UWSE
'*B0D£M
9 9
Om
TtoniHcblcui
jfgffllre Jioime
ÉÜI Éül
tras11
sW
Bij ons Bitlis
BP Hl
éH§ ÜH
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
Naar de wereld-gemeenschap
Tweezaam is
de mens
Vrijdag 16 Jani 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Adrie S. te Scherpenisse. Je
brief kwam nog net op tijd om
bij de laatste groep voor de va-
cantie een antwoord te krijgen.
Dat treft hé? Ik was heel blij
met je brief, vol goede berichten.
Wat zal dat heerlijk zijn, als je
weer helemaal beter bent en je
kunt weer buiten met de anderen
gaan spelen. Die familie van je
hier ken ik niet, maar nu je de
straat gezegd hebt weet ik wel
waar ze wonen, het is niet zo
ver bij mij vandaan. Ik hoop, dat
je volgende brief me vertelt, dat
je zover beter bent dat je eens in
Goes bent komen kijken.
TANTE TRUUS.
DIE GREEP IS IN DE NEEP.
De meeuw vliegt overal, om hare kost te rapen,
En vindt omtrent het strand een oester liggen gapen;
Dus pikt ze naar het aas, maar, eer de vogel at,
Zoo sluit de mossel toe, daar is de meeuw gevat.
Zie daar een eigen beeld van deze losse gasten,
Die zonder na-gepijs, in alle schotels tasten,
Zij zijn te bijster graag, maar, ziet! ten lijt niet lang,
De grijper is gevat, de jager wordt de vang.
J. CATS.
DIE „GOEDE OUDE TIJD'
De vraag wordt wel eens ge
hoord: wordt de wereld slechter?
Ik geloof het wel. Tenminste in
die zin, dat het kwaad massaler
wordt bedreven, dat de algeme
ne afval groter wordt. Maar het
zou toch verkeerd zijn de oude
tijd, ten koste van de tegen
woordige te verheerlijken. De
mepsen waren ook toen neigende
tot alle kwaad.
Dezer dagen kwam mij een
oud boek onder de ogen waar
in de geschiedenis van Wol-
faartsdijk beschreven wordt.
Daarin komt voor een besluit,
dat de Ambachtsheren gedron
gen waren te nemen en dat
dateert van 23 Juni 1678. Het
luidt aldus:
„De Ed.heeren Ambachtshee-
ren dese onderteikent hebbende,
geïnformeert werdende, dat veele
persoonen binnen desen eilande
haer niet ontsien den dagh des
Heeren schandelyck te violeren
door veele vuyle debauches ende
ongerymtheden te plegen in de
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Ter oplossing.
Auteur: G. Avid, Parijs (Pro
blemist).
Zw. 10 sch.: 9, 10, 11, 15, 17,
18, 23, 26, 36, 37.
Wit 11 sch.: 24, 25, 30, 32, 34,
35, 41, 47, 48, 49, 50.
herberghen soo binnen de paro
chiën van Oosterland ende Sab-
bynge als op het veer, tot grote
ergenisse van alle goede inge-
setenen: is goedgevonden ende
verstaen by desen alle tappers
soo binnen de voorz. parochiën
als op het veer ofte kaye ende
elders strictelyck te gelasten
voortaen op den dagh des Hee
ren ofte bededagen geene gelagen
tot hare huyse te setten ofte
daervan suspicie te geven, op
poene van door den Schout,
eenighe persoonen in een gelagh
tot haren huyse gevonden wer
dende, sonder eenighe conniven-
tie het tappen sullen werden
ontseght voor altoos. Werdende
tot dien ende alle de Schotters,
nu ende in der tyd synde, strick-
telyk gelast altoos de orders van
den Schout naer te komen, ende
met syn persoon te gaen ende
denselven alleszins te adsisteren
des vermaent synde, op poene
van cassatie
Zw. 10 sch.: 2, 4, 8, 9, 10, 13,
16, 18, 19, 35.
Wit 10 sch.: 21, 24, 25, 27,
28, 33, 39, 44, 45, 50.
Wit begint en wint.
Oplossing probleem, samenge
steld door N. Corstanje, naar
aanleiding van 'n partij-gedeelte.
