Uit mim Ula>s Tot des Heeren lof en prijs Voor de Vrouw. Vrijdag 23 Juni 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 ons eigen maken. Maar voor ve len is het bijbelwoord onverteer baar. Het spreekt niet tot hen. Daarom zoeken ze naar iemand, die het voor hen in de taal van hun gewone leven kan omzetten. Dat is, geloof ik, de welbegrepen taak der theologie: de boodschap van het werk Gods in Jezus Christus zo lang en zo grondig door te denken, dat het eenvoudig en in de taal van onze tijd, voor iedereen begrijpelijk kan worden gezegd". Inderdaad is dit boek een po ging om de Bijbel te doen ver staan, door hen die niet meer bij de Bijbel zijn opgevoed. Of deze poging slaagt? Walmeer we be denken, dat het werk reeds een vijfde druk kreeg mogen we aan nemen, dat het in vele handen ge komen is. Of het nu ook in de handen komt van hen, die hier boven bedoeld zijn, is een andere vraag. In elk geval bevat het werk ook veel, dat nuttig is te verwerken door mensen, die wel bij de Bijbel opgevoed zijn en er bij leven willen. Trouwens de uit gever zelf zegt bij het presenteren van dit werk, dat het boek thans ingeburgerd is als studieboek op de catechisaties voor ontwikkel den en voor a.s. lidmaten. En voor die laatsten heeft Ds Konings berger het dan ook van aanteke ningen voorzien, welke aansluiten op de Heidelberger Catechismus en de Nederlandse Geloofsbelijde nis. opmerkelijk is hier, dat er niet bij staat, dat deze „aantekenin gen" ook aansluiting vinden op de vijf artikelen tegen de Remon stranten. Wie hier dan ook een boek zoekt, dat staat op de grondslag der drie formulieren van enigheid, vergist zich. Want Brunner aanvaardt deze grond slag niet. Zo leest ge b.v. op pag. 44, waar het gaat over de Uitver kiezing, dat er geen verkiezing tot verwerping is. Brunner zegt, dat de Schrift nergens enige grond geeft voor wat hij noemt een „dubbel raadsbesluit". „Deze vreselijke leer druist tegen de Schrift in", zegt hy. Nu haalt Ds Koningsberger bü dit hoofdstuk aan Art. 16 v. d. Ned. Geloofsbelij denis. Maar waarom hy juist hier het slot weglaat: „Rechtvaardig: doordien Hu de anderen laat in hun val en verderf, waar zy zich- zelven in geworpen hebben" is ons niet duideiyk geworden. Op die manier krügen deze „Aante keningen" iets geforceerds. Het ïykt op een poging het boek van Brunner een Gereformeerde fun datie te verschaffen, welke po ging in feite toch mislukken moest. Hetzelfde bezwaar hebben wy ook, wanneer b.v. gehandeld wordt over de „Kerk". Wat Brun ner daarvan zegt, komt herhaal- deiyk in stryd met de Confessie, maar uit dfc „Aantekeningen" blijkt daar niets van, want daarin wordt alleen dat aangehaald b.v. uit art. 27 der N.G.B. en de Cate chismus wat in overeenstemming is met wat Brunner schrijft. Van de „pluriformiteits-idee" waarvan Brunner uitgaat, is in onze Ned. Gel. Bel. geen spoor te vinden, in tegendeel art. 28 bestrydt deze grondig. Maar daarvan blykt niets uit de „Aantekeningen". Voorts is het ons ook niet duide- ïyk hoe uit de „Aantekening" by het hoofdstuk „De Sacramenten" zou kunnen blijken, dat Brunner in overeenstemming met onze Confessie spreekt, wanneer hij schrijft (pag. 163) „Als de voor ganger ons het brood en de wyn toereikt, reikt God ons Zijn ge nade toe". We vinden in de door Ds Koningsberger aangehaalde citaten art. 33 N.G.B. en Cate chismus vr. en antw. 66 daarover geen woord. Zo zyn er heel wat vraagtekens te plaatsen. Er staan heel mooie dingen in dit eenvoudige boekske. Brunner kan het mooi en goed zeggen, rechtstreeks gericht op het hart. Maar dat zyn spreken, een spreken is naar de Belijdenis der Kerk betwyfelen we zeer. Wie toch de Confessie voor Brunner's gedachten wil spannen, moet al zeer geforceerd te werk gaan. We hebben ook