UWSE '*B0D£M 9 9 Om TtoniHcblcui jfgffllre Jioime ÉÜI Éül tras11 sW Bij ons Bitlis BP Hl éH§ ÜH DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS Naar de wereld-gemeenschap Tweezaam is de mens Vrijdag 16 Jani 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Adrie S. te Scherpenisse. Je brief kwam nog net op tijd om bij de laatste groep voor de va- cantie een antwoord te krijgen. Dat treft hé? Ik was heel blij met je brief, vol goede berichten. Wat zal dat heerlijk zijn, als je weer helemaal beter bent en je kunt weer buiten met de anderen gaan spelen. Die familie van je hier ken ik niet, maar nu je de straat gezegd hebt weet ik wel waar ze wonen, het is niet zo ver bij mij vandaan. Ik hoop, dat je volgende brief me vertelt, dat je zover beter bent dat je eens in Goes bent komen kijken. TANTE TRUUS. DIE GREEP IS IN DE NEEP. De meeuw vliegt overal, om hare kost te rapen, En vindt omtrent het strand een oester liggen gapen; Dus pikt ze naar het aas, maar, eer de vogel at, Zoo sluit de mossel toe, daar is de meeuw gevat. Zie daar een eigen beeld van deze losse gasten, Die zonder na-gepijs, in alle schotels tasten, Zij zijn te bijster graag, maar, ziet! ten lijt niet lang, De grijper is gevat, de jager wordt de vang. J. CATS. DIE „GOEDE OUDE TIJD' De vraag wordt wel eens ge hoord: wordt de wereld slechter? Ik geloof het wel. Tenminste in die zin, dat het kwaad massaler wordt bedreven, dat de algeme ne afval groter wordt. Maar het zou toch verkeerd zijn de oude tijd, ten koste van de tegen woordige te verheerlijken. De mepsen waren ook toen neigende tot alle kwaad. Dezer dagen kwam mij een oud boek onder de ogen waar in de geschiedenis van Wol- faartsdijk beschreven wordt. Daarin komt voor een besluit, dat de Ambachtsheren gedron gen waren te nemen en dat dateert van 23 Juni 1678. Het luidt aldus: „De Ed.heeren Ambachtshee- ren dese onderteikent hebbende, geïnformeert werdende, dat veele persoonen binnen desen eilande haer niet ontsien den dagh des Heeren schandelyck te violeren door veele vuyle debauches ende ongerymtheden te plegen in de Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. Ter oplossing. Auteur: G. Avid, Parijs (Pro blemist). Zw. 10 sch.: 9, 10, 11, 15, 17, 18, 23, 26, 36, 37. Wit 11 sch.: 24, 25, 30, 32, 34, 35, 41, 47, 48, 49, 50. herberghen soo binnen de paro chiën van Oosterland ende Sab- bynge als op het veer, tot grote ergenisse van alle goede inge- setenen: is goedgevonden ende verstaen by desen alle tappers soo binnen de voorz. parochiën als op het veer ofte kaye ende elders strictelyck te gelasten voortaen op den dagh des Hee ren ofte bededagen geene gelagen tot hare huyse te setten ofte daervan suspicie te geven, op poene van door den Schout, eenighe persoonen in een gelagh tot haren huyse gevonden wer dende, sonder eenighe conniven- tie het tappen sullen werden ontseght voor altoos. Werdende tot dien ende alle de Schotters, nu ende in der tyd synde, strick- telyk gelast altoos de orders van den Schout naer te komen, ende met syn persoon te gaen ende denselven alleszins te adsisteren des vermaent synde, op poene van cassatie Zw. 10 sch.: 2, 4, 8, 9, 10, 13, 16, 18, 19, 35. Wit 10 sch.: 21, 24, 25, 27, 28, 33, 39, 44, 45, 50. Wit begint en wint. Oplossing probleem, samenge steld door N. Corstanje, naar aanleiding van 'n partij-gedeelte. Zw. 7, 8, 9, 13, 17, 18, 22, 29. (8 sch.). Wit: 24, 26, 32, 33, 40, 42, 49. (7 sch.). 1. 42—37 (29x27) 2. 37—32 (27X38) 3. 49—43 (38x 49) 4. 26—21 (49—19) 5. 25x1 (22— 28A) 6. 1—29 (2832B) (op 13 —19 29—15!) 7. 29—15 (13—18) 8. 15—4 (18—23) 9. 4—15! (32— 37) op (23—28 volgt 15—42) 10. 15—10 (23—29) 11. 10 x46 (29— 33) (op 29—33 volgt 46—28) 12. 46—32 (33—39) 13. 32—49 5(A13—19) 6. 1—29 (22 —27 7. 