Uit klas Ofts koet vukaat. Vc-cPi jump m-eftien- OOM PAUL Donderdag 4 Mei 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 En we laten zonder enig com- mt..iaar een samenvatting vol gen van een bericht uit de Nieuwe Haagse Courant" van 24 September 1949: Een „arrestant" van vijf jaar werd op transport gesteld. Twee Haagse broertjes van resp. 5 en 9 jaar waren met vacantie in het barre Noorden en zij misbruikten hun tijd om op een stapel riet in de polder te gaan spelen zeer ten na dele van die riethoop, die wel dra geen hoop meer was. Na de vacantie, naar Den Haag terug gekeerd, kregen de beide deug nieten mitsgaders hun vader een oproeping om voor de verre Kantonrechter te verschijnen. Maar daar konden zij niet heen van wege de kosten. En wat ge beurt daarna? Op een ochtend te kwart over zes komt een Haags agent de beide boos doeners halen en onderneemt met hen de reis naar het Noor den: 150 km heen en 150 km terug. Tenslotte kwamen de kinderen om half zeven tevre den thuis. Zij wilden best weer eens een keertje gaan, want zij hebben veel gezien onderweg. Met één flinke uitbrander in Den Haag was de zaak van ge rechtigheid en reclassering veel beter gediend geweest dan met dit kostbare, niet ongevaarlijke en tenslotte belachelijke experi ment. Aldus geschied in het jaar onzes Heren Negentien Honderd Negen en Veertig, na meer dan vijftig jaar kinderbescherming. Wat zegt u me daarvan? Ik kan me begrijpen, dat deze jeug dige twee boosdoeners „het geval niet stilhouden", maar er trots voor uitkomen onder hun kor nuiten. Maar dan zal het me ook niets verwonderen als andere Hagenaartjes gaan broeien op een plan om ook eens iets uit te haien als ze eens met vacan tie zijn, want zo'n uitstapje is toch altijd iets wat trekt, als je jong bent. Over onkosten maakt de jeugd zich uiteraard nooit zorgen en wjj ook niet want vadertje staat betaalt wel (als wjg maar belasting dokken). In- tussen is dit laatste wel niet in de haak, maar het ergste is dat voor kinderen straf geen straf meer is, waardoor het begrip „kwaad" ook al verflauwen gaat voor hen. En dit besef hebben ze heus wel nodig. Zo ziet men dus, ook bij de kinderberechting is men niet „ouder en wijzA" geworden. Helaas. Maaike en Mieke Het nieuwe span van klas één en ik zijn alweer aardig aan elkaar gewend. Wat het worden zal? 't Ja, daar voor is de kennismaking nog ,te kort om met zekerheid iets te kunnen zeggen. Deze eerste klassers hebben het tot nu toe nog al aardig getroffen in hun wetenschappelijke loopbaan. Net waren ze een paar dagen op school, of ze hadden alweer vacantie en nu in deze week is er weer veel vrij door de ver jaardag van onze Koningin en de herinneringsdagen van Mei. Ze kunnen het dus op hun ge mak aan doen. Van verschillen de durf ik wel wat voorspellen, gezien opgedane ervaringen met voorgangers uit hetzelfde gezin. De eerstelingen uit een gezin blijven echter altijd een bron van verrassingen. Dit keer heb ik heel wat eerstelingen, dus heb ik altijd kans op een „aorigheid- je". De meesten zullen dit jaar, vermoed ik, wel komen van de kant van de tweeling. Moeder Meyer bracht ze zelf op de mor gen van de befaamde eerste schooldag onder mijn hoede. De inlichtingen met een glunder gezicht gegeven, waren beslist moedgevend. „Juffrouw, hier hebbe ze dan. Je ken d'r pleizier mee beleve. Ze verzinnen elke dag wat anders. As de één niks weet, weet de ander wel wat. En ze benne o zo erreg op mekaar". Deze toespraak werd gegeven over 2 vlasblonde kopjes heen, elk piekerig pruikje gesierd met een „reuze rode strik". Steels keken ze eens omhoog naar mij, maar de helblauwe kijkers gaven de indruk van de onschuld zel ve te zijn.... 