"ZEEUWSE
BODEM
het straatje
teugen me, toen we naar bedde
gongen: 'k vond het toch wel een
aorige dag zoa, met dat kleine
grut.... Nou, ik was blij, asdat
ik in bedde lag en zee maar:
jaet, ze brenge aorig wat ver
tier in huus en daar hebbe we
wel wat behoefte anEn toen
zee ze opnieuw: och, jie altied,
jie vond het best leuk om voor
bokkie te speule, ik wist niet dat
•je op je ouwe dag nog zo gek-
kig wezen kon
En toen heb ik er het zwijgen
maar an toe gedaan.
Je FLIP BRAMSE.
Voor hem geen
bazuinen
door Nelia Gardner White;
uitgave van P. N. van
Kampen Zoon N.V. te
Amsterdam, vertaald uit 't
Engels. Oorspronkelijke ti
tel: „No trumpet before
him". Bekroond met de
jaarlijkse 8000-dollar-West-
minsterpress-prijs.
Een voor Amerika zeer type
rend verhaal uit het kerkelijke
leven aldaar. Deze roman speelt
in de kringen van de Methodisten,
waar de predikanten niet beroe
pen worden door de plaatselijke
kerkeraad, maar aangesteld door
de Bisschop. De Methodisten-ker
ken leven er onder hiërarchiek
bewind. De Bisschop haalt naar
zijn grote gemeente in de stad
een domlné van het platteland, 'n
man, die, wat de wereld noemt
het „aan tact ontbreekt", die wil
leven en arbeiden naar de Inhoud
van zijn predikatie en geen com
promis wil sluiten met de ge
dienstigheden van de praktijk. In
de grote stad gaan de zaken niet
naar wens van de Bisschop. De
elite regeert er het kerkelijke le
ven, de kerk ls ontaardt ln een
soclety-gemeenschap, waarin de
dominé de rol van opperceremo-
nlemeester wordt toebedeeld en
die naar de pijpen van enkele
elite-figuren heeft te dansen. Het
ls een verwaterd, oppervlakkig
christendom, met een vernisje
humanisme, dat een onderlaag
van verrotte plekken bedekken
moet. Dat weet de Bisschop en
hij waagt het er op de onhan
dige plattelandsdominé naar
Ceze gemeente over te brengen.
En, met wat dan natuurlijk volgt
en leder raden kan, ls de titel van
het boek verklaard: voor deze
predikant worden er geen bazui
nen geblazen. Hij ls Immers niet
de man van de minste weerstand,
hij past zich niet aan, maar gaat
dwars tegen de stroom in. Het
„beschaafde" publiek ergert zich,
er komt verzet tegen zijn predl-
dlklng en zijn optreden ln de ge
meente. En dan gaat het er zéér
diep door, zo diep, dat hij gaat
twijfelen aan eigen roeping en
zaaksgerechtigheid. Maar het
einde ls, dat hij toch de geest
weet om te zetten en er een ver
andering ten goede komt.
Een boek, dat we van harte
kunnen aanbevelen, zij het niet
zonder restrictie. Een belangwek
kend boek in de eerste plaats,
omdat het een helder inzicht
geeft in de verhoudingen van het
Amerikaanse kerkelijke leven.
Vooral in deze tijd, nu Amerika
meer en meer ln de belangstelling
van de Europeaan getrokken
wordt, ls het goed vla dergelijke
lectuur zich te oriënteren ln de
ontwikkeling van het Amerikaans0
kerkelijke leven.
Wat dit betreft ls het een be
trouwbaar boek. De auteur, zelf
een Amerikaanse, geeft dit leven,
zoals het inderdaad is. Zij tekent'
het als een humanistische society
gemeenschap, zonder meer. Chris
tus is het goede voorbeeld en we
moeten, als Hij, onze naasten lief
hebben. De rest komt dan wel in
orde. Overigens is de Kerk 'n cul
tuurgemeenschap, waarbij ieder
beschaafd mens zich behoort aan
te sluiten. De predikant moet de
ze cultuurgemeenschap leiding
geven, zich wachten voor extreme
dingen, geen opspraak verwekken
en begrip tonen voor de reële za
ken, waarmee hij te doen krijgt.
