Bij ons iliuis Om ZEELAND TE GENT MINDER SLANK i£ll Vrijdag 27 October 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. De Ned. Dambond zal in 1951 herdenken het 40-jarig bestaan. Wat zal dat voor de „aangesloten" leden betekenen? Honderd Zeeuwse dammers zul len uitgenodigd worden naar Am sterdam te komen, om tegen 100 dammers een wedstrijd te spelen uit een andere provincie. Deze dag is bepaald op Hemel vaartsdag, waar dan 1200 dam mers uit geheel Nederland zullen samenkomen. Ook de jeugd zal bij de herden king van dit lustrum niet verge ten worden. Het ligt in de bedoeling om in de Paasvacantie een jeugdtour- nooi te organiseren, waar dan zul len uitkomen tegen elkaar, van elke provincie de jeugdkampioen. Het is vanzelfsprekend dat voordien dus provinciale jeugd kampioenschappen georganiseerd zullen worden. Wie kan daar aan deelnemen? Iedereen! Mits de leeftijd van 21 jaar nog niet is bereikt. Men behoeft dus geen lid te zijn van een vereniging. Nu reeds kan men zich opgeven, plaatselijk daar waar een vereni ging is gevestigd, aan een der be stuursleden en ook kunt U mij schrijven, als deelnemer in te schrijven. De kosten die een en ander met zich zullen medebrengen, kunnen nooit een bezwaar zijn. De Prov. kampioen zal gratis aan het Ned. Jeugd Tournooi'kun nen deelnemen en bij voldoende deelname zal in de provincie in groepen worden gespeeld b.v. groep Walcheren, groep Zd.- en Nd.-Beveland etc. de kampioenen van die groepen zullen tegen elkaar uitkomen en ook de kosten daaraan verbonden zullen door de organisatie betaald worden. Kan de jeugd nu nog mooier ge legenheid geboden worden om met de damsport kennis te maken, de denksport bij uitnemendheid? Lichamelijke sport staalt spie ren denksport scherpt uw ver stand. We zullen beginnen met wat lichte kost. Ter oplossing. Zw. 6 schijven op: 12, 13, 24, 25 31 33 Wit 6 schijven op: 28, 39, 42, 43, 45, 50. Zw. 7 schijven op: 9, 10, 17, 19, 20 22 25. Wit 7 schijven op: 26, 31, 33, 34, 37, 38, 40. De samensteller van beide vraagstukken is de heer N. Cor- stanje, Vlissingen. Voor beide geldt: wit begint en wint. Zijn talent nuttig maken eist wederom talent. Geen hartstocht werkt storen- der op de zuiverheid des oordeels dan toorn. Geen schoner erfenis dan de zoon te zijn van een voortreffelijk vader. Het ongeluk van spreuken is, dat men ze voor anderen maakt, en zelden voor zichzelf. Uit de party. Zw. 2, 3, 6, 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 19, 20, 24, 26. Wit 22, 28, 29, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 43, 45, 48. Wit heeft als laatste zet ge speeld 32—28, kennelijk met een bedoeling, toch ging zwart er op inen had berekend, dat in dien wit de combinatie uitvoerde dit voordeel zou brengen. Heeft zwart het goed gezien? Wat speelde zwart? Wat volgde er van wit? Zeer gaarne zien we oplossingen van alle vraagstukken tegemoet. Tevens stellen wij prijs op problemen en partijen, eind spelen en partij-standen. Bij ge bleken geschiktheid worden ze ge plaatst. Alle correspondentie te richten aan het redactie-adres. S. Men kan nergens poëzie vinden, wanneer men die niet zelf in zich ronddraagt. Weinig zaken zijn zó goed, dat zij door goede reclame nog niet beter zouden kunnen worden. De uitzondering van heden is meestal de regel van morgen. Een eenzijdig leven is maar half, eerst in het samenleven komt ieders leven tot zijn volle ontplooiing, haar goede en kwade kant. Ook de slaaf heeft zijn ijdel- heid; hij wil slechts gehoorzamen aan de grootste despoten. Onze' smarten vervelen