Uit klas
Ofts koet vukaat.
Vc-cPi jump
m-eftien-
OOM PAUL
Donderdag 4 Mei 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
En we laten zonder enig com-
mt..iaar een samenvatting vol
gen van een bericht uit de
Nieuwe Haagse Courant" van
24 September 1949:
Een „arrestant" van vijf jaar
werd op transport gesteld.
Twee Haagse broertjes van
resp. 5 en 9 jaar waren met
vacantie in het barre Noorden
en zij misbruikten hun tijd om
op een stapel riet in de polder
te gaan spelen zeer ten na
dele van die riethoop, die wel
dra geen hoop meer was. Na de
vacantie, naar Den Haag terug
gekeerd, kregen de beide deug
nieten mitsgaders hun vader een
oproeping om voor de verre
Kantonrechter te verschijnen.
Maar daar konden zij niet heen
van wege de kosten. En wat ge
beurt daarna? Op een ochtend
te kwart over zes komt een
Haags agent de beide boos
doeners halen en onderneemt
met hen de reis naar het Noor
den: 150 km heen en 150 km
terug. Tenslotte kwamen de
kinderen om half zeven tevre
den thuis. Zij wilden best weer
eens een keertje gaan, want zij
hebben veel gezien onderweg.
Met één flinke uitbrander in
Den Haag was de zaak van ge
rechtigheid en reclassering veel
beter gediend geweest dan met
dit kostbare, niet ongevaarlijke
en tenslotte belachelijke experi
ment.
Aldus geschied in het jaar
onzes Heren Negentien Honderd
Negen en Veertig, na meer dan
vijftig jaar kinderbescherming.
Wat zegt u me daarvan? Ik
kan me begrijpen, dat deze jeug
dige twee boosdoeners „het geval
niet stilhouden", maar er trots
voor uitkomen onder hun kor
nuiten. Maar dan zal het me ook
niets verwonderen als andere
Hagenaartjes gaan broeien op
een plan om ook eens iets uit
te haien als ze eens met vacan
tie zijn, want zo'n uitstapje is
toch altijd iets wat trekt, als je
jong bent. Over onkosten maakt
de jeugd zich uiteraard nooit
zorgen en wjj ook niet want
vadertje staat betaalt wel (als
wjg maar belasting dokken). In-
tussen is dit laatste wel niet in
de haak, maar het ergste is dat
voor kinderen straf geen straf
meer is, waardoor het begrip
„kwaad" ook al verflauwen gaat
voor hen. En dit besef hebben
ze heus wel nodig. Zo ziet men
dus, ook bij de kinderberechting
is men niet „ouder en wijzA"
geworden. Helaas.
Maaike en Mieke
Het nieuwe span van klas één
en ik zijn alweer aardig aan
elkaar gewend.
Wat het worden zal? 't Ja, daar
voor is de kennismaking nog ,te
kort om met zekerheid iets te
kunnen zeggen. Deze eerste
klassers hebben het tot nu toe
nog al aardig getroffen in hun
wetenschappelijke loopbaan. Net
waren ze een paar dagen op
school, of ze hadden alweer
vacantie en nu in deze week is
er weer veel vrij door de ver
jaardag van onze Koningin en
de herinneringsdagen van Mei.
Ze kunnen het dus op hun ge
mak aan doen. Van verschillen
de durf ik wel wat voorspellen,
gezien opgedane ervaringen met
voorgangers uit hetzelfde gezin.
De eerstelingen uit een gezin
blijven echter altijd een bron
van verrassingen. Dit keer heb
ik heel wat eerstelingen, dus heb
ik altijd kans op een „aorigheid-
je". De meesten zullen dit jaar,
vermoed ik, wel komen van de
kant van de tweeling. Moeder
Meyer bracht ze zelf op de mor
gen van de befaamde eerste
schooldag onder mijn hoede. De
inlichtingen met een glunder
gezicht gegeven, waren beslist
moedgevend. „Juffrouw, hier
hebbe ze dan. Je ken d'r pleizier
mee beleve. Ze verzinnen elke
dag wat anders. As de één niks
weet, weet de ander wel wat. En
ze benne o zo erreg op mekaar".
Deze toespraak werd gegeven
over 2 vlasblonde kopjes heen,
elk piekerig pruikje gesierd met
een „reuze rode strik". Steels
keken ze eens omhoog naar mij,
maar de helblauwe kijkers gaven
de indruk van de onschuld zel
ve te zijn.... 'k Kreeg gewoon
een pleizierig gevoel, toen ik dit
span zag, maar daarnaast vloog
het door me heen: „Hoe ter
wereld houd ik die twee uit el
kaar. Daarom vroeg ik aan Moe
der Meyer: „Hadt u me maar
een beetje geholpen door ze een
verschillend lint in het haar te
doen".
Juffrouw Meyers gezicht is
een daalder waard. „As ik daar
maar kans voor kreeg, juffrouw.
Ze motte alles percies en per-
cies eender hebbe, anders doen
ze het niet an. Ze ware nog maar
drie jare en toen- wiste ze het
al en nou is t'r helemaal geen
huis mee te houwe as het niet
percies gelijk is.
