GROVE FOUTEN MAAKTEN ENGLAND-SPIEL Van verraad door Engelsen of Nederlanders geen sprake. Slechte organisatie van de Neder landse Geheime Diensten in Londen. VIERDE VERSLAG VAN DE PARLEMENTAIRE ENQUÊTE-COMMISSIE. In Nederland catastrophe als nergens anders. Niet de juiste man op de juiste plaats- J\/|/ W II J/ len „security-checks" als con- landse, nochvan Duitse zijde Het VICWC VerSiaO eeil OrOOtS StUK Werk. Gedegradeerd en niet onderscheiden! Zaterdag 15 Juli 1950 PROTESTANTS CHRISTELIJK DAGBLAD Pagina 3 V y"V w "WWW Y wetenschap, dat in andere geval- van Engelse, noch van Neder- II, ,1 I I I 11/11 V trolemiaael niet afdoende waren enic verraad is voorgekomen. Er (V an onze parlementaire redacteur! „Hoewel de commissie bij haar onderzoek geenszins de mogelijkheid van verraad heeft uitgesloten, is zij na een uitvoerig onderzoek waarvan men de weerslag in de verhoren kan vinden, van oordeel, dat haar geen enkel feit is gebleken, dat verraad aanneme lijk maakt. Dat deze gedachte bij velen, die de zeer ingewikkelde materie van het England-Spiel niet beheersen, is opgekomen, acht zij begrijpelijk. Aan het slot van haar arbeid gekomen, moet zij echter een oplos sing van het England-Spiel, die gebaseerd is op verraad als niet gefundeerd verwerpen". Ziehier de kern van de conclusie van de Parlementaire Enquêtecommissie in haar onderzoekingen van de Nederlandse Ge heime Diensten te Londen en de verbindin gen met het bezette gebied. Een onderzoek, dat geresulteerd heeft in een boekwerk van ruim drieduizend pagina's en dat heden aan de leden van de Staten-Generaal is toege zonden. Dus geen verraad. Wat is dan wel de oorzaak geweest van de arrestaties en het sneuvelen van zovele dappere Nederlandse verzetsmannen, die de moed hadden zich boven ons land te laten „droppen" teneinde de Duitsers afbreuk te doen? Ook over deze vraag spreekt de commissie zich openlijk uit. Wat wij hier geven uit het vierde verslag kan, zoals de lezer zal begrijpen, slechts een greep zijn uit het materiaal, dat de commis sie heeft verschaft. Verschillende belangrijke vraagstukken, zoals de Zweedse en de Zwit serse weg, de werkzaamheden van de inlichtingen groepen in Nederland, zoals bijv. de groep Albrecht en de G.D.N., kun nen we thans niet allemaal weergeven. Wat wij dan ook gemeend hebben te moeten doen is de conclusie van de com missie inzake het England-Spiel uitvoerig weer te geven en aan de hand van enkele verhalen aan te tonen, waarom deze conclu sie juist kan zijn. By de uitzending van de agenten ten dienste van de sabotage en ter stimulering van het verzet, is een aantal lonten gemaakt, zo zegt de commissie en zy heelt de indruk, dat daaraan niet vreemd is het feit, dat de organisatie met de bezette Engelse Inlichtingen dienst, die het contact moest onderhouden met de bezette gebieden de S.O.E., in 1940 uit de grond gestampt moest worden en dat het toen uitermate moeilijk was een bezetting van de secties voor de vele landen, waar gewerkt moest worden, te creëren, die zowel deskundig was op het gebied van het te verrichten werk als op dat van de bijzondere omstandigheid van elk land. Ongetwijfeld zijn er ook toeval lige omstandigheden geweest, die er toe geleid hebben, dat „de catastrophe in Nederland een omvang heeft aangenomen als nergens elders in West-Europa". Dit neemt naar het oordeel van de commissie echter niet weg, dat een aantal der gemaakte te kortkomingen niet gekwalificeerd kan worden als „errors in judg ment" beoordelingsvergissingen zoals de verklaring van de Britse Regering zegt. Geen vergissingen, zo zegt de commissie, doch fou ten, in sommige gevallen zelfs ernstige fouten, maar waaraan elite gedachte aan opzet of kwade trouw is uitgesloten. Ook Nederlandse regering