'k Kreeg gewoon een pleizierig gevoel, toen ik dit span zag, maar daarnaast vloog het door me heen: „Hoe ter wereld houd ik die twee uit el kaar. Daarom vroeg ik aan Moe der Meyer: „Hadt u me maar een beetje geholpen door ze een verschillend lint in het haar te doen". Juffrouw Meyers gezicht is een daalder waard. „As ik daar maar kans voor kreeg, juffrouw. Ze motte alles percies en per- cies eender hebbe, anders doen ze het niet an. Ze ware nog maar drie jare en toen- wiste ze het al en nou is t'r helemaal geen huis mee te houwe as het niet percies gelijk is. Vleje week brak Mieke d'r borretje en toen gooide Maaike het hare ook maar kapot, omdat ze anders verschillende horretjes zouwe hebbe." Met kwalijk ver borgen trots stond de moeder de verhalen over de euveldaden breed uit te meten. Ik was er meteen al goed van overtuigd, dat er wel wat te beleven zou vallen met dit levenslustige ver wende duo. En nu, vandaag hebben we onze eerste ervaring van de ex perimenten van Maaike eri Mie ke. De daad is thuis geschied, maar wij zitten met de gevolgen. Schrik maar niet, want ze zijn als lammetjes, maar zien er uit, dat ik ondanks mijn medelij, slechts met moeite mijn gezicht in de juiste plooi weet te hou den. Men begrjjpt, dat elke rechtgeaarde eerste klasser het na èèn of twee dagen zijn eer te na vindt om naar school ge bracht te worden, zo is het dus te verstaan, dat ik vanmorgen al dra het gevoel heb, dat er wat aan de hand moet zijn, als ik juffrouw Meyer het plein zie opstappen, met aan elke hand een dochter, deze gesierd met een muts M'n gevoel bedriegt me niet. Moeder Meyer stevent met ge zwinde pas 't plein over en be landt spoedig voor mijn deur, waar ze met een vinnig tikje haar tuin en gaf de stakkers te drin ken. Verstaan kon hij ze niet, maar ze gebaarden naar de lucht en hij begreep er uit, dat ze tegen de Duitse luchtmacht niet op konden. Honderden Fransen kwa men Goes binnen en ze kwamen van alle kanten, ook langs de Oostzijde, over Kattendijke, dwars de polders door, steeds be scherming zoekend voor de ge nadeloze Duitse lucht-mitrail- leurs, die, als de dood zelf, met de zeis achter hen aanraasden... En toen kwam het ogenblik, dat Wissekerke nooit meer verge ten zal. Het werd stil in de Wil- helminastraat, heel stilvoor tien minuten. Toen kwamen er nieuwe troepen de kromming van de straat door. Ze stelden veldte lefoons, in een weergaloze snel heid, op en richtten machinege weren recht de straat door. Wis sekerke zag wel, dat het andere uniformen waren, maar hij meen de, dat het een ander regiment Franse troepen was, die nog in volle orde zich gevechtsklaar opstelde en een ogenblik kreeg hij weer moed. Maar hij zag niet, dat de machinegeweren de ver keerde richting werden opgesteld. Het waren de eerste Duitse stormtroepen, de Hitlerjongens, die Goes kwamen bezetten en de dappere Franse soldaten gevan gen namen. Al spoedig werd hij ontnuchterd. Als beesten werden de honderden Franse gevangenen opgedreven naar het veilingge bouw. Wie te afgemat was om te kunnen draven, werd met sol daten-laarzen getrapt en opge jaagd. Duitse sadisten op motor rijwielen jaagden achter de ge vangenen aan, die met de handen boven het hoofd voortstrompel den naar de veilingloodsen. Het was op dat moment, dat Wissekerke voor goed Duitsland ging haten, het land, dat hij in do jaren 19141918 zo goed ge zind was geweest. Even later stroomden de Duit se stormtroepen ook zijn woning aanwezigheid aankondigt, en dan is het drietal binnensdeurs. „Juffrouw, hier hebbe ze nou, en nou zal ik zelf es vertelle wat ze nou weer hebben uit gehaald." Maar moeder vertelt niets, ze trekt alleen maar twee rode mutsjes afen dan staar ik ontzet op twee kale knikker tjes met hier en daar een ver dwaald en verwaaid rechtop staand piekje.... We moeten wel een prachtig tableau vivant vormen, zo met ons vieren. Juffrouw Meyer, dit maal echt verbolgen, met in elke hand een rood mutsje, kijkt neer op de twee haarloze monstertjes, verder twee schuldig gebogen misdadigertjes en ik, ook almaar starend „Juffrouw, gisteremiddag zat ik te naaien en laat ik nou toen toch denke, je ken nou toch es zien, asdat ze op school gaan, want nou benne ze eindelijk es een poosje achter mekaar stil. Maar toch vertrouwde ik het eindelijk niet en ik ging es kijke in de keuken en daar had je je 'tnou. Maaike was al kaal en die was bezig Mieke te knip- pe. En nou heb ik gezegd, asdat ze vandaag zo moete blijve lope. Morgen zal ik die andere pluk- kies wegknippe. Ze motte nou maar es lere, asdat ze niet alles magge.;.." Moeder is net buiten adem als de bel gaat. Ik laat haar maar gauw gaan en doe zelf in