Vleje week brak Mieke d'r
borretje en toen gooide Maaike
het hare ook maar kapot, omdat
ze anders verschillende horretjes
zouwe hebbe." Met kwalijk ver
borgen trots stond de moeder
de verhalen over de euveldaden
breed uit te meten. Ik was er
meteen al goed van overtuigd,
dat er wel wat te beleven zou
vallen met dit levenslustige ver
wende duo.
En nu, vandaag hebben we
onze eerste ervaring van de ex
perimenten van Maaike eri Mie
ke. De daad is thuis geschied,
maar wij zitten met de gevolgen.
Schrik maar niet, want ze zijn
als lammetjes, maar zien er uit,
dat ik ondanks mijn medelij,
slechts met moeite mijn gezicht
in de juiste plooi weet te hou
den. Men begrjjpt, dat elke
rechtgeaarde eerste klasser het
na èèn of twee dagen zijn eer
te na vindt om naar school ge
bracht te worden, zo is het dus
te verstaan, dat ik vanmorgen
al dra het gevoel heb, dat er
wat aan de hand moet zijn, als
ik juffrouw Meyer het plein zie
opstappen, met aan elke hand
een dochter, deze gesierd met
een muts
M'n gevoel bedriegt me niet.
Moeder Meyer stevent met ge
zwinde pas 't plein over en be
landt spoedig voor mijn deur,
waar ze met een vinnig tikje haar
tuin en gaf de stakkers te drin
ken. Verstaan kon hij ze niet,
maar ze gebaarden naar de lucht
en hij begreep er uit, dat ze tegen
de Duitse luchtmacht niet op
konden. Honderden Fransen kwa
men Goes binnen en ze kwamen
van alle kanten, ook langs de
Oostzijde, over Kattendijke,
dwars de polders door, steeds be
scherming zoekend voor de ge
nadeloze Duitse lucht-mitrail-
leurs, die, als de dood zelf, met
de zeis achter hen aanraasden...
En toen kwam het ogenblik,
dat Wissekerke nooit meer verge
ten zal. Het werd stil in de Wil-
helminastraat, heel stilvoor
tien minuten. Toen kwamen er
nieuwe troepen de kromming van
de straat door. Ze stelden veldte
lefoons, in een weergaloze snel
heid, op en richtten machinege
weren recht de straat door. Wis
sekerke zag wel, dat het andere
uniformen waren, maar hij meen
de, dat het een ander regiment
Franse troepen was, die nog in
volle orde zich gevechtsklaar
opstelde en een ogenblik kreeg
hij weer moed. Maar hij zag niet,
dat de machinegeweren de ver
keerde richting werden opgesteld.
Het waren de eerste Duitse
stormtroepen, de Hitlerjongens,
die Goes kwamen bezetten en de
dappere Franse soldaten gevan
gen namen. Al spoedig werd hij
ontnuchterd. Als beesten werden
de honderden Franse gevangenen
opgedreven naar het veilingge
bouw. Wie te afgemat was om te
kunnen draven, werd met sol
daten-laarzen getrapt en opge
jaagd. Duitse sadisten op motor
rijwielen jaagden achter de ge
vangenen aan, die met de handen
boven het hoofd voortstrompel
den naar de veilingloodsen.
Het was op dat moment, dat
Wissekerke voor goed Duitsland
ging haten, het land, dat hij in
do jaren 19141918 zo goed ge
zind was geweest.
Even later stroomden de Duit
se stormtroepen ook zijn woning
aanwezigheid aankondigt, en dan
is het drietal binnensdeurs.
„Juffrouw, hier hebbe ze nou,
en nou zal ik zelf es vertelle
wat ze nou weer hebben uit
gehaald." Maar moeder vertelt
niets, ze trekt alleen maar twee
rode mutsjes afen dan staar
ik ontzet op twee kale knikker
tjes met hier en daar een ver
dwaald en verwaaid rechtop
staand piekje....
We moeten wel een prachtig
tableau vivant vormen, zo met
ons vieren. Juffrouw Meyer, dit
maal echt verbolgen, met in elke
hand een rood mutsje, kijkt neer
op de twee haarloze monstertjes,
verder twee schuldig gebogen
misdadigertjes en ik, ook almaar
starend
„Juffrouw, gisteremiddag zat
ik te naaien en laat ik nou toen
toch denke, je ken nou toch es
zien, asdat ze op school gaan,
want nou benne ze eindelijk es
een poosje achter mekaar stil.
Maar toch vertrouwde ik het
eindelijk niet en ik ging es kijke
in de keuken en daar had je
je 'tnou. Maaike was al kaal
en die was bezig Mieke te knip-
pe. En nou heb ik gezegd, asdat
ze vandaag zo moete blijve lope.
Morgen zal ik die andere pluk-
kies wegknippe. Ze motte nou
maar es lere, asdat ze niet alles
magge.;.."
