Bif ons Üinis m%m9mm mmm IJ1* n m v m sin m m 9m bFW DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS Vuur op de aarde Vrijdag 2 Juni 1950 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Redacteur: HL M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. stenen leken, volgens ooggetui gen op ijsbrokken. Na twee maanden onophoudelijke regen in die zomer en 'n zware storm op Zondag 18 Juli, mocht men zich in begin September gedu rende drie weken in zulk een gewenste weergesteldheid ver heugen, dat de oogst, ofschoon in der haast, nog gelukkig kon worden binnengehaald. De hoe veelheid regen, in die zomer ge vallen, bedroeg, volgens de waarnemingen van prof. Ensche dé te Franeker 85 Ned. Duim. In 1851 in Juli en Augustus tei sterden zulke zware onweders Zeeland, dat aan de veldvruch ten een schade werd berokkend, welke geschat werd op 20 dui zend gulden. In Juni 1862 werd Beveland vereerd met 't bezoek van de Koning. De geschied schrijver vermeld hiervan: Niet tegenstaande het regenachtige weer op die dag, waren evenwel de bewoners van dit belangrijke Zeeuwse eiland, in een opgewon den stemming om de Koning te zien, en zo lang men die bij zich had, voelde niemand de regen, welke zich aanhoudend over de hoofden uitstortte, of schroomde men evenmin het modderbad, hetwelk reeds uren lang de voe ten doorweekte, ja, van geest drift en hartelijkheid als opge togen, werd aan leed noch ver driet gedacht"En ook toen reeds scheen men het „Oranje-' zonnetje" te kennen, want de geschiedschrijver gaat verder: „Het wispelturige weer, dat de ganse dag de blijde bevolking van Zuid-Beveland met regen en windvlagen had vervolgd, scheen moede van de strijd, de late middagzon brak door de wolken heen en bescheen het toneel, waarvan dit dorp (Wol- phaartsdijk) nu het schouwto neel werd". De tamme Gans Stel u voor dat ganzen kon den spreken dan zouden zij het zeker zo hebben ingericht, dat zij ook hun godsdienstoefe ning, hun eredienst hadden. Elke Zondag kwamen zij bij een, en een gans preekte. De hoofdinhoud van de preek was: welke hoge bestemming de gans had, tot welk een verheven doel de Schepper en telkens als dat woord genoemd werd negen de ganzen, en bogen de ganzenrikken het hoofd de gans bestemd had; door middel van haar vleugels kon zij naar verre streken, naar zalige stre ken vliegen, waar zij eigenlijk haar thuis had, want hier was zij toch maar een vreemde. Zo elke Zondag. En daarop ging de vergadering uiteen, en ieder waggelde naar huis. En zo weer de volgende Zondag naar de godsdienstoefening, en weer naar huis, daarbij bleef het, zij gedijden, en werden dik en vet, en smakelijk en dan op St. Maarten opgegeten daarbij bleef het. Daarbij bleef het. Want ter wijl des Zondags de preek zo hoog ernstig klonk, wisten de ganzen elkander des Maandags te vertellen hoe het een gans was vergaan, die ernst had wil len maken met het gebruik van haar vleugels, die de Schepper met dat verheven doel waartoe zij bestemd waren, gegeven had: hoe het haar was vergaan, door welke verschrikkingen zij heen moest. Dat alles wisten de gan zen onder elkaar zo goed. Maar natuurlijk zou het misplaatst zijn om daar des Zondags over te spreken; want, zeiden zij, dan zou het immers openbaar wor den, dat onze godsdienstoefening er slechts toe dient om God en ons zelf voor de gek te houden. Er waren ook onder de gan zen enigen die er lijdend uit