m
m
m
m
óm
j-antitic&iad
rB
X
i
i
m
S3
i
B
II
«p
m
AH
jU
mm
mm
H
11
s
wè
ÜSf
B
2
DRIEMANTELCOSTUUMS
De gemeenschap
®ns thnfs
Vrijdag 23 Juni 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Waar God ons geplaatst heelt,
moeten wij bloeien
Correspondentie uitsluitend te rictiten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
Hier volgt een party, die ons
toegezonden was door dhr Jac.
Sinke, waarvoor hartelijk dank.
Dat er meerdere lezers van ons
blad dit goede voorbeeld mogen
volgen. Deze partij werd ge
speeld in de winter wedstrijd der
Middelburgse Schaakvereniging
Groep I door de heren Jac. Sin
ke en A. Dobbelaar. De strijd
speelt zich grotendeels af op de
dame-vleugel, beide spelers wer
ken met kleine dreigingen; op de
18e zet komt Wit even in de
knel, doch komt er goed tussen
uit. Er volgt een pionoffer en
Zwart komt in moeilijkheden,
maakt een fout en verliest.
Wit: Jac. Sinke.
Zwart: A. Dobbelaar.
Nimzo-Indisch:
1. d2d4, Pg8—f6
11 2. Pgl—f3
(belet het Budapester gambiet
wat met 2e7e5! begint)
2e7e6
3. c2c4 d7d5
4. Pblc3 Lf8b4
5. e2e3
(het is de vraag of hier Lg5 en
daarna e3 niet beter is. Ook Dc2
wordt veel gespeeld)
50—0
6. Ddlc2 c7c5
7. a2a3
(dwingt de loper tot een verkla
ring)
7Lb4xc3f
(ook cd4; ab4; dc3; Dc3 is mo
gelijk, maar is m.i. gunstiger
voor Wit)
8. b2Xc3 d5xe4
9. LflXc4 Dd8c7
(nu begint een aardige strijd op
de c-lijn)
10. 0—0, c5xd4
11. c3Xd4 Lc8—d7!
(dreigt nu Lb5, waarna Ld3 of
Lb3 niet gaat wegens ruil op c2
en slaan op fl).
12. Lel—b2 Ld7—b5
13. Tal—cl Tf8e8
14. Pf3d2 Pb8d7
15. Dc2d3!
(Zwart wordt nu wel gedwon
gen op c4 te slaan of Lc6 te spe
len, wat ook niet zonder be
zwaar is wegens e4 enz.)
15Lb5xc4
1'6. Pd2xc4 Pd7—b6
17. Pc4—a5
(Wit gaat ook zijn aandacht wij
den aan b7. Ook Pe5 was niet
slecht geweest)
17Dc7d7
18. Dd3—b3?
(laat het veld e4 los en nu wordt
de Dame even opgejaagd. Er
dreigde echter ook Pa4 en Pc5.
Beter was misschien Pb3 ge
weest)
18
(dreiging Pd2)
19. Db3d3
20. Dd3e2
21. Lb2—al
22. De2—d2
(dreigt b6 en het
is gevangen)
Pf6—e4
Pe4c5
Pc5—a4
Dd7—d5
Pb6—d7!
Witte Paard
23. Dd2b4 b7—b5
(het P op a4 heeft een steuntje
nodig)
24. f2—f3
(nu er voor Wit op de Dame
vleugel geen gevaar is, gaat de
actie in het centrum beginnen,
waar Wit goede kansen heeft)
24Pd7—b6
25. e3e4 Dd5—d7
26. Tfl—dl a7—a6
(Wit staat nu heel goed en
Zwart heeft niet veel keus, rui
len op cl geeft niet veel lucht.
Zie diagram)
27. d4d5!
(heel goed. Wit offert nu een
pion om aanval te verkrijgen
door het openen van de diago
naal alh8, waardoor de L op
al nu zijn werk krijgt. Zwart
kan daar weinig tegen doen)
27e6xd5
28. e4xd5 Tc8xcl
29. Tdlxcl Dd7xd5
(op Pd5: zou kunnen volgen
Pd5; Dd4; ,Pf6; Dh4 enz.)
