QSEBB 3 DE VERGISSING Bij ons Bniis in Om VOOR DE JEUGD. Vrijdag 29 September 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 waar ze ergens slapen konden. Dat litten ging heel gemakkelijk vertelden ze me. Vooral jonge meisjes hebben veel kans, want er zijn veel automobilisten, die het „leuk" vinden jonge meisjes tot gezelschap te hebben en daarvan profiteerden ze. Het werd ailes als iets heel gewoons verteld. Nu wil ik het hier nog niet eens hebben over het m.i. onwaar dige gedoe van dat, wat we vroe ger noemden, „klaplopen", maar het feit, dat ze gebruik maakten van de wetenschap, dat bepaalde automobilisten graag jonge meis jes meenemen, moest hen al ge noeg vertellen. Een ander geval, dat ik per soonlijk meemaakte en let er wel op: dat gebeurt allemaal in kringen van goed orthodoxe men sen, die bij de Schriften leven willen was ergens in een gezel schap, waar enkele meisjes ook zouden gaan liften over een af stand van ongeveer 80 km. Toen ik naar een en ander informeerde, vertelde het meisje mij, dat ze wel eens last ondervond van ver velende chauffeurs, maar als je maar goed van je afsprak kropen ze meestal wel in hun schulp en deden ze dat niet dan kon je er altijd nog wel uitgaan. Het was meestal druk genoeg op de wegen, zodat ze je toch niets doen kon den. En in één adem kwam het verhaal er uit, dat ze nog pas met zo'n nare vent had meegereden, die haar vertelde, dat hij in Ame rika geweest was en dat daar de meisjes allemaal in heel korte broekjes gingen vacantie-houden. Je zocht als automobilist dan de meisjes met de mooiste benen er uit en die liet je meeliften. Maar toen ze vertelde, dat ze blij was, dat ze dan maar niet in Amerika woonde, hield hij zich verder kalm. Vader en moeder lachten eens flauwtjes bij dit verhaal van hun dochter. Een ander verhaal, dat ik hoorde was van een jon gen van zeventien jaar, die met zijn schoolkameraad van de U.L.O. permissie van vader had gekregen om te gaan liften door België. Hjj was er trots op, te kunnen vertellen, dat hij hef deed met amper twintig gulden op zak. Ze toerden heel België door en kwamen tenslotte 's avond om half twaalf.- in de buurt van Oostende terecht. Daar vroegen ze aan een paar meisjes, die er liepen te wandelen naar een ge schikte plaats om te „kamperen", ergens in een boere schuur of in een dennenbos. Ik ben er van overtuigd, dat deze 17-jarige jon gen het nog in naieve onwetend heid deed. De meisjes gingen met hen mee, tot een stille plek in een bos en toen de jongens in hun slaapzakken wilden kwiipen ble ven de meisjes bij hen rondschar relen. Dat duurde tot half één en toen verveelde het de jongens, die opstonden en naar Oostende terug liepen, tot ze de meisjes kwijt wa ren. Een ander verhaal is van een student, die tot in Zuid-Frankrijk lifte. Daar ontmoette hij een Amerikaan, die hem vertelde, dat hij als soldaat in de oorlog twee keer zwaar gewond was geweest en een kunstbeen had. Ameri kaanse soldaten krijgen dan pen sioen en van zijn 120 dollar per maand, kon hij in Europa de mooie mijnheer uithangen. Hij had een auto en toerde nu maar door Frankrijk, Italië, Zwitser land en Duitsland. De student bleef twee dagen bij 'hem. Maar toen hij er achter kwam, dat hij overal op meisjes aasde en hem soms een uur alleen liet staan om hem weer op een afgesproken plek op te pikken, alleen om zolang met een meisje te kunnen „rondtoe ren", liet hij het geval maar in de steek. Maar hij verzekerde mij, dat er in Europa tijdens de zo mermaanden, zo héél wat ameri- kaanse soldaten Europa door kruisen. Dat zijn gevallen die mij