Zw. 7, 8, 9, 13, 17, 18, 22, 29.
(8 sch.).
Wit: 24, 26, 32, 33, 40, 42, 49.
(7 sch.).
1. 42—37 (29x27) 2. 37—32
(27X38) 3. 49—43 (38x 49) 4.
26—21 (49—19) 5. 25x1 (22—
28A) 6. 1—29 (2832B) (op 13
—19 29—15!) 7. 29—15 (13—18)
8. 15—4 (18—23) 9. 4—15! (32—
37) op (23—28 volgt 15—42) 10.
15—10 (23—29) 11. 10 x46 (29—
33) (op 29—33 volgt 46—28) 12.
46—32 (33—39) 13. 32—49
5(A13—19) 6. 1—29 (22
—27 7. 29—18! (27—32) 8. 18—
4 (19—23) 9. 4—15!! wint!!
Een interessante studie van de
heer Ham (Dambode).
Zw.: 3, 4, 5, 6, 8, 11, 12, 13,
14, 15, 16, 17, 18, 20, 21, 22, 25.
Wit: 26 28, 29, 31, 32, 33, 34,
35, 36, 38 39, 40, 42, 43, 45, 47,
49.
Een variant gaf aan 2127
32x21, 16X27.
De lieren G. Belderok en P. H.
Schokker Amsterdam merken
snedig op nu 'n combinatie kan
volgen. 29—24 (20—29) 34x23
(18x29) 33x24 (22 x 44) 31x22
(17x28) 24—20 (15X24) 43—39
(44 x33) 38x16!! Verrassend.
Clubkampioenschap van
Nederland.
Stand uit de wedstrijd G. S.,
Amsterdam tegen De Dam, Nij
megen (Dambode).
Zw.: 3, 6, 8, 9, 10, 11, 12, 13,
15, 16, 19, 23, 24, 28.
Wit: 25, 27, 32, 35, 37, 38, 40,
47, 49.
De G.S.-er Bedolla wist op
fraaie wijze schijfwinst te for
ceren door:
1. 4034- dreigt met 3429.
Hiertegen baat 1014 niet we
gens 34—29 23 X 34 32 x 23 19 x 28
34x10 met schijfwinst.
Ook 914 niet wegens 3530
4440 38x20 en 32x5.
Op 24—29 volgt 25—20! 15x24.
(anders volgt na het slaan weer
34—29). 35—30 24 x35 44—40
35x33 47—41 29 x 40 33 x7 en
32x5.
In de partij volgde: 2430 35X
24 19x 30 4440 (Wit gaf aan
dat op 3035 nu zou volgen 27
22! 35 x 33 38x7 11x2 22x33
met schijfwinst.)
10—14 34—29 23 X34 40 X
29 30—35 32 x 23 en wit is een
schijf voor.
Een zeer fraaie combinatie!
Nog enige interessante standen
(Dambode).
Zw.: 3, 9, 14, 15, 22, 26, 27.
Wit: 29, 30, 33, 35, 37, 38, 47.
Deze stand is uit een op de
Damdag in Haarlem gespeelde
partij.
(Wit: T. v. d. Heuvel, Amster
dam).
Zwart speelde 2731 en wit
won door 3328 31x24 30x10
(zwart staat nu voor een pijnlijke
keus) 22x33, 10—4 9—14, 3—22,
3338 2227 en wit won het
eindspel.
De heer R. C. Keiler stelde
onderstaande stand samen, naar
aanleiding van een gespeelde par
tij ook op de Damdag te Haar
lem.
H
mi mi
pp
HP p up
jiUi
Wit wint door
Apdoliófnett
Als men twintig is, heeft men
het wereldraadsel opgelost; met
dertig jaar begint men over dat
raadsel na te denken; als men
veertig is, vindt men dat het on
oplosbaar is.
De dingen, die men het best
weet zijn die, welke men niet van
anderen heeft geleerd.
Het granietblok, dat een hin
dernis was op de weg van de
zwakke, dient de sterke om zich
er aan af te zetten.