29—18! (27—32) 8. 18— 4 (19—23) 9. 4—15!! wint!! Een interessante studie van de heer Ham (Dambode). Zw.: 3, 4, 5, 6, 8, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 25. Wit: 26 28, 29, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 38 39, 40, 42, 43, 45, 47, 49. Een variant gaf aan 2127 32x21, 16X27. De lieren G. Belderok en P. H. Schokker Amsterdam merken snedig op nu 'n combinatie kan volgen. 29—24 (20—29) 34x23 (18x29) 33x24 (22 x 44) 31x22 (17x28) 24—20 (15X24) 43—39 (44 x33) 38x16!! Verrassend. Clubkampioenschap van Nederland. Stand uit de wedstrijd G. S., Amsterdam tegen De Dam, Nij megen (Dambode). Zw.: 3, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 15, 16, 19, 23, 24, 28. Wit: 25, 27, 32, 35, 37, 38, 40, 47, 49. De G.S.-er Bedolla wist op fraaie wijze schijfwinst te for ceren door: 1. 4034- dreigt met 3429. Hiertegen baat 1014 niet we gens 34—29 23 X 34 32 x 23 19 x 28 34x10 met schijfwinst. Ook 914 niet wegens 3530 4440 38x20 en 32x5. Op 24—29 volgt 25—20! 15x24. (anders volgt na het slaan weer 34—29). 35—30 24 x35 44—40 35x33 47—41 29 x 40 33 x7 en 32x5. In de partij volgde: 2430 35X 24 19x 30 4440 (Wit gaf aan dat op 3035 nu zou volgen 27 22! 35 x 33 38x7 11x2 22x33 met schijfwinst.) 10—14 34—29 23 X34 40 X 29 30—35 32 x 23 en wit is een schijf voor. Een zeer fraaie combinatie! Nog enige interessante standen (Dambode). Zw.: 3, 9, 14, 15, 22, 26, 27. Wit: 29, 30, 33, 35, 37, 38, 47. Deze stand is uit een op de Damdag in Haarlem gespeelde partij. (Wit: T. v. d. Heuvel, Amster dam). Zwart speelde 2731 en wit won door 3328 31x24 30x10 (zwart staat nu voor een pijnlijke keus) 22x33, 10—4 9—14, 3—22, 3338 2227 en wit won het eindspel. De heer R. C. Keiler stelde onderstaande stand samen, naar aanleiding van een gespeelde par tij ook op de Damdag te Haar lem. H mi mi pp HP p up jiUi Wit wint door Apdoliófnett Als men twintig is, heeft men het wereldraadsel opgelost; met dertig jaar begint men over dat raadsel na te denken; als men veertig is, vindt men dat het on oplosbaar is. De dingen, die men het best weet zijn die, welke men niet van anderen heeft geleerd. Het granietblok, dat een hin dernis was op de weg van de zwakke, dient de sterke om zich er aan af te zetten. Het regent altijd veel harder en het is altijd slechter weer voor wie door het venster op straat kijkt, dan voor wie niet bang ls Weinig wijze wetten maken een volk gelukkig; vele wetten ver warren de rechtspraak. door M. v. d. Bosch. „Die jongen heeft me maar le lijk toegetakeld", hoorde Koos oojn weer zeggen. „Dat hebben ze nu van dat wilde rijden, een oud mens wordt ér het slachtoffer van". Weer keek de dokter zo raar naar Koos, dat hij zich onbehage lijk voelde, hij begreep er niets van. ,,'tls bijna weer in orde hoor", praatte hij, „nog maar wat voor zichtig aan doen. Over een paar weekjes weet U er niets meer van. En de vrede is geloof ik weer getekend, wat jij Koos?" Koos wist niet, wat te antwoor den. De vrede, wat bedoelde hij daar nu mee „Ja jongen, je zult in het ver volg wat voorzichtiger moeten zijn, 't is nu gelukkig goed afge lopen". „HèNu begreep Koos er helemaal niets meer van. „Ja, ik weet meer dan je denkt, omdat ik je toevallig hard weg zag rijden. Je had zo'n haast dat je mij niet eens merkte. Ik wist toen niet, dat het je oom was dokters stem klonk verontwaar digd Maar het was laf van je er gauw van door te gaan, in- plaats- van eerst je oom te hel pen". Koos was vuurrood geworden. Tante sloeg haar handen ineen, het breiwerk viel op de grond. „Och, och", steunde ze. Oom alleen lachte. „Maar dok ter, dacht u nu heus, dat Koos? Ha, ha, mijn eigen neef, stel je voor, dat U zo iets kon denken. Nu begrijp ik alles, eerst vond Koos U zo aardig, later niet meer. U groette hem niet vriendelijk genoeg, maar was het Koos daarom?" Dokter was geschrokken. „Dat spijt me, Koos, jongen. Ik heb aldoor gedacht dat het jouw schuld was. Je fietste zo hard en zag er zo gejaagd uit. Je kwam juist deze kant uit, en toen ik hier passeerde en je oom zag, dacht ik dadelijk, dat heeft Koos gedaan. Maar nu ben 'ik toch erg blij, dat ik me zo vergist heb. Ben je niet boos op me, dat ik zo slecht over je dacht?" Boos? Welnee, Koos was veel te blij. 