de klas de manteltjes van de bel hamels uit en, hang ze op de kapstok. De Ontredderde hum mels stuur ik naar hun plaatsje, op de eerste bank van de mid delste rij. Onderwijl denk ik, ik hoop dat moeder ook wat geleerd heeft gister. Eerlijk, ik heb meelij, maar het gezicht is zo zot, dat ik mijn kramperig vertrokken gezicht even 'haastig verberg in de kast, waar ik wat met boekjes pruts. Stokstijf zitten ze nu op hun plaatsje, ach zo vooraan. De bel heeft geluid, dus davert de horde binnen. Dirk Droogers is nummer èèn, want hij heeft natuurlijk weer wat te vertel len. „Juffrouw"doch ver stijfd staat hij stil, wijst naar binnen. Kasten, kelder, zolder, slaapvertrekken, alles werd on derzocht en door soldatenlaarzen vuil getrapt. Ze eisten brood, be gonnen zich in de tuin achter het huis te ontkleden en begoten zich met emmers water. Sommige be gonnen zich te scheren. Blijkbaar wilden ze een goed entree maken in Goes, waar ze immers nóóit meer uit verdwijnen zouden? En Wissekerke moest het, te zamen met zijn vrouw, dochter en jongste zoon aanzien, zijn vuisten lagen gebald in zijn broekzakken. En te vergeefs zochten zijn kleine blauwe oogjes de lucht af naar de hulp van de Engelse vliegtuigen, die immers nóg kónden helpen? Maar dan op eens stapte hij reso luut zijn woning binnen en mom pelde: de Engelsen helpen? Dié helpen alleen der eigen Toen kwamen de bange bezet tingsjaren, met verbod op ver bod, regel op regel van een vreemde tyrannieke dwingelandij. Onderduikers, ondergrondse vlug schriften, moppen over de Duit sers die niet naar Engeland kon den varen, maar ook de jaren van de „Zeeuwse Modderstroom", zwarte uniformen, jeugdparades, en Wissekerke haatte het alles met een volkomen haat, omdat hij wist, dat zijn land en zijn mooie Zeeland er aan kapot zou gaan, wanneer van Hogerhand niet werd ingegrepen. Zijn kinderen, die trouw luis terden naar de B.B.C. van Lon den en speciaal naar de uitzen dingen van Radio-Oranje, vertel den enthousiast over- wat Enge land allemaal deed, maar Wisse kerke wilde er niet van horen. Engeland is een rietstaf die de hand doorboort, zei hij steeds. Eerst moet Amerika er bij ko men, anders wordt het niks En Amerika kwam er bij De nederlagen veranderden in overwinningen, Alamein, Cyre- naika, Benhasi, het werden klan ken even vertrou*» en bekend, als Kattendijke, Rapelle en 's- voren en zegt een langgerekt „ooooo". Twee kale knikkertjes buigen dieper en dieper. Wat nu volgt lijkt wel een opvoering, want elk herhaalt bijna eender het entree van Dirk. De kale kopjes liggen eindelijk op de armen op de bank. Mieke snikt het eerst, dus volgt Maaike subiet. De klas vindt me waarschijn lijk „streng" vanmorgen, want ik geef geen tijd voor een en kele mededeling, hoe gewichtig ook. We gaan zingen. Om twaalf uur mag, als de Idas naar huis gaat, Mieke de schrijfblaadjes ophalen aan de jongenskant en Maaike mag het zelfde doen aan de meisjeskant. Eigenhandig zet ik twee rode mutsjes op twee schuldige hoofdjes. Het leven gaat snel, in de middag is men alles alweer ge woon. R. T. Beste neef, Je had het in je laatste brief over de sport en wilde mijn me ning eens weten over dit onder werp. Je kon het niet goedkeu ren, schreef je me, dat er nog zoveel christenen zijn, die sma lend hun schouders ophalen, als er over sport gesproken wordt. Jij ziet er veel moois en edels in. Nu, ik wil je wel zeggen wat ik er van denk, maar dan zullen we het eerst goed eens moeten wezen met elkaar, wat we eigen lijk onder sport verstaan. Ik ge loof, dat jij iets anders onder sport verstaan wil hebben dan de massa. Weet je hoé de massa over sport denkt? Ik zal het je kort en goed vertellen, zij verstaat on der sport het kijken naar 'n wed strijd. Het weekblad „De Sport wereld" dat je 's-Maandagsmor- gens al vroeg kimt kopen en dat alle „sportprestaties" van de Zondag „verslaat", heeft duizen den kopers. Dacht je, dat dit ai- GravenpolderLanding op Si ciliëItalië. Nou begint 't er op te lieken, zei Wissekerke 6 Juni 1944,D-day!" De Engelsen vechten goed! vond zijn zoon. Churchill is toch maar een vent, die heeft alles goed bekeken en wéét wat ie wil. Niet de Engelsen, de