ons thuis Om VOOR DE JEUGD. Atfhotiirrieri AAN HET WERK r ApAotitimen j-atniiLMad f jjfeuyd yondeA u-o-a&ê-eetd" De> cUc Ueils ch ik. Vrijdag 22 September 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 zulke mooie dingen over in 1 Cor. 13, een hoofdstuk, dat jij ook wel kent. Die liefde heeft niets te maken met een ongebreideld uitleven van zichzelf. Er wordt in wereldse kringen vaak zo verschrikkelijk oppervlakkig gepraat en geschre ven over verloving en huwelijk. Maar het huwelijk is méér dan een papiertje halen bij de burger lijke stand, een bewijs dat je samen met elkaar doen kunt wat je wilt Liefde is in de eerste plaats juist gericht op harmonie en vrede en ordening. Daarom heeft Liefde ook eerbied voor de wet en voor de bepalingen die er voor de samenleving in maat schappelijk verband gesteld wor den. Liefde is eerbied hebben voor eikander. Welk een verwoesting hebben niet die z.g. moderne be schouwingen over het huwelijk in menig leven aangericht. Ik denk hier b.v. aan het „proefhuwelijk", waarover een bekend socialistisch voorman met zijn vrouw samen (de Wibauts), een boek geschre ven hebben. Het is misscnien wel de grote nood van ons moderne leven, dat we het huwelijk van zijn christelijke basis hebben be roofd. Dat we het huwelijk zijn gaan zien als een instelling, dat dienen moet om in de eerste plaats onszelf te kunnen be vredigen. Je moet er de buiten landse couranten eens op na lezen, wat een diepe ellende stroomt je daarin tegen over allerlei mis lukte huwelijken, echtscheidingen, huwelijksdrama's enz. En laat ons niet denken, dat het in ons eigen land veel beter is, al is hier de pers wat meer ingetogen in het verslaan van dergelijke „sensati onele" copij. Ik las eens, beste neef: „Echte Liefde is iets Goddelijks. In de uiterste consequentie, het schep pen van nieuw leven, ligt een der wezenlijke punten van het „beeld drager Gods" zijn. Paulus stelt de Liefde zó hoog, dat hij hierin, in de toewijding van de bruid aan de bruidegom, in de beschermende leiding en de zich zelf wegcijfe rende overgave van de man, het symbool ziet van de verhouding van Christus tot de gemeente (zie het slot van Ef. 5). Daarom is ook een van de beste dingen, die verloofden of gehuwden kunnen doen, samen te bidden, samen Gods leiding te vragen over hun gemeenschappelijk leven, samen zich onder Zijn oordeel te stellen, samen steeds meer één te willen worden in Hem Ik geloof, beste neef, dat ik er nu iets van gezegd heb, maar ik voel best, dat ik nog maar een tipje heb laten zien van wat je me gevraagd heb. Daarom wil ik D.V. volgende week er graag nog wat meer van zeggen. Intussen gegroet van je Oom DAAF. Mijn beste neefjes en nichtjes, De vacantietijd is weer voorbij en jullie zitten weer elke dag in school. Ik denk, dat de meesten van jullie dat ook weer fijn vin den. Je moet natuurlijk weer flink je best doen om te leren, en dat valt altijd niet mee, maar er zijn toch ook weer die leuke dingen met elkaar als je je schoolvrienden en -vriendinnen weer elke dag ziet. Ik verlang alweer naar jullie brieven, waarin je me vertellen gaat van al wat je in de vacantie hebt gedaan en ook of je er nog op uit geweest bent. Ons Weekend heeft wel een lange vacantie gehad en ik hoor de, dat er weer veel naar ge vraagd wordt of het nog geen tijd werd, dat ook wij eens op hielden met vacantiehouden. Nu ben ik