"ZEEUWSE BODEM het straatje teugen me, toen we naar bedde gongen: 'k vond het toch wel een aorige dag zoa, met dat kleine grut.... Nou, ik was blij, asdat ik in bedde lag en zee maar: jaet, ze brenge aorig wat ver tier in huus en daar hebbe we wel wat behoefte anEn toen zee ze opnieuw: och, jie altied, jie vond het best leuk om voor bokkie te speule, ik wist niet dat •je op je ouwe dag nog zo gek- kig wezen kon En toen heb ik er het zwijgen maar an toe gedaan. Je FLIP BRAMSE. Voor hem geen bazuinen door Nelia Gardner White; uitgave van P. N. van Kampen Zoon N.V. te Amsterdam, vertaald uit 't Engels. Oorspronkelijke ti tel: „No trumpet before him". Bekroond met de jaarlijkse 8000-dollar-West- minsterpress-prijs. Een voor Amerika zeer type rend verhaal uit het kerkelijke leven aldaar. Deze roman speelt in de kringen van de Methodisten, waar de predikanten niet beroe pen worden door de plaatselijke kerkeraad, maar aangesteld door de Bisschop. De Methodisten-ker ken leven er onder hiërarchiek bewind. De Bisschop haalt naar zijn grote gemeente in de stad een domlné van het platteland, 'n man, die, wat de wereld noemt het „aan tact ontbreekt", die wil leven en arbeiden naar de Inhoud van zijn predikatie en geen com promis wil sluiten met de ge dienstigheden van de praktijk. In de grote stad gaan de zaken niet naar wens van de Bisschop. De elite regeert er het kerkelijke le ven, de kerk ls ontaardt ln een soclety-gemeenschap, waarin de dominé de rol van opperceremo- nlemeester wordt toebedeeld en die naar de pijpen van enkele elite-figuren heeft te dansen. Het ls een verwaterd, oppervlakkig christendom, met een vernisje humanisme, dat een onderlaag van verrotte plekken bedekken moet. Dat weet de Bisschop en hij waagt het er op de onhan dige plattelandsdominé naar Ceze gemeente over te brengen. En, met wat dan natuurlijk volgt en leder raden kan, ls de titel van het boek verklaard: voor deze predikant worden er geen bazui nen geblazen. Hij ls Immers niet de man van de minste weerstand, hij past zich niet aan, maar gaat dwars tegen de stroom in. Het „beschaafde" publiek ergert zich, er komt verzet tegen zijn predl- dlklng en zijn optreden ln de ge meente. En dan gaat het er zéér diep door, zo diep, dat hij gaat twijfelen aan eigen roeping en zaaksgerechtigheid. Maar het einde ls, dat hij toch de geest weet om te zetten en er een ver andering ten goede komt. Een boek, dat we van harte kunnen aanbevelen, zij het niet zonder restrictie. Een belangwek kend boek in de eerste plaats, omdat het een helder inzicht geeft in de verhoudingen van het Amerikaanse kerkelijke leven. Vooral in deze tijd, nu Amerika meer en meer ln de belangstelling van de Europeaan getrokken wordt, ls het goed vla dergelijke lectuur zich te oriënteren ln de ontwikkeling van het Amerikaans0 kerkelijke leven. Wat dit betreft ls het een be trouwbaar boek. De auteur, zelf een Amerikaanse, geeft dit leven, zoals het inderdaad is. Zij tekent' het als een humanistische society gemeenschap, zonder meer. Chris tus is het goede voorbeeld en we moeten, als Hij, onze naasten lief hebben. De rest komt dan wel in orde. Overigens is de Kerk 'n cul tuurgemeenschap, waarbij ieder beschaafd mens zich behoort aan te sluiten. De predikant moet de ze cultuurgemeenschap leiding geven, zich wachten voor extreme dingen, geen opspraak verwekken en begrip tonen voor de reële za ken, waarmee hij te doen krijgt. Dat is de kerk in Amerika. Het beeld, dat dit boek geeft, ls hierin zeer getrouw, daarom zo ge trouw, omdat de schrijfster zelf kritiekloos dit kerkelijke leven als heel normaal aanvaardt. Want het conflict, dat ontstaat tussen kerk en predikant, ls niet het ge volg van het feit, dat hij de Kerk ziet en aanvaardt zoals deze naar het bevel van de Heiland zich openbaren moet, met als funda ment de leer der Apostelen en 't Woord van God als norm. Vol strekt niet. Ook de onhandige domlné aanvaardt kritiekloos de verwording van de christelijke Kerk, zoals deze