Dat is de kerk in Amerika. Het
beeld, dat dit boek geeft, ls hierin
zeer getrouw, daarom zo ge
trouw, omdat de schrijfster zelf
kritiekloos dit kerkelijke leven
als heel normaal aanvaardt. Want
het conflict, dat ontstaat tussen
kerk en predikant, ls niet het ge
volg van het feit, dat hij de Kerk
ziet en aanvaardt zoals deze naar
het bevel van de Heiland zich
openbaren moet, met als funda
ment de leer der Apostelen en 't
Woord van God als norm. Vol
strekt niet. Ook de onhandige
domlné aanvaardt kritiekloos de
verwording van de christelijke
Kerk, zoals deze algemeen in
Amerika zich voordoet, maar
zijn critlek richt zich tegen het
zelfs niet meer humanistisch be
leven vein wat men als humanis
tisch beginsel nog met de mond
belijdt. De dominé ls humanist ln
merg en been en wil zijn huma
nisme weer opleggen aan de ker
kelijke praktijk. Hij is verbeten
op een rijke dame, lid van zijn ge
meente, omdat zfl als kerkeraads-
lld en leidinggevende figuur, een
straat met panden in haar eigen
dom, ln een vervallen buurt, waar
negers wonen, niet wenst te res
taureren, maar de negers in krot
ten wonen Iaat. Wanneer de do
mlné zich daartegen verzet, breekt
het conflict uit. Maar de inzet van
dit conflict is niet, dat de domlné
weer het Woord op de kansel
brengt en ln Lutherse geest zijn:
hier sta lk, lk kaïn niet anders',
uitspreekt. Volstrekt niet. Van
reformatie ontdekt men geen
spoor, ook niet bij de kritische
dominé. De diepste wortels van
het verval laat hij onaangetast.
De soclety-gemeenschap vervult
haar society-roeping niet meer.
En daartegen rijst zijn verzet.
Men moet dit boek met deze
kritische instelling lezen en dan
is het een waardevol werk, ter
oriëntering in het Amerikaanse
kerkelijke leven. Want zoals het
in de methodistische kringen er
naar toegaat, gaat het ook in de
presbiteriaanse kringen en bij de
overige talrijke demoniaties, er
naar toe.
Voorts is het een literair ver
antwoord boek. De vertaling is
goed. De karakters zijn uitste
kend getekend, de conceptie is
zuiver en de spanning blijft al
de 337 pagina's de aandacht
vasthouden.
De uitgever zorgde voor een
fraaie uitvoering op goed papier.
Een mens z'n gedachten maken
soms onverwachts sprongen.
Een vader, die enthousiast ver
telde over zijn dochtertje, dat
met zo'n pleizier de huishoud
school bezoekt, doet me opeens
denken: maar hier in Goes heb
ben we toch ook zo'n school. Wat
zou ik daar graag iets meer over
horen en van willen zien, om
dat in ons hoekje door te geven.
Denken en doen zijn soms haast
één. Een telefoontje en ik kreeg
de bereidwillige verzekering van
Mw. Weststeijn, directrice van
de Vakschool voor Meisjes, dat
ik van harte welkom was.
De statige oude gevel aan het
eind van de Wijngaardstraat,
doet wel de ruimte van een oud
patriciërshuis vermoeden, maar
niet dat daar achter verscholen,
in een genoegelijke wirwar van
gangen en trappen, een groot
aantal lokalen gelegenheid tot
lesgeven biedt aan de onder
scheiden cursussen, die hier ge
geven worden.
In de ruime, rustige kamer
van de directrice hadden we
eerst een prettig onderhoud, wat
me van de ene verbazing naar
de andere voerde.
Een vakschool voor meisjes,
daar leer je het huishouden, dat
was zo ongeveer de enige ken
nis, die ik over zo'n school had,
toen ik de brede voordeur bin
nenging, maar toen ik er een
paar uur later uitging, was ik
heel wat wijzer geworden. Het
is werkelijk verbazingwekkend,
dat H1' voor verschillende meis
jes-groepen, van ook weer ver
schillende leeftijden, zoveel mo
gelijkheden zijn.
De directrice zeide, dat het
steeds haar streven was: Een
school, door vele contacten, mid
den in het leven van Goes en
omgeving.
Door de vele en velerlei cur
sussen is daar gelegenheid te
over voor, maar men moet er
ook de vrouw als Mw. Weststeijn
voor zijn om de kansen te grij
pen en te benutten.
Het meest bekend zal de school
wel zijn door de z.g. primaire
opleiding.
Meisjes, die de leeftijd van
twaalf jaar hebben bereikt en
die zes klassen van de lagere
school hebben doorlopen, kunnen
deze opleiding volgen. Het is een
tweejarige opleiding, waar men
toch nog een achttal uren aan
de gewone vakken van het lager
onderwijs wijdt. Verder krijgen
de meisjes acht uren huishoud-
onderwijs, acht uur les in de
naaldvakken en dan nog vier
uur theorieles. Dadelijk zal ik
wel vertellen, welk een koste
lijke resultaten ik van het prac-
tisch werk gezien heb. In het
tweede leerjaar van deze cursus
leren ze costuumnaaien en krij
gen ook les in kinderverzorging.
Hebben de meisjes deze twee
(/fts Uact vezUaat.
