GROVE FOUTEN MAAKTEN ENGLAND-SPIEL
Van verraad door Engelsen of
Nederlanders geen sprake.
Slechte organisatie van de Neder
landse Geheime Diensten in Londen.
VIERDE VERSLAG VAN DE PARLEMENTAIRE ENQUÊTE-COMMISSIE.
In Nederland catastrophe als nergens
anders.
Niet de juiste man op de juiste plaats-
J\/|/ W II J/ len „security-checks" als con- landse, nochvan Duitse zijde Het VICWC VerSiaO eeil OrOOtS StUK Werk.
Gedegradeerd en niet onderscheiden!
Zaterdag 15 Juli 1950
PROTESTANTS CHRISTELIJK DAGBLAD
Pagina 3
V y"V w "WWW Y wetenschap, dat in andere geval- van Engelse, noch van Neder- II, ,1 I I I
11/11 V trolemiaael niet afdoende waren enic verraad is voorgekomen. Er
(V an onze parlementaire redacteur!
„Hoewel de commissie bij haar onderzoek
geenszins de mogelijkheid van verraad heeft
uitgesloten, is zij na een uitvoerig onderzoek
waarvan men de weerslag in de verhoren
kan vinden, van oordeel, dat haar geen
enkel feit is gebleken, dat verraad aanneme
lijk maakt. Dat deze gedachte bij velen, die
de zeer ingewikkelde materie van het
England-Spiel niet beheersen, is opgekomen,
acht zij begrijpelijk. Aan het slot van haar
arbeid gekomen, moet zij echter een oplos
sing van het England-Spiel, die gebaseerd is
op verraad als niet gefundeerd verwerpen".
Ziehier de kern van de conclusie van de
Parlementaire Enquêtecommissie in haar
onderzoekingen van de Nederlandse Ge
heime Diensten te Londen en de verbindin
gen met het bezette gebied. Een onderzoek,
dat geresulteerd heeft in een boekwerk van
ruim drieduizend pagina's en dat heden aan
de leden van de Staten-Generaal is toege
zonden. Dus geen verraad. Wat is dan wel
de oorzaak geweest van de arrestaties en het
sneuvelen van zovele dappere Nederlandse
verzetsmannen, die de moed hadden zich
boven ons land te laten „droppen" teneinde
de Duitsers afbreuk te doen? Ook over deze
vraag spreekt de commissie zich openlijk
uit.
Wat wij hier geven uit het vierde verslag
kan, zoals de lezer zal begrijpen, slechts een
greep zijn uit het materiaal, dat de commis
sie heeft verschaft. Verschillende belangrijke
vraagstukken, zoals de Zweedse en de Zwit
serse weg, de werkzaamheden van de
inlichtingen groepen in Nederland, zoals
bijv. de groep Albrecht en de G.D.N., kun
nen we thans niet allemaal weergeven.
Wat wij dan ook gemeend hebben te
moeten doen is de conclusie van de com
missie inzake het England-Spiel uitvoerig
weer te geven en aan de hand van enkele
verhalen aan te tonen, waarom deze conclu
sie juist kan zijn.
By de uitzending van de agenten ten dienste van de sabotage en
ter stimulering van het verzet, is een aantal lonten gemaakt, zo
zegt de commissie en zy heelt de indruk, dat daaraan niet vreemd
is het feit, dat de organisatie met de bezette Engelse Inlichtingen
dienst, die het contact moest onderhouden met de bezette gebieden
de S.O.E., in 1940 uit de grond gestampt moest worden en dat
het toen uitermate moeilijk was een bezetting van de secties voor
de vele landen, waar gewerkt moest worden, te creëren, die zowel
deskundig was op het gebied van het te verrichten werk als op
dat van de bijzondere omstandigheid van elk land.
Ongetwijfeld zijn er ook toeval
lige omstandigheden geweest, die
er toe geleid hebben, dat „de
catastrophe in Nederland een
omvang heeft aangenomen als
nergens elders in West-Europa".
Dit neemt naar het oordeel van
de commissie echter niet weg,
dat een aantal der gemaakte te
kortkomingen niet gekwalificeerd
kan worden als „errors in judg
ment" beoordelingsvergissingen
zoals de verklaring van de Britse
Regering zegt. Geen vergissingen,
zo zegt de commissie, doch fou
ten, in sommige gevallen zelfs
ernstige fouten, maar waaraan
elite gedachte aan opzet of kwade
trouw is uitgesloten.
