QSEBB
3
DE VERGISSING
Bij ons Bniis
in
Om
VOOR DE JEUGD.
Vrijdag 29 September 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
waar ze ergens slapen konden.
Dat litten ging heel gemakkelijk
vertelden ze me. Vooral jonge
meisjes hebben veel kans, want er
zijn veel automobilisten, die het
„leuk" vinden jonge meisjes tot
gezelschap te hebben en daarvan
profiteerden ze. Het werd ailes
als iets heel gewoons verteld.
Nu wil ik het hier nog niet
eens hebben over het m.i. onwaar
dige gedoe van dat, wat we vroe
ger noemden, „klaplopen", maar
het feit, dat ze gebruik maakten
van de wetenschap, dat bepaalde
automobilisten graag jonge meis
jes meenemen, moest hen al ge
noeg vertellen.
Een ander geval, dat ik per
soonlijk meemaakte en let er
wel op: dat gebeurt allemaal in
kringen van goed orthodoxe men
sen, die bij de Schriften leven
willen was ergens in een gezel
schap, waar enkele meisjes ook
zouden gaan liften over een af
stand van ongeveer 80 km. Toen
ik naar een en ander informeerde,
vertelde het meisje mij, dat ze
wel eens last ondervond van ver
velende chauffeurs, maar als je
maar goed van je afsprak kropen
ze meestal wel in hun schulp en
deden ze dat niet dan kon je er
altijd nog wel uitgaan. Het was
meestal druk genoeg op de wegen,
zodat ze je toch niets doen kon
den. En in één adem kwam het
verhaal er uit, dat ze nog pas met
zo'n nare vent had meegereden,
die haar vertelde, dat hij in Ame
rika geweest was en dat daar de
meisjes allemaal in heel korte
broekjes gingen vacantie-houden.
Je zocht als automobilist dan de
meisjes met de mooiste benen er
uit en die liet je meeliften. Maar
toen ze vertelde, dat ze blij was,
dat ze dan maar niet in Amerika
woonde, hield hij zich verder
kalm. Vader en moeder lachten
eens flauwtjes bij dit verhaal van
hun dochter. Een ander verhaal,
dat ik hoorde was van een jon
gen van zeventien jaar, die met
zijn schoolkameraad van de
U.L.O. permissie van vader had
gekregen om te gaan liften door
België. Hjj was er trots op, te
kunnen vertellen, dat hij hef deed
met amper twintig gulden op zak.
Ze toerden heel België door en
kwamen tenslotte 's avond om
half twaalf.- in de buurt van
Oostende terecht. Daar vroegen
ze aan een paar meisjes, die er
liepen te wandelen naar een ge
schikte plaats om te „kamperen",
ergens in een boere schuur of in
een dennenbos. Ik ben er van
overtuigd, dat deze 17-jarige jon
gen het nog in naieve onwetend
heid deed. De meisjes gingen met
hen mee, tot een stille plek in een
bos en toen de jongens in hun
slaapzakken wilden kwiipen ble
ven de meisjes bij hen rondschar
relen. Dat duurde tot half één en
toen verveelde het de jongens, die
opstonden en naar Oostende terug
liepen, tot ze de meisjes kwijt wa
ren.
Een ander verhaal is van een
student, die tot in Zuid-Frankrijk
lifte. Daar ontmoette hij een
Amerikaan, die hem vertelde, dat
hij als soldaat in de oorlog twee
keer zwaar gewond was geweest
en een kunstbeen had. Ameri
kaanse soldaten krijgen dan pen
sioen en van zijn 120 dollar per
maand, kon hij in Europa de
mooie mijnheer uithangen. Hij
had een auto en toerde nu maar
door Frankrijk, Italië, Zwitser
land en Duitsland. De student
bleef twee dagen bij 'hem. Maar
toen hij er achter kwam, dat hij
overal op meisjes aasde en hem
soms een uur alleen liet staan om
hem weer op een afgesproken plek
op te pikken, alleen om zolang met
een meisje te kunnen „rondtoe
ren", liet hij het geval maar in de
steek. Maar hij verzekerde mij,
dat er in Europa tijdens de zo
mermaanden, zo héél wat ameri-
kaanse soldaten Europa door
kruisen.