echt bang, dat ik er de schuld van krijg dat we zo lang aan het vrijbuiteren bleven. Als ze ook in de krant gaan zetten, dat tante Truus in haar vacantie naar Afrika gaat, wel dan valt het niet vreemd als je in zo'n lange tijd taal noch teken van haar te zien krijgt. Maar die medede ling in ons Weekend was nu eens niet waar. Ik denk, dat de mijn heer, die dit van mij vertelde aan zijn eigen vacantie dacht, toen hij aan het schrijven was. Of ik niet eens graag in Afrika zou willen kijken? Wel daar'zou ik wel drie maal heel hard „ja" voor willen roepen. Maar het zal niet veel helpen. In ieder geval is voor dit jaar ook mijn vacantie weer voor bij en het volgend jaardaar ga ik voor sparen. Ik vrees ech ter, dat ik voor een Afrikaanse reis een heel dikke spaarpot zal moeten hebben, want het is het reisje wel, daar naar toe. In ieder geval ben ik nu door deze ervaring gewaarschuwd, als ik weer mijn vacantieplannen mee deel, dat ik het op een papiertje zal zetten voor de mijnheer van ons Weekend, anders komen er weer de wonderlijkste plannen in de krant. Jullie zagen me in ge dachten zeker al schelpen zoeken aan het strand bij Kaap de Goede Hoop. Nu al is deze verre reis aan mijn neus voorbij gegaan, ik heb toch nog wel even om het hoekje van de grensdeur van ons land gekeken. Dat is natuurlijk altoos fijn. Maar geloven jullie me wel, als ik vertél, dat ik op mijn tocht buiten onze grenzen nog al eens aan jullie gedacht heb? Echt waar hoor. Dat kwam zo. Op zo'n tocht door een vreemd land, kom je langs veel plaatsen, waarvan ik vroeger nooit hoorde, maar nu ik er eens zelf geweest ben, nu vergeet ik ze niet weer en ik weet ze nog precies te liggen op de kaart. Al reizende dacht ik, nu zitten straks als de vacantie weer voorbij is, mijn nichten en neven, de groteren dan, die al aardrijkskunde van vreemde lan den leren, heel hard te piekeren, om veel plaatsen te leren, en veel vergeten ze ook weer. Wat zou dat fijn zijn, als ze eens in werkelijkheid die plaatsen en ber gen en rivieren konden zien, wel dan vergaten zij ze van hun leven niet weer. Dat zouden nog eens prachtige aardrijkskundelessen zijn. Je weet dan ook ineens hoe alles er uit ziet. Toen ik nog jong was en naar school ging, woonde ik ook dicht bij de zee en de duinen. Het spreekt vanzelf, dat ik op school ook aardrijkskunde leerde en ook wat weten moest over bergen. Ik dacht toen altijd, dat bergen enkel maar heel hoge duinen van zand waren. De meester praatte wel over rotsen en steengeberg ten, en dat geloofde ik natuurlijk wel, maai- duidelijk was het me niet, altijd zag ik maar duinen voor me, als het over bergen ging. Tot ik veel later eens op een echte berg stond en al maar rot sen en rotsen zag, ja toen pas wist ik echt wat een berg was. Het is zo leiA, dat we in ons land ook een beetjje groots over bergen praten en ik geloof dat het hoog ste punt in ons lieve land maar vierhonderd meter is. Denk dan eens aan de Mont-Blanc met zijn bijna 5000 meter. Je moet niet denken, dat ik ons eigen land daarom minder vind. Wij hebben immers weer de wijde zee langs onze kusten en heel veel Zwitser se kinderen hebben daarvan weer niet veel begrip. Ze hebben wel meren, maar wat is nu een meer, in vergelijking met onze Noord zee. Zo zie je, dat elk land zijn eigen mooje dingen heeft. We hoeven ons niets minder te voe len, omdat wij geen bergen heb