30. Pa5—c6!
(met een bedoeling!)
30Dd5d3
31. Pc6e7f Kg8h8
(geen Kf8 wegens Pc8t en mat
op de volgende zet)
32. Tel—el Dd3c4
(Ja, als Wit nu maar ruilen wou,
dan was het voor Zwart niet
slecht).
33. Db4d2!
(dreigt Lg7t; Kg7; Dg5t, enz.)
33Pa4c5?
en Zwart gaf op.
Er volgt Lg7f en mat in 2 zet
ten. Als Zwart in plaats van Pc5
nu f6 speelt; volgt Te4, waarna
op Db3Dd6 volgt. Zwart kan
dan door Dblt een stuk winnen,
maar verliest dan als volgt:
33f6
34. Te4 Db3
35. Dd6 Dblt
36. Kf2 Dal
37. Pg6t hgö
38. Th4t Kg8
39. De6t en mat op de vol
gende zet. Een mooie variant
door de Witspeler zelf aangege
ven.
Voor de combinatieliefhebbers
een mooi partyslot uit een partij
James—Miles, New Zealand
Championship 1911,
Wit: Kgl, Dc2, Tel, Tdl, Lf5,
Pe5, Pf4, pionnen: a2, b2, e3, f2,
g2, h2.
Zwart: Kg8, Dd8, Tc8, Tf8,
Lb7, Le7, Pd7, pionnen: a5, b6,
d4, d5, f7, g7, h6.
Wit aan zet:
1. Lh7t Kh8
2. Pf7t Tf7
3. Pg6t Kh7
4. Pf8ft Kg8
5. Dh7f Kf8
6. Dh8f en mat.
Probeert U eer.s de zetten te
spelen zonder de stukken op het
bord te verplaatsen. Dat ver
sterkt uw combinatievermogen.
Diagram.
wm.
mÊ
mmk
mm
mm
m
«M
mé.
Partystand SinkeDobbelaar.
Stand na de 26e zet van Zwart.
Kie kan het beeld niet ver
geten. Het lieve meisjesgezicht
juist boven de rozenhaag en de
knappe jonge man, die zich over
haar heenboog. Toen kuste hij
haar.
Telkens al werd zij naar dit
plekje toegetrokken. Uit het
bos komend ineens de helling
met het gele wuivende koren
veld en daar beneden het witte
huis met er omheen de rozen
hagen en de stokrozen hoog en
vol bloeiend tussen de ramen.
Op een vroege morgen is ze
hier geweest toen de maaiers in
hun blauwe boezeroens en de
gele strohoeden op begonnen
waren met hun zeisen de hal
men neer te knakken, 's Middags
was ze er weer om nog éénmaal
het korenveld te zien, voor alles
was omgemaaid. En toen dat
tafereeltje.
Misschien zyn ze er wel in
pension met zijn of haar familie
leden en zij, ja zij kan hier maar
in haar eentje rondzwerven. Be
halve de werkenden en ja, daar
leeft ze dan ook op. Waarom
heeft Fred het ook in zijn hoofd
gehaald juist nu die middelbare
acte te willen halen.
Ze hoort nog wel zijn stem,
kindje, dat is toch ook voor jou,
voor ons samen, ik moet toch
zorgen dat jij het zo goed mo
gelijk hebt, later.
Ja, Rie weet het, maar daar
denkt ze liever niet aan.
Zelf wat overspannen moest
ze een rustige vacantie hebben
en zo is ze met Vader en Moeder
naar dit eenzame oord getrok
ken, waar ze de voorbije twee
weken in mokkend zelfbeklag
heeft doorgebracht.
De middagwarmte is drukkend
als Rie weer langs het koren
veld dwaalt, dat nu stoppelveld
is geworden.
Eigenlijk moet ze naar huis,
de lucht is dreigend en er kan
zo een gietbui komen. Maar ze
blijft. Dit is immers een mooie
kans om met de bewoners van
dat idyllische huis in aanraking
te komen. Wel ja, straks moet ze
voor de regen vluchten en dan
kan ze immers alleen maar daar
naar toe.
