen het hart der Kerkhervorming loochenen. Dit is in de grond der zaak de wortel van de ellende, waarmee het Christendom vandaag te tob ben heeft. Men stikt als het ware in de problematiek. Dikke boeken worden volgeschreven over de „nood der Kerk", congressen worden belegd, kranten er over vol geschreven, organisaties er voor opgericht, alles om de af brokkeling en de innerlijke ver wording van het Christendom te keer te gaan. Maar dit éne ziet men niet dat de alles beheersende vraag vandaag is geworden Wat dunkt u van het WOORD GODS Christus stelde de vraag aan zijn jongeren „Wat dunkt u van de Christus? Wiens Zoon is Hij?" Het is dezelfde vraag die vandaag nog brandt van actualiteit, maar dan getransponeerd in: „Wat dunkt u van het WOORD?" Want het Woord i s Christus, dat Woord is inHem vlees geworden en heeft onder ons gewoond. Maar dat WOORD eist dan ook de diepiste eerbied, d.w.z. een aan vaarden zonder kritiek (waarmee we natuurlijk geen t e k s tkritiék bedoelen) een eerbiedig aanvaar den van dat hele Boek, van Gene sis tot Openbaringen, ais de éne Openbaring van God, die onfeil baar, volkomen, eeuwig blijvend is. Er is op deze wereld maar één ding dat volstrekt onfeilbaar is, dat is het Woord. Het is dus niet zo, dat Gods Woord in de Bijbel in-zit, neen de Bijbel IS het Woord. Wanneer ge de Bijbel leest, spreekt God Zelf tot U, precies op dezelfde manier als Christus sprak tot zijn discipelen, tot Maria en Martha, tot Nicode- mus, tot de moordenaar aan het kruis, tot Pilatus. Er is geen we zenlijk verschil tussen Zijn spre ken toen tot de mensen en Zijn spreken nu tot u door de Bijbel. Zo luidt de belijdenis onzer va deren. Maar daarbij hebt ge dan wel diep doordrongen te zijn van het geweldige feit, dat dit spreken ook altijd hoogst accuut is, het is ultimatief, het is geladen met het zwaarste dynamiet, net een ener gie die van de eeuwigheid is. Dat Woord keert nooit ledig terug. Als Christus tot Pilatus spreekt of tot Judas is dat be slissend tot in alle eeuwigheid. Evengoed als Hij spreekt tot Magdalena en de moordenaar aan het kruis. Hebt ge daarbij wel eens stil gestaan, als ge thuis in uw gezin de Bijbel leest? Door dat Woord, dat Boek met letters en hoofd stukken, dat papier, waarop het gedrukt staat, werkt de Geest Gods, Die Zich altijd aan het Woord bindt en zonder dat Woord nooit werkt. Lees maar eens wel ke heerlijke dingen de Apostel Petrus hierover zegt. En zoals dat Woord nu in uw persoonlijk leven werkt, zo werkt het ook in uw huwelijks- en ge zinsleven, in uw verhoudingen van elke dag tot andere mensen, in uw bedrijf of arbeid. Zo werkt het in de Kerk, op de school, in de wetenschap, de maatschappij, de cultuur, de politiek, de staatkun de, de internationale verhoudin gen. Dat Woord beheerst geheel deze wereld. Die Bijbel met die letters, neem het maar zo con creet mogelijk. Want wel kunnen de wereld machten die Bijbel negeren, er om lachen, als om oudwijfse fa belen, dat Woord blijft desniet tegenstaande heersen, spreekt naar twee richtingen: spreekt za lig en verdoemt. Heerst op de vergaderingen van de UNO, van de Veiligheidsraad, van het At- iantic-pact, in het Kremlin en het Witte Huis, in China en op uw Wordt Saul hier niet te streng door Samuël aange pakt? Had Samuël niet wat meer begrip voor de situatie kunnen tonen? Zeker, Saul had van de HEERE de instructie ontvan gen, om te Gilgal zeven dagen lang op de komst van Sa muël te wachten, en niet te offeren, voordat deze profeet des HÉEREN tot hem geko men was. Nu. Saul heeft zeven