sterk de indruk, dat waar Brunner de dingen vaak in de terminologie der Belydenis zegt, hy toch iets anders bedoelt, dan wat de Belijdenis zegt. Heel de opbouw van zyn werk verraadt trouwens, dat hu de dingen an ders benadert, dan de Kerk in het reformatorische tijdvak by de wording van haar Belydenis on der de rookbrand der schavotten, het gedaan heeft, Wy geloven dan ook, dat dit boekske beter zonder deze „Aan tekeningen" had kunnen uitgege ven worden. Het zou dan ontvan gen zijn voor wat het was en als zodanig zyn nut kunnen hebben. Men krijgt nu op menige bladzijde het vervelend gevoel, dat het uit vaart onder ee. vlag, die een groot percentage van de lading maar moeiiyk dekken kan. De technische verzorging is uit stekend. Mooi papier, smaakvolle band en karakteristieke stofom slag. Op z'n tüd krijgt in rijdschrift, krant of gesprek, elke nu levende generatie er eens flink van langs. Het spreekt, dat de ouderen nog al critiek hebben op de jongere generatie, maar deze haalt daar- bü de schouders op en verweert zich door te zeggen, dat wat zy verprutsen of niet aankunnen, de schuld is van het voorgaande ge slacht. Zy hebben daarby echter ook ouderen aan hun kant. On langs schreef ik al eens over een rector, die bewogen met de nood van de hem toevertrouwde jonge mensen, probeerde, de ouderen tot orde te roepen. En nu niet lang geleden, zei in Engeland een aartsbisschop in het parlement, dat er geen criminaliteit van de kinderen is, maar wel die van de ouders. Op dezelfde manier krijgt het jonge meisje ook nogal eens een beurt in de critiek. Daar deugt volgens sommigen niet veel van. Generaliseren is een akelig ding, want er vallen altijd on schuldige slachtoffers. Ik geloof vast, dat de waarheid in het mid den ligt en ik houd wel van- dat fleurige jonge goed, die soms je hart stelen. Niet omdat ze zo liefjes doen. Nee, dat is nu juist -•en soort, waar ik bang voor ben, maar omdat er onder die meisjes velen zijn, die flink en fris, nuch ter en moedig het leven ingaan, aanpakkend wat ze doen moeten. Ze zien kans wat van hun leven en hun taak te maken. Dat vind ik een geweldig ding. De ouderen beseffen dat vaak te weinig, wat dit zegt voor een jong meisje, dat droomt van grote en mooie din gen, die ze zou willen doen. „Lariekoek", zei eens een al te nuchtere moeder, „ze moet maar doen, wat ze doen moet". Ik rilde er haast van, toen ik het hoorde. Natuurlijk moet elk doen wat het leven ons opdraagt, maar dat „Lariekoek", zo tegen een jong meisje gezegd, vind ik eenvoudig een moordwapen. Als je jong bent, meisje of jongen, en je hebt een beetje spirit, wel dan droom je allemaal je droom en verwacht om elke hoek van de straat en in elke nieuwe dag, je kans voor het grootse. Dat grote en mooie komt niet, tenminste meestal niet, maar die hunkering kan lang blijven in het jonge hart. Kom, als wy ouderen eens een verroest sleuteltje te voorschy'n halen om een lang gesloten ka mertje van ons hart open te ma ken om de inhoud van herinnerin gen eens te bekyken, dan weten we wel, wy waren toen ook zo.... Nu dan, als je dan toch verder moet en alleen maar heel gewone en nuchtere dingen moet doen, omdat het heel nuchtere leven dat van je vraagt, omdat je toch leven moet, een bestaan scheppen, wat doe je dan? Met je hoofd in de wolken biy'ven lopen en dus niets doen, een ontevreden mis lukkeling worden, of elke dag weer aan de slag gaan, juist dat doen, wat mogeiy'k is, al is het vervelend. Dan vind ik het heus niet zo gewoon, voor een jong meisje, dat ze dan toch aan pakt, wat op dat ogenblik geëist wordt, en tevre den dag aan dag weer dat werk verricht, soms met geen enkele, soms met weinig kans op ver betering of verandering. Van de week ontmoette ik weer zo'n echt dapper ding. Ik was op