verantwoordelijk. Een der belangrijkste ongun stige factoren ten tijde van het England-Spiel, waarvoor de ver antwoordelijkheid mede voor re kening van de Nederlandse Re gering komt, is wel deze, dat er in de tijd, waarin het England- Spiel werd gespeeld, nagenoeg geen inlichtingenagenten meer in Nederland waren. Het beleid, dat de Nederlandse Regering tot aan November 1942 heeft gevoerd was zodanig, dat er van Mei 1942 tot November van dat jaar in feite geen Nederlandse inlichtin gendienst meer functioneerde en dat deze van Juli 1940 tot Mei 1942 slecht had gefunctioneerd, waardoor de zaak in laatstge noemde maand geheel vast liep. Met name heeft de commissie ook de aandacht gevestigd op het feit dat de Nederlandse Regering vóór Mei 1940 in gebreke is gebleven om ook maar enige voorbereiding op dit gebied te treffen voor het geval dat zij genoodzaakt zou zijn naar een ander land uit te wijken. Tengevolge van dit gehele beleid was het eerst in het voorjaar van 1943 mogelijk, weer op behoorlij ke wijze met het inlichtingenwerk een aanvang te maken. Via het Bureau Inlichtingen, dat toen werd opgericht, onder deskundige leiding, bereikten dan ook sinds Mei 1943 Londen berichten, waar uit bleek, dat er iets niet in orde was met de verbindingen met ons land. Indien de Nederlandse In lichtingendienst gedurende de pe riode van het England-Spiel be hoorlijk had gefunctionneerd, hadden zulke waarschuwingen, naar met aan zekerheid grenzen de waarschijnlijkheid mag worden aangenomen, Londen eerder be reikt. Daarnaast stelt de Parlemen taire Enquête-commissie de Ne derlandse Regering verantwoor delijk voor het aanwijzen van kolonel de Bruyne tot hoofd van het B.V.T.-Bureau Voorbereiding Terugkeer, dat nauw samenwerk te met de Engelse geheime dienst de S.O.E. Zij is van oordeel, dat de heer de Bruyne, gezien zijn gemis aan ervaring op dit gebied, niet de eerst aangewezen man was voor deze taak. Bovendien is de commissie van ooi-deel, dat de Nederlandse Regering en met name de minister van Marine, de heer Fürstener, de heer de Bruy ne niet voldoende heeft onder steund in zijn streven om mede zeggenschap te verkrijgen in de verbindings- en de transport dienst. Wat Engelsen ervan zeggen. De commissie heeft dus niet geschroomd om ook de Engelse Geheime Diensten openlijk te ver wijten, dat zij fouten hebben ge maakt. En in de Engelse ver klaring wordt gesproken van „beoordelingsvergissingen", een benaming, waarmede de commis sie zich in het geheel niet kon verenigen. Zij is echter niet tot dit oordeel gekomen, dan nadat verschillende leden onderzoekingen hadden ver richt aan de overzijde van de Noordzee en -nadat zij daarna uit gebreide besprekingen hebben ge voerd met de hoogste leiders der Geheime Diensten in Engeland. Vooral deze laatste besprekingen hebben veel nut opgeleverd. De Engelse Regering heeft zich zeer bereidwillig getoond en de offi cieren opdracht gegeven om zich tegenover de commissie duidelijk uit te spreken. Colonel Brook van de S.O.E. heeft aan de commissie een aan tal factoren opgesomd, waardoor z.i. het England-Spiel mogelijk is geworden. Wij zullen er daarvan een paar noemen. Ten eerste: het was fout dat men heeft beslist toch met de operaties door te gaan nadat men geconstateerd had, dat de secu rity checks een veiligheids controle waardoor men kon zien of de telegrammen door de goede agent werden verzonden in de telegrammen ontbraken. Ten tweede: de intelligence- verbindingen met Nederland wa- Twee grote helden t Het verslag van de enquête commissie geeft een uitstekend beeld hoeveel heldendaden er in de jongste wereldoorlog zijn ver richt. De lotgevallen van de agenten zün veelal adembene mend spannend en des te dieper kan men het betreuren, dat er zovelen het slachtoffer