Rie plukt een paar blauwe
klokjes waar de zeis rakelings
is langs gegaan. Achteloos houdt
ze ze in haar hand en merkt
niet eens dat ze er weer uit
glijden en slap tussen de stop
pels blijven liggen.
Wie weet, dat leuke meisje
daar enja, het is vast haar
verloofde, wie weet kunnen zij
haar vacantie niet een beetje
opvrolijken.
Och nee, wat bezielt haar
eigenlijk. Ze zijn hier misschien
allang niet meer. Die ééne keer,
verder heeft ze ze niet meer
gezien. Ook niet Zondags in het
dorpskerkje.
En toch wil ze er naar toe.
Iets in haar blijft trekken naar
dat zonnige huis, dat van blijd
schap schijnt te stralen.-
Dan overvalt de bui haar. Zie
zo, nu moet ze vluchten en regel
recht holt ze naar het witte huis
waar ze met kloppend hart in
het portiek blijft staan.
Als ze haar nu eens niet ge
zien hebben en ze hier moet
blyven staan? Want bellen, dat
is al te gek. Maar ze hoeft niet
buiten te blijven, want nog geen
halve minuut later wordt de
deur opengedaan.
Onmiddellijk herkent Rie de
verloofde en als hij haar vrien
delijk uitnodigt even binnen te
komen, stapt ze zonder aarze
ling verder en zegt: Graag.
Terwijl hij haar voorgaat naar
de kamer heeft ze neiging ach
ter zijn rug danspasjes te maken.
Binnen is verder niemand en
onder het vlotte gesprek, dat
Jaar Herbrink, zoals hij zich aan
haar heeft voorgesteld, begint,
constateert ze dat hij geen ring
aan heeft. Maar, bijna verloofd
kan ook. Hij moest eens weten
wat ze heeft gezien.
Jaap vraagt waar ze in pen
sion is en of het haar goed
bevalt.
„Slecht" bekent Rie open
hartig, zo'n saaie boel hier, dan
in Amsterdam.
O, komt u uit Amsterdam,
daar ben ik verleden week ook
juist vandaag gekomen, ik stu
deer daar.
O! en dan barst Rie los. U
bent tenminste zo verstandig om
vacantie te nemen, mijn ver
loofde
Jaap!
Het wordt zacht geroepen, uit
de serre.
Een ogenblikje, excuseert hij
zich.
Rie zit onbeweeglijk. Ze hoort
weer diezelfde stem, die ze nu
niet kan verstaan en dan Jaap:
Ja kindje, zo je wilt hoor.
Meteen is hij weer bij haar
terug. M'n zuster vraagt of u
misschien even bij haar wilt
zitten, zolang het zo regent kunt
u toch niet weggaan.
Rie volgt hem, onbewust be
klemd.
En dan ziet ze het meisje van
die middag.
In een ruststoel. Het tere ge
zichtje tegen een vrolijk ge
bloemd kussen, een zacht wol
len plaid om haar benen en op
die plaid twee smalle witte han
den, te smal en te wit. Lam. Als
een schok gaat het door Rie heen.
Het meisje is vrolijk en op
gewekt. Ik hoorde over Amster
dam praten, nu dat kunnen jul
lie hier wel voortzetten.
Even is Rie verward. De situa
tie hier is zo heel anders dan ze
zich had voorgesteld. Nu is ze
werkelijk bij dat vrolijke paar
waar zij zo jaloers op was en nu
dit.
Het hindert niet. Jaap is vlot
en Hettie niet minder, en dan
komt Rie tenslotte ook weer los
en merken ze niet eens dat het al
lang niet meer regent.
Het blijkt dat Hettie ook in
Amsterdam zou gaan studeren.
Piano. En toen kreeg ik dit. Met
enkele woorden vertelt ze het.
Kinderverlamming.
Even is het stil en dan zegt ze
met een klein dapper lachje, ja en
nu blijf ik maar hier. Spelen gaat
toch niet meer.