per soonlijk zijn ter ore gekomen en dan zeg ik als conclusie: liften is voor de meeste jongelui een geestelijke pest, beste neef. Ze mogen dan willen dazen zoveel als ze willen over het nut van de „vrije omgang" tussen de sexen, ik vind, dat ouders, die hierin slap optreden, misdadig handelen te genover hun kinderen. Zij hebben rondweg: „je mag niet" te zeggen en het daarbij te houden. Maar die misdadige slapheid tegenwoordig tegenover de op groeiende jeugd is een kanker- plek, waaraan Europa nog ten gronde zal gaan. Ik hoop, dat je er ook zo over denkt, neef, en anders schrijf je het me maar, dan praten we er nog wel eens over. En nu gegroet, je OOM DAAF. Mijn beste neefjes en nichtjes, Dezer dagen hoorde ik een leuk verhaal over een vacantiedag vanik noem hem hier maar Jan Jansen. Ik zal het jullie over vertellen. Onthoud het dan maar voor het volgend jaar en als het dan ook eens een dag regent, kun je toch een hele ontdekkingsreis makenin je eigen schuur. Jan dan, heeft nog een broertje van ruim vijf jaar. O ja, eerst even zeggen, dat Jan al elf jaar is. Maar er zijn ook nog twee zusjes. Lenie is negen jaar en Tineke haast zeven. Jan's vader heeft een winkel. Aan die winkel heeft Jan een hekel, wat niet aar dig is. Maar als je alles weet, kun je het een beetje begrijpen. Jan .heeft een fijne vader en moeder. Jammer genoeg, hebben die het altijd zo druk met die winkel, dat Jan vindt, dat hij eigenlijk een beetje te kort komt. En dan hij moet ook nog al eens bood schappen doen, ook al door die Winkel. Moet je Jan soms horen mopperen. Andere vaders gaan fijn wel eens fietsen, vooral op Zaterdagmiddag, maar bij ons ho maardan is het net het drukst, 's Avonds ja, dan is de winkel dicht maar dan moet va der weer schrijven. Nooit eens tijd. Maar nu kwam de vacantie in het zicht. Vader en moeder hadden besloten, de winkel zou drie dagen dicht. Eén dag zou den ze fijn met elkaar gaan fiet sen, en dan zou vader alleen op reis naar grootva, die aan de an dere kant van het land woont. Het was deze keer iets heel bij zonders zie je. 2e zouden niet op reis gaan met zijn allen, want dat is erg duur, maardan zou Jan ook een nieuwe fiets krijgen. Jan kreeg die al een poosje te voren en hij heeft er goed gebruik van gemaakt. Dat verzeker ik je. Maar het fijne vooruitzicht bleef toch maar, die dag met elkaar gaan fietsen. Vader en moeder elk op hun eigen fiets. Jan op zijn spiksplinternieuwe, Lenie op moeders oude fiets, die ze vorig jaar al kreeg. Het kleine Kareltje zou achter op moeders fiets de reis meemaken, Tineke zou een plaatsje bij vader achterop krij gen. Jan en Lenie moeten voor het pak met pannekoeken zorgen,' die moeder zal bakken voor de eendaagse reis. Alles is al vaak besproken. Het is een hele tocht, maar ze zullen- naar het strand gaan fietsen en dan jaje weet zelf, wat je zo'n hele dag aan het strand kunt doen. Vader de hele dag bij je, is alleen al een feest, want er is volgens Jan ze ker geen vader op de wereld, die zulke leuke plannen kan maken. Toen de dag dichterbij kwam werd het weer al slechter en slechter. Jan heeft nog nooit zo dikwijls naar de lucht gekeken als in die dagen. Je kunt het be grijpen, maar het helpt niet veel. Vader merkt het wel, en op de dag voor de tocht, het regent pijpe- stelen, zegt vader monter. „Jó, morgen gaan we d'r op uit". Jan geeft niet veel antwoord, hij is bang, dat alles in het water zal vallen. Moeder stoort zich aan geen regen, ze bakt 's middags een stapel pannekoeken, alsof het hele dorp mee moet. Tineke maakt ook onverstoord haar voorberei dingen. Ze