een bedrüf, waar om te zien, een alleraardigst jong meisje, een al lervervelendst werk zat te doen. Ze moest lijnen trekken voor mu- ziekpapier. In mijn ogen een uiterst secuur, maar ook uiterst vervelend werk. Het spreekt wel vanzelf, dat ik dit laatste niet te gen haar zeg. Ik vraag alleen maar hoe ze het klaar speelt om dit preciese werkje zo goed te doen. Na de uitleg zegt ze zelf: ,,'t Is wel vervelend dit werk, maar ik heb ook mooier werk, waar'oü je zelf iets bedenken kunt en dit werk hier is meteen een heel goede oefening voor de hand voor het prettige werk". Als ze me met haar klare ogen aankijkt lees ik daarin de vraag, of ik die lynen-trekkerij niet minderwaar dig vind. Ik zeg tegen haar: „Zo is het eigenlyk by alle werk, dat de moeite waard is, er is een mooie en een vervelende kant aan. Ook by die werken, die wij groots en verheven noemen. Wat denk je, wie een grote cathedraal wil bouwen, zou die na eerst met een paar forse lijnen het geheel te hebben getekend, niet maandenlang zwoegen over de kleine lijnen van de details? Dan verfel ik dat jonge meisje nog, dat ik eens gelezen heb, dat Prin ses Wilhelmina, toen ze nog onze Koningin was, eens met minister Treub een bespreking van staats stukken moest hebben. De ver schillende papieren waren van juiste en ter zake kundige ad viezen en opmerkingen voorzien. De minister, denkend, dat een van de adviseurs dit had gedaan, zei waarderende woorden over deze aantekeningen, waarop H. M. antwoordde, dat deze van Haar hand waren. Nu kan ik me leven dig voorstellen, dat het doorwor stelen van dorre staatsstukken een allesbehalve plesante op dracht is, maar toch is ook dit werk, een onderdeel geweest van Haar mooie en grootse regeer- taak. „Ja", zei toen het jonge meis je, ,,'t geeft ook niet wat je doet, als je het maar goed doet, met heel je hart, dan komt vanzelf het mooie er by". Ik kreeg gewoon een brij gevoel van binnen en ik dacht, met hon derd zulke meisjes kun je wonde ren doen in het leven. Een ander aardig meisje, dat ik heel goed ken, zei eens: „Al mijn zussen hebben een goed baantje en ik verlang ook wel eens ergens an ders te werken en nieuwe indruk ken op te doen, maar ik voel dat ONS KORT VERHAAL Met haar handjes op haar rug staat Annie voor hem en zingt met haar helder stemmetje: Klokje klinkt, vogel zingt, iedereen op zijne wys, Kind ook gy, zingt daarby, Tot des Heeren lof en prijs. Het is een simpel versje maar op de eens beroemde musicus maakt het een diepe indruk. Tot des Heeren lof en prys, de woor den die Moeder hem eens zei: Jongen, als je speelt, doe het tot Gods eer. Nu jy! zeg Annie, speel eens een versje op dit. Ze wijst naar de vioolkist en, wat niets hem in de laatste tien jaar er toe heeft kunnen brengen, gelukt haar. .vlet bevende vingers maakt hy de kist open, neemt de viool er uit, de zyden doek, draait de strijkstok op, stemt de snaren en speelt: --..lok-je.de tweede vinger g--i't niet mee, hij speelt verder m de derde positie, -klinkt, vo- g-i-zingt-ie-.weer hetzelfde, t hand glüdt terug en zo moet hu, voor dit eenvoudige versje ae noten zoeken. Nee hoor, je doet het niets mooi, zegt Annie, juf op school kan het veel beter. Maar, troost ze hem, je kunt het nog wel leren. Nee. Hy zegt het hard en stuurt Annie meteen de kamer uit. Trillend van emotie laat hy zich in een fauteuil zakken, sluit zyn ogen en raakt de viool niet meer aan. De laatste tonen van het viool concert van Mendelssohn klinke door de concertzaal te Milaan en dan laat Fernando het applaus over zich heendonderen. Iedere vezel in zyn lichaam trilt, de viool drukt hy als liefkozend tegen zich aan en niemand weet hoe hij eerst terug moet komen uit die heerlijke wereld van klanken waarin hy zichzelf heeft verloren, eer hy