algemeen in Amerika zich voordoet, maar zijn critlek richt zich tegen het zelfs niet meer humanistisch be leven vein wat men als humanis tisch beginsel nog met de mond belijdt. De dominé ls humanist ln merg en been en wil zijn huma nisme weer opleggen aan de ker kelijke praktijk. Hij is verbeten op een rijke dame, lid van zijn ge meente, omdat zfl als kerkeraads- lld en leidinggevende figuur, een straat met panden in haar eigen dom, ln een vervallen buurt, waar negers wonen, niet wenst te res taureren, maar de negers in krot ten wonen Iaat. Wanneer de do mlné zich daartegen verzet, breekt het conflict uit. Maar de inzet van dit conflict is niet, dat de domlné weer het Woord op de kansel brengt en ln Lutherse geest zijn: hier sta lk, lk kaïn niet anders', uitspreekt. Volstrekt niet. Van reformatie ontdekt men geen spoor, ook niet bij de kritische dominé. De diepste wortels van het verval laat hij onaangetast. De soclety-gemeenschap vervult haar society-roeping niet meer. En daartegen rijst zijn verzet. Men moet dit boek met deze kritische instelling lezen en dan is het een waardevol werk, ter oriëntering in het Amerikaanse kerkelijke leven. Want zoals het in de methodistische kringen er naar toegaat, gaat het ook in de presbiteriaanse kringen en bij de overige talrijke demoniaties, er naar toe. Voorts is het een literair ver antwoord boek. De vertaling is goed. De karakters zijn uitste kend getekend, de conceptie is zuiver en de spanning blijft al de 337 pagina's de aandacht vasthouden. De uitgever zorgde voor een fraaie uitvoering op goed papier. Een mens z'n gedachten maken soms onverwachts sprongen. Een vader, die enthousiast ver telde over zijn dochtertje, dat met zo'n pleizier de huishoud school bezoekt, doet me opeens denken: maar hier in Goes heb ben we toch ook zo'n school. Wat zou ik daar graag iets meer over horen en van willen zien, om dat in ons hoekje door te geven. Denken en doen zijn soms haast één. Een telefoontje en ik kreeg de bereidwillige verzekering van Mw. Weststeijn, directrice van de Vakschool voor Meisjes, dat ik van harte welkom was. De statige oude gevel aan het eind van de Wijngaardstraat, doet wel de ruimte van een oud patriciërshuis vermoeden, maar niet dat daar achter verscholen, in een genoegelijke wirwar van gangen en trappen, een groot aantal lokalen gelegenheid tot lesgeven biedt aan de onder scheiden cursussen, die hier ge geven worden. In de ruime, rustige kamer van de directrice hadden we eerst een prettig onderhoud, wat me van de ene verbazing naar de andere voerde. Een vakschool voor meisjes, daar leer je het huishouden, dat was zo ongeveer de enige ken nis, die ik over zo'n school had, toen ik de brede voordeur bin nenging, maar toen ik er een paar uur later uitging, was ik heel wat wijzer geworden. Het is werkelijk verbazingwekkend, dat H1' voor verschillende meis jes-groepen, van ook weer ver schillende leeftijden, zoveel mo gelijkheden zijn. De directrice zeide, dat het steeds haar streven was: Een school, door vele contacten, mid den in het leven van Goes en omgeving. Door de vele en velerlei cur sussen is daar gelegenheid te over voor, maar men moet er ook de vrouw als Mw. Weststeijn voor zijn om de kansen te grij pen en te benutten. Het meest bekend zal de school wel zijn door de z.g. primaire opleiding. Meisjes, die de leeftijd van twaalf jaar hebben bereikt en die zes klassen van de lagere school hebben doorlopen, kunnen deze opleiding volgen. Het is een tweejarige opleiding, waar men toch nog een achttal uren aan de gewone vakken van het lager onderwijs wijdt. Verder krijgen de meisjes acht uren huishoud- onderwijs, acht uur les in de naaldvakken en dan nog vier uur theorieles. Dadelijk zal ik wel vertellen, welk een koste lijke resultaten ik van het prac- tisch werk gezien heb. In het tweede leerjaar van deze cursus leren ze costuumnaaien en krij gen ook les in kinderverzorging. Hebben de meisjes deze twee (/fts Uact vezUaat. Het raam en Het raam