is nog maar een klein meisje, dat veel van poppen houdt en ze vindt dat ze geen dag uit kan en haar kroost alleen, thuis laten. Moeder heeft gezegd, dat niet het hele gezin mee kan, dus besluit Tineke, dat alleen de jon ge babypop mee mag. Die durft ze niet alleen te laten. Jan doet niets voor de morgen, hij hoeft ook niet veel te doen. Zijn fiets is prima in orde en iets anders weet hij niet te doen. Eindelijk is het dan» morgen enAch mensen, ik zeg maar niets, je begrijpt het. Je zult het raar vinden, maar Jan vertelde me dit verhaal met een stralend gezicht, omdat het toch nog zo goed geworden was, maar ik moet het je toch zeggen het regende, dat het goot. Het is eigenlijk 'n triest stel, dat 's morgens zit te eten. Maar vader zou vader niet zijn, als hij het niet wist te veranderen. Monter zegt hij: Moeder houd je klaar, zodra het droog wordt stappen we op. „Moeder kijkt wel even bedenke lijk, maar ze is gewend, dat vader altijd wel raad weet. Zodra het dan een ogenblikje droog is, (het is maar een ogenblikje) zitten ze meteen op de fiets. Moeder en Tineke, Vader en klein Kareltje, Jan met een pak en Lenie met, een pakje achterop gebonden. Al lemaal weggestopt in regenjassen. Ze zijn nog geen twee straten yer ofhet giet weer. De „mannen" fietsen voorop, dus zegt vader tegen Jan, we moeten dekking zoeken jö, maar ik weet raad, kom maar mee. Jan geeft niet veel antwoord. Ze rijden langs een ander straat je terug enstaan zo weer bij hun eigen huis. Of liever bij de schuur achter het huis. De schuur, waarin veel pakken en kisten worden bewaard en die la ter weer worden weggehaald. Dat is nu eenmaal zo als je een winkel hebt, dan heb je veel van dat spul in je schuur. Vader zet een geheimzinnig ge zicht. „Jan, deze mensen zijn niet thuis. Hier, we gaan inbreken in deze schuur. Fluks jö, ze mogen niet zien, dat we binnen dringen, anders waarschuwen de buren de politie". Jan moet ondanks al de narigheid van de regen toch lachen, als hij ziet hoe die grote vader haastig en angstigzijn eigen schuur binnenschiet en met een vaart de fietsen van moeder mi Lenie naar binnenwerkt. Zo dra ze binnen zijn gaat de schuur dicht en op slot. „Ziezo, nou zijn we veilig kerel, maar wij mannen moeten zien, dat we een hut bouwen voor het vrouwvolk", zegt vader. Jan kijkt naar vaders gezicht en hij be grijpt er alles van. Je moet ook zo'n fijne vader hebben om er toch niet een fijne dag van te maken. Vader kan net zo echt meedoen als de jongens van het dorp als ze eens met elkaar spe len in een of andere boeren schuur. „Heb je je hakmes bij je maat" vraagt vader weer ernstig. „Er moet aangepakt worden. Zo kun nen we niet leven in deze gevaar lijke omgeving". Nou is Jan er ook klaar voor. Volgende week vertel ik de rest, want mijn plaatsje voor jul lie is verbruikt. Allemaal gedag van jullie Tante Truus. /tyPwiitonen. Vrouwen meten elkander, alleen mannen groenten elkander, wan neer zij elkander tegen komen. Vormelijkheid houdt alles in stand. Aan menig mens is niets zo echt als zijn masker. De edelmoedigheid lijdt onder het leed van anderen, alsof zij er verantwoordelijk voor waren. Woorden en leuzen, veelmeer dan de rede, scheppen het groot ste deel onzer meningen. „Je weet wel wat ik meen", zegt menigeen, die niet weet wat hü meent. Elke generatie lacht om de oude modes, maar volgt nauwgezet de nieuwe. De mens is meer een redenerend dan een redelijk wezen. De mens is de maat van alle dingen. ["lil" Lm,, 111 Rif 3 bie plaetjes en praetjes Je ontmoet steeds mensen die altijd van plan zijn „juist iets te gaan doen". Kent