Het raam en
Het raam is het geweten van
het straatje. Het ziet er lood
recht in. En het is in een sim
pel huis in een bredere dwars
straat. Dat huisje lijkt daar wel
verdwaald tussen de grotere
panden en luxe winkels, het
huisje hoort naar zijn aard ook
eigenlijk bij het kleinere dwars
straatje, waar het loodrecht in
kijkt.
Al wat in de hoofdstraat pas
seert, flitst luchtigjes in het
raam voorbij, maar wat in het
straatje gebeurt, wordt er intens
in weerspiegeld.
Het gordijn is overdag altijd
•weggeschoven, het tweede raam
er naast is steeds door hagel
witte gordijntjes als toege-
muurd. Daardoor lijkt het af
werend en hautain. Het kijkt
ook niet loodrecht het dwars
straatje in.
Die dwaze hoogmoed wordt
gestraft. Niemand kijkt er ooit
naar. Het is ook belachelijk, een
hautain gezicht in een simpel
huisje.
Het andere raam krijgt altijd
alle aandacht. Wie gaat er ooit
de dwarsstraat uit, naar de
hoofdstraat toe, zonder even te
kijken en een hand ten groet
op te steken?
Ja, alleen als het geweten
wat spreekt. Als Keesie Buis z'n
buurtje Heintje Blok weer eens
flink afgerost heeft om een
knikker, of omdat Heintje z'n
eigen weer zo stiekum oprichtte
onder het bokspringen, zodat
Keesie z'n pet niet precies op
het afgesproken plekje kon te
recht komen, ja dan gaat Keesie
heel kleintjes en liefst helemaal
onopgemerkt langs het raam
voorbij. Heintje doet evenzo, die
gestolen knikker, die gauwig-
heid onder het bokspringen,
maken het ook hem onmogelijk,
om met een schelle stem en lan
ge uithaal „heuiiiii" te roepen,
en dan luid klompenklotsend
weer verder te hobbelen over
de bonkige keien.
De jeugd is talrijk in het
straatje. De kansen op een goed
en slecht geweten zijn wisse
lend. Wat gister bedreven werd,
is vandaag geen reden meer om
uit de buurt van het raam te
blijven. Schuld verjaart hier
met een dag.
Achter het raam ligt Dien
Voordens.
Al zo lang.
Twee jaar altijd maar liggen
is een lange tijd. Vooral voor
wie jong is. Twee jaar wil dan
zeggen: meer dan zevenhonderd
dagen. Zoveel dagen, vol hun
kerend verlangen om weer weg
te komen van dit enge plekje,
waar het leven ingekerkerd
wordt.
Het lijkt geen zieke, die daar
ligt.
Dien is ook niet ziek. Wel
neen.
Ze moet daar enkel maar
liggen, met een wonderlijke
stellage aan het voeteneind van
haar bed, voor haar ene been.
Dat wilde de laatste tijd, voor
ze moest liggen, maar niet
voort, 't Ging zo'n pijn doen,
elke dag meer.'
Dokter zei: „Rusten en met
een rekverband aan, anders
gaat het niet goed". Dokter had
toen gesproken van drie maan
den. Dat leek onoverkomelijk.
Maar ziek was Dien niet, dat
kon men wel zien. Alleen maar
dat been.
Zo is Dien op haar plaatsje
achter het raam gekomen. Men
schoof de gordijnen weg. Dat
gaf gezelligheid. De straat ge
wende al spoedig aan het be
volkte raam. Men leeft gemoedte-
lijk in een dorp. Men roept een
groet, men vraagt hoe het gaat.
Dien leerde al spoedig de
grote huishouding van het
straatje kennen. Al maar beter,
want de drie maanden groeiden
tot twee jaren.Dat been
wilde maar niet beteren. Zelf
was ze niet ziek, dat kon je wel
zien. Een hoogrode kleur, mis
schien iets té rood. Grote glan
zende ogen, wellicht iets tè
stralendJe ziet er anders
maar patent uit," plegen de
vrouwtjes uit het straatje te zeg
gen, als ze op hun weg naar de
grote winkelstraat even verpozen
bij het raam.
Dien beaamt het altijd maar, al
leen, wie scherp opmerkt, voelt,
dat de overtuiging \%n eerst niet
meer gehoord wordt in Dien's
antwoord.
Maar de vrouwtjes uit het
straatje missen de scherpe opmer
kingsgave voor een ander.
Ze hebben zelf altijd zoveel te
vertellen over hun Japie's en Kee-
sie's, en de tijd tot vertellen is
altijd maar zo kort. Ze moeten
weer verder. Dien luistert maar.
Dat is genoeg, meer wordt er ook
niet verlangd. Wat zou zij moeten
zeggen tegen die oudere vrouwen
met hun levens, boordevol moei
ten en zorgen?