hen, die zij niet bedroeven. Om smaak te hebben moet men een ziel hebben. Wie aan 's levens oppervlakte blijft, wordt het leven moe. Bio-emm in Piuió. CHRYSANTHEN. De herfst is wel bijzonder mooi. De kleuren, eerst fel en tintelend, worden nu voller en rijper, zach ter en harmonieuzer. En de chry- santh is juist een van de herfst bloemen, die we erg waarderen, vooral om haar grote houdbaar heid. En die hebben ze alleen maar ais ze goed behandeld wor den. De gewone bosjes chrysan then worden pas goed na half September. Voordien is het meest al nog te warm en worden ze vlug slap. De grootbloemige soorten moeten zeer voorzichtig behan deld worden. Als ze uitvallen, ligt dat meestal aan te ruw behande len. Het is daarbij net als bij een kwast: gaan er een paar haren uit, dan valt de hele kwast uit. Oppassen dus er mee. Ze moeten goed diep in het waten staan, de stelen schuin afgesneden of onder water afgebroken. Gaan ze toch hangen door tocht of warmte plaats ze dan donker en koel in diep water. Ze halen het dan meestal weer op als het direct ge beurt. Zit er erg veel blad aan, dan kunt u gerust hier en daar een blad uitbreken. SANDERSE. Ook als we dikker zijn dan we eigenlijk graag zouden willen, doen we ons best om zo goed mo gelijk gekleed te gaan. Het is voor zwaardere figuren echter vaak moei lijk, passende kleding te vinden; vooral de confec tie is nog te weinig inge steld op grote maten. Meestal is de sortering voor de kleinere maten veel groter, zodat vele minder slanke dames hun toevlucht hebben geno men tot het zelf maken van haar toiletten. Met een goed patroon is dit dankbaar werk, en is het veruit aan te bevelen bo ven het kopen van iets, dat minder goed past. De afgebeelde japon is slankkledend en smaakvol, terwijl de zomerse, tegen elkaar gesloten completmantel er een goed geheel mee vormt. K 4133/14. Deze complet-mantel heeft een sterk getailleerde lijn, en sluit middenvoor met een strik tegen elkaar. De geschulpte kraag geeft het model een apart cachet. De mouwen zijn glad ingezet. De rok bestaat uit klokkende banen, die een voortzetting zijn van de delen van het lijfje. Benodigd voor 112 cm. bovenwijdte c.a. 3.55 m. stof van 140 cm. breedte. K 4134/14. De japon kan behalve van effen stof even goed van een genopte of gestreepte stof worden vervaardigd, mits het dessin rustig en evenwichtig is. De rok bestaat uit klokkende banen en is met kno pen gegarneerd. De kraag sluit schuin over elkaar. Benodigd voor 120 cm. bovenwijdte 5.50 m. stof van 90 cm. breedte. De knippatronen van deze modellen zijn a f 0.95 (uitsluitend per post wissel) bij Bella Patronen Service, Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht te bestellen. K 4133/14 is verkrijgbaar voor de bovenwijdten 102, 112 en 120 cm. K 4134/14 voor 114. 120 en 126 cm, bovenwijdte. bitifl II llllü 1.1 III iiHilll bie plaetjes en praetjes Dat er in sommige landen in de kerken vreemde gewoonten kun nen bestaan las ik onlangs. Er was namelijk in de Staat Alaba ma in de Verenigde Staten van Amerika een heersende gewoonte, dat de predikant de bruid altijd een kus geeft, nadat het huwelijk voltrokken is. Maar nu wilde het geval, dat er een jonge bruid was, die er tegen op zag door de predikant gekust te worden en zij vroeg daarom aan haar toekomstige echtgenoot of hij bij de afspraak, die hij ging maken met de predikant inzake hun huwelijksvoltrekking, wilde vragen van de gewoonte af te zien om zijn bruid te kussen, daar deze helemaal niet gesteld was op die gewoonte. Als een goed toekomstig echt genoot