m m m m óm j-antitic&iad rB X i i m S3 i B II «p m AH jU mm mm H 11 s wè ÜSf B 2 DRIEMANTELCOSTUUMS De gemeenschap ®ns thnfs Vrijdag 23 Juni 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Waar God ons geplaatst heelt, moeten wij bloeien Correspondentie uitsluitend te rictiten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. Hier volgt een party, die ons toegezonden was door dhr Jac. Sinke, waarvoor hartelijk dank. Dat er meerdere lezers van ons blad dit goede voorbeeld mogen volgen. Deze partij werd ge speeld in de winter wedstrijd der Middelburgse Schaakvereniging Groep I door de heren Jac. Sin ke en A. Dobbelaar. De strijd speelt zich grotendeels af op de dame-vleugel, beide spelers wer ken met kleine dreigingen; op de 18e zet komt Wit even in de knel, doch komt er goed tussen uit. Er volgt een pionoffer en Zwart komt in moeilijkheden, maakt een fout en verliest. Wit: Jac. Sinke. Zwart: A. Dobbelaar. Nimzo-Indisch: 1. d2d4, Pg8—f6 11 2. Pgl—f3 (belet het Budapester gambiet wat met 2e7e5! begint) 2e7e6 3. c2c4 d7d5 4. Pblc3 Lf8b4 5. e2e3 (het is de vraag of hier Lg5 en daarna e3 niet beter is. Ook Dc2 wordt veel gespeeld) 50—0 6. Ddlc2 c7c5 7. a2a3 (dwingt de loper tot een verkla ring) 7Lb4xc3f (ook cd4; ab4; dc3; Dc3 is mo gelijk, maar is m.i. gunstiger voor Wit) 8. b2Xc3 d5xe4 9. LflXc4 Dd8c7 (nu begint een aardige strijd op de c-lijn) 10. 0—0, c5xd4 11. c3Xd4 Lc8—d7! (dreigt nu Lb5, waarna Ld3 of Lb3 niet gaat wegens ruil op c2 en slaan op fl). 12. Lel—b2 Ld7—b5 13. Tal—cl Tf8e8 14. Pf3d2 Pb8d7 15. Dc2d3! (Zwart wordt nu wel gedwon gen op c4 te slaan of Lc6 te spe len, wat ook niet zonder be zwaar is wegens e4 enz.) 15Lb5xc4 1'6. Pd2xc4 Pd7—b6 17. Pc4—a5 (Wit gaat ook zijn aandacht wij den aan b7. Ook Pe5 was niet slecht geweest) 17Dc7d7 18. Dd3—b3? (laat het veld e4 los en nu wordt de Dame even opgejaagd. Er dreigde echter ook Pa4 en Pc5. Beter was misschien Pb3 ge weest) 18 (dreiging Pd2) 19. Db3d3 20. Dd3e2 21. Lb2—al 22. De2—d2 (dreigt b6 en het is gevangen) Pf6—e4 Pe4c5 Pc5—a4 Dd7—d5 Pb6—d7! Witte Paard 23. Dd2b4 b7—b5 (het P op a4 heeft een steuntje nodig) 24. f2—f3 (nu er voor Wit op de Dame vleugel geen gevaar is, gaat de actie in het centrum beginnen, waar Wit goede kansen heeft) 24Pd7—b6 25. e3e4 Dd5—d7 26. Tfl—dl a7—a6 (Wit staat nu heel goed en Zwart heeft niet veel keus, rui len op cl geeft niet veel lucht. Zie diagram) 27. d4d5! (heel goed. Wit offert nu een pion om aanval te verkrijgen door het openen van de diago naal alh8, waardoor de L op al nu zijn werk krijgt. Zwart kan daar weinig tegen doen) 27e6xd5 28. e4xd5 Tc8xcl 29. Tdlxcl Dd7xd5 (op Pd5: zou kunnen volgen Pd5; Dd4; ,Pf6; Dh4 enz.) 30. Pa5—c6! (met een bedoeling!) 30Dd5d3 31. Pc6e7f Kg8h8 (geen Kf8 wegens Pc8t en mat op de volgende zet) 32. Tel—el Dd3c4 (Ja, als Wit nu maar ruilen wou, dan was het voor Zwart niet slecht). 33. Db4d2! (dreigt Lg7t; Kg7; Dg5t, enz.) 33Pa4c5? en Zwart gaf op. Er volgt Lg7f en mat in 2 zet ten. Als Zwart in plaats van Pc5 nu f6 speelt; volgt Te4, waarna op Db3Dd6 volgt. Zwart kan dan door Dblt een stuk winnen, maar verliest dan als volgt: 33f6 34. Te4 Db3 35. Dd6 Dblt 36. Kf2 Dal 37. Pg6t hgö 38. Th4t Kg8 39. De6t en mat op de vol gende zet. Een mooie variant door de Witspeler zelf aangege ven. Voor de combinatieliefhebbers een mooi partyslot uit een partij James—Miles, New Zealand Championship 1911, Wit: Kgl, Dc2, Tel, Tdl, Lf5, Pe5, Pf4, pionnen: a2, b2, e3, f2, g2, h2. Zwart: Kg8, Dd8, Tc8, Tf8, Lb7, Le7, Pd7, pionnen: a5, b6, d4, d5, f7, g7, h6. Wit aan zet: 1. Lh7t Kh8 2. Pf7t Tf7 3. Pg6t Kh7 4. Pf8ft Kg8 5. Dh7f Kf8 6. Dh8f en mat. Probeert U