u ook zulke mensen? Ik zal eens een paar voorbeel den noemen: Hij was juist van plan om een buurman te helpen toen hij stierf. Hij was juist van plan te gaan betalen, toen de protestnota kwam. Hij was juist van plan zijn huis te verzekeren, toen het afbrand de. Hij was juist van plan zijn schulden te gaan betalen, toen crediteuren hem aanpakten. Hij was juist van plan het drin ken te staken, toen zijn lichaam een wrak werd. Hij was juist van plan een beter systeem in zijn zaken aan te bren gen toen de zaak failliet sloeg. Hij was juist van plan zijn ar beid te onderbreken en vacantie te nemen, toen zenuwen hem sloopten. Hij was juist van plan zijn for tuin wat meer in dienst van zijn vrouw en gezin te gaan besteden toen hij zijn gelfi verloor. HS> was juist van plan om een klant een bezoek te brengen om 'n goede zaak af te sluiten, toen zijn concurrent hem voor was en het bem afsnoepte. Ja zulke mensen zijn er, en laat ik zeggen ze zijn er heel wat. Ik hoop niet dat gij daarbij gerekend moet worden. Want het zijn rare philosofen! Dat er onder gewone soldaten echter ook philosofen gevonden kunnen worden bewees die sol daat, die uit Indië terug kwam. Er was een groot gezelschap om hem te verwelkomen en iemand vroeg hem wat hij eigenlijk dacht van het gevaarlijke soldaten-leven in Indië. Hij antwoordde: Och, wanneer je gemobili seerd bent is één van de twee al tijd zeker, óf je blijft achter de vuurlinie öf je komt in het front te staan. Wanneer je achter de vuurlinie blijft, behoef je je nergens om te bekommeren en wanneer je in de vuurlinie komt is één van de twee zeker: öf je blijft verscholen in een veilige stelling öf je wordt op een gevaarlijke plaats gezet; blijf je in een veilige stelling, dan be hoef je je nergens om te bekom meren en kom je op een gevaar lijke stelling, dan is één van twee zeker: öf je wordt gewond öf je wordt niet gewond; wanneer je niet gewond wordt, behoef je je nergens om te bekommeren en wordt je gewond dan is één van twee zeker: öf je wordt heel ern stig gewond, öf je wordt licht ge wond, wordt je licht gewond, dan behoef je je nergens om te be kommeren, en wordt je zwaar ge wond, dan is één van twee zeker: öf je herstelt weer; öf je sterft en wanneer je weer hersteld, dan behoef je je nergens om te be kommeren en als je sterft dan kun je je nergens meer om be kommeren. Wat zegt ge van zo'n levensbe schouwing? Toch klopt het niet helemaal en ik denk dat mijn le zers dit wel met mij eens zijn, is 't niet? Ik geloof, dat Adoniram Jud- son, een getrouw zendeling, het beter zag, waar het op aan komt. D.ze was gevangen genomen en toen hij geketend in het kerker hol lag, vroegen zijn vervolgers hem: En wat zijn nu wel de vooruitzichten van je zendelings- werk? Die vooruitzichten zijn even helder als Gods beloften zijn, gaf hij ten antwoord. Maar dat niet alleen een vol wassen mens groot geloofsver trouwen kan hebben, blijkt uit het ontroerend verhaal, dat ik de zer dagen las van een klein meis je, dat een ernstige operatie moest ondergaan. Het kind was vijf jaar en de dokter zei tot haar: Voor we je nu beter kun nen maken, moeten we je eerst aan het slapen brengen. Toen vouwde het kind de handjes en zei: O, wanneer u me aan 't slapen brengt moet ik eerst bid den en daarop bad ze: „Ik ga sla pen, ik ben moe, sluit mijn oogjes beiden toe; Here houd ook deze nacht, over mij getrouw de wacht De dokter, die niet veel om bid den gaf, werd aan zijn eigen kin dergebedjes herinnerd en bad die avond voor 't eerst sedert 30 jaar. Ja, en over Abraham Lincoln zijn ook heel mooie verhalen in' omloop. Van hem wordt verteld, dat een kerklid, tijdens een recep tie hem eens een vrome opmer king wilde maken door te zeggen: Ik hoop, dat de Here in de slaven-oorlog aan onze zijde zal zijn. Waarop Lincoln antwoordde: Daar bekommer ik mij in het minst niet om, want we weten, dat God altijd aan de zijde van het recht is. Maar wat mij steeds bezorgt maakt en waarom ik bid, is, dat de natie aan de zijde van God zal zijn. En ik geloof dat dit recht ge sproken was. HER-OPVOEDING IN DUITSLAND. 