voldeed de bruidegom daar natuurlijk aan. En toen hij weer terug kwam bij zijn bruid, na het afgelegde bezoek, vroeg de bruid: Zeg, Frank heb je de dominé verteld, dat ik er niet op gesteld was, dat hij mij kuste, na de hu welijksvoltrekking Natuurlijk, Marie, heb ik dat gedaan, gaf hij ten antwoord. En wat antwoordde hij daar op? vroeg ze. Wel, zei de bruidegom, nij zeide, dat hij in dat geval slechts de helft van het vastgestelde be drag voor de huwelijksvoltrekking zou vragen. Het bleek dus in dat geval dat de dominé zelf ook niet zo erg ge steld was op die gewoonte, tenzij, natuurlijk, maar dat durven we geen eens te veronderstellen, ten zij de bruid hem hejemaal niet tot hét geven van de kus noopte. En de bruidegom kwam er bovendien nog met een koopje af. Zo kunnen ingewortelde ge woonten, de mens last en displei- zier geven zonder dat het nodig is, wanneer beide partijen maar even de moeite nemen er samen eens over te praten. Nu we het toch over predikan ten hebben, valt mij dat geval van een Schotse dominé te binnen, die eens op een donkere avond in een diepe kuil terecht kwam, waar hij zonder hulp niet meer uit kon ko men. Hij begon er dus danig op los te schreeuwen en om hulp te roepen en tenslotte hoorde een landarbeider hem schreeuwen en kwam als een goed gemeentelid en hulpvaardig mens op hem af. De dominé vertelde hem hoe hij in die diepe kuil was terecht ge komen en vroeg hem er zo snel mogelijk uit te helpen. Wel, zei de landarbeider, ik wil uwes graog hellepe, maar uwes behoef toch niet zoveul la waai te schoppen, want uwes is niet nodig in de gemeente voor dat het Zundag is en het is nou pas Woensdagavond. De man had dus blijkbaar niet zoveel respect voor het werk dat zijn dominé door de week t.e doen heeft. Trouwens het passen op zijn dominé is niet iedereen gegeven en het is maar goed dat de meeste predikanten een zorgzame huis vrouw hebben, die goed voor hen zorgt. Dat was ook het geval met Ds De Wilde, die bekend stond als een zeer slordig man op zijn kle ding en aangezien de vrouw daar van meestal de schuld krijgt, en de dominé meestal ook maar heel slordig op de kansel verscheen, meende zijn echtgenote hem een handje te moeten helpen. Bij de afkondigingen, las hij van zijn briefje, voor de preek begon voor: „Donderdagavond zal de vrouwenvereniging precies om acht uur samen komen", en (in één adem las hij verder): „je stropdas zit natuurlijk weer hele maal scheef, trek hem alsjeblieft een beetje rechtDat laatste was natuurlijk door zijn vrouw er bij geschreven bij wijze van voet noot en privé voor hem bedoeld toen hij op de kansel stond, maar daar had hij pas erg in toen het te laat was. Dat zijn van die misverstanden, die je in een vreemde positie kun nen dringen. Maar die inbreker handelde eveneens uit een ongelukkig mis verstand, toen hij bij een eenzaam predikant inbrak, midden in de nacht en met zijn mes voor hem ging staan, en dreigend riep: „Als je je verroert zijt gij een kind des doods, ik heb dringend geld nodig en kom het hier zoeken waarop de dominé kalm ant woordde: Laat mij er uit komen en een licht aansteken, dan kunnen we samen gaan zoeken. De dominé was blijkbaar niet bevreesd, dat zij iets zouden vinden. Trouwens, daatyoor moet men ook niet in een pastorie zijn, doorgaans. Een inbreker diende dat te weten. Dan was die ouderling er beter achter, die zijn dominé, die ook maar van een schraal traktement moest leven, eens te eten vroeg, by het verorberen van een heer lijke vette gans. De dominé at, dat het vet langs zijn kin liep en