buigend het pu bliek kan danken. Er komen kransen en bloemen, het publiek juicht. Fernando buigt en geeft nog een teer slaapliedje als toegift. Nog vele handen drukken en dan naar zyn kamers. Daar zal hij zich op de divan uitstrekken, de viool dicht by hem en door de zachte aanraking van zyn hand een enkele tere toon uit de snaren doen opklinken. Een taxi rijdt hem door de helverlichte straten, brengt hem tot voor het hotel en dan, bij het uitstappen struikelt hij. M'n viool, is het enige wat hy op dat ogenblik denkt, z'n lin kerhand zoekt tastend om steun en komt dan met een slag op het puntige hekwerk terecht. Hy ziet bloed. Vier weken later, als Fernando als uit een nachtmerrie uit zyn koortsdromen ontwaakt, is al leen de herinnering in hem van stekende pijn in zyn linkerhand en wilde wanhoopsdromen. Hy kijkt rond in de vreemde, lich te kamer. Wat is er met hem gebeurd? Zyn dromen dat hy nooit meer kan spelen, dat de vingers van zyn linkerhand stijf zijnFernando ligt roerloos, hy is bang, hy durft niet. Minu ten, die uren lijken. Dan spant hij al zyn wilskracht in. Eerst de rechterhand omhoog. Hij be weegt de vingers, een voor een, alles is normaal. Och nee, de rechterhand is het niet, dat weet hy en hy laat hem slap weer op het dek terugvallen en dan, één beweging met de andere en Fernando ziet. Hy kijkt lang en aandachtig, met ingehouden adem. Over de middelvinger loopt een lang, rood lidteken, over de pols ook. Dan, om de beurt, beweegt hij de vingers. De pink, diep buigt hy hem door, de ringvinger, het gaat, de mid delvinger.stokstijf blijft hy omhoog wijzen. De wijsvinger en de duim buigen ook mee, tesa- men houdt hy ze in zijn hand palm alleen de middelvinger wijst onveranderd omhoog. Op zijn brullend Moeder! Moeder! Nooit meer! Nooit meer! wat de zuster niet verstaat, komt zy toesnellen. Ze ziet hem met opgeheven armen naast zyn bed staan en kan hem nog juist op vangen als hij wankelend neer zal vallen. Negen lange jaren zwerft Fer nando als een eenzame door de bergen. Hy wil vergeten en ver geten worden. De viool zwerft mee, maar de kist blijft geslo ten. Tot op een morgen hij toe risten tegenkomt in wie hij on middellijk twee van zijn vroe gere vrienden herkent. De weg is open, er is geen ontkomen. Maar ze gaan voorbij. Ze groeten hem goede morgen en herken nen in de vergrijsde man Fer nando niet. Dat doet hem zijn besluit nemen. Naar Holland, als ze nog leven, zijn ouders zien. Zij herkennen hem zeker niet. Fred ten Bokkel zal hij w.eer worden. Mevrouw Vianen leest de ad vertentie nog eens over. Stu derend heer op middelbare leef tijd zoekt zeer rustige kamers.. Van het pensioen dat haar man haar naliet kan ze er komen, maar voor Annie's toekomst is een bijverdienste niet onwelkom. De vier weken dat de gryze heer ten Bokkel bij haar is, heeft ze er nog geen ogenblik spijt van en nu vanmiddag is Annie voor het eerst met de krant tot hem doorgedrongen. Met een glimlach luistert ze naar het heldere -stemmetje en dan naar de klanken van de viool. Nee, veel brengt hy daar niet van terecht en toch, ondanks zich zelf blijft ze geboeid luisteren, onbewust ervaart ze het dat dit „muziek" is. Het wordt gewoonte dat Annie iedere avond boven een versje komt zingen en iedere avond speelt hy een versje voor haar op de viool. Tot Annie haar pop boven laat liggen. Fred tilt hem van de grond op en zet hem op een stoel. Hij luistert hoe Annie naar bed wordt gebracht en naar de stilte die er dan in huis is. Maar tegen theetijd gaat hij de pop zelf naar beneden brengen. Dit is de eerste keer na al die jaren dat Fernando thee drinkt in een Hollandse huiselijke kring en het doet hem wonderlijk aan. Een enkele maal herhaalt hy het op Mevrouw's verzoek. Het is een zachte zomeravond. Mevrouw