Dat zijn gevallen die mij per
soonlijk zijn ter ore gekomen en
dan zeg ik als conclusie: liften
is voor de meeste jongelui een
geestelijke pest, beste neef. Ze
mogen dan willen dazen zoveel
als ze willen over het nut van de
„vrije omgang" tussen de sexen,
ik vind, dat ouders, die hierin slap
optreden, misdadig handelen te
genover hun kinderen. Zij hebben
rondweg: „je mag niet" te zeggen
en het daarbij te houden.
Maar die misdadige slapheid
tegenwoordig tegenover de op
groeiende jeugd is een kanker-
plek, waaraan Europa nog ten
gronde zal gaan.
Ik hoop, dat je er ook zo over
denkt, neef, en anders schrijf je
het me maar, dan praten we er
nog wel eens over.
En nu gegroet,
je OOM DAAF.
Mijn beste neefjes en nichtjes,
Dezer dagen hoorde ik een leuk
verhaal over een vacantiedag
vanik noem hem hier maar
Jan Jansen. Ik zal het jullie over
vertellen. Onthoud het dan maar
voor het volgend jaar en als het
dan ook eens een dag regent, kun
je toch een hele ontdekkingsreis
makenin je eigen schuur.
Jan dan, heeft nog een broertje
van ruim vijf jaar. O ja, eerst
even zeggen, dat Jan al elf jaar
is. Maar er zijn ook nog twee
zusjes. Lenie is negen jaar en
Tineke haast zeven. Jan's vader
heeft een winkel. Aan die winkel
heeft Jan een hekel, wat niet aar
dig is. Maar als je alles weet, kun
je het een beetje begrijpen. Jan
.heeft een fijne vader en moeder.
Jammer genoeg, hebben die het
altijd zo druk met die winkel, dat
Jan vindt, dat hij eigenlijk een
beetje te kort komt. En dan
hij moet ook nog al eens bood
schappen doen, ook al door die
Winkel. Moet je Jan soms horen
mopperen. Andere vaders gaan
fijn wel eens fietsen, vooral op
Zaterdagmiddag, maar bij ons ho
maardan is het net het
drukst, 's Avonds ja, dan is de
winkel dicht maar dan moet va
der weer schrijven. Nooit eens
tijd. Maar nu kwam de vacantie
in het zicht. Vader en moeder
hadden besloten, de winkel zou
drie dagen dicht. Eén dag zou
den ze fijn met elkaar gaan fiet
sen, en dan zou vader alleen op
reis naar grootva, die aan de an
dere kant van het land woont.
Het was deze keer iets heel bij
zonders zie je. 2e zouden niet op
reis gaan met zijn allen, want
dat is erg duur, maardan zou
Jan ook een nieuwe fiets krijgen.
Jan kreeg die al een poosje te
voren en hij heeft er goed gebruik
van gemaakt. Dat verzeker ik je.
Maar het fijne vooruitzicht bleef
toch maar, die dag met elkaar
gaan fietsen. Vader en moeder elk
op hun eigen fiets. Jan op zijn
spiksplinternieuwe, Lenie op
moeders oude fiets, die ze vorig
jaar al kreeg. Het kleine Kareltje
zou achter op moeders fiets de
reis meemaken, Tineke zou een
plaatsje bij vader achterop krij
gen. Jan en Lenie moeten voor
het pak met pannekoeken zorgen,'
die moeder zal bakken voor de
eendaagse reis. Alles is al vaak
besproken. Het is een hele tocht,
maar ze zullen- naar het strand
gaan fietsen en dan jaje
weet zelf, wat je zo'n hele dag
aan het strand kunt doen. Vader
de hele dag bij je, is alleen al een
feest, want er is volgens Jan ze
ker geen vader op de wereld, die
zulke leuke plannen kan maken.
Toen de dag dichterbij kwam
werd het weer al slechter en
slechter. Jan heeft nog nooit zo
dikwijls naar de lucht gekeken
als in die dagen. Je kunt het be
grijpen, maar het helpt niet veel.
Vader merkt het wel, en op de dag
voor de tocht, het regent pijpe-
stelen, zegt vader monter. „Jó,
morgen gaan we d'r op uit".