zagen, mager werden. Van haar zeiden de ganzen: hier ziet men wat er van komt als men er ernst mee wil maken- om te vliegen. Want doordat zij in hun binnenste met de gedachte om gaan van te willen vliegen wor den zij mager, gedijen niet, staan niet in Gods gunst zoals wij, waardoor wij dik en vet en sma kelijk worden, want door Gods gunst wordt men dik, en vet, en smakelijk. En de volgende Zondag gin gen zij weder naar de gods dienstoefening. en de oude gans preekte over het verheven doel waartoe de Schepper (hier negen weder de ganzen en de ganzerikken bogen het hoofd) de gans bestemd had, waartoe de vleugels bestemd waren. Zo ook met de godsverering van de Christenheid. Ook de mens heeft vleugels, hij- heeft faqtasie Én als nu iemand dit leest, zegt hij: het is mooi en daarbij blijft het; dan waggelt hij naar huis, wordt of tracht met alle macht te worden dik, smakelijk vet maar des Zondags preekt de dominee, en hij luistert er naar precies als de ganzen. SÖREN KIERKEGAARD. Voor wedstrijd kampioenschap van Nederland. L. Anderson, Goes. P. Bergsma, Wartena. I. 34—29 19—23. 2. 39—34 14—19 3. 44—39 10—14. 4. 50—44 5—10. 5. 31—26 17—22, 6. 32—28 23x32. 7. 37x17. 11X22. 8. 41—37 7—11. 9.37—31 1—7. 10. 46—41 11—17. II.31—27 22X31. 12. 26X37 7—11. 13. 37—32 17—21. 14. 41—37 11—17. 15. 34—30 20—24. 16. 29x20 14x34. 17. 40x29 10—14. 18. 33—28 4—10. 19. 38—33 19— 23. 20. 28x19 14x34. 21. 39x30 10—14. 22. 44—39 21—27. 23. 32X21 16x27. 24. 45x40 18—23. 25. 40—34 17—22. 26. 42—38 13—18. 27. 37—31 9—13. 28. 33—29 13—19. 29. 38—33 8—13. 30. 30—25 14—20. Met de 2117 zet (22ste zet) zet zwart een aanval in, die, doordat wit veld 49 bezet heeft, weinig kans zal hebben. 31. 25X14 19X10. 32. 49—44 23—28. 33. 29—24 10—14. 34. 34—30 13—19. 35. 24X13 18x9. 36. 4440 2—8. 37. 40—34 8—13. 38. 33—29 12—18. 13—19 was verhinderd door 39—33 30—25. 39. 47—42 14—19. 40. 42—38 9—14. 41. 30—25 6—11. 42. 34—30 19—23. 43. 39—34 11—17. 44. 43—39 3—9. Zwart valt door het centrum aan, wit daarentegen van uit de flank en dreigt met omsingeling. Zwart kon in plaats van 39 (2832) niet spelen vanwege 29—24—20. 45. 38—33 17—21. 46. 31—26 27—32. 47. 26X17 22x11. 48. 33x22 18X27. 49. 29x18 13X22. 50. 48—42 9—13. nf 9 <m>. 9 fg§ HË HS Wb mm Na 46ste zet. De positie van wit is sterker, croordat zwart direct een ver dediging moet maken voor de komende aanval van wit. Zwart kan daardoor zelf niet tot een aanval overgaan en heeft ook meer tempo's nodig. De witte stukken 42, 36 houden de zwarte stukken 22, 27, 32 in be dwang. 51. 30—24 11—17. 52. 34—30 14—19. 53. 25—20 13—18. 54. 24x13 18x9. 55. 42—37. 15X24. 56. 30X19 32x41. 57. 36x47 27—32. 58. 35—30 32—38. 59. 30—25 22—28. 60. 25—20 28—33. 61. 39X28 38—43. Hier werd tot remise besloten. Een aantrekkelijke goed ge speeld partij. Het persoonlijk kampioenschap van Zeeland. Wit: E. A. Schuitema W. Heijdra. Ui; AjjPuwtirrieJti Niets is te laat voordat het vermoeide hart ophoudt te klop pen. Langs de weg van de tegen spoed zal alles in orde komen. Er bestaat een nauw verband tussen iemands spijsvertering en zijn geestelijke productie. De twisten zouden niet zo lang duren als het ongelijk slechts aan één kant was. Wit verzuimde hier te vervol gen met 39—34 (9—13 A) 34—29 (..X..) 40x29 en zwart moet een schijf verliezen. (A 23—29) ..X.. (18X29) 40—34 (..X..) 45X34 (9—13 of?) 34—29 (13—19) 42—37 en zwart staat verloren. In het verder verloop van de partij kwam het tot de volgende stand: Zw. 6. 