ons thuis
Om
VOOR DE JEUGD.
Atfhotiirrieri
AAN HET WERK
r
ApAotitimen
j-atniiLMad f
jjfeuyd yondeA u-o-a&ê-eetd"
De> cUc Ueils ch ik.
Vrijdag 22 September 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
zulke mooie dingen over in 1 Cor.
13, een hoofdstuk, dat jij ook wel
kent.
Die liefde heeft niets te maken
met een ongebreideld uitleven van
zichzelf. Er wordt in wereldse
kringen vaak zo verschrikkelijk
oppervlakkig gepraat en geschre
ven over verloving en huwelijk.
Maar het huwelijk is méér dan
een papiertje halen bij de burger
lijke stand, een bewijs dat je
samen met elkaar doen kunt wat
je wilt Liefde is in de eerste
plaats juist gericht op harmonie
en vrede en ordening. Daarom
heeft Liefde ook eerbied voor de
wet en voor de bepalingen die er
voor de samenleving in maat
schappelijk verband gesteld wor
den. Liefde is eerbied hebben voor
eikander. Welk een verwoesting
hebben niet die z.g. moderne be
schouwingen over het huwelijk in
menig leven aangericht. Ik denk
hier b.v. aan het „proefhuwelijk",
waarover een bekend socialistisch
voorman met zijn vrouw samen
(de Wibauts), een boek geschre
ven hebben. Het is misscnien wel
de grote nood van ons moderne
leven, dat we het huwelijk van
zijn christelijke basis hebben be
roofd. Dat we het huwelijk zijn
gaan zien als een instelling, dat
dienen moet om in de eerste
plaats onszelf te kunnen be
vredigen. Je moet er de buiten
landse couranten eens op na lezen,
wat een diepe ellende stroomt je
daarin tegen over allerlei mis
lukte huwelijken, echtscheidingen,
huwelijksdrama's enz. En laat ons
niet denken, dat het in ons eigen
land veel beter is, al is hier de
pers wat meer ingetogen in het
verslaan van dergelijke „sensati
onele" copij.
Ik las eens, beste neef: „Echte
Liefde is iets Goddelijks. In de
uiterste consequentie, het schep
pen van nieuw leven, ligt een der
wezenlijke punten van het „beeld
drager Gods" zijn. Paulus stelt
de Liefde zó hoog, dat hij hierin,
in de toewijding van de bruid aan
de bruidegom, in de beschermende
leiding en de zich zelf wegcijfe
rende overgave van de man, het
symbool ziet van de verhouding
van Christus tot de gemeente (zie
het slot van Ef. 5). Daarom is
ook een van de beste dingen, die
verloofden of gehuwden kunnen
doen, samen te bidden, samen
Gods leiding te vragen over hun
gemeenschappelijk leven, samen
zich onder Zijn oordeel te stellen,
samen steeds meer één te willen
worden in Hem
Ik geloof, beste neef, dat ik er
nu iets van gezegd heb, maar ik
voel best, dat ik nog maar een
tipje heb laten zien van wat je
me gevraagd heb. Daarom wil ik
D.V. volgende week er graag nog
wat meer van zeggen.
Intussen gegroet van je
Oom DAAF.
Mijn beste neefjes en nichtjes,
De vacantietijd is weer voorbij
en jullie zitten weer elke dag in
school. Ik denk, dat de meesten
van jullie dat ook weer fijn vin
den. Je moet natuurlijk weer
flink je best doen om te leren,
en dat valt altijd niet mee, maar
er zijn toch ook weer die leuke
dingen met elkaar als je je
schoolvrienden en -vriendinnen
weer elke dag ziet.
Ik verlang alweer naar jullie
brieven, waarin je me vertellen
gaat van al wat je in de vacantie
hebt gedaan en ook of je er nog
op uit geweest bent.