eer.s de zetten te spelen zonder de stukken op het bord te verplaatsen. Dat ver sterkt uw combinatievermogen. Diagram. wm. mÊ mmk mm mm m «M mé. Partystand SinkeDobbelaar. Stand na de 26e zet van Zwart. Kie kan het beeld niet ver geten. Het lieve meisjesgezicht juist boven de rozenhaag en de knappe jonge man, die zich over haar heenboog. Toen kuste hij haar. Telkens al werd zij naar dit plekje toegetrokken. Uit het bos komend ineens de helling met het gele wuivende koren veld en daar beneden het witte huis met er omheen de rozen hagen en de stokrozen hoog en vol bloeiend tussen de ramen. Op een vroege morgen is ze hier geweest toen de maaiers in hun blauwe boezeroens en de gele strohoeden op begonnen waren met hun zeisen de hal men neer te knakken, 's Middags was ze er weer om nog éénmaal het korenveld te zien, voor alles was omgemaaid. En toen dat tafereeltje. Misschien zyn ze er wel in pension met zijn of haar familie leden en zij, ja zij kan hier maar in haar eentje rondzwerven. Be halve de werkenden en ja, daar leeft ze dan ook op. Waarom heeft Fred het ook in zijn hoofd gehaald juist nu die middelbare acte te willen halen. Ze hoort nog wel zijn stem, kindje, dat is toch ook voor jou, voor ons samen, ik moet toch zorgen dat jij het zo goed mo gelijk hebt, later. Ja, Rie weet het, maar daar denkt ze liever niet aan. Zelf wat overspannen moest ze een rustige vacantie hebben en zo is ze met Vader en Moeder naar dit eenzame oord getrok ken, waar ze de voorbije twee weken in mokkend zelfbeklag heeft doorgebracht. De middagwarmte is drukkend als Rie weer langs het koren veld dwaalt, dat nu stoppelveld is geworden. Eigenlijk moet ze naar huis, de lucht is dreigend en er kan zo een gietbui komen. Maar ze blijft. Dit is immers een mooie kans om met de bewoners van dat idyllische huis in aanraking te komen. Wel ja, straks moet ze voor de regen vluchten en dan kan ze immers alleen maar daar naar toe. Rie plukt een paar blauwe klokjes waar de zeis rakelings is langs gegaan. Achteloos houdt ze ze in haar hand en merkt niet eens dat ze er weer uit glijden en slap tussen de stop pels blijven liggen. Wie weet, dat leuke meisje daar enja, het is vast haar verloofde, wie weet kunnen zij haar vacantie niet een beetje opvrolijken. Och nee, wat bezielt haar eigenlijk. Ze zijn hier misschien allang niet meer. Die ééne keer, verder heeft ze ze niet meer gezien. Ook niet Zondags in het dorpskerkje. En toch wil ze er naar toe. Iets in haar blijft trekken naar dat zonnige huis, dat van blijd schap schijnt te stralen.- Dan overvalt de bui haar. Zie zo, nu moet ze vluchten en regel recht holt ze naar het witte huis waar ze met kloppend hart in het portiek blijft staan. Als ze haar nu eens niet ge zien hebben en ze hier moet blyven staan? Want bellen, dat is al te gek. Maar ze hoeft niet buiten te blijven, want nog geen halve minuut later wordt de deur opengedaan. Onmiddellijk herkent Rie de verloofde en als hij haar vrien delijk uitnodigt even binnen te komen, stapt ze zonder aarze ling verder en zegt: Graag. Terwijl hij haar voorgaat naar de kamer heeft ze neiging ach ter zijn rug danspasjes te maken. Binnen is verder niemand en onder het vlotte gesprek, dat Jaar Herbrink, zoals hij zich aan haar heeft voorgesteld, begint, constateert ze dat hij geen ring aan heeft. Maar, bijna verloofd kan ook. Hij moest eens weten wat ze heeft gezien. Jaap vraagt waar ze in pen sion is en of het haar goed bevalt. „Slecht" bekent Rie open hartig, zo'n saaie boel hier, dan in Amsterdam. O, komt u uit Amsterdam, daar ben ik verleden week ook juist vandaag gekomen, ik stu deer daar. O! en dan barst Rie los. U