Ze luistert dus enkel maar. Bij
het weggaan een vriendelijke
groet en een van harte gemeend:
„Nou het beste dan maar met
Japie," of wie het weer eens te
gortig maakte, of met de klein
tjes, als die weer eens een of an
dere kinderziekte of een vreemd
soortig variant daarop moesten
doormaken.
De vrouwtjes gaan dan verder,
met hun ongelijke slepende gang
van moede mensen. Ze hebben het
gevoel of er toch met hen nu wat
goeds gebeurd is. Dien blijft weer
even alleen met haar eigen gevan
gen leven.
Ze praat daar niet meer over.
Ze zou ook niet eens weten met
wie. Op haar luisterplaatsje ach
ter het raam, heeft ze wel ge
leerd, dat ieder daarvoor te vol is
met het eigen leven.
Niemand let daarop, dat ze niet
meer over zichzelf spreekt. Alleen
Moeder heeft de overgang tot
zwijgen gevoeld, maar zij zegt er
ook niets over
God alleen weet, dat in de
avond en nacht er gevouwen han
den zijn en een mond, die gewillig
tot Hem spreekt.
Eendere dagen rijen zich tot
lange reeksen. De enige trieste
verandering geeft de winter. Dan
maakt het dichte raam een praat
je onmogelijk. Ten groet geheven
hemden, een huiverend gebaar van
koude, moeten nu het praatje ver
goeden. Dan duren de dagen lang.
De winter is niet goed voor zieke
mensen.
Dien is wel niet ziek, maar dat
lange liggen terwille van haar
been doet haar toch geen goed.
Het gebeurt nu vaak, dat in de
korte wintermiddag het gordijn
wordt voorgeschoven. Dien moet
dan wat rusten.
Ze ziet er anders volgens de
vrouwtjes maar best uit. De kleur
is zo mogelijk iets hoger, de ogen
nog glanzender. Als eerst de zo
mer maar komt
Dien weet beter. Moeder ook.
De dokter komt wat vaker dan
vroeger. De gordijnen worden
steeds meer gesloten.
De winter krijgt al maar de
schuld van de vrouwtjes, die nu
toch maar eens komen binnen
wippen. Ze moeten toch eens we
ten hoe 't er mee gaat, want
,,'t is kassuweel zo as we d'r mis
sen an het raam."
De talrijke Jantjes en Keesie's
uit het straatje roepen nog hun
galmend „Heuiiii" door de ijle
winterlucht, want tegen half vier
is het gordijn altijd open.
Zij hebben geen erg in de win
ter, er is zoveel te beleven. Alleen
maar is 's zomers het raam open,
dat geeft het voordeel van een
menigte pepermuntjes, als 't ge-
drags-register blank is. Die peper
muntjes smaken uitstekend, ook
al ben je een niet te regeren ben
gel van een jaar of tien.
De gordijnen worden nóg vaker
toegeschoven en telkens langer
duurt de tijd, eer ze weer worden
teruggeduwd tot het bescheiden
streepje langs de raamposten.
De dag komt, dat het gordijn
helemaal niet meer wordt wegge
schoven en eer er weer 'n grauwe
wintermorgen poogt te lichten
over het straatje zijn de twee ra
men van het huisje als geblind
doekt met witte lakens. Het lijken
nu wel ogen, waarin het licht is
geblust. Het huisje lijkt nu zo
armzalig en het straatje is ont
redderd.
Schuchter komen in de middag
al de vrouwtjes uit het straatje,
de één na de ander. Ze zeggen al
lemaal hetzelfde niets-zeggende
condoleantie-zinnetje, zoals zij het
nu gepast vinden. Maar als zij
weggaan durft even het gevoel
zich uiten. Ze zeggen het zo sim
pel: „Mens, we zelle d'r zo misse
achter 't raam."
Moeder knikt slechts. Het lijkt
wel, dat er geen woorden zich in
haar kunnen losmaken.
Het blijft drie dagen stil in het
straatje. Alle huizen verbergen
hun innerlijk achter geblinddoek
te ramen. Dan wordt het straatje
weer gewoon.
Het huis heeft nu twee ramen,
waarvoor gordijnen alle in
kijk afweren. Het straatje mist
eerst iets. Velen willen eerst nog
uit gewoonte de hand ten groet
opheffen. Het raam met zijn gor
dijnen waarschuwt dan, verlegen
geeft men zich een houding door
wat achtelozer weg te slenteren.
Doch het went vluver dan men
denken zou.
rijdag 2 Juni 1950
T ZEEUWSCh WEEKtmj
Pagina 3
jaren volbracht, dan krijgen ze
een getuigschrift vah de school.
Daarna kunnen ze echter ook
nog één jaar een voortzetting
van deze cursus volgen, waar
na een diploma wordt uitgereikt.
Deze opleiding is prachtig voor
meisjes, die reeds jong houden
van practisch werk doen en die
weinig voelen voor het gewoon
lager onderwijs. Het laatste
wordt hier ook niet verwaar
loosd en verder leren ze wat
hen in het alledaagse leven goed
van pas komt.