Ons Weekend heeft wel een
lange vacantie gehad en ik hoor
de, dat er weer veel naar ge
vraagd wordt of het nog geen
tijd werd, dat ook wij eens op
hielden met vacantiehouden. Nu
ben ik echt bang, dat ik er de
schuld van krijg dat we zo lang
aan het vrijbuiteren bleven. Als
ze ook in de krant gaan zetten,
dat tante Truus in haar vacantie
naar Afrika gaat, wel dan valt
het niet vreemd als je in zo'n
lange tijd taal noch teken van haar
te zien krijgt. Maar die medede
ling in ons Weekend was nu eens
niet waar. Ik denk, dat de mijn
heer, die dit van mij vertelde aan
zijn eigen vacantie dacht, toen hij
aan het schrijven was. Of ik niet
eens graag in Afrika zou willen
kijken? Wel daar'zou ik wel drie
maal heel hard „ja" voor willen
roepen. Maar het zal niet veel
helpen. In ieder geval is voor dit
jaar ook mijn vacantie weer voor
bij en het volgend jaardaar
ga ik voor sparen. Ik vrees ech
ter, dat ik voor een Afrikaanse
reis een heel dikke spaarpot zal
moeten hebben, want het is het
reisje wel, daar naar toe. In
ieder geval ben ik nu door deze
ervaring gewaarschuwd, als ik
weer mijn vacantieplannen mee
deel, dat ik het op een papiertje
zal zetten voor de mijnheer van
ons Weekend, anders komen er
weer de wonderlijkste plannen in
de krant. Jullie zagen me in ge
dachten zeker al schelpen zoeken
aan het strand bij Kaap de Goede
Hoop.
Nu al is deze verre reis aan
mijn neus voorbij gegaan, ik heb
toch nog wel even om het hoekje
van de grensdeur van ons land
gekeken. Dat is natuurlijk altoos
fijn. Maar geloven jullie me wel,
als ik vertél, dat ik op mijn tocht
buiten onze grenzen nog al eens
aan jullie gedacht heb? Echt
waar hoor. Dat kwam zo. Op zo'n
tocht door een vreemd land, kom
je langs veel plaatsen, waarvan
ik vroeger nooit hoorde, maar nu
ik er eens zelf geweest ben, nu
vergeet ik ze niet weer en ik
weet ze nog precies te liggen op
de kaart. Al reizende dacht ik,
nu zitten straks als de vacantie
weer voorbij is, mijn nichten en
neven, de groteren dan, die al
aardrijkskunde van vreemde lan
den leren, heel hard te piekeren,
om veel plaatsen te leren, en
veel vergeten ze ook weer. Wat
zou dat fijn zijn, als ze eens in
werkelijkheid die plaatsen en ber
gen en rivieren konden zien, wel
dan vergaten zij ze van hun leven
niet weer. Dat zouden nog eens
prachtige aardrijkskundelessen
zijn. Je weet dan ook ineens hoe
alles er uit ziet.
Toen ik nog jong was en naar
school ging, woonde ik ook dicht
bij de zee en de duinen. Het
spreekt vanzelf, dat ik op school
ook aardrijkskunde leerde en ook
wat weten moest over bergen. Ik
dacht toen altijd, dat bergen
enkel maar heel hoge duinen van
zand waren. De meester praatte
wel over rotsen en steengeberg
ten, en dat geloofde ik natuurlijk
wel, maai- duidelijk was het me
niet, altijd zag ik maar duinen
voor me, als het over bergen ging.
Tot ik veel later eens op een
echte berg stond en al maar rot
sen en rotsen zag, ja toen pas
wist ik echt wat een berg was.
Het is zo leiA, dat we in ons land
ook een beetjje groots over bergen
praten en ik geloof dat het hoog
ste punt in ons lieve land maar
vierhonderd meter is. Denk dan
eens aan de Mont-Blanc met zijn
bijna 5000 meter. Je moet niet
denken, dat ik ons eigen land
daarom minder vind. Wij hebben
immers weer de wijde zee langs
onze kusten en heel veel Zwitser
se kinderen hebben daarvan weer
niet veel begrip. Ze hebben wel
meren, maar wat is nu een meer,
in vergelijking met onze Noord
zee. Zo zie je, dat elk land zijn
eigen mooje dingen heeft. We
hoeven ons niets minder te voe
len, omdat wij geen bergen heb
ben. Alleen is het wel mooi alles
eens in verre landen te zien.