1. Iti de West-Duitse zóne. 2. In de Oost-Duitse zóne. 3. De Duitse jeugd onder elkander. hatniÜMad behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrfjdag 29 Sept. *50, No. 1695 Exploitant*. Oosterbaan Le Cointre N.V„ Goes eeuu/sc// usee/rem VOOR DE ZONDAG. Wij leven in een tijd van alge mene religieusiteit De vorige eeuw, met haar vlijmscherpe anti these, met haar kloof tussen kerk en wereld, met haar rationalis tisch liberalisme enerzijds, en haar gelovig kerkvolk anderzijds, is voorbij. Men kan tegenwoordig bijna geen krant opnemen of men vindt er een meditatie in. Een stukje stichtelijkheid voor het ziele-leven. Men heeft, óók in linkse kring weer plaats inge ruimd voor de „ziel". En zo kan men soms op één en dezelfde pagina van een krant of advertentieblad (die doen daar tegenwoordig ook al aan mee) een uitnodiging lezen om een film op Zondag te komen zien, of je te vermaken in de sfeer van een dancing tegelijk en een stimte- lijke meditatie met een Bijbel tekst tot titel. Zo is onze tijd. En daarmee is hij oneindig gevaarlijker dan de vorige eeuw en ook nog dan het begin van onze eeuw, toen een Kleerekoper in zijn „Oproerige Krabbels" in het socialistisch dagblad „Het Volk", de draak stak met God en Zijn Gebod, met Kerk en Kerkvolk. De grenzen zijn vervaagd en je kunt tegenwoordig heel fatsoen lijk van twee walletjes eten, pre cies zoals de duivel het graag heeft. En daar komt dan nog bij, dat die vrome wereld op zeer scherpe wijze de KERK in gebreke is gaan stellen. Wat is eigenlijk die Kerk, zegt zij, en wat is eigenlijk dat Kerkvolk En dan wijzen ze op de eerste christengemeenten. Daar was nog eens de Kerk. Die hadden elkan der lief, daar waren krachten van profetie, van gezondmakingen, daar was een communistische goederengemeenschap. Maar kijkt nu eens om je heen! Het lijkt er niets meer op. En er zijn duizenden vrome mensen, die dit eigenlijk wel waar vinden. Die de Kerk in gebreke stellen en die met droefheid in het hart constateren, dat daarom de- Kerk in het volksleven haar plaats verliest en hoe langer hoe meer ineenschrompelt, omdat die Kerk niet meer is, wat zij behoort te zijn. Waren de Christenen maar waarlijk christenen, zo kla gen zij, dan zou de wereld wel willen luisteren, dan zou er pro paganda van de Kerk op die we reld uitgaan, want die wereld wil de religie wel, zij is hongerig en dorstig naar de Waarheid, maar de christenen staan door hun on heilig leven, de prediking, de zen ding en de evangelisatie in de weg. En zo wordt een schérp re quisitoir geveld over de Kerk en de Kerkmens. En er worden tegenwoordig dan ook al allerlei pogingen onderno men om de Kerk te reformeren naar een, voor de wereld accep tabel model. Want die Kerk is er toch om de wereld te redden, zegt men dan. Laat zij dan begrijpend tot die wereld komen. Zich in li turgie en prediking op die wereld instellen, iets smakelijks organi seren voor de jeugd der Wereld en haar zo trekken tot de Bijbel, en tot de Kerk. Hiér wordt uitgegaan van de idee, dat de Wereld wel wil, dat zij wel behoefte heeft