Bif ons Üinis
m%m9mm
mmm
IJ1*
n
m v
m sin m
m
9m
bFW
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
Vuur op de aarde
Vrijdag 2 Juni 1950
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Redacteur: HL M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
stenen leken, volgens ooggetui
gen op ijsbrokken. Na twee
maanden onophoudelijke regen
in die zomer en 'n zware storm
op Zondag 18 Juli, mocht men
zich in begin September gedu
rende drie weken in zulk een
gewenste weergesteldheid ver
heugen, dat de oogst, ofschoon
in der haast, nog gelukkig kon
worden binnengehaald. De hoe
veelheid regen, in die zomer ge
vallen, bedroeg, volgens de
waarnemingen van prof. Ensche
dé te Franeker 85 Ned. Duim.
In 1851 in Juli en Augustus tei
sterden zulke zware onweders
Zeeland, dat aan de veldvruch
ten een schade werd berokkend,
welke geschat werd op 20 dui
zend gulden. In Juni 1862 werd
Beveland vereerd met 't bezoek
van de Koning. De geschied
schrijver vermeld hiervan: Niet
tegenstaande het regenachtige
weer op die dag, waren evenwel
de bewoners van dit belangrijke
Zeeuwse eiland, in een opgewon
den stemming om de Koning te
zien, en zo lang men die bij zich
had, voelde niemand de regen,
welke zich aanhoudend over de
hoofden uitstortte, of schroomde
men evenmin het modderbad,
hetwelk reeds uren lang de voe
ten doorweekte, ja, van geest
drift en hartelijkheid als opge
togen, werd aan leed noch ver
driet gedacht"En ook toen
reeds scheen men het „Oranje-'
zonnetje" te kennen, want de
geschiedschrijver gaat verder:
„Het wispelturige weer, dat de
ganse dag de blijde bevolking
van Zuid-Beveland met regen
en windvlagen had vervolgd,
scheen moede van de strijd, de
late middagzon brak door de
wolken heen en bescheen het
toneel, waarvan dit dorp (Wol-
phaartsdijk) nu het schouwto
neel werd".
De tamme Gans
Stel u voor dat ganzen kon
den spreken dan zouden zij
het zeker zo hebben ingericht,
dat zij ook hun godsdienstoefe
ning, hun eredienst hadden.
Elke Zondag kwamen zij bij
een, en een gans preekte.
De hoofdinhoud van de preek
was: welke hoge bestemming de
gans had, tot welk een verheven
doel de Schepper en telkens
als dat woord genoemd werd
negen de ganzen, en bogen de
ganzenrikken het hoofd de
gans bestemd had; door middel
van haar vleugels kon zij naar
verre streken, naar zalige stre
ken vliegen, waar zij eigenlijk
haar thuis had, want hier was
zij toch maar een vreemde.
Zo elke Zondag. En daarop
ging de vergadering uiteen, en
ieder waggelde naar huis. En
zo weer de volgende Zondag
naar de godsdienstoefening, en
weer naar huis, daarbij bleef
het, zij gedijden, en werden dik
en vet, en smakelijk en dan
op St. Maarten opgegeten
daarbij bleef het.
Daarbij bleef het. Want ter
wijl des Zondags de preek zo
hoog ernstig klonk, wisten de
ganzen elkander des Maandags
te vertellen hoe het een gans
was vergaan, die ernst had wil
len maken met het gebruik van
haar vleugels, die de Schepper
met dat verheven doel waartoe
zij bestemd waren, gegeven had:
hoe het haar was vergaan, door
welke verschrikkingen zij heen
moest. Dat alles wisten de gan
zen onder elkaar zo goed. Maar
natuurlijk zou het misplaatst
zijn om daar des Zondags over
te spreken; want, zeiden zij, dan
zou het immers openbaar wor
den, dat onze godsdienstoefening
er slechts toe dient om God en
ons zelf voor de gek te houden.
Er waren ook onder de gan
zen enigen die er lijdend uit
zagen, mager werden. Van haar
zeiden de ganzen: hier ziet men
wat er van komt als men er
ernst mee wil maken- om te
vliegen. Want doordat zij in hun
binnenste met de gedachte om
gaan van te willen vliegen wor
den zij mager, gedijen niet, staan
niet in Gods gunst zoals wij,
waardoor wij dik en vet en sma
kelijk worden, want door Gods
gunst wordt men dik, en vet, en
smakelijk.