Maar Rie moet ook vertellen
van Jaap, maar ze durft niet te
laten blijken hoe boos ze eigen
lijk op hem is. Vooral niet als
Hettie een en al enthousiasme is.
Fijn zeg, als je zo'n knappe man
krijgt. Hij verdient het dat hij
slaagt hoor.
Rie is beschaamd. O, ze kan
het wel uitschreeuwen van spijt
om haar ontevredenheid, terwijl
zij alles had, om haar brieven aan
Jaap die hem alleen maar pijn
kunnen hebben gedaan, inplaats
dat ze hem er mee hielp. Want ze
weet heel best, dat het voor Jaap
ook zwaar was bijna heel de va
cantie er voor op te offeren.
Toch heb ik ook een taak, ver
telt Hettie even later. Zondags
schooljuffrouw. Ja, lach er maar
om, maar het is echt fijn. Tien
kleuters uit het dorp komen er.
Hier of in de kamer, want ik kan
natuurlijk niet naar hun toe. Dat
is wel wat anders hé, dan pianis
te. Het klinkt zonder ironie.
Als Jaap even binnen is om
thee te schenken, wijst Hettie
naar de tekst boven haar bed.
Waar God ons geplaatst heeft
moeten wij bloeien. Dat is mijn
levensdevies.
Die avond schrijft ze „alles"
aan Jaap en als hij haar het vol
gende weekend op het perronne
tje in zijn armen sluit is het een
andere Rie, troont ze hem dadelijk
mee naar Hettie, die dat met
haar blijmoedig geloof, onbewust
heeft bewerkstelligd.
AUTO-ONGELUK.
Het stil-geworden water bergt een bang geheim
Het sloot zich dicht boven de noodkreet van zes monden,
Zes jonge mensen, die alleenmaar gillen konden
En toen, als 't donk're water, stil geworden zijn.
En mensen gingen aan die schrille plek voorbij
Onwetend van een doodstrijd onder water.
En and'ren vonden hen, veel uren later,
Toen was de deernis groot, en diep het medelij.
Nu rijden wij die plek weer achteloos voorbij
JAAP KROONENBURG.
Vooral in dit sei
zoen is het heel
nuttig, naast de
j aponnen in on
ze garderobe ook
een mantelcos-
tuum te bezitten.
We zoeken na
tuurlijk naar een
model, dat ons
staat, en dat bo
vendien neutraal
is, d. w- z zich
weinig aan de
verschillende mo
de van elk seizoen
stoort. Een man-
telcostuum kan
immers een paar
iaar mee?
De afgebeelde
costuums voldoen
aan al deze eisen.
Ze hebben een
gladde rok, een getailleerd jasje met een glad schootje, en een klein
kraagje.
K 3807/6. Zeer chic is dit mantelcostuum met zijn aparte vorm van
het jasje. De twee rijen knopen lopen aan de onderkant iets dichter
naar elkaar toe. Benodigd voor 98 cm. bovenwijdte circa 3 m. stof
van 140 cm. breedte.
K 3808/6. Een zeer eenvoudige tailleur, die voor ieder figuur heel
geschikt is. Ook voor grote maten zal dit een zeer chic pakje zijn.
Benodigd voor 110 cm. bovenwijdte circa 3 m. stof van 140 cm
breedte.
K 3809/6. Erg mooi zijn de ronde lijnen van dit mantelpakje. Voor
een zwaarder figuur is het echter niet aan te bevelen, juist door
deze ronde lijnen. Het schootje van het jasje heeft middenachter een
split. Ben. voor 92 cm. bovenwijdte circa 3 m. stof van 140 cm breedte.
De patronen zijn 0.95 bjj „Bella", Patronen Service, Kromme
Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen.
K 3807/6 is verkrijgbaar voor 92, 98 en 106 cm. bovenwijdte, K 3808/6
voor 102, 110 en 118 cm. bovenwijdte, en K 3809/6 voor 88, 92 en
98 cm. bovenwijdte.
jx j8.ro 6
behorende bij bet
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 28 Juni, No. 1591
Exploitantc
Oosterbaan Le Cointre N.V.,
Goes
eeuu/scN
u/eexem
VOOR DE ZONDAG.