bent tenminste zo verstandig om vacantie te nemen, mijn ver loofde Jaap! Het wordt zacht geroepen, uit de serre. Een ogenblikje, excuseert hij zich. Rie zit onbeweeglijk. Ze hoort weer diezelfde stem, die ze nu niet kan verstaan en dan Jaap: Ja kindje, zo je wilt hoor. Meteen is hij weer bij haar terug. M'n zuster vraagt of u misschien even bij haar wilt zitten, zolang het zo regent kunt u toch niet weggaan. Rie volgt hem, onbewust be klemd. En dan ziet ze het meisje van die middag. In een ruststoel. Het tere ge zichtje tegen een vrolijk ge bloemd kussen, een zacht wol len plaid om haar benen en op die plaid twee smalle witte han den, te smal en te wit. Lam. Als een schok gaat het door Rie heen. Het meisje is vrolijk en op gewekt. Ik hoorde over Amster dam praten, nu dat kunnen jul lie hier wel voortzetten. Even is Rie verward. De situa tie hier is zo heel anders dan ze zich had voorgesteld. Nu is ze werkelijk bij dat vrolijke paar waar zij zo jaloers op was en nu dit. Het hindert niet. Jaap is vlot en Hettie niet minder, en dan komt Rie tenslotte ook weer los en merken ze niet eens dat het al lang niet meer regent. Het blijkt dat Hettie ook in Amsterdam zou gaan studeren. Piano. En toen kreeg ik dit. Met enkele woorden vertelt ze het. Kinderverlamming. Even is het stil en dan zegt ze met een klein dapper lachje, ja en nu blijf ik maar hier. Spelen gaat toch niet meer. Maar Rie moet ook vertellen van Jaap, maar ze durft niet te laten blijken hoe boos ze eigen lijk op hem is. Vooral niet als Hettie een en al enthousiasme is. Fijn zeg, als je zo'n knappe man krijgt. Hij verdient het dat hij slaagt hoor. Rie is beschaamd. O, ze kan het wel uitschreeuwen van spijt om haar ontevredenheid, terwijl zij alles had, om haar brieven aan Jaap die hem alleen maar pijn kunnen hebben gedaan, inplaats dat ze hem er mee hielp. Want ze weet heel best, dat het voor Jaap ook zwaar was bijna heel de va cantie er voor op te offeren. Toch heb ik ook een taak, ver telt Hettie even later. Zondags schooljuffrouw. Ja, lach er maar om, maar het is echt fijn. Tien kleuters uit het dorp komen er. Hier of in de kamer, want ik kan natuurlijk niet naar hun toe. Dat is wel wat anders hé, dan pianis te. Het klinkt zonder ironie. Als Jaap even binnen is om thee te schenken, wijst Hettie naar de tekst boven haar bed. Waar God ons geplaatst heeft moeten wij bloeien. Dat is mijn levensdevies. Die avond schrijft ze „alles" aan Jaap en als hij haar het vol gende weekend op het perronne tje in zijn armen sluit is het een andere Rie, troont ze hem dadelijk mee naar Hettie, die dat met haar blijmoedig geloof, onbewust heeft bewerkstelligd. AUTO-ONGELUK. Het stil-geworden water bergt een bang geheim Het sloot zich dicht boven de noodkreet van zes monden, Zes jonge mensen, die alleenmaar gillen konden En toen, als 't donk're water, stil geworden zijn. En mensen gingen aan die schrille plek voorbij Onwetend van een doodstrijd onder water. En and'ren vonden hen, veel uren later, Toen was de deernis groot, en diep het medelij. Nu rijden wij die plek weer achteloos voorbij JAAP KROONENBURG. Vooral in dit sei zoen is het heel nuttig, naast de j aponnen in on ze garderobe ook een mantelcos- tuum te bezitten. We zoeken na tuurlijk naar een model, dat ons staat, en dat bo vendien neutraal is, d. w- z zich weinig aan de verschillende mo de van elk seizoen stoort. Een man- telcostuum kan immers een paar iaar mee? De afgebeelde costuums voldoen aan al deze eisen. Ze hebben een gladde rok, een getailleerd jasje met een glad schootje, en een klein kraagje. K 3807/6. Zeer chic is dit mantelcostuum met zijn aparte vorm van het