Ook Nederlandse regering
verantwoordelijk.
Een der belangrijkste ongun
stige factoren ten tijde van het
England-Spiel, waarvoor de ver
antwoordelijkheid mede voor re
kening van de Nederlandse Re
gering komt, is wel deze, dat er
in de tijd, waarin het England-
Spiel werd gespeeld, nagenoeg
geen inlichtingenagenten meer in
Nederland waren. Het beleid, dat
de Nederlandse Regering tot aan
November 1942 heeft gevoerd
was zodanig, dat er van Mei 1942
tot November van dat jaar in
feite geen Nederlandse inlichtin
gendienst meer functioneerde en
dat deze van Juli 1940 tot Mei
1942 slecht had gefunctioneerd,
waardoor de zaak in laatstge
noemde maand geheel vast liep.
Met name heeft de commissie ook
de aandacht gevestigd op het feit
dat de Nederlandse Regering vóór
Mei 1940 in gebreke is gebleven
om ook maar enige voorbereiding
op dit gebied te treffen voor het
geval dat zij genoodzaakt zou zijn
naar een ander land uit te wijken.
Tengevolge van dit gehele beleid
was het eerst in het voorjaar van
1943 mogelijk, weer op behoorlij
ke wijze met het inlichtingenwerk
een aanvang te maken. Via het
Bureau Inlichtingen, dat toen
werd opgericht, onder deskundige
leiding, bereikten dan ook sinds
Mei 1943 Londen berichten, waar
uit bleek, dat er iets niet in orde
was met de verbindingen met ons
land. Indien de Nederlandse In
lichtingendienst gedurende de pe
riode van het England-Spiel be
hoorlijk had gefunctionneerd,
hadden zulke waarschuwingen,
naar met aan zekerheid grenzen
de waarschijnlijkheid mag worden
aangenomen, Londen eerder be
reikt.
Daarnaast stelt de Parlemen
taire Enquête-commissie de Ne
derlandse Regering verantwoor
delijk voor het aanwijzen van
kolonel de Bruyne tot hoofd van
het B.V.T.-Bureau Voorbereiding
Terugkeer, dat nauw samenwerk
te met de Engelse geheime dienst
de S.O.E. Zij is van oordeel, dat
de heer de Bruyne, gezien zijn
gemis aan ervaring op dit gebied,
niet de eerst aangewezen man
was voor deze taak. Bovendien
is de commissie van ooi-deel, dat
de Nederlandse Regering en met
name de minister van Marine, de
heer Fürstener, de heer de Bruy
ne niet voldoende heeft onder
steund in zijn streven om mede
zeggenschap te verkrijgen in de
verbindings- en de transport
dienst.
Wat Engelsen ervan zeggen.
De commissie heeft dus niet
geschroomd om ook de Engelse
Geheime Diensten openlijk te ver
wijten, dat zij fouten hebben ge
maakt. En in de Engelse ver
klaring wordt gesproken van
„beoordelingsvergissingen", een
benaming, waarmede de commis
sie zich in het geheel niet kon
verenigen.
Zij is echter niet tot dit oordeel
gekomen, dan nadat verschillende
leden onderzoekingen hadden ver
richt aan de overzijde van de
Noordzee en -nadat zij daarna uit
gebreide besprekingen hebben ge
voerd met de hoogste leiders der
Geheime Diensten in Engeland.
Vooral deze laatste besprekingen
hebben veel nut opgeleverd. De
Engelse Regering heeft zich zeer
bereidwillig getoond en de offi
cieren opdracht gegeven om zich
tegenover de commissie duidelijk
uit te spreken.
Colonel Brook van de S.O.E.
heeft aan de commissie een aan
tal factoren opgesomd, waardoor
z.i. het England-Spiel mogelijk is
geworden. Wij zullen er daarvan
een paar noemen.
Ten eerste: het was fout dat
men heeft beslist toch met de
operaties door te gaan nadat men
geconstateerd had, dat de secu
rity checks een veiligheids
controle waardoor men kon zien
of de telegrammen door de goede
agent werden verzonden in de
telegrammen ontbraken.
Ten tweede: de intelligence-
verbindingen met Nederland wa-
Twee grote helden t
Het verslag van de enquête
commissie geeft een uitstekend
beeld hoeveel heldendaden er in
de jongste wereldoorlog zijn ver
richt. De lotgevallen van de
agenten zün veelal adembene
mend spannend en des te dieper
kan men het betreuren, dat er
zovelen het slachtoffer zijn ge
worden van de „security-cheks",
die niet goed werden nagekeken
ln de telegrammen die in Enge
land aankwamen.
