Uit mim Ula>s
Tot des Heeren lof en prijs
Voor de Vrouw.
Vrijdag 23 Juni 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
ons eigen maken. Maar voor ve
len is het bijbelwoord onverteer
baar. Het spreekt niet tot hen.
Daarom zoeken ze naar iemand,
die het voor hen in de taal van
hun gewone leven kan omzetten.
Dat is, geloof ik, de welbegrepen
taak der theologie: de boodschap
van het werk Gods in Jezus
Christus zo lang en zo grondig
door te denken, dat het eenvoudig
en in de taal van onze tijd, voor
iedereen begrijpelijk kan worden
gezegd".
Inderdaad is dit boek een po
ging om de Bijbel te doen ver
staan, door hen die niet meer bij
de Bijbel zijn opgevoed. Of deze
poging slaagt? Walmeer we be
denken, dat het werk reeds een
vijfde druk kreeg mogen we aan
nemen, dat het in vele handen ge
komen is. Of het nu ook in de
handen komt van hen, die hier
boven bedoeld zijn, is een andere
vraag. In elk geval bevat het
werk ook veel, dat nuttig is te
verwerken door mensen, die wel
bij de Bijbel opgevoed zijn en er
bij leven willen. Trouwens de uit
gever zelf zegt bij het presenteren
van dit werk, dat het boek thans
ingeburgerd is als studieboek op
de catechisaties voor ontwikkel
den en voor a.s. lidmaten. En voor
die laatsten heeft Ds Konings
berger het dan ook van aanteke
ningen voorzien, welke aansluiten
op de Heidelberger Catechismus
en de Nederlandse Geloofsbelijde
nis.
opmerkelijk is hier, dat er niet
bij staat, dat deze „aantekenin
gen" ook aansluiting vinden op de
vijf artikelen tegen de Remon
stranten. Wie hier dan ook een
boek zoekt, dat staat op de
grondslag der drie formulieren
van enigheid, vergist zich. Want
Brunner aanvaardt deze grond
slag niet. Zo leest ge b.v. op pag.
44, waar het gaat over de Uitver
kiezing, dat er geen verkiezing
tot verwerping is. Brunner zegt,
dat de Schrift nergens enige
grond geeft voor wat hij noemt
een „dubbel raadsbesluit". „Deze
vreselijke leer druist tegen de
Schrift in", zegt hy. Nu haalt Ds
Koningsberger bü dit hoofdstuk
aan Art. 16 v. d. Ned. Geloofsbelij
denis. Maar waarom hy juist hier
het slot weglaat: „Rechtvaardig:
doordien Hu de anderen laat in
hun val en verderf, waar zy zich-
zelven in geworpen hebben" is
ons niet duideiyk geworden. Op
die manier krügen deze „Aante
keningen" iets geforceerds. Het
ïykt op een poging het boek van
Brunner een Gereformeerde fun
datie te verschaffen, welke po
ging in feite toch mislukken
moest. Hetzelfde bezwaar hebben
wy ook, wanneer b.v. gehandeld
wordt over de „Kerk". Wat Brun
ner daarvan zegt, komt herhaal-
deiyk in stryd met de Confessie,
maar uit dfc „Aantekeningen"
blijkt daar niets van, want daarin
wordt alleen dat aangehaald b.v.
uit art. 27 der N.G.B. en de Cate
chismus wat in overeenstemming
is met wat Brunner schrijft. Van
de „pluriformiteits-idee" waarvan
Brunner uitgaat, is in onze Ned.
Gel. Bel. geen spoor te vinden, in
tegendeel art. 28 bestrydt deze
grondig. Maar daarvan blykt
niets uit de „Aantekeningen".
Voorts is het ons ook niet duide-
ïyk hoe uit de „Aantekening" by
het hoofdstuk „De Sacramenten"
zou kunnen blijken, dat Brunner
in overeenstemming met onze
Confessie spreekt, wanneer hij
schrijft (pag. 163) „Als de voor
ganger ons het brood en de wyn
toereikt, reikt God ons Zijn ge
nade toe". We vinden in de door
Ds Koningsberger aangehaalde
citaten art. 33 N.G.B. en Cate
chismus vr. en antw. 66 daarover
geen woord.
Zo zyn er heel wat vraagtekens
te plaatsen. Er staan heel mooie
dingen in dit eenvoudige boekske.