jasje. De twee rijen knopen lopen aan de onderkant iets dichter naar elkaar toe. Benodigd voor 98 cm. bovenwijdte circa 3 m. stof van 140 cm. breedte. K 3808/6. Een zeer eenvoudige tailleur, die voor ieder figuur heel geschikt is. Ook voor grote maten zal dit een zeer chic pakje zijn. Benodigd voor 110 cm. bovenwijdte circa 3 m. stof van 140 cm breedte. K 3809/6. Erg mooi zijn de ronde lijnen van dit mantelpakje. Voor een zwaarder figuur is het echter niet aan te bevelen, juist door deze ronde lijnen. Het schootje van het jasje heeft middenachter een split. Ben. voor 92 cm. bovenwijdte circa 3 m. stof van 140 cm breedte. De patronen zijn 0.95 bjj „Bella", Patronen Service, Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen. K 3807/6 is verkrijgbaar voor 92, 98 en 106 cm. bovenwijdte, K 3808/6 voor 102, 110 en 118 cm. bovenwijdte, en K 3809/6 voor 88, 92 en 98 cm. bovenwijdte. jx j8.ro 6 behorende bij bet ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 28 Juni, No. 1591 Exploitantc Oosterbaan Le Cointre N.V., Goes eeuu/scN u/eexem VOOR DE ZONDAG. In tegenstelling tot de vorige eeuw, toen het individualisme hoogtij vierde, heft heel de wereld vandaag de leus aan: alles voor de gemeenschap! Het zal zaak zijn voor ieder die belijdt een christen te zijn, ook deze leuze te toetsen aan het Woord van Goa. Paulus waar schuwt nadrukkelijk, dat wij niet de strijd hebben tegen vlees en bloed, maar tegen de geestelijke machten, de boze geesten, die de menselijke geesten bevruchten. Het is een strijd tussen de Geest Gods en de geest uit de afgrond. En die strijd wordt telkens weer op andere fronten en met andere wapens gevoerd. De christen kan daarom niet anders dan uit de antithese leven. Hij weet, de Bij bel zegt het hem zeer nadrukke lijk, dat aiile eeuwen door de we reld in twee kampen verdeeld blijft, het ene kamp, dat leeft uit de Geest van God en het andere dat leeft uit de geest van net beest. Heel de wereldworste ung staat in het teken, dat ons Open baring 12 beschrijft: de worste ling tussen de vrouw en de draak. Wie de wereldgeschiedenis niet onder dit verklarend licht beziet, kan nooit tot de betekenis van de wereldgeschiedenis doordringen. Welnu, zo hebben wij nu ook de geest dezer eeuw te verstaan. Er zijn heel wat mensen, die de fron ten geheel anders willen zien. Die b.v. denken, dat het Amerikaanse westerse wereld-halfrond, de fei telijke verdedigingslinie is waar achter de christenheid haar ver dedigingslinie te zoeken heeft. De gemeenschappelijke vijand zou dan het Russisch communisme wezen. Ook dat is een antithese. Maar toch geen wezenlijke, niet de antithese die de Schrift be doelt. Wij hebben misschien kennis genomen wat dezer dagen Ds Niemöller gepubliceerd heeft over deze kwestie. Hij heeft de Kerken gewaarschuwd niet op Amerika te vertrouwen en ook niet te den ken, dat overheersing van Rus land de ondergang van de Kerk zal wezen. Er ligt een grote kern van waarheid in deze stelling. Want de Kerk is nóch afhankelijk van Rusland, nóch van Amerika. En de Christenen die op Amerika vertrouwen, zijn gelijk aan het volk Israël in dagen van zijn af val, toen het in de strijd tegen het machtige Syrië ging vertrou wen op Egypte. De profeet komt het volk hier voor waarschuwen en hij noemt Egypte de rietstaf, die de hand doorboort. De Kerk kan maar op Eén ver trouwen, Hem Die haar beloofd heeft haar in stand te houden totdat Hy wederkomt, en die er voor waken zal, dat de poorten der hel haar niet zullen overwel digen. Ik geloof, dat wij, die zich „Christenen" noemen, d.w.z. men sen die zich noemen naar Hem, Die deze woorden gesproken heeft, daar te weinig aan