't Was wel vervelend, dat de dokter det van hem gedacht had, maar dat hij nu toch wist, dat het niet zo was, vond hij fijn. Een kwartiertje later stapte de dokter weer op. „Rijd je soms zo ver mee?" Daar had Koos wel zin in, maar de krant Hij was er nog 'maar pas mee begonnen, nee, nu ging het toch niet. „Dat moet er voor deze keer dan maar bij in schieten", vond oom, d.e wel begreep, dat Koos veel zin had in het ritje. Koos naast de dokter, zo reden ze even later door de Dorpsstraat. Als hij ze nu van thuis tegen kwam, wat zouden ze opkijken. Langs 'n omweg reden ze naar 't Boshuis, en pas toen ze er vlak bij waren dacht Koos er aan, dat moeder hem bij oom Kees zou komen halen. „Dan rijden we maar weer te rug", besloot de dokter. Enkele minuten later stapte Koos weer voor het huis van oom Kees uit de auto. Hij holde vlug achterom naar binnen. „Gelukkig!" was het eerste, wat hij riep, want moe was nog in de kamer. Ze was juist even voor hem ge komen, en wel een beetje teleur gesteld, dat Koos hun afspraak zo maar vergeten was. Koos genoot, toen hij samen met moeder langs een achterweg getje naar huis wandelde. „Moe, hoe vindt u dat nou van de dokter, dat hij dacht, dat ik oom Kees aangereden had?" „Het was niet prettig, maar toch wel te begrijpen, vooral ook, omdat hij je zo hard weg had zien rijden." „Hallo!" Meteen hoorden ze 'n hevig gebel. „Kijk eens, daar is vader met de kinderen." Jannie was er nu ook bij, en allen stapten ze bij moeder en Koos af. Iki straalde van plezier. Met een sprongetje plofte ze in de heiberm. Nee Iki, we gaan nu niet zit ten, anders wordt het veel te laat voor jou, vlug weer opstappen", commandeerde vader. „Fijne tocht gehad!" beweerde Dik. „Mag ik verder lopen?" vroeg Han. Ze was wel wat stijf gewor den van het achterop zitten. Moe in het midden, de tweeling ieder aan een arm, zo wandelden ze even later verder. Dik had nog gevraagd, of Koos zijn fiets nu liever zelf weer wilde hebben, maar hij was liever bij moe gebleven. „Het gebeurt niet zo vaak, dat ik met mijn tweeling wandel". Een beetje trots keek moe naar hen beiden. Wat leken ze toch veel op elkaar. „Nog een weekje, jongens, dan begint de school weer". Han stak haar tong uit. „Bah, de vacantie is nét zo fijn!" Daar was Koos het wel mee eens, maar hij vond het ook niet erg om weer naar school te gaan. „Zijn jullie nogal tevreden over je vacantie?" „Nou reusachtig! Wat jij Han. We hebben ook zoveel beleefd, en dat Boudewijn er was, was ook maar niet even fijn." Even zuchtte moeder, toen ze aan de mislukte logeerpartij van Dik dacht. Ze had de kinderen zo graag eens op reis laten gaan. Maar ze hadden maar heel weinig familie, en ergens in pension, dat kwam veel te duur. 