ben. Alleen is het wel mooi alles eens in verre landen te zien. Dat is de mooiste aardrijkskun deles, die er bestaat. Alleen vrees ik, dat die lessen te duur zouden worden om er hele klassen heen te sturen. Zo zie je, dat ik al reizende, jullie niet vergat. Toen ik thuis kwam, zag ik dat velen van jullie mij ook niet vergeten waren, want er waren mooie prentbriefkaarten voor me geko men. Dat doet 't hart weer goed. Daarom begin ik ook weer met zo'n plezier mijn praatje met jullie. De neven en nichten die mij post stuurden, daarvoor hartelijk dank. Er waren ook nog enkele vragen ingekomen van jongens en meisjes, die vroegen of ze na de vacantie met ons mee moch ten doen. Natuurlijk, ieder is wel kom. Wij houden nu eenmaal van een grote familie. Dat maakt het gezelliger. En nu is de pret van de vacan tie voorbij, zeggen we, ja de pret van de vacantie, maar daarmee niet alle pret. Het is thuis en op school met je kornuiten en in ons hoekje in het Weekend toch ook weer plezierig. Ik vind het ten minste thuis ook weer fijn. O mensen, ik kijk eens even naar mijn papier. Wat heb ik een lange brief naar jullie geschreven. Ik moet eindigen hoor, want ik moet, om weer begin te maken, weer nieuwe raadsels in ons hoekje zetten. Dat vraagt ook weer plaats. Nu allemaal massa's groeten en tot de volgende keer. Jullie TANTE TRUUS. Nieuwe raadsels. 1. Met M. is het een rivier. Met B. is het geen knecht. Met H. is het een dier. Met K. lust je het graag op je brood. 2. Het geheel bestaat uit twee lettergrepen en noemt een plaats in Limburg. De eerste lettergreep noemt iets, dat je aan een schip vindt en de tweede lettergreep is de naam van een lichaamsdeel. Wat is de Limburgse plaats? 3. Welk werk kan men het beste in donker zien? De oplossingen kunnen tot Za terdag 30 September met vermel ding van voornaam, naam (en schuilnaam, wie die heeft geko zen) leeftijd en adres worden ge zonden aan de Redactie Zeeuwsch Weekend, Goes. Het zijn altijd de eenvoudigste waarheden waar een mens het iaatst op komt. De verschrikkelijkste van alle verschrikkelijkheden is de mens In zijn waan. Weinig waarde heeft alles wat zfln prijs heeft. De meeste koninkrijken zijn ge storven op het zachte bed der weelde. Alles komt, als men maar kan wachten. Waarzeggen is voordeliger dan waarheid zeggen. Welsprekendheid ls heftige een voud. Er is geen groter genot voor de kleine kinderen dan moeder te mogen helpen. Als deze er een beetje begrip voor heeft en welke echte moeder heeft dat niet? zal ze dat natuurlijk goed vinden Er is echter één schaduwzijde aan die hulp: onze dochter neemt het niet zo nauw met haar kleding. Al gauw zit ze vol met watersnatten, en even later is dit misschien aangevuld met lelijke vet- of andere vlek ken. Dit alles kan natuurlijk worden voorkomen als we het kind een schort geven, dat we eemakkelük kunnen wassen. Moeder, die zelf hard werkt, en dochter hebben dus behoefte aan een schort, zodat de afgebeelde modelletjes te pas zullen komen. K 3956/9. Het lijfje van dit schortje heeft een ronde hals uitsnijding en een paar gerimpel de volants. Benodigd voor 100 cm. bovenw. 