Moeder is net buiten adem als
de bel gaat. Ik laat haar maar
gauw gaan en doe zelf in de
klas de manteltjes van de bel
hamels uit en, hang ze op de
kapstok. De Ontredderde hum
mels stuur ik naar hun plaatsje,
op de eerste bank van de mid
delste rij. Onderwijl denk ik, ik
hoop dat moeder ook wat geleerd
heeft gister.
Eerlijk, ik heb meelij, maar
het gezicht is zo zot, dat ik mijn
kramperig vertrokken gezicht
even 'haastig verberg in de
kast, waar ik wat met boekjes
pruts. Stokstijf zitten ze nu op
hun plaatsje, ach zo vooraan.
De bel heeft geluid, dus davert
de horde binnen. Dirk Droogers
is nummer èèn, want hij heeft
natuurlijk weer wat te vertel
len. „Juffrouw"doch ver
stijfd staat hij stil, wijst naar
binnen. Kasten, kelder, zolder,
slaapvertrekken, alles werd on
derzocht en door soldatenlaarzen
vuil getrapt. Ze eisten brood, be
gonnen zich in de tuin achter het
huis te ontkleden en begoten zich
met emmers water. Sommige be
gonnen zich te scheren. Blijkbaar
wilden ze een goed entree maken
in Goes, waar ze immers nóóit
meer uit verdwijnen zouden?
En Wissekerke moest het, te
zamen met zijn vrouw, dochter en
jongste zoon aanzien, zijn vuisten
lagen gebald in zijn broekzakken.
En te vergeefs zochten zijn kleine
blauwe oogjes de lucht af naar de
hulp van de Engelse vliegtuigen,
die immers nóg kónden helpen?
Maar dan op eens stapte hij reso
luut zijn woning binnen en mom
pelde: de Engelsen helpen? Dié
helpen alleen der eigen
Toen kwamen de bange bezet
tingsjaren, met verbod op ver
bod, regel op regel van een
vreemde tyrannieke dwingelandij.
Onderduikers, ondergrondse vlug
schriften, moppen over de Duit
sers die niet naar Engeland kon
den varen, maar ook de jaren van
de „Zeeuwse Modderstroom",
zwarte uniformen, jeugdparades,
en Wissekerke haatte het alles
met een volkomen haat, omdat
hij wist, dat zijn land en zijn
mooie Zeeland er aan kapot zou
gaan, wanneer van Hogerhand
niet werd ingegrepen.
Zijn kinderen, die trouw luis
terden naar de B.B.C. van Lon
den en speciaal naar de uitzen
dingen van Radio-Oranje, vertel
den enthousiast over- wat Enge
land allemaal deed, maar Wisse
kerke wilde er niet van horen.
Engeland is een rietstaf die de
hand doorboort, zei hij steeds.
Eerst moet Amerika er bij ko
men, anders wordt het niks
En Amerika kwam er bij
De nederlagen veranderden in
overwinningen, Alamein, Cyre-
naika, Benhasi, het werden klan
ken even vertrou*» en bekend,
als Kattendijke, Rapelle en 's-
voren en zegt een langgerekt
„ooooo".
Twee kale knikkertjes buigen
dieper en dieper. Wat nu volgt
lijkt wel een opvoering, want
elk herhaalt bijna eender het
entree van Dirk.
De kale kopjes liggen eindelijk
op de armen op de bank. Mieke
snikt het eerst, dus volgt Maaike
subiet.
De klas vindt me waarschijn
lijk „streng" vanmorgen, want
ik geef geen tijd voor een en
kele mededeling, hoe gewichtig
ook. We gaan zingen.
Om twaalf uur mag, als de
Idas naar huis gaat, Mieke de
schrijfblaadjes ophalen aan de
jongenskant en Maaike mag het
zelfde doen aan de meisjeskant.
Eigenhandig zet ik twee rode
mutsjes op twee schuldige
hoofdjes.
Het leven gaat snel, in de
middag is men alles alweer ge
woon. R. T.
Beste neef,
Je had het in je laatste brief
over de sport en wilde mijn me
ning eens weten over dit onder
werp. Je kon het niet goedkeu
ren, schreef je me, dat er nog
zoveel christenen zijn, die sma
lend hun schouders ophalen, als
er over sport gesproken wordt.
Jij ziet er veel moois en edels in.
Nu, ik wil je wel zeggen wat
ik er van denk, maar dan zullen
we het eerst goed eens moeten
wezen met elkaar, wat we eigen
lijk onder sport verstaan. Ik ge
loof, dat jij iets anders onder
sport verstaan wil hebben dan de
massa.
Weet je hoé de massa over
sport denkt? Ik zal het je kort
en goed vertellen, zij verstaat on
der sport het kijken naar 'n wed
strijd. Het weekblad „De Sport
wereld" dat je 's-Maandagsmor-
gens al vroeg kimt kopen en dat
alle „sportprestaties" van de
Zondag „verslaat", heeft duizen
den kopers. Dacht je, dat dit ai-
GravenpolderLanding op Si
ciliëItalië.
Nou begint 't er op te lieken,
zei Wissekerke
6 Juni 1944,D-day!"
De Engelsen vechten goed!
vond zijn zoon. Churchill is toch
maar een vent, die heeft alles
goed bekeken en wéét wat ie wil.