dagen getoefd. Maar toen Samuël op zich wachten liet, heeft hij het in de gegeven omstandig heden niet meer verantwoord gevonden, het brengen van het offer nog langer uit te stellen. Ieder ogenblik kon den toch de Filistijnen de aanval beginnen; en wanneer dan de strijd moest beginnen, zonder dat men, door het Toen zeide Samuël tot Saul: gij l*ebt zottclgk gedaan; gij hebt het gebod non de HEERE, Uw God, niet ge houden, dat Hij u geboden heeft 1 Som. 13 13a. brengen van een offer, de HEERE gunstig had gestemd, dan zou heel de onderneming wel eens op een grote kata- strophe kunnen uitlopen. En zo is Saul dan tenslotte tot handelen overgegaan. Was dat niet heel begrijpe lijk? En was het althans niet in Saul te prijzen, dat hij de strijd tegen de Filistijnen niet zonder de HEERE aandurfde Maar Samuël voegt Saul alleen maar toe: gij hebt zot- telyk pedaon! Gij zijt m.a.w een dwaas geweest! En daarmede heeft hij ook geen woord teveel gezegd. Want de vreze des HEEREN is onder alle omstandighe den het beginsel der wijsheid. Wijs had Saul daarom alleen maar gehandeld, wanneer hij zich eenvoudig gehouden had aan de instructie, die hij van de HEERE ontvangen had. Ook al was het dan, naar de mens gesproken, in de gege ven situatie onverstandig, langer op de komst va* Sa muël te wachten. Zo zullen wij dan, onder alle omstandigheden, vragen, naar wat de HEERE wil, dat wij doen zullen. Ook al zegt ons door de zonde perdorpen verstand, dat het onverstan dig, onvoordelig, onverant woord is. Want de vreze des HES- REN is altijd het beginsel der wijsheid. Én verstandig ia daarom de mens, die zich bij al zjjn doen en laten houdt aan de instructie, die de HEERE hem m Zijn Woord gegeven heeft. Goes. A. BORDUK. dorp. En eens zal heel deze we reld met dit Woord geconfron teerd worden en op haar houding tegenover dit Woord geoordeeld worden. Want dat Boek met letters heeft God nu eenmaal willen ge bruiken als HET instrument waardoor de GEEST werkt en de ZOON heerst, en triumfeert. En hoe is Christus Zelf tijdens Zijn omwandelingen op aarde ons hierin voor gegaan! Lees het eens na, op hoeveel plaatsen Hij de Schriften, de Bijbel, (zover deze toen gereed was), citeerde en Zich er op beriep. Het „daar staat geschreven" was als op Zijn lippen bestorven. Hij hanteerde het Woord tegen satan, in Zijn onderwijzing van de jongeren, Zijn polemieken tegen de Fari- zeërs en Schriftgeleerden, Zijn oordeel tegen de ongelovigen, Zijn zaligsprekingen van de gelovigen. Tot aan het kruis, waar Hij ver bloedde in helse smarten, citeert HU wat er staat geschreven. Hij leefde uit het Woord, vond Zijn kracht in het Woord. En dat Woord houdt stand in eeuwigheid en zeil geen duimbreed wijken. Wat dunkt van dat WOORD We zitte dan wel vroeg in de donkere dagen. Meschien, as jul- der dit lezen, dat het weer wat opgeknapt is, maar op het ogen blik dat ik dit schrieve, mot ik met m'n pampiertje vlak teuge het raam anzitte, anders ken ik er niks niemedal van zien, ook al heit de vrouwe het gerdien met de stok teuge de sponge gezet om meer licht in te laten. En nat dat 't is. Je baggert ge- weun deur het land en de bon gerd. Je ken er niks meer in be ginnen. Noe, wat mien betreft hoef dat ook niet meer. 