12. 13. 14. 16. 17. 18. 19. 20. 23. Zw.: 6. 12. 13. 14. 16. 17. 18. Wit: 25. 26. 27. 28. 32. 37. 38. 39 40. 45. Wit vervolgde ook hier niet met de juiste zet 3933 is de juiste voortzetting, (2024) de beste voortzetting. Gaat nu maar eens na! Zwart staat zeer zwak. Ter oplossing. mmm m ■■m Zw.: 7. 8. 9. 13. 17. 18. 22. 29. Wit: 24. 26. 32. 33. 40. 42. 49. Naar aanleiding van een ge publiceerd eindspel-gedeelte, componeerde de heer Corstanje bovenstaand probleem. Wit begint en wint. S. Tobben verteert de geest van activiteit. Vaak slaat gij uw kind slechts hierom, omdat uw vader ver zuimde u om dezelfde reden te tuchtigen. Steel een hoed, gij vervalt tot schande; steel een kroon, men bewondert u. Kinderen hebben geen ergere vijand, dan de zwakheid van een te meegaande vader. door M. v. d. Bosch. „Ja...." Koos keek een beetje beteuterd naar zijn jas, het was wel een raar gezicht. „Voor jou zou het zo erg niet zijn", hoorde Koos weer dat onvriendelijke in zijn stem, maar je zusje kan dat eind niet lopen." Dat gaat de goede kant uit dacht Koos, en zijn blik werd weer wat hoopvoller. Han, nog steeds op de tree plank, had het ook al gehoord. „Fijn jongens, we mogen mee rijden", fluisterde ze. Wij, dat zijn Koos en Han, dacht Dik, en hij zag het er nog van komen, dat hij met Boudewijn naar huis zou moe ten lopen. Hij stapte naar de dokter toe, die bijna klaar was. „Mogen wij ook mee?" vroeg hij meteen. „Ja hoor, allemaal, stap maar vlug in!" Wat een glundere gezichten! Zelfs Boudewijn, die al zo vaak in een auto gereden had, vond het f(jn, dit onverwachte ritje. Een minuut later reden ze al. En ze waren nog maar een klein eindje de Bosweg in, toen de regen weer tegen de ramen gutste. „De kippen!" riep Dik naar de andere drie, die achterin zaten, toen ze langs de boer derij kwamen. De claxon deed ze uit elkaar stuiven, en op het laatse ogen blik hadden ze allemaal nog een goed heenkomen gevonden. Thuis zat moeder al een hele tijd in onrust. De kinderen waren al zo lang weg, en dan met die regen. Als ze nu maar ergens konden schuilen, maar het zou wel toevallig zijn, als ze in de buurt van een huis waren. Gelukkig was het weer droog geworden. Maar toen het na een poosje opnieuw begon en ze er nog niet waren, werd moeder toch wel erg ongerust. Het kon ook wel zijn, dat ze op het Huis schuilden Iki's uitroep: „Daar komt een auto aan!" deed haar naar het raam vliegen. Een auto? Dat gebeurde haast nooit, zou er dan toch „O kijk, daar is Dik, en de dokter, ze zijn er allemaal", juichte ze. Een ogenblik was moeder ademloos van schrik. Maar toen ze zé allejnaal gezond en wel voor zich zag, was ze al weer gerustgesteld. Toen schrok ze, toen Koos in de lange regenjas uitstapte, en ze Han met haar schoenen half aan naar huis zag strompelen. „Mdar kind, wat is er ge beurd?" „We.... eh...." Han kon niets zeggen. Ze schopte haar schoenen uit en holde naar de kamer, waar ze snikkend op een stoel neer viel. De anderen kwamen er nu ook aan. Dik met het natte pakje goed van Koos in zijn hand. Ze waren in zee, mevrouw, en zijn wel een beetje nat gewor den „In zee?" viel moeder de dok ter in de rede. Ja, op de pier, daar heb ik ze opgevist. U doet het beste, Han maar zo gauw mogelijk in bed te stoppen, ze had het zo koud. De anderen kunnen er wel tegen." Moe keek helemaal