't Was of Koos haar gedachten raadde, toen hij zei: „Als je hier woont, hoef je eigenlijk helemaal niet op reis te gaan. We hebben al het mooie vlak bij ons, en je kunt hier uit gaan zoveel je maar wilt." Ja, jullie hebt tenminste heel wat plezier gehad, en Boudewijn ook, geloof ik." „Nou, hij vond het wat fijn, dat hij ons had. Weet je nog Han, dat we eerst niet naar elkaar toe wilden. Toen die brief kwam, hadden we er niets geen zin in." „Ja, het was maar goed, dat ik bramen ging plukken, toen jij met je paling op visite ging", moest Han nog even plagen. „Heeft Boudewjjn niets meer van zijn fiets gehoord?" „Nee, moe, zonde hé. Stel je voor, dat het de mijne eens ge weest was." „Dag mevrouw, mag ik nog even mee?" Met een lachend gezicht stond Boudewijn plotseling voor hen. „Ik heb zo'n saaie dag gehad. Vanmiddag met tante Hermine gewandeld. En nu was er visite, en ben ik er lekker nog even van door gegaan. Eerst naar het Bos huis, maar daar was niemand te vinden. Ook een bof, dat ik u hier net tegen kom." Toen ze op een smal paadje kwamen, en hij met mevrouw achteraan liep, vroeg hij zachtjes of ze niet meer boos op hem was om gister, want het was toch eigenlijk zijn schuld geweest. „Nee Boudewijn. Maar beloof me, dat zulke dingen niet meer gebeuren. Ik moet jullie kunnen vertrouwen, anders heb ik geen rust meer, als je onderweg bent. De thee was al klaar, toen ze thuis kwamen, en Iki naar bed. Het laatste uurtje van de dag brachten ze nog op hun heide- plekje door. Koos en Han zaten naast elkaar. „Fijn hè, dat alles nu weer goed is," fluisterde Han. „Ja!" „Ik was gister toch wel erg bang. Jij ook niet?" Er kwam geen antwoord. Heel stil was het op de hei. Beiden keken ze naar het ver band, om Koos zijn hand en knie, en in gedachten zagen ze weer de woelige zee en de glibberige keien. Blijdschap was er in hun hart, dat de Here hen had bewaard, en ze nu weer veilig thuis waren. EINDE. behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 16 Juni, No. 1585 Exploitantc Oosterbaan Le Cointre N.V„ Goes eei/u/scN u/eexem VOOB DE ZONDAG De negentiende eeuw is de eeuw geweest van het individualisme. Ieder zorgde voor zichzelf, en wie hiertoe niet in staat was, moest maar omkomen. De Kaïnsvraag: „ben ik mijns broeders hoeder?" lag op ieders lippen. En deze geest is de vrucht ge weest van de Franse revolutie. We zien hier duidelijk de tegen stelling tussen de leuze en wer kelijkheid. De leuze was wel mooi geweest: „Vrijheid, gelijkheid en broederschap!" maar de werke lijkheid was precies tegenoverge steld. Het kon ook niet anders, omdat men in de Franse revolu tie geen rekening hield met God en Zijn Woord. En wie dit Woord negeert, vergaapt zich aan de leu gen en gaat aan de leugen ten gronde. En nu leven we in de eeuw van een nieuwe leuze: één voor allen en allen voor één! De gemeenschapsgedachte staat op de voorgrond. Het gaat nu niet meer om de enkele individu, maar om de gemeenschap. En wij moe ten hierbij er op letten, dat deze leuze niet slechts wordt aange heven door de Westerse democra tieën. Ook het Duits nationaal- socialisme ging de strijd in met de leuze: „één Rijk, één Volk, één Fuhrer! Alles wat er onder het nationaal-socialisme heeft plaats gegrepen geschiedde on der de leuze: „Alles voor de ge meenschap". En met het Rus sisch communisme is het niet anders. Ook daar heet het alles in dienst te staan van de éne „volksgemeenschap", van de „wa re democratie" en men zegt een dodelijke haat te hebben tegen de Westerse kapitalistische landen, die nog niet uit de gemeenschaps idee leven. Maar nu leert de praktijk, dat juist onder het na tionaal-socialisme en 't Russisch communisme, van de zuivere ge meenschapsidee niets terecht komt. Millioenen bij millioenen zijn verkommerd onder de aller ellendigste omstandigheden. Men kan gerust zeggen, dat in deze rijken in naam der gemeenschap de gemeenschap is vermoord. En zo zien we ook hier, dat precies het tegenovergestelde werd be reikt van wat men in zijn mooie leuzen en idealen zegt te hebben gewild. Precies als bij de Franse revolutie. En hoe staat het er nu bij in de Westerse landen? We zien het verschijnsel, dat, al stelt men zich radicaal tegenover het Russisch communisme, men toch ook heen- stuurt naar de realisering