Canade zen en Amerikanen, zei Wisse kerke, die doen 't 'm! Die Engel sen vechten tot de laatste Cana dees en de laatste Amerikaan, je zal 't zien! spotte hij, zich een mop herinnerend, die een andere boer hem eens op de Goese markt verteld had. Zijn kinderen gingen er tegen in. Vooral zijn jongste zoon, Henk, die op het Goese Lyceum ging en een aardig mondje Engels begon te babbelen, kwam altijd in vuur tegen de laatdunkendheid van zijn vader als het over de Engelsen ging. Maar op zee zijn het dan toch maar helden, vader, verdedigde h(j de overburen. Jawel, als er koloniën in te pikken zijn. Je zal is zien, als ze straks de Mof onder de knie heb ben, hoe gauw de Engelsen in ons Indië zitten. 'tZal mij nog be nieuwen of we er ooit wat van te rug zalle zien. Och, vader, u denkt altijd nog maar an die Transvaalse oorlog gei Henk. Ja, net! Oók toen ging het om het goud en de diamanten van Afrika. Ze benne nog niks ver anderd October 1944. Het invasie-leger had zich uitgebreid over Frank rijk als e:i inktvlek op vloeipa pier. Parijs, Brussel, Antwerpen de Nederlandse grens. De overwinningstocht was adembe nemend geweestDolle Dins dagToen de Scheldeslag. Dagen en weken in Brabant, langzame tocht tot aan het Ka naal. eind October richting Goes. Vrijdag waren de moffen nog in 't Duurde lang eer de oude Zeeuw se boer Wissekerke geloven kon, dat de Duitsers werkelijk in staat waren ons.land aan te vallen. Eerst toen" Polen onder de voet werd gelopen en Warschau was plat guoombardeerd, begon hij te twijfe.en en toen in April 1940 óók Noorwegen aan de beurt kwam, uegreep hij, dat het daar bij niet zou blijven. Hij had het allemaal gróóg direct geloofd, wanneer het de Engel sen waren geweest. Dié achtte hij tot alles in staat. De Transvaalse boerenoorlog kookte hem nog al tijd in liet oude bloed. Hij was er bij geweest toen Paul Kruger in Rotterdam zijn rede hield en hij had al de boeken van Penning over de Uooineks, die baarlijke duiveis gelezen. De Engelsen wa ren overal toe in staat, zei hij al tijd. Wanneer Nederland in de historie oorlog had was het im mers altijd tegen de Engelsen ge weest. Dat we óók een slordige tachtig jaar tegen Spanje ge vochten hadden en dat we óók met de Fransen wel eens aan het bakkeleien geweest waren, zag hij daarbij over het hoofd. Neen, de Engelsen, die hadden het ge daan. En toen de kranten voor het eerst begonnen te schrijven over de gruwelen in de Duitse concentratiekampen, was hij er direct bij om te zeggen: dat is 'n Engelse uitvinding, dié zijn er mee begonnen in Transvaal Maar nu was het dan zo ver 10 Mei 1940 midden in de nacht vielen de moffen ons land binnen. Op diezelfde 10 Mei zag Wisse kerke de dappere Fransen langs zijn huis komen in de Wilhelmi- nastraat te Goes, waar hij woon de, sedert zijn zoon op zijn boer derij was getrouwd. Hij stond aan het hekje van zijn woning toen de stoere kerels met hun drie- wielige motorfietsen langs kwa men, de Duitse stormtroepen en dus de dood tegemoet. Hij was er getuige van, dat een boerin, be wogen met het lot dezer kerels, met een emmer melk aan de weg stond, om de dorstige Fransen een glas aan te bieden en hoe een Franse officier haar dwong, eerst zélf van de melk te drinken, om dat hij bang was, dat die melk vergiftigd was. Had de officier geen waarschuwing gekregen op te passen voor de N.S.B.-ers in Nederland? Wissekerke vloog het bloed van schaamte naar 't oude hoofd, toen hij eindelijk begreep, wat de Franse officier bedoelde. Pinksteren-Maandag stond hij weer aan zijn hekje en zag onze eigen jongens terugkomen uit de Peel, een verslagen, dodelijk ver moeid en uitgeput leger, of beter; ordeloze massa. Maar de Fransen waren er niet bij en dót gaf hem moed! Tegen zijn dochter, die naast hem stond, zei hij: Zie je wel, dat de Engelsen het de Fran sen weer laten opknappen. Zo zijn ze alle eeuwen door geweest, ze laten een ander voor zich vech ten. Maar het is maar goed ook, één Franse soldaat is meer waard dan tien Engelse! Maar op Donderdag kwamen ook de Fransen terug, althans voorzover zij nog in leven waren en ze zagen er niet beter uit dan de Nederlandse jongens die op Pinkster-Maandag terug