niet vro lijk, toen ze alles hoorde. O, wat waren ze in groot gevaar geweest, ze hadden allemaal wel kunnen verdrinken. En dat ze zo ongehoorzaam waren ge weest, deed haar nog het mees te verdriet. Boudewijn zat er verlegen bij. Hij voelde zich de schuldigste, want als hij er niet over door gepraat had, waren ze er vast niet opgegaan. Vader was ook boos, toen hij alles hoorde. Als het zó ging, konden de kinderen er niet meer alleen op uit. Ze mochten nu tochten maken en genieten zo veel ze wilden, maar dan moes ten vader en moeder ze ook kunnen vertrouwen, 'en er op rekenen, dat er geen dingen ge beurden, die niet mochten. Nu hadden ze zelf gezien, hoe ge vaarlijk het was op de pier te gaan. 's Avonds bij het eten dankte vader God, dat hij de kinderen allen zo veilig had bewaard, en vroeg hij vergeving voor al het verkeerde dat er ook die dag weer was geweest. Han lag al een hele poos in bed, toen moeder nog even kwam kij ken. Ze kon niet slapen. Als ze haar ogen dicht deed, was het weer net, of ze midden tussen de woe lende golven stond. Telkens als ze Insufte, schrok ze wakker met een schok, 't Was net, of ze dan haar evenwicht verloor, en van de pier af zou vallen. Ze vertelde alles aan moeder, die nog even rustig bij haar kwam zitten. Ze was bang, want telkens moest ze er aan denken, dat ze wel hadden kunnen verdrinken, juist toen ze zo ongehoorzaam waren. „Dat wilde de Here niet, Han! H(j heeft jullie ln het gevaar be waard, al waren jullie ondeugend. Heb je Hem zelf ook al om ver geving gevraagd?" „Ja moes, en bent U ook niet boos meer? We zullen het heus nooit meer doen. We zullen er altijd aan denken, als we iets willen dat niet mag". „Dan is het goed, kindje. Maar nu moet je proberen rustig te gaan slapen". Midden ln de nacht werd Koos met een schreeuw wakker. Hij droomde dat ze weer op de pier liepen. Het water kwam ho ger en hoger. Tot aan hun schouders stonden ze er al ln, en hóé ze ook hun best deden, ze konden niet voor uit komen. Telkens kwam er weer een golf, die hen achteruit duw de. Toen ineens zagen ze de dok ter. Met een verband om zijn hoofd, stond hij boven op de auto en gooide een touw over het wa ter naar hem toe, met een grote lus er aan. Han greep zich er aan vast, en zo drijvend op de golven, werd ze aan land getrokken. Weer kwam het touw, en nu wilde Koos het grijpen, maar de dokter keek zo kwaad. „Nee!" riep hij heel hard. „Laat eerst de anderen gaan!" Heel alleen stond hij op het laatst midden in de zee. De an deren waren ook allemaal boven op de auto geklommen, en ston den daar vreselijk te lachen, en dé dokter lachte het hardst. Toch waren zijn ogen boos, toen hij riep: „Jij niet, jij niet!" Toen kwam er een heel grote golf. Koos probeerde omhoog te springen, maar de golf sloeg hem neer. „Helppp „Zeg, wat mankeert jou?" Dik, die naast hem lag, was wakker geworden door het lawaai en de klap, die hij kreeg van Koos' wild zwaaiende armen. „Help!" schreeuwde Koos nog een keer. Toen pas merkte hij, dat hij veilig in zijn bed lag. (Wordt vervolgd.) 