En de volgende Zondag gin
gen zij weder naar de gods
dienstoefening. en de oude gans
preekte over het verheven doel
waartoe de Schepper (hier
negen weder de ganzen en de
ganzerikken bogen het hoofd)
de gans bestemd had, waartoe
de vleugels bestemd waren.
Zo ook met de godsverering
van de Christenheid. Ook de
mens heeft vleugels, hij- heeft
faqtasie
Én als nu iemand dit leest,
zegt hij: het is mooi en daarbij
blijft het; dan waggelt hij naar
huis, wordt of tracht met alle
macht te worden dik, smakelijk
vet maar des Zondags preekt
de dominee, en hij luistert er
naar precies als de ganzen.
SÖREN KIERKEGAARD.
Voor wedstrijd kampioenschap
van Nederland.
L. Anderson, Goes.
P. Bergsma, Wartena.
I. 34—29 19—23. 2. 39—34 14—19
3. 44—39 10—14. 4. 50—44 5—10.
5. 31—26 17—22, 6. 32—28 23x32.
7. 37x17. 11X22. 8. 41—37 7—11.
9.37—31 1—7. 10. 46—41 11—17.
II.31—27 22X31. 12. 26X37 7—11.
13. 37—32 17—21. 14. 41—37
11—17. 15. 34—30 20—24. 16.
29x20 14x34. 17. 40x29 10—14.
18. 33—28 4—10. 19. 38—33 19—
23. 20. 28x19 14x34. 21. 39x30
10—14. 22. 44—39 21—27. 23.
32X21 16x27. 24. 45x40 18—23.
25. 40—34 17—22. 26. 42—38
13—18. 27. 37—31 9—13. 28.
33—29 13—19. 29. 38—33 8—13.
30. 30—25 14—20.
Met de 2117 zet (22ste zet)
zet zwart een aanval in, die,
doordat wit veld 49 bezet heeft,
weinig kans zal hebben.
31. 25X14 19X10. 32. 49—44
23—28. 33. 29—24 10—14. 34.
34—30 13—19. 35. 24X13 18x9.
36. 4440 2—8. 37. 40—34 8—13.
38. 33—29 12—18.
13—19 was verhinderd door
39—33 30—25. 39. 47—42 14—19.
40. 42—38 9—14. 41. 30—25 6—11.
42. 34—30 19—23. 43. 39—34
11—17. 44. 43—39 3—9.
Zwart valt door het centrum
aan, wit daarentegen van uit de
flank en dreigt met omsingeling.
Zwart kon in plaats van 39
(2832) niet spelen vanwege
29—24—20.
45. 38—33 17—21. 46. 31—26
27—32. 47. 26X17 22x11. 48.
33x22 18X27. 49. 29x18 13X22.
50. 48—42 9—13.
nf
9
<m>.
9
fg§ HË HS Wb
mm
Na 46ste zet.
De positie van wit is sterker,
croordat zwart direct een ver
dediging moet maken voor de
komende aanval van wit.
Zwart kan daardoor zelf niet
tot een aanval overgaan en heeft
ook meer tempo's nodig. De
witte stukken 42, 36 houden de
zwarte stukken 22, 27, 32 in be
dwang.
51. 30—24 11—17. 52. 34—30
14—19. 53. 25—20 13—18. 54.
24x13 18x9. 55. 42—37. 15X24.
56. 30X19 32x41. 57. 36x47
27—32. 58. 35—30 32—38. 59.
30—25 22—28. 60. 25—20 28—33.
61. 39X28 38—43.
Hier werd tot remise besloten.
Een aantrekkelijke goed ge
speeld partij.
Het persoonlijk kampioenschap
van Zeeland.
Wit: E. A. Schuitema
W. Heijdra.
Ui;
AjjPuwtirrieJti
Niets is te laat voordat het
vermoeide hart ophoudt te klop
pen.
Langs de weg van de tegen
spoed zal alles in orde komen.
Er bestaat een nauw verband
tussen iemands spijsvertering en
zijn geestelijke productie.