vroeg al smullend - Maar apropos, Pieterse, waar heb je eigenlijk die gans vandaan gehaald? Waarop de ouderling ten antwoord gaf: Dat moest u nu eigenlijk niet vragen, domi né. Als ik eens een goede preek van u hoor, vraag ik u toch ook niet waar u die nu eigenlijk wel vandaan had, niet Waarop de dominé het ant woord schuldig bleef, waarschijn lijk, omdat hij juist weer een vette kluif in de mond gestoken had. En dat is wat ik van dominees weet te vertellen, maar eerlijk heidshalve moet ik er aan toe voegen, dat ik het meeste maar „van horen zeggen" heb. Een ieder kan er dus het zijne van denken. mi- ■joH 'k Vermoed dat we precies in het midden zijn van het stuk dat Bob juist bezig is te verzwelgen. TamiUeUad 'f behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrydag 27 Oct. 1950. No. 1699 Exploitantc Oosterbaan Le Cointre N.V„ Goes eei/u/scH u/eexem UIT DE SCHRIFT. Het is een waar feest, de (deze week alweer gesloten) Zeeuwse tentoonstelling üezocht te hebben. Over het algemeen stel ik, door de ervaring geleerd, mijn ver wachting van wat tentoonstellin gen bieden, niet zeer hoog. Meest al zijn ze tendentieus, oi worden door factoren geleid, die de ob jectiviteit in een hoek dringen. Maar dat was ditmaal volstrekt niet het geval. Wat Gent te zien gaf was pre- sentatief voor de provincie zee land. Wanneer er een opmerking gemaakt moet worden, zou opge merkt kunnen worden, dat net geestelijk kerkelijk element, dat speciaal de bevolking van Zee land door de eeuwen heen be heerst heeft en haar geschiedenis zowel als haai- cultuur gestempeld heeft, te veel ontbrak. Maar we ontveinzen niet de moeilijKheid om juist dit a os tract element op een tentoonstelling tot genoeg zame uitdrukking te brengen. En het is beter het geheel te elimine ren dan het op onjuiste manier te presenteren. Maar een féést was de rond gang door het mooie tentoonstel lingsgebouw te Gent. Er is al genoeg over gezegd in de pers, zodat we ons ontneven achten er nog eens een verslag van te geven. We willen slechts op één ding wijzen: wanneer deze tentoonstel ling ons iets geleerd kan hebben dan is het dit, dat ons volk in de historie groot geworden is, in alle dingen waarin een klein volk groot kan zijn, alléén door de ge zonde en stoere kracht van de locale delen. In een tijd, waarin alles van centralisatie en unificatie ver wacht wordt, mag dit nog wel eens onder de aandacht worden gebracht. Er is in de laatste de cennia nog al eens gesmaald op het „provincialisme", de achter lijkheid van het plaatselijk ge west, maar Zeeland leert ons, uat het geheel nooit is kunnen worden zonder de innerlijke geestelijke kracht van de delen. De uniformi teit is de vloek van het moderne leven, heeft eens iemand gezegd, nu reeds jaren geleden. Wij voe gen er aan toe: de zegen van het volk is de gezonde geestelijke, conservatieve kracht van het lo cale gewest. Wat kan een mens al niet pres teren wanneer hij in levend con tact gelaten wordt met zijn bo dem, waaruit hij genomen is. Men staat eenvoudig verbaasd over hetgeen onze Zeeuwse vaderen in het bloeitijdperk onzer geschiede nis aan geestelijke, culturele en kunstzinnige goederen hebben tot stand gebracht. Het scheppend vermogen, dat zich manifesteerde in architectuur, beeldhouwwerk, schilderkunst en literatuur is een voudig verbluffend voor de arme, geünificeerde en van een vreemd centraal punt uit gedrilde twin tigste eeuwse menkf Dat een groepje mensen, dat slechts en kele tientallen duizenden beliep, in staat bleek bouwwerken als het Middelburgse Stadhuis, de