0w$ behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en tSCHOUWSCH DAGBLAD van Vrijdag 2 Juni, No. 1573 Exploi tante Oester ba» Ie Cointre N,V„ Goes eeumcH useexe/fD VOOR DE ZONDAG Het verschil tussen de negen tiende en de twintigste eeuw is wel zeer opmerkelijk. De negen tiende kenmerkte zich door een rationalistische geest, een over heersen van de menselijke rede, het koel verstand en daarmee een gepaard gaande verwerping van alles wat niet met het ver stand te begrijpen is en met de rede na te vorsen en te ontle den. Daarom typeerde deze eeuw ook een afkeer van de gods dienst. Het anticlericalisme vier de hoogtij. Godsdienst werd hoogstens geduld in de binnen kamer, maar het publieke leven mocht met bijbelteksten met verknoeid worden naar het woord van een bekend liberaal staatsman uit die dagen. Er lag dan ook een felle antithese tus sen geloof en ongeloof, kerk en wereld. Maar in onze eeuw wijzigde zich dat. Reeds bij de aanvang was dit te zien. En een bekend theologisch professor constateer de reeds bij de eeuwwisseling, dat ,de ziel weer overwon", waarmee hij bedoelde, dat naast de menselijke rede ook de men selijke ziel weer haar eisen ging stellen. En toen na een ver schrikkelijke wereldoorlog in de twintiger jaren de wereld ont dekte, dat men met al het men selijke vernuft, de rede, het blote verstand, toch het paradijs op aarde niet scheppen kon, kwam er een hunkering naar idiëele waarden, naar geestelijk bezit, een golf van religieusiteit overstroomde de westerse we reld, en het religieus humanisme begon opgeld te doen. Deze nieuwe geest openbaarde zich in diverse vormen en gestalten. Zij manifesteerde zich in de Ox- ford-beweging, met voor Neder land het adagium: „Nieuwe Ne derland loopt van stapel", zij openbaarde zich in Duitsland in de mythe. Ook daar werd de rede aan kant geze-, men gelooi de weer in de macht, zo niet de almacht van de mythische din gen, welke tenslotte ten grond slag werd gelegd aan de natio- naal-socialistische wijsbegeerte. Ook in Amerika overstroomde de religieuse humaniteit het ge hele menselijke leven. En toen in 1939 de nieuwe wereldoorlog uitbrak, kwam deze humanis tische stroming slechts te feller en intensiever naar boven. En vandaag zitten we daar nog midden in. Heel de Westerse wereld wordt ovèrgolfd door de begeerte het nieuwe paradijs op te bouwen. Men gelooft in de mensen van goede wille, naar het woord van de tachtig jarige dichteres Ro land Holst, zijn de wereldkram pen immers slechts de barens- weëen, die de nieuwe mensheid eenmaal zullen voortbrengen. En zo gelooft de wereld van daag in de nieuwe wereldeen heid. Gij kunt daarvan horen in radio en pers, in „Paasbood- schappen" en congres-resoluties. De oorzaak van de wereld-ellen de wordt gezocht in de wereld verdeeldheid. Heft de grenzen, op politieke, economische, maar óók staatkundige én kerkelijke grenzen op, maakt er één grote natie van, één groot huisgezin en we zijn waar we wezen moeten. Dat is de leus van'vandaag, die ge overal horen kunt, die het denken en werken der grote staatkundige en geestelijke lei ders in de Westerse wereld be heerst en waarheen alle volken van het Westelijk wereld-half rond opgestuwd worden. En de ondergrond is het religieus-hu- manisme, het geloof in de goede geest, waarvan de mensheid, on danks alles toch bezield bleef. En zo contrasteert deze eeuw wel heel fel met de voorgaande, en oppervlakkig lijkt zij er beter aan toe te zijn, meer vastbaar voor het Evangelie van Christus, dichter bij het Christelijk geloof te staan. Maar het is de schijn die hier bedriegt. Onze eeuw is véél gevaarlijker voor het Christendom dan de voorgaande. Juist omdat zij zich gecamoufleerd heeft en omdat zij gebruik maakt van de termen