van het ideaal: alles voor de gemeenschap. En alle politiek is op dit ideaal gericht. Men kan het noemen: be- zitsspreiding, geleide economie, staatssocialisme enz. het komt al les op hetzelfde neer. En er is een sterke tendenz deze gemeen schapsidee niet nationaal maar internationaal te vestigen. En het is een merkwaardig ding, dat al les in deze wereld er ook met gróte kracht toe dringt. Men zit in de dwangpositie, dat er geen andere mogelijkheid meer is. De decentralisatie van bestuur en souvereiniteit moet overal het veld ruimen voor een sterk cen traal gezag, waarbij men nu reeds spreekt dit internationaal te zul len vestigen. Het schokkende plan-Schuman, waarvan we deze week in de pers hebben kunnen lezen, wijst ook wel heel sterk deze richting uit. We snellen naar het tijdstip, dat de nationale sou vereiniteit plaats moet ruimen voor het sterke internationale ge zag. En dat alles zal gerealiseerd worden onder de leuze: voor de gemeenschap, de internationale gemeenschap. We zien, dat hiermede de we reld komt in een radicaal andere toestand. De periode waarin we thans leven kunnen we dan ook veilig als een overgangstoestand beschouwen. Zoals het nu is blijft het niet. De wereld krijgt een volstrekt ander aanzien en we vliegen met een snelle vaart naar dat punt heen. En dat is geen ge volg van een filosofie, van een uitgedacht stelsel, van een revo lutie-idee, neen, de omstandighe den dwingen er toe. Er blijft geen andere mogelijkheid meer open. Heel het wereldgebeuren valt onder dit aspect samen te vatten: De ontwaking van China, en van Brits-Indië, de souvereiniteits- overdracht aan Indonesië, de noodzakelijkheid van het plan- Schuman, de ontwikkeling in W. Duitsland, de politiek in Enge land. En velen zijn er die deze gang van zaken warm toejuichen. Zij aanvaarden deze oplossing als dé oplossing om tot de grote wereld vrede en de wereldwelvaart te ge raken. Het humanisme krijgt weer kans om een optimistisch geluid te laten horen. Maar de christen, die by zy'n Bijbel leeft vraagt zich af: welke reden is er om aan te nemen dat het nu anders zal gaan dan by JEn van de anderen durfde niemand zich bij hen voegen...." Hand. S13. Wanneer de excommunicatie van Ananias en Saffira heeft plaats gehad, valt er een he vige schrik op allen, die er van hoorden. De schrik is zó groot, dat een ogenblik geen enkele hypocriet zich by de gemeente des HEEREN voe gen durft. We hebben hier helaas voor korte tijd de Kerk in haar zuiverste ge daante op aarde. Woord en sacramenten en tucht worden zuiver bediend (naar art. 29 van onze Ned. Geloofsbelij denis zegt: de kentekenen van de ware Kerk). En dan blijkt, dat de hypocrieten het er niet onder uithouden. Zo werkt het Woord van God steeds, wanneer het maar onbelemmerd, op zuiver amb telijke wijze verkondigd kan worden, steeds naar twee rich tingen: het bouwt de ge meente, brengt tot de schaaps kooi, die er bij horen (vers 14) maar het zuivert ook uit. De doorbrandende kracht van dat Woord is dan zó hevig, dat het alles wegschroeit wat er niet bij hoort. Van de anderen, van hen, die er niet bij horen, durft zich dan niemand btj hen voegen. Gods Woord, wanneer het ambtelijk onbelemmerd kan doorwerken is groot van ge nade. het trekt ieder, die er wel b\j hoort, en het is mach tig van gericht, het zuivert uit wat er niet behoort. En zo ontstaat de Kerk, heilig, dat is afgezonderd, in deze we reld, vergaderend en richtend. Ook gij gaat onder dat oor deel door. Wat doet het U? de oude leuzen, die in de praktijk precies het tegenovergestelde brachten, van wat rij zeiden? Welke waarborg is er, dat de komende wereldgemeenschap, niet ontaarden zal in een brute slavernü? We weten wel: de hu manist leert nooit uit de historie. Hy