3 m. stof van 90 cm. breedte. K 3950/9. Een snoezig schortje voor de allerkleinste. Benodigd voor de leeftijd van 4 jaar 1.55 m. stof van 90 cm. breedte. K 3951/9. Dit schortje sluit van achteren met een rij knonen. Benodigd voor de leeftijd van 5 jaar 1.35 m. stof van 90 cm breedte. De knippatronen van de kindermodellen zijn f 0.75. van het grote model a f 0 95 verkrijgbaar bij „Bella" Patronenservice. Kromme Nieuwe Gracht 66. Utrecht. Betaling uitsluitend per postwissel. K 3956/9 is verkrijgbaar voor 94. 100 en 108 cm. bovenwijdte. K 3950/9 voor de leeftiid van 2. 4 en 6 iaar en K 3951/9 voor 3. 5 en 7 jaar {llli.nl bie plaetjes en praetjes ABRAHAM LINCOLN EN DE PREEK. In John Wesley Hill's boek over Abraham Lincoln, „Man of God", komt het volgend verhaa' voor: In 1846, gedurende een verkie zingscampagne voor het Congres, woonde Abraham Lincoln een godsdienstoefening bij, welke werd geleid door Ds Peter Cart- wright. Ds Cartwright verzocht tijdens zgjn predicatie aan allen, die wensten naar de hemel te gaan, van hun zitplaatsen op te staan, waarna natuurlijk allen van hun plaatsen opstonden. Alleen Abra ham Lincoln bleef echter kalm zitten. Daarop verzocht de dominé aan hen, die liever naar de hel wil den, op te staan. Maar ook toen bleef Lincoln rustig zitten. Het verwondert mij, zei daarop de predikant, dat Abe Lincoln beide malen rustig is blij ven zitten. Wanneer de heer Lin coln niet verlangt om naar de hemd te gaan en evenmin wenst tkw de hel te gaan, misschien kan hij ons dan vertellen, waar hij dan wél wenst heen te gaan? Lincoln stond daarop op van zijn plaats en antwoordde rustig: Ik verlang naar het Congres te gaan. EEN KLEINE DIPLOMAAT. Kleine Jan vraagt zijn vader: Hoeveel ben ik u wel waard, pappie Jij bent me wel een millioen gulden waard, antwoordde de trotse vader. Wel, kunt u mij dan alvast niet een kwartje voorschot ge ven? vroeg de kleine vent. OP DE ZONDAGSSCHOOL. Op een Zondagsschool had de juffrouw de gewoonte de kinde ren iedere Zondag de Apostoli sche geloofsbelijdenis te laten op zeggen. Ieder der leerlingen nam dan één geloofsartikel voor zijn rekening. Maar op een Zondag nam, wegens ziekte van de juf frouw, een ander de klas waar. Haar was medegedeeld wat de gewoonte was en ook zij liet de Geloofsbelijdenis opzeggen. Maar één der twaalf artikelen ontbrak. Ze vroeg naar de reden, dat deze was overgeslagen, waarop een leerlinge prompt antwoordde: O, juffrouw, het meisje dat gelooft in de enige algemene Christelijke kerk, kon vanmiddag aiet komen.»—. Dat geloof ik graag, was het antwoord, maar je moet dan ook niet vragen wat je gekregen hebt. HET MEDAILLON. Ik vermoed, dat u in dat medaillon iets dierbaars van u bewaart? vroeg een dame aan 'n kennis. Inderdaad, er zit een lok haar van mijn man in, was het antwoord. Maar uw echtgenoot leeft toch nog? was de wedervraag. Jawel, maar zijn haar is ver dwenen, antwoordde de dame. Tranen zijn niet de enige be wijzen van verdriet en niet de beste. Een gierigaard is nooit verle gen om een argument, tot wei gering. Wat onvolmaakt is, moet vol maakt worden, want tot het worden, niet tot het zijn, zijn we op aarde. De jeugd is de tijd om de wijs heid te bestuderen, de ouderdom om haar toe te passen. MET EN ZONDER LANTAARN. Een boer uit de Achterhoek ontmoette in de avond zijn knecht, die een lantaarn bij zich dr .eg, en vroeg hem wat hij moest gaan doen met die lantaarn. Ik ga uit vrijen, antwoordde de knecht. Toen ik nog uit vrijen ging. deed ik het in 't donker, zei de boer. „Zó, het was hoog tijd, dat U tot mij kwam." JSaat Uw praktijk dan zó