zijn ge worden van de „security-cheks", die niet goed werden nagekeken ln de telegrammen die in Enge land aankwamen. Twee van zulke helden zijn Ubbink en Dourlein. Zij werden afgeworpen in het raam van het ïn an i!olland". De eerste einde 1942, de tweede begin 1943. Di rect na hun afspringen werden zij door de Duitsers gevangen geno men. Met medeweten van de an dere gevangenen, die tegenmaat regelen van de Duitsers riskeer den, wisten zij uit de gevangenis te Haren te ontsnappen en naar Engeland te ontkomen. Daar wer den zij eerst vastgehouden, om veiligheidsredenen. Het bleek echter spoedig, dat de zaak in Nederland fout was. Men zou denken, dat toen men dit in En geland in de gaten kreeg, dat deze twee helden verder geholpen zouden worden. Maar niets ervan. Dourlein verklaarde schriftelijk aan de commissie, dat Generaal- majoor De Bruyne vond dat hij schitterend werk had gedaan en dat hij daarvoor beloond zou worden door een onderscheiding, die hij heden ten dage echter nog niet heeft. Maar, zo zeide de Ge neraal, je werk is afgelopen en daarom word je weer terugge steld tot de rang van korporaal. De heer Dourlein verklaarde dat hij dit zeer onbillijk vond, daar ze in de oorlog in veel gevallen met rangen gooiden en dat hij zqn ontsnapping heeft onderno men en de daarop volgende ont beringen heeft getrotseerd omdat hy verder onheil heeft willen voorkomen, ook voor de toekom stige slachtoffers. Zo verging het ook Ubbink. Hij was door De Bruyne beëdigd als officier, maar werd na zijn terug komst gedegradeerd tot een on der-officiersrang. j— Jj&tiftuit. Er zullen maar weinig Ne derlanders zijn, die niet ge probeerd hebben in het be gin van de oorlog om de „Flitspuit" te ontvangen. Ook naar deze geheime zender heeft de commissie een on derzoek ingesteld. De zender heeft, wat bijna niemand in Nederland vermoedde, in Ne derland gestaan. Het was de vrucht van Engels initiatief, terwijl de heer Sluyser de teksten schreef. In de nacht van 6 op 7 November 1941 werd de heer Lauwers boven ons land afgeworpen met als opdracht een kleine inlichtin gendienst op touw te zetten, die de Flitspuit van nieuws zou voorzien. Hoezeer men in die tijd in Engeland nog slecht op de hoogte was van de gebeurtenissen in ons land blijkt wel uit het feit, dat de heer Lauwers zilveren gul dens en rijksdaalders mee kreeg, die toen reeds niet meer in omloop waren. ren slecht. Ten derde: de Duitse contra st jnnage was in Nederland be ter dan b.v. in België en Frank rijk en Ten vierde: de penetratie van de Duitsers was reeds begonnen bij de eerste door de Engelsen uitgezonden S.O.E.-agenten. Natuurlijk werden er nog veel meer officieren in Engeland door de parlementaire Enquête-com missie „gehoord". De besprekin gen hebben echter geleid tot een verklaring van het Britse Minis terie van Buitenlandse Zaken, welke aan de voorzitter van de commissie, mr Donker, werden overhandigd. De officiële Engelse verklaring In dit „Statement", dat op 14 Dec. 1949 is getekend, wordt ge zegd, dat in de Nederlandse pers en elders bepaalde beweringen geuit zijn, welker strekking was, dat de Britse militaire autoritei ten, voorzover zij met het uit voeren van de operaties belast waren, andere bedoelingen hadden dan die, welke zij aan de Neder landse autoriteiten opgaven. Er is niet de minste waarheid in deze beschuldigingen. Bij het or ganiseren van sahotage in Neder land en bij het steunen van de Nederlandse verzetsbeweging werden de Britse autoriteiten slechts door één overweging ge leid, n.l. om de vijand aan te val len in die gebieden waar de ge allieerde strijdkrachten niet in aanraking waren met het Duitse leger. Bij de uitvoering van deze tactiek, waarmede de Nederland se Regering in Londen volkomen accoord ging, hadden