Twee van zulke helden zijn
Ubbink en Dourlein. Zij werden
afgeworpen in het raam van het
ïn an i!olland". De eerste einde
1942, de tweede begin 1943. Di
rect na hun afspringen werden zij
door de Duitsers gevangen geno
men. Met medeweten van de an
dere gevangenen, die tegenmaat
regelen van de Duitsers riskeer
den, wisten zij uit de gevangenis
te Haren te ontsnappen en naar
Engeland te ontkomen. Daar wer
den zij eerst vastgehouden, om
veiligheidsredenen. Het bleek
echter spoedig, dat de zaak in
Nederland fout was. Men zou
denken, dat toen men dit in En
geland in de gaten kreeg, dat
deze twee helden verder geholpen
zouden worden. Maar niets ervan.
Dourlein verklaarde schriftelijk
aan de commissie, dat Generaal-
majoor De Bruyne vond dat hij
schitterend werk had gedaan en
dat hij daarvoor beloond zou
worden door een onderscheiding,
die hij heden ten dage echter nog
niet heeft. Maar, zo zeide de Ge
neraal, je werk is afgelopen en
daarom word je weer terugge
steld tot de rang van korporaal.
De heer Dourlein verklaarde dat
hij dit zeer onbillijk vond, daar
ze in de oorlog in veel gevallen
met rangen gooiden en dat hij
zqn ontsnapping heeft onderno
men en de daarop volgende ont
beringen heeft getrotseerd omdat
hy verder onheil heeft willen
voorkomen, ook voor de toekom
stige slachtoffers.
Zo verging het ook Ubbink. Hij
was door De Bruyne beëdigd als
officier, maar werd na zijn terug
komst gedegradeerd tot een on
der-officiersrang.
j— Jj&tiftuit.
Er zullen maar weinig Ne
derlanders zijn, die niet ge
probeerd hebben in het be
gin van de oorlog om de
„Flitspuit" te ontvangen. Ook
naar deze geheime zender
heeft de commissie een on
derzoek ingesteld. De zender
heeft, wat bijna niemand in
Nederland vermoedde, in Ne
derland gestaan. Het was de
vrucht van Engels initiatief,
terwijl de heer Sluyser de
teksten schreef. In de nacht
van 6 op 7 November 1941
werd de heer Lauwers boven
ons land afgeworpen met als
opdracht een kleine inlichtin
gendienst op touw te zetten,
die de Flitspuit van nieuws
zou voorzien. Hoezeer men
in die tijd in Engeland nog
slecht op de hoogte was van
de gebeurtenissen in ons land
blijkt wel uit het feit, dat de
heer Lauwers zilveren gul
dens en rijksdaalders mee
kreeg, die toen reeds niet
meer in omloop waren.
ren slecht.
Ten derde: de Duitse contra
st jnnage was in Nederland be
ter dan b.v. in België en Frank
rijk en
Ten vierde: de penetratie van
de Duitsers was reeds begonnen
bij de eerste door de Engelsen
uitgezonden S.O.E.-agenten.
Natuurlijk werden er nog veel
meer officieren in Engeland door
de parlementaire Enquête-com
missie „gehoord". De besprekin
gen hebben echter geleid tot een
verklaring van het Britse Minis
terie van Buitenlandse Zaken,
welke aan de voorzitter van de
commissie, mr Donker, werden
overhandigd.
De officiële Engelse verklaring
In dit „Statement", dat op 14
Dec. 1949 is getekend, wordt ge
zegd, dat in de Nederlandse pers
en elders bepaalde beweringen
geuit zijn, welker strekking was,
dat de Britse militaire autoritei
ten, voorzover zij met het uit
voeren van de operaties belast
waren, andere bedoelingen hadden
dan die, welke zij aan de Neder
landse autoriteiten opgaven. Er
is niet de minste waarheid in
deze beschuldigingen. Bij het or
ganiseren van sahotage in Neder
land en bij het steunen van de
Nederlandse verzetsbeweging
werden de Britse autoriteiten
slechts door één overweging ge
leid, n.l. om de vijand aan te val
len in die gebieden waar de ge
allieerde strijdkrachten niet in
aanraking waren met het Duitse
leger. Bij de uitvoering van deze
tactiek, waarmede de Nederland
se Regering in Londen volkomen
accoord ging, hadden de Britse
autoriteiten de overtuigde mede
werking van de Nederlandse au
toriteiten en maakten zij gebruik
van de toegewijde diensten van
vele dappere Nederlanders. De
gedachte, zo zegt vervolgens de
verklaring, dat de levens van
Nederlandse patriotten willens en
wetens zouden zijn opgeofferd
t.b.v. andere doeleinden, wekken
niet alleen de weerzin op van
Zijner Majesteits Regering en het
Britse Volk, doch zijn ook vol
komen ongegrond.