aan God en Zijn dienst, maar dat de Kerk en de Kerkmensen zichzelf en die Wereld in de weg staan. Ik geloof, dat we hier met een misverstand te doen hebben. Al geven we direct toe, dat de Kerkmens niet is, wat hij naar zijn belijdenis behoort te zijn; dat er in de wereld mensen zijn die zich ergeren aan het gedrag van mensen die 's Zondags hard naar de Kerk lopen; maar daar zit de zaak toch niet op vast. Dat is te bewijzen met het voor beeld van onze Heiland. Bij Hem waren belijdenis en leven vol strekt in volle harmonie. Hij kon volkomen terecht zeggen: wie overtuigt Mij van zonde? Hij was de zondeloze. En hij heeft Godde lijke krachten gedaan. Hij heeft zieken gezond gemaakt, zelfs do den opgewekt en het Evangelie op volmaakte wijze gepredikt. Maar wat was het resultaat? Dat Zijn droeve klacht, bij het einde van zijn loopbaan tot Zijn disci pelen was: Wilt gij ook maar niet liever heen gaan Men heeft Hem alléén gelaten, met uitzondering van de twaalf. Naar de mens ge- •oordeeld, was zijn optreden een volkomen mislukking. Zijn liefde werd slechts beantwoord met haat. En wanneer we nu deze lijn doortrekken, dan moet onze con clusie zijn: wanneer de KERK waarlijk de volkomen harmonie vond tussen haar belijdenis en haar leven, dan zou niet de we reld tot haar getrokken worden, maar integendeel: dan zou die wereld haar gaan haten, evenals zij het Hoofd der Kerk gehaat heeft. En als wij dit even dóór denken, komen we toch wel tot een geheel andere conclusie dan de mensen waarover we hier bo ven spraken. En als ge nu eens de proef op de som wilt nemen in uw per soonlijk leven, probeer dan maar eens één week in de verte het op treden van uw Heiland in uw eigen levenspraktijk te benade ren. Begin maar eens met géén zonden om u heen te dulden: de mensen om u heen te vermanen en te bestraffen om hun onchris telijk en werelds gedoe, te getui gen (zoals gij feitelijk behoort te doen) van Uw Heiland en van het naderend oordeel voor wie niet gelooft. Wat dunkt U? Zou de wereld om u heen dan nog zo ver draagzaam blijven en zich getrok ken gevoelen tot de „religie" Geloof het maar niet. Het staat zo: wanneer de Kerk waarlijk haar roeping trouw was, zou de haat tegen haar van de wereld even groot zijn als deze was tegen de Heiland. Want die wereld is sinds de dagen van Christus geen zier veranderd of verbeterd. De conclusie, dat de Kerk de wereld wel tot zich zou trekken wanneer zij maar inderdaad over al de gedaante vertoonde van haar Heiland, of althans in Zijn voetstappen wilde volgen, is een vergissing. Trouwens, de Heiland heeft het Zelve geheel anders voorzegd: Zij hebben Mfj gehaat, zij zullen ook haten, zegt Hij. Indien zij Mij vervolgen, zij zullen ook vervol gen. Nergens geeft de Heiland enige reden te geloven, dat de we reld nog eens verdraagzaam zou worden, en tot de Kerk zich zou gevoelen aangetrokken en „reli gieus" zou worden, in die zin, dat zij zich buigen zou onder de lichte last Van de Heiland. Wanneer de wereld verdraag zaam wordt ten aanzien van de Kerk, is dat gevolg van het feit, dat de Kerk verdraagzaam dat is ontrouw geworden is, ten aanzien van haar roeping tegen- tc*i mand mei (cuii. Meestal wordt deze tekst zo verklaard, dat de Heere aan Amos in een beeld laat zien, dat het oordeel over Israël vast besloten is, omdat het volko men lijp voor dat oordeel is, zoals een mand met zomerfruit rijp is om gegeten te voorden. Inderdaad ligt deze bedoe ling er in. Maar in de grond tekst staat het nog veel scher per, definitiever en tegeleik ook oneindig schoner. In elke vertaling verliest het