is het geweten van het straatje. Het ziet er lood recht in. En het is in een sim pel huis in een bredere dwars straat. Dat huisje lijkt daar wel verdwaald tussen de grotere panden en luxe winkels, het huisje hoort naar zijn aard ook eigenlijk bij het kleinere dwars straatje, waar het loodrecht in kijkt. Al wat in de hoofdstraat pas seert, flitst luchtigjes in het raam voorbij, maar wat in het straatje gebeurt, wordt er intens in weerspiegeld. Het gordijn is overdag altijd •weggeschoven, het tweede raam er naast is steeds door hagel witte gordijntjes als toege- muurd. Daardoor lijkt het af werend en hautain. Het kijkt ook niet loodrecht het dwars straatje in. Die dwaze hoogmoed wordt gestraft. Niemand kijkt er ooit naar. Het is ook belachelijk, een hautain gezicht in een simpel huisje. Het andere raam krijgt altijd alle aandacht. Wie gaat er ooit de dwarsstraat uit, naar de hoofdstraat toe, zonder even te kijken en een hand ten groet op te steken? Ja, alleen als het geweten wat spreekt. Als Keesie Buis z'n buurtje Heintje Blok weer eens flink afgerost heeft om een knikker, of omdat Heintje z'n eigen weer zo stiekum oprichtte onder het bokspringen, zodat Keesie z'n pet niet precies op het afgesproken plekje kon te recht komen, ja dan gaat Keesie heel kleintjes en liefst helemaal onopgemerkt langs het raam voorbij. Heintje doet evenzo, die gestolen knikker, die gauwig- heid onder het bokspringen, maken het ook hem onmogelijk, om met een schelle stem en lan ge uithaal „heuiiiii" te roepen, en dan luid klompenklotsend weer verder te hobbelen over de bonkige keien. De jeugd is talrijk in het straatje. De kansen op een goed en slecht geweten zijn wisse lend. Wat gister bedreven werd, is vandaag geen reden meer om uit de buurt van het raam te blijven. Schuld verjaart hier met een dag. Achter het raam ligt Dien Voordens. Al zo lang. Twee jaar altijd maar liggen is een lange tijd. Vooral voor wie jong is. Twee jaar wil dan zeggen: meer dan zevenhonderd dagen. Zoveel dagen, vol hun kerend verlangen om weer weg te komen van dit enge plekje, waar het leven ingekerkerd wordt. Het lijkt geen zieke, die daar ligt. Dien is ook niet ziek. Wel neen. Ze moet daar enkel maar liggen, met een wonderlijke stellage aan het voeteneind van haar bed, voor haar ene been. Dat wilde de laatste tijd, voor ze moest liggen, maar niet voort, 't Ging zo'n pijn doen, elke dag meer.' Dokter zei: „Rusten en met een rekverband aan, anders gaat het niet goed". Dokter had toen gesproken van drie maan den. Dat leek onoverkomelijk. Maar ziek was Dien niet, dat kon men wel zien. Alleen maar dat been. Zo is Dien op haar plaatsje achter het raam gekomen. Men schoof de gordijnen weg. Dat gaf gezelligheid. De straat ge wende al spoedig aan het be volkte raam. Men leeft gemoedte- lijk in een dorp. Men roept een groet, men vraagt hoe het gaat. Dien leerde al spoedig de grote huishouding van het straatje kennen. Al maar beter, want de drie maanden groeiden tot twee jaren.Dat been wilde maar niet beteren. Zelf was ze niet ziek, dat kon je wel zien. Een hoogrode kleur, mis schien iets té rood. Grote glan zende ogen, wellicht iets tè stralendJe ziet er anders maar patent uit," plegen de vrouwtjes uit het straatje te zeg gen, als ze op hun weg naar de grote winkelstraat even verpozen bij het raam. Dien beaamt het altijd maar, al leen, wie scherp opmerkt, voelt, dat de overtuiging \%n eerst niet meer gehoord wordt in Dien's antwoord. Maar de vrouwtjes uit het straatje missen de scherpe opmer kingsgave voor een ander. Ze hebben zelf altijd zoveel te vertellen over hun Japie's en Kee- sie's, en de tijd tot vertellen is altijd maar zo kort. Ze moeten weer verder. Dien luistert maar. Dat is genoeg, meer wordt er ook niet verlangd. Wat zou zij moeten zeggen tegen die oudere vrouwen met hun levens, boordevol moei ten en zorgen? Ze luistert dus enkel maar. Bij het weggaan een vriendelijke groet en een van harte gemeend: „Nou het beste dan maar met Japie," of