slecht, dokter?" behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 22 Sept. '50, No. 1669 Exploitantc Oosterbaan Le Cointre N.V„ Goes eeuu/sc.w u/eem/Yü VOOK DE ZONDAG Elseviers Weekblad geeft een artikel van de hand van dr J. L. Snethlage, onder de hierboven af gedrukte titel. De schrijver betoogt daarin, dat het in tegenstelling met Rus land -een leemte van de Wes terse democratieën is, dat de op groeiende jeugd geen „voorbeeld" heeft. De jeugd van Rusland heeft dat wel in de figuur van .Stalin. In de U.S.S.R. draagt een offi cieel leerboek, dat op alle scholen is ingevoerd, de titel: „Ik wens te zijn ais Stalin". En nu betoogt dr Snethlage, dat geen enkel land der Westerse democratieën een figuur kent, die, evenals Stalin, tot voorbeeld aan de jeugd ge steld kan worden. Een leerboek, dat tot titel zou dragen„Ik wens te zijn als Koningin Juliana", of „als Harry Truman" of „als Churchill" zou een onmogelijk heid zijn. „Zo ontbreekt dus tot nog toe in de Westerse democra tieën het persoonlijke zedelijke voorbeeld, dat aan de massa in het algemeen en aan de opgroei ende jeugd in het bijzonder, oriëntatie en inspiratie kan bij brengen". Paedagogisch gezien is het van weinig belang of een bepaalde fi guur volkomen betrouwbaar ge tekend is. Maar voor de massa is het zaak, dat hij een aureool heeft van de concretisering van het ze delijke ideaal. En dat wordt aan de Russische jeugd in de figuur van Stalin bijgebracht, aldus dr Snethlage. En dat vindt dr Snethlage nog steeds een paedagogische leemte van het Westen. Wij hebben zulk een figuur niet. We herinneren ons uit onze eerste schooljaren, dat wij een versje moesten leren waarvan de beginregels waren: „Ik wens te zijn als Jezus, zo nederig en zo goed, Zijn woorden waren vriend' lijk, Zijn stem was altijd zoet..." Toen we dit artikel van dr Snethlage lazen, kwamen deze regels ons weer onwillekeurig in de gedachten. Nu zouden we niet graag deze versregels zonder meer nog wil len aanvaarden. In de eerste plaats komt hier de tendenz van de „Navolging van Christus" in de betekenis dan van 't „nadoen" van Christus om de hoek gluren. Het bekende boekje van Thomas a Kempis, het „Gulden Boekske", zoals het genoemd is, exegetiseert het Paulinische woord: „Weest dan mijn navolgers, gelijkerwijs ook ik van Christus" op de rooms mystiek-humanistische wijze, dat aan het Schriftuurlijke navolgen de inhoud van een na doen geeft Maar in de tweede plaats is het bekende schoolversje ook nog Schriftuurlijk onjuist, want het is niet waar dat de Heiland alléén maar „vriendelijke" woorden ge sproken heeft en alléén maar al tijd een „zoete" stem had. De Fa- rizeërs en Schriftgeleerden wisten het wel anders, toen zij zich uit gemaakt zagen voor witgepleis terde graven, die van buiten schoon schijnen, maar van binnen vol doodsbeenderen zijn, en hun zal de stem van de Heiland waar lijk niet „zoet" in de oren hebben geklonken, toen Hij hun het ze venvoudig „Wee U!" voor de voe ten wierp. Maar, afgezien van deze bezwa ren, liet mij de eerste regel van dit schoolversje toch niet los, na dat ik het artikel van dr Sneth lage geleyAn lyyl Want ligt tenslotte toch niet hier de diep-tragische fout in zijn redenering, wanneer hij meent, dat liet een „leemte in de Wester se democratieën" is, dat zij de opgroeiende jeugd geen leerboe ken kan geven met de titel: „Ik wens te zijn alszoals de jeugd in Rusland