De twisten zouden niet zo lang
duren als het ongelijk slechts aan
één kant was.
Wit verzuimde hier te vervol
gen met 39—34 (9—13 A) 34—29
(..X..) 40x29 en zwart moet
een schijf verliezen.
(A 23—29) ..X.. (18X29)
40—34 (..X..) 45X34 (9—13
of?) 34—29 (13—19) 42—37 en
zwart staat verloren.
In het verder verloop van de
partij kwam het tot de volgende
stand:
Zw. 6. 12. 13. 14. 16. 17. 18.
19. 20. 23.
Zw.: 6. 12. 13. 14. 16. 17. 18.
Wit: 25. 26. 27. 28. 32. 37. 38.
39 40. 45.
Wit vervolgde ook hier niet
met de juiste zet 3933 is de
juiste voortzetting, (2024) de
beste voortzetting. Gaat nu maar
eens na! Zwart staat zeer zwak.
Ter oplossing.
mmm m
■■m
Zw.: 7. 8. 9. 13. 17. 18. 22. 29.
Wit: 24. 26. 32. 33. 40. 42. 49.
Naar aanleiding van een ge
publiceerd eindspel-gedeelte,
componeerde de heer Corstanje
bovenstaand probleem.
Wit begint en wint. S.
Tobben verteert de geest van
activiteit.
Vaak slaat gij uw kind slechts
hierom, omdat uw vader ver
zuimde u om dezelfde reden te
tuchtigen.
Steel een hoed, gij vervalt tot
schande; steel een kroon, men
bewondert u.
Kinderen hebben geen ergere
vijand, dan de zwakheid van een
te meegaande vader.
door M. v. d. Bosch.
„Ja...." Koos keek een beetje
beteuterd naar zijn jas, het was
wel een raar gezicht.
„Voor jou zou het zo erg niet
zijn", hoorde Koos weer dat
onvriendelijke in zijn stem, maar
je zusje kan dat eind niet
lopen."
Dat gaat de goede kant uit
dacht Koos, en zijn blik werd
weer wat hoopvoller.
Han, nog steeds op de tree
plank, had het ook al gehoord.
„Fijn jongens, we mogen mee
rijden", fluisterde ze.
Wij, dat zijn Koos en Han,
dacht Dik, en hij zag het er
nog van komen, dat hij met
Boudewijn naar huis zou moe
ten lopen.
Hij stapte naar de dokter toe,
die bijna klaar was. „Mogen
wij ook mee?" vroeg hij meteen.
„Ja hoor, allemaal, stap maar
vlug in!"
Wat een glundere gezichten!
Zelfs Boudewijn, die al zo vaak
in een auto gereden had, vond
het f(jn, dit onverwachte ritje.
Een minuut later reden ze al.
En ze waren nog maar een
klein eindje de Bosweg in, toen
de regen weer tegen de ramen
gutste.
„De kippen!" riep Dik naar
de andere drie, die achterin
zaten, toen ze langs de boer
derij kwamen.
De claxon deed ze uit elkaar
stuiven, en op het laatse ogen
blik hadden ze allemaal nog een
goed heenkomen gevonden.
Thuis zat moeder al een hele
tijd in onrust. De kinderen
waren al zo lang weg, en dan
met die regen. Als ze nu maar
ergens konden schuilen, maar
het zou wel toevallig zijn, als
ze in de buurt van een huis
waren.
Gelukkig was het weer droog
geworden. Maar toen het na een
poosje opnieuw begon en ze er
nog niet waren, werd moeder
toch wel erg ongerust.
Het kon ook wel zijn, dat ze
op het Huis schuilden
Iki's uitroep: „Daar komt een
auto aan!" deed haar naar het
raam vliegen.
Een auto? Dat gebeurde haast
nooit, zou er dan toch
„O kijk, daar is Dik, en de
dokter, ze zijn er allemaal",
juichte ze.
Een ogenblik was moeder
ademloos van schrik. Maar toen
ze zé allejnaal gezond en wel
voor zich zag, was ze al weer
gerustgesteld.
Toen schrok ze, toen Koos in
de lange regenjas uitstapte, en
ze Han met haar schoenen half
aan naar huis zag strompelen.
„Mdar kind, wat is er ge
beurd?"