denken. Dat is een bewijs, dat er te weinig geloof meer is. En toch zullen de tijdsomstan digheden ons wel leren, dat we weer naar dit oud vertrouwen terug moeten. Want wanneer we de dingen slechts geestelijk on derscheiden, zien we dat in begin sel er geen verschil is tussen de geest, die in Amerika overheerst en wat er zich in Rusland af speelt. Ik bedoel daar dit mee: In Rusland komt de haat tegen de christelijke godsdienst bruut openbaar, in Amerika is dat niet zo. Maar dat is slechts een nega tieve instellini*. «w. daarroeo komen we niet verder. De maatstaf moet zijn: beheerst het Woord van God de harten der mensen? En op deze vraag moet voor wat A.me- rika betreft, evenzeer liet ant woord ontkennend zijn als voor welk ander land ter wereld ook. De afval van de Christelijke gods dienst is in Amerika minstens even erg als waar ook ter wereld. De beginselen, waardoor deze Staat eens geregeerd werd, onder mannen als Washington zijn reeds lang verlaten. Het volk gaat op in materialisme en practicisme; huwelijken worden bijna evenveel ontbonden als gesloten, het we relds vermaak viert er hoogtij, en de wereldpolitiek wordt beheerst door de geest van het pragma tisme. Er valt geen enkele ten- denz in te ontdekken, die heen wijst naar een eerbiedigen van de christelijke ethiek. Het publieke leven wordt er gestempeld door de geest der wereld. Radio en pers, politiek en vakorganisatie, alles ademt in de atmosfeer van de dollar, waarbij de inzet de rechten van de mens zijn, maar waarbij niemand vraagt naar de rechten, die God op de mens heeft en ook za. doen gelden. De gemeenschapsidee, waarvan de hele wereld van vandaag dan ook vervuld is, is in wezen niet christelijker dan het individualis me, dat de vorige eeuw geken merkt heeft. En daarom zal deze leuze: alles voor de gemeenschap, zo goed als "alle leuzen, die de wereld ooit heeft aangeheven, buiten het Woord van God om, in haar tegendeel worden omge zet. Want zij is een bedriegelijke schijn zonder meer. De gemeenschap, die de wereld vormen kan; is in wezen de hoog ste graad van tirannie. Zeker, er kan straks wellicht een hoge graad van welvaart worden be reikt. Wanneer de wereld tot één grote macht zal zijn geconsoli deerd, zal de moderne techniek wonderen te zien geven, waarvan wij nog niet kunnen dromen. Er zullen brood en spelen volop zijn. En meer zal de massa ook niet vragen. Maar over hen zal heer sen de geest van het beest, die de techniek in zijn dienst zal stellen om de massa te misleiden, zodat Daarom gaat uit het midden van hen en scheidt u af, zegt de Heere en raakt niet aan hetgeen onrein is, en ik zal u aannemen. 2 Corinthe 617. God gaf dit diep ernstig vermaan aan de jonge chris tengemeente die te Corinthe leefde, te midden van een puur heidense omgeving in een grote handelsstad. De be smetting was er al. Ge kunt er van lezen in de voorgaande hoofdstukken. Nu volgt de waarschuwing. God zegt niet, dat de ge meente van Corinthe de we reld moet gaan ontvluchten en in kloosters gaan wonen. „Ik bid niet dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van de boze", bidt de Heiland zelf voor Zijn duur gekochte Kerk. Dat vermaan „scheidt u af" wil dan ook niets anders zeg gen dan: leeft uit een geheel andere stijl dan de wereld. Laat zien dat gij christen zijt, doordat uw hart naar geheel andere dingen uitgaat dan het hart van de wereldling. Zit hij graag in de bioscoop, toont gij dat uw hart uitgaat naar het welzijn van Gods Koninkrijk en houdt u daarmee bezig in zending, evangelisatie, chris telijk werk van barmhartig heid, christelijk verenigings leven. Gaat de wereld op in sport, laat gij zien dat gij u