Brunner kan het mooi en goed
zeggen, rechtstreeks gericht op
het hart. Maar dat zyn spreken,
een spreken is naar de Belijdenis
der Kerk betwyfelen we zeer. Wie
toch de Confessie voor Brunner's
gedachten wil spannen, moet al
zeer geforceerd te werk gaan. We
hebben ook sterk de indruk, dat
waar Brunner de dingen vaak in
de terminologie der Belydenis
zegt, hy toch iets anders bedoelt,
dan wat de Belijdenis zegt. Heel
de opbouw van zyn werk verraadt
trouwens, dat hu de dingen an
ders benadert, dan de Kerk in het
reformatorische tijdvak by de
wording van haar Belydenis on
der de rookbrand der schavotten,
het gedaan heeft,
Wy geloven dan ook, dat dit
boekske beter zonder deze „Aan
tekeningen" had kunnen uitgege
ven worden. Het zou dan ontvan
gen zijn voor wat het was en als
zodanig zyn nut kunnen hebben.
Men krijgt nu op menige bladzijde
het vervelend gevoel, dat het uit
vaart onder ee. vlag, die een
groot percentage van de lading
maar moeiiyk dekken kan.
De technische verzorging is uit
stekend. Mooi papier, smaakvolle
band en karakteristieke stofom
slag.
Op z'n tüd krijgt in rijdschrift,
krant of gesprek, elke nu levende
generatie er eens flink van langs.
Het spreekt, dat de ouderen nog
al critiek hebben op de jongere
generatie, maar deze haalt daar-
bü de schouders op en verweert
zich door te zeggen, dat wat zy
verprutsen of niet aankunnen, de
schuld is van het voorgaande ge
slacht. Zy hebben daarby echter
ook ouderen aan hun kant. On
langs schreef ik al eens over een
rector, die bewogen met de nood
van de hem toevertrouwde jonge
mensen, probeerde, de ouderen
tot orde te roepen. En nu niet
lang geleden, zei in Engeland een
aartsbisschop in het parlement,
dat er geen criminaliteit van de
kinderen is, maar wel die van de
ouders. Op dezelfde manier krijgt
het jonge meisje ook nogal eens
een beurt in de critiek. Daar
deugt volgens sommigen niet
veel van.
Generaliseren is een akelig
ding, want er vallen altijd on
schuldige slachtoffers. Ik geloof
vast, dat de waarheid in het mid
den ligt en ik houd wel van- dat
fleurige jonge goed, die soms je
hart stelen. Niet omdat ze zo
liefjes doen. Nee, dat is nu juist
-•en soort, waar ik bang voor ben,
maar omdat er onder die meisjes
velen zijn, die flink en fris, nuch
ter en moedig het leven ingaan,
aanpakkend wat ze doen moeten.
Ze zien kans wat van hun leven
en hun taak te maken. Dat vind
ik een geweldig ding. De ouderen
beseffen dat vaak te weinig, wat
dit zegt voor een jong meisje, dat
droomt van grote en mooie din
gen, die ze zou willen doen.
„Lariekoek", zei eens een al te
nuchtere moeder, „ze moet maar
doen, wat ze doen moet". Ik rilde
er haast van, toen ik het hoorde.
Natuurlijk moet elk doen wat het
leven ons opdraagt, maar dat
„Lariekoek", zo tegen een jong
meisje gezegd, vind ik eenvoudig
een moordwapen. Als je jong
bent, meisje of jongen, en je hebt
een beetje spirit, wel dan droom
je allemaal je droom en verwacht
om elke hoek van de straat en in
elke nieuwe dag, je kans voor
het grootse. Dat grote en mooie
komt niet, tenminste meestal
niet, maar die hunkering kan
lang blijven in het jonge hart.
Kom, als wy ouderen eens een
verroest sleuteltje te voorschy'n
halen om een lang gesloten ka
mertje van ons hart open te ma
ken om de inhoud van herinnerin
gen eens te bekyken, dan weten
we wel, wy waren toen ook zo....
Nu dan, als je dan toch verder
moet en alleen maar heel gewone
en nuchtere dingen moet doen,
omdat het heel nuchtere leven
dat van je vraagt, omdat je toch
leven moet, een bestaan scheppen,
wat doe je dan? Met je hoofd in
de wolken biy'ven lopen en dus
niets doen, een ontevreden mis
lukkeling worden, of elke dag
weer aan de slag gaan, juist dat
doen, wat mogeiy'k is, al is het
vervelend.
Dan vind ik het heus niet zo
gewoon, voor een jong meisje, dat
ze dan toch aan pakt, wat op dat
ogenblik geëist wordt, en tevre
den dag aan dag weer dat werk
verricht, soms met geen enkele,
soms met weinig kans op ver
betering of verandering.
Van de week ontmoette ik weer
zo'n echt dapper ding. Ik was op
een bedrüf, waar om te zien, een
alleraardigst jong meisje, een al
lervervelendst werk zat te doen.