„We.... eh...."
Han kon niets zeggen. Ze
schopte haar schoenen uit en
holde naar de kamer, waar ze
snikkend op een stoel neer viel.
De anderen kwamen er nu
ook aan. Dik met het natte pakje
goed van Koos in zijn hand.
Ze waren in zee, mevrouw, en
zijn wel een beetje nat gewor
den
„In zee?" viel moeder de dok
ter in de rede.
Ja, op de pier, daar heb ik
ze opgevist. U doet het beste,
Han maar zo gauw mogelijk in
bed te stoppen, ze had het zo
koud. De anderen kunnen er
wel tegen."
Moe keek helemaal niet vro
lijk, toen ze alles hoorde. O,
wat waren ze in groot gevaar
geweest, ze hadden allemaal
wel kunnen verdrinken. En dat
ze zo ongehoorzaam waren ge
weest, deed haar nog het mees
te verdriet.
Boudewijn zat er verlegen bij.
Hij voelde zich de schuldigste,
want als hij er niet over door
gepraat had, waren ze er vast
niet opgegaan.
Vader was ook boos, toen hij
alles hoorde. Als het zó ging,
konden de kinderen er niet meer
alleen op uit. Ze mochten nu
tochten maken en genieten zo
veel ze wilden, maar dan moes
ten vader en moeder ze ook
kunnen vertrouwen, 'en er op
rekenen, dat er geen dingen ge
beurden, die niet mochten. Nu
hadden ze zelf gezien, hoe ge
vaarlijk het was op de pier te
gaan.
's Avonds bij het eten dankte
vader God, dat hij de kinderen
allen zo veilig had bewaard, en
vroeg hij vergeving voor al het
verkeerde dat er ook die dag
weer was geweest.
Han lag al een hele poos in bed,
toen moeder nog even kwam kij
ken.
Ze kon niet slapen. Als ze haar
ogen dicht deed, was het weer
net, of ze midden tussen de woe
lende golven stond. Telkens als
ze Insufte, schrok ze wakker met
een schok, 't Was net, of ze dan
haar evenwicht verloor, en van
de pier af zou vallen.
Ze vertelde alles aan moeder,
die nog even rustig bij haar
kwam zitten.
Ze was bang, want telkens
moest ze er aan denken, dat ze
wel hadden kunnen verdrinken,
juist toen ze zo ongehoorzaam
waren.
„Dat wilde de Here niet, Han!
H(j heeft jullie ln het gevaar be
waard, al waren jullie ondeugend.
Heb je Hem zelf ook al om ver
geving gevraagd?"
„Ja moes, en bent U ook niet
boos meer? We zullen het heus
nooit meer doen. We zullen er
altijd aan denken, als we iets
willen dat niet mag".
„Dan is het goed, kindje. Maar
nu moet je proberen rustig te
gaan slapen".
Midden ln de nacht werd Koos
met een schreeuw wakker.
Hij droomde dat ze weer op de
pier liepen. Het water kwam ho
ger en hoger.
Tot aan hun schouders stonden
ze er al ln, en hóé ze ook hun
best deden, ze konden niet voor
uit komen. Telkens kwam er weer
een golf, die hen achteruit duw
de.
Toen ineens zagen ze de dok
ter. Met een verband om zijn
hoofd, stond hij boven op de auto
en gooide een touw over het wa
ter naar hem toe, met een grote
lus er aan. Han greep zich er aan
vast, en zo drijvend op de golven,
werd ze aan land getrokken.
Weer kwam het touw, en nu
wilde Koos het grijpen, maar de
dokter keek zo kwaad. „Nee!"
riep hij heel hard. „Laat eerst de
anderen gaan!"
Heel alleen stond hij op het
laatst midden in de zee. De an
deren waren ook allemaal boven
op de auto geklommen, en ston
den daar vreselijk te lachen, en
dé dokter lachte het hardst. Toch
waren zijn ogen boos, toen hij
riep: „Jij niet, jij niet!"
Toen kwam er een heel grote
golf. Koos probeerde omhoog te
springen, maar de golf sloeg hem
neer.
„Helppp
„Zeg, wat mankeert jou?" Dik,
die naast hem lag, was wakker
geworden door het lawaai en de
klap, die hij kreeg van Koos' wild
zwaaiende armen.