wie het weer eens te gortig maakte, of met de klein tjes, als die weer eens een of an dere kinderziekte of een vreemd soortig variant daarop moesten doormaken. De vrouwtjes gaan dan verder, met hun ongelijke slepende gang van moede mensen. Ze hebben het gevoel of er toch met hen nu wat goeds gebeurd is. Dien blijft weer even alleen met haar eigen gevan gen leven. Ze praat daar niet meer over. Ze zou ook niet eens weten met wie. Op haar luisterplaatsje ach ter het raam, heeft ze wel ge leerd, dat ieder daarvoor te vol is met het eigen leven. Niemand let daarop, dat ze niet meer over zichzelf spreekt. Alleen Moeder heeft de overgang tot zwijgen gevoeld, maar zij zegt er ook niets over God alleen weet, dat in de avond en nacht er gevouwen han den zijn en een mond, die gewillig tot Hem spreekt. Eendere dagen rijen zich tot lange reeksen. De enige trieste verandering geeft de winter. Dan maakt het dichte raam een praat je onmogelijk. Ten groet geheven hemden, een huiverend gebaar van koude, moeten nu het praatje ver goeden. Dan duren de dagen lang. De winter is niet goed voor zieke mensen. Dien is wel niet ziek, maar dat lange liggen terwille van haar been doet haar toch geen goed. Het gebeurt nu vaak, dat in de korte wintermiddag het gordijn wordt voorgeschoven. Dien moet dan wat rusten. Ze ziet er anders volgens de vrouwtjes maar best uit. De kleur is zo mogelijk iets hoger, de ogen nog glanzender. Als eerst de zo mer maar komt Dien weet beter. Moeder ook. De dokter komt wat vaker dan vroeger. De gordijnen worden steeds meer gesloten. De winter krijgt al maar de schuld van de vrouwtjes, die nu toch maar eens komen binnen wippen. Ze moeten toch eens we ten hoe 't er mee gaat, want ,,'t is kassuweel zo as we d'r mis sen an het raam." De talrijke Jantjes en Keesie's uit het straatje roepen nog hun galmend „Heuiiii" door de ijle winterlucht, want tegen half vier is het gordijn altijd open. Zij hebben geen erg in de win ter, er is zoveel te beleven. Alleen maar is 's zomers het raam open, dat geeft het voordeel van een menigte pepermuntjes, als 't ge- drags-register blank is. Die peper muntjes smaken uitstekend, ook al ben je een niet te regeren ben gel van een jaar of tien. De gordijnen worden nóg vaker toegeschoven en telkens langer duurt de tijd, eer ze weer worden teruggeduwd tot het bescheiden streepje langs de raamposten. De dag komt, dat het gordijn helemaal niet meer wordt wegge schoven en eer er weer 'n grauwe wintermorgen poogt te lichten over het straatje zijn de twee ra men van het huisje als geblind doekt met witte lakens. Het lijken nu wel ogen, waarin het licht is geblust. Het huisje lijkt nu zo armzalig en het straatje is ont redderd. Schuchter komen in de middag al de vrouwtjes uit het straatje, de één na de ander. Ze zeggen al lemaal hetzelfde niets-zeggende condoleantie-zinnetje, zoals zij het nu gepast vinden. Maar als zij weggaan durft even het gevoel zich uiten. Ze zeggen het zo sim pel: „Mens, we zelle d'r zo misse achter 't raam." Moeder knikt slechts. Het lijkt wel, dat er geen woorden zich in haar kunnen losmaken. Het blijft drie dagen stil in het straatje. Alle huizen verbergen hun innerlijk achter geblinddoek te ramen. Dan wordt het straatje weer gewoon. Het huis heeft nu twee ramen, waarvoor gordijnen alle in kijk afweren. Het straatje mist eerst iets. Velen willen eerst nog uit gewoonte de hand ten groet opheffen. Het raam met zijn gor dijnen waarschuwt dan, verlegen geeft men zich een houding door wat achtelozer weg te slenteren. Doch het went vluver dan men denken zou. rijdag 2 Juni 1950 T ZEEUWSCh WEEKtmj Pagina 3 jaren volbracht, dan krijgen ze een getuigschrift vah de school. Daarna kunnen ze echter ook nog één jaar een voortzetting van deze cursus volgen, waar na een diploma wordt uitgereikt. Deze opleiding is prachtig voor meisjes, die reeds jong houden van practisch werk doen en die weinig voelen voor het gewoon lager onderwijs. Het laatste wordt hier ook niet