geko men waren. Een dodelijke angst voor de Duitse vliegtuigen lag op hun vermagerde, grauwe, on geschoren gezichten te lezen. Hun ogen stonden hol en zij sjokten als oude mannetjes. Waren dat de forse troepen van Vrijdag j.l. Wissekerke stond met een em mer water aan liet hekje van zijn Üon'derdag 4 Md f950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagins 3 uwe kinderen te doen gelden, dit is onse heilige bedoeling en onze vurigste begeerte." En dan wekt hij met de kreet: „God heeft het alsoo gewild!" de burgerij op om zich te scharen onder de rode vanen van de Franse Revolutie. Dat is dezelfde man, die nog maar pas, onder de vleugelen van een aristocratische weldoe ner bescherming had gevonden en zich bij slecht weer in een draagkoets naar het kasteel van zijn weldoener liet brengen om er zijn huisprediking te houden. Zonder enig gewetensbezwaar haalt hij, de „orthodoxe domi nee", de Franse Revolutie Zee land binnen. En hij doet het op een vrome manier. Hij dankt God in een Kerkdienst te Mid delburg er voor, dat de rivieren met een ijslaag bedekt werden, zodat de Franse soldeniers ge makkelijk ons land konden binnenstromen. En in zijn hand moeten de leden van het „Bur- ger-commité" de eed afleggen, waarin zij verklaren: „Ik beloove en zweere, den Post mij door de Burgerij opgedragen, over eenkomstig desselfs aart ge trouwelijk te zullen waarnemen. „En onder degenen, die deze eed moesten afleggen behoorde ook M. J. Veth van de Perre, Heer van Westcapelle, broeder van de overledene weldoener van Van der Palm, die nu ver plicht werd in handen van de voormalige huisprediker van zijn broer de Revolutionaire eed af te leggen. Van der Perre ver klaarde bereid te zijn, de post van provisioneel schepen aan te nemen, maar stelde met burger Lantsheer o.a. als voorwaarde, dat hij tot geen besluiten zou hebben mede te werken, strijdig met de eed op de vorige con stitutie, zolang die nog niet zou zijn opgeheven en zijn tegen woordige eed af te leggen in handen van de eerste burgemees ter als het hoofd der wettige vertegenwoordigers van de bur gerij. Deze laatste eis kon echter niet worden ingewilligd en de patriciër berustte onder verze kering, dat het alleen was, we gens den uitdrukkelijken wil des volks en versogt, die alsoo aan te teekenen". De historieschrijver tekent hierbij aan: „Wat moet er op dat oogenblik omgegaan zijn in het hart van beide mannen, die zich daar plotseling in zo ge heel andere verhouding tegen over elkander bevonden: de Jonge democraat den edelman opvorderend tot de eed van ge trouwe naleving zijner bestuurs- plichten Van der Palm geeft orde in de stad Middelburg de „Vrij heidsboom" te planten, en des avonds is er groot feest, en Van der Palm is „de groot-redenaar der revolutionairen in deze stad". Een maand later, 24 Juni 1795, wordt de alliantie tussen de Franse en de Bataafse Republiek openlijk en plechtig afgekon digd, bij welke gelegenheid, vol gens de historisch!'ij ver: er reeds 's morgens vroeg de gecombineerde Fran se en Nederlandse vlag van de Abdij toren woei, boven de ingang van het Stadhuis werd de vlag der beide republieken uitgestoken, waarop in beide talen te lezen stond de woor den „Vereeniging der twee Republieken" de Vrijheids boom was aan 4 zijden ver sierd met blauwe cameels, waarop met gouden letters stond: „Vrede, Vereeniging, Broederschap, Haat aan de Tyrannen", zijnde voorts be hangen met festons van eiken loof en omringt met een orchest voor de muzikanten..." In de „Extraordinaire Midd. Crt." van Zaterdag 27 Juni, vindt men een uitvoerig relaas van de feestelijkheden. Een plechtige optocht werd gehou den: „Aan de Oostkerk gekomen, marcheerde de gansche trein naar binnen, wierd, bij haar aankomst, onthaald op schoon muziek, en vond aldaar een groot aantal weldenkende Burgers en Burgeressen, die met haar tot een en hetzelfde oogmerk ter dezer plaatse ver schenen waren; de Burger lemaal mensen zijn, die aan sport doen? Geen sprake van. Ze heb ben een hartstocht voor een kijk spul en dat heeft met sport niets te maken. Ik las dezer dagen een verslag m een Belgisch blad van de wed strijd BelgiëHolland, die on langs des Zondags