Dat is de mooiste aardrijkskun
deles, die er bestaat. Alleen vrees
ik, dat die lessen te duur zouden
worden om er hele klassen heen
te sturen. Zo zie je, dat ik al
reizende, jullie niet vergat. Toen
ik thuis kwam, zag ik dat velen
van jullie mij ook niet vergeten
waren, want er waren mooie
prentbriefkaarten voor me geko
men. Dat doet 't hart weer goed.
Daarom begin ik ook weer met
zo'n plezier mijn praatje met
jullie.
De neven en nichten die mij
post stuurden, daarvoor hartelijk
dank. Er waren ook nog enkele
vragen ingekomen van jongens
en meisjes, die vroegen of ze na
de vacantie met ons mee moch
ten doen. Natuurlijk, ieder is wel
kom. Wij houden nu eenmaal van
een grote familie. Dat maakt het
gezelliger.
En nu is de pret van de vacan
tie voorbij, zeggen we, ja de pret
van de vacantie, maar daarmee
niet alle pret. Het is thuis en op
school met je kornuiten en in ons
hoekje in het Weekend toch ook
weer plezierig. Ik vind het ten
minste thuis ook weer fijn.
O mensen, ik kijk eens even
naar mijn papier. Wat heb ik een
lange brief naar jullie geschreven.
Ik moet eindigen hoor, want ik
moet, om weer begin te maken,
weer nieuwe raadsels in ons
hoekje zetten. Dat vraagt ook
weer plaats.
Nu allemaal massa's groeten
en tot de volgende keer.
Jullie TANTE TRUUS.
Nieuwe raadsels.
1. Met M. is het een rivier.
Met B. is het geen knecht.
Met H. is het een dier.
Met K. lust je het graag op je
brood.
2. Het geheel bestaat uit twee
lettergrepen en noemt een plaats
in Limburg. De eerste lettergreep
noemt iets, dat je aan een schip
vindt en de tweede lettergreep is
de naam van een lichaamsdeel.
Wat is de Limburgse plaats?
3. Welk werk kan men het
beste in donker zien?
De oplossingen kunnen tot Za
terdag 30 September met vermel
ding van voornaam, naam (en
schuilnaam, wie die heeft geko
zen) leeftijd en adres worden ge
zonden aan de Redactie Zeeuwsch
Weekend, Goes.
Het zijn altijd de eenvoudigste
waarheden waar een mens het
iaatst op komt.
De verschrikkelijkste van alle
verschrikkelijkheden is de mens
In zijn waan.
Weinig waarde heeft alles wat
zfln prijs heeft.
De meeste koninkrijken zijn ge
storven op het zachte bed der
weelde.
Alles komt, als men maar kan
wachten.
Waarzeggen is voordeliger dan
waarheid zeggen.
Welsprekendheid ls heftige een
voud.
Er is geen groter genot voor de
kleine kinderen dan moeder te
mogen helpen. Als deze er een
beetje begrip voor heeft en
welke echte moeder heeft dat
niet? zal ze dat natuurlijk
goed vinden Er is echter één
schaduwzijde aan die hulp: onze
dochter neemt het niet zo nauw
met haar kleding. Al gauw zit
ze vol met watersnatten, en even
later is dit misschien aangevuld
met lelijke vet- of andere vlek
ken. Dit alles kan natuurlijk
worden voorkomen als we het
kind een schort geven, dat we
eemakkelük kunnen wassen.
Moeder, die zelf hard werkt, en
dochter hebben dus behoefte aan
een schort, zodat de afgebeelde
modelletjes te pas zullen komen.
K 3956/9. Het lijfje van dit
schortje heeft een ronde hals
uitsnijding en een paar gerimpel
de volants. Benodigd voor 100 cm. bovenw. 3 m. stof van 90 cm. breedte.
K 3950/9. Een snoezig schortje voor de allerkleinste. Benodigd voor de
leeftijd van 4 jaar 1.55 m. stof van 90 cm. breedte.
K 3951/9. Dit schortje sluit van achteren met een rij knonen. Benodigd
voor de leeftijd van 5 jaar 1.35 m. stof van 90 cm breedte.