Veer- se kathedraal, Gobelins, kant werk, schilderstukken, dichtwer ken te creëren, zoals Gent thans te zien gaf, is eenvoudig voor ons besef niet meer te realiseren. Wij zijn er onbeholpen bloedarm en stumperig bij. Wanneer we niet onze moderne techniek, onze knappe uitvindin gen, die nog veel van onze geeste lijke leegheid en impotentie ca moufleren, tot onze beschikking hadden, zouden we als dwergjes tegenover deze reuzen van ons bloeitijdperk in 't niet verdwijnen. Gent kan ons leren, dat een volk tot machtige dingen in staat is, wanneer men het maar betijen laat in innerlijk verband met zijn bodem en van buitenaf niet dwin gend ingrijpt op de onwijze, be griploze manier, zoals de naar centralisatie hunkerende mens van deze eeuw alles van uit het centrum regeren wil. Maar toen, al gaan onze ogen hiervoor open, tot de diepste grond van het geheimenis dezer oer-kracht in liet Zeeuwse volk dringen we niet door, tenzij we ook gaan zien, wat juist op deze tentoonstelling, zoals we reeds op merkten, het allerminst de plaats bezette waar het recht op had: Het vroom-kerkeüjke leven on zer Zeeuwse vaderen. Daar liggen de wortels. Zij hebben in hun worsteling tegen Rome's geweld, gezegevierd, omdat zij weer teruggrepen naai de Bijbel, als het geopenbaarde, feilloze Woord van God. Zij heb ben door de eeuwen heen, met hun Zeeuwse lievelingsdichter „Vader Cats", de Statenbijbel op het hoekplaatsje van de schoor steenmantel gehad. En in hun rotsvast geloof in deze geopen baarde Waarheid, die van Boven is, hebben zij Zeeland, godsdiens tig, cultureel en daardoor ook economisch gemaakt wat er van werd. Dat de 20ste eeuwse mens hoe langer hoé meer voor dit alles beheersende feit de ogen gaat sluiten, is zijn armoe en zal op de duur zijn ondergang zijn te vens. Wilt ge het diep geheimenis van Zeelands groot verleden verstaan, buig dan met ZeSlands vroomste dichter diep in het stof voor de „Heer der heren" en ga iets be grijpen van dat schoonste vers van deze Zeeuw, door hem ge dicht in 1585 in een uiterst moei lijke tijd voor ons vaderland, toen Parma, Antwerpen, Gent, Brussel, Mechelen en Nijmegen veroverde: O Heer, die daer des hemels tente [spreyt, end' wat op aard' is heb alleen [bereyt, het schuymig woedig meyr kond [maken stille, Het ntwtisie. Uteed. Het eerste en eenvoudigste doel, waarvoor de mens zijn kleed heeft gekregen, is.... de bedekking'. Maar de mens is een gebo ren koning, en daarom kan hij het niet laten zelfs zijn schan de óm te toveren in eer, en van het beestenvel, dat hij aanvankelijk droeg, te maken een kleed van kunst en smaak een koninklijk siersel. Op zichzelf is dit geen kwaad. Verachtelijk is de mens, die het niet schelen kan, hoe hij er uit ziet. Een ge wichtig element in de opvoe ding bestaat daarin, dat we onze robbedoezen van kinde ren al vroeg inprenten om netjes op hun kleren te zijn. Maar nu flitst, als een ont dekkend zoeklicht, de vraag, of de mens naar evenredig heid bedachtzaam en eerge- voelig is op het punt van zijn GEESTELIJKE KLEDIJ. Tal van mensen offeren een groot deel van hun tijd en geld (de mooiste paleizen zijn tegenwoordig de MODEPA LEIZEN'.), om hun aardse ta bernakel, die op afbraak staat, fijn en chique te kleden en met hun ziel gaan Ze erbarme lijk naakt, of in vuile lompen, door het leven. Ja, van alle dingen in dit leven is de arme mensenziel 't meest verwaar loosd en 't slechts er aan toe. „Zijt met de ootmoedigheid Zijt met de ootmoedigheid bekleed. 