verwaar loosd en verder leren ze wat hen in het alledaagse leven goed van pas komt. Er is echter ook een andere mogelijkheid na de primaire op leiding van twee jaar. Daarop aansluitend kunnen de meisjes de naaisterscursus volgen, die ook weer twee jaar duurt. En ook hier is weer een vervolg cursus op voor costumière. Een meisje, dat op twaalfjarige leef tijd naar deze school komt en daar eerst de primaire opleiding volgt, daarna de cursus voor naaister en costumière volbrengt, zal niet licht verlegen staan in het leven. Doch hiermede zijn niet alle mogelijkheden gezegd, al biedt, wat ik vertelde, al een behoor lijk programma. Een meisje, dat soms tegen wil en dank de Ulo of H.B.S. bezocht en daar eenvoudig strandde in die sterk eenzijdige intellectuele vorming, kan na twee jaar zulk een school be zocht te hebben, beter op de huishoudschool een tweejarige cursus voor hulp in de huishou ding volgen. Waar deze meisjes een andere en ook wat bredere ondergrond hebben, is de op leiding ook weer anders inge steld dan de eerstgenoemde cursussen. Ge ziet, ik kreeg al heel wat te verwerken daar in de kamer van de directrice, maar er kwam nog meer. De directrice was het meest uitvoerig en enthousiast toen ze sprak over de Vormings klasse. Dit is een opleiding, waarmee men pas is begonnen, in navolging van de scholen in de grote steden van ons land. Deze grote stadsscholen heb ben echter maar een korte voor sprong van twee of drie jaar. Deze Vormingsklasse is be doeld voor meisjes, die het di ploma Ulo A of B, of een di ploma H.B.S. in het bezit heb ben en die nu niet verlegen willen staan in de huishouding thuis of als ze later in eigen gezin leiding hebben te geven. Deze meisjes kunnen na een jaar van flink aanpakken heel wat kennis vergaren en handig heid hebben verkregen op huis houdelijk gebied. Deze Vormingsklasse is echter ook verplicht voor de meisjes, die later willen doorleren voor lerares aan een vakschool. De opleiding moeten ze volgen op een daar voor bestemde school in een onzer grote steden. Dat hier nu echter een Vormings klas is, is een groot voordeel voor onze Zeeuwse meisjes, want nu kunnen ze althans dit jaar langer dicht bij honk blijven, wat fin-mciëel een hele bespa ring betekent. De Vormingsklas heeft zeker wel de grote belang stelling van de directrice, want ze vertelde, dat ze steeds haar best doet, dat voor deze meisjes lezingen worden gehouden, waar door ze een bredere kijk op het leven krijgen. De onderwerpen, die ze noemde dragen daartoe zeker bij. Toen de directrice en ik op stonden om eens wat van het practisch werk te gaan zien en ik wat verbijsterd dacht, wat een organisatie om al die verschil lende opleidingen goed te doen slagen en ook steeds weer te zorgen dat al die leerkrachten op de juiste tijd weer in de juis te klas te hebben, ik zou niet graag zo'n lesrooster in elkaar zetten, juist toen vertelde de directrice me zo terloops, dat er nog veel meer cursussen waren. Middagcursussen voor niet meer leerplichtige meisjes, avond cursussen Dan zijn we net bij het lokaal, waar de naaisters les hebben. De lerares is zeer bereidwillig om het werk te laten zien. Je zou geen vrouw moeten zijn als er niet op sommige ogenblikken een begerige gedachte door je heen flitste als je een extra snoezig japonnetje te zien krijgt. Veel tijd voor zulk een egoïstische gedachte is er niet, want er is veel te zien. Ook, wat wij als vrouwen in deze dure tijd waarderen, het z.g. „oud- maak-nieuw". Het wordt me ver teld, dus geloof ik het, maar te onderscheiden van nieuw goed is het niet. Dat zegt wel ge noeg. Even zijn we in het lokaal, waar de „primaire" opleiding" les in de lagere schoolvakken krijgt, en dan gaan we naar het tekenlokaal. Een belangrijke klas in het kader van deze school, want voor naaien, costuumnaaien en stofversieren, moet de hand wel vaardigheid worden aan geleerd. Uit de resultaten, die aan de wand zijn opgeprikt, is wel te zien, dat persoonlijke aanleg de volle kans krijgt. Er