de Britse autoriteiten de overtuigde mede werking van de Nederlandse au toriteiten en maakten zij gebruik van de toegewijde diensten van vele dappere Nederlanders. De gedachte, zo zegt vervolgens de verklaring, dat de levens van Nederlandse patriotten willens en wetens zouden zijn opgeofferd t.b.v. andere doeleinden, wekken niet alleen de weerzin op van Zijner Majesteits Regering en het Britse Volk, doch zijn ook vol komen ongegrond. Volgens de Engelsen was de Duitse penetratie uitsluitend een gevolg door het gebruik maken van „ontvangstcomités illegale werkers", die de gedropte agen ten ontvingen Dat was echter noodzakelijk, omdat ln Nederland slechts op zeer bepaalde plaatsen „gedropped" kon worden. Een oorzaak, die ln belangrijke mate heeft bijgedragen tot de penetra tie en vooral in het voortduren daarvan, was, dat geen aandacht werd geschonken aan het wegla ten van de „security-cliecks" door bepaalde marconisten. Op verschillende tijdstippen, nadat de oorspronkelijke pene tratie was begonnen werd de zaak onderzocht, maar na elk onderzoek werd besloten de ope raties voort te zetten. Deze be slissingen werden genomen nadat de persoonlijkheid en het karak ter van de agenten in beschou wing waren genomen en in de wetenschap, dat in andere geval len „security-checks" als con- trólemiddel niet afdoende waren gebleken. Later is men echter gaan beseffen, zo erkennen de Engelsen, dat de beslissing om met de operatie voort te gaan verkeerd is geweest. Toen men overging tot het systeem van „blind dropping"na het Eng- land-Spiel werden de verbin dingen weer beter. De verschil lende onderzoekingen welke door de Engelse regering zijn inge steld naar de mislukkingen van de operaties van de S.O.E. ln Ne derland ln de loop van 1942 en 1943 hebben afgezien van mo gelijke verkeerde beoordelingen van een situatie niet de ge ringste grond opgeleverd om aan te nemen, dat er verraad in het spel is, noch aan Britse, noch aan Nederlandse zijde. Ook ontkent de Engelse regering dat in Neder land gebruik zou zijn gemaakt van Britse inlichtingenagenten, van wier bestaan en werkzaam heid de Nederlandse autoriteiten niet op de hoogte waren. ,Zu schön um \wahr zu sein". Natuurlijk heeft de Parlemen taire Enquêtecommissie ook de betrokken Duitsers gehoord. Het zijn hele lange verhoren gewor den, die bewezen dat de Duit sers zich afvroegen: spelen wij nu een spelletje of de Engelsen? Maar na verloop van tijd kregen zij het door dat aan de overzijde verschrikkelijke blunders wer den gemaakt. En daarom kon de General-Leutnant der Polizei Harster, hoofd van de Duitse Po litie in Nederland, dan ook voor de commissie verklaren, dat het eigenlijk te mooi was om waar te zijn. De Duitsers moesten wel aannemen, dat aan de overkant mensen op posten gezet werden en gezet moesten worden, waar voor zij lang niet genoeg voor bereid waren, zo verklaarde hij. Er zijn een paar dingen, aldus Harster, waarop de Engelsen al heel gauw hadden moeten ko men. Wanneer men bijv. de agenten had medegedeeld, dat zij direct na het droppen niet over hun nieuw op te bouwen lijn, maar over de lijn van het ontvangst comité de één of andere zin zou den hebben moeten doorgeven en wanneer zij bij gevangenne ming de voor de Duitsers ver keerde zin en voor de overkant een waarschuwingszin zouden hebben doorgegeven, dan zou dat zeker in een groot aantal geval len gelukt zijn, waardoor het spel voor de Duitsers kapot zou zijn gegaan. Ook had men de agenten in het buitenland adres sen hebben kunnen opgeven, waarheen zij brieven IiaUUen kunnen richten. Zij konden trou wens aan de Duitsers ook ver keerde adressen opgeven. Schreieder: geen verraad. De grote man van de Duitsers in het England-Spiel, Schreieder, heeft evenals de Engelsen