De knippatronen van de kindermodellen zijn f 0.75. van het grote
model a f 0 95 verkrijgbaar bij „Bella" Patronenservice. Kromme
Nieuwe Gracht 66. Utrecht. Betaling uitsluitend per postwissel.
K 3956/9 is verkrijgbaar voor 94. 100 en 108 cm. bovenwijdte. K 3950/9
voor de leeftiid van 2. 4 en 6 iaar en K 3951/9 voor 3. 5 en 7 jaar
{llli.nl
bie plaetjes en praetjes
ABRAHAM LINCOLN EN DE
PREEK.
In John Wesley Hill's boek over
Abraham Lincoln, „Man of God",
komt het volgend verhaa' voor:
In 1846, gedurende een verkie
zingscampagne voor het Congres,
woonde Abraham Lincoln een
godsdienstoefening bij, welke
werd geleid door Ds Peter Cart-
wright.
Ds Cartwright verzocht tijdens
zgjn predicatie aan allen, die
wensten naar de hemel te gaan,
van hun zitplaatsen op te staan,
waarna natuurlijk allen van hun
plaatsen opstonden. Alleen Abra
ham Lincoln bleef echter kalm
zitten.
Daarop verzocht de dominé aan
hen, die liever naar de hel wil
den, op te staan. Maar ook toen
bleef Lincoln rustig zitten.
Het verwondert mij, zei
daarop de predikant, dat Abe
Lincoln beide malen rustig is blij
ven zitten. Wanneer de heer Lin
coln niet verlangt om naar de
hemd te gaan en evenmin wenst
tkw de hel te gaan, misschien
kan hij ons dan vertellen, waar
hij dan wél wenst heen te gaan?
Lincoln stond daarop op van
zijn plaats en antwoordde rustig:
Ik verlang naar het Congres
te gaan.
EEN KLEINE DIPLOMAAT.
Kleine Jan vraagt zijn vader:
Hoeveel ben ik u wel waard,
pappie
Jij bent me wel een millioen
gulden waard, antwoordde de
trotse vader.
Wel, kunt u mij dan alvast
niet een kwartje voorschot ge
ven? vroeg de kleine vent.
OP DE ZONDAGSSCHOOL.
Op een Zondagsschool had de
juffrouw de gewoonte de kinde
ren iedere Zondag de Apostoli
sche geloofsbelijdenis te laten op
zeggen. Ieder der leerlingen nam
dan één geloofsartikel voor zijn
rekening. Maar op een Zondag
nam, wegens ziekte van de juf
frouw, een ander de klas waar.
Haar was medegedeeld wat de
gewoonte was en ook zij liet de
Geloofsbelijdenis opzeggen. Maar
één der twaalf artikelen ontbrak.
Ze vroeg naar de reden, dat deze
was overgeslagen, waarop een
leerlinge prompt antwoordde:
O, juffrouw, het meisje dat
gelooft in de enige algemene
Christelijke kerk, kon vanmiddag
aiet komen.»—.
Dat geloof ik graag, was het
antwoord, maar je moet dan
ook niet vragen wat je gekregen
hebt.
HET MEDAILLON.
Ik vermoed, dat u in dat
medaillon iets dierbaars van u
bewaart? vroeg een dame aan 'n
kennis.
Inderdaad, er zit een lok
haar van mijn man in, was het
antwoord.
Maar uw echtgenoot leeft
toch nog? was de wedervraag.
Jawel, maar zijn haar is ver
dwenen, antwoordde de dame.
Tranen zijn niet de enige be
wijzen van verdriet en niet de
beste.
Een gierigaard is nooit verle
gen om een argument, tot wei
gering.
Wat onvolmaakt is, moet vol
maakt worden, want tot het
worden, niet tot het zijn, zijn we
op aarde.
De jeugd is de tijd om de wijs
heid te bestuderen, de ouderdom
om haar toe te passen.
MET EN ZONDER LANTAARN.
Een boer uit de Achterhoek
ontmoette in de avond zijn knecht,
die een lantaarn bij zich dr .eg,
en vroeg hem wat hij moest gaan
doen met die lantaarn.
Ik ga uit vrijen, antwoordde
de knecht.