is veel goed werk te zien. Als we weer wat gangen zijn door gegaan en ik niet precies meer weet of we oost of west koersen, komen we in de tweede klas der primaire opleiding, waar i richting. Er zijn talloze gas stellen, electrische fornuizen, gasfornuizen en ook een kolen- fornuis. Meisjes, die hier ge traind zijn, zijn dus wel van alle markten thuis. We zijn geloof ik weer wat gangen doorgegaan en trappen op of af en komen weer in een lokaal, waar genaaid wordt. De lerares daar toont weer wat werkstukken vooral op het ge bied van stofversieren. Ik zie prachtige dingen en ten laatste ooktot mijn verrassing de „zomertoiletten" van onze schat tige Goesse drieling. Wat zullen de meisjes dit werk met pleizier gedaan hebben. „Vroeger", vertelde de direc trice, „hadden we hier een in ternaat, waar de meisjes hun practisch huishoudelijk werk konden oefenen. Na de ophef fing van dit internaat vonden we een andere en betere oplos sing. De meisjes gaan nu een morgen per week naar gezinnen in de stad, waar ze onder toe zicht van de vrouw des huizes dit werk kunnen doen. Ze doen daar een kamer of gang of keu ken, al naar gelang dit nodig is. De lerares verschijnt dan on verwachts om het werk te con troleren". De directrice vond dit een pracht oplossing, omdat, naar ze reeds zeide, ze graag de school midden in het leven heeft staan. Dat dit reeds zo is, blijkt wel uit het feit, dat ze dagelijks wordt opgebeld, of er komt iemand binnen, die in een of ander huishoudelijk perikel zit en raad of hulp nodig heeft. Als we aan het eind van de rondgang zijn gekomen en ik Mw. Weststeijn hartelijk dank men ook juist aan het naaien is. Dat zijn dus meisjes van der tien en veertien jaar. 'k Mag ook hier weer „klaar werk" zien. Bij menige blouse en japonnetje denk ik nederig, zo zou ik het niet kunnen. We moeten echter verder wan delen, en zo komen we in het reeds verlaten waslokaal. De in richting en uitrusting van dit lokaal moeten wel de trots van de betrokken lerares zijn. In het volgend lokaal word ik schade loos gesteld, want daar zijn de meisjes aan het strijken. Die meisjes houden de glorie der Hollandse huisvrouw, onze keu rige linnenkast zeker hoog. In het kooklokaal is de grootste bedrijvigheid helaas ook al voor bij. Men is aan het opruimen, maar wel zie ik resultaten van volbracht werk, in de vorm van enkele sierlijk opgemaakte pud dingen. Men heeft zich gehou den aan het gezegde: het oog wil ook wat hebben, dat is duide lijk, maar ik vermoed, dat de smaak er aan evenredig is, dus een streling voor de tong. Dit terrein is reeds half verlaten, maar ik bekijk nu maar de in- zeg voor al de tijd, die ze mij gaf, denk ik wat een ontzaglijk mooi werk wordt hier gedaan. Zoveel meisjes het leven te kun nen insturen, die „vakbekwaam" zijn voor het veelomvattend „be roep" van huisvrouw, want wie klaar is voor haar werk, kent ook de echte arbeidsvreugde, die brengt wat tot stand zonder te versloven. Ik zou alle moeders, wier dochters niet een speciale aan leg in een andere richting heb ben, willen raden, laat ze een paar jaar hier, naar deze school gaan, daar heeft het meisje plei zier van en later zijn er veel gezinnen mee gebaat. VaoA owfre. jattgs merHen Mijn beste nichtjes en neven, Hier volgt de beantwoording van het eerste deel van de brief jes, die ik ontving. Het zijn er weer heel wat. Volgende week krijgen de anderen een beurt. Het spreekt, dat er ook deze keer weer prijswinnaars zijn. Dat zul len jullie volgende week wel eens zien. Er is weer meer dan één ge lukkige. Dat is leuk hé! Nu alle maal heel veel groeten en tot de volgende week. Jullie Tante TRUUS. Elzenkatje te viapingc. Jij krijgt de eerste beurt, want ik vermoed, dat jouw briefje eigenlijk te laat in mijn bezit kwam. Ik zal het nu goed maken door je een extra lange beurt te geven. Wat zou ik die tentoonstelling graag gezien hebben. Dat eigengemaakte werk is altijd zo leuk. Het moet wel een heel werk zijn geweest om zo'n poppenhuis te maken met