Ze moest lijnen trekken voor mu-
ziekpapier. In mijn ogen een
uiterst secuur, maar ook uiterst
vervelend werk. Het spreekt wel
vanzelf, dat ik dit laatste niet te
gen haar zeg. Ik vraag alleen
maar hoe ze het klaar speelt om
dit preciese werkje zo goed te
doen. Na de uitleg zegt ze zelf:
,,'t Is wel vervelend dit werk,
maar ik heb ook mooier werk,
waar'oü je zelf iets bedenken kunt
en dit werk hier is meteen een
heel goede oefening voor de hand
voor het prettige werk". Als ze
me met haar klare ogen aankijkt
lees ik daarin de vraag, of ik die
lynen-trekkerij niet minderwaar
dig vind. Ik zeg tegen haar: „Zo
is het eigenlyk by alle werk, dat
de moeite waard is, er is een
mooie en een vervelende kant
aan. Ook by die werken, die wij
groots en verheven noemen. Wat
denk je, wie een grote cathedraal
wil bouwen, zou die na eerst met
een paar forse lijnen het geheel
te hebben getekend, niet
maandenlang zwoegen over de
kleine lijnen van de details? Dan
verfel ik dat jonge meisje nog,
dat ik eens gelezen heb, dat Prin
ses Wilhelmina, toen ze nog onze
Koningin was, eens met minister
Treub een bespreking van staats
stukken moest hebben. De ver
schillende papieren waren van
juiste en ter zake kundige ad
viezen en opmerkingen voorzien.
De minister, denkend, dat een van
de adviseurs dit had gedaan, zei
waarderende woorden over deze
aantekeningen, waarop H. M.
antwoordde, dat deze van Haar
hand waren. Nu kan ik me leven
dig voorstellen, dat het doorwor
stelen van dorre staatsstukken
een allesbehalve plesante op
dracht is, maar toch is ook dit
werk, een onderdeel geweest van
Haar mooie en grootse regeer-
taak.
„Ja", zei toen het jonge meis
je, ,,'t geeft ook niet wat je doet,
als je het maar goed doet, met
heel je hart, dan komt vanzelf het
mooie er by".
Ik kreeg gewoon een brij gevoel
van binnen en ik dacht, met hon
derd zulke meisjes kun je wonde
ren doen in het leven. Een ander
aardig meisje, dat ik heel goed
ken, zei eens: „Al mijn zussen
hebben een goed baantje en ik
verlang ook wel eens ergens an
ders te werken en nieuwe indruk
ken op te doen, maar ik voel dat
ONS KORT VERHAAL
Met haar handjes op haar rug
staat Annie voor hem en zingt
met haar helder stemmetje:
Klokje klinkt, vogel zingt,
iedereen op zijne wys,
Kind ook gy, zingt daarby,
Tot des Heeren lof en prijs.
Het is een simpel versje maar
op de eens beroemde musicus
maakt het een diepe indruk. Tot
des Heeren lof en prys, de woor
den die Moeder hem eens zei:
Jongen, als je speelt, doe het tot
Gods eer.
Nu jy! zeg Annie, speel eens
een versje op dit. Ze wijst naar
de vioolkist en, wat niets hem
in de laatste tien jaar er toe
heeft kunnen brengen, gelukt
haar.
.vlet bevende vingers maakt hy
de kist open, neemt de viool er
uit, de zyden doek, draait de
strijkstok op, stemt de snaren en
speelt:
--..lok-je.de tweede vinger
g--i't niet mee, hij speelt verder
m de derde positie, -klinkt, vo-
g-i-zingt-ie-.weer hetzelfde,
t hand glüdt terug en zo moet
hu, voor dit eenvoudige versje
ae noten zoeken.
Nee hoor, je doet het niets
mooi, zegt Annie, juf op school
kan het veel beter. Maar, troost
ze hem, je kunt het nog wel
leren.
Nee. Hy zegt het hard en stuurt
Annie meteen de kamer uit.
Trillend van emotie laat hy zich
in een fauteuil zakken, sluit zyn
ogen en raakt de viool niet meer
aan.
De laatste tonen van het viool
concert van Mendelssohn klinke
door de concertzaal te Milaan en
dan laat Fernando het applaus
over zich heendonderen. Iedere
vezel in zyn lichaam trilt, de
viool drukt hy als liefkozend
tegen zich aan en niemand weet
hoe hij eerst terug moet komen
uit die heerlijke wereld van
klanken waarin hy zichzelf heeft
verloren, eer hy buigend het pu
bliek kan danken.
Er komen kransen en bloemen,
het publiek juicht. Fernando
buigt en geeft nog een teer
slaapliedje als toegift. Nog vele
handen drukken en dan naar
zyn kamers. Daar zal hij zich
op de divan uitstrekken, de viool
dicht by hem en door de zachte
aanraking van zyn hand een
enkele tere toon uit de snaren
doen opklinken.