Niet de Engelsen, de Canade
zen en Amerikanen, zei Wisse
kerke, die doen 't 'm! Die Engel
sen vechten tot de laatste Cana
dees en de laatste Amerikaan, je
zal 't zien! spotte hij, zich een
mop herinnerend, die een andere
boer hem eens op de Goese markt
verteld had.
Zijn kinderen gingen er tegen
in. Vooral zijn jongste zoon,
Henk, die op het Goese Lyceum
ging en een aardig mondje Engels
begon te babbelen, kwam altijd
in vuur tegen de laatdunkendheid
van zijn vader als het over de
Engelsen ging.
Maar op zee zijn het dan toch
maar helden, vader, verdedigde
h(j de overburen.
Jawel, als er koloniën in te
pikken zijn. Je zal is zien, als ze
straks de Mof onder de knie heb
ben, hoe gauw de Engelsen in ons
Indië zitten. 'tZal mij nog be
nieuwen of we er ooit wat van te
rug zalle zien.
Och, vader, u denkt altijd nog
maar an die Transvaalse oorlog
gei Henk.
Ja, net! Oók toen ging het om
het goud en de diamanten van
Afrika. Ze benne nog niks ver
anderd
October 1944. Het invasie-leger
had zich uitgebreid over Frank
rijk als e:i inktvlek op vloeipa
pier. Parijs, Brussel, Antwerpen
de Nederlandse grens. De
overwinningstocht was adembe
nemend geweestDolle Dins
dagToen de Scheldeslag.
Dagen en weken in Brabant,
langzame tocht tot aan het Ka
naal. eind October richting Goes.
Vrijdag waren de moffen nog in
't Duurde lang eer de oude Zeeuw
se boer Wissekerke geloven kon,
dat de Duitsers werkelijk in staat
waren ons.land aan te vallen.
Eerst toen" Polen onder de voet
werd gelopen en Warschau was
plat guoombardeerd, begon hij te
twijfe.en en toen in April 1940
óók Noorwegen aan de beurt
kwam, uegreep hij, dat het daar
bij niet zou blijven.
Hij had het allemaal gróóg direct
geloofd, wanneer het de Engel
sen waren geweest. Dié achtte hij
tot alles in staat. De Transvaalse
boerenoorlog kookte hem nog al
tijd in liet oude bloed. Hij was er
bij geweest toen Paul Kruger in
Rotterdam zijn rede hield en hij
had al de boeken van Penning
over de Uooineks, die baarlijke
duiveis gelezen. De Engelsen wa
ren overal toe in staat, zei hij al
tijd. Wanneer Nederland in de
historie oorlog had was het im
mers altijd tegen de Engelsen ge
weest. Dat we óók een slordige
tachtig jaar tegen Spanje ge
vochten hadden en dat we óók
met de Fransen wel eens aan het
bakkeleien geweest waren, zag
hij daarbij over het hoofd. Neen,
de Engelsen, die hadden het ge
daan. En toen de kranten voor
het eerst begonnen te schrijven
over de gruwelen in de Duitse
concentratiekampen, was hij er
direct bij om te zeggen: dat is 'n
Engelse uitvinding, dié zijn er
mee begonnen in Transvaal
Maar nu was het dan zo ver
10 Mei 1940 midden in de nacht
vielen de moffen ons land binnen.
Op diezelfde 10 Mei zag Wisse
kerke de dappere Fransen langs
zijn huis komen in de Wilhelmi-
nastraat te Goes, waar hij woon
de, sedert zijn zoon op zijn boer
derij was getrouwd. Hij stond aan
het hekje van zijn woning toen
de stoere kerels met hun drie-
wielige motorfietsen langs kwa
men, de Duitse stormtroepen en
dus de dood tegemoet. Hij was er
getuige van, dat een boerin, be
wogen met het lot dezer kerels,
met een emmer melk aan de weg
stond, om de dorstige Fransen
een glas aan te bieden en hoe een
Franse officier haar dwong, eerst
zélf van de melk te drinken, om
dat hij bang was, dat die melk
vergiftigd was. Had de officier
geen waarschuwing gekregen op
te passen voor de N.S.B.-ers in
Nederland? Wissekerke vloog het
bloed van schaamte naar 't oude
hoofd, toen hij eindelijk begreep,
wat de Franse officier bedoelde.
Pinksteren-Maandag stond hij
weer aan zijn hekje en zag onze
eigen jongens terugkomen uit de
Peel, een verslagen, dodelijk ver
moeid en uitgeput leger, of beter;
ordeloze massa. Maar de Fransen
waren er niet bij en dót gaf hem
moed! Tegen zijn dochter, die
naast hem stond, zei hij: Zie je
wel, dat de Engelsen het de Fran
sen weer laten opknappen. Zo zijn
ze alle eeuwen door geweest, ze
laten een ander voor zich vech
ten. Maar het is maar goed ook,
één Franse soldaat is meer waard
dan tien Engelse!