„Help!" schreeuwde Koos nog
een keer. Toen pas merkte hij,
dat hij veilig in zijn bed lag.
(Wordt vervolgd.)
0w$
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
tSCHOUWSCH DAGBLAD
van Vrijdag 2 Juni, No. 1573
Exploi tante
Oester ba» Ie Cointre N,V„
Goes
eeumcH
useexe/fD
VOOR DE ZONDAG
Het verschil tussen de negen
tiende en de twintigste eeuw is
wel zeer opmerkelijk. De negen
tiende kenmerkte zich door een
rationalistische geest, een over
heersen van de menselijke rede,
het koel verstand en daarmee
een gepaard gaande verwerping
van alles wat niet met het ver
stand te begrijpen is en met de
rede na te vorsen en te ontle
den. Daarom typeerde deze eeuw
ook een afkeer van de gods
dienst. Het anticlericalisme vier
de hoogtij. Godsdienst werd
hoogstens geduld in de binnen
kamer, maar het publieke leven
mocht met bijbelteksten met
verknoeid worden naar het
woord van een bekend liberaal
staatsman uit die dagen. Er lag
dan ook een felle antithese tus
sen geloof en ongeloof, kerk en
wereld.
Maar in onze eeuw wijzigde
zich dat. Reeds bij de aanvang
was dit te zien. En een bekend
theologisch professor constateer
de reeds bij de eeuwwisseling,
dat ,de ziel weer overwon",
waarmee hij bedoelde, dat naast
de menselijke rede ook de men
selijke ziel weer haar eisen ging
stellen. En toen na een ver
schrikkelijke wereldoorlog in de
twintiger jaren de wereld ont
dekte, dat men met al het men
selijke vernuft, de rede, het
blote verstand, toch het paradijs
op aarde niet scheppen kon,
kwam er een hunkering naar
idiëele waarden, naar geestelijk
bezit, een golf van religieusiteit
overstroomde de westerse we
reld, en het religieus humanisme
begon opgeld te doen. Deze
nieuwe geest openbaarde zich in
diverse vormen en gestalten. Zij
manifesteerde zich in de Ox-
ford-beweging, met voor Neder
land het adagium: „Nieuwe Ne
derland loopt van stapel", zij
openbaarde zich in Duitsland in
de mythe. Ook daar werd de
rede aan kant geze-, men gelooi
de weer in de macht, zo niet de
almacht van de mythische din
gen, welke tenslotte ten grond
slag werd gelegd aan de natio-
naal-socialistische wijsbegeerte.
Ook in Amerika overstroomde
de religieuse humaniteit het ge
hele menselijke leven. En toen
in 1939 de nieuwe wereldoorlog
uitbrak, kwam deze humanis
tische stroming slechts te feller
en intensiever naar boven. En
vandaag zitten we daar nog
midden in.
Heel de Westerse wereld wordt
ovèrgolfd door de begeerte het
nieuwe paradijs op te bouwen.
Men gelooft in de mensen van
goede wille, naar het woord van
de tachtig jarige dichteres Ro
land Holst, zijn de wereldkram
pen immers slechts de barens-
weëen, die de nieuwe mensheid
eenmaal zullen voortbrengen.
En zo gelooft de wereld van
daag in de nieuwe wereldeen
heid. Gij kunt daarvan horen in
radio en pers, in „Paasbood-
schappen" en congres-resoluties.
De oorzaak van de wereld-ellen
de wordt gezocht in de wereld
verdeeldheid. Heft de grenzen,
op politieke, economische, maar
óók staatkundige én kerkelijke
grenzen op, maakt er één grote
natie van, één groot huisgezin en
we zijn waar we wezen moeten.
Dat is de leus van'vandaag, die
ge overal horen kunt, die het
denken en werken der grote
staatkundige en geestelijke lei
ders in de Westerse wereld be
heerst en waarheen alle volken
van het Westelijk wereld-half
rond opgestuwd worden. En de
ondergrond is het religieus-hu-
manisme, het geloof in de goede
geest, waarvan de mensheid, on
danks alles toch bezield bleef.