Volgens de Engelsen was de
Duitse penetratie uitsluitend een
gevolg door het gebruik maken
van „ontvangstcomités illegale
werkers", die de gedropte agen
ten ontvingen Dat was echter
noodzakelijk, omdat ln Nederland
slechts op zeer bepaalde plaatsen
„gedropped" kon worden. Een
oorzaak, die ln belangrijke mate
heeft bijgedragen tot de penetra
tie en vooral in het voortduren
daarvan, was, dat geen aandacht
werd geschonken aan het wegla
ten van de „security-cliecks"
door bepaalde marconisten.
Op verschillende tijdstippen,
nadat de oorspronkelijke pene
tratie was begonnen werd de
zaak onderzocht, maar na elk
onderzoek werd besloten de ope
raties voort te zetten. Deze be
slissingen werden genomen nadat
de persoonlijkheid en het karak
ter van de agenten in beschou
wing waren genomen en in de
wetenschap, dat in andere geval
len „security-checks" als con-
trólemiddel niet afdoende waren
gebleken. Later is men echter
gaan beseffen, zo erkennen de
Engelsen, dat de beslissing om
met de operatie voort te gaan
verkeerd is geweest. Toen men
overging tot het systeem van
„blind dropping"na het Eng-
land-Spiel werden de verbin
dingen weer beter. De verschil
lende onderzoekingen welke door
de Engelse regering zijn inge
steld naar de mislukkingen van
de operaties van de S.O.E. ln Ne
derland ln de loop van 1942 en
1943 hebben afgezien van mo
gelijke verkeerde beoordelingen
van een situatie niet de ge
ringste grond opgeleverd om aan
te nemen, dat er verraad in het
spel is, noch aan Britse, noch aan
Nederlandse zijde. Ook ontkent
de Engelse regering dat in Neder
land gebruik zou zijn gemaakt
van Britse inlichtingenagenten,
van wier bestaan en werkzaam
heid de Nederlandse autoriteiten
niet op de hoogte waren.
,Zu schön um \wahr zu sein".
Natuurlijk heeft de Parlemen
taire Enquêtecommissie ook de
betrokken Duitsers gehoord. Het
zijn hele lange verhoren gewor
den, die bewezen dat de Duit
sers zich afvroegen: spelen wij
nu een spelletje of de Engelsen?
Maar na verloop van tijd kregen
zij het door dat aan de overzijde
verschrikkelijke blunders wer
den gemaakt. En daarom kon de
General-Leutnant der Polizei
Harster, hoofd van de Duitse Po
litie in Nederland, dan ook voor
de commissie verklaren, dat het
eigenlijk te mooi was om waar
te zijn. De Duitsers moesten wel
aannemen, dat aan de overkant
mensen op posten gezet werden
en gezet moesten worden, waar
voor zij lang niet genoeg voor
bereid waren, zo verklaarde hij.
Er zijn een paar dingen, aldus
Harster, waarop de Engelsen al
heel gauw hadden moeten ko
men.
Wanneer men bijv. de agenten
had medegedeeld, dat zij direct
na het droppen niet over hun
nieuw op te bouwen lijn, maar
over de lijn van het ontvangst
comité de één of andere zin zou
den hebben moeten doorgeven
en wanneer zij bij gevangenne
ming de voor de Duitsers ver
keerde zin en voor de overkant
een waarschuwingszin zouden
hebben doorgegeven, dan zou dat
zeker in een groot aantal geval
len gelukt zijn, waardoor het
spel voor de Duitsers kapot zou
zijn gegaan. Ook had men de
agenten in het buitenland adres
sen hebben kunnen opgeven,
waarheen zij brieven IiaUUen
kunnen richten. Zij konden trou
wens aan de Duitsers ook ver
keerde adressen opgeven.
Schreieder: geen verraad.