Toen ik nog uit vrijen ging.
deed ik het in 't donker, zei de
boer.
„Zó, het was hoog tijd, dat U tot mij kwam."
JSaat Uw praktijk dan zó slecht, dokter?"
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 22 Sept. '50, No. 1669
Exploitantc
Oosterbaan Le Cointre N.V„
Goes
eeuu/sc.w
u/eem/Yü
VOOK DE ZONDAG
Elseviers Weekblad geeft een
artikel van de hand van dr J. L.
Snethlage, onder de hierboven af
gedrukte titel.
De schrijver betoogt daarin, dat
het in tegenstelling met Rus
land -een leemte van de Wes
terse democratieën is, dat de op
groeiende jeugd geen „voorbeeld"
heeft. De jeugd van Rusland heeft
dat wel in de figuur van .Stalin.
In de U.S.S.R. draagt een offi
cieel leerboek, dat op alle scholen
is ingevoerd, de titel: „Ik wens
te zijn ais Stalin". En nu betoogt
dr Snethlage, dat geen enkel land
der Westerse democratieën een
figuur kent, die, evenals Stalin,
tot voorbeeld aan de jeugd ge
steld kan worden. Een leerboek,
dat tot titel zou dragen„Ik wens
te zijn als Koningin Juliana", of
„als Harry Truman" of „als
Churchill" zou een onmogelijk
heid zijn. „Zo ontbreekt dus tot
nog toe in de Westerse democra
tieën het persoonlijke zedelijke
voorbeeld, dat aan de massa in
het algemeen en aan de opgroei
ende jeugd in het bijzonder,
oriëntatie en inspiratie kan bij
brengen".
Paedagogisch gezien is het van
weinig belang of een bepaalde fi
guur volkomen betrouwbaar ge
tekend is. Maar voor de massa is
het zaak, dat hij een aureool heeft
van de concretisering van het ze
delijke ideaal. En dat wordt aan
de Russische jeugd in de figuur
van Stalin bijgebracht, aldus dr
Snethlage.
En dat vindt dr Snethlage nog
steeds een paedagogische leemte
van het Westen. Wij hebben zulk
een figuur niet.
We herinneren ons uit onze
eerste schooljaren, dat wij een
versje moesten leren waarvan de
beginregels waren: „Ik wens te
zijn als Jezus, zo nederig en zo
goed, Zijn woorden waren vriend'
lijk, Zijn stem was altijd zoet..."
Toen we dit artikel van dr
Snethlage lazen, kwamen deze
regels ons weer onwillekeurig in
de gedachten.
Nu zouden we niet graag deze
versregels zonder meer nog wil
len aanvaarden. In de eerste
plaats komt hier de tendenz van
de „Navolging van Christus" in
de betekenis dan van 't „nadoen"
van Christus om de hoek gluren.
Het bekende boekje van Thomas
a Kempis, het „Gulden Boekske",
zoals het genoemd is, exegetiseert
het Paulinische woord: „Weest
dan mijn navolgers, gelijkerwijs
ook ik van Christus" op de
rooms mystiek-humanistische
wijze, dat aan het Schriftuurlijke
navolgen de inhoud van een na
doen geeft
Maar in de tweede plaats is het
bekende schoolversje ook nog
Schriftuurlijk onjuist, want het is
niet waar dat de Heiland alléén
maar „vriendelijke" woorden ge
sproken heeft en alléén maar al
tijd een „zoete" stem had. De Fa-
rizeërs en Schriftgeleerden wisten
het wel anders, toen zij zich uit
gemaakt zagen voor witgepleis
terde graven, die van buiten
schoon schijnen, maar van binnen
vol doodsbeenderen zijn, en hun
zal de stem van de Heiland waar
lijk niet „zoet" in de oren hebben
geklonken, toen Hij hun het ze
venvoudig „Wee U!" voor de voe
ten wierp.