Het regent altijd veel harder
en het is altijd slechter weer voor
wie door het venster op straat
kijkt, dan voor wie niet bang ls
Weinig wijze wetten maken een
volk gelukkig; vele wetten ver
warren de rechtspraak.
door M. v. d. Bosch.
„Die jongen heeft me maar le
lijk toegetakeld", hoorde Koos
oojn weer zeggen. „Dat hebben ze
nu van dat wilde rijden, een oud
mens wordt ér het slachtoffer
van".
Weer keek de dokter zo raar
naar Koos, dat hij zich onbehage
lijk voelde, hij begreep er niets
van.
,,'tls bijna weer in orde hoor",
praatte hij, „nog maar wat voor
zichtig aan doen. Over een paar
weekjes weet U er niets meer
van. En de vrede is geloof ik weer
getekend, wat jij Koos?"
Koos wist niet, wat te antwoor
den. De vrede, wat bedoelde hij
daar nu mee
„Ja jongen, je zult in het ver
volg wat voorzichtiger moeten
zijn, 't is nu gelukkig goed afge
lopen".
„HèNu begreep Koos er
helemaal niets meer van.
„Ja, ik weet meer dan je denkt,
omdat ik je toevallig hard weg
zag rijden. Je had zo'n haast dat
je mij niet eens merkte. Ik wist
toen niet, dat het je oom was
dokters stem klonk verontwaar
digd Maar het was laf van je
er gauw van door te gaan, in-
plaats- van eerst je oom te hel
pen".
Koos was vuurrood geworden.
Tante sloeg haar handen ineen,
het breiwerk viel op de grond.
„Och, och", steunde ze.
Oom alleen lachte. „Maar dok
ter, dacht u nu heus, dat Koos?
Ha, ha, mijn eigen neef, stel je
voor, dat U zo iets kon denken.
Nu begrijp ik alles, eerst vond
Koos U zo aardig, later niet meer.
U groette hem niet vriendelijk
genoeg, maar was het Koos
daarom?"
Dokter was geschrokken.
„Dat spijt me, Koos, jongen. Ik
heb aldoor gedacht dat het jouw
schuld was. Je fietste zo hard en
zag er zo gejaagd uit. Je kwam
juist deze kant uit, en toen ik
hier passeerde en je oom zag,
dacht ik dadelijk, dat heeft Koos
gedaan. Maar nu ben 'ik
toch erg blij, dat ik me zo vergist
heb. Ben je niet boos op me, dat
ik zo slecht over je dacht?"
Boos? Welnee, Koos was veel
te blij. 't Was wel vervelend, dat
de dokter det van hem gedacht
had, maar dat hij nu toch wist,
dat het niet zo was, vond hij fijn.
Een kwartiertje later stapte de
dokter weer op.
„Rijd je soms zo ver mee?"
Daar had Koos wel zin in, maar
de krant Hij was er nog 'maar
pas mee begonnen, nee, nu ging
het toch niet.
„Dat moet er voor deze keer
dan maar bij in schieten", vond
oom, d.e wel begreep, dat Koos
veel zin had in het ritje.
Koos naast de dokter, zo reden
ze even later door de Dorpsstraat.
Als hij ze nu van thuis tegen
kwam, wat zouden ze opkijken.
Langs 'n omweg reden ze naar
't Boshuis, en pas toen ze er vlak
bij waren dacht Koos er aan, dat
moeder hem bij oom Kees zou
komen halen.
„Dan rijden we maar weer te
rug", besloot de dokter. Enkele
minuten later stapte Koos weer
voor het huis van oom Kees uit
de auto.
Hij holde vlug achterom naar
binnen. „Gelukkig!" was het
eerste, wat hij riep, want moe
was nog in de kamer.
Ze was juist even voor hem ge
komen, en wel een beetje teleur
gesteld, dat Koos hun afspraak
zo maar vergeten was.
Koos genoot, toen hij samen
met moeder langs een achterweg
getje naar huis wandelde.
„Moe, hoe vindt u dat nou van
de dokter, dat hij dacht, dat ik
oom Kees aangereden had?"
„Het was niet prettig, maar
toch wel te begrijpen, vooral ook,
omdat hij je zo hard weg had
zien rijden."