En zo contrasteert deze eeuw
wel heel fel met de voorgaande,
en oppervlakkig lijkt zij er beter
aan toe te zijn, meer vastbaar
voor het Evangelie van Christus,
dichter bij het Christelijk geloof
te staan.
Maar het is de schijn die hier
bedriegt.
Onze eeuw is véél gevaarlijker
voor het Christendom dan de
voorgaande. Juist omdat zij zich
gecamoufleerd heeft en omdat
zij gebruik maakt van de termen
van het christelijke geloof en
van de BijbeL Want ook dat ge
loof spreekt van de liefde en
eensgezindheid, en de Bijbel
wijst naar de weg die uitnemen-
der is dan alle dingen: de Liefde.
En daarvan spreekt immers ook
het Kruis van Christus?
Doch niet ieder ziet, dat men
slechts eenzijdig de Schriften ci
teert en er uithaalt wat de mens
aanstaat, terwijl men het andere
negeert. Maar een halve Bijbel
is geen Bijbel meer, en over wie
uit het Boek wegschrapt wat
hem niet aanstaat, ligt het oor
deel der Schrift zelve, het drei
gende: wee U!
En nu we weer Pinksteren ge
vierd hebben, zijn we opnieuw
bepaald bü de hele Schrift. En
we hebben gezien, dat juist bij
de grote heilsfeiten, behalve een
alles beheersende Liefde, óók
andere dingen in het spel komen.
Ook op het Pinksterfeest is er
niet alleen de uitstorting van de
Geest der Liefde en der eensge
zindheid en der samenbinding,
maar evenzeer en te gelijk ook
de uitstorting van de Geest, die
scheidt, die verdeelt, die ont
bindt, die tweedracht brengt en
onverdraagzaamheid. Want wat
daar gebeurt is op Pinksterdag,
is in wezen niet anders dan ver
vulling van de profetie van de
Heiland uit Lucas 12: Ik ben ge
komen om vuur op de aarde te
werpen; en wat wil Ik, indien
het airede ontstoken is? Of zoals
de grondtekst, volgens nieuwe
vertalingen, eigenlijk zegt: hoe
zéér begeer Ik, dat het branden
gaat! Welnu op Pinksterdag gaat
dat vuur branden. Let er maar
eens op wat er na Pinksterdag
al heel gauw gebeurt. Petrus en
Johannes worden voor de Hoge
Raad gebracht, en deze werpt
hen uit. Straks bersten de har
ten der officiële ambtsdragers
van ny'd, als Stefanus voortgaat
het ontstoken vuur te laten
Hid ydt&id?
Maar kende de nieuwe Fa
rao dan de geschiedenis nan
zijn veroverd land niet?
Natuurlijk heeft deze
nieuwe wereldheerser de an
nalen van de verdreven dy
nastie ijverig bestudeerd, mis
schien gedeeltelijk vernietigd.
Maar hij WILDE Jozef niet
kennen, ERkennen als redder
van het volk. Zoals hij ook niet
zien WILDE de bovenmense
lijke kracht die blééf werken
in dat herdersvolk, wassend,
aüe druk ten spijt.
Wéét de tegenwoordige we-
Een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet ge
kend had. Exodus 1 8.
reid niets van Christus, de
Redder der wereld? Wéét de
moderne vrouw niets van
Hem, die de vrouw eerst
recht heeft bevrijd? Wéét de
arbeider niets meer van Hem,
die, machtiger dan alle vak
bonden saam, de arbeid heeft
geadeld, de banden der hori
gen geslaakt en de Joodse
rustdag als ZIJN dag aan alle
volken geschonken?
Natuurlijk weten ze dat.
Hitler, Mussolini, Stalin zijn
in Jezus' naam gedoopt'. Doch
de nieuwe .heersers, ook velen
binnen de Verenigde Naties,
ook velen in óns land, WIL
LEN Christus niet kennen,
ten spijt van de tien moderne
plagen, die in het sneuvelen
der millioenen de dood der
Egyptische eerstgeborenen zó
ver en zó duidelijk waarschu
wend overtrof.
En het allerergst: hoe me
nigeen zelfs binnen Christus'
kerk kent, KENT Jezus als
Redder niet'.
Axel.