Een taxi rijdt hem door de
helverlichte straten, brengt hem
tot voor het hotel en dan, bij
het uitstappen struikelt hij. M'n
viool, is het enige wat hy op
dat ogenblik denkt, z'n lin
kerhand zoekt tastend om steun
en komt dan met een slag op
het puntige hekwerk terecht. Hy
ziet bloed.
Vier weken later, als Fernando
als uit een nachtmerrie uit zyn
koortsdromen ontwaakt, is al
leen de herinnering in hem van
stekende pijn in zyn linkerhand
en wilde wanhoopsdromen. Hy
kijkt rond in de vreemde, lich
te kamer. Wat is er met hem
gebeurd? Zyn dromen dat hy
nooit meer kan spelen, dat de
vingers van zyn linkerhand stijf
zijnFernando ligt roerloos,
hy is bang, hy durft niet. Minu
ten, die uren lijken. Dan spant
hij al zyn wilskracht in. Eerst
de rechterhand omhoog. Hij be
weegt de vingers, een voor een,
alles is normaal. Och nee, de
rechterhand is het niet, dat weet
hy en hy laat hem slap weer
op het dek terugvallen en dan,
één beweging met de andere en
Fernando ziet. Hy kijkt lang en
aandachtig, met ingehouden
adem. Over de middelvinger
loopt een lang, rood lidteken,
over de pols ook. Dan, om de
beurt, beweegt hij de vingers. De
pink, diep buigt hy hem door,
de ringvinger, het gaat, de mid
delvinger.stokstijf blijft hy
omhoog wijzen. De wijsvinger en
de duim buigen ook mee, tesa-
men houdt hy ze in zijn hand
palm alleen de middelvinger
wijst onveranderd omhoog.
Op zijn brullend Moeder!
Moeder! Nooit meer! Nooit meer!
wat de zuster niet verstaat, komt
zy toesnellen. Ze ziet hem met
opgeheven armen naast zyn bed
staan en kan hem nog juist op
vangen als hij wankelend neer
zal vallen.
Negen lange jaren zwerft Fer
nando als een eenzame door de
bergen. Hy wil vergeten en ver
geten worden. De viool zwerft
mee, maar de kist blijft geslo
ten. Tot op een morgen hij toe
risten tegenkomt in wie hij on
middellijk twee van zijn vroe
gere vrienden herkent. De weg
is open, er is geen ontkomen.
Maar ze gaan voorbij. Ze groeten
hem goede morgen en herken
nen in de vergrijsde man Fer
nando niet. Dat doet hem zijn
besluit nemen. Naar Holland, als
ze nog leven, zijn ouders zien.
Zij herkennen hem zeker niet.
Fred ten Bokkel zal hij w.eer
worden.
Mevrouw Vianen leest de ad
vertentie nog eens over. Stu
derend heer op middelbare leef
tijd zoekt zeer rustige kamers..
Van het pensioen dat haar man
haar naliet kan ze er komen,
maar voor Annie's toekomst is
een bijverdienste niet onwelkom.
De vier weken dat de gryze
heer ten Bokkel bij haar is, heeft
ze er nog geen ogenblik spijt
van en nu vanmiddag is Annie
voor het eerst met de krant tot
hem doorgedrongen. Met een
glimlach luistert ze naar het
heldere -stemmetje en dan naar
de klanken van de viool. Nee,
veel brengt hy daar niet van
terecht en toch, ondanks zich
zelf blijft ze geboeid luisteren,
onbewust ervaart ze het dat dit
„muziek" is.
Het wordt gewoonte dat Annie
iedere avond boven een versje
komt zingen en iedere avond
speelt hy een versje voor haar
op de viool. Tot Annie haar pop
boven laat liggen. Fred tilt hem
van de grond op en zet hem op
een stoel. Hij luistert hoe Annie
naar bed wordt gebracht en naar
de stilte die er dan in huis is.
Maar tegen theetijd gaat hij de
pop zelf naar beneden brengen.
Dit is de eerste keer na al die
jaren dat Fernando thee drinkt
in een Hollandse huiselijke kring
en het doet hem wonderlijk aan.
Een enkele maal herhaalt hy
het op Mevrouw's verzoek.
Het is een zachte zomeravond.
Mevrouw is in een hoek van de
kamer en Fred ziet dat ze bezig
is een gramafoon aan te zetten.
Een pianoconcert, dan een paar
aria's. Wacht eens, Mevrouw
denkt aan zijn vioolspel, ik heb
nog iets anders. Een vioolconcert
van Mendelsshon. Fred zegt niet
nee, maar hij klemt zijn handen
om de stoelleuningen, terwijl hij
het gevoel heeft, dat alles in hem
wegtrekt.
Mevrouw zet de plaat aan. Een
zacht ruisen. Dan klinkt het alle
gro door de kamer. Zijn eigen
spel.