al die meubeltjes er bij. Jij schreef je briefje op 4 Mei en toen vroeg je me of het in Goes ook zo koud was, nu is het eind Mei enik zit bij de wanne kachel! Adrie van der C. te Wenieldinge. Wat vervelend, dat je die wond kreeg aan je been. Gelukkig, dat het weer gauw beterde. Is het nu he lemaal over? Als de aardbeien zo mooi bloeien, zul je heel wat aardbeien krijgen. Lust je ook zo graag aardbeien? Lekker hé! Zeemeeuw te Axel. Ik vind, dal je best aan dat koor kunt blijven. Dat is voor de dirigent veel pret tiger, want als jij er afgaat, doen die andere jongens het misschien ook en dan gaat het mis met het koor. Wie weet komen er onver wachts wel een paar jongens bij, dan heb je weer gezelschap. Ik ben bang, dat je fietstocht met Pinksteren niet doorgegaan is, vanwege het weer. Vertel me in je volgende brief maar eens wat je gedaan hebt. Durft vader nog wel eens 's avonds laat daar te fietsen na die kwade ervaring? Trekvogel te Grjjpskerke. Ja, ik had je de vorige maal al gemist. Goed dat je weer in de familie kring terug bent. Leuk om die verjaardag met zo'n fijne auto tocht te vieren, lk ben wel een paar keer bij die vuurtoren ge weest, maar heb nog nooit de moed gehad om naar boven te klauteren. Je hebt vandaar zeker wel een prachtig uitzicht. Hoe is het met de kuikentjes gegaan? Wiin van de P. te Middelburg. Leuk, dat jij zo'n plantje gekre gen hebt om te verzorgen. Weet je welke plant het is. Houd jij ook zoveel van bloemen? Ik heb nog meer planten dan je moeder. Dat is nog al wat hé? Welke soorten heeft Moeder alzo? Heb je nog gefietst? Piet van de P. te Middelburg. Als je wat dich terbij woonde kwam ik bij jou groente kopen, want jij hebt net de groente, die ik graag lust, in je tuin. Zijn de kuikentjes al uit gekomen? Ik had voor de Pink stermaandag hetzelfde plan als De koude, die we met de Pinksterdagen beleefd hebben, deed ons naar de oude boeken grijpen om eens te zien, welk weer onze vaderen zoal door dg loop der eeuwen hebben mee gemaakt. Een uitstekende studie, die hierover breedvoerig handelt, troffen we in een geschiedkundig werk, dat ons juist dezer dagen ter hand werd gesteld, en dat tot titel draagt: „Wolfaartsdijk, geschetst als eiland en am bachtsheerlijkheid van de vroeg ste tijden tot op heden", door J. van der Baan. Uitgegeven in 1866. We lezen daarin: „Op 5 Juni 1408 viel er een buiten gewoon zware hagel en kort daarop begon het te regenen, ge durende vier maanden achter een, zodat het land vol opper- water stond. In hel jaar 1444 bedierven het koren en alle vruchten te velde, uithoofde dat het meest alle dag regende van St. Jansmisse tot Bamisse (24 Juni tot 1 October). In 1483 kon den de vruchten door het aan houdende zure weer niet tot rijpheid komen en ook de oogst van 1524 viel bitter tegen door de vele onweders en de hagel. De lente van 1548 kenmerkte zich door strenge kou en sneeuw vlagen. De zomer van 1407 was zo koud, dat alle vruchten ver loren gingen en er ontstond toen in Zeeland zulk een honger snood, dat in verscheidene plaatsen de mensen zich met gras en hooi moesten voeden. In 1621 was de zomer zo buiten gewoon nat, dat er grote duurte intrad. Het regende toen, met uitzondering van vijf dagen, van 1 Juni tot 6 October. In 1740 had men een buitengewoon strenge winter. In de eerste dagen van Januari begon de vorst met een nijpende koude, die zich ken merkte door 77 felle vorstdagen. Niet slechts vissen en vogels, jij, maar het weerVertel me eens wat jij deed op die dag. Dina It. te Nieuwdorp. Je hebt het gezellig gehad met een paar zulke feestelijke dagen. Ik ben blij, dat je de prijs zo mooi vond. Heb je het boek al uit? Had je ook al zulke plannen voor de Pinkstermaandag. Wat is er van geworden? Vertel me dat maar eens. Lelie te Wemeldlnge. Je mag natuurlijk met ons mee doen. lk houd wel van een grote fami lie. Toen ik jong was deed ik net als jij en speelde met poppen. Hoeveel heb jij er? Ik had een heel kroost vroeger. Leuk, dat je met één van die