D. J. Couvée.
verder branden, zij knersen hun
tanden, staat er letterlijk en ze
vermoorden de getrouwe ge
tuige. En in de jonge christen
gemeente gaat het vuur ook
branden: Ananias en Saffira
vallen er dood bij neer. En lees
verder nu maar wat er in de
Handelingen der Apostelen alle
maal gebeurt. Dit boek kan
ook de mishandelingen der
Apostelen genoemd worden.
Liefde, ja, maar haat even
zeer. Vuur op aarde en het
gaat branden naar Christus'
begeerte. Lees het eens verder
in Lucas 12, zelfs in het gezins
leven gaat het branden; vader
tegen de zoon, mofeder tegen
dochter enz. Het gaat branden
heel de wereld door, het ver
deelt, het verteert, en dat vuur
wordt de grondwet van het
Koninkrijk der hemelen. En
het brandt tot op vandaag, lou
terend en reinigend, ieder die
gelooft, verterend en vernieti
gend ieder die niet gelooft.
En het is alles vervulling van
het woord van de Heiland zel
ve: Ik werp vuur op de aarde
en hoe wens Ik dat het zal
gaan branden.
Welnu, hierbij past zich niet
aan een religieuse humaniteit,
die gelooft in het goede van de
mens en in de menselijke een
heid, die komen zal in deze
wereld. Want de mens is niet
goed, er is niemand goed, dan
God. Alle mensen zijn leuge
naars, zelfzuchtigen, liefdelo
zen, egoisten, zegt de Bijbel en
dus is het zo. De wereld-een
heid is een fata-morgana, een
zinsbegoocheling, want er
brandt een vuur, dat blijft ver
delen en verteren tot aan de
jongste Dag.
Dat is het Evangelie van
Pinksteren en wee de mens,
die aan dit Evangelie zal ge
ërgerd worden.
Min' vrouwe en ik hadden
met de Pinkstere gerekend op
een rustige tweede Pinksterdag.
De kinders waren van plan om
uit te gaan. Een paar gongen er
naar Zeeuwsch-Vlaanderen, en
een paar andere naar Walchere
en de jongsten mochte mee. Nou,
zee ik teuge me vrouwe: dan
schieten we saampies over en
dan nemen we er is een rustig
daggie van. En me vrouwe had
er niks geen bezwaar teuge,
want as je wat ouwer wordt ken
je dat wel is gebruke. Ik had
nog al wat krantjes opgespaard
om te leze en er lei al een paar
weken een boek over de geschie
denis van Beveland, dat ik is
leze wou; zo, ik docht: dat ken-
ne we er is netjes van neme.
Maar het is een beetje anders
uitgepakt.
Zaterdagmiddag kwam me ge
trouwde dochter haar drie kin
ders brengen. Ze was van plan
met der man naar Den Haag te
gaan, waar hij fermilie heit weu-
nen en daar wilden ze de
Pinksterdagen naar toe en toen
konden opa en opoe netjes op
de kinders passen, ze dochten,
dat vinden die ouwtjes wel goed,
die bermen nogal gesteld op der
kleinkinders, Dus dat ging door.
Maar op tweede Pinksterdag
's morgens al vroeg, stopte er
een auto voor de deure en daar
stapte me andere dochter uit,
die twee kinders heit en die
vroeg of we niet op de twee
kleintjes kenden passen, want
ze konden met een kennis- mee
rijden naar Breda, ze zouen de
kinders 's avonds weer werom
halen. En zo zatten we tweede
Pinksterdag met vijf van dat
kleine grut thuis, allegaar bekant
even groot, 't Leken krek een
bewaarschooltje. En dan heb ie
je voorgesteld dat je een rustig
dagie zou hebben met je vrouwe.