Maar, afgezien van deze bezwa
ren, liet mij de eerste regel van
dit schoolversje toch niet los, na
dat ik het artikel van dr Sneth
lage geleyAn lyyl
Want ligt tenslotte toch niet
hier de diep-tragische fout in zijn
redenering, wanneer hij meent,
dat liet een „leemte in de Wester
se democratieën" is, dat zij de
opgroeiende jeugd geen leerboe
ken kan geven met de titel: „Ik
wens te zijn alszoals de
jeugd in Rusland die heeft, dat
hij niet de minste waarde toekent
aan een geloof in Hem, Die méér
is dan Stalin, en die méér gedaan
heeft dan Stalin ooit zou kunnen
doen, gesteld dat hij al met goede
bedoelingen bezield ware?
Dr Snethlage schrijft: „Wie in
de U.S.S.R. voor zijn vijandige
gevoelens jegens Stalin zou uit
komen, weet dat zijn lot bezegeld
is en dat hij zichzelf kan af
schrijven".
De tragiek in deze redenering
is, dat men er geen oog voor
heeft, dat in veel absoluter zin
hetzelfde gezegd kan worden van
de Christus Gods, en dat men in
de „Westerse democratieën", (om
de terminologie van dr Snethlage
te gebruiken), deze alles beheer
sende waarheid aan de opgroeien
de jeugd onthouden heeft.
Want in oneindig veel stringen
ter zin dan van de mens Stalin,
wiens adem in zijn neusgaten is,
geldt het van de Zoon van God,
Die eenmaal vlees geworden is:
wie voor zijn vijandige gevoelens
jegens Hem blijft uitkomen, wete
dat zijn lot bezegeld is en dat hij
zichzelf kan afschrijven
Niet het verschijnen van een
kracht-mens onder de Westerse
democratieën, voor wie de op
groeiende jeugd vol aanbidding
neerknielt, kan redding brengen.
Evenmin als in Rusland ooit Sta
lin redding brengen zal en even
min als de Duitse Nazi-jeugd ooit
redding heeft ontvangen van
Hitler, van wie zij immers ook
langs de straten zong: „Ik wens
te zijn als HitierZulke
„voorbeelden" redden geen volk,
maar voeren het naar de onder
gang.
Nooit slechter vergaat het een
volk dan wanneer het een mens
goddelijke eer bewijzen gaat.
Ik herinner mij levendig hoe in
1934, bij de opkomst van Hitier
in Duitsland, een Duitse dame in
Wiesbaden mij, met een gebaar
van afgodische verering voor Hit-
Ier, hem een „tweede Jezus"
noemde. Wat dr Snethlage voor
de Westerse democratieën wil, is
in principe hetzelfde.
Hij eindigt zijn artikel met de
woorden: „Wij kunnen tot dusver
geen gestalte naar voren brengen
of scheppen, die de zedelijke auto
riteit bezit, waarnaar de jeugd
uitziet. „Ik wens te zijn als
Welke naam zal hier eenmaal
worden ingevuld?"
Aldus vraagt hij.
En dan denk ik weer aan mijn
oude schoolversje, met al zijn ge
breken.
De kern was toch goed bedoeld,
en blijft het antwoord geven ook
op de vraag van de angst: „Welke
Naam?"
Welke Naam kan de Westerse
democratieën nog redding bren
gen?
Het is de Naam van Jezus, in
Welke Naam eenmaal zulke ont
zaglijke krachten onder de Wes
terse democratieën geschied zijn,
het is de enige Naam, die onder
de hemelen gegeven is, in welke
de volken kunnen zalig worden.
En het beangstigende blijft nu,
dat men juist die NAAM negeert
of afwijst
Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die
Mijne woorden stelen, een ieder van zijnen naaste. Jer. 23 30.
„Dat zijn sy, die heymelick en
steelswijse met malkanderen
it' samenspannen en d' een den
anderen leeren wat sy f samen
den volcke als Mijn woort en
op Mijnen naem sullen voor
stellen, ofte die wel weten dat
de ware prophetiën Mijn woort
zijn en ontkennen 't evenwel
voor den volcke of houden
't achter, steelende aIsoo Mijn
woort uyt de herten der men-
schen en benemende haer de
gedachten, die sy daervan mo
gen hebben, opdat het in den
wint geslagen worde. Som
mige meynen, dat dit siet op
de arghlistigheyt der valsche
Prophe ten, die enige woorden
en manieren-van-spreken, die
de ware Propheten gewoon
waren in hare prophetiën te
gebruycken, hen ontstalen en
tot eenen deckmantel hares
bedroghs in l^are valsche pro-
phetieën gebruyckten, en de
ware Propheten alsoo, als men
seyt, na-aepten."