Er is echter ook een andere
mogelijkheid na de primaire op
leiding van twee jaar. Daarop
aansluitend kunnen de meisjes
de naaisterscursus volgen, die
ook weer twee jaar duurt. En
ook hier is weer een vervolg
cursus op voor costumière. Een
meisje, dat op twaalfjarige leef
tijd naar deze school komt en
daar eerst de primaire opleiding
volgt, daarna de cursus voor
naaister en costumière volbrengt,
zal niet licht verlegen staan in
het leven.
Doch hiermede zijn niet alle
mogelijkheden gezegd, al biedt,
wat ik vertelde, al een behoor
lijk programma.
Een meisje, dat soms tegen
wil en dank de Ulo of H.B.S.
bezocht en daar eenvoudig
strandde in die sterk eenzijdige
intellectuele vorming, kan na
twee jaar zulk een school be
zocht te hebben, beter op de
huishoudschool een tweejarige
cursus voor hulp in de huishou
ding volgen. Waar deze meisjes
een andere en ook wat bredere
ondergrond hebben, is de op
leiding ook weer anders inge
steld dan de eerstgenoemde
cursussen.
Ge ziet, ik kreeg al heel wat
te verwerken daar in de kamer
van de directrice, maar er kwam
nog meer. De directrice was het
meest uitvoerig en enthousiast
toen ze sprak over de Vormings
klasse. Dit is een opleiding,
waarmee men pas is begonnen,
in navolging van de scholen in
de grote steden van ons land.
Deze grote stadsscholen heb
ben echter maar een korte voor
sprong van twee of drie jaar.
Deze Vormingsklasse is be
doeld voor meisjes, die het di
ploma Ulo A of B, of een di
ploma H.B.S. in het bezit heb
ben en die nu niet verlegen
willen staan in de huishouding
thuis of als ze later in eigen
gezin leiding hebben te geven.
Deze meisjes kunnen na een
jaar van flink aanpakken heel
wat kennis vergaren en handig
heid hebben verkregen op huis
houdelijk gebied.
Deze Vormingsklasse is echter
ook verplicht voor de meisjes,
die later willen doorleren voor
lerares aan een vakschool. De
opleiding moeten ze volgen op
een daar voor bestemde school
in een onzer grote steden. Dat
hier nu echter een Vormings
klas is, is een groot voordeel
voor onze Zeeuwse meisjes, want
nu kunnen ze althans dit jaar
langer dicht bij honk blijven,
wat fin-mciëel een hele bespa
ring betekent. De Vormingsklas
heeft zeker wel de grote belang
stelling van de directrice, want
ze vertelde, dat ze steeds haar
best doet, dat voor deze meisjes
lezingen worden gehouden, waar
door ze een bredere kijk op het
leven krijgen. De onderwerpen,
die ze noemde dragen daartoe
zeker bij.
Toen de directrice en ik op
stonden om eens wat van het
practisch werk te gaan zien en
ik wat verbijsterd dacht, wat een
organisatie om al die verschil
lende opleidingen goed te doen
slagen en ook steeds weer te
zorgen dat al die leerkrachten
op de juiste tijd weer in de juis
te klas te hebben, ik zou niet
graag zo'n lesrooster in elkaar
zetten, juist toen vertelde de
directrice me zo terloops, dat er
nog veel meer cursussen waren.
Middagcursussen voor niet meer
leerplichtige meisjes, avond
cursussen
Dan zijn we net bij het lokaal,
waar de naaisters les hebben. De
lerares is zeer bereidwillig om
het werk te laten zien. Je zou
geen vrouw moeten zijn als er
niet op sommige ogenblikken
een begerige gedachte door je
heen flitste als je een extra
snoezig japonnetje te zien
krijgt. Veel tijd voor zulk een
egoïstische gedachte is er niet,
want er is veel te zien. Ook, wat
wij als vrouwen in deze dure
tijd waarderen, het z.g. „oud-
maak-nieuw". Het wordt me ver
teld, dus geloof ik het, maar te
onderscheiden van nieuw goed
is het niet. Dat zegt wel ge
noeg. Even zijn we in het lokaal,
waar de „primaire" opleiding"
les in de lagere schoolvakken
krijgt, en dan gaan we naar het
tekenlokaal. Een belangrijke klas
in het kader van deze school,
want voor naaien, costuumnaaien
en stofversieren, moet de hand
wel vaardigheid worden aan
geleerd. Uit de resultaten, die
aan de wand zijn opgeprikt, is
wel te zien, dat persoonlijke
aanleg de volle kans krijgt. Er
is veel goed werk te zien. Als
we weer wat gangen zijn door
gegaan en ik niet precies meer
weet of we oost of west koersen,
komen we in de tweede klas
der primaire opleiding, waar
i
richting. Er zijn talloze gas
stellen, electrische fornuizen,
gasfornuizen en ook een kolen-
fornuis. Meisjes, die hier ge
traind zijn, zijn dus wel van alle
markten thuis.