Je ken je wel voorstellen asdat
er van lezen niet veul gekom-
men is. Ik heb 'tnog een ogen
blik geprobeerd, maar, ken je
begrijpen! Ik had net me bril
op me neus of de vrouwe zeit:
let is effies op die kinders,
want ik mot in de keuken wezen,
denk er om dat Jopie niet van
de stoel valt en laat kleine Mien
niet op die stove klimmen,
't kind breekt z'n halsie nog, en
late ze van me komme en schut-
tels afbluven, want ik wil de
boel niet gebroken hebben en
laat Henkie is effies op het
potje, want het kind loopt zo
raar te doenEn zo ging het
maar deur. Ik heb 't in geen
weken zo druk gehad. En onder
het middagmaal, waar ik me zo
veul van voorgesteld had met
me vrouw samen, gong het al
krek eender. We hebben geen
kinderstoel meer, want die heit
moeder de vrouw an me ge
trouwde dochter gegeven, toen
er bij ons geen kinders meer
kwammen. En zo doende most ik
een jochie op een voetkussen
op een stoele zetten, vlak neffe
me, om te zurge, dat ie niet
vallen zou en de ander most ik
op me knie zette en met iedere
hap eten helpen. De andere drie
nam me vrouwe voor der reke
ning. As je me vragen zou wat
ik gegeten heb, zou ik het je
niet kenne zeggen, al kon ik
er duzend guldes mee verdienen.
Ik had al me gedachten nodig
bij de kinders, waarvan de een
op het wiebelende voetkussen
heen en weer zat te varen en
de ander met z'n handje plat in
het bord met eten sloeg en het
toen over me 'gezicht smeerde.
En het gekke van het geval is,
dat ik het vroeger van me eigen
kinders niet geduld zou hebben,
en nou er niet eens kwaad om
worden kon. En me middag
dutje is er ook helegaar bij in
geschoten. Toen me vrouw met
de vaat bezig was in de keuken
most ik ze alle vijf promberen
zoet te houwen. Nou, ik zou niet
graag gewild hebben dat je me
toen gezien had. Er was bekant
geen huus mee te houwen. Wat
een wildemannen bennen me
dat, die kinders van teugeswoor-
dig. Tenslotte ben ik van erre-
moei met me handen over de
vloere gaan krupen en heb bok-
kie gespeuld, met drie op me
ouwe rugge en de rest achter
me an en ik blerde uit alle
macht: bèbèHet was
de enigste menier die ik ver
zinnen kon om ze een beetje
zoet te houwen, maar toen me
vrouwe opeens de keuken uit
kwam en achter me stond met
de handen in de zij en hoofd
schuddend, schaamde ik me
toch wel wat en prombeerde
overend te kommen, maar dat
vonden die kleine peuters weer
niet goed en schreeuwden als
Indianen, en toen ben ik ten
einde raad maar weer voor bok-
kie gaan speulen, op me handen
en knieën deur de kamer. As
je eenmaal met zukke dingen
begint, weten die kinders ook
niet meer van ophouwen. Ik
weet wel, asdat toen we een
poosie later een bakkie thee
zouwen drinken, ik me komme
tje niet meer goed kon vasthou
wen, zo beefde me hand van al
die inspanning en me knieën
bennen er nou nog stram en
stijf van. Je ken beter een hele
dag in de hof met de schrepel
tussen de bietjes krupen as je
eige met die kinders bezig hou
wen, al is 't maar voor een ure.
Nou, en me vrouw wier er nog
kwaad om, op leste, omdat iK
me zo kinderachtig gedrogen
had. Vroeger hei je het me eige
kinders nooit gedaan, zo zat ze
te mopperen en dat kon uut
kommen ook, ik zou er kostelijk
voor bedankt hebben, dat ken ik
julder wel vertellen. Maar toen
ik met de twee oudste even naar
buiten was gegaan naar de bees
ten kieken, en ik werom kwam,
was me vrouw verdwenen naar
zolder en een stuitje later zat
ze rriet heur naaimandje wat te
prutsen. Ik zegge teugen deur:
Wat ga je noe doeë op tweede
Pinksterdag, minsch? En toen
kreeg ze een kleur en wou er
wat om heen draaie, maar toen
ik goed keek zag ik, asdat ze
een oud stuk pop van de rommel
zolder had gehaald en netjes
bezig was er een jurkie voor te
maken. De kleine meid van Toos
zat er andachtig naar te kieken.
En toen zee ik: dat zou je vroe
ger voor je eigen kinders nooit
van ze leven gedaan hebben.
En toen zee ze: och, jie altied
met je gekke praet
En zo hebben we de tweede
Pinksterdag deurgebrocht, een
dag die we is rustig saampies
zouwen doorbrengen. Ik was er
moeier van as van een hele week
werken, maar me vrouwe zee