tijdens zijn verhoor er de nadruk op ge legd, dat in het gehele Spiel noch van Engelse, noch van Neder landse, noch van Duitse zijde enig verraad is voorgekomen. Er was dus noch hier, noch aan de overkant een verrader. Een an dere vraag is echter, aldus deze getuige, in hoeverre er dingen zijn gebeurd, respectievelijk niet gebeurd of over het hoofd ge zien, waarvan men zeggen moet dat deze niet gemaakt hadden mogen worden. En dan komt Schreieder met verschillende stellingen voor de dag. Zo verklaarde hij voor de com missie, dat het de Engelsen had moeten opvallen, dat grote op drachten, zoals de vernietiging van de Zender Kootwijk en de sluizen bij Maastricht, niet wer den uitgevoerd en dat dus de agenten in feite niets uitvoerden. Het blijkt wel, dat de Duitsers voor raadsels hebben gestaan. Al moet men zich natuurlijk niet verhelen, dat als Duitse getuigen over deze kwestie gehoord wer den, zij spraken over een oude glorie en dat zij wel eens een beetje opgeschept zullen hebben. Maar de conclusie die Schreie der voor de commissie ten slotte gaf, nl. dat het England-Spiel een gevolg is van een lange reeks van fouten, die niet gemaakt hadden mogen worden, is ook de conclu sie van de Enquête-commissie. En daarom kan men aan deze verklaringen wel enige waarde hechten. Giskes: onveiligheidsfactor te groot. Wanneer men de bron van de fouten zoekt, zo verklaarde het hoofd van de Duitse Contra- spionnage in Nederland, Giskes, dan is wel beslissend, dat men de agenten niet zoveel mogelijk met dezelfde opnemende ambte naar heeft laten werken. De op nemende ambtenaar kent precies de aanslag van de man. Verder gebeurde de decodering van de binnenkomende telegrammen in een gigantische stroom, zodat sommige decodeerders misschien niet precies op al die aange brachte checks en andere bij komstigheden konden letten. Wanneer men een agent niet regelmatig met dezelfde amb tenaar in de ontvangstcentrale laat werken, ontstaat er een zeer grote onveiligheidsfactor. Dat is in Londen, aldus Gis kes, klaarblijkelijk het geval geweest. Verder verklaarde deze Duit ser nog, dat ook in andere lan den wel zulke spelen gevoerd zijn. In België bijvoorbeeld heb ben de Duitsers in de tijd van 1942 tot voorjaar 1945 minstens 25 droppings en ook agenten op afspraak met Engeland verkre gen. In Nederland werd echter door toedoen van de Engelse sa- botagedienst, aldus Giskes, prac- tisch 95 gepakt en in België naar schatting slechts 30 Dat het cijfer voor ons land zo on gunstig is, verklaarde hij uit het feit, dat de Duitsers direct het gehele net in handen kregen, wat bij de Belgen nooit gelukt is. Het is een machtig werk waarop de Parlementaire En quêtecommissie ons heeft vergast. Wij zijn langzamerhand gewend dat zij gedegen werk aflevert, maar dit verslag overtreft alle verwachtingen. Het telt maar liefst ruim 900 pagina's, waarbij men nog moet voegen 2000 pagina's ver horen. Als men weet, dat het eerste Verslag (dus zonder de verhoren) „slechts" 149, het tweede 269 en het derde 334 pagina's bevatte dan ziet men pas hoe dit werk ge groeid is. Alleen het drukken van het volledige vierde ver slag heeft reeds drie maanden gevergd. Men zou denken, dat dit verslag wel onleesbaar moet zijn. Niets is echter minder waar. Net systeem van dit gehele verslag, dat in drie banden verschijnt, is buitengewoon eenvoudig. Men heeft het werk verdeeld in vijf boeken. De eerste drie gaan over de in lichtingendiensten, boek vier gaat over het bevorderen van het verzet en het laatste boek is geheel gewijd aan het England-Spiel, ongeveer vierhonderd bladzijden! Kon dit alles gepubliceerd worden zonder de geheime diensten in de toekomst te schaden? Over deze vraag heeft de commissie lang nagedacht en het oordeel van verschil