die heeft, dat hij niet de minste waarde toekent aan een geloof in Hem, Die méér is dan Stalin, en die méér gedaan heeft dan Stalin ooit zou kunnen doen, gesteld dat hij al met goede bedoelingen bezield ware? Dr Snethlage schrijft: „Wie in de U.S.S.R. voor zijn vijandige gevoelens jegens Stalin zou uit komen, weet dat zijn lot bezegeld is en dat hij zichzelf kan af schrijven". De tragiek in deze redenering is, dat men er geen oog voor heeft, dat in veel absoluter zin hetzelfde gezegd kan worden van de Christus Gods, en dat men in de „Westerse democratieën", (om de terminologie van dr Snethlage te gebruiken), deze alles beheer sende waarheid aan de opgroeien de jeugd onthouden heeft. Want in oneindig veel stringen ter zin dan van de mens Stalin, wiens adem in zijn neusgaten is, geldt het van de Zoon van God, Die eenmaal vlees geworden is: wie voor zijn vijandige gevoelens jegens Hem blijft uitkomen, wete dat zijn lot bezegeld is en dat hij zichzelf kan afschrijven Niet het verschijnen van een kracht-mens onder de Westerse democratieën, voor wie de op groeiende jeugd vol aanbidding neerknielt, kan redding brengen. Evenmin als in Rusland ooit Sta lin redding brengen zal en even min als de Duitse Nazi-jeugd ooit redding heeft ontvangen van Hitler, van wie zij immers ook langs de straten zong: „Ik wens te zijn als HitierZulke „voorbeelden" redden geen volk, maar voeren het naar de onder gang. Nooit slechter vergaat het een volk dan wanneer het een mens goddelijke eer bewijzen gaat. Ik herinner mij levendig hoe in 1934, bij de opkomst van Hitier in Duitsland, een Duitse dame in Wiesbaden mij, met een gebaar van afgodische verering voor Hit- Ier, hem een „tweede Jezus" noemde. Wat dr Snethlage voor de Westerse democratieën wil, is in principe hetzelfde. Hij eindigt zijn artikel met de woorden: „Wij kunnen tot dusver geen gestalte naar voren brengen of scheppen, die de zedelijke auto riteit bezit, waarnaar de jeugd uitziet. „Ik wens te zijn als Welke naam zal hier eenmaal worden ingevuld?" Aldus vraagt hij. En dan denk ik weer aan mijn oude schoolversje, met al zijn ge breken. De kern was toch goed bedoeld, en blijft het antwoord geven ook op de vraag van de angst: „Welke Naam?" Welke Naam kan de Westerse democratieën nog redding bren gen? Het is de Naam van Jezus, in Welke Naam eenmaal zulke ont zaglijke krachten onder de Wes terse democratieën geschied zijn, het is de enige Naam, die onder de hemelen gegeven is, in welke de volken kunnen zalig worden. En het beangstigende blijft nu, dat men juist die NAAM negeert of afwijst Daarom, ziet, Ik wil aan de profeten, spreekt de HEERE, die Mijne woorden stelen, een ieder van zijnen naaste. Jer. 23 30. „Dat zijn sy, die heymelick en steelswijse met malkanderen it' samenspannen en d' een den anderen leeren wat sy f samen den volcke als Mijn woort en op Mijnen naem sullen voor stellen, ofte die wel weten dat de ware prophetiën Mijn woort zijn en ontkennen 't evenwel voor den volcke of houden 't achter, steelende aIsoo Mijn woort uyt de herten der men- schen en benemende haer de gedachten, die sy daervan mo gen hebben, opdat het in den wint geslagen worde. Som mige meynen, dat dit siet op de arghlistigheyt der valsche Prophe ten, die enige woorden en manieren-van-spreken, die de ware Propheten gewoon waren in hare prophetiën te gebruycken, hen ontstalen en tot