bij Deurne werd gehouden. Daar waren 55.000 mensen en die keken naar 22 voetballers. Die 22 deden daar aan sport, als je die wedstrijden nog onder sport rekenen wil, maar de rest? De rest zijn arm- zlellge stakkers, die met bun Zondag geen raad weten en zich staan te vergapen aan 22 paar benen, die tegen een stukje leer lopen te trappen. Het heeft pre cies zoveel met sport te maken als het kijkspul in de Spaanse theaters, waar ze stierengevech ten te zien geven. De hartstoch ten worden opgewekt, niet omdat ze het mooie van de sport bezien willen, maar omdat ze hun ziel verloren hebben aan één van de twee partijen. Hoe „sportlef" het daarbij soms naar toe gaat kon je onlangs lezen in onze eigen krant van een voetbalmatch in Zeeland. En hoe gezond die sport-pro- fesslonals, die beroepsspelers er wel bij blijven, moet je maar eens aan een hartspecialist vragen. Ik .las onlangs in een buitenlands tijdschrift een aardige anecdote met plaatjes er bij. Er boven stond: „De sportsman en de toe schouwer". Op het eerste plaatje zie je een geweldige gespierde vent, die 500 pond heft. Een toe schouwer, een smal ventje met afhangende schouders, staat er verbaasd naar te kijken. Het tweede plaatje laat de reus zien in een harddraverij. Dezelfde toe schouwer staat er, tegen een boom .geleund, naar te kijken Het derde plaatje laat de sports man zien, die van een steiger in een zwembad duikt, dezelfde toe schouwer staat er weer bij. Het vierde plaatje vertoont de sports man jagend achter een tennisbal, en weer zie je de toeschouwer verbaasd toezien. Op het laatste plaatje zie je echter alléén de toeschouwer, maar hij staat ge leund tegen een grafzerk, waar onder zijn sportsman begraven ligt, en de toeschouwer ziet er nog volstrekt niet uit, alsof ook hij zijn einde nabij is. Beste neef, de tendenz snap je wel. Amerika heet ook het lana van de sport. Maar ook daar be tekent dit niet veel meer, dan. dat men naar een wedstrijd gaat kij ken, die zo woest en sensationeel mogelijk moet uitpakken, want anders acht men zich bekocht. Laat je dus niet beetnemen, door dat mooie woordje „sport", neefje, en wanneer ze hun neus voor je optrekken, omdat jij zo weinig aan „sport" doet, breng ze dan eerst maar eens aan hun verstand, wat we onder „sport' te verstaan hebben. Ik vind sport, die waarlijk sport is, een mooi ding. Ons lichaam kan er baat bij hebben. Palmiana, VI Op 14 Augustus 1794 was de Weduwe van Van de Perre, de aristocratische weldoenster van Van der Palm overleden en ruim vijf maanden daarna breekt de Revolutie uit. En Van der Palm stelt zich onmiddellijk aan het hoofd daarvan te Middelburg. De zaken van de Douairière waren nog niet eens afgewikkeld. Immers op 21 Mei d.a.v. worden, volgens een advertentie in de Middelburgsehe Courant haar rijtuigen, arresleden enz" „aan de stallinge publiek en met den Stokke" verkocht. En negen dagen later vermeldt de Mid- delb. Crt. dat haar Huisprediker tot de leden der Municipaliteit behoort. Wanneer we op deze feiten letten, gaan we iets van het felle requisitoir van Bilderdijk over zijn vroegere studievriend be grijpen. Hij versmaadt zelfs de krui pende volksgezindheid en de En tegen een partij voetbal heb ik heus geen bezwaar, maar laat ons alsjeblieft die show er buiten houden. Beoefen sport om de sport en maak er geen kijkspul van. Laat dat aan de wereld over, die met hun Zondagen geen raad we ten, hun lege leven met wat wind moeten opvullen en 's Maandags weer even lamlendig naar hun werk gaan als ze er 's Zaterdags morgens vandaan gekomen zijn, of nog minder. Want het getal „Maandaghouders" groeit ook ai weer onrustbarend, hoorde ik on langs. En dat is, wat ik je als mijn oordeel over „sport" te zeggen heb. Als je het niet met me eens bent, schcijf je maar weer eens terug. En nu tot de volgende keer, Je oom PAAF. trucs van de demagoog niet, als hij in een redevoering tot de burgers van Middelburg o.m. het volgende gaat zeggen: „U, vooral onder onse mede Burgers, die men de geringste classe noemde, die men be stempelde met de haatelijkste benamingen, met welker her haling wij onze Lippen niet willen bezoedelen, u, die men inonkunde begroef, met