Maar op Donderdag kwamen
ook de Fransen terug, althans
voorzover zij nog in leven waren
en ze zagen er niet beter uit dan
de Nederlandse jongens die op
Pinkster-Maandag terug geko
men waren. Een dodelijke angst
voor de Duitse vliegtuigen lag
op hun vermagerde, grauwe, on
geschoren gezichten te lezen. Hun
ogen stonden hol en zij sjokten
als oude mannetjes. Waren dat
de forse troepen van Vrijdag j.l.
Wissekerke stond met een em
mer water aan liet hekje van zijn
Üon'derdag 4 Md f950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagins 3
uwe kinderen te doen gelden,
dit is onse heilige bedoeling en
onze vurigste begeerte."
En dan wekt hij met de kreet:
„God heeft het alsoo gewild!" de
burgerij op om zich te scharen
onder de rode vanen van de
Franse Revolutie.
Dat is dezelfde man, die nog
maar pas, onder de vleugelen
van een aristocratische weldoe
ner bescherming had gevonden
en zich bij slecht weer in een
draagkoets naar het kasteel van
zijn weldoener liet brengen om
er zijn huisprediking te houden.
Zonder enig gewetensbezwaar
haalt hij, de „orthodoxe domi
nee", de Franse Revolutie Zee
land binnen. En hij doet het op
een vrome manier. Hij dankt
God in een Kerkdienst te Mid
delburg er voor, dat de rivieren
met een ijslaag bedekt werden,
zodat de Franse soldeniers ge
makkelijk ons land konden
binnenstromen. En in zijn hand
moeten de leden van het „Bur-
ger-commité" de eed afleggen,
waarin zij verklaren: „Ik beloove
en zweere, den Post mij door
de Burgerij opgedragen, over
eenkomstig desselfs aart ge
trouwelijk te zullen waarnemen.
„En onder degenen, die deze
eed moesten afleggen behoorde
ook M. J. Veth van de Perre,
Heer van Westcapelle, broeder
van de overledene weldoener
van Van der Palm, die nu ver
plicht werd in handen van de
voormalige huisprediker van zijn
broer de Revolutionaire eed af
te leggen. Van der Perre ver
klaarde bereid te zijn, de post
van provisioneel schepen aan te
nemen, maar stelde met burger
Lantsheer o.a. als voorwaarde,
dat hij tot geen besluiten zou
hebben mede te werken, strijdig
met de eed op de vorige con
stitutie, zolang die nog niet zou
zijn opgeheven en zijn tegen
woordige eed af te leggen in
handen van de eerste burgemees
ter als het hoofd der wettige
vertegenwoordigers van de bur
gerij.
Deze laatste eis kon echter
niet worden ingewilligd en de
patriciër berustte onder verze
kering, dat het alleen was, we
gens den uitdrukkelijken wil des
volks en versogt, die alsoo aan
te teekenen".
De historieschrijver tekent
hierbij aan: „Wat moet er op
dat oogenblik omgegaan zijn in
het hart van beide mannen, die
zich daar plotseling in zo ge
heel andere verhouding tegen
over elkander bevonden: de
Jonge democraat den edelman
opvorderend tot de eed van ge
trouwe naleving zijner bestuurs-
plichten
Van der Palm geeft orde in
de stad Middelburg de „Vrij
heidsboom" te planten, en des
avonds is er groot feest, en Van
der Palm is „de groot-redenaar
der revolutionairen in deze stad".
Een maand later, 24 Juni 1795,
wordt de alliantie tussen de
Franse en de Bataafse Republiek
openlijk en plechtig afgekon
digd, bij welke gelegenheid, vol
gens de historisch!'ij ver:
er reeds 's morgens
vroeg de gecombineerde Fran
se en Nederlandse vlag van
de Abdij toren woei, boven de
ingang van het Stadhuis werd
de vlag der beide republieken
uitgestoken, waarop in beide
talen te lezen stond de woor
den „Vereeniging der twee
Republieken" de Vrijheids
boom was aan 4 zijden ver
sierd met blauwe cameels,
waarop met gouden letters
stond: „Vrede, Vereeniging,
Broederschap, Haat aan de
Tyrannen", zijnde voorts be
hangen met festons van eiken
loof en omringt met een
orchest voor de muzikanten..."
In de „Extraordinaire Midd.
Crt." van Zaterdag 27 Juni,
vindt men een uitvoerig relaas
van de feestelijkheden. Een
plechtige optocht werd gehou
den:
„Aan de Oostkerk gekomen,
marcheerde de gansche trein
naar binnen, wierd, bij haar
aankomst, onthaald op schoon
muziek, en vond aldaar een
groot aantal weldenkende
Burgers en Burgeressen, die
met haar tot een en hetzelfde
oogmerk ter dezer plaatse ver
schenen waren; de Burger
lemaal mensen zijn, die aan sport
doen? Geen sprake van. Ze heb
ben een hartstocht voor een kijk
spul en dat heeft met sport niets
te maken.