eenen deckmantel hares bedroghs in l^are valsche pro- phetieën gebruyckten, en de ware Propheten alsoo, als men seyt, na-aepten." Aldus de kanttekenaar. In veel opzichten niets verouderd. Alleen is er in dat stelen vaak de behoefte aan een dekmantel, voor de onkunde door onmacht of luiheid. Men spreekt in de trant van een groot theoloog, zonder ook maar te beseffen na welk een strijd en denkinspanning zulke bewoordingen ontston den. Men gaat op de klank af', 't Klinkt bijbvls, maar de in houd en de voedingsbodem, de achtergrond? Zo is het geen cerstehands water, geput uit de fontein des heils, maar een mengeling uit de kruiken van Augustinus en de flessen van Luther en Calvijn. Maar die fontein spuit nu nog! Hef alleen maar uitgieten van door anderen verzameld water is een belediging voor de fontein, die ook nu nog volop vloeit. Geen na'dpen maar ons la ten aansteken door de noeste vlijt der naasten en bovenal zelf doordacht hebben en kun nen verantwoorden, wat wij 's Zondags in 's Heeren op dracht prediken. Zie vs. 22 en 23. Aardenburg. D. v. d. MEULEN. Verleje weke kreeg ik bericht van de krante asdat ze weer be gonnen met het weekend en ze vroege of ik er ook weer an wou mee doen. Noe, zoas ik de geweunte heb, liet ik d'n brief an me vrouwe leze en die zee toen: Dan heit die redakteur zeker noe lang genogt In z'n hangmat gelege. Ik begreep niet wat ze bedoe lende en ik vroeg: Vrouwe, je spreekt in raadsels, maar toen zee ze: Ben je dan al weer vergete, dat ze in dat leste weekend van de voorzeumer een portret van de redakteur in 't weekend gezet hebbe, waaronder sting, asdat ie met verkansie was en dus het weekend een hort moet stillegge? Het was die vent met z'n kale kop en die dikke buik. Toen gong me een licht op. Ik weet nog wel, asdat ik bie me- zeivers docht: ja vaedertje, jie kan makkelijk praete met je ver kansie, maar voor mien is ter heel wat anders an het handje as verkansie. Maar affien, ik gun de 'm z'n pret. 's Winters hebbe wiele 't weer wat makkelijker en motte ze an de krante met volle kracht vooruit. Ieder op z'n tied,' zalle we maar zegge. Maar zodoende benne we dan maar weer begonne, ofschoon me vrouwe het me afgeraje heit. Ze zeit: Schoenmaker hou je eige bie je leest. Wat mot jie noe in de krante schrieve, je ben beter met de schoppe en de griep ver trouwd as met de pen, laat dat noe over an de mense die er voor gestedeerd hebbe. Noe, ik mot zegge as dat ik ze in me harte geliek most geve, zo- as ik dat deur de bank doen mot, hoor, al zeg ik 't heur niet, om ze voor hoogmoed te beware. Maar, ik hebbe noe eenmaal de geweunte, dat ik moeilijk nee ken zegge as me wat gevraagd wordt en as ze je dan nog er bie schrie ve, asdat er een bepaald soort mense benne, die me graag lezen, noe, dan taste ze me in me zwak en dan denk ik bie me zeivers: dan mot het maar weer is ge- beure, in de hoop, dat ze een biet je toegevend willen wezen en as ze helegaere niet van me gediend benne, noe dan kenne ze me stik- jes altoos nog overslaan ook. En zo zit ik dan maar weer met een stikje pampier voor me. En as ik noe eerlijk wil wezen, dan mot ik zegge dat ik td voor de tweede keer met een stikje pampier voor me zit. Want ik zou gistere ook net begonnen wezen, toen onze buurvrouw kwam bin nenlopen, en met me vrouwe be gon te praete over de krante. Noe dat trok me andacht, zoas je wel begriepe