De grote man van de Duitsers
in het England-Spiel, Schreieder,
heeft evenals de Engelsen tijdens
zijn verhoor er de nadruk op ge
legd, dat in het gehele Spiel noch
van Engelse, noch van Neder
landse, noch van Duitse zijde
enig verraad is voorgekomen. Er
was dus noch hier, noch aan de
overkant een verrader. Een an
dere vraag is echter, aldus deze
getuige, in hoeverre er dingen
zijn gebeurd, respectievelijk niet
gebeurd of over het hoofd ge
zien, waarvan men zeggen moet
dat deze niet gemaakt hadden
mogen worden. En dan komt
Schreieder met verschillende
stellingen voor de dag.
Zo verklaarde hij voor de com
missie, dat het de Engelsen had
moeten opvallen, dat grote op
drachten, zoals de vernietiging
van de Zender Kootwijk en de
sluizen bij Maastricht, niet wer
den uitgevoerd en dat dus de
agenten in feite niets uitvoerden.
Het blijkt wel, dat de Duitsers
voor raadsels hebben gestaan.
Al moet men zich natuurlijk niet
verhelen, dat als Duitse getuigen
over deze kwestie gehoord wer
den, zij spraken over een oude
glorie en dat zij wel eens een
beetje opgeschept zullen hebben.
Maar de conclusie die Schreie
der voor de commissie ten slotte
gaf, nl. dat het England-Spiel een
gevolg is van een lange reeks van
fouten, die niet gemaakt hadden
mogen worden, is ook de conclu
sie van de Enquête-commissie.
En daarom kan men aan deze
verklaringen wel enige waarde
hechten.
Giskes: onveiligheidsfactor te
groot.
Wanneer men de bron van de
fouten zoekt, zo verklaarde het
hoofd van de Duitse Contra-
spionnage in Nederland, Giskes,
dan is wel beslissend, dat men
de agenten niet zoveel mogelijk
met dezelfde opnemende ambte
naar heeft laten werken. De op
nemende ambtenaar kent precies
de aanslag van de man. Verder
gebeurde de decodering van de
binnenkomende telegrammen in
een gigantische stroom, zodat
sommige decodeerders misschien
niet precies op al die aange
brachte checks en andere bij
komstigheden konden letten.
Wanneer men een agent niet
regelmatig met dezelfde amb
tenaar in de ontvangstcentrale
laat werken, ontstaat er een
zeer grote onveiligheidsfactor.
Dat is in Londen, aldus Gis
kes, klaarblijkelijk het geval
geweest.
Verder verklaarde deze Duit
ser nog, dat ook in andere lan
den wel zulke spelen gevoerd
zijn. In België bijvoorbeeld heb
ben de Duitsers in de tijd van
1942 tot voorjaar 1945 minstens
25 droppings en ook agenten op
afspraak met Engeland verkre
gen. In Nederland werd echter
door toedoen van de Engelse sa-
botagedienst, aldus Giskes, prac-
tisch 95 gepakt en in België
naar schatting slechts 30 Dat
het cijfer voor ons land zo on
gunstig is, verklaarde hij uit het
feit, dat de Duitsers direct het
gehele net in handen kregen, wat
bij de Belgen nooit gelukt is.
Het is een machtig werk waarop de Parlementaire En
quêtecommissie ons heeft vergast. Wij zijn langzamerhand
gewend dat zij gedegen werk aflevert, maar dit verslag
overtreft alle verwachtingen. Het telt maar liefst ruim 900
pagina's, waarbij men nog moet voegen 2000 pagina's ver
horen. Als men weet, dat het eerste Verslag (dus zonder
de verhoren) „slechts" 149, het tweede 269 en het derde
334 pagina's bevatte dan ziet men pas hoe dit werk ge
groeid is. Alleen het drukken van het volledige vierde ver
slag heeft reeds drie maanden gevergd. Men zou denken,
dat dit verslag wel onleesbaar moet zijn. Niets is echter
minder waar.
Net systeem van dit gehele verslag, dat in drie banden
verschijnt, is buitengewoon eenvoudig. Men heeft het werk
verdeeld in vijf boeken. De eerste drie gaan over de in
lichtingendiensten, boek vier gaat over het bevorderen van
het verzet en het laatste boek is geheel gewijd aan het
England-Spiel, ongeveer vierhonderd bladzijden!