In tegenstelling tot de vorige
eeuw, toen het individualisme
hoogtij vierde, heft heel de wereld
vandaag de leus aan: alles voor
de gemeenschap!
Het zal zaak zijn voor ieder die
belijdt een christen te zijn, ook
deze leuze te toetsen aan het
Woord van Goa. Paulus waar
schuwt nadrukkelijk, dat wij niet
de strijd hebben tegen vlees en
bloed, maar tegen de geestelijke
machten, de boze geesten, die de
menselijke geesten bevruchten.
Het is een strijd tussen de Geest
Gods en de geest uit de afgrond.
En die strijd wordt telkens weer
op andere fronten en met andere
wapens gevoerd. De christen kan
daarom niet anders dan uit de
antithese leven. Hij weet, de Bij
bel zegt het hem zeer nadrukke
lijk, dat aiile eeuwen door de we
reld in twee kampen verdeeld
blijft, het ene kamp, dat leeft uit
de Geest van God en het andere
dat leeft uit de geest van net
beest. Heel de wereldworste ung
staat in het teken, dat ons Open
baring 12 beschrijft: de worste
ling tussen de vrouw en de draak.
Wie de wereldgeschiedenis niet
onder dit verklarend licht beziet,
kan nooit tot de betekenis van de
wereldgeschiedenis doordringen.
Welnu, zo hebben wij nu ook de
geest dezer eeuw te verstaan. Er
zijn heel wat mensen, die de fron
ten geheel anders willen zien. Die
b.v. denken, dat het Amerikaanse
westerse wereld-halfrond, de fei
telijke verdedigingslinie is waar
achter de christenheid haar ver
dedigingslinie te zoeken heeft. De
gemeenschappelijke vijand zou
dan het Russisch communisme
wezen. Ook dat is een antithese.
Maar toch geen wezenlijke, niet
de antithese die de Schrift be
doelt.
Wij hebben misschien kennis
genomen wat dezer dagen Ds
Niemöller gepubliceerd heeft over
deze kwestie. Hij heeft de Kerken
gewaarschuwd niet op Amerika
te vertrouwen en ook niet te den
ken, dat overheersing van Rus
land de ondergang van de Kerk
zal wezen. Er ligt een grote kern
van waarheid in deze stelling.
Want de Kerk is nóch afhankelijk
van Rusland, nóch van Amerika.
En de Christenen die op Amerika
vertrouwen, zijn gelijk aan het
volk Israël in dagen van zijn af
val, toen het in de strijd tegen
het machtige Syrië ging vertrou
wen op Egypte. De profeet komt
het volk hier voor waarschuwen
en hij noemt Egypte de rietstaf,
die de hand doorboort.
De Kerk kan maar op Eén ver
trouwen, Hem Die haar beloofd
heeft haar in stand te houden
totdat Hy wederkomt, en die er
voor waken zal, dat de poorten
der hel haar niet zullen overwel
digen.
Ik geloof, dat wij, die zich
„Christenen" noemen, d.w.z. men
sen die zich noemen naar Hem,
Die deze woorden gesproken
heeft, daar te weinig aan denken.
Dat is een bewijs, dat er te weinig
geloof meer is.
En toch zullen de tijdsomstan
digheden ons wel leren, dat we
weer naar dit oud vertrouwen
terug moeten. Want wanneer we
de dingen slechts geestelijk on
derscheiden, zien we dat in begin
sel er geen verschil is tussen de
geest, die in Amerika overheerst
en wat er zich in Rusland af
speelt. Ik bedoel daar dit mee:
In Rusland komt de haat tegen
de christelijke godsdienst bruut
openbaar, in Amerika is dat niet
zo. Maar dat is slechts een nega
tieve instellini*. «w. daarroeo komen
we niet verder. De maatstaf moet
zijn: beheerst het Woord van God
de harten der mensen? En op
deze vraag moet voor wat A.me-
rika betreft, evenzeer liet ant
woord ontkennend zijn als voor
welk ander land ter wereld ook.