Ik las dezer dagen een verslag
m een Belgisch blad van de wed
strijd BelgiëHolland, die on
langs des Zondags bij Deurne
werd gehouden. Daar waren
55.000 mensen en die keken naar
22 voetballers. Die 22 deden daar
aan sport, als je die wedstrijden
nog onder sport rekenen wil,
maar de rest? De rest zijn arm-
zlellge stakkers, die met bun
Zondag geen raad weten en zich
staan te vergapen aan 22 paar
benen, die tegen een stukje leer
lopen te trappen. Het heeft pre
cies zoveel met sport te maken
als het kijkspul in de Spaanse
theaters, waar ze stierengevech
ten te zien geven. De hartstoch
ten worden opgewekt, niet omdat
ze het mooie van de sport bezien
willen, maar omdat ze hun ziel
verloren hebben aan één van de
twee partijen. Hoe „sportlef" het
daarbij soms naar toe gaat kon
je onlangs lezen in onze eigen
krant van een voetbalmatch in
Zeeland.
En hoe gezond die sport-pro-
fesslonals, die beroepsspelers er
wel bij blijven, moet je maar eens
aan een hartspecialist vragen. Ik
.las onlangs in een buitenlands
tijdschrift een aardige anecdote
met plaatjes er bij. Er boven
stond: „De sportsman en de toe
schouwer". Op het eerste plaatje
zie je een geweldige gespierde
vent, die 500 pond heft. Een toe
schouwer, een smal ventje met
afhangende schouders, staat er
verbaasd naar te kijken. Het
tweede plaatje laat de reus zien
in een harddraverij. Dezelfde toe
schouwer staat er, tegen een
boom .geleund, naar te kijken
Het derde plaatje laat de sports
man zien, die van een steiger in
een zwembad duikt, dezelfde toe
schouwer staat er weer bij. Het
vierde plaatje vertoont de sports
man jagend achter een tennisbal,
en weer zie je de toeschouwer
verbaasd toezien. Op het laatste
plaatje zie je echter alléén de
toeschouwer, maar hij staat ge
leund tegen een grafzerk, waar
onder zijn sportsman begraven
ligt, en de toeschouwer ziet er nog
volstrekt niet uit, alsof ook hij
zijn einde nabij is.
Beste neef, de tendenz snap je
wel. Amerika heet ook het lana
van de sport. Maar ook daar be
tekent dit niet veel meer, dan. dat
men naar een wedstrijd gaat kij
ken, die zo woest en sensationeel
mogelijk moet uitpakken, want
anders acht men zich bekocht.
Laat je dus niet beetnemen,
door dat mooie woordje „sport",
neefje, en wanneer ze hun neus
voor je optrekken, omdat jij zo
weinig aan „sport" doet, breng
ze dan eerst maar eens aan hun
verstand, wat we onder „sport'
te verstaan hebben.
Ik vind sport, die waarlijk
sport is, een mooi ding. Ons
lichaam kan er baat bij hebben.
Palmiana, VI
Op 14 Augustus 1794 was de
Weduwe van Van de Perre, de
aristocratische weldoenster van
Van der Palm overleden en ruim
vijf maanden daarna breekt de
Revolutie uit. En Van der Palm
stelt zich onmiddellijk aan het
hoofd daarvan te Middelburg.
De zaken van de Douairière
waren nog niet eens afgewikkeld.
Immers op 21 Mei d.a.v. worden,
volgens een advertentie in de
Middelburgsehe Courant haar
rijtuigen, arresleden enz" „aan
de stallinge publiek en met den
Stokke" verkocht. En negen
dagen later vermeldt de Mid-
delb. Crt. dat haar Huisprediker
tot de leden der Municipaliteit
behoort.
Wanneer we op deze feiten
letten, gaan we iets van het felle
requisitoir van Bilderdijk over
zijn vroegere studievriend be
grijpen.
Hij versmaadt zelfs de krui
pende volksgezindheid en de
En tegen een partij voetbal heb
ik heus geen bezwaar, maar laat
ons alsjeblieft die show er buiten
houden. Beoefen sport om de sport
en maak er geen kijkspul van.
Laat dat aan de wereld over, die
met hun Zondagen geen raad we
ten, hun lege leven met wat wind
moeten opvullen en 's Maandags
weer even lamlendig naar hun
werk gaan als ze er 's Zaterdags
morgens vandaan gekomen zijn,
of nog minder. Want het getal
„Maandaghouders" groeit ook ai
weer onrustbarend, hoorde ik on
langs.
En dat is, wat ik je als mijn
oordeel over „sport" te zeggen
heb. Als je het niet met me eens
bent, schcijf je maar weer eens
terug.
En nu tot de volgende keer,
Je oom PAAF.
trucs van de demagoog niet, als
hij in een redevoering tot de
burgers van Middelburg o.m. het
volgende gaat zeggen:
„U, vooral onder onse mede
Burgers, die men de geringste
classe noemde, die men be
stempelde met de haatelijkste
benamingen, met welker her
haling wij onze Lippen niet
willen bezoedelen, u, die men
inonkunde begroef, met voor-
oordeelen omringde, in slaaf-
sche afhankelijkheid hield, in
Jammer en armoede dompelde,
om u des te gemakkelijker voor
een geringen prijs tot werk-
tuygen eener snoode Staat
kunde te misbruyken, u, die
zulk een groot en belangrijk
deel der maatschappij uit
maakt, uit uwe laagheid met
eene broederlijke hand op te
beuren, u tot den rang van
Burgers te .verheffen en uwe
wettige aanspraak op alle
voorregten der Burgerlijke
samenleving voor u en voor
deuren open. Ook bij Wissekerke.