oefent in de Godzaligheid. Sport is voor de wereld een afgod, waarvoor zij op de knieën ligt. Laat gij zien, dat gij geen afgoden duldt in uw leven, stelt uw lichamen in dienst van Gods zaak. En pro beer daarbij niet tussen de klippen door te schipperen. Een beetje knipogen naar de wereld en haar verleidelijk heden en een beetje knipogen naar de Kerk. „Raakt niet aan hetgeen onrein is". Het staat er scherp en positief en voor geen tweeërlei uitlegging vat baar. Waar is uw schat? Daar zal ook uw hart zijn. Ieder kan dit gemakkelijk voor zich- zelve uitmaken. De beloning is: „Ik zal U aannemen". Gods Woord is vol van BE LOFTE èn EIS. „Wie Mij eren zal Ik eren, maar die Mij versmaden zul len licht geacht worden". Eis en belofte. Ze worden steeds bij elkander gegeven. Vreselijk is het in Gods oog „licht geacht" te worden. Onuitsprekelijk heerlijk is, door God te worden „geccrd". Waar ligt uw keus? Blijf niet hinken op twee gedach ten! zij de waarheid niet meer zien kan. Radio en pers, vakorganisa tie en politieke leiding, het heer sen over de geest des n.ensen, van uur tot uur, hem steeds maar lei dend van God af naar de hel toe, zal plaats hebben onder de schijn van de „gemeenschap" te dienen, maar zal de massa voeren tot de gruwelijkste toestand van indivi dualisme en isolement, een gees telijke vereenzaming, waarbij het individualisme van de vorige eeuw nog maar kinderspel is ge weest. En wanneer het zo ver is ge komen, zal de Christen, d.w.z. de mens, die dan nog leeft bij het Woord des HEREN, duidelijk gaan zien, dat er in deze wereld slechts één waarachtige gemeen schap bestaat, en dat is de ge meenschap van de KERK. Al wat daarbuiten valt is geen gemeen schap maar ontbinding. De belij denis van de algemene christelijke Kerk, door alle eeuwen onzer jaar telling heen uitgesproken: ik ge loof de gemeenschap der heiligen, zal dan een diepte van betekenis erlangen, waarvan de Kerk in voorgaande eeuwen nooit heeft kunnen dromen. Veleje jare hebben ze me be noemd in een kemissie voor de biedrage van de kerk. Nou, ik heb het eerst een stuutje in overwe ging genomen, omdat ik niet graag in kemissies zit. Doorgaans is het zo, as je daaran begint kom je van het ene in het aere. En ik heb een drok leven en een drok gezin. Vroeger was ik veul van huze 'savens en dan stong de vrouwe der alenig voor. En dat mot niet. Je eige huushouwe gaet voor alles, zeg ik altied. Maar noe heb ik het toch maar angenome omdat ze zo anhieuwe en je ken je toch ook weer niet an alles onttrekke. Maas as je dan zo voor dat geld voor de kerke an 't werk ben ontmoet je toch rare dingen. De biebel zeit niet veul over de kerkelijke biedrage. De Heiland heit 't er over as de we duwe haar pennikske in de schat kist gooit. Dan zeit de Heiland, dat ze er meer in gegooid heit as alle andere bie mekare. In de waereld is dat anders. Al doe je daar as arm mens wezende alles wat je ken, je telt niet mee. Geen mens die er een zier om geeft. Maar as een rieke een bankie van honderd erges voor geeft heit iedereen het er over, ook al is het geen knoop van z'n vessie. De waereld kiekt allenig maar naar 't geld, uut welke zak het komt daar bekommert ie z'n eige niet om. Maar noe mag het miens in ziens in de kerk zo toch niet we zen. Daar heit het dubbeltje van een erm mens net zo veul waar de as de vief en twintig guldes van de bakker, en de honderd gul des van de rieke boer. En daar wordt nog maar veul te weinig mee gerekend, geloof ik. En daar komt nog bie dat de kerk het eigenlijk van de geweu- ne arme en kleine middenstan ders hebben mot. Dat zie je wel as je in zo'n kemissie zit. Wat een verschil komt er dan somtieds