zegt steeds, we zullen het an ders en beter doen en hy weigert achter zich te zien. Maar Gods Woord waarschuwt de mens van vandaag even nadrukkelük als Hij dat in het verleden deed. Volk, hoort des HEEREN Woord en zo niet, gü zult geen dageraad hebben Toen ik verleje Zundag uit de kerke kwam, wier ik op me schouwer getikt en zag ik een meheer naast me staan, die me vroeg of ik 'm niet meer kende. Nou, toen ik is goed keek, zag ik wel dat het geen vreemae was, maar ik kon 'm toch niet drek thuus brengen. Hie zee: weet je nog wel, dat ik bie julder is een kere in de boom klom en appele gestole heb? Ken je Keesie de Jager niet meer, Flip? Nou toen wist ik 't meteen weer. Ik heb 'm as kleine jongen gekend. Toen ie groter werd ging ie van 't durp naar de stad en toen ben ik 'm uut het oog kwiet gerocht. Ik zee teugen 'm: kaerel wat ben jie veranderd, da's jaren geleje da 'k je gezien heb. Nou toen kwam van 't ene praatje het aere, zoas dat gaet en toen be loofde die asdat ie 's avends om een koppie koffie zou komme. En dat heit ie gedaan. En zo kwam ik an de weet asdat ie een grote meheer geworde is in die stad. Hie heit een stadsdametje ge trouwd en vuuf kinders heit ie gekrege. Toen ik er zo naar vroeg vertelde ie me asdat de ouste student was, twee gonge der op de H.B.S. en de aere waren op de Ulo schole. Wat hebbe ze veul te leren zeit ie teugen me. Der schiet nerges geen tied voor over. Ze zitte tot 's avends elf uur op der kamertje. Maar 'n mens mot wel, want je mot teu- gesworig je kinders wat meege ven. Zeivers heb ik 't vroeger niet gehad. Der was geen geld voor, dat weet jie ook wel, zeit ie. Nou dat wist ik zeker nog wel. De ouwe De Jager had 't maar krappies met z'n groot huushouwe. Maar jie heit 't dan toch maar ver geschopt, zee ik teugen z'n. Hie knikte en zee, jeat, dat heb ik. Maar me kin ders motte verder komme as ik. Ik wil ze de kans geven, dan hebben ze me later niks te ver- wieten en leit 't an derzelvers as het niks wordt. Toen most ik an die ouwe De Jager denken. De man leit al lang in 't graf en ze vrouwe ook, maar al had ie 't niet breed, hie heit z'n kinders toch een behoor lijke christeiyke opvoeding ge geven. Ik zee teugen 'm: maar je vader heit julder toch wat mee gegeven in het leven dat van groter betekenis is dan al die schoolse geleerdheid. Dat weet jie toch zeker ook wel? Hie be greep me eerst niet en vroeg wat ik dan bedoelde. Nou, toen heb ik gezeit: wel, man hie heit jul der een christelijke opvoeding gegeven. Ik weet nog wel asdat julder ouwe moeder zeivers je vraeges overhorende as je naar de kategisatie gong, doe jie dat ook bie je kinders? Nou toen schodde ie z'n hoofd. Hie zee: van de kategisatie komt niet zo veul. Je mot rekenen ze motte zo veul leren voor de schole, dat dat er wel is bie in schiet. Maar dat ken later altied nog wel. Dat heit de tied. Eerst motte ze voor het leven klaar wezen. Ik zee: zo, denk jie der zo over. En gaan ze nog naar een meisjesvereni- ging of jongelingsvereniging en zo? Toen keek ie me an of ik achterlijk was en zee: wel Flip, dat ken bie julder hier op dat durp meschien nog wel, maar dacht ie dat dat in de stad gong? Me kinders zouwe me uitlachen as ik er over begon. Nee man, dat gaat bie ons heel anders. Leren, studeren, daar komt 't op an. De rest vindt ze eigen weg wel. Eerst motte ze klaar wezen voor het leven. En je ken wel begriepen asdat de boog niet al tied gespannen ken wezen. As er is een avondje op overschiet, gaan ze wel is naar de bioscoop as er een goeie film is. Ik ken ze dat niet kwaiyk nemen. Ze motten een verzetje hebben, tus sen al dat leren deur. En zo is der tied helegaer gevuld Je mot rekenen in een stad is dat wat aeres as bie julder hier op het durp. Ze hebben