kleintjes uit de buurt mag gaan rijden. Huilen ze dan wel eens? Willem W. te Sc- rooskerke. Jij schrijft, vandaag is het mooi weer en ik vertel je, vandaag is het koud en kruip ik dicht bij de kachel. Wat een ver schil hé? Vond je 't niet jammer, dat die konijntjes weggingen? Is het varken al groot? sneeuw klokje te Wolphaartsdyk. O nichtje wat ben jij me een tijd vergeten. Gelukkig dat je er weer bent. Hoever ben je met je orgel les? Kun je al versjes spelen? lk houd heel veel van orgelmuziek. Nu heb jij dus een vriendinnetje en een raadseltante, die eender heten. Raak maar niet in de war. Leuk zo'n fietstocht met een clubje. Wim van 1'. te Stavcnlsse. Al weet jé een keer de raadsels niet, daarom mag je me toch wel schrijven. Wat hebben jullie veel jonge dieren. Het leukst lijkt me dat veulentje. Is het louw van je schommel wel sterk genoeg Minn van der II. te '«-Gravenpol der. Wat die schoonmaak al niet te weeg kan brengen. Gelukkig, dat die weer achter de rug is en jij je brieven weer op de post brengt. Nee, ik ben nog niet naar dat Kerkhof geweest, maar ik heb er wel alles over horen ver tellen, ook over die prachtige krans van onze Koningin, lk hoop, dat je met dat schoolreisje mee kan gaan, want dat zijn al tijd zulke fijne dagen. maar ook verscheidene mensen vielen ten slachtoffer aan deze koude. Na de 9 Maart bespeurde men geen vorst meer, maar de lucht bleef zeer koud en het gure, barre weer hield aan tot de 22 Mei, waarbij de wind al die tijd in het Noorden bleef. Er was geen gras in de weiden, en men verkucht een voer hooi voor 48 gld. De vruchtbomen, eerst laat uitgesproten, leverden weinig of geen fruit op, en dan nog klein van stuk. In 1771 be gon het in Maart nog fel te vrie zen en op de 29c van die maand werd er overal in Zeeland schaats gereden. Ook in 1783 viel een late vorst fel in, zodat op 2 April alle binnenwateren dicht lagen. In 1786 bleef 't ook al maar koud, zodat men het op 4 Mei nog geducht zag sneeuwen en hagelen en reeds op 31 Octo ber van dat jaar begon het weer sterk te vriezen. In de zomer van 1783 breidde zich, niet slechts over Nederland, maar over geheel Europa een nevel uit, zó ongemeen sterk, dat men die niet aan de gewone veen- damp kon toeschrijven, maar de oorzaak daarvan moest zoeken in de vreselijke vulkanische uit barstingen, welke toen in Italië en op IJsland plaats hadden. Ook in 1827 boekte men een zeer koud voorjaar, gekenmerkt door hevige sneeuwvlagen. Ook de zomer van 1820 was guur en koud. Op 14 Juli 1831 brak er over Bevcland een geweldige ha gelbui los, waardoor de veld vruchten op verschillende plaat sen en vooral het zaad veel le den. Ook 1841 was een bij uit stek koude en natte zomer. In het begin van Mei, had men zware onweersbuien, gepaard met veel hagelslag, die niet slechts aan de gebouwen maar o»k aan de veldvruchten veel schade berokkende. De hagel- £te mM&i 't ls of de koe bij ochtend in ondiep water baadt, Zo is de neveldamp, die tot haar knieën staat. Herkauwen doet zij rustig en elke morgen slaat De melker haar in 't spantouw, opdat zij rustig staat. Hij zet zijn éénmansstoel wat in een scheve stand, En duikt door zijn gewicht de poot in 't zachte land, Hij steunt zijn voorhoofd tegen 't rommelend ingewand, En in het Oosten gloort de rode zonnebrand. Hij houdt in elk der handen een zachte speen omvat, En als de eerste stralen in d' emmer zijn gespat, Trekt hij met vlugge halen het kostbaar witte nat, Tot geen van haar kwartieren één druppel meer bevat. Zijn fiets met ingrediënten staat bij het weidehek; Zijn pet hangt met de klep in bruin verbrande nek. Hij krapt tussen de horens van 't beest een witte vlek, En boert; hij at van morgen zijn boterham met spek. Dan fietst hij in gedachten in prille zonneschijn, Hij werkt voor zijn gezin en vindt het leven fijn. En bijna ied're morgen fluit hij het liedrefrein: „De. Here is mijn Herder'.".zo houdt hij zich wat klein. POOT JUNIOR.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5