De eerste tonen blijven pia
nissimo met steeds breder wor
dende crescendo's. Fred's vin
gers spelen automatisch mee en
hij ziet de rampzalige middel
vinger, stijf omhoog. De triolen
kan hij niet bijhouden en na
een lange hoge toon, die hij als
meevibrerend aanhoudt mist hij
de dubbele greep van de octa
ven. Het zweet gutst hem van
het gelaat, hij kreunt als een
gewond dier, de octavenreeks
eindigt hoog en zingend, dan
valt de muziek donker terug op
de g-snaar, een trillervoor
de ogen van de dodelijk ver
schrikte mevrouw Vianen heeft
Fred de plaat van de gramofoon
gerukt en in zijn machteloze
handen in stukken gebroken.
Dan zinkt hij snikkend op een
stoel neer.
Fred is gebroken maar zij
helpt hem over deze crisis heen.
Hoe heeft u door kunnen
leven, na het verlies van uw
man? vraagt hij haar eens.
Ja zegt ze en dit is de enige
troost die ze hem kan geven, ik
had God om op te steunen en
Hij heeft me er doorgedragen,
maar u had God losgelaten en
stond alleen. Toch duurt het nog
lang eer ze hem zover krijgt,
dat hij naar zijn ouders terug
keert. Maar hij gaat en hun ge
beden worden verhoord.
Een jaar later ontvangt Me
vrouw Vianen een uitnodiging
voor een kerkconcert, waar Fred
voor het eerst op zal treden. Ei-
is een kort briefje bij. Het zal
geen wonder van techniek wor
den, maar een geven van mijn
gebrekkige kunst tot des Henen
lof en pcys-
Vrijdag 23 Juni 1950
T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina
hier, nu moeder niet sterk is, mijn
taak is, en da.i moet je dat doen
hé".
Wat zeg je zoiets met een paar
woorden, maar deze opdracht be
vat een wereld van overgave,
want dit laatste jonge meisje,
maakt alleen door haar werk en
geest het huis van haar ouders
tot een blij thuis voor de anderen.
Ze spreken in kranten al zo
gauw over „prestaties" en sport-
p .-estaties worden wereldwijd ver
kondigd, maar geen mens denkt
er aan om een groot portret van
een jong meisje in de krant te
zetten .net een daverend artikel
vermeldend: „Dat jonge meisje
bly'ft thuis, doet daar de was,
kookt het eten, verstelt het
naaigoed, maakt een feest van
verjaardagen, helpt pakjes maken
met Sint NicolaasIk kan
verder het Weekend wel vullen
met al wat ze doet. Maar we
zouden het al te bespottelijk vin
den als zoiets in de krant kwam,
en het jonge meisje zou zich zelf
er niet uit kennen, gelukkig, want
ze doet maar iets „doodgewoons".
Maar hoeveel hunkering moet er
voor worden verstild
Ja ik ben blij, dat ik een aar
dige eregalerij kan vullen zo. Nee,
als ze over het jonge geslacht en
over het jonge meisje in het bij
zonder gaan klagen, kan ik zeg
gen, dat ik in ieder geval maar
voor een helft meedoe, en als het
over de twee Je helft, het kwade
deel gaat, dan denk ik aan wat
ik hierboven schreef: „De jongere
generatie haalt bij de klachten
van de ouderen de schouders op
en zegt: „Wat wij verprutsen en
wat wij niet aankunnen is jullie
schuldNatuurlijk gaat die
aanxlacht niet altijd op, maar
dikwijls wel. Het zij tot bescha
ming van de ouderen gezegd.
Wie de koek krygt, wie de gard.
Ik houd van mijn baan als on
derwijzeres. Geloof dat maar ge
rust. Heri is nodig, dat ik dit zo
met nadruk verzeker, want na
deze inleiding ga ik opbiechten,
dat ik vanmorgen de dag begon
met op de kalender na te tellen...
hoeveel dagen nog voor de vacan-
tie'krioop, dat ge dit men
selijk vindt. ïviaar het is geen
wonder, dat je in deze tijd naar
vacantie gaat verlangen. De vaart
is er uit. Als je moeders spreekt,
en op ons dorp loop je altijd moe
ders tegen het lijf als je je neus
buiten de deur steekt, dan hoor
je steevast: „Juffrouw, je ken ze
's avonds niet naar bed krijg» en
en asse ze op bed legge dan slape
ze nog lang niet. Ze komme slaap
te kort. Je hebt 's avonds geen
rust meer, dat je zit".
Ik knik maar berustend, want
van dat „slaap te kort" weet ik
alles van. Daarom zei ik al, de
vaart is er uit. Met die warme
dagen was het helemaal mis.