Jan geeft niet veel antwoord,
hij is bang, dat alles in het water
zal vallen. Moeder stoort zich aan
geen regen, ze bakt 's middags
een stapel pannekoeken, alsof het
hele dorp mee moet. Tineke maakt
ook onverstoord haar voorberei
dingen. Ze is nog maar een klein
meisje, dat veel van poppen houdt
en ze vindt dat ze geen dag uit
kan en haar kroost alleen, thuis
laten. Moeder heeft gezegd, dat
niet het hele gezin mee kan, dus
besluit Tineke, dat alleen de jon
ge babypop mee mag. Die durft
ze niet alleen te laten.
Jan doet niets voor de morgen,
hij hoeft ook niet veel te doen.
Zijn fiets is prima in orde en iets
anders weet hij niet te doen.
Eindelijk is het dan» morgen
enAch mensen, ik zeg maar
niets, je begrijpt het. Je zult het
raar vinden, maar Jan vertelde
me dit verhaal met een stralend
gezicht, omdat het toch nog zo
goed geworden was, maar ik moet
het je toch zeggen het regende,
dat het goot.
Het is eigenlijk 'n triest stel, dat
's morgens zit te eten. Maar vader
zou vader niet zijn, als hij het niet
wist te veranderen. Monter zegt
hij: Moeder houd je klaar, zodra
het droog wordt stappen we op.
„Moeder kijkt wel even bedenke
lijk, maar ze is gewend, dat vader
altijd wel raad weet. Zodra het
dan een ogenblikje droog is, (het
is maar een ogenblikje) zitten ze
meteen op de fiets. Moeder en
Tineke, Vader en klein Kareltje,
Jan met een pak en Lenie met,
een pakje achterop gebonden. Al
lemaal weggestopt in regenjassen.
Ze zijn nog geen twee straten
yer ofhet giet weer. De
„mannen" fietsen voorop, dus
zegt vader tegen Jan, we moeten
dekking zoeken jö, maar ik weet
raad, kom maar mee.
Jan geeft niet veel antwoord.
Ze rijden langs een ander straat
je terug enstaan zo weer bij
hun eigen huis. Of liever bij de
schuur achter het huis. De
schuur, waarin veel pakken en
kisten worden bewaard en die la
ter weer worden weggehaald. Dat
is nu eenmaal zo als je een winkel
hebt, dan heb je veel van dat spul
in je schuur.
Vader zet een geheimzinnig ge
zicht. „Jan, deze mensen zijn niet
thuis. Hier, we gaan inbreken in
deze schuur. Fluks jö, ze mogen
niet zien, dat we binnen dringen,
anders waarschuwen de buren de
politie". Jan moet ondanks al de
narigheid van de regen toch
lachen, als hij ziet hoe die grote
vader haastig en angstigzijn
eigen schuur binnenschiet en met
een vaart de fietsen van moeder
mi Lenie naar binnenwerkt. Zo
dra ze binnen zijn gaat de schuur
dicht en op slot.
„Ziezo, nou zijn we veilig kerel,
maar wij mannen moeten zien,
dat we een hut bouwen voor het
vrouwvolk", zegt vader. Jan kijkt
naar vaders gezicht en hij be
grijpt er alles van. Je moet ook
zo'n fijne vader hebben om er
toch niet een fijne dag van te
maken. Vader kan net zo echt
meedoen als de jongens van het
dorp als ze eens met elkaar spe
len in een of andere boeren
schuur.
„Heb je je hakmes bij je maat"
vraagt vader weer ernstig. „Er
moet aangepakt worden. Zo kun
nen we niet leven in deze gevaar
lijke omgeving".
Nou is Jan er ook klaar voor.
Volgende week vertel ik de
rest, want mijn plaatsje voor jul
lie is verbruikt. Allemaal gedag
van jullie Tante Truus.
/tyPwiitonen.
Vrouwen meten elkander, alleen
mannen groenten elkander, wan
neer zij elkander tegen komen.
Vormelijkheid houdt alles in
stand.
Aan menig mens is niets zo echt
als zijn masker.
De edelmoedigheid lijdt onder
het leed van anderen, alsof zij er
verantwoordelijk voor waren.
Woorden en leuzen, veelmeer
dan de rede, scheppen het groot
ste deel onzer meningen.
„Je weet wel wat ik meen", zegt
menigeen, die niet weet wat hü
meent.
Elke generatie lacht om de oude
modes, maar volgt nauwgezet de
nieuwe.
De mens is meer een redenerend
dan een redelijk wezen.
De mens is de maat van alle
dingen.