Kon dit alles gepubliceerd worden zonder de geheime
diensten in de toekomst te schaden? Over deze vraag heeft
de commissie lang nagedacht en het oordeel van verschil
lende deskundigen gevraagd. Zij is tot de conclusie ge
komen, dat de publicatie niet bezwaarlijk kon zijn omdat
in een eventuele nieuwe oorlog weer onder geheel andere
omstandigheden gewerkt zou worden, met nieuwe tech
nische middelen. De commissie was van mening dat alleen
door een volledige publicatie een einde kon komen aan
alle verkeerde geruchten, die de wereld zijn ingestuurd.
De voorzitter van de commissie, de heer Donker, ver
klapte ons reeds, dat ook het volgende verslag niet gering
van omvang zal zijn. Dit zal voornamelijk gaan over de:
„voorbereiding van de organisatie van het bestuur na de
bevrijding onder andere het militair gezag en de uitvoering
daarvan" en over: „de moeilijkheden welke zich in de
Londense Kabinetten hebben voorgedaan, voor zover dit
betrekking had op de Regeringspolitiek".
Men hoopt in het najaar met dit deel klaar te komen.
Wat betekent de conclusie
van de commissie?
De conclusie van de commissie,
dat er bij het England-Spiel geen
sprake kan zijn van verraad, is
gebaseerd op talloze verklarin
gen, zoals het hierboven geschre
vene wel duidelijk zal zijn. Daar
mede was zij echter geenszins
tevreden. Er waren verschillende
theoriën in omloop, waardoor
het mogelijk zou zijn, dat het
Ëngland-Spiel gespeeld kon wor
den. De commissie heeft al deze
mogelijkheden onderzocht en
daarvoor weer tientallen getui
gen gehoord om eindelijk tot de
conclusie te moeten komen, dat
al die theoriën onhoudbaar moe
ten zijn. Zo verging het de theo
rie van Van der Waals, die ver
klaarde, dat ook Schreieder voor
de Engelsen werkte. Vlak voor
zijn terechtstelling heeft v. d.
Waals aan mr van Doorn, des
tijds advocaat-fiscaal bij het Bij
zonder Gerechtshof te 's-Graven-
hage verklaard, dat hij bijzonder
weinig van het England-Spiel
afwist, dat hij in ieder geval geen
insider was en dat hij nooit enig
contact met Engeland had onder
houden. Hij was in dit spel al
leen maar aan ae Puuennam op
getreden, in deze zin, dat
Schreieder en zijn mensen de ge
gevens, die zij door middel van
dit Spiel ontvingen, gebruikten
om Van der Waals met meer
succes te kunnen laten optreden
als penetratie agent. De bewuste
Emil Verhagen, waarover tijdens
zijn proces zoveel te doen is ge
weest, heeft volgens de laatste
verklaring van Van der Waals
nooit bestaan en tevens heeft hjj
toegegeven, dat de advocaat-fis
caal wat de hoofdzaken betreft,
het geheel bij het rechte eind ge
had heeft.
Ook „Carnaval der
desperado's" faalde.
De theorie de Graaf, neerge
legd in zijn twee veelgelezen
boeken: „Carnaval der despera
do's" was voor de commissie niet
houdbaar. De stelling van deza
scribent, die gedurende de laatste
jaren van de oorlog sous-chef van
het Bureau Bijzondere Opdrach
ten in Londen was, kwam zeer
kort gezegd hier op neer, dat er
in Londen bij de geheime dienst
een zekere Bingham heeft ge
werkt hetgeen juist is die
echter een familielid van dezelfde
naam in Nederland bij de Duit
sers had werken. De commissie
heeft stad en land afgezocht naar
de tweede „Bingham'. Vele getui
gen heeft zij daarover gehoord
om tot de conclusie te komen,
dat deze man niet kan bestaan.
Zij is zelfs zover gegaan, dat alle
familiebetrekkingen van de heer
Bingham werden gehoord.
Dit alles echter zonder enig
resultaat. De theone van n=t ra-
raad wordt daardoor uiteraard
ook onbewezen. Zo verging het
ook dr Feuilleteau de Bruyn, dié
van mening was dat het England-
Spiel heeft gediend om de invloed
van de rode elementen in de ver
zetsbeweging sterker te maken.
Ook deze stelling bleek niet houd
baar.
ZELFS MINISTERS WERDEN BESPIONNEERD.