lende deskundigen gevraagd. Zij is tot de conclusie ge komen, dat de publicatie niet bezwaarlijk kon zijn omdat in een eventuele nieuwe oorlog weer onder geheel andere omstandigheden gewerkt zou worden, met nieuwe tech nische middelen. De commissie was van mening dat alleen door een volledige publicatie een einde kon komen aan alle verkeerde geruchten, die de wereld zijn ingestuurd. De voorzitter van de commissie, de heer Donker, ver klapte ons reeds, dat ook het volgende verslag niet gering van omvang zal zijn. Dit zal voornamelijk gaan over de: „voorbereiding van de organisatie van het bestuur na de bevrijding onder andere het militair gezag en de uitvoering daarvan" en over: „de moeilijkheden welke zich in de Londense Kabinetten hebben voorgedaan, voor zover dit betrekking had op de Regeringspolitiek". Men hoopt in het najaar met dit deel klaar te komen. Wat betekent de conclusie van de commissie? De conclusie van de commissie, dat er bij het England-Spiel geen sprake kan zijn van verraad, is gebaseerd op talloze verklarin gen, zoals het hierboven geschre vene wel duidelijk zal zijn. Daar mede was zij echter geenszins tevreden. Er waren verschillende theoriën in omloop, waardoor het mogelijk zou zijn, dat het Ëngland-Spiel gespeeld kon wor den. De commissie heeft al deze mogelijkheden onderzocht en daarvoor weer tientallen getui gen gehoord om eindelijk tot de conclusie te moeten komen, dat al die theoriën onhoudbaar moe ten zijn. Zo verging het de theo rie van Van der Waals, die ver klaarde, dat ook Schreieder voor de Engelsen werkte. Vlak voor zijn terechtstelling heeft v. d. Waals aan mr van Doorn, des tijds advocaat-fiscaal bij het Bij zonder Gerechtshof te 's-Graven- hage verklaard, dat hij bijzonder weinig van het England-Spiel afwist, dat hij in ieder geval geen insider was en dat hij nooit enig contact met Engeland had onder houden. Hij was in dit spel al leen maar aan ae Puuennam op getreden, in deze zin, dat Schreieder en zijn mensen de ge gevens, die zij door middel van dit Spiel ontvingen, gebruikten om Van der Waals met meer succes te kunnen laten optreden als penetratie agent. De bewuste Emil Verhagen, waarover tijdens zijn proces zoveel te doen is ge weest, heeft volgens de laatste verklaring van Van der Waals nooit bestaan en tevens heeft hjj toegegeven, dat de advocaat-fis caal wat de hoofdzaken betreft, het geheel bij het rechte eind ge had heeft. Ook „Carnaval der desperado's" faalde. De theorie de Graaf, neerge legd in zijn twee veelgelezen boeken: „Carnaval der despera do's" was voor de commissie niet houdbaar. De stelling van deza scribent, die gedurende de laatste jaren van de oorlog sous-chef van het Bureau Bijzondere Opdrach ten in Londen was, kwam zeer kort gezegd hier op neer, dat er in Londen bij de geheime dienst een zekere Bingham heeft ge werkt hetgeen juist is die echter een familielid van dezelfde naam in Nederland bij de Duit sers had werken. De commissie heeft stad en land afgezocht naar de tweede „Bingham'. Vele getui gen heeft zij daarover gehoord om tot de conclusie te komen, dat deze man niet kan bestaan. Zij is zelfs zover gegaan, dat alle familiebetrekkingen van de heer Bingham werden gehoord. Dit alles echter zonder enig resultaat. De theone van n=t ra- raad wordt daardoor uiteraard ook onbewezen. Zo verging het ook dr Feuilleteau de Bruyn, dié van mening was dat het England- Spiel heeft gediend om de invloed van de rode elementen in de ver zetsbeweging sterker te maken. Ook deze stelling bleek niet houd baar. ZELFS MINISTERS WERDEN BESPIONNEERD. Het eerste boek van dit uitgebreide verslag geeft een goede in druk van het gehaspel dat de eerste jaren met onze geheime dien sten in Londen heeft plaatsgevonden. En dat gebeurde