vrindjes en vrindinnetjes en dan motten ze wel is meedoen. Je begriep wel wat ik bedoel. Maar je mot niet denken asdat ik geen beste kin ders heb. Ze lusteren goed naar der ouwe luu. Beter as ik vroe ger, al zeg ik het zeivers. Nou, toen most ik is effies na denken. Ik was er eeriyk gezeid een beetje beduusd van. Toen zee ik: maar wat zou je ouwe vader nou van zukke praet gezeit heb ben? Denk ie dat ie het goed zou vinden as de kleinkinders naar de bioscoop gongen in plekke van naar de kategisatie? Jie bent toch wel aers geleerd, zou ik zo denken? Waarop ie z'n schou wers optrok. Hie zee: je mot de stad niet met een durp vergelie- ken. Bie ons is dat allegaer an ders. De kinders leven bie ons in een heel andere omgeving. En er is geen mens die z'n eigen er an stoot. Ik zee: maar wat zeit julder dominie daar noe van? D'n do- menie? zee ie. Wel die zien we nooit. Die heit wel wat aeres te doen. Maar de ouderlingen, dan? vroeg ik. Och, die zie je ommers ook maar zelden, die hebben het drok genogt om zwakke gezinnen te bezoeken. Nee, man, dat stads leven is aeres as bie julder, waar je mekander van haver tot gort ken. Je mot rekenen, hier zou- wen een dot ook best naar de bioscoop trekken, as ze van me- kaere maar dorsten. Maar julder kieken mekaere te veul op de vingers. Maar ik hore wel asdat het hier ook begint te verande ren. Dat is de nieuwe tied. Flip, die ken je niet teugen houwen. Nou en toen is ie weer opge staan en vertrokken, 's Maan- dagsmorges vroeg moest ie met de diesel weer naar de stad en hie wou niet laete naar bed. Maar ik heb er toch een stuutje van wakker gelegen. Ik most maar denken an die ouwe De Jager en z'n vrouwe. Wat ken er in twee, drie geslachten veul gebeuren. Wat vliegt het acliter- uut in de moderne wereld. En waar leit de schuld? Wat komt er strakkies van de kinderen van deuze kinderen trecht? Zalle die nog bie een kerke behoren, of helegaer met de waereld mee af zakken? Kiek, dat waren alle gaar vragen, die me bezig hiel- den. Ik geloof dat de grondoor zaak hier leit, dat we het belang- riekste niet laten voorgaan. Eerst motten de kinders voor de tied geholpen worden en dan komt later wel de belangen van derlui ziel. Maar Gods Woord zeit 't krek andersom: zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn ge rechtigheid en al die aere dingen kommen vanzelvers. En zo as die zeune van De Jager bennen er noe duzenden. Is het een won der, dat 'n mens z'n eigen wel is afvraagt: wat mot er van wor den as we is een twintig jaar verder bennen? Wat denken julder dervan? Gegroet van FLIP BRAMSE. door Jkvr. C. M. van Asch van wydk. Uitgave W. ten Have N.V. te Amsterdam. In het aankondigingsbericht van dit boek wordt gezegd, dat de schrijfster, als Presidente van de Wereldbond van Christen Jonge Vrouwen gedurende een groot aantal jaren gelegenheid heeft gehad zich in zeer vele lan den op de hoogte te stellen met de opvatting over plaats en taak van man en vrouw in de ge meenschap. Het onderwerp, dat hier be sproken wordt is nog altijd hoogst actueel. In by'na alle ker ken is het in discussie. In de Ned. Herv. Kerk is de vraag van de openstelling van het bizondere ambt in de Kerk aan de orde; in de Geref. Ke, ken is de vraag van het actieve vrouwen kiesrecht aan de orde. Het onderwerp is ook betrokken in de belangstel ling van de Wereldraad der Ker ken, die een commissie benoem de voor de bestudering van het vraagstuk van de plaats en het werk der vrouw in de Kerk. De schryfster bespreekt nu in dit boek, wat zij aan Schriftuur lijke gegevens meent te hebben gevonden aangaande dit onder werp. Het boek is dan ook onder verdeeld in de volgende hoofd stukken, die voor zichzelf spre-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5