Het eerste boek van dit uitgebreide verslag geeft een goede in
druk van het gehaspel dat de eerste jaren met onze geheime dien
sten in Londen heeft plaatsgevonden. En dat gebeurde in een tyd
waarin het England-Spiel op zijn hevigst door de Duitsers werd
gespeeld! Zoals bekend, vertrok de Regering naar Engeland zonder
enige voorzieningen voor een eventueel uitwqken te hebben ge
troffen. Spoedig op 19 Juli 1940 bleek er behoefte te bestaan
aan een Inlichtingen Dienst, die de Regering over verschillende
zaken op de hoogte moest houden. Daarom werd er opgericht de
Centrale Inlichtingen Dienst, die ressorteerde onder het Ministerie
van Justitie. Als hoofd werd benoemd de heer Van 't Sant, die
daarvóór particulier secretaris was van H.M. de Koningin.
Rheumatische generaal
kon men niet gebruiken,
maar vier jaar later wel.
Dat is een punt dat de Parle
mentaire Enquête-commissie maar
weinig kon waarderen. Waarom
moet iemand die zulk een delicate
functie bekleedde ondergeschikt
gemaakt worden aan een minister
van Justitie? De commissie acht
dit niet juist. Maar bovendien
vindt zij het niet juist, dat de
heer Van 't Sant tot deze hoge
post werd geroepen, terwijl er
beroepsmensen in Londen aanwe
zig waren.
Eén van hen was de Generaal
van Oorschot, die destijds in Ne
derland hoofd van G.S. 3 was, de
r.ulitaire inlichtingendienst. Maar
het scheen, dat men deze Gene
raal niet kon gebruiken. Hij was
rheumatisch en te oud. Maar vier
jaar later, toen de Generaal nog
ouder was en misschien nog rheu-
matischer, werd hij het hoofd van
het Bureau Bijzondere Opdrach
ten, een bureau, dat voortreffelijk
werk heeft verricht. De vraag of
de heer Van 't Sant moest wor
den benoemd is blijkens de ver
klaring niet in de Ministerraad
besproken. Het desbetreffende
besluit werd echter ondertekend
door drie ministers, t.w. Gerbran-
dy, Dyxhoorn en Van Kleffens.
De heer Van 't Sant stuurde
enige agenten naar Nederland,
o.a. v. Hamel, Alblas, v. d. Brink,
Schragen en Zomer. Tevens had
hij de leiding over een veiligheids
dienst, die tot taak had bétrouw-
baarheidsinformaties in te win
nen b.v. van Engelandvaarders.
Ook ministers onder de loupe.
zeer zelfs, dat oud-Minister Dyx
hoorn voor de commissie ver-
Deze taak vatte de heer Van
't Sant zeer nauwgezet op. Zo
klaarde, dat de heer Van 't Sant
op het Departement van Defensie
een telefoniste ingeschakeld - had
voor zijn interne aangelegenhe
den. Hij vergiste zich echter in
deze jongedame, daar zij onder
één hoedje speelde met de adju
dant van de Minister, zodat deze
toeleg uitkwam en geen resultaat
meer had. De heer Van 't Sant
aldus de oud-Minister, duwde
overal mensen, die voor hem spi
onneerden. Voor de commissie
heeft de heer Van 't Sant ver
klaard, dat een handelwijze als
hem door de heer Dyxhoorn in de
schoenen geschoven werd, wel
heel dom zou zijn geweest.
Wel heeft hy op grond van in
lichtingen van de Engelse gehei
me dienst aan een Minister mede
gedeeld dat hy voorzichtig met de
telefoon moest zijn. Ook erkende
hij echter wel eens Inlichtingen
te hebben ingewonnen over hoge
autoriteiten, zelfs over Ministers.
Vele geruchten deden dan ook
de ronde in Londen omtrent de
heer Van 't Sant. Hij was wat
men noemt een veelomstreden fi
guur. Een der geruchten was, dat
hij gedurende de eerste wereld
oorlog agent voor de Engelsen
was geweest tegen betaling. De
vele verklaringen die de commis
sie hieromtrent heeft gehoord,
zijn zodanig dat de mogelijkheid
niet moet worden uitgesloten, dat
dit inderdaad het geval geweest
is. Enfin, op een goede dag ver
dween de heer Van 't Sant van
het toneel.
Hij werd opgevolgd door de ka
pitein Derksema. Deze was voor
deze functie eigenlijk te laag in
rang. Wat misschien nog niet zo
heel erg geweest zou zijn, indien
hij maar goed met de Engelsen
had kunnen opschieten. Maar dat
lukte hem helemaal niet. Voort
durend lag de heer Derksema met
de Engelse instanties, die hij drin
gend nodig had, overhoop. De
medewerking van deze zijde kreeg
hij dan ook beslist niet, met het
gevolg dat er niets gebeurde.