["lil"
Lm,,
111 Rif 3
bie plaetjes en praetjes
Je ontmoet steeds mensen die
altijd van plan zijn „juist iets te
gaan doen". Kent u ook zulke
mensen?
Ik zal eens een paar voorbeel
den noemen:
Hij was juist van plan om een
buurman te helpen toen hij stierf.
Hij was juist van plan te gaan
betalen, toen de protestnota
kwam.
Hij was juist van plan zijn huis
te verzekeren, toen het afbrand
de.
Hij was juist van plan zijn
schulden te gaan betalen, toen
crediteuren hem aanpakten.
Hij was juist van plan het drin
ken te staken, toen zijn lichaam
een wrak werd.
Hij was juist van plan een beter
systeem in zijn zaken aan te bren
gen toen de zaak failliet sloeg.
Hij was juist van plan zijn ar
beid te onderbreken en vacantie
te nemen, toen zenuwen hem
sloopten.
Hij was juist van plan zijn for
tuin wat meer in dienst van zijn
vrouw en gezin te gaan besteden
toen hij zijn gelfi verloor.
HS> was juist van plan om een
klant een bezoek te brengen om 'n
goede zaak af te sluiten, toen
zijn concurrent hem voor was en
het bem afsnoepte.
Ja zulke mensen zijn er, en laat
ik zeggen ze zijn er heel wat. Ik
hoop niet dat gij daarbij gerekend
moet worden. Want het zijn rare
philosofen!
Dat er onder gewone soldaten
echter ook philosofen gevonden
kunnen worden bewees die sol
daat, die uit Indië terug kwam.
Er was een groot gezelschap om
hem te verwelkomen en iemand
vroeg hem wat hij eigenlijk dacht
van het gevaarlijke soldaten-leven
in Indië. Hij antwoordde:
Och, wanneer je gemobili
seerd bent is één van de twee al
tijd zeker, óf je blijft achter de
vuurlinie öf je komt in het front
te staan.
Wanneer je achter de vuurlinie
blijft, behoef je je nergens om te
bekommeren en wanneer je in de
vuurlinie komt is één van de twee
zeker: öf je blijft verscholen in
een veilige stelling öf je wordt op
een gevaarlijke plaats gezet; blijf
je in een veilige stelling, dan be
hoef je je nergens om te bekom
meren en kom je op een gevaar
lijke stelling, dan is één van twee
zeker: öf je wordt gewond öf je
wordt niet gewond; wanneer je
niet gewond wordt, behoef je je
nergens om te bekommeren en
wordt je gewond dan is één van
twee zeker: öf je wordt heel ern
stig gewond, öf je wordt licht ge
wond, wordt je licht gewond, dan
behoef je je nergens om te be
kommeren, en wordt je zwaar ge
wond, dan is één van twee zeker:
öf je herstelt weer; öf je sterft
en wanneer je weer hersteld, dan
behoef je je nergens om te be
kommeren en als je sterft dan
kun je je nergens meer om be
kommeren.
Wat zegt ge van zo'n levensbe
schouwing? Toch klopt het niet
helemaal en ik denk dat mijn le
zers dit wel met mij eens zijn, is
't niet?
Ik geloof, dat Adoniram Jud-
son, een getrouw zendeling, het
beter zag, waar het op aan komt.
D.ze was gevangen genomen en
toen hij geketend in het kerker
hol lag, vroegen zijn vervolgers
hem: En wat zijn nu wel de
vooruitzichten van je zendelings-
werk?
Die vooruitzichten zijn even
helder als Gods beloften zijn, gaf
hij ten antwoord.
Maar dat niet alleen een vol
wassen mens groot geloofsver
trouwen kan hebben, blijkt uit
het ontroerend verhaal, dat ik de
zer dagen las van een klein meis
je, dat een ernstige operatie
moest ondergaan. Het kind was
vijf jaar en de dokter zei tot
haar: Voor we je nu beter kun
nen maken, moeten we je eerst
aan het slapen brengen. Toen
vouwde het kind de handjes en
zei: O, wanneer u me aan 't
slapen brengt moet ik eerst bid
den en daarop bad ze: „Ik ga sla
pen, ik ben moe, sluit mijn oogjes
beiden toe; Here houd ook deze
nacht, over mij getrouw de
wacht
De dokter, die niet veel om bid
den gaf, werd aan zijn eigen kin
dergebedjes herinnerd en bad die
avond voor 't eerst sedert 30 jaar.