De afval van de Christelijke gods
dienst is in Amerika minstens
even erg als waar ook ter wereld.
De beginselen, waardoor deze
Staat eens geregeerd werd, onder
mannen als Washington zijn reeds
lang verlaten. Het volk gaat op
in materialisme en practicisme;
huwelijken worden bijna evenveel
ontbonden als gesloten, het we
relds vermaak viert er hoogtij, en
de wereldpolitiek wordt beheerst
door de geest van het pragma
tisme. Er valt geen enkele ten-
denz in te ontdekken, die heen
wijst naar een eerbiedigen van de
christelijke ethiek. Het publieke
leven wordt er gestempeld door
de geest der wereld. Radio en
pers, politiek en vakorganisatie,
alles ademt in de atmosfeer van
de dollar, waarbij de inzet de
rechten van de mens zijn, maar
waarbij niemand vraagt naar de
rechten, die God op de mens
heeft en ook za. doen gelden.
De gemeenschapsidee, waarvan
de hele wereld van vandaag dan
ook vervuld is, is in wezen niet
christelijker dan het individualis
me, dat de vorige eeuw geken
merkt heeft. En daarom zal deze
leuze: alles voor de gemeenschap,
zo goed als "alle leuzen, die de
wereld ooit heeft aangeheven,
buiten het Woord van God om,
in haar tegendeel worden omge
zet.
Want zij is een bedriegelijke
schijn zonder meer.
De gemeenschap, die de wereld
vormen kan; is in wezen de hoog
ste graad van tirannie. Zeker, er
kan straks wellicht een hoge
graad van welvaart worden be
reikt. Wanneer de wereld tot één
grote macht zal zijn geconsoli
deerd, zal de moderne techniek
wonderen te zien geven, waarvan
wij nog niet kunnen dromen. Er
zullen brood en spelen volop zijn.
En meer zal de massa ook niet
vragen. Maar over hen zal heer
sen de geest van het beest, die de
techniek in zijn dienst zal stellen
om de massa te misleiden, zodat
Daarom gaat uit het midden van hen en scheidt u af,
zegt de Heere en raakt niet aan hetgeen onrein is, en
ik zal u aannemen. 2 Corinthe 617.
God gaf dit diep ernstig
vermaan aan de jonge chris
tengemeente die te Corinthe
leefde, te midden van een
puur heidense omgeving in
een grote handelsstad. De be
smetting was er al. Ge kunt
er van lezen in de voorgaande
hoofdstukken. Nu volgt de
waarschuwing.
God zegt niet, dat de ge
meente van Corinthe de we
reld moet gaan ontvluchten
en in kloosters gaan wonen.
„Ik bid niet dat Gij hen uit de
wereld wegneemt, maar dat
Gij hen bewaart van de boze",
bidt de Heiland zelf voor Zijn
duur gekochte Kerk.
Dat vermaan „scheidt u af"
wil dan ook niets anders zeg
gen dan: leeft uit een geheel
andere stijl dan de wereld.
Laat zien dat gij christen zijt,
doordat uw hart naar geheel
andere dingen uitgaat dan het
hart van de wereldling. Zit hij
graag in de bioscoop, toont gij
dat uw hart uitgaat naar het
welzijn van Gods Koninkrijk
en houdt u daarmee bezig in
zending, evangelisatie, chris
telijk werk van barmhartig
heid, christelijk verenigings
leven. Gaat de wereld op in
sport, laat gij zien dat gij u
oefent in de Godzaligheid.
Sport is voor de wereld een
afgod, waarvoor zij op de
knieën ligt. Laat gij zien, dat
gij geen afgoden duldt in uw
leven, stelt uw lichamen in
dienst van Gods zaak. En pro
beer daarbij niet tussen de
klippen door te schipperen.
Een beetje knipogen naar de
wereld en haar verleidelijk
heden en een beetje knipogen
naar de Kerk. „Raakt niet aan
hetgeen onrein is". Het staat
er scherp en positief en voor
geen tweeërlei uitlegging vat
baar. Waar is uw schat? Daar
zal ook uw hart zijn. Ieder
kan dit gemakkelijk voor zich-
zelve uitmaken.