„Hallo!" Meteen hoorden ze 'n
hevig gebel.
„Kijk eens, daar is vader met
de kinderen." Jannie was er nu
ook bij, en allen stapten ze bij
moeder en Koos af.
Iki straalde van plezier. Met
een sprongetje plofte ze in de
heiberm.
Nee Iki, we gaan nu niet zit
ten, anders wordt het veel te laat
voor jou, vlug weer opstappen",
commandeerde vader.
„Fijne tocht gehad!" beweerde
Dik.
„Mag ik verder lopen?" vroeg
Han. Ze was wel wat stijf gewor
den van het achterop zitten.
Moe in het midden, de tweeling
ieder aan een arm, zo wandelden
ze even later verder.
Dik had nog gevraagd, of Koos
zijn fiets nu liever zelf weer wilde
hebben, maar hij was liever bij
moe gebleven.
„Het gebeurt niet zo vaak, dat
ik met mijn tweeling wandel".
Een beetje trots keek moe naar
hen beiden. Wat leken ze toch
veel op elkaar.
„Nog een weekje, jongens, dan
begint de school weer".
Han stak haar tong uit. „Bah,
de vacantie is nét zo fijn!"
Daar was Koos het wel mee
eens, maar hij vond het ook niet
erg om weer naar school te gaan.
„Zijn jullie nogal tevreden over
je vacantie?"
„Nou reusachtig! Wat jij Han.
We hebben ook zoveel beleefd, en
dat Boudewijn er was, was ook
maar niet even fijn."
Even zuchtte moeder, toen ze
aan de mislukte logeerpartij van
Dik dacht. Ze had de kinderen
zo graag eens op reis laten gaan.
Maar ze hadden maar heel weinig
familie, en ergens in pension, dat
kwam veel te duur.
't Was of Koos haar gedachten
raadde, toen hij zei: „Als je hier
woont, hoef je eigenlijk helemaal
niet op reis te gaan. We hebben
al het mooie vlak bij ons, en je
kunt hier uit gaan zoveel je maar
wilt."
Ja, jullie hebt tenminste heel
wat plezier gehad, en Boudewijn
ook, geloof ik."
„Nou, hij vond het wat fijn, dat
hij ons had. Weet je nog Han, dat
we eerst niet naar elkaar toe
wilden. Toen die brief kwam,
hadden we er niets geen zin in."
„Ja, het was maar goed, dat ik
bramen ging plukken, toen jij met
je paling op visite ging", moest
Han nog even plagen.
„Heeft Boudewjjn niets meer
van zijn fiets gehoord?"
„Nee, moe, zonde hé. Stel je
voor, dat het de mijne eens ge
weest was."
„Dag mevrouw, mag ik nog
even mee?"
Met een lachend gezicht stond
Boudewijn plotseling voor hen.
„Ik heb zo'n saaie dag gehad.
Vanmiddag met tante Hermine
gewandeld. En nu was er visite,
en ben ik er lekker nog even van
door gegaan. Eerst naar het Bos
huis, maar daar was niemand te
vinden. Ook een bof, dat ik u
hier net tegen kom."
Toen ze op een smal paadje
kwamen, en hij met mevrouw
achteraan liep, vroeg hij zachtjes
of ze niet meer boos op hem was
om gister, want het was toch
eigenlijk zijn schuld geweest.
„Nee Boudewijn. Maar beloof
me, dat zulke dingen niet meer
gebeuren. Ik moet jullie kunnen
vertrouwen, anders heb ik geen
rust meer, als je onderweg bent.
De thee was al klaar, toen ze
thuis kwamen, en Iki naar bed.
Het laatste uurtje van de dag
brachten ze nog op hun heide-
plekje door. Koos en Han zaten
naast elkaar.
„Fijn hè, dat alles nu weer goed
is," fluisterde Han.
„Ja!"
„Ik was gister toch wel erg
bang. Jij ook niet?"
Er kwam geen antwoord.
Heel stil was het op de hei.
Beiden keken ze naar het ver
band, om Koos zijn hand en knie,
en in gedachten zagen ze weer
de woelige zee en de glibberige
keien.