We zijn geloof ik weer wat
gangen doorgegaan en trappen
op of af en komen weer in een
lokaal, waar genaaid wordt. De
lerares daar toont weer wat
werkstukken vooral op het ge
bied van stofversieren. Ik zie
prachtige dingen en ten laatste
ooktot mijn verrassing de
„zomertoiletten" van onze schat
tige Goesse drieling. Wat zullen
de meisjes dit werk met pleizier
gedaan hebben.
„Vroeger", vertelde de direc
trice, „hadden we hier een in
ternaat, waar de meisjes hun
practisch huishoudelijk werk
konden oefenen. Na de ophef
fing van dit internaat vonden
we een andere en betere oplos
sing. De meisjes gaan nu een
morgen per week naar gezinnen
in de stad, waar ze onder toe
zicht van de vrouw des huizes
dit werk kunnen doen. Ze doen
daar een kamer of gang of keu
ken, al naar gelang dit nodig
is. De lerares verschijnt dan on
verwachts om het werk te con
troleren".
De directrice vond dit een
pracht oplossing, omdat, naar ze
reeds zeide, ze graag de school
midden in het leven heeft staan.
Dat dit reeds zo is, blijkt wel
uit het feit, dat ze dagelijks
wordt opgebeld, of er komt
iemand binnen, die in een of
ander huishoudelijk perikel zit
en raad of hulp nodig heeft.
Als we aan het eind van de
rondgang zijn gekomen en ik
Mw. Weststeijn hartelijk dank
men ook juist aan het naaien
is. Dat zijn dus meisjes van der
tien en veertien jaar. 'k Mag ook
hier weer „klaar werk" zien. Bij
menige blouse en japonnetje
denk ik nederig, zo zou ik het
niet kunnen.
We moeten echter verder wan
delen, en zo komen we in het
reeds verlaten waslokaal. De in
richting en uitrusting van dit
lokaal moeten wel de trots van
de betrokken lerares zijn. In het
volgend lokaal word ik schade
loos gesteld, want daar zijn de
meisjes aan het strijken. Die
meisjes houden de glorie der
Hollandse huisvrouw, onze keu
rige linnenkast zeker hoog. In
het kooklokaal is de grootste
bedrijvigheid helaas ook al voor
bij. Men is aan het opruimen,
maar wel zie ik resultaten van
volbracht werk, in de vorm van
enkele sierlijk opgemaakte pud
dingen. Men heeft zich gehou
den aan het gezegde: het oog wil
ook wat hebben, dat is duide
lijk, maar ik vermoed, dat de
smaak er aan evenredig is, dus
een streling voor de tong. Dit
terrein is reeds half verlaten,
maar ik bekijk nu maar de in-
zeg voor al de tijd, die ze mij
gaf, denk ik wat een ontzaglijk
mooi werk wordt hier gedaan.
Zoveel meisjes het leven te kun
nen insturen, die „vakbekwaam"
zijn voor het veelomvattend „be
roep" van huisvrouw, want wie
klaar is voor haar werk, kent
ook de echte arbeidsvreugde, die
brengt wat tot stand zonder te
versloven.
Ik zou alle moeders, wier
dochters niet een speciale aan
leg in een andere richting heb
ben, willen raden, laat ze een
paar jaar hier, naar deze school
gaan, daar heeft het meisje plei
zier van en later zijn er veel
gezinnen mee gebaat.
VaoA owfre. jattgs
merHen
Mijn beste nichtjes en neven,
Hier volgt de beantwoording
van het eerste deel van de brief
jes, die ik ontving. Het zijn er
weer heel wat. Volgende week
krijgen de anderen een beurt. Het
spreekt, dat er ook deze keer
weer prijswinnaars zijn. Dat zul
len jullie volgende week wel eens
zien. Er is weer meer dan één ge
lukkige. Dat is leuk hé! Nu alle
maal heel veel groeten en tot de
volgende week.
Jullie Tante TRUUS.
Elzenkatje te viapingc. Jij krijgt
de eerste beurt, want ik vermoed,
dat jouw briefje eigenlijk te laat
in mijn bezit kwam. Ik zal het nu
goed maken door je een extra
lange beurt te geven. Wat zou ik
die tentoonstelling graag gezien
hebben. Dat eigengemaakte werk
is altijd zo leuk. Het moet wel
een heel werk zijn geweest om
zo'n poppenhuis te maken met al
die meubeltjes er bij. Jij schreef
je briefje op 4 Mei en toen vroeg
je me of het in Goes ook zo koud
was, nu is het eind Mei enik
zit bij de wanne kachel! Adrie
van der C. te Wenieldinge. Wat
vervelend, dat je die wond kreeg
aan je been. Gelukkig, dat het
weer gauw beterde. Is het nu he
lemaal over? Als de aardbeien
zo mooi bloeien, zul je heel wat
aardbeien krijgen. Lust je ook zo
graag aardbeien? Lekker hé!