is in een hoek van de kamer en Fred ziet dat ze bezig is een gramafoon aan te zetten. Een pianoconcert, dan een paar aria's. Wacht eens, Mevrouw denkt aan zijn vioolspel, ik heb nog iets anders. Een vioolconcert van Mendelsshon. Fred zegt niet nee, maar hij klemt zijn handen om de stoelleuningen, terwijl hij het gevoel heeft, dat alles in hem wegtrekt. Mevrouw zet de plaat aan. Een zacht ruisen. Dan klinkt het alle gro door de kamer. Zijn eigen spel. De eerste tonen blijven pia nissimo met steeds breder wor dende crescendo's. Fred's vin gers spelen automatisch mee en hij ziet de rampzalige middel vinger, stijf omhoog. De triolen kan hij niet bijhouden en na een lange hoge toon, die hij als meevibrerend aanhoudt mist hij de dubbele greep van de octa ven. Het zweet gutst hem van het gelaat, hij kreunt als een gewond dier, de octavenreeks eindigt hoog en zingend, dan valt de muziek donker terug op de g-snaar, een trillervoor de ogen van de dodelijk ver schrikte mevrouw Vianen heeft Fred de plaat van de gramofoon gerukt en in zijn machteloze handen in stukken gebroken. Dan zinkt hij snikkend op een stoel neer. Fred is gebroken maar zij helpt hem over deze crisis heen. Hoe heeft u door kunnen leven, na het verlies van uw man? vraagt hij haar eens. Ja zegt ze en dit is de enige troost die ze hem kan geven, ik had God om op te steunen en Hij heeft me er doorgedragen, maar u had God losgelaten en stond alleen. Toch duurt het nog lang eer ze hem zover krijgt, dat hij naar zijn ouders terug keert. Maar hij gaat en hun ge beden worden verhoord. Een jaar later ontvangt Me vrouw Vianen een uitnodiging voor een kerkconcert, waar Fred voor het eerst op zal treden. Ei- is een kort briefje bij. Het zal geen wonder van techniek wor den, maar een geven van mijn gebrekkige kunst tot des Henen lof en pcys- Vrijdag 23 Juni 1950 T ZEEUWSCh WEEKEND Pagina hier, nu moeder niet sterk is, mijn taak is, en da.i moet je dat doen hé". Wat zeg je zoiets met een paar woorden, maar deze opdracht be vat een wereld van overgave, want dit laatste jonge meisje, maakt alleen door haar werk en geest het huis van haar ouders tot een blij thuis voor de anderen. Ze spreken in kranten al zo gauw over „prestaties" en sport- p .-estaties worden wereldwijd ver kondigd, maar geen mens denkt er aan om een groot portret van een jong meisje in de krant te zetten .net een daverend artikel vermeldend: „Dat jonge meisje bly'ft thuis, doet daar de was, kookt het eten, verstelt het naaigoed, maakt een feest van verjaardagen, helpt pakjes maken met Sint NicolaasIk kan verder het Weekend wel vullen met al wat ze doet. Maar we zouden het al te bespottelijk vin den als zoiets in de krant kwam, en het jonge meisje zou zich zelf er niet uit kennen, gelukkig, want ze doet maar iets „doodgewoons". Maar hoeveel hunkering moet er voor worden verstild Ja ik ben blij, dat ik een aar dige eregalerij kan vullen zo. Nee, als ze over het jonge geslacht en over het jonge meisje in het bij zonder gaan klagen, kan ik zeg gen, dat ik in ieder geval maar voor een helft meedoe, en als het over de twee Je helft, het kwade deel gaat, dan denk ik aan wat ik hierboven schreef: „De jongere generatie haalt bij de klachten van de ouderen de schouders op en zegt: „Wat wij verprutsen en wat wij niet aankunnen is jullie schuldNatuurlijk gaat die aanxlacht niet altijd op, maar dikwijls wel. Het zij tot bescha ming van de ouderen gezegd. Wie de koek krygt, wie de gard. Ik houd van mijn baan als on derwijzeres. Geloof dat maar ge rust. Heri is nodig, dat ik dit zo met nadruk verzeker, want na deze inleiding ga ik opbiechten, dat ik vanmorgen de dag begon met op de kalender na te tellen... hoeveel dagen nog voor de vacan- tie'krioop, dat ge dit men selijk