an het licht. Je ken temet je eige ogen niet geloven as je de ciefers onder je neuze kriegt. Dan zie je dat een geweune handswerksman met een huus houwe met kinders soms een vief en twintig guldes meer per jaar geeft as een boer, die met een kleiner gezin tien keer zo veul inkomen heit. Of dan zie je, dat een alleen staande vrouwe, die met werke an de kost mot kom- me meer as het dubbele geeft as een man met een flinke pesitie en een goed vast inkomme. Je vraag jezelvers dan wel is hoe komt dat noe? Ik denke dat er veul bennen, die eigenlijk nog niet goed weten wat de kerk is. Ik heb is tiedens de bezettings jaren een onderwiezer bie me ge had, die toen der tied in Vlissin- gen weunde en met de evakuasie most vluchten naar het platte land van Walcheren. Daar heit ie met z'n kinders een tietje op een boerderie gezeten en toen zag ie Zundags, dat de boerinne in het opkamertje op tafel de kerk centen van het gezin gereed lee. En toen lagen er, netjes naest mekaere, voor elk drie cente en een pepermuntje. Dat was zo de geweunte geweest van ouwer op kind en daar bleef het bie. Kiek as je dan te klaege heit dat je zoa weinig zegen heit onder de predi- kasie ken je altied nog zegge dat alle waar naar z'n geld is. Want voor drie centjes per hoofd en per dienst ken je niet veul verlangen. Maar de zaek is te ernstig om er mee te spotten. Paulus heit het ons aeres geleerd, die zeit, dat we elke weke, vóór alle andere uut- gaven, eerst wat motte wegleggen tot hij werom gekommen is en dan heit ie een flink bedrag voor de dienst as ie het geld komt op halen. Dat behoef je netuurlijk niet te doen as je zes cente op een hele Zundag geeft, wanneer je teminste twee maal naar de kerke gaat. Zes cente kennen der altied nog wel af, as je tot de gegoede stand behoren mag. As je wat weg mot legge iedere weke, ken dat niks aeres wezen as dat je, vóór je andere dingen gaet uutgeven, eerst zurgt dat de kerk an z'n porsie komt. Dan staet die uutgave geliek met wat je uut te geven heb voor de melkboer en de bakker en de krudenier enz. Dan zeg ie teuge je vrouw en kinders: alles goed en wel maar vóór alle dingen eerst de kerk. En dan wordt het geen kwestie van centen, en ook niet van dubbeltjes maar op z'n minst van guldes. De Here zeit: beproef me noe daar in als je eerst voor Mijn dienst zurgt, of Ik de hemelen niet zal open doen om je schuren te vullen en te zurgen, dat je alles heit wat je nodig heb. Want wat doen we as het er op an komt met al dat geld, dat we bloedig hebben overgespaard en onttrokken an de Here? Julder kenne allegaer de geliekenis van de rieke man, die akker an akker kocht en schuur an schuur trok, net toen ie wou gaan renteniere, zeit de Here: nou kom ik je ziel van je afeisen en toen gong ie dood. En as er dan nog geen eeuwige dood op gevolgd Is, ken ie nog van grote genade spreken. Want niet zonder oorzaak staat er geschreven: dat geldgierigheid de wortel van alle kwaad is en as we die gierigheid nog op de dienst des Heren en al gaan toepassen staat het wel heel erg met ons gesteld. Ik hoop maar dat wie met me kaere daar voor bewaard mogen bluven. Julder FLIP BRAMSE. Ons geloof door Emil Brunner, met „Aantekeningen" van Ds J. C. Koningsberger. 5e druk. Uitgave van Uitgeverij W ten Have N.V. te Amster dam. De bekende Zwitserse theoloog schreef bij de eerste druk, die in Nederland uitkwam: „De mensen lijden tegenwoordig aan chroni sche ondervoeding van de ziel. Want het is niet genoeg, dat de Bijbel gedrukt en gekocht wordt, en ook niet, dat hij gelezen wordt. We moeten de Bijbel als Gods eigen Woord leren verstaan en

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5