1 Petr. 5 5. bekleed", vermaant een wijs man, die eens een ruw vis sersbuis droeg, maar in de school van Jezus geleerd had te zeggen: „Heere, ga uit van mij, want ik ben een zondig mens". En zie, toen hij dit tot Jezus zei, trok hij het mooiste kleed aan, dat een mens dra gen kan: het bruiloftskleed van de erfgenamen Gods, het kleed van de ootmoed. En daardoor was hij één ge worden mét, en in beginsel gelijkvormig geworden aan zijn Meester, de schoonste van allen, die kon zeggen: „Leert van Mij, dat ik zachtmoedig ben en nederig van hart". Bedenk het wel, gij, die uw ziel sieren wilt met dit kleed, dat ge het van niemand an ders krijgen kunt dan van Je zus. Alleen wie God kent, kan ootmoedig zijn. In de aanschouwing van Gods almacht leert ge uzelf kennen als een absoluut af hankelijk schepseltje, dat zich tegen Gods wil roeren noch bewegen kan. In de wetenschap van Gods heiligheid leert ge uzelf ken nen als een strafwaardig zon daar, die alleen aan souvereine genade uw behoud dankt. Daarom heeft God de oot- moedigen lief, en woont de boven alles Verhevene in het verbrijzeld gemoed. Maar ook in onze mense lijke samenleving heeft de ootmoed waarde. Het is een jammerlijk mis verstand, wanneer men vooral van communistische zijde, de christelijke deemoed hoont. Want het is niet waar, dat de ootmoed een belemmering zou zijn voor de vooruitgang. En hel is een leugen, dat het Christendom een soort opium is om de arbeider te bedwel men, en hem tam te maken tegenover de onderdrukkers. De geschiedenis heeft het wel anders geleerd. Ook de geschiedenis van ons Neder landse volk, dat het Spaanse juk met een weergaloos he roïsme van zijn schouders afwierp. De grootste helden zijn zij, die 't diepst hebben leren bui gen voor God. Zijt dus met de ootmoedig heid bekleed. Het kleed van de nederig heid maakt u MOOI (ach, als de jongeren toch eens wisten hoe LELIJK ze zijn, wanneer ze eigenwijs en hoogmoedig tegenstreven!) - maar het maakt u ook STERK. Wij christenen, vrezen God, en anders niets in de wereld. Kruiningen. J. KOOLSTRA. end' alles doet naer uwen lieven [wille; Wij slaen het oog tot U omhoog, die ons in anext en noot, verlossen komt tot aller stont, ja selfs oock van de doot. Als ghy, o vrome.' dickweyls hebt [gesmaeckt, vermaeckt u nu vry dat 't u herte [raeckt. Looft God den Heer met singen [ende speelen, end' roept vry uyt te saem met [luyder kelen. Hadd' ons de Heer, Hem sy de eer, aisoo niet by gestaen. Wy waren lang, ons was soo bang, al in den druck vergaen. Van de weke kreeg ik weer is een brief van me vrind Pier van den Duunkant, en daar was ik blied mee, het was een bewies as- dat Pier me nog niet vergeten was. Noe Pier ik heb om jie ook nog wel is gedocht in de tied dat het Weekend stil stond. En wat je me noe schreef daar ken ik best inkomme. Jie weunt wel op een heel stil plekkie daar op Wal cheren. En noe de verkansiegan- gers weer naar huus benne, en de rust is weer gekeerd zal je ook wel is denke, alles best en goed, maar met al die vreemde lui hier en vooral op Zundage, kenne we as Duunkanters wezende niet ons zeivers bluve. Ik vind het ook jammer dat de dag des Here zo misbruukt wordt en dat het na de oorlog as 't er op an komt nog erger geworde is as het voor die tied al was. Maar wat kenne we aeres verwachte, Pier? De regie ring gaet er zeivers in voor. Extra treme naar sportwedstrijden, zo goed naar het buitenland as in ons eige binneland en al dat ge doe, wat ken je aeres verwachte asdat de massa, die geen ken nis meer heb an de Waarheid dezelfde' kant op gaat? En r.