Aldus de kanttekenaar. In
veel opzichten niets verouderd.
Alleen is er in dat stelen vaak
de behoefte aan een dekmantel,
voor de onkunde door onmacht
of luiheid.
Men spreekt in de trant van
een groot theoloog, zonder
ook maar te beseffen na welk
een strijd en denkinspanning
zulke bewoordingen ontston
den. Men gaat op de klank af',
't Klinkt bijbvls, maar de in
houd en de voedingsbodem, de
achtergrond? Zo is het geen
cerstehands water, geput uit
de fontein des heils, maar een
mengeling uit de kruiken van
Augustinus en de flessen van
Luther en Calvijn.
Maar die fontein spuit nu
nog! Hef alleen maar uitgieten
van door anderen verzameld
water is een belediging voor
de fontein, die ook nu nog
volop vloeit.
Geen na'dpen maar ons la
ten aansteken door de noeste
vlijt der naasten en bovenal
zelf doordacht hebben en kun
nen verantwoorden, wat wij
's Zondags in 's Heeren op
dracht prediken. Zie vs. 22
en 23.
Aardenburg. D. v. d. MEULEN.
Verleje weke kreeg ik bericht
van de krante asdat ze weer be
gonnen met het weekend en ze
vroege of ik er ook weer an wou
mee doen.
Noe, zoas ik de geweunte heb,
liet ik d'n brief an me vrouwe
leze en die zee toen: Dan heit die
redakteur zeker noe lang genogt
In z'n hangmat gelege.
Ik begreep niet wat ze bedoe
lende en ik vroeg: Vrouwe, je
spreekt in raadsels, maar toen
zee ze:
Ben je dan al weer vergete, dat
ze in dat leste weekend van de
voorzeumer een portret van de
redakteur in 't weekend gezet
hebbe, waaronder sting, asdat ie
met verkansie was en dus het
weekend een hort moet stillegge?
Het was die vent met z'n kale
kop en die dikke buik.
Toen gong me een licht op. Ik
weet nog wel, asdat ik bie me-
zeivers docht: ja vaedertje, jie
kan makkelijk praete met je ver
kansie, maar voor mien is ter
heel wat anders an het handje
as verkansie. Maar affien, ik gun
de 'm z'n pret. 's Winters hebbe
wiele 't weer wat makkelijker en
motte ze an de krante met volle
kracht vooruit. Ieder op z'n tied,'
zalle we maar zegge.
Maar zodoende benne we dan
maar weer begonne, ofschoon me
vrouwe het me afgeraje heit. Ze
zeit: Schoenmaker hou je eige
bie je leest. Wat mot jie noe in
de krante schrieve, je ben beter
met de schoppe en de griep ver
trouwd as met de pen, laat dat
noe over an de mense die er voor
gestedeerd hebbe.
Noe, ik mot zegge as dat ik ze
in me harte geliek most geve, zo-
as ik dat deur de bank doen mot,
hoor, al zeg ik 't heur niet, om
ze voor hoogmoed te beware.
Maar, ik hebbe noe eenmaal de
geweunte, dat ik moeilijk nee ken
zegge as me wat gevraagd wordt
en as ze je dan nog er bie schrie
ve, asdat er een bepaald soort
mense benne, die me graag lezen,
noe, dan taste ze me in me zwak
en dan denk ik bie me zeivers:
dan mot het maar weer is ge-
beure, in de hoop, dat ze een biet
je toegevend willen wezen en as
ze helegaere niet van me gediend
benne, noe dan kenne ze me stik-
jes altoos nog overslaan ook.
En zo zit ik dan maar weer
met een stikje pampier voor me.
En as ik noe eerlijk wil wezen,
dan mot ik zegge dat ik td voor
de tweede keer met een stikje
pampier voor me zit. Want ik zou
gistere ook net begonnen wezen,
toen onze buurvrouw kwam bin
nenlopen, en met me vrouwe be
gon te praete over de krante.