's Middags keek ik tegen doeze
lende lodderoogjes aan. Stamp er
dan eens rekenkundige opgaven
in. Nee, een goeie grap kan ik
hebben met m'n stel, maar tegen
zo'n lauwe lome muur van slape
righeid opworstelen is me te
machtig. Zo kwam het, dat ik
vanmorgen de dagen aftelde. Er
was nog meer, dat me dwars zat.
Gister was me dat Keesie Bruins
weer ongenietbaar. Toen ik gis
teravond het geval overpiekerde
kwam ik tot de conclusie, dat het
nu tijd wordt, dat ons Keesie gaat
gehoorzamen zonder drensen en
ook a la minute. Hoe hem te cu
reren, weet ik nog niet, dat hangt
van zoveel af, maar mijn besluit
staaf vast: Keesje wordt op een
ander spoor gezet, het wissel gaat
om.
Zo begin ik de dag dus met heel
wat op mijn gemoed. Op de fiets
overweeg ik weer de mogelijkhe
den en de moeilijkheden en in
wendig zeg ik allesbehalve aar
dige dingen aan het adres van die
lieverige vader en moeder Bruins.
Opeens betrap ik mezelf op de
dwaze wens, dat ik dat echtpaar
wel eens een stevig pak rammel
zou willen geven, omdat zij die
zelfde handeling niet bij tijd en
wijle op hun zoon toepassen.
Nee de btó staat niet best bij
me, en als ik alles geweten had...
dan was het nog minder geweest,
want dat gepieker over dat lieve
ventje is haast oorzaak, dat ik op
ons dorp de naam krijg van een
echte feeks te zijn.
Ja, zo in gedachten werk ik m'n
strafoefening op het ouderpaar
verder uit en denk ik hen toe om
ze ook eens zo ?cht goed door
elkaar te rammelen, zodat alle
beverigheid er uit vliegt.
„Morrege juffrouw, vandaag
kom ik ook weer es naar school",
hoor ik opeens monter naast me
en ik zie Jaspers lustig naast me
peddelen. Hij is de vader van een
stel van ons schoolkroost. Maar
hij hoort'niet tot „mijn vaders",
want zijn jongste zit al in drie.
„In welke klas kom je Jas
pers?" vraag ik om toch ook wat
te zeggen.
„Bij meneer juffrouw, want die
mot ik effies hebbe. Is me die
Henk van me d'r gister stiekum op
uitgetrokke en ie het ze late zeg
ge, asdat-ie mijn most helpe. Nou
hoorde ik dat zo passies nog
maar. Nou zei ik dat jonchie es
late hellepe as-ie thuiskomt. Op
z'n nek ken die krijge! Meneer
mot ook maar es goed op z'n dak
komme
Met m'n gedachte er maar hal.
bij zeg ik: „Dan moet hij dubbel
betalen, dat is niet eerlijk".
Jaspers negeert mijn opmerking
en vraagt opeens hevig geïnteres
seerd: „Zeg juffrouw, je hebt
toch zeker ook wel es zin om de
een of ander es goed op z'n
te slaan".
„Ja, nou", zeg ik spontaan.
„Dat doch ik wel", zegt hy te
vreden.
„Ja, maar ik bedoel de vaders
of moeders", wijs ik hem terecht.
„Hewat?" vraagt hij een
uk je verbluft.
„Ja, dat zou ik wel eens willen'
zeg ik met veel overtuiging,
steeds aan een bepaald geval den
kend. Maar ineens besef ik wat
ik gedaan heb. 'k Ben er glad
naast geweest met mijn opmer
king. Eén blik op het gezicht van
Jaspers physionomie overtuigt me
van m'n blunder. Ik „zie" hem
denken: Nou dat is me d'r eentje.
Blij dat dat mijn vrouw niet is...
We zijn net bij het schoolplein
„enaderd en stappen af. Jaspers
is nog niet bekomen en hij kijkt
me vragend aan of ik hém soms
candidaat vind voor een lijfelijke
straf. Het is zo dwaas, dat ik op
eens hard in de lach schiet, en
dan weet Jaspers niet beter te
doen dan maar wat te grinneken.
„Juffer, toch", is alles wat hij
zegt.
„Zeg Jaspers, Henk krijgt van
middag zeker een fikse ramme
ling is het niet?" vraag ik.
„As ik overal zo zeker van was
as dat juffrouw, dan wist ik wel
wat ik'dee en
„Best", zeg ik tevree, „maar d'r
zijn weieens vaders en moeders,
die dat op z'n tijd vergeten en die
zou ik wel eens
„O, juffer, ja, dat begrijp ik, ja,
nou je 't zegt, jaDat hebbe
die schoffies nodig".
Hij bedoelt met die schoffies
waarschijnlijk de jeugd.