vindt. ïviaar het is geen wonder, dat je in deze tijd naar vacantie gaat verlangen. De vaart is er uit. Als je moeders spreekt, en op ons dorp loop je altijd moe ders tegen het lijf als je je neus buiten de deur steekt, dan hoor je steevast: „Juffrouw, je ken ze 's avonds niet naar bed krijg» en en asse ze op bed legge dan slape ze nog lang niet. Ze komme slaap te kort. Je hebt 's avonds geen rust meer, dat je zit". Ik knik maar berustend, want van dat „slaap te kort" weet ik alles van. Daarom zei ik al, de vaart is er uit. Met die warme dagen was het helemaal mis. 's Middags keek ik tegen doeze lende lodderoogjes aan. Stamp er dan eens rekenkundige opgaven in. Nee, een goeie grap kan ik hebben met m'n stel, maar tegen zo'n lauwe lome muur van slape righeid opworstelen is me te machtig. Zo kwam het, dat ik vanmorgen de dagen aftelde. Er was nog meer, dat me dwars zat. Gister was me dat Keesie Bruins weer ongenietbaar. Toen ik gis teravond het geval overpiekerde kwam ik tot de conclusie, dat het nu tijd wordt, dat ons Keesie gaat gehoorzamen zonder drensen en ook a la minute. Hoe hem te cu reren, weet ik nog niet, dat hangt van zoveel af, maar mijn besluit staaf vast: Keesje wordt op een ander spoor gezet, het wissel gaat om. Zo begin ik de dag dus met heel wat op mijn gemoed. Op de fiets overweeg ik weer de mogelijkhe den en de moeilijkheden en in wendig zeg ik allesbehalve aar dige dingen aan het adres van die lieverige vader en moeder Bruins. Opeens betrap ik mezelf op de dwaze wens, dat ik dat echtpaar wel eens een stevig pak rammel zou willen geven, omdat zij die zelfde handeling niet bij tijd en wijle op hun zoon toepassen. Nee de btó staat niet best bij me, en als ik alles geweten had... dan was het nog minder geweest, want dat gepieker over dat lieve ventje is haast oorzaak, dat ik op ons dorp de naam krijg van een echte feeks te zijn. Ja, zo in gedachten werk ik m'n strafoefening op het ouderpaar verder uit en denk ik hen toe om ze ook eens zo ?cht goed door elkaar te rammelen, zodat alle beverigheid er uit vliegt. „Morrege juffrouw, vandaag kom ik ook weer es naar school", hoor ik opeens monter naast me en ik zie Jaspers lustig naast me peddelen. Hij is de vader van een stel van ons schoolkroost. Maar hij hoort'niet tot „mijn vaders", want zijn jongste zit al in drie. „In welke klas kom je Jas pers?" vraag ik om toch ook wat te zeggen. „Bij meneer juffrouw, want die mot ik effies hebbe. Is me die Henk van me d'r gister stiekum op uitgetrokke en ie het ze late zeg ge, asdat-ie mijn most helpe. Nou hoorde ik dat zo passies nog maar. Nou zei ik dat jonchie es late hellepe as-ie thuiskomt. Op z'n nek ken die krijge! Meneer mot ook maar es goed op z'n dak komme Met m'n gedachte er maar hal. bij zeg ik: „Dan moet hij dubbel betalen, dat is niet eerlijk". Jaspers negeert mijn opmerking en vraagt opeens hevig geïnteres seerd: „Zeg juffrouw, je hebt toch zeker ook wel es zin om de een of ander es goed op z'n te slaan". „Ja, nou", zeg ik spontaan. „Dat doch ik wel", zegt hy te vreden. „Ja, maar ik bedoel de vaders of moeders", wijs ik hem terecht. „Hewat?" vraagt hij een uk je verbluft. „Ja, dat zou ik wel eens willen' zeg ik met veel overtuiging, steeds aan een bepaald geval den kend. Maar ineens besef ik wat ik gedaan heb. 