van het christelijke geloof en van de BijbeL Want ook dat ge loof spreekt van de liefde en eensgezindheid, en de Bijbel wijst naar de weg die uitnemen- der is dan alle dingen: de Liefde. En daarvan spreekt immers ook het Kruis van Christus? Doch niet ieder ziet, dat men slechts eenzijdig de Schriften ci teert en er uithaalt wat de mens aanstaat, terwijl men het andere negeert. Maar een halve Bijbel is geen Bijbel meer, en over wie uit het Boek wegschrapt wat hem niet aanstaat, ligt het oor deel der Schrift zelve, het drei gende: wee U! En nu we weer Pinksteren ge vierd hebben, zijn we opnieuw bepaald bü de hele Schrift. En we hebben gezien, dat juist bij de grote heilsfeiten, behalve een alles beheersende Liefde, óók andere dingen in het spel komen. Ook op het Pinksterfeest is er niet alleen de uitstorting van de Geest der Liefde en der eensge zindheid en der samenbinding, maar evenzeer en te gelijk ook de uitstorting van de Geest, die scheidt, die verdeelt, die ont bindt, die tweedracht brengt en onverdraagzaamheid. Want wat daar gebeurt is op Pinksterdag, is in wezen niet anders dan ver vulling van de profetie van de Heiland uit Lucas 12: Ik ben ge komen om vuur op de aarde te werpen; en wat wil Ik, indien het airede ontstoken is? Of zoals de grondtekst, volgens nieuwe vertalingen, eigenlijk zegt: hoe zéér begeer Ik, dat het branden gaat! Welnu op Pinksterdag gaat dat vuur branden. Let er maar eens op wat er na Pinksterdag al heel gauw gebeurt. Petrus en Johannes worden voor de Hoge Raad gebracht, en deze werpt hen uit. Straks bersten de har ten der officiële ambtsdragers van ny'd, als Stefanus voortgaat het ontstoken vuur te laten Hid ydt&id? Maar kende de nieuwe Fa rao dan de geschiedenis nan zijn veroverd land niet? Natuurlijk heeft deze nieuwe wereldheerser de an nalen van de verdreven dy nastie ijverig bestudeerd, mis schien gedeeltelijk vernietigd. Maar hij WILDE Jozef niet kennen, ERkennen als redder van het volk. Zoals hij ook niet zien WILDE de bovenmense lijke kracht die blééf werken in dat herdersvolk, wassend, aüe druk ten spijt. Wéét de tegenwoordige we- Een nieuwe koning over Egypte, die Jozef niet ge kend had. Exodus 1 8. reid niets van Christus, de Redder der wereld? Wéét de moderne vrouw niets van Hem, die de vrouw eerst recht heeft bevrijd? Wéét de arbeider niets meer van Hem, die, machtiger dan alle vak bonden saam, de arbeid heeft geadeld, de banden der hori gen geslaakt en de Joodse rustdag als ZIJN dag aan alle volken geschonken? Natuurlijk weten ze dat. Hitler, Mussolini, Stalin zijn in Jezus' naam gedoopt'. Doch de nieuwe .heersers, ook velen binnen de Verenigde Naties, ook velen in óns land, WIL LEN Christus niet kennen, ten spijt van de tien moderne plagen, die in het sneuvelen der millioenen de dood der Egyptische eerstgeborenen zó ver en zó duidelijk waarschu wend overtrof. En het allerergst: hoe me nigeen zelfs binnen Christus' kerk kent, KENT Jezus als Redder niet'. Axel. D. J. Couvée. verder branden, zij knersen hun tanden, staat er letterlijk en ze vermoorden de getrouwe ge tuige. En in de jonge christen gemeente gaat het vuur ook branden: Ananias en Saffira vallen er dood bij neer. En lees verder nu maar wat er in de Handelingen der Apostelen alle maal gebeurt. Dit boek kan ook de mishandelingen der Apostelen genoemd worden. Liefde, ja, maar haat even zeer. Vuur op aarde en het