Zo zijn we het op het eind toch
nog aardig eens geworden en we
stappen beiden vergenoegd het
plein op.
We zullen wel zien, wat de dag
brengt, maar één ding staat vast,
Keesie Bruins heeft gister voor
het laatst gedrenst.
R. T.
Uitslag
Opstellenwedstrijd
Jullie kijken natuurlijk eerst
naar de drie namen van de
prijswiimaressen, die hier onder
zijn genoemd en dat is ook geen
wonder.
Als jullie op school een nieuw
leesboek krijgen, begin je ook
niet direct op de eerste bladzy
te lezen, maar je bekijkt eerst
de plaatjes en als je eens een
leuke illustratie vindt, laat je
die lachend en snoevend aan je
buurman zien, alsof hij niet pre
cies hetzelfde plaatje in z'n boek
heeft.
'tls zeker tegengevallen hè,
dat je je eigen naam niet ziet
staan. Ja, je kunt nou eenmaal
niet aiwnaal een prijs winnen
Eigengemaakte tasjes zgn te
genwoordig volop in de mode.
Hieronder laat ik het patroon
voor zo'n tasje volgen.
Ieder heeft van vriendinnen al
eens zo'n eigengemaakt tasje ge
zien. Een uitvoerige beschrijving
behoef ik er dus niet van te ge
ven.
Men gebruikt een stevig soort
jute om op te werken. De een
werkt met de kruissteek, een an
der prefereert weer de z.g. plat
te steek.
Voor dit patroon kan men tus
sen beide kiezen.
Voor de sluiting neemt men de
tegenwoordig algemeen bekende
en veel gebruikte stalen sluiting.
Het is wel zaak met het kie
zen van kleuren voorzichtig te
wezen.
Voor oudere dames neemt men
vaak paars lila, en grijs. Beige,
bruin, geel en zwart is voor jon
geren een heel aardige combina
tie. Donkerblauw, lichtblauw en
mat geel kan ook
Men noude er rekening meu.
dat men de grote vlakken a en b
van de minst sprekende kleur
neemt, anders verkrijgt men een
te zeer opvallend geheel. De zig
zaglijn, die van c naar d loopt,
kan men van verschillende kleuren
nemen. Heel aardig is, langs de
verschillende randen een smal
randje van zwarte stiksteken te
maken ter afscheiding van de
verschillende kleuren. Voor voe
ring neemt men satinee in de
kleur, waarvan men de vlakken
p h heeft.
■■■■■■■■■«■■■■■■••■■•■■■•••sa
a a a a a
a a a a a
a a a a bibiibbbiiib
biiiibibibbb
aaaiaiBaiBBi
a
a
a
a
BBBBBBBBBBBB A
B
B
BBBBBBBBB B
B B
a a
BBBBBBBBBBBB
aBBBaai
a a a a a a i
aaaaaai
BBBBBB
fellCIII
IIBIIBI
a a a a i
Biain
B B B I i
iiiiii
BBBBBB
BBBBBB.
bbbbbbbbbbbb
BBBBBBBBBBBB
B
H
BBBBBBBBBBBB
BBBBBBBBBBBB
B
B
B
BI
cbbb
bib ib
bbbbbb
in ibi
hbbibbb
bbbbbbbbb
■bbbbbbbbb
ibbiiib.iib
■iibbbbiiaa
•bbibibbibbab
bbibibbbibbbbi
i|ib bbbibbiibb
aaaiaiaiibbbiaii
lïBBBIBBIBBB8BBBIPIIII*""""""«"',"*""""w«mMIMI
B BBBBBBBBBBai B
a a a
a a m
■IBBBIBBBIIB B B
a a a
a a a
iBBBaiaaaaa a a iu«i
ana
a a a
a a BBiatflii
a a
a a
a a a a i ami
a
a
BIIIBBBIIII
'■■IIBW
IBBIIIV
■BBBBBB
BBBBBB a
■BBBBBB»
IIBIIBI»
■BBBBBB
■•■■mar
laaiaaat
laaaaaar
IBBBBBB»
a
B
B
9
t
I
I
I
I
I
I
bib t
i
bij een wedstrijd, dan zou
niets meer aan zijn. Toch is het
leuk, dat zoveel jongens en
meisjes een opstel hebben in
gezonden. Zoveel? Ja, 'tis wer
kelijk nog meegevallen, dat er
15 kinderen een opstel hebben
gemaakt, want jullie maken
lang niet allemèal graag een
opstel. Zitten jullie ook zolang
achter op je penhouder te bijten,
voordat je met zo'n verhaal kunt
beginnen? Ze maken die penhou
ders daarom tegenwoordig van
plastic. Maar dat is een strop
voor jullie, want nou weet je
op school helemaal niet meer
hoe je beginnen moet. En dat
begin is juist zo moeilijk, hè?