Een onderofficier eet op een
avond mee en deelt royaal van
zijn blikjes boter en kaas.
Henk demonstreert al zijn En
gels en vraagt: Blijven jullie nu
in Goes?
De man kijkt hem stom ver
wonderd aan, alsof hij iets we
reldvreemds hoort, dan zegt hij
laconiek met Canadees neusge
luid: Wij hier blijven? Hoe kom
je er bij Wij moeten vechten, de
Engelsen komen hier de lakens
uitdelen, die komen achter ons
aan en blijven
Wat zeit ie? vraagt Wisse
kerke.
Henk verteld met tegenzin wat
hij gehoord heeft. En dan ver
slikt Wissekerke zich in de Ca
nadese kaas. Hij wil lachen, maar
zijn gezicht wordt vuurrood en
stotterend brengt hij er uit: Dié
is goeddié is goed, en wat
ha ik julder gezeit Die Engelse
late vechte, andere kenne de ka
stanjes uut 't vier hale en zullie
komme kommandere, krek wat 'k
altied ezeid heb
De Canadees vraagt aan Henk
waarom zün vader zo'n schik
heeft. En als hij er achter komt,
volgen er sterke verhalen over
Engeland, die Henk maar niet
meer vertaalt. Maar ook zonder
dat Wissekerke er iets van be
grijpt, gelooft hij alles wat de
Canadees in zijn vreemde taal
brabbelt en hij zit hartstóchtelijk
„ja" te knikken, alsof hü er ai-
les van snapt, want 't zal wel
tegen de Engelsen wezen.
En het gebeurt, zoals de Cana
dees voorspeld heeft. Alle Cana
dezen vertrekken om Walcheren
schoon te maken, het restant van
de Schelde-barrière. En dan ko
men in Goes de beschaafde En
gelsen, Civil-Affairs met haar
stafZe zetelen op het ge
meentehuis en delen er de lakens
uit, onder aanvoering van een
stramme kolonel, die nog nooit in
zijn leven gelachen heeft
Op een morgen komt, met een
gram gelaat, de oudste zoon van
Wissekerke, die op de boerderij
zit, naar zijn vader en vertelt:
Ik leg overhoop met die rot-En-
gelsen. Ik zag bij die oude rom
mel op het Ravalijn, die de En
gelse uit de pote van de moffe
bij elkaar gesleept hebbe, mien
ouwe wielslee staen, en toen
docht ik, dié is van mien en ik
wou 'm meeneme, maar lauw
kans, ik kon er af bluve, „oor
logsbuit van de moffe" noemen ze
dat. Ze geve niks weerom van
alles wat de moffe van ons ge
stolen hebbe. Is dat nou werk?
Wissekerke voelt z'n bloed gaan
koken. Hij heeft al vele verhalen
gehoord van boeren, die hun ei
gendom niet weerom kregen. Hij
vindt het een echte Engelse
streek.
Kom vort, zegt ie, we gaene
naer 't gemeentehuus.
Ze worden toegelaten bij de
wethouder, die hen probeert af
te poeieren. Maar dat lukt bij
iemand als Wissekerke niet.
Ik wil d'n Engelsman zeivers
spreke, zegt ie.
Hoe kan dat nu, je verstaat
geen woord Engels? zegt de wet
houder, die hem aan 't lijntje wil
houden.
Julder hebbe hier een tolk,
ha'k gehoord, zegt Wissekerke.
Tenslotte laat men hen toe bij
de kolonel, met een tolk.
Wissekerke vertelt de tolk, wat
hij de Engelse officier aan het
verstand moet brengen: Jie zeit
'm maar uut mien naem, dat het
rasechte dieve benne net zo goed
as de moffe, zegt hij.
De tolk gooit het zaakje in een
zeef en dient de man van Civil-
Affairs iets fatsoenlijks voor.
De kolonel kijkt stram en
neemt Wissekerke op van het
hoofd tot de voeten.
Vertel die boer maar, dat alles
wat uit handen van de Duitsers
komt, voorlopig oorlogsbuit is.
Later kunnen we eens kijken of
er iets van aan de eigenaars te
rug gegeven kan worden. En
maak het kort, ik heb het druk...
Hij keert zich alweer tot zijn bu
reau.
Wat zeit ie? vraagt Wisse
kerke.
Het wordt hem overgebracht.
En dan vliegt het bloed weer
naar zijn hoofd. Hij ziet geen be
vrijders meer anno 1944, hij ziet
de Rooineks, uit de Transvaalse
oorlog, die op goud en diamanten
belust zijn en Paul Kruger de das
omdeden
Hij loopt op de kolonel toe,
schudt aan zijn uniformmouw en
schreeuwt: Julder benne nog
krek eender as altied: hebbe is
hebbe en kriege da 's de kunst.