Zeemeeuw te Axel. Ik vind, dal
je best aan dat koor kunt blijven.
Dat is voor de dirigent veel pret
tiger, want als jij er afgaat, doen
die andere jongens het misschien
ook en dan gaat het mis met het
koor. Wie weet komen er onver
wachts wel een paar jongens bij,
dan heb je weer gezelschap. Ik
ben bang, dat je fietstocht met
Pinksteren niet doorgegaan is,
vanwege het weer. Vertel me in
je volgende brief maar eens wat
je gedaan hebt. Durft vader nog
wel eens 's avonds laat daar te
fietsen na die kwade ervaring?
Trekvogel te Grjjpskerke. Ja, ik
had je de vorige maal al gemist.
Goed dat je weer in de familie
kring terug bent. Leuk om die
verjaardag met zo'n fijne auto
tocht te vieren, lk ben wel een
paar keer bij die vuurtoren ge
weest, maar heb nog nooit de
moed gehad om naar boven te
klauteren. Je hebt vandaar zeker
wel een prachtig uitzicht. Hoe is
het met de kuikentjes gegaan?
Wiin van de P. te Middelburg.
Leuk, dat jij zo'n plantje gekre
gen hebt om te verzorgen. Weet
je welke plant het is. Houd jij
ook zoveel van bloemen? Ik heb
nog meer planten dan je moeder.
Dat is nog al wat hé? Welke
soorten heeft Moeder alzo?
Heb je nog gefietst? Piet van de
P. te Middelburg. Als je wat dich
terbij woonde kwam ik bij jou
groente kopen, want jij hebt net
de groente, die ik graag lust, in
je tuin. Zijn de kuikentjes al uit
gekomen? Ik had voor de Pink
stermaandag hetzelfde plan als
De koude, die we met de
Pinksterdagen beleefd hebben,
deed ons naar de oude boeken
grijpen om eens te zien, welk
weer onze vaderen zoal door dg
loop der eeuwen hebben mee
gemaakt. Een uitstekende studie,
die hierover breedvoerig handelt,
troffen we in een geschiedkundig
werk, dat ons juist dezer dagen
ter hand werd gesteld, en dat
tot titel draagt: „Wolfaartsdijk,
geschetst als eiland en am
bachtsheerlijkheid van de vroeg
ste tijden tot op heden", door
J. van der Baan. Uitgegeven in
1866. We lezen daarin: „Op 5
Juni 1408 viel er een buiten
gewoon zware hagel en kort
daarop begon het te regenen, ge
durende vier maanden achter
een, zodat het land vol opper-
water stond. In hel jaar 1444
bedierven het koren en alle
vruchten te velde, uithoofde dat
het meest alle dag regende van
St. Jansmisse tot Bamisse (24
Juni tot 1 October). In 1483 kon
den de vruchten door het aan
houdende zure weer niet tot
rijpheid komen en ook de oogst
van 1524 viel bitter tegen door
de vele onweders en de hagel.
De lente van 1548 kenmerkte
zich door strenge kou en sneeuw
vlagen. De zomer van 1407 was
zo koud, dat alle vruchten ver
loren gingen en er ontstond toen
in Zeeland zulk een honger
snood, dat in verscheidene
plaatsen de mensen zich met
gras en hooi moesten voeden. In
1621 was de zomer zo buiten
gewoon nat, dat er grote duurte
intrad. Het regende toen, met
uitzondering van vijf dagen, van
1 Juni tot 6 October. In 1740 had
men een buitengewoon strenge
winter. In de eerste dagen van
Januari begon de vorst met een
nijpende koude, die zich ken
merkte door 77 felle vorstdagen.
Niet slechts vissen en vogels,
jij, maar het weerVertel me
eens wat jij deed op die dag.
Dina It. te Nieuwdorp. Je hebt
het gezellig gehad met een paar
zulke feestelijke dagen. Ik ben
blij, dat je de prijs zo mooi vond.
Heb je het boek al uit? Had je
ook al zulke plannen voor de
Pinkstermaandag. Wat is er van
geworden? Vertel me dat maar
eens. Lelie te Wemeldlnge. Je
mag natuurlijk met ons mee doen.
lk houd wel van een grote fami
lie. Toen ik jong was deed ik net
als jij en speelde met poppen.