gaat branden naar Christus' begeerte. Lees het eens verder in Lucas 12, zelfs in het gezins leven gaat het branden; vader tegen de zoon, mofeder tegen dochter enz. Het gaat branden heel de wereld door, het ver deelt, het verteert, en dat vuur wordt de grondwet van het Koninkrijk der hemelen. En het brandt tot op vandaag, lou terend en reinigend, ieder die gelooft, verterend en vernieti gend ieder die niet gelooft. En het is alles vervulling van het woord van de Heiland zel ve: Ik werp vuur op de aarde en hoe wens Ik dat het zal gaan branden. Welnu, hierbij past zich niet aan een religieuse humaniteit, die gelooft in het goede van de mens en in de menselijke een heid, die komen zal in deze wereld. Want de mens is niet goed, er is niemand goed, dan God. Alle mensen zijn leuge naars, zelfzuchtigen, liefdelo zen, egoisten, zegt de Bijbel en dus is het zo. De wereld-een heid is een fata-morgana, een zinsbegoocheling, want er brandt een vuur, dat blijft ver delen en verteren tot aan de jongste Dag. Dat is het Evangelie van Pinksteren en wee de mens, die aan dit Evangelie zal ge ërgerd worden. Min' vrouwe en ik hadden met de Pinkstere gerekend op een rustige tweede Pinksterdag. De kinders waren van plan om uit te gaan. Een paar gongen er naar Zeeuwsch-Vlaanderen, en een paar andere naar Walchere en de jongsten mochte mee. Nou, zee ik teuge me vrouwe: dan schieten we saampies over en dan nemen we er is een rustig daggie van. En me vrouwe had er niks geen bezwaar teuge, want as je wat ouwer wordt ken je dat wel is gebruke. Ik had nog al wat krantjes opgespaard om te leze en er lei al een paar weken een boek over de geschie denis van Beveland, dat ik is leze wou; zo, ik docht: dat ken- ne we er is netjes van neme. Maar het is een beetje anders uitgepakt. Zaterdagmiddag kwam me ge trouwde dochter haar drie kin ders brengen. Ze was van plan met der man naar Den Haag te gaan, waar hij fermilie heit weu- nen en daar wilden ze de Pinksterdagen naar toe en toen konden opa en opoe netjes op de kinders passen, ze dochten, dat vinden die ouwtjes wel goed, die bermen nogal gesteld op der kleinkinders, Dus dat ging door. Maar op tweede Pinksterdag 's morgens al vroeg, stopte er een auto voor de deure en daar stapte me andere dochter uit, die twee kinders heit en die vroeg of we niet op de twee kleintjes kenden passen, want ze konden met een kennis- mee rijden naar Breda, ze zouen de kinders 's avonds weer werom halen. En zo zatten we tweede Pinksterdag met vijf van dat kleine grut thuis, allegaar bekant even groot, 't Leken krek een bewaarschooltje. En dan heb ie je voorgesteld dat je een rustig dagie zou hebben met je vrouwe. Je ken je wel voorstellen asdat er van lezen niet veul gekom- men is. Ik heb 'tnog een ogen blik geprobeerd, maar, ken je begrijpen! Ik had net me bril op me neus of de vrouwe zeit: let is effies op die kinders, want ik mot in de keuken wezen, denk er om dat Jopie niet van de stoel valt en laat kleine Mien niet op die stove klimmen, 't kind breekt z'n halsie nog, en late ze van me komme en schut- tels afbluven, want ik wil de boel niet gebroken hebben en laat Henkie is effies op het potje, want het kind loopt zo raar te doenEn zo ging het maar deur. Ik heb 't in geen weken zo druk gehad. En onder het middagmaal, waar ik me zo veul van voorgesteld had met me vrouw samen, gong het al krek eender. We hebben geen