Blijdschap was er in hun hart,
dat de Here hen had bewaard,
en ze nu weer veilig thuis waren.
EINDE.
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 16 Juni, No. 1585
Exploitantc
Oosterbaan Le Cointre N.V„
Goes
eei/u/scN
u/eexem
VOOB DE ZONDAG
De negentiende eeuw is de eeuw
geweest van het individualisme.
Ieder zorgde voor zichzelf, en wie
hiertoe niet in staat was, moest
maar omkomen. De Kaïnsvraag:
„ben ik mijns broeders hoeder?"
lag op ieders lippen.
En deze geest is de vrucht ge
weest van de Franse revolutie.
We zien hier duidelijk de tegen
stelling tussen de leuze en wer
kelijkheid. De leuze was wel mooi
geweest: „Vrijheid, gelijkheid en
broederschap!" maar de werke
lijkheid was precies tegenoverge
steld. Het kon ook niet anders,
omdat men in de Franse revolu
tie geen rekening hield met God
en Zijn Woord. En wie dit Woord
negeert, vergaapt zich aan de leu
gen en gaat aan de leugen ten
gronde. En nu leven we in de
eeuw van een nieuwe leuze: één
voor allen en allen voor één! De
gemeenschapsgedachte staat op
de voorgrond. Het gaat nu niet
meer om de enkele individu, maar
om de gemeenschap. En wij moe
ten hierbij er op letten, dat deze
leuze niet slechts wordt aange
heven door de Westerse democra
tieën. Ook het Duits nationaal-
socialisme ging de strijd in met
de leuze: „één Rijk, één Volk,
één Fuhrer! Alles wat er onder
het nationaal-socialisme heeft
plaats gegrepen geschiedde on
der de leuze: „Alles voor de ge
meenschap". En met het Rus
sisch communisme is het niet
anders. Ook daar heet het alles
in dienst te staan van de éne
„volksgemeenschap", van de „wa
re democratie" en men zegt een
dodelijke haat te hebben tegen de
Westerse kapitalistische landen,
die nog niet uit de gemeenschaps
idee leven. Maar nu leert de
praktijk, dat juist onder het na
tionaal-socialisme en 't Russisch
communisme, van de zuivere ge
meenschapsidee niets terecht
komt. Millioenen bij millioenen
zijn verkommerd onder de aller
ellendigste omstandigheden. Men
kan gerust zeggen, dat in deze
rijken in naam der gemeenschap
de gemeenschap is vermoord. En
zo zien we ook hier, dat precies
het tegenovergestelde werd be
reikt van wat men in zijn mooie
leuzen en idealen zegt te hebben
gewild. Precies als bij de Franse
revolutie.
En hoe staat het er nu bij in
de Westerse landen? We zien het
verschijnsel, dat, al stelt men zich
radicaal tegenover het Russisch
communisme, men toch ook heen-
stuurt naar de realisering van het
ideaal: alles voor de gemeenschap.
En alle politiek is op dit ideaal
gericht. Men kan het noemen: be-
zitsspreiding, geleide economie,
staatssocialisme enz. het komt al
les op hetzelfde neer. En er is een
sterke tendenz deze gemeen
schapsidee niet nationaal maar
internationaal te vestigen. En het
is een merkwaardig ding, dat al
les in deze wereld er ook met
gróte kracht toe dringt. Men zit
in de dwangpositie, dat er geen
andere mogelijkheid meer is. De
decentralisatie van bestuur en
souvereiniteit moet overal het
veld ruimen voor een sterk cen
traal gezag, waarbij men nu reeds
spreekt dit internationaal te zul
len vestigen. Het schokkende
plan-Schuman, waarvan we deze
week in de pers hebben kunnen
lezen, wijst ook wel heel sterk
deze richting uit. We snellen naar
het tijdstip, dat de nationale sou
vereiniteit plaats moet ruimen
voor het sterke internationale ge
zag. En dat alles zal gerealiseerd
worden onder de leuze: voor de
gemeenschap, de internationale
gemeenschap.