in een tyd waarin het England-Spiel op zijn hevigst door de Duitsers werd gespeeld! Zoals bekend, vertrok de Regering naar Engeland zonder enige voorzieningen voor een eventueel uitwqken te hebben ge troffen. Spoedig op 19 Juli 1940 bleek er behoefte te bestaan aan een Inlichtingen Dienst, die de Regering over verschillende zaken op de hoogte moest houden. Daarom werd er opgericht de Centrale Inlichtingen Dienst, die ressorteerde onder het Ministerie van Justitie. Als hoofd werd benoemd de heer Van 't Sant, die daarvóór particulier secretaris was van H.M. de Koningin. Rheumatische generaal kon men niet gebruiken, maar vier jaar later wel. Dat is een punt dat de Parle mentaire Enquête-commissie maar weinig kon waarderen. Waarom moet iemand die zulk een delicate functie bekleedde ondergeschikt gemaakt worden aan een minister van Justitie? De commissie acht dit niet juist. Maar bovendien vindt zij het niet juist, dat de heer Van 't Sant tot deze hoge post werd geroepen, terwijl er beroepsmensen in Londen aanwe zig waren. Eén van hen was de Generaal van Oorschot, die destijds in Ne derland hoofd van G.S. 3 was, de r.ulitaire inlichtingendienst. Maar het scheen, dat men deze Gene raal niet kon gebruiken. Hij was rheumatisch en te oud. Maar vier jaar later, toen de Generaal nog ouder was en misschien nog rheu- matischer, werd hij het hoofd van het Bureau Bijzondere Opdrach ten, een bureau, dat voortreffelijk werk heeft verricht. De vraag of de heer Van 't Sant moest wor den benoemd is blijkens de ver klaring niet in de Ministerraad besproken. Het desbetreffende besluit werd echter ondertekend door drie ministers, t.w. Gerbran- dy, Dyxhoorn en Van Kleffens. De heer Van 't Sant stuurde enige agenten naar Nederland, o.a. v. Hamel, Alblas, v. d. Brink, Schragen en Zomer. Tevens had hij de leiding over een veiligheids dienst, die tot taak had bétrouw- baarheidsinformaties in te win nen b.v. van Engelandvaarders. Ook ministers onder de loupe. zeer zelfs, dat oud-Minister Dyx hoorn voor de commissie ver- Deze taak vatte de heer Van 't Sant zeer nauwgezet op. Zo klaarde, dat de heer Van 't Sant op het Departement van Defensie een telefoniste ingeschakeld - had voor zijn interne aangelegenhe den. Hij vergiste zich echter in deze jongedame, daar zij onder één hoedje speelde met de adju dant van de Minister, zodat deze toeleg uitkwam en geen resultaat meer had. De heer Van 't Sant aldus de oud-Minister, duwde overal mensen, die voor hem spi onneerden. Voor de commissie heeft de heer Van 't Sant ver klaard, dat een handelwijze als hem door de heer Dyxhoorn in de schoenen geschoven werd, wel heel dom zou zijn geweest. Wel heeft hy op grond van in lichtingen van de Engelse gehei me dienst aan een Minister mede gedeeld dat hy voorzichtig met de telefoon moest zijn. Ook erkende hij echter wel eens Inlichtingen te hebben ingewonnen over hoge autoriteiten, zelfs over Ministers. Vele geruchten deden dan ook de ronde in Londen omtrent de heer Van 't Sant. Hij was wat men noemt een veelomstreden fi guur. Een der geruchten was, dat hij gedurende de eerste wereld oorlog agent voor de Engelsen was geweest tegen betaling. De vele verklaringen die de commis sie hieromtrent heeft gehoord, zijn zodanig dat de mogelijkheid niet moet worden uitgesloten, dat dit inderdaad het geval geweest is. Enfin, op een goede dag ver dween de heer Van 't Sant van het toneel. Hij werd opgevolgd door de ka pitein Derksema. Deze was voor deze functie eigenlijk te laag in rang. Wat misschien nog niet zo heel erg geweest zou zijn, indien hij maar goed met de Engelsen had kunnen opschieten. Maar dat lukte hem helemaal niet. Voort durend lag de heer Derksema met de Engelse instanties, die hij drin gend nodig had, overhoop. De