kinderstoel meer, want die heit moeder de vrouw an me ge trouwde dochter gegeven, toen er bij ons geen kinders meer kwammen. En zo doende most ik een jochie op een voetkussen op een stoele zetten, vlak neffe me, om te zurge, dat ie niet vallen zou en de ander most ik op me knie zette en met iedere hap eten helpen. De andere drie nam me vrouwe voor der reke ning. As je me vragen zou wat ik gegeten heb, zou ik het je niet kenne zeggen, al kon ik er duzend guldes mee verdienen. Ik had al me gedachten nodig bij de kinders, waarvan de een op het wiebelende voetkussen heen en weer zat te varen en de ander met z'n handje plat in het bord met eten sloeg en het toen over me 'gezicht smeerde. En het gekke van het geval is, dat ik het vroeger van me eigen kinders niet geduld zou hebben, en nou er niet eens kwaad om worden kon. En me middag dutje is er ook helegaar bij in geschoten. Toen me vrouw met de vaat bezig was in de keuken most ik ze alle vijf promberen zoet te houwen. Nou, ik zou niet graag gewild hebben dat je me toen gezien had. Er was bekant geen huus mee te houwen. Wat een wildemannen bennen me dat, die kinders van teugeswoor- dig. Tenslotte ben ik van erre- moei met me handen over de vloere gaan krupen en heb bok- kie gespeuld, met drie op me ouwe rugge en de rest achter me an en ik blerde uit alle macht: bèbèHet was de enigste menier die ik ver zinnen kon om ze een beetje zoet te houwen, maar toen me vrouwe opeens de keuken uit kwam en achter me stond met de handen in de zij en hoofd schuddend, schaamde ik me toch wel wat en prombeerde overend te kommen, maar dat vonden die kleine peuters weer niet goed en schreeuwden als Indianen, en toen ben ik ten einde raad maar weer voor bok- kie gaan speulen, op me handen en knieën deur de kamer. As je eenmaal met zukke dingen begint, weten die kinders ook niet meer van ophouwen. Ik weet wel, asdat toen we een poosie later een bakkie thee zouwen drinken, ik me komme tje niet meer goed kon vasthou wen, zo beefde me hand van al die inspanning en me knieën bennen er nou nog stram en stijf van. Je ken beter een hele dag in de hof met de schrepel tussen de bietjes krupen as je eige met die kinders bezig hou wen, al is 't maar voor een ure. Nou, en me vrouw wier er nog kwaad om, op leste, omdat iK me zo kinderachtig gedrogen had. Vroeger hei je het me eige kinders nooit gedaan, zo zat ze te mopperen en dat kon uut kommen ook, ik zou er kostelijk voor bedankt hebben, dat ken ik julder wel vertellen. Maar toen ik met de twee oudste even naar buiten was gegaan naar de bees ten kieken, en ik werom kwam, was me vrouw verdwenen naar zolder en een stuitje later zat ze rriet heur naaimandje wat te prutsen. Ik zegge teugen deur: Wat ga je noe doeë op tweede Pinksterdag, minsch? En toen kreeg ze een kleur en wou er wat om heen draaie, maar toen ik goed keek zag ik, asdat ze een oud stuk pop van de rommel zolder had gehaald en netjes bezig was er een jurkie voor te maken. De kleine meid van Toos zat er andachtig naar te kieken. En toen zee ik: dat zou je vroe ger voor je eigen kinders nooit van ze leven gedaan hebben. En toen zee ze: och, jie altied met je gekke praet En zo hebben we de tweede Pinksterdag deurgebrocht, een dag die we is rustig saampies zouwen doorbrengen. Ik was er moeier van as van een hele week werken, maar me vrouwe zee

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 6