Hoeveel heb jij er? Ik had een
heel kroost vroeger. Leuk, dat je
met één van die kleintjes uit de
buurt mag gaan rijden. Huilen ze
dan wel eens? Willem W. te Sc-
rooskerke. Jij schrijft, vandaag is
het mooi weer en ik vertel je,
vandaag is het koud en kruip ik
dicht bij de kachel. Wat een ver
schil hé? Vond je 't niet jammer,
dat die konijntjes weggingen? Is
het varken al groot? sneeuw
klokje te Wolphaartsdyk. O
nichtje wat ben jij me een tijd
vergeten. Gelukkig dat je er weer
bent. Hoever ben je met je orgel
les? Kun je al versjes spelen? lk
houd heel veel van orgelmuziek.
Nu heb jij dus een vriendinnetje
en een raadseltante, die eender
heten. Raak maar niet in de war.
Leuk zo'n fietstocht met een
clubje. Wim van 1'. te Stavcnlsse.
Al weet jé een keer de raadsels
niet, daarom mag je me toch wel
schrijven. Wat hebben jullie veel
jonge dieren. Het leukst lijkt me
dat veulentje. Is het louw van je
schommel wel sterk genoeg
Minn van der II. te '«-Gravenpol
der. Wat die schoonmaak al niet
te weeg kan brengen. Gelukkig,
dat die weer achter de rug is en
jij je brieven weer op de post
brengt. Nee, ik ben nog niet naar
dat Kerkhof geweest, maar ik
heb er wel alles over horen ver
tellen, ook over die prachtige
krans van onze Koningin, lk
hoop, dat je met dat schoolreisje
mee kan gaan, want dat zijn al
tijd zulke fijne dagen.
maar ook verscheidene mensen
vielen ten slachtoffer aan deze
koude. Na de 9 Maart bespeurde
men geen vorst meer, maar de
lucht bleef zeer koud en het
gure, barre weer hield aan tot
de 22 Mei, waarbij de wind al
die tijd in het Noorden bleef.
Er was geen gras in de weiden,
en men verkucht een voer hooi
voor 48 gld. De vruchtbomen,
eerst laat uitgesproten, leverden
weinig of geen fruit op, en dan
nog klein van stuk. In 1771 be
gon het in Maart nog fel te vrie
zen en op de 29c van die maand
werd er overal in Zeeland
schaats gereden. Ook in 1783
viel een late vorst fel in, zodat
op 2 April alle binnenwateren
dicht lagen. In 1786 bleef 't ook
al maar koud, zodat men het op
4 Mei nog geducht zag sneeuwen
en hagelen en reeds op 31 Octo
ber van dat jaar begon het weer
sterk te vriezen. In de zomer
van 1783 breidde zich, niet
slechts over Nederland, maar
over geheel Europa een nevel
uit, zó ongemeen sterk, dat men
die niet aan de gewone veen-
damp kon toeschrijven, maar de
oorzaak daarvan moest zoeken
in de vreselijke vulkanische uit
barstingen, welke toen in Italië
en op IJsland plaats hadden.
Ook in 1827 boekte men een
zeer koud voorjaar, gekenmerkt
door hevige sneeuwvlagen. Ook
de zomer van 1820 was guur en
koud. Op 14 Juli 1831 brak er
over Bevcland een geweldige ha
gelbui los, waardoor de veld
vruchten op verschillende plaat
sen en vooral het zaad veel le
den. Ook 1841 was een bij uit
stek koude en natte zomer. In
het begin van Mei, had men
zware onweersbuien, gepaard
met veel hagelslag, die niet
slechts aan de gebouwen maar
o»k aan de veldvruchten veel
schade berokkende. De hagel-
£te mM&i
't ls of de koe bij ochtend in ondiep water baadt,
Zo is de neveldamp, die tot haar knieën staat.
Herkauwen doet zij rustig en elke morgen slaat
De melker haar in 't spantouw, opdat zij rustig staat.
Hij zet zijn éénmansstoel wat in een scheve stand,
En duikt door zijn gewicht de poot in 't zachte land,
Hij steunt zijn voorhoofd tegen 't rommelend ingewand,
En in het Oosten gloort de rode zonnebrand.
Hij houdt in elk der handen een zachte speen omvat,
En als de eerste stralen in d' emmer zijn gespat,
Trekt hij met vlugge halen het kostbaar witte nat,
Tot geen van haar kwartieren één druppel meer bevat.
Zijn fiets met ingrediënten staat bij het weidehek;
Zijn pet hangt met de klep in bruin verbrande nek.
Hij krapt tussen de horens van 't beest een witte vlek,
En boert; hij at van morgen zijn boterham met spek.
Dan fietst hij in gedachten in prille zonneschijn,
Hij werkt voor zijn gezin en vindt het leven fijn.
En bijna ied're morgen fluit hij het liedrefrein:
„De. Here is mijn Herder'.".zo houdt hij zich wat klein.
POOT JUNIOR.