Ja, en over Abraham Lincoln
zijn ook heel mooie verhalen in'
omloop. Van hem wordt verteld,
dat een kerklid, tijdens een recep
tie hem eens een vrome opmer
king wilde maken door te zeggen:
Ik hoop, dat de Here in de
slaven-oorlog aan onze zijde zal
zijn. Waarop Lincoln antwoordde:
Daar bekommer ik mij in het
minst niet om, want we weten,
dat God altijd aan de zijde van
het recht is. Maar wat mij steeds
bezorgt maakt en waarom ik bid,
is, dat de natie aan de zijde van
God zal zijn.
En ik geloof dat dit recht ge
sproken was.
HER-OPVOEDING IN DUITSLAND.
1. Iti de West-Duitse zóne. 2. In de Oost-Duitse zóne. 3. De Duitse jeugd onder elkander.
hatniÜMad
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrfjdag 29 Sept. *50, No. 1695
Exploitant*.
Oosterbaan Le Cointre N.V„
Goes
eeuu/sc//
usee/rem
VOOR DE ZONDAG.
Wij leven in een tijd van alge
mene religieusiteit De vorige
eeuw, met haar vlijmscherpe anti
these, met haar kloof tussen kerk
en wereld, met haar rationalis
tisch liberalisme enerzijds, en
haar gelovig kerkvolk anderzijds,
is voorbij. Men kan tegenwoordig
bijna geen krant opnemen of men
vindt er een meditatie in. Een
stukje stichtelijkheid voor het
ziele-leven. Men heeft, óók in
linkse kring weer plaats inge
ruimd voor de „ziel".
En zo kan men soms op één en
dezelfde pagina van een krant of
advertentieblad (die doen daar
tegenwoordig ook al aan mee) een
uitnodiging lezen om een film op
Zondag te komen zien, of je te
vermaken in de sfeer van een
dancing tegelijk en een stimte-
lijke meditatie met een Bijbel
tekst tot titel.
Zo is onze tijd. En daarmee is
hij oneindig gevaarlijker dan de
vorige eeuw en ook nog dan het
begin van onze eeuw, toen een
Kleerekoper in zijn „Oproerige
Krabbels" in het socialistisch
dagblad „Het Volk", de draak
stak met God en Zijn Gebod, met
Kerk en Kerkvolk.
De grenzen zijn vervaagd en je
kunt tegenwoordig heel fatsoen
lijk van twee walletjes eten, pre
cies zoals de duivel het graag
heeft.
En daar komt dan nog bij, dat
die vrome wereld op zeer scherpe
wijze de KERK in gebreke is
gaan stellen.
Wat is eigenlijk die Kerk, zegt
zij, en wat is eigenlijk dat
Kerkvolk
En dan wijzen ze op de eerste
christengemeenten. Daar was nog
eens de Kerk. Die hadden elkan
der lief, daar waren krachten van
profetie, van gezondmakingen,
daar was een communistische
goederengemeenschap. Maar kijkt
nu eens om je heen! Het lijkt er
niets meer op.
En er zijn duizenden vrome
mensen, die dit eigenlijk wel waar
vinden. Die de Kerk in gebreke
stellen en die met droefheid in
het hart constateren, dat daarom
de- Kerk in het volksleven haar
plaats verliest en hoe langer hoe
meer ineenschrompelt, omdat die
Kerk niet meer is, wat zij behoort
te zijn. Waren de Christenen
maar waarlijk christenen, zo kla
gen zij, dan zou de wereld wel
willen luisteren, dan zou er pro
paganda van de Kerk op die we
reld uitgaan, want die wereld wil
de religie wel, zij is hongerig en
dorstig naar de Waarheid, maar
de christenen staan door hun on
heilig leven, de prediking, de zen
ding en de evangelisatie in de
weg. En zo wordt een schérp re
quisitoir geveld over de Kerk en
de Kerkmens.
En er worden tegenwoordig dan
ook al allerlei pogingen onderno
men om de Kerk te reformeren
naar een, voor de wereld accep
tabel model. Want die Kerk is er
toch om de wereld te redden, zegt
men dan. Laat zij dan begrijpend
tot die wereld komen. Zich in li
turgie en prediking op die wereld
instellen, iets smakelijks organi
seren voor de jeugd der Wereld
en haar zo trekken tot de Bijbel,
en tot de Kerk.