Noe dat trok me andacht, zoas
je wel begriepe ken. Ze vertelde
asdat ze het Zeeuwsch Dagblad
met nog een kennis samen leest
vanwege de bezuiniging en noe
had die kennis, die de krante
eerst las haar een nummer toe-
gestierd waarin ze een stikje met
inkt omliend had. Dat stikkie
gong over een en of aere uutvoe-
ring, die in het water gevallen
was, vanwege Pluvius. Noe be
greep ze er niks van wat dat te
beduje had, maar ze heit, met as
ik, een zeun op de U.L.O. en die
wist te vertellen asdat Pluvius 'n
Romeinse afgod was, die voor de
regen zorgde. En noe was ze
kwaad ge worde op de krante om
dat daarin zomaar een heidense
afgod werd toegeschreven wat al-
lenig maar door de Schepper van
Hemel en aarde kan gedaan wor
den. Noe toen ik dat verhaal
hoorde, kwam ik er effies bie
staan en toen vroeg ze an me:
Ken dat noe zomaar in een chris
telijke krante, buurman, zeit jie
er noe ook is wat van. Noe, ik
wist eigenlijk niet goed wat ik
daarop most zeggen. Ik ken Plu
vius niet. Me zeun zal er wel
meer van weten. Maar ook mien
liekent het beter om die heiden
se afgoden maar niet bie ons weer
te betrekken. We motte, ook in
ons praete en schrieve maar bie
d'n Biebel bluven, dan benne we
op de veiligste weg. Maar an de
aere kant mot ik ook zegge, dat
we er rekening met motte houwe,
asdat die kranteschrievers het
netuurlijk niet met opzet doen. Zo
denken er, zoas ik het zie, geen
eens bie deur, wat ze allemaal
wel schrieve, as ze de krante vol
maken. En op scholen hebben ze
dat allegaer geleerd en dan komt
't er zo maar uut derlui pen, zon
der dat ze er verders bie na dien-
ke. Toen zee me buurvrouw:
maar ze moste toch nadienke as
ze wat schrieve, daar benne 't
toch schrievers veur? Noe, heb ik
gezeit, weet je wat je doen most,
buurvrouwe, je most een briefie
naar de krante schrieve en ze er
op wiezen. Dan gae je recht deur
zee. Ik weet zeker asdat die kran-
temense er dankbaar gebruuk
van zalle maken en zukke dien-
gers waar aere mense derlui eige
an stote kenne niet meer gebro
ken.
Buurvrouw zee toen asdat ze
met de penne niet overwege kon.
Ze kon beter der mondje gebruke,
zee ze. Noe daar heb ik het toen
maar bie gelaten.
Intussen heit dat gesprek me
toch nog 'n hort je vast gehouwen.
Ik docht: het is voor die krante-
lui toch wel moeilijk, as 't er op
ankomt. Want wie an de weg tim
mert heit veul bekieks en je heit
met ieleke regel die je schrieft
terdege rekening te houwe met
wat je schrieft. En noe geeft al
die kretiek niemendal, integen
deel, ze is wel goed, dat houdt
die kranteluu wakker, maar noe
mot ter toch an de aere kante
ook een bietje waardering wezen.
As je kiekt, wat de kristelijke
pers bevoorbeeld uut de adver
tenties mot weren, wat de aere
kranten graag opnemen, an bios
coop en theater en dansadverten-
ties dan loopt dat in de duzenden
guldes per jaar hebbe ze wel is
gezeid. En as je dan ook in reke
ning brengt asdat ze de sportuut-
slage van Zundags allegaer der
uut houwe en nog een hoop aere
diengen meer, die in de kristelijke
gezinnen niet thuus horen, dan zeg
ik, laete we toch ook wat waar
dering hebben, en dankbaar we
zen, asdat we bie ons in Zeeland
nog niet gedwonge benne om een
zogenaamd neutraal dagblad in
huze te nemen, wat het bederf is
voor de kienders en meschien nog
wel voor ons zeivers derbie.
En noe maar weer tot volgende
weke. Allegaar gegroet van julder
FLIP BRAMSE.