voor- oordeelen omringde, in slaaf- sche afhankelijkheid hield, in Jammer en armoede dompelde, om u des te gemakkelijker voor een geringen prijs tot werk- tuygen eener snoode Staat kunde te misbruyken, u, die zulk een groot en belangrijk deel der maatschappij uit maakt, uit uwe laagheid met eene broederlijke hand op te beuren, u tot den rang van Burgers te .verheffen en uwe wettige aanspraak op alle voorregten der Burgerlijke samenleving voor u en voor deuren open. Ook bij Wissekerke. Een onderofficier eet op een avond mee en deelt royaal van zijn blikjes boter en kaas. Henk demonstreert al zijn En gels en vraagt: Blijven jullie nu in Goes? De man kijkt hem stom ver wonderd aan, alsof hij iets we reldvreemds hoort, dan zegt hij laconiek met Canadees neusge luid: Wij hier blijven? Hoe kom je er bij Wij moeten vechten, de Engelsen komen hier de lakens uitdelen, die komen achter ons aan en blijven Wat zeit ie? vraagt Wisse kerke. Henk verteld met tegenzin wat hij gehoord heeft. En dan ver slikt Wissekerke zich in de Ca nadese kaas. Hij wil lachen, maar zijn gezicht wordt vuurrood en stotterend brengt hij er uit: Dié is goeddié is goed, en wat ha ik julder gezeit Die Engelse late vechte, andere kenne de ka stanjes uut 't vier hale en zullie komme kommandere, krek wat 'k altied ezeid heb De Canadees vraagt aan Henk waarom zün vader zo'n schik heeft. En als hij er achter komt, volgen er sterke verhalen over Engeland, die Henk maar niet meer vertaalt. Maar ook zonder dat Wissekerke er iets van be grijpt, gelooft hij alles wat de Canadees in zijn vreemde taal brabbelt en hij zit hartstóchtelijk „ja" te knikken, alsof hü er ai- les van snapt, want 't zal wel tegen de Engelsen wezen. En het gebeurt, zoals de Cana dees voorspeld heeft. Alle Cana dezen vertrekken om Walcheren schoon te maken, het restant van de Schelde-barrière. En dan ko men in Goes de beschaafde En gelsen, Civil-Affairs met haar stafZe zetelen op het ge meentehuis en delen er de lakens uit, onder aanvoering van een stramme kolonel, die nog nooit in zijn leven gelachen heeft Op een morgen komt, met een gram gelaat, de oudste zoon van Wissekerke, die op de boerderij zit, naar zijn vader en vertelt: Ik leg overhoop met die rot-En- gelsen. Ik zag bij die oude rom mel op het Ravalijn, die de En gelse uit de pote van de moffe bij elkaar gesleept hebbe, mien ouwe wielslee staen, en toen docht ik, dié is van mien en ik wou 'm meeneme, maar lauw kans, ik kon er af bluve, „oor logsbuit van de moffe" noemen ze dat. Ze geve niks weerom van alles wat de moffe van ons ge stolen hebbe. Is dat nou werk? Wissekerke voelt z'n bloed gaan koken. Hij heeft al vele verhalen gehoord van boeren, die hun ei gendom niet weerom kregen. Hij vindt het een echte Engelse streek. Kom vort, zegt ie, we gaene naer 't gemeentehuus. Ze worden toegelaten bij de wethouder, die hen probeert af te poeieren. Maar dat lukt bij iemand als Wissekerke niet. Ik wil d'n Engelsman zeivers spreke, zegt ie. Hoe kan dat nu, je verstaat geen woord Engels? zegt de wet houder, die hem aan 't lijntje wil houden. Julder hebbe hier een tolk, ha'k gehoord, zegt Wissekerke. Tenslotte laat men hen toe bij de kolonel, met een tolk. Wissekerke vertelt de tolk, wat hij de Engelse officier aan het verstand moet brengen: Jie zeit 'm maar uut mien naem, dat het rasechte dieve benne net zo goed as de moffe, zegt hij. De tolk gooit het zaakje in een zeef en dient de man van Civil- Affairs iets fatsoenlijks voor. De kolonel kijkt stram en neemt Wissekerke op van het hoofd tot de voeten. Vertel die boer maar, dat alles wat uit handen van de Duitsers komt, voorlopig oorlogsbuit is. Later kunnen we eens kijken of er iets van aan de eigenaars te rug gegeven kan worden. En maak het kort, ik heb het druk... Hij keert zich alweer tot zijn bu reau. Wat zeit ie? vraagt Wisse kerke. Het wordt hem overgebracht. En dan vliegt het bloed weer naar zijn hoofd. Hij ziet geen be vrijders meer anno 1944, hij ziet de Rooineks, uit de Transvaalse oorlog, die op goud en diamanten belust zijn en Paul Kruger de das omdeden Hij loopt op de kolonel toe, schudt aan zijn uniformmouw en schreeuwt: Julder