Je kijkt 'es bij je buurman, wat
die er boven heeft gezet en ach
ter je zit er een, die heeft al
een lekker stukje klaar, maar in
de andere rij zie je er gelukkig
een, die zich net zo ongelukkig
voelt als jij. Die weet ook niet
wat hij nou 'es verzinnen zal.
Daarom is het zo aardig om
ook eens opstellen te lezen van
kinderen, die dat werkelijk aar
dig kunnen.
Je moet de namen van die
prijswinnaars ters maar eens
proberen te ohthouden. Later als
jullie grootvader of grootmoeder
bent, lees je misschien aan je
kleinkinderen voor uit een boek,
dat door een van hen geschre
ven is, want dat zijn schrijfsters
in de dop.
Of er aan niets aan hun ver
haal mankeerde? O ja, soms ge
bruikten ze wel eens wat eigen
wijze uitdrukkingen. En wat wel
een beetje wonderlijk was bij
enkele opstellen (ze mochten
niet gecorrigeerd worden!) was,
dat er helemaal geen taalfouten
in stonden. Dat een kind, dat
pas een halve lagere school heeft
doorlopen, zo maar uit d'r blote
hoofd kan schrijven (met de
leestekens op de goede plaats)
„Ik heb je toch gezegd dat je
direct terug moest komen", is
toch wel erg knap.
Enkele inzenders hebben zich
niet gehouden aan de voor
waarde, die gesteld was, dat het
opstel absoluut eigen werk moest
zijn, dus geen overschrijverij of
naverstellen. Wie zich daar niet
aan gehouden heeft, kan er na
tuurlijk niet boos om worden,
dat zijn verhaal op zij is gelegd.
ten öiutie ae namen van
de winnaressen:
1. Mina v. d. Hiele, 's-Graven-
polder, Chr. school, klas 4.
2. Sien de Schipper, Koude-
kerke, Chr. school, klas 7.
3. Corrie van Ballegooy, We-
meldinge, Schippersschool, kl. 6.
Jullie schrijven natuurlijk, na
de ontvangst van je prijsje, een
keurig briefje naar de Redactie.
De Jury.
9edacMenió
Blyf gedenken,
Aan geschenken,
U gegeven
Van uw God!
Leer Hem loven,
Die van boven,
't AI bestierde,
Ook uw lot!
Vele woorden,
Liefdekoorden,
In de Schriften,
Zond Hy u,
Uw gefluister,
In het duister,
Hoort Hy,
Toen en nu!
Weet, na lijden,
Volgt verblijden,
Alle tijden
Regelt Hij;
Ook de smarte
Van het harte,
In het leven,
Van u en mij!
Veel vergeven,
In het leven
Van de zondaar,
Maakt hem bljj!
Boetedoening!
Schuld verzoening
Eeuwig leven!
Dat geeft Hij!
Zing Uw zangen
In 't verlangen,
Om te loven
Hem die gaf!
Uw begeren
In 't vermeren
Van uw liefde,
Tot over 't graf!
Liefde en vrede,
Op uw bede,
In het lijden,
Is beloofd!
Die ln 't leven,
Hier gegeven,
Door geen mensen
Wordt geroofd.
Tel de zegei.
In de wegen,
Die ln 't verleden,
Zijn vergaan!
Staam'lend danken,
Zachte klanken.
Uit uw harte,
Neemt Hij aan!
Los te laten,
Zou niet baten,
Ondanks zonden
Houd Hij vas"
Zijne klnd'ren,
Zijn bij 't mlnd'ren,
Van hun liefde,
Niet tot last.
Doch dan dringt Hij,
En dan dwingt Hij,
Door kastijding,
U weerom!
Tot gij met Amen!
In beschamen
Antwoordt
„Heer, Ik kom!"
Geschreven voor een jongen die
een jaar op zijn rug moest liggen.
POOT-JUNIOR.
Stfrfwdiive n
Licht geraakte mensen hebben
gewoonlijk een overdreven eigen
liefde en een al te diepe en innige
overtuiging van hun eigen waarde
Levensernst is de voorwaarde
voor levensgenot.
Edele zielen zijn het meest on
derhevig aan lichtgelovigheid.
De liefde kan hopen, waar het
verstand zou wanhopen.
Wie niets van mij aannemen wil,
als hij het nodig heeft en ik heb
het, die wil mij ook niets geven
als hij het heeft, en ik heb het
nodig.
De eerste liefde is vaak nieuws
gierigheid des harten.
Lof weigeren, is tweemaal ge
prezen willen worden.
Er is genoeg licht in de wereld
voor hen, die slechts willen zien
en genoeg duisternis voor hen, die
van een tegengestelde gezindheid
zijn.