ken. Ze vertelde asdat ze het Zeeuwsch Dagblad met nog een kennis samen leest vanwege de bezuiniging en noe had die kennis, die de krante eerst las haar een nummer toe- gestierd waarin ze een stikje met inkt omliend had. Dat stikkie gong over een en of aere uutvoe- ring, die in het water gevallen was, vanwege Pluvius. Noe be greep ze er niks van wat dat te beduje had, maar ze heit, met as ik, een zeun op de U.L.O. en die wist te vertellen asdat Pluvius 'n Romeinse afgod was, die voor de regen zorgde. En noe was ze kwaad ge worde op de krante om dat daarin zomaar een heidense afgod werd toegeschreven wat al- lenig maar door de Schepper van Hemel en aarde kan gedaan wor den. Noe toen ik dat verhaal hoorde, kwam ik er effies bie staan en toen vroeg ze an me: Ken dat noe zomaar in een chris telijke krante, buurman, zeit jie er noe ook is wat van. Noe, ik wist eigenlijk niet goed wat ik daarop most zeggen. Ik ken Plu vius niet. Me zeun zal er wel meer van weten. Maar ook mien liekent het beter om die heiden se afgoden maar niet bie ons weer te betrekken. We motte, ook in ons praete en schrieve maar bie d'n Biebel bluven, dan benne we op de veiligste weg. Maar an de aere kant mot ik ook zegge, dat we er rekening met motte houwe, asdat die kranteschrievers het netuurlijk niet met opzet doen. Zo denken er, zoas ik het zie, geen eens bie deur, wat ze allemaal wel schrieve, as ze de krante vol maken. En op scholen hebben ze dat allegaer geleerd en dan komt 't er zo maar uut derlui pen, zon der dat ze er verders bie na dien- ke. Toen zee me buurvrouw: maar ze moste toch nadienke as ze wat schrieve, daar benne 't toch schrievers veur? Noe, heb ik gezeit, weet je wat je doen most, buurvrouwe, je most een briefie naar de krante schrieve en ze er op wiezen. Dan gae je recht deur zee. Ik weet zeker asdat die kran- temense er dankbaar gebruuk van zalle maken en zukke dien- gers waar aere mense derlui eige an stote kenne niet meer gebro ken. Buurvrouw zee toen asdat ze met de penne niet overwege kon. Ze kon beter der mondje gebruke, zee ze. Noe daar heb ik het toen maar bie gelaten. Intussen heit dat gesprek me toch nog 'n hort je vast gehouwen. Ik docht: het is voor die krante- lui toch wel moeilijk, as 't er op ankomt. Want wie an de weg tim mert heit veul bekieks en je heit met ieleke regel die je schrieft terdege rekening te houwe met wat je schrieft. En noe geeft al die kretiek niemendal, integen deel, ze is wel goed, dat houdt die kranteluu wakker, maar noe mot ter toch an de aere kante ook een bietje waardering wezen. As je kiekt, wat de kristelijke pers bevoorbeeld uut de adver tenties mot weren, wat de aere kranten graag opnemen, an bios coop en theater en dansadverten- ties dan loopt dat in de duzenden guldes per jaar hebbe ze wel is gezeid. En as je dan ook in reke ning brengt asdat ze de sportuut- slage van Zundags allegaer der uut houwe en nog een hoop aere diengen meer, die in de kristelijke gezinnen niet thuus horen, dan zeg ik, laete we toch ook wat waar dering hebben, en dankbaar we zen, asdat we bie ons in Zeeland nog niet gedwonge benne om een zogenaamd neutraal dagblad in huze te nemen, wat het bederf is voor de kienders en meschien nog wel voor ons zeivers derbie. En noe maar weer tot volgende weke. Allegaar gegroet van julder FLIP BRAMSE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5