oorspron kelijke van zijn kracht en zeg gensvermogen. Dit wordt ons terstond duidelijk wanneer wij weten, dat in het Hebreeuws het woord voor: KORF-MET- ZOMERFRUIT, precies eender is als: EINDE, men kan er bei den van maken. En let nu op de woordspeling. God zegt tot Amos: die mand met rijp fruit, dat is Israël: EINDE. Dat is zo definitief en duide- En de Heere HEERE deed mij aldus zien, en, een korf met zo mervruchten. En Hij zeide: Wat ziet gij, Amos? En ik zeide: Een korf met zomervruchten. Toen zeide de HEERE tot mij: Het einde is gekomen over mijn volk Israël, Ik zal het voortaan niet meer voorbijgaan. Amos S 1 en 3. lijk als het maar zijn kan. En lees i» dit licht nu het boek Amos. Lees van welke zonde God Israël beschuldigen moet. Ze zijn nog wel heel vroom, ze onderhouden de wet en de Sabbath en de offers en ze gaan naar de kerk, maar ze doen het met de wereld in hun hart. Ze hijgen elke Zondag naar de Maandag, dat ze weer aan het kopen en verkopen kunnen. Ze zitten wel in de kerk, maar hun gedachten zijn bij de handel in hun winkel, op de veiling, op de markt, in hun bedrijf. En ze leven eigen lijk vol ongerechtigheid. Ze buiten de armen uit, verkopen een broeder, die hun schulde naar werd, om een paar san dalen. Leefi het maar alle maal. En tóch vroom, toch iedere Zondag in de Kerk en uiterljjk leven naar de Wet. God walgt er van en laat Amos de oordelen aanzeggen. Israël is een mand met rijp fruit, je kunt hem niet meer bewaren, de inhoud moet di rect gegeten worden. Anders heb je er niets meer aan. Zó gierig is God om met Zijn oor delen te komen. Hy werpt Zich op dat volk, dat zich rijp ge stoofd heeft voor het oordeel. FruitmandEINDE. En Israël is verwoest Als bannelingen zijn ze wegge voerd naar de ureemde. Ze hebben ontzettend geleden en al hun rijkdom is door ande ren in bezit genomen. Het Woord dat de HEERE sprak door de dienst van Amos, houdt vandaag onverminderd kracht, voor ieder die leeft als het afvallige Israël: uiterlijk vroom, innerlijk goddeloos. FruitmandEINDE? Geldt het ook voor XJ? over die wereld. Zij praat wel met die wereld. Maar zij getuigt niet meer tégen die wereld. En van „praat"-congressen is onze eeuw vol én dat wil die we reld wel. Want „praten"-met is principieel iets anders dan „ge- tuigen"-tegen. Maar het is alles een jammer lijke vergissing. Zo niet erger. Schuun tegenover me weunt een man met een klein bedriefie, die een groot gezin heit en z'n best doet om op een eerlijke me- nier deur de wereld te komen. Deze weke sprak ik 'm, toen ik achter in de bongerd was, waar hie land teuge het miene an heit legge. En toen kwamme we zo éen stuutje te praete over het een en aere en toen vertelde die me asdat ie voor d'n rechter geweest was, omdat hie een jonge uut d'n schole had gehouwe in d'n oegst- tied om een handje te helpen. Hie had landbouwverlof ange- vraagd, maar dat duurde zo lange eer hie er wat op hoorde en toen heit ie z'n jonge toch maar een dag of wat thuus gehouwe. 't Is een potige jongen en hie verzet werk voor een biena volslage ar- beiër. Maar, ja, toen heit het schoolhoofd de zaak angegeven wegens overtreding van de leer plichtwet en toen most ie vuuf en twintig guldes boete betaele en an- gezien ie dat nog al veul vond, heit ie de zaak maar voor de rechter laete komme, in de hoop asdat er nog wat af zou gaen. Maar dat werd toch een raer gevalletje. De rechter nam het nogal hoog op en ging geducht teuge z'n te keer. Toen prombeerde m'n buurman het an z'n verstand te brengen, asdat het er nog al niept bie 'm thuus. Hie zit voor hoge lasten, en vreemd