'k Ben er glad naast geweest met mijn opmer king. Eén blik op het gezicht van Jaspers physionomie overtuigt me van m'n blunder. Ik „zie" hem denken: Nou dat is me d'r eentje. Blij dat dat mijn vrouw niet is... We zijn net bij het schoolplein „enaderd en stappen af. Jaspers is nog niet bekomen en hij kijkt me vragend aan of ik hém soms candidaat vind voor een lijfelijke straf. Het is zo dwaas, dat ik op eens hard in de lach schiet, en dan weet Jaspers niet beter te doen dan maar wat te grinneken. „Juffer, toch", is alles wat hij zegt. „Zeg Jaspers, Henk krijgt van middag zeker een fikse ramme ling is het niet?" vraag ik. „As ik overal zo zeker van was as dat juffrouw, dan wist ik wel wat ik'dee en „Best", zeg ik tevree, „maar d'r zijn weieens vaders en moeders, die dat op z'n tijd vergeten en die zou ik wel eens „O, juffer, ja, dat begrijp ik, ja, nou je 't zegt, jaDat hebbe die schoffies nodig". Hij bedoelt met die schoffies waarschijnlijk de jeugd. Zo zijn we het op het eind toch nog aardig eens geworden en we stappen beiden vergenoegd het plein op. We zullen wel zien, wat de dag brengt, maar één ding staat vast, Keesie Bruins heeft gister voor het laatst gedrenst. R. T. Uitslag Opstellenwedstrijd Jullie kijken natuurlijk eerst naar de drie namen van de prijswiimaressen, die hier onder zijn genoemd en dat is ook geen wonder. Als jullie op school een nieuw leesboek krijgen, begin je ook niet direct op de eerste bladzy te lezen, maar je bekijkt eerst de plaatjes en als je eens een leuke illustratie vindt, laat je die lachend en snoevend aan je buurman zien, alsof hij niet pre cies hetzelfde plaatje in z'n boek heeft. 'tls zeker tegengevallen hè, dat je je eigen naam niet ziet staan. Ja, je kunt nou eenmaal niet aiwnaal een prijs winnen Eigengemaakte tasjes zgn te genwoordig volop in de mode. Hieronder laat ik het patroon voor zo'n tasje volgen. Ieder heeft van vriendinnen al eens zo'n eigengemaakt tasje ge zien. Een uitvoerige beschrijving behoef ik er dus niet van te ge ven. Men gebruikt een stevig soort jute om op te werken. De een werkt met de kruissteek, een an der prefereert weer de z.g. plat te steek. Voor dit patroon kan men tus sen beide kiezen. Voor de sluiting neemt men de tegenwoordig algemeen bekende en veel gebruikte stalen sluiting. Het is wel zaak met het kie zen van kleuren voorzichtig te wezen. Voor oudere dames neemt men vaak paars lila, en grijs. Beige, bruin, geel en zwart is voor jon geren een heel aardige combina tie. Donkerblauw, lichtblauw en mat geel kan ook Men noude er rekening meu. dat men de grote vlakken a en b van de minst sprekende kleur neemt, anders verkrijgt men een te zeer opvallend geheel. De zig zaglijn, die van c naar d loopt, kan men van verschillende kleuren nemen. Heel aardig is, langs de verschillende randen een smal randje van zwarte stiksteken te maken ter afscheiding van de verschillende kleuren. Voor voe ring neemt men satinee in de kleur, waarvan men de vlakken p h heeft. ■■■■■■■■■«■■■■■■••■■•■■■•••sa a a a a a a a a a a a a a a bibiibbbiiib biiiibibibbb aaaiaiBaiBBi a a a a BBBBBBBBBBBB A B B BBBBBBBBB B B B a a BBBBBBBBBBBB aBBBaai a a a a a a i aaaaaai BBBBBB fellCIII IIBIIBI a a a a i Biain B B B I i iiiiii BBBBBB BBBBBB. bbbbbbbbbbbb BBBBBBBBBBBB B H BBBBBBBBBBBB BBBBBBBBBBBB B B B BI cbbb bib ib bbbbbb in ibi hbbibbb bbbbbbbbb ■bbbbbbbbb ibbiiib.iib ■iibbbbiiaa •bbibibbibbab bbibibbbibbbbi i|ib bbbibbiibb aaaiaiaiibbbiaii lïBBBIBBIBBB8BBBIPIIII*""""""«"',"*""""w«mMIMI B BBBBBBBBBBai B a a a a a m ■IBBBIBBBIIB B B a a a a a a iBBBaiaaaaa a a iu«i ana a a a a a BBiatflii a a a a a a a a i ami a a BIIIBBBIIII '■■IIBW IBBIIIV ■BBBBBB BBBBBB a ■BBBBBB» IIBIIBI» ■BBBBBB ■•■■mar laaiaaat laaaaaar IBBBBBB» a B B 9 t I I I I I I bib t i bij een wedstrijd, dan zou niets meer aan zijn. Toch is het leuk, dat zoveel jongens en meisjes een opstel hebben in gezonden. Zoveel? Ja, 'tis wer kelijk nog meegevallen, dat er 15 kinderen een opstel hebben gemaakt, want jullie maken lang niet allemèal graag een opstel. Zitten jullie ook zolang achter op je penhouder te bijten, voordat je met zo'n verhaal kunt beginnen? Ze maken die penhou ders daarom tegenwoordig van plastic. Maar dat is een