De beloning is: „Ik zal U
aannemen".
Gods Woord is vol van BE
LOFTE èn EIS.
„Wie Mij eren zal Ik eren,
maar die Mij versmaden zul
len licht geacht worden".
Eis en belofte. Ze worden
steeds bij elkander gegeven.
Vreselijk is het in Gods oog
„licht geacht" te worden.
Onuitsprekelijk heerlijk is,
door God te worden „geccrd".
Waar ligt uw keus? Blijf
niet hinken op twee gedach
ten!
zij de waarheid niet meer zien
kan. Radio en pers, vakorganisa
tie en politieke leiding, het heer
sen over de geest des n.ensen, van
uur tot uur, hem steeds maar lei
dend van God af naar de hel toe,
zal plaats hebben onder de schijn
van de „gemeenschap" te dienen,
maar zal de massa voeren tot de
gruwelijkste toestand van indivi
dualisme en isolement, een gees
telijke vereenzaming, waarbij het
individualisme van de vorige
eeuw nog maar kinderspel is ge
weest.
En wanneer het zo ver is ge
komen, zal de Christen, d.w.z. de
mens, die dan nog leeft bij het
Woord des HEREN, duidelijk
gaan zien, dat er in deze wereld
slechts één waarachtige gemeen
schap bestaat, en dat is de ge
meenschap van de KERK. Al wat
daarbuiten valt is geen gemeen
schap maar ontbinding. De belij
denis van de algemene christelijke
Kerk, door alle eeuwen onzer jaar
telling heen uitgesproken: ik ge
loof de gemeenschap der heiligen,
zal dan een diepte van betekenis
erlangen, waarvan de Kerk in
voorgaande eeuwen nooit heeft
kunnen dromen.
Veleje jare hebben ze me be
noemd in een kemissie voor de
biedrage van de kerk. Nou, ik heb
het eerst een stuutje in overwe
ging genomen, omdat ik niet
graag in kemissies zit. Doorgaans
is het zo, as je daaran begint kom
je van het ene in het aere. En ik
heb een drok leven en een drok
gezin. Vroeger was ik veul van
huze 'savens en dan stong de
vrouwe der alenig voor. En dat
mot niet. Je eige huushouwe gaet
voor alles, zeg ik altied. Maar noe
heb ik het toch maar angenome
omdat ze zo anhieuwe en je ken
je toch ook weer niet an alles
onttrekke. Maas as je dan zo voor
dat geld voor de kerke an 't
werk ben ontmoet je toch rare
dingen. De biebel zeit niet veul
over de kerkelijke biedrage. De
Heiland heit 't er over as de we
duwe haar pennikske in de schat
kist gooit. Dan zeit de Heiland,
dat ze er meer in gegooid heit as
alle andere bie mekare. In de
waereld is dat anders. Al doe je
daar as arm mens wezende alles
wat je ken, je telt niet mee. Geen
mens die er een zier om geeft.
Maar as een rieke een bankie van
honderd erges voor geeft heit
iedereen het er over, ook al is het
geen knoop van z'n vessie. De
waereld kiekt allenig maar naar
't geld, uut welke zak het komt
daar bekommert ie z'n eige niet
om.
Maar noe mag het miens in
ziens in de kerk zo toch niet we
zen. Daar heit het dubbeltje van
een erm mens net zo veul waar
de as de vief en twintig guldes
van de bakker, en de honderd gul
des van de rieke boer. En daar
wordt nog maar veul te weinig
mee gerekend, geloof ik.
En daar komt nog bie dat de
kerk het eigenlijk van de geweu-
ne arme en kleine middenstan
ders hebben mot. Dat zie je wel
as je in zo'n kemissie zit. Wat een
verschil komt er dan somtieds an
het licht. Je ken temet je eige
ogen niet geloven as je de ciefers
onder je neuze kriegt.