Paul Kruger zeit
Hij komt niet verder. De tolk
trekt hem terug en zegt, dat hij
niet zo tekeer moet gaan. De ko
lonel kijkt even verwonderd en
keert zich opnieuw tot zijn bu
reau.
Dan zegt Wissekerke: Ik wou
ik wouhij zoekt naar
hetgeen hij wel wouHij weet
het niet goed meer.
Zijn zoon trekt hem mee naar
de deur: Kom, vader het helpt
ommers allegaer niks.
En dan smijt Wissekerke het er
uit tegen de licht gebogen rug van
de kolonel: Ik wouik wou,
dat Paul Kruger julder de das
omgedaen had
Wanneer de deur dicht valt,
vraagt de kolonel aan de tolk:
Wat zegt die man?
Och, hij belooft nog wel eens
terug te komen, liegt de tolk.
De kolonel steekt een sigaret
aan en presenteert de tolk er ook
een en terwijl hij hem zijn ligh
ter voorhoudt, ziet de tolk, hoe,
als oen schaduw een fijn glim
lachje, even over zijn stram ge
laat vliegt
huis geweest bij Wissekerke
de laatsten! op zoek naar jon
gens, die dienst zouden kunnen
nemen in het geallieerde leger.
Ze keken nors en nerveus. Zater
dag was het laatste, wat Wisse
kerke van de armzalige resten
van het Duitse leger, dat nu pre
cies op het Franse, bij h£m terug
tocht, leek, opmerkte, een
boere kar bespannen met een
paard, waarop heerlijke vette ka
zen gestapeld lagen, uit de Van
Dusseldorpschool, waar ze hun
opslagplaatsen hadden. Een jon
gen pikte er handig een van'weg
en verdween in een slop
Dan weer de stilte, de span
ning des doods tussen twee le
gers, waarvan het ene een wan-
hoopsverdediging voert en het
andere onweerstaanbaar trium-
fantelijk optrektZondag:
stille! uitgestorven straten
geen Duits afweergeschut meer
in Goes. Spanningintense
spanning achter elke deur, ach
ter elk venster. Tot Wissekerke
het in huis niet meer kan uit
houden
Vrouw, ik ga is kieke, waar ze
bluve, zegt hij, doodkalm, met
zijn handen in de broekzakken.
Man, wees toch voorzichtig!
waarschuwt zijn vrouw.
Henk loopt met hem mee, de
stille straat op, richting: het
Oosten. Niets te zien en niets te
horen
Dan plots: een klein vliegtuig
cirkelt over hun hoofden. Geen
mof die er meer op schiet.
Dat is een verkenningsvlieg
tuig, vader, dat staat in verbin
ding met de stoottroepen van de
Canadezen, nou zijn ze beslist
vlak in de buurt, lucht Henk zijn
opgedane strategische wijsheid.
Ze lopen weer terug. De span
ning wordt te groot. Maar nog
eer ze weer bij het tuinhekje zijn
komt uit richting Kapelle, heel
bedaard, als gold het een plezier
tochtje, een militair op een mo
torfiets, machinegeweer in de
aanslag
De man zit op de benzinetank,
inplaats van op het zadel en rijdt
kalm langs hen heen, knikt vrien
delijk en gaat de Wilhelmina-
straat door naar de Wilhelmina-
bank. Dan keert hij even be
daard weer terugDe eerste
Canadees die eens polshoogte
komt nemen.
Wissekerke staat stokstijf, hij
kan geen woord uitbrengen. Zijn
slapen bonzen als hamers. Henk
vliegt de woning binnen en
schreeuwt: Daar komen ze, de
Canadezen komen
En: ze komen
Eerst, weer heel langzaam, zes
kleine pantserwagens, met zwaar
gew apende mannen, in de ene
hand een pistool, in de andere
hun stengun. Ze rijden hoogtens
20 km per uur; of 't een parade
geldt
De voorste stopt voor de woning
van Wissekerke en schreeuwt:
Any Germans here?Zijn hier
nog Duitsers?
Wat zeit die vent? vraagt Wis
sekerke aan Henk. En deze moet
zich even realiseren, dat er in de
Wilhelminastraat werkelijk door
oen militair Engels inplaats van
Duits gepraat wordt en dan
sch.eeuwt hij terug: No! no! go
Ahead
En even daarna, waar kwamen
ze zó snel en zó veel allemaal
vandaan? De Canadese infante
rie, in ganzenpas, aan weerszijden
van de Wilhelminastraat, voorop
gegaan door een militair met een
magnetische mijnenzoeker. En
dan gaan de huizen open. De
tanks worden bestormd door de
Goese jeugd, al wat nog op benen
staan kan verschijnt in de stra
ten. Duitse richtingsborden, het
grote en gehate bord van de
„Ortskommandatur" op de hoek
van de Wilhelminastraat wordt
van de gevel getrokken en ver-
gruizeld
Zondag 29 October, Goes is
bevrijd
De Canadese soldaten vinden
goed onthaal. Overal staan de