strop voor jullie, want nou weet je op school helemaal niet meer hoe je beginnen moet. En dat begin is juist zo moeilijk, hè? Je kijkt 'es bij je buurman, wat die er boven heeft gezet en ach ter je zit er een, die heeft al een lekker stukje klaar, maar in de andere rij zie je er gelukkig een, die zich net zo ongelukkig voelt als jij. Die weet ook niet wat hij nou 'es verzinnen zal. Daarom is het zo aardig om ook eens opstellen te lezen van kinderen, die dat werkelijk aar dig kunnen. Je moet de namen van die prijswinnaars ters maar eens proberen te ohthouden. Later als jullie grootvader of grootmoeder bent, lees je misschien aan je kleinkinderen voor uit een boek, dat door een van hen geschre ven is, want dat zijn schrijfsters in de dop. Of er aan niets aan hun ver haal mankeerde? O ja, soms ge bruikten ze wel eens wat eigen wijze uitdrukkingen. En wat wel een beetje wonderlijk was bij enkele opstellen (ze mochten niet gecorrigeerd worden!) was, dat er helemaal geen taalfouten in stonden. Dat een kind, dat pas een halve lagere school heeft doorlopen, zo maar uit d'r blote hoofd kan schrijven (met de leestekens op de goede plaats) „Ik heb je toch gezegd dat je direct terug moest komen", is toch wel erg knap. Enkele inzenders hebben zich niet gehouden aan de voor waarde, die gesteld was, dat het opstel absoluut eigen werk moest zijn, dus geen overschrijverij of naverstellen. Wie zich daar niet aan gehouden heeft, kan er na tuurlijk niet boos om worden, dat zijn verhaal op zij is gelegd. ten öiutie ae namen van de winnaressen: 1. Mina v. d. Hiele, 's-Graven- polder, Chr. school, klas 4. 2. Sien de Schipper, Koude- kerke, Chr. school, klas 7. 3. Corrie van Ballegooy, We- meldinge, Schippersschool, kl. 6. Jullie schrijven natuurlijk, na de ontvangst van je prijsje, een keurig briefje naar de Redactie. De Jury. 9edacMenió Blyf gedenken, Aan geschenken, U gegeven Van uw God! Leer Hem loven, Die van boven, 't AI bestierde, Ook uw lot! Vele woorden, Liefdekoorden, In de Schriften, Zond Hy u, Uw gefluister, In het duister, Hoort Hy, Toen en nu! Weet, na lijden, Volgt verblijden, Alle tijden Regelt Hij; Ook de smarte Van het harte, In het leven, Van u en mij! Veel vergeven, In het leven Van de zondaar, Maakt hem bljj! Boetedoening! Schuld verzoening Eeuwig leven! Dat geeft Hij! Zing Uw zangen In 't verlangen, Om te loven Hem die gaf! Uw begeren In 't vermeren Van uw liefde, Tot over 't graf! Liefde en vrede, Op uw bede, In het lijden, Is beloofd! Die ln 't leven, Hier gegeven, Door geen mensen Wordt geroofd. Tel de zegei. In de wegen, Die ln 't verleden, Zijn vergaan! Staam'lend danken, Zachte klanken. Uit uw harte, Neemt Hij aan! Los te laten, Zou niet baten, Ondanks zonden Houd Hij vas" Zijne klnd'ren, Zijn bij 't mlnd'ren, Van hun liefde, Niet tot last. Doch dan dringt Hij, En dan dwingt Hij, Door kastijding, U weerom! Tot gij met Amen! In beschamen Antwoordt „Heer, Ik kom!" Geschreven voor een jongen die een jaar op zijn rug moest liggen. POOT-JUNIOR. Stfrfwdiive n Licht geraakte mensen hebben gewoonlijk een overdreven eigen liefde en een al te diepe en innige overtuiging van hun eigen waarde Levensernst is de voorwaarde voor levensgenot. Edele zielen zijn het meest on derhevig aan lichtgelovigheid. De liefde kan hopen, waar het verstand zou wanhopen. Wie niets van mij aannemen wil, als hij het nodig heeft en ik heb het, die wil mij ook niets geven als hij het heeft, en ik heb het nodig. De eerste liefde is vaak nieuws gierigheid des harten. Lof weigeren, is tweemaal ge prezen willen worden. Er is genoeg licht in de wereld voor hen, die slechts willen zien en genoeg duisternis voor hen, die van een tegengestelde gezindheid zijn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 6