We zien, dat hiermede de we
reld komt in een radicaal andere
toestand. De periode waarin we
thans leven kunnen we dan ook
veilig als een overgangstoestand
beschouwen. Zoals het nu is blijft
het niet. De wereld krijgt een
volstrekt ander aanzien en we
vliegen met een snelle vaart naar
dat punt heen. En dat is geen ge
volg van een filosofie, van een
uitgedacht stelsel, van een revo
lutie-idee, neen, de omstandighe
den dwingen er toe. Er blijft geen
andere mogelijkheid meer open.
Heel het wereldgebeuren valt
onder dit aspect samen te vatten:
De ontwaking van China, en van
Brits-Indië, de souvereiniteits-
overdracht aan Indonesië, de
noodzakelijkheid van het plan-
Schuman, de ontwikkeling in W.
Duitsland, de politiek in Enge
land.
En velen zijn er die deze gang
van zaken warm toejuichen. Zij
aanvaarden deze oplossing als dé
oplossing om tot de grote wereld
vrede en de wereldwelvaart te ge
raken. Het humanisme krijgt
weer kans om een optimistisch
geluid te laten horen.
Maar de christen, die by zy'n
Bijbel leeft vraagt zich af: welke
reden is er om aan te nemen dat
het nu anders zal gaan dan by
JEn van de anderen durfde niemand zich bij
hen voegen...." Hand. S13.
Wanneer de excommunicatie
van Ananias en Saffira heeft
plaats gehad, valt er een he
vige schrik op allen, die er
van hoorden. De schrik is zó
groot, dat een ogenblik geen
enkele hypocriet zich by de
gemeente des HEEREN voe
gen durft. We hebben hier
helaas voor korte tijd de
Kerk in haar zuiverste ge
daante op aarde. Woord en
sacramenten en tucht worden
zuiver bediend (naar art. 29
van onze Ned. Geloofsbelij
denis zegt: de kentekenen
van de ware Kerk). En dan
blijkt, dat de hypocrieten het
er niet onder uithouden.
Zo werkt het Woord van
God steeds, wanneer het maar
onbelemmerd, op zuiver amb
telijke wijze verkondigd kan
worden, steeds naar twee rich
tingen: het bouwt de ge
meente, brengt tot de schaaps
kooi, die er bij horen (vers 14)
maar het zuivert ook uit. De
doorbrandende kracht van dat
Woord is dan zó hevig, dat het
alles wegschroeit wat er niet
bij hoort. Van de anderen, van
hen, die er niet bij horen,
durft zich dan niemand btj
hen voegen.
Gods Woord, wanneer het
ambtelijk onbelemmerd kan
doorwerken is groot van ge
nade. het trekt ieder, die er
wel b\j hoort, en het is mach
tig van gericht, het zuivert uit
wat er niet behoort. En zo
ontstaat de Kerk, heilig, dat
is afgezonderd, in deze we
reld, vergaderend en richtend.
Ook gij gaat onder dat oor
deel door. Wat doet het U?
de oude leuzen, die in de praktijk
precies het tegenovergestelde
brachten, van wat rij zeiden?
Welke waarborg is er, dat de
komende wereldgemeenschap,
niet ontaarden zal in een brute
slavernü? We weten wel: de hu
manist leert nooit uit de historie.
Hy zegt steeds, we zullen het an
ders en beter doen en hy weigert
achter zich te zien. Maar Gods
Woord waarschuwt de mens van
vandaag even nadrukkelük als
Hij dat in het verleden deed.
Volk, hoort des HEEREN Woord
en zo niet, gü zult geen dageraad
hebben
Toen ik verleje Zundag uit de
kerke kwam, wier ik op me
schouwer getikt en zag ik een
meheer naast me staan, die me
vroeg of ik 'm niet meer kende.
Nou, toen ik is goed keek, zag ik
wel dat het geen vreemae was,
maar ik kon 'm toch niet drek
thuus brengen. Hie zee: weet je
nog wel, dat ik bie julder is een
kere in de boom klom en appele
gestole heb? Ken je Keesie de
Jager niet meer, Flip? Nou toen
wist ik 't meteen weer. Ik heb
'm as kleine jongen gekend.