medewerking van deze zijde kreeg hij dan ook beslist niet, met het gevolg dat er niets gebeurde. Toch moest er doorgewerkt worden. En dies legden de heren Hazelhoff Roelfsema en Crediet „een lijntje met de kust". Dit ge schiedde met medeweten van de Engelsen en ook van de heer Van 't Sant, die zo'n beetje de leiding had van dit nieuwe clubje. De Engelsen zonden intussen een eigen agent uit, de heer v. d. Reijden, die verdacht werd de ei genlijke verrader van het Eng- land-Spiel te zijn. Dat blijkt ech ter niet het geval te zijn. Wel heeft deze agent ontzettend veel aan de Duitsers verklaard, doch één van drie security-checks heeft hij niet prijs gegeven. De derde baas. Op 5 Februari 1942 werd de heer Derksema vervangen door Kolonel de Bruyn. Dat betekende een vervolg op het drama, want deze opperofficier wist ook niets van geheime diensten af. Zijn op treden betekende helaas maar 'n vervolg van dit drama. Een zen ding van agent Tazelaar hij moest Wiardi Beekman gaan ha len was mislukt en via Zwit serland kwam hij weer in Londen waar hij zich onmiddellijk moest melden bq Kolonel de Bruyn. De intussen nieuw opgetreden com binatie Hazelhoff Roelfsema, Van Sant en Rabagliatti (een man van de Engelse Geheime Dienst) vond dit echter niet nodig. Het gevolg was, dat er een conflict onstond tussen de Kolonel de Bruyn en Rabagliatti. Toen vroeg de Bruyn zijn ont slag maar. Dat was in Mei 1942. Op dat moment waren er slechts twee agenten in Nederland. En dat tenvyi het England-Spiel ln volle gang was. Tot overmaat van ramp werden de twee agen ten Alblas (Juli 1942) en Nier- meyer (Oct. 1942) nog gearres teerd zodat er niemand meet overbleef. Terwql het England- Spiel dus gespeeld werd was er geen agent in Nederland aanwe zig die inlichtingen kon geven. Vandaar dat de naderhand „ge dropte" agenten byna allen gear resteerd konden worden. Een nieuw bureau. In October 1942 werd het Bu reau Inlichtingen opgericht. Het duurde echter tot Maart 1943 voordat verschillende agenten klaar waren met hun opleiding efi naar Nederland konden worden uitgezonden. Toen kwamen ech ter de inlichtingen uit het bezet te gebied weer binnen. Maar het was eigenlijk reeds te laat Dit nieuwe bureau kwam tot stand door een reorganisatie, ge leid door de heren Lovinck en Warners. Dit waren hoge ambte naren, die deze zaak in handen kregen van de heer Gerbrandy, Minister Fürstner had er wel oren naar om de heer Van 't Sant weer naar voren te schuiven. In tussen stelde de heer Warners echter een onderzoek ln naar da persoon van de heer Van 't Sant. April 1943 kwam htj met dit rapport klaar. Degenen die dit rapport in handen hadden wen sten het niet af te geven aan de parlementaire enquette-commis- sie. De heer Van 't Sant had het echter zelf ookEn hij had geen bezwaar om dit rapport te overleggen. Dit rapport gaf geen aanwijzingen dat de heer Van 't Sant verraad heeft gepleegd. En ook de commissie kan aan de ge ruchten die hieromtrent bestaan geen voedsel geven. Daarvoor, zo zegt zij, is geen enkel bewijs ta vinden. Het beleid van de rege ring kon de commissie echter niet bewonderen. Het Bureau Inlichtingen werk te gelukkig beter. Het kon bogen op een prima samenwerking met de Engelsen en het kreeg een vol ledig afschrift van de telegram men die de agenten stuurden. Iets wat de vorige diensten niet kregen. Van de 43 agenten die door dit bureau werden gedrop ped kwamen er slechts twee bij de landing om het leven, door een ongeluk. Niet één werd er echter tijdens de dropping gearresteerd. Eerst was de heer Broekman hoofd van deze dienst en later de heer Somer, die vroeger in Neder land ook als eens eerder met het bijltje van de geheime dienst had gewerkt.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 3