't Land werk is zowat gedaan. De bieten binne gerooid en de errepels in- gekuuld en het bietje juun dat ik heb, zit in de ren. En noe dien- ke we zo langzaaman is an de slacht te beginnen. Toen ik het van de weke met me vrouwe der over begon, zee ze teuge me, ken jie je nog herinneren van dat vos- sesoppen van vroeger. Daar hoor je teugeswoordig niet veul meer van. En 't was toch wel aorig om dat mee te maken. Noe, of ik me dat nog herin neren kon. Bie me vrouw der ouweluu thuus deje ze der nog an. Dat was een ouwe geweunte, ik dienke wel heel Beveland deur. As het keutje geslacht was en de slachter z*n werk gedaan had, most er eerst bie het geslachte varreke wat gedronke worden. „Met 'n zegen op de dooie" zee de slachter bie ons op 't durp dan altied. En dan kwamme dezelfde middag of avond de kennisse bie mekare om te vossesoppen. Er most dan van het keutje geproefd worden. Er wier thee geschonken met kruudnagels der in en er kwam eerst een schale met zoete spul op tafel en dan kwam na de thee de koffie met belegde butter- hammen. Er wier volop gepraet over koetjes en kalvies, de man nen zatten te roken as schoor stenen en dan an 't end kwam een grote schale met rood gestoofde peren, rapen en errepels en ge kookt varkesvleis. Alles drievend in het vet. Het had heerlijk ge sudderd. En dan kwam daar nog bie een schale met soppies, dat ware kleine, stukjes brood, waar van de korsies afgesneje waren en die in het vleisnat waren ge sopt. Mense, wat konne die ouwe luudjes dan eten. Het vet droop van der kinnen. Maar dan was ie er nog niet, want het allerbeste kwam achteran. Wanneer de schuttels zowat leeg waren, wier alles van de tafel geruumd en dan kwam pas de hoofdschuttel, waar het eigenlijk om begonnen was. Een grote schale wier deur de huusvrouwe midden op tafel ge zet, en terwiel do mannen nog het vet van derluu kinne vegende, keken ze al naar de nieuwe scha le, waarin heerlijke brokkies van 't keutje laggen. Een mooi keel- stuk, het hart, het staartje, d» oren en de pootjes, alles lekker gesudderd. En dan gong je je gang maar. En de vrouwe glom niet beter asdat er an aHe kan ten maar veul van gegeten wier. 'k Hare het me schoonmoeder nog zeggen: minse, gaet je gang, 'oor, 't mot allegaere op, 't is zunde as ter wat van achter biuuft, Noe, ze gonge derluu gang. Daar man keerde het deurgaens niet an. Onze ouwere en grootouwers, hadden meestal nog geen last an een zwakke maege en de zenuw» speulde der ook nog zo geen par ten. En as 't dan allegaere ach ter de rug was, langde me schoon vader d'n Biebel en las een hoofd stuk er nut voor en dan wier meestal an een oWerling, die er ook deurgaans bie was, gevroge om te eindigen. Noe en dan ble ven ze nog een tietje met me- kaere napraete. De stenen pupen wieren gestopt uit de grote ta bakspot, die me schoonvader mid den op de tafel zette en dan gong de damp er weer in. 't Was wel een angename tied. Dat ken ik er van zeggen. Het was een vredige tied. Met het bu- tenland bemoeide we ons niet- Er was rust en vrede en de gesprek ken liepen meestal allenig over wat er op het durp gebeurde, de preek van d'n doomnie en over allerlei dingen uut de omgeving. Dat was het vossesoppen. En dat kennen we teugeswoor dig niet meer. Bie ons in de om geving teminste niet. Ik weet niet hoe het op aere plekken in Zee land gesteld is. De tieje binno veranderd. Alles is veul gehaaster en ieder is veul meer op z"n eigen angewezen. De samenleving is er niet meer zoas dat vroegere was. En ik ken niet zeggen, dat het daarmee vooruut gegaan is. Hoe dienke julder daar over? Je FLIP BRAMSE. DUITSE „VREDE". Xn Duitsland ts niet meer, Het woedende geweer Heeft alle ding verslonden. De vrede is dan gevonden. Want, naar het spreekwoord [zegt: Daar niet en is verliest de keizer [zelf zijn rechtl

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5