Toch moest er doorgewerkt
worden. En dies legden de heren
Hazelhoff Roelfsema en Crediet
„een lijntje met de kust". Dit ge
schiedde met medeweten van de
Engelsen en ook van de heer Van
't Sant, die zo'n beetje de leiding
had van dit nieuwe clubje.
De Engelsen zonden intussen
een eigen agent uit, de heer v. d.
Reijden, die verdacht werd de ei
genlijke verrader van het Eng-
land-Spiel te zijn. Dat blijkt ech
ter niet het geval te zijn. Wel
heeft deze agent ontzettend veel
aan de Duitsers verklaard, doch
één van drie security-checks
heeft hij niet prijs gegeven.
De derde baas.
Op 5 Februari 1942 werd de
heer Derksema vervangen door
Kolonel de Bruyn. Dat betekende
een vervolg op het drama, want
deze opperofficier wist ook niets
van geheime diensten af. Zijn op
treden betekende helaas maar 'n
vervolg van dit drama. Een zen
ding van agent Tazelaar hij
moest Wiardi Beekman gaan ha
len was mislukt en via Zwit
serland kwam hij weer in Londen
waar hij zich onmiddellijk moest
melden bq Kolonel de Bruyn. De
intussen nieuw opgetreden com
binatie Hazelhoff Roelfsema, Van
Sant en Rabagliatti (een man van
de Engelse Geheime Dienst)
vond dit echter niet nodig. Het
gevolg was, dat er een conflict
onstond tussen de Kolonel de
Bruyn en Rabagliatti.
Toen vroeg de Bruyn zijn ont
slag maar. Dat was in Mei 1942.
Op dat moment waren er slechts
twee agenten in Nederland. En
dat tenvyi het England-Spiel ln
volle gang was. Tot overmaat
van ramp werden de twee agen
ten Alblas (Juli 1942) en Nier-
meyer (Oct. 1942) nog gearres
teerd zodat er niemand meet
overbleef. Terwql het England-
Spiel dus gespeeld werd was er
geen agent in Nederland aanwe
zig die inlichtingen kon geven.
Vandaar dat de naderhand „ge
dropte" agenten byna allen gear
resteerd konden worden.
Een nieuw bureau.
In October 1942 werd het Bu
reau Inlichtingen opgericht. Het
duurde echter tot Maart 1943
voordat verschillende agenten
klaar waren met hun opleiding efi
naar Nederland konden worden
uitgezonden. Toen kwamen ech
ter de inlichtingen uit het bezet
te gebied weer binnen. Maar het
was eigenlijk reeds te laat
Dit nieuwe bureau kwam tot
stand door een reorganisatie, ge
leid door de heren Lovinck en
Warners. Dit waren hoge ambte
naren, die deze zaak in handen
kregen van de heer Gerbrandy,
Minister Fürstner had er wel
oren naar om de heer Van 't Sant
weer naar voren te schuiven. In
tussen stelde de heer Warners
echter een onderzoek ln naar da
persoon van de heer Van 't Sant.
April 1943 kwam htj met dit
rapport klaar. Degenen die dit
rapport in handen hadden wen
sten het niet af te geven aan de
parlementaire enquette-commis-
sie. De heer Van 't Sant had het
echter zelf ookEn hij had
geen bezwaar om dit rapport te
overleggen. Dit rapport gaf geen
aanwijzingen dat de heer Van 't
Sant verraad heeft gepleegd. En
ook de commissie kan aan de ge
ruchten die hieromtrent bestaan
geen voedsel geven. Daarvoor, zo
zegt zij, is geen enkel bewijs ta
vinden. Het beleid van de rege
ring kon de commissie echter niet
bewonderen.
Het Bureau Inlichtingen werk
te gelukkig beter. Het kon bogen
op een prima samenwerking met
de Engelsen en het kreeg een vol
ledig afschrift van de telegram
men die de agenten stuurden.
Iets wat de vorige diensten niet
kregen. Van de 43 agenten die
door dit bureau werden gedrop
ped kwamen er slechts twee bij
de landing om het leven, door een
ongeluk. Niet één werd er echter
tijdens de dropping gearresteerd.
Eerst was de heer Broekman
hoofd van deze dienst en later de
heer Somer, die vroeger in Neder
land ook als eens eerder met het
bijltje van de geheime dienst had
gewerkt.