Dan zie je dat een geweune
handswerksman met een huus
houwe met kinders soms een vief
en twintig guldes meer per jaar
geeft as een boer, die met een
kleiner gezin tien keer zo veul
inkomen heit. Of dan zie je, dat
een alleen staande vrouwe, die
met werke an de kost mot kom-
me meer as het dubbele geeft as
een man met een flinke pesitie en
een goed vast inkomme.
Je vraag jezelvers dan wel is
hoe komt dat noe? Ik denke dat
er veul bennen, die eigenlijk nog
niet goed weten wat de kerk is.
Ik heb is tiedens de bezettings
jaren een onderwiezer bie me ge
had, die toen der tied in Vlissin-
gen weunde en met de evakuasie
most vluchten naar het platte
land van Walcheren. Daar heit
ie met z'n kinders een tietje op
een boerderie gezeten en toen zag
ie Zundags, dat de boerinne in
het opkamertje op tafel de kerk
centen van het gezin gereed lee.
En toen lagen er, netjes naest
mekaere, voor elk drie cente en
een pepermuntje. Dat was zo de
geweunte geweest van ouwer op
kind en daar bleef het bie. Kiek
as je dan te klaege heit dat je zoa
weinig zegen heit onder de predi-
kasie ken je altied nog zegge dat
alle waar naar z'n geld is. Want
voor drie centjes per hoofd en per
dienst ken je niet veul verlangen.
Maar de zaek is te ernstig om er
mee te spotten. Paulus heit het
ons aeres geleerd, die zeit, dat we
elke weke, vóór alle andere uut-
gaven, eerst wat motte wegleggen
tot hij werom gekommen is en
dan heit ie een flink bedrag voor
de dienst as ie het geld komt op
halen. Dat behoef je netuurlijk
niet te doen as je zes cente op
een hele Zundag geeft, wanneer
je teminste twee maal naar de
kerke gaat. Zes cente kennen der
altied nog wel af, as je tot de
gegoede stand behoren mag.
As je wat weg mot legge iedere
weke, ken dat niks aeres wezen
as dat je, vóór je andere dingen
gaet uutgeven, eerst zurgt dat de
kerk an z'n porsie komt. Dan
staet die uutgave geliek met
wat je uut te geven heb voor de
melkboer en de bakker en de
krudenier enz. Dan zeg ie teuge
je vrouw en kinders: alles goed
en wel maar vóór alle dingen
eerst de kerk. En dan wordt het
geen kwestie van centen, en ook
niet van dubbeltjes maar op z'n
minst van guldes. De Here zeit:
beproef me noe daar in als je
eerst voor Mijn dienst zurgt, of Ik
de hemelen niet zal open doen om
je schuren te vullen en te zurgen,
dat je alles heit wat je nodig heb.
Want wat doen we as het er op an
komt met al dat geld, dat we
bloedig hebben overgespaard en
onttrokken an de Here? Julder
kenne allegaer de geliekenis van
de rieke man, die akker an akker
kocht en schuur an schuur trok,
net toen ie wou gaan renteniere,
zeit de Here: nou kom ik je ziel
van je afeisen en toen gong ie
dood. En as er dan nog geen
eeuwige dood op gevolgd Is, ken
ie nog van grote genade spreken.
Want niet zonder oorzaak staat
er geschreven: dat geldgierigheid
de wortel van alle kwaad is en as
we die gierigheid nog op de dienst
des Heren en al gaan toepassen
staat het wel heel erg met ons
gesteld.
Ik hoop maar dat wie met me
kaere daar voor bewaard mogen
bluven.
Julder FLIP BRAMSE.
Ons geloof
door Emil Brunner, met
„Aantekeningen" van Ds J.
C. Koningsberger. 5e druk.
Uitgave van Uitgeverij W
ten Have N.V. te Amster
dam.
De bekende Zwitserse theoloog
schreef bij de eerste druk, die in
Nederland uitkwam: „De mensen
lijden tegenwoordig aan chroni
sche ondervoeding van de ziel.
Want het is niet genoeg, dat de
Bijbel gedrukt en gekocht wordt,
en ook niet, dat hij gelezen wordt.
We moeten de Bijbel als Gods
eigen Woord leren verstaan en