Toen ie groter werd ging ie van
't durp naar de stad en toen ben
ik 'm uut het oog kwiet gerocht.
Ik zee teugen 'm: kaerel wat ben
jie veranderd, da's jaren geleje
da 'k je gezien heb. Nou toen
kwam van 't ene praatje het
aere, zoas dat gaet en toen be
loofde die asdat ie 's avends om
een koppie koffie zou komme. En
dat heit ie gedaan. En zo kwam
ik an de weet asdat ie een grote
meheer geworde is in die stad.
Hie heit een stadsdametje ge
trouwd en vuuf kinders heit ie
gekrege. Toen ik er zo naar vroeg
vertelde ie me asdat de ouste
student was, twee gonge der op
de H.B.S. en de aere waren op
de Ulo schole. Wat hebbe ze veul
te leren zeit ie teugen me. Der
schiet nerges geen tied voor
over. Ze zitte tot 's avends elf
uur op der kamertje. Maar 'n
mens mot wel, want je mot teu-
gesworig je kinders wat meege
ven. Zeivers heb ik 't vroeger
niet gehad. Der was geen geld
voor, dat weet jie ook wel, zeit
ie. Nou dat wist ik zeker nog
wel. De ouwe De Jager had 't
maar krappies met z'n groot
huushouwe. Maar jie heit 't dan
toch maar ver geschopt, zee ik
teugen z'n. Hie knikte en zee,
jeat, dat heb ik. Maar me kin
ders motte verder komme as ik.
Ik wil ze de kans geven, dan
hebben ze me later niks te ver-
wieten en leit 't an derzelvers as
het niks wordt.
Toen most ik an die ouwe De
Jager denken. De man leit al
lang in 't graf en ze vrouwe ook,
maar al had ie 't niet breed, hie
heit z'n kinders toch een behoor
lijke christeiyke opvoeding ge
geven. Ik zee teugen 'm: maar je
vader heit julder toch wat mee
gegeven in het leven dat van
groter betekenis is dan al die
schoolse geleerdheid. Dat weet
jie toch zeker ook wel? Hie be
greep me eerst niet en vroeg wat
ik dan bedoelde. Nou, toen heb
ik gezeit: wel, man hie heit jul
der een christelijke opvoeding
gegeven. Ik weet nog wel asdat
julder ouwe moeder zeivers je
vraeges overhorende as je naar
de kategisatie gong, doe jie dat
ook bie je kinders? Nou toen
schodde ie z'n hoofd. Hie zee:
van de kategisatie komt niet zo
veul. Je mot rekenen ze motte
zo veul leren voor de schole, dat
dat er wel is bie in schiet. Maar
dat ken later altied nog wel. Dat
heit de tied. Eerst motte ze voor
het leven klaar wezen. Ik zee:
zo, denk jie der zo over. En gaan
ze nog naar een meisjesvereni-
ging of jongelingsvereniging en
zo? Toen keek ie me an of ik
achterlijk was en zee: wel Flip,
dat ken bie julder hier op dat
durp meschien nog wel, maar
dacht ie dat dat in de stad gong?
Me kinders zouwe me uitlachen
as ik er over begon. Nee man,
dat gaat bie ons heel anders.
Leren, studeren, daar komt 't op
an. De rest vindt ze eigen weg
wel. Eerst motte ze klaar wezen
voor het leven. En je ken wel
begriepen asdat de boog niet al
tied gespannen ken wezen. As er
is een avondje op overschiet,
gaan ze wel is naar de bioscoop
as er een goeie film is. Ik ken
ze dat niet kwaiyk nemen. Ze
motten een verzetje hebben, tus
sen al dat leren deur. En zo is
der tied helegaer gevuld Je mot
rekenen in een stad is dat wat
aeres as bie julder hier op het
durp. Ze hebben vrindjes en
vrindinnetjes en dan motten ze
wel is meedoen. Je begriep wel
wat ik bedoel. Maar je mot niet
denken asdat ik geen beste kin
ders heb. Ze lusteren goed naar
der ouwe luu. Beter as ik vroe
ger, al zeg ik het zeivers.