volk, dat kost teuges- woordig hande vol geld en de jon ge leert best op de schole, zodat ie er niet zo veul kwaad in zag as ie 'm is een stuutje thuus hield. Maar toen ware de poppe an 't dansen. De rechter zee teuge 'm asdat de wet gehandhaafd mot worde en dat de ouwers veur de kienders hebben te zurge en de kienders niet veur de ouwers. Noe, toen zee me buurman weer weerom, want ie is niet op z'n mondje gevallen, asdat ie een groot gezin heit en dat ie maar hoopte dat de rechter daar reke ning mee wou houwen en toen zee de rechter, julder verschuie jezel- vers maar achter je grote gezin nen, maar julder vergete asdat het julder eige schuld is. Noe en loen wier me buurman toch een bietje kriebelig en zeit teuge de rechter: ik vind het jammer as dat je noe zo begint te praete, edelachtbare. Grote huushouwens benne het behoud voor het land, daar komme de beste kienders uut voort en as we is revolutie krege, of we motte teuge de Rus- se optrekken, dan ben joe zeivers ook blie asdat ik drie van me jongens ken afstaan om het land en dus joezelvers ook te kenne verdedigen. Noe, je ken begriepe asdat toen de boot helegaer an was. De rech ter maakte er gauw een end an en dee er toch nog een tientje af, zodat ie maar vuuftien guldes most opdokke en daarmee kon ie naar huus. Noe vroeg me buurman wat ik daar noe van docht. En ja, as dan zo opeens je mening gevroge wordt, sta je somwielen wel ef- fies te kieken. Ik zee teuge 'm asdat de wet netuurlijk gehand haafd mot worden. Wet is wet en we hebben die te gehoorzamen, maar an de aere kant, had het schoolhoofd wel effies geduld kenne hebben met het deur geven. Ik weet ook wel, dat het voor een school ook niet alles is, wanneer de kienders zomaar thuus blie ven. Daar heit het onderwies scbaai van. Maar we motten toch de mensen een bietje anzien. Het maakt een groot verschil of ie te doen heit met ouwers, die er misbruuk van maken en uut der- lui kienders willen halen wat er in zit en om de toekomst van derlui kienders der eige niet be kommeren, of dat je met ouwers te doen heit, die er best doen om de kienders wat te laten leren, maai- in 'n heel enkel geval in nood zitten en dan derlui jongen een paar dagen thuus houden. We motten in die diengers soepel we zen. Ik ken me nog herinnere van vroeger, toen ik ook is voor de rechter most kommen, dat er een ouwe bekende van de rechter voor hetzelfde geval voor de rech ter stond. Hie beulde z'n kienders af en trok er van wat ie kon en zeivers was le te lui om te wer ken. En toen ie weer is voor de rechter kwam, vroeg de rechter an 'm: zeker weer een groot ge zin, hè En toen docht die kaerel: ik zal er nog maar een scheppie opgooie en hij loog een stik of vier kienders. In plekke asdat hie de waarheid zei, dat ie acht kien ders had, zee ie dat ie er twaalf had en toen had de rechter hem net te pakken, want die zee toen: we), dan geven we je maar is twaalf maal een gulden boete. Kiek zukke kaerels kermen z niet streng genocht anpakken. Maar de wet is er niet om de gcreien maar om de kwaaien, zeg ik altoos. En daar wdrdt wel is te weinig rekening mee gehou wen. Een mens ken wel is voor noodgevallen kommen te zitten en dan is het een bewies van wies- heid as er is wat deur de viengers gezien wordt. Denke julder daar ook niet zo over? En noe gegroet van Je FLIP BRAMSE. ApAa'Ulmeri Zedelessen zijn vaak niet meer lan hagel op een olifant. Er worden meer naieve mannen -evonden dan naieve vrouwen. Niets verhindert zózeer natuur- 'k te zijn dan het te willen schff- :n.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5