Hiér wordt uitgegaan van de
idee, dat de Wereld wel wil, dat
zij wel behoefte heeft aan God en
Zijn dienst, maar dat de Kerk en
de Kerkmensen zichzelf en die
Wereld in de weg staan.
Ik geloof, dat we hier met een
misverstand te doen hebben.
Al geven we direct toe, dat de
Kerkmens niet is, wat hij naar
zijn belijdenis behoort te zijn; dat
er in de wereld mensen zijn die
zich ergeren aan het gedrag van
mensen die 's Zondags hard naar
de Kerk lopen; maar daar zit de
zaak toch niet op vast.
Dat is te bewijzen met het voor
beeld van onze Heiland. Bij Hem
waren belijdenis en leven vol
strekt in volle harmonie. Hij kon
volkomen terecht zeggen: wie
overtuigt Mij van zonde? Hij was
de zondeloze. En hij heeft Godde
lijke krachten gedaan. Hij heeft
zieken gezond gemaakt, zelfs do
den opgewekt en het Evangelie
op volmaakte wijze gepredikt.
Maar wat was het resultaat? Dat
Zijn droeve klacht, bij het einde
van zijn loopbaan tot Zijn disci
pelen was: Wilt gij ook maar niet
liever heen gaan Men heeft Hem
alléén gelaten, met uitzondering
van de twaalf. Naar de mens ge-
•oordeeld, was zijn optreden een
volkomen mislukking. Zijn liefde
werd slechts beantwoord met
haat.
En wanneer we nu deze lijn
doortrekken, dan moet onze con
clusie zijn: wanneer de KERK
waarlijk de volkomen harmonie
vond tussen haar belijdenis en
haar leven, dan zou niet de we
reld tot haar getrokken worden,
maar integendeel: dan zou die
wereld haar gaan haten, evenals
zij het Hoofd der Kerk gehaat
heeft. En als wij dit even dóór
denken, komen we toch wel tot
een geheel andere conclusie dan
de mensen waarover we hier bo
ven spraken.
En als ge nu eens de proef op
de som wilt nemen in uw per
soonlijk leven, probeer dan maar
eens één week in de verte het op
treden van uw Heiland in uw
eigen levenspraktijk te benade
ren. Begin maar eens met géén
zonden om u heen te dulden: de
mensen om u heen te vermanen
en te bestraffen om hun onchris
telijk en werelds gedoe, te getui
gen (zoals gij feitelijk behoort te
doen) van Uw Heiland en van het
naderend oordeel voor wie niet
gelooft. Wat dunkt U? Zou de
wereld om u heen dan nog zo ver
draagzaam blijven en zich getrok
ken gevoelen tot de „religie"
Geloof het maar niet. Het staat
zo: wanneer de Kerk waarlijk
haar roeping trouw was, zou de
haat tegen haar van de wereld
even groot zijn als deze was tegen
de Heiland. Want die wereld is
sinds de dagen van Christus geen
zier veranderd of verbeterd.
De conclusie, dat de Kerk de
wereld wel tot zich zou trekken
wanneer zij maar inderdaad over
al de gedaante vertoonde van
haar Heiland, of althans in Zijn
voetstappen wilde volgen, is een
vergissing.
Trouwens, de Heiland heeft het
Zelve geheel anders voorzegd: Zij
hebben Mfj gehaat, zij zullen ook
haten, zegt Hij. Indien zij Mij
vervolgen, zij zullen ook vervol
gen. Nergens geeft de Heiland
enige reden te geloven, dat de we
reld nog eens verdraagzaam zou
worden, en tot de Kerk zich zou
gevoelen aangetrokken en „reli
gieus" zou worden, in die zin, dat
zij zich buigen zou onder de lichte
last Van de Heiland.
Wanneer de wereld verdraag
zaam wordt ten aanzien van de
Kerk, is dat gevolg van het feit,
dat de Kerk verdraagzaam dat
is ontrouw geworden is, ten
aanzien van haar roeping tegen-
tc*i mand
mei (cuii.
Meestal wordt deze tekst zo
verklaard, dat de Heere aan
Amos in een beeld laat zien,
dat het oordeel over Israël vast
besloten is, omdat het volko
men lijp voor dat oordeel is,
zoals een mand met zomerfruit
rijp is om gegeten te voorden.