~ schrief je me, dat je op een stille Zundagmorge op de dune was en toen genote heit van de natuur van Gods schepping. Ik begriep je volkomen, Pier. Ik denk wel is, dat er veul mense benne, die te weinig meer van Gods schepping zien. En as ik dan is denk an Abraham, die deur God werd mee genomen buten z'n tent in de avond en hie daar de sterrenhemel moest bekieke, dan denk ik, doen we dat teugeswoordig niet veul te weinig? Gaet er van die einde loze sterrchemel niet een sprake uut voor al Gods kinders, dat ze geborge benne, wat er ook mag gaen gebeure? Want roos kleurig ziet het er niet uut, Pier. Ik las juust van de weke in een krante, dat de Amerikane in 1945 van plan ware nog een derde atoombom op Japan te gooie, dat zou bove de hoofd stad motte wezen. Die bom woue ze op een donkere avond neergooie en op 600 meter boven de stad late ontploffe. Er weune in Tokio ongeveer 3 mense en dan zou er zo'n groot licht verspreid worde, dat het nog feller was as dc zun bie dag an een stralende hemel. Ze hadde gedocht as dat licht wrl deur een 25 millioen Japanners gezien zou worre. De deskun dige ware van mening, dat af gezien van de veule slachtoffers, het felle licht zo groot zou weze, dat dat op z'n eige wel genocht zou wezen om er de schrik in te jagen, zodat ze der eige overgaven. Noe schient de bekende generaal Marchall het plan om die derde bom te late valle teugen gehouwen te heb ben. En kort daarop was het gelokkig niet meer nodig, want de Jappen gaven der eige al gauw over, na die eerste twee atoombommen. Noe las ik dat allegaer in de krante, maar die schriever, die het daar over 1--d schreef er nog meer bie. Hij schreef, dat ie bie dat alles most denke an wat er geschreven staat in Openbaringe 8 de ver zen tot 11. Daar staat te lezen, „en een derde eng heeft ge bazuind en daar is een grote ster, brandende als een gevallen uit de hemel, en is gevallen op het derde deel der rivieren en op de fonteinen der wateren. En de naam der ster wordt genaamd Alsem; en het derde deel der wateren werd tot alsem; en vele mensen zijn. gestorven van de wateren, want zij waren bitter geworden Kiek, Pier ik ken er in komme, dat die schriever an deuze woor- de gedocht heit. Ze zegge om- mers, dat as die atoombomme op de rivieren terecht komme, het dodelijk vergif overal wordt heen verspreid en die lichten de ster dat klopt allegaer. En dan denk ik wel is: leven we niet in d'n tied, wat er allegaer beschreve staat? En d rom is het een genade as we daar ogen voor hebben en we geloven lat God de Almachtige Schepper is, die bie al die verschrikkelijke dingen het heft in handen houdt en over al degenen bluuft wa ken, die m Hem geloven. En dan wat je verders nog schrieft. Pier, daar ken ik ook goed met mee gaan. Ik geloof niet dat op die reclame-achtige menier met het evangelie te koop gelopen mot worden in de waereld. Je ken de Heiland niet net anprieze as je dat een pakkie margerine butter, of een soort bier doet. As je leest van Paulus, hoe Paulus die dienst maagd bestrafte, die ook achter hem an liep te schreeuwe, dat ie de waarheid Gods verkondigde, zouwe een hoop mense teuges woordig gezeit hebbe, dat is een mooie gratis reclame. Maar Pau lus docht er aeres over en liet ze den mond houwe. En daar komt nog wat bie. Ik geloof dat we van de Heiland motte getugen op de menier as de Schrift het ons zeit en dat we daarvan niet magge af- wieken. Het is wel waar dat de Heiland gekommen is om redding te bren gen, maar ik geloof dat dat maar de halve waarheid is. Er staat ook, wie niet geloofd zal hebben

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5