benne nog krek eender as altied: hebbe is hebbe en kriege da 's de kunst. Paul Kruger zeit Hij komt niet verder. De tolk trekt hem terug en zegt, dat hij niet zo tekeer moet gaan. De ko lonel kijkt even verwonderd en keert zich opnieuw tot zijn bu reau. Dan zegt Wissekerke: Ik wou ik wouhij zoekt naar hetgeen hij wel wouHij weet het niet goed meer. Zijn zoon trekt hem mee naar de deur: Kom, vader het helpt ommers allegaer niks. En dan smijt Wissekerke het er uit tegen de licht gebogen rug van de kolonel: Ik wouik wou, dat Paul Kruger julder de das omgedaen had Wanneer de deur dicht valt, vraagt de kolonel aan de tolk: Wat zegt die man? Och, hij belooft nog wel eens terug te komen, liegt de tolk. De kolonel steekt een sigaret aan en presenteert de tolk er ook een en terwijl hij hem zijn ligh ter voorhoudt, ziet de tolk, hoe, als oen schaduw een fijn glim lachje, even over zijn stram ge laat vliegt huis geweest bij Wissekerke de laatsten! op zoek naar jon gens, die dienst zouden kunnen nemen in het geallieerde leger. Ze keken nors en nerveus. Zater dag was het laatste, wat Wisse kerke van de armzalige resten van het Duitse leger, dat nu pre cies op het Franse, bij h£m terug tocht, leek, opmerkte, een boere kar bespannen met een paard, waarop heerlijke vette ka zen gestapeld lagen, uit de Van Dusseldorpschool, waar ze hun opslagplaatsen hadden. Een jon gen pikte er handig een van'weg en verdween in een slop Dan weer de stilte, de span ning des doods tussen twee le gers, waarvan het ene een wan- hoopsverdediging voert en het andere onweerstaanbaar trium- fantelijk optrektZondag: stille! uitgestorven straten geen Duits afweergeschut meer in Goes. Spanningintense spanning achter elke deur, ach ter elk venster. Tot Wissekerke het in huis niet meer kan uit houden Vrouw, ik ga is kieke, waar ze bluve, zegt hij, doodkalm, met zijn handen in de broekzakken. Man, wees toch voorzichtig! waarschuwt zijn vrouw. Henk loopt met hem mee, de stille straat op, richting: het Oosten. Niets te zien en niets te horen Dan plots: een klein vliegtuig cirkelt over hun hoofden. Geen mof die er meer op schiet. Dat is een verkenningsvlieg tuig, vader, dat staat in verbin ding met de stoottroepen van de Canadezen, nou zijn ze beslist vlak in de buurt, lucht Henk zijn opgedane strategische wijsheid. Ze lopen weer terug. De span ning wordt te groot. Maar nog eer ze weer bij het tuinhekje zijn komt uit richting Kapelle, heel bedaard, als gold het een plezier tochtje, een militair op een mo torfiets, machinegeweer in de aanslag De man zit op de benzinetank, inplaats van op het zadel en rijdt kalm langs hen heen, knikt vrien delijk en gaat de Wilhelmina- straat door naar de Wilhelmina- bank. Dan keert hij even be daard weer terugDe eerste Canadees die eens polshoogte komt nemen. Wissekerke staat stokstijf, hij kan geen woord uitbrengen. Zijn slapen bonzen als hamers. Henk vliegt de woning binnen en schreeuwt: Daar komen ze, de Canadezen komen En: ze komen Eerst, weer heel langzaam, zes kleine pantserwagens, met zwaar gew apende mannen, in de ene hand een pistool, in de andere hun stengun. Ze rijden hoogtens 20 km per uur; of 't een parade geldt De voorste stopt voor de woning van Wissekerke en schreeuwt: Any Germans here?Zijn hier nog Duitsers? Wat zeit die vent? vraagt Wis sekerke aan Henk. En deze moet zich even realiseren, dat er in de Wilhelminastraat werkelijk door oen militair Engels inplaats van Duits gepraat wordt en dan sch.eeuwt hij terug: No! no! go Ahead En even daarna, waar kwamen ze zó snel en zó veel allemaal vandaan? De Canadese infante rie, in ganzenpas, aan weerszijden van de Wilhelminastraat, voorop gegaan door een militair met een magnetische mijnenzoeker. En dan gaan de huizen open. De tanks worden bestormd door de Goese jeugd, al wat nog op benen staan kan verschijnt in de stra ten. Duitse richtingsborden, het grote en gehate bord van de „Ortskommandatur" op de hoek van de Wilhelminastraat wordt van de gevel getrokken en ver- gruizeld Zondag 29 October, Goes is bevrijd De Canadese soldaten vinden goed onthaal. Overal staan de

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 8