Inderdaad ligt deze bedoe
ling er in. Maar in de grond
tekst staat het nog veel scher
per, definitiever en tegeleik
ook oneindig schoner. In elke
vertaling verliest het oorspron
kelijke van zijn kracht en zeg
gensvermogen. Dit wordt ons
terstond duidelijk wanneer wij
weten, dat in het Hebreeuws
het woord voor: KORF-MET-
ZOMERFRUIT, precies eender
is als: EINDE, men kan er bei
den van maken. En let nu op
de woordspeling. God zegt tot
Amos: die mand met rijp fruit,
dat is Israël: EINDE.
Dat is zo definitief en duide-
En de Heere HEERE deed mij aldus zien, en, een korf met zo
mervruchten. En Hij zeide: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide:
Een korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij:
Het einde is gekomen over mijn volk Israël, Ik zal het voortaan
niet meer voorbijgaan. Amos S 1 en 3.
lijk als het maar zijn kan.
En lees i» dit licht nu het
boek Amos. Lees van welke
zonde God Israël beschuldigen
moet. Ze zijn nog wel heel
vroom, ze onderhouden de wet
en de Sabbath en de offers en
ze gaan naar de kerk, maar ze
doen het met de wereld in hun
hart. Ze hijgen elke Zondag
naar de Maandag, dat ze weer
aan het kopen en verkopen
kunnen. Ze zitten wel in de
kerk, maar hun gedachten zijn
bij de handel in hun winkel,
op de veiling, op de markt, in
hun bedrijf. En ze leven eigen
lijk vol ongerechtigheid. Ze
buiten de armen uit, verkopen
een broeder, die hun schulde
naar werd, om een paar san
dalen. Leefi het maar alle
maal. En tóch vroom, toch
iedere Zondag in de Kerk en
uiterljjk leven naar de Wet.
God walgt er van en laat
Amos de oordelen aanzeggen.
Israël is een mand met rijp
fruit, je kunt hem niet meer
bewaren, de inhoud moet di
rect gegeten worden. Anders
heb je er niets meer aan. Zó
gierig is God om met Zijn oor
delen te komen. Hy werpt Zich
op dat volk, dat zich rijp ge
stoofd heeft voor het oordeel.
FruitmandEINDE.
En Israël is verwoest Als
bannelingen zijn ze wegge
voerd naar de ureemde. Ze
hebben ontzettend geleden en
al hun rijkdom is door ande
ren in bezit genomen.
Het Woord dat de HEERE
sprak door de dienst van Amos,
houdt vandaag onverminderd
kracht, voor ieder die leeft als
het afvallige Israël: uiterlijk
vroom, innerlijk goddeloos.
FruitmandEINDE?
Geldt het ook voor XJ?
over die wereld.
Zij praat wel met die wereld.
Maar zij getuigt niet meer tégen
die wereld.
En van „praat"-congressen is
onze eeuw vol én dat wil die we
reld wel. Want „praten"-met is
principieel iets anders dan „ge-
tuigen"-tegen.
Maar het is alles een jammer
lijke vergissing.
Zo niet erger.
Schuun tegenover me weunt
een man met een klein bedriefie,
die een groot gezin heit en z'n
best doet om op een eerlijke me-
nier deur de wereld te komen.
Deze weke sprak ik 'm, toen ik
achter in de bongerd was, waar
hie land teuge het miene an heit
legge. En toen kwamme we zo
éen stuutje te praete over het een
en aere en toen vertelde die me
asdat ie voor d'n rechter geweest
was, omdat hie een jonge uut d'n
schole had gehouwe in d'n oegst-
tied om een handje te helpen.
Hie had landbouwverlof ange-
vraagd, maar dat duurde zo lange
eer hie er wat op hoorde en toen
heit ie z'n jonge toch maar een
dag of wat thuus gehouwe. 't Is
een potige jongen en hie verzet
werk voor een biena volslage ar-
beiër. Maar, ja, toen heit het
schoolhoofd de zaak angegeven
wegens overtreding van de leer
plichtwet en toen most ie vuuf en
twintig guldes boete betaele en an-
gezien ie dat nog al veul vond, heit
ie de zaak maar voor de rechter
laete komme, in de hoop asdat er
nog wat af zou gaen.
Maar dat werd toch een raer
gevalletje. De rechter nam het
nogal hoog op en ging geducht
teuge z'n te keer.