Nou, toen most ik is effies na
denken. Ik was er eeriyk gezeid
een beetje beduusd van. Toen zee
ik: maar wat zou je ouwe vader
nou van zukke praet gezeit heb
ben? Denk ie dat ie het goed zou
vinden as de kleinkinders naar
de bioscoop gongen in plekke
van naar de kategisatie? Jie bent
toch wel aers geleerd, zou ik zo
denken? Waarop ie z'n schou
wers optrok. Hie zee: je mot de
stad niet met een durp vergelie-
ken. Bie ons is dat allegaer an
ders. De kinders leven bie ons in
een heel andere omgeving. En er
is geen mens die z'n eigen er an
stoot.
Ik zee: maar wat zeit julder
dominie daar noe van? D'n do-
menie? zee ie. Wel die zien we
nooit. Die heit wel wat aeres te
doen. Maar de ouderlingen, dan?
vroeg ik. Och, die zie je ommers
ook maar zelden, die hebben het
drok genogt om zwakke gezinnen
te bezoeken. Nee, man, dat stads
leven is aeres as bie julder, waar
je mekander van haver tot gort
ken. Je mot rekenen, hier zou-
wen een dot ook best naar de
bioscoop trekken, as ze van me-
kaere maar dorsten. Maar julder
kieken mekaere te veul op de
vingers. Maar ik hore wel asdat
het hier ook begint te verande
ren. Dat is de nieuwe tied. Flip,
die ken je niet teugen houwen.
Nou en toen is ie weer opge
staan en vertrokken, 's Maan-
dagsmorges vroeg moest ie met
de diesel weer naar de stad en
hie wou niet laete naar bed.
Maar ik heb er toch een
stuutje van wakker gelegen. Ik
most maar denken an die ouwe
De Jager en z'n vrouwe. Wat ken
er in twee, drie geslachten veul
gebeuren. Wat vliegt het acliter-
uut in de moderne wereld. En
waar leit de schuld? Wat komt
er strakkies van de kinderen van
deuze kinderen trecht? Zalle die
nog bie een kerke behoren, of
helegaer met de waereld mee af
zakken? Kiek, dat waren alle
gaar vragen, die me bezig hiel-
den. Ik geloof dat de grondoor
zaak hier leit, dat we het belang-
riekste niet laten voorgaan.
Eerst motten de kinders voor de
tied geholpen worden en dan
komt later wel de belangen van
derlui ziel. Maar Gods Woord
zeit 't krek andersom: zoekt eerst
het Koninkrijk Gods en Zijn ge
rechtigheid en al die aere dingen
kommen vanzelvers. En zo as
die zeune van De Jager bennen
er noe duzenden. Is het een won
der, dat 'n mens z'n eigen wel is
afvraagt: wat mot er van wor
den as we is een twintig jaar
verder bennen?
Wat denken julder dervan?
Gegroet van
FLIP BRAMSE.
door Jkvr. C. M. van Asch
van wydk. Uitgave W. ten
Have N.V. te Amsterdam.
In het aankondigingsbericht
van dit boek wordt gezegd, dat
de schrijfster, als Presidente van
de Wereldbond van Christen
Jonge Vrouwen gedurende een
groot aantal jaren gelegenheid
heeft gehad zich in zeer vele lan
den op de hoogte te stellen met
de opvatting over plaats en taak
van man en vrouw in de ge
meenschap.
Het onderwerp, dat hier be
sproken wordt is nog altijd
hoogst actueel. In by'na alle ker
ken is het in discussie. In de
Ned. Herv. Kerk is de vraag van
de openstelling van het bizondere
ambt in de Kerk aan de orde; in
de Geref. Ke, ken is de vraag van
het actieve vrouwen kiesrecht
aan de orde. Het onderwerp is
ook betrokken in de belangstel
ling van de Wereldraad der Ker
ken, die een commissie benoem
de voor de bestudering van het
vraagstuk van de plaats en het
werk der vrouw in de Kerk.
De schryfster bespreekt nu in
dit boek, wat zij aan Schriftuur
lijke gegevens meent te hebben
gevonden aangaande dit onder
werp. Het boek is dan ook onder
verdeeld in de volgende hoofd
stukken, die voor zichzelf spre-