Toen prombeerde m'n buurman
het an z'n verstand te brengen,
asdat het er nog al niept bie 'm
thuus. Hie zit voor hoge lasten,
en vreemd volk, dat kost teuges-
woordig hande vol geld en de jon
ge leert best op de schole, zodat
ie er niet zo veul kwaad in zag
as ie 'm is een stuutje thuus
hield.
Maar toen ware de poppe an 't
dansen. De rechter zee teuge 'm
asdat de wet gehandhaafd mot
worde en dat de ouwers veur de
kienders hebben te zurge en de
kienders niet veur de ouwers.
Noe, toen zee me buurman
weer weerom, want ie is niet op
z'n mondje gevallen, asdat ie een
groot gezin heit en dat ie maar
hoopte dat de rechter daar reke
ning mee wou houwen en toen zee
de rechter, julder verschuie jezel-
vers maar achter je grote gezin
nen, maar julder vergete asdat
het julder eige schuld is. Noe en
loen wier me buurman toch een
bietje kriebelig en zeit teuge de
rechter: ik vind het jammer as
dat je noe zo begint te praete,
edelachtbare. Grote huushouwens
benne het behoud voor het land,
daar komme de beste kienders
uut voort en as we is revolutie
krege, of we motte teuge de Rus-
se optrekken, dan ben joe zeivers
ook blie asdat ik drie van me
jongens ken afstaan om het land
en dus joezelvers ook te kenne
verdedigen.
Noe, je ken begriepe asdat toen
de boot helegaer an was. De rech
ter maakte er gauw een end an
en dee er toch nog een tientje af,
zodat ie maar vuuftien guldes
most opdokke en daarmee kon ie
naar huus.
Noe vroeg me buurman wat ik
daar noe van docht. En ja, as
dan zo opeens je mening gevroge
wordt, sta je somwielen wel ef-
fies te kieken. Ik zee teuge 'm
asdat de wet netuurlijk gehand
haafd mot worden. Wet is wet en
we hebben die te gehoorzamen,
maar an de aere kant, had het
schoolhoofd wel effies geduld
kenne hebben met het deur geven.
Ik weet ook wel, dat het voor een
school ook niet alles is, wanneer
de kienders zomaar thuus blie
ven. Daar heit het onderwies
scbaai van. Maar we motten toch
de mensen een bietje anzien. Het
maakt een groot verschil of ie
te doen heit met ouwers, die er
misbruuk van maken en uut der-
lui kienders willen halen wat er
in zit en om de toekomst van
derlui kienders der eige niet be
kommeren, of dat je met ouwers
te doen heit, die er best doen om
de kienders wat te laten leren,
maai- in 'n heel enkel geval in nood
zitten en dan derlui jongen een
paar dagen thuus houden. We
motten in die diengers soepel we
zen.
Ik ken me nog herinnere van
vroeger, toen ik ook is voor de
rechter most kommen, dat er een
ouwe bekende van de rechter
voor hetzelfde geval voor de rech
ter stond. Hie beulde z'n kienders
af en trok er van wat ie kon en
zeivers was le te lui om te wer
ken. En toen ie weer is voor de
rechter kwam, vroeg de rechter
an 'm: zeker weer een groot ge
zin, hè En toen docht die kaerel:
ik zal er nog maar een scheppie
opgooie en hij loog een stik of
vier kienders. In plekke asdat hie
de waarheid zei, dat ie acht kien
ders had, zee ie dat ie er twaalf
had en toen had de rechter hem
net te pakken, want die zee toen:
we), dan geven we je maar is
twaalf maal een gulden boete.
Kiek zukke kaerels kermen z
niet streng genocht anpakken.
Maar de wet is er niet om de
gcreien maar om de kwaaien, zeg
ik altoos. En daar wdrdt wel is
te weinig rekening mee gehou
wen. Een mens ken wel is voor
noodgevallen kommen te zitten en
dan is het een bewies van wies-
heid as er is wat deur de viengers
gezien wordt.
Denke julder daar ook niet zo
over?
En noe gegroet van
Je FLIP BRAMSE.
ApAa'Ulmeri
Zedelessen zijn vaak niet meer
lan hagel op een olifant.
Er worden meer naieve mannen
-evonden dan naieve vrouwen.
Niets verhindert zózeer natuur-
'k te zijn dan het te willen schff-
:n.