BaeMt-eópAe&uiq.
BEZIT
APHORISMEN
NAAR KANTOOR
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
Om
T-tUnillMuoL
Teken of Woord
dc iCöHUtty dcc keekUccc van alle dingen.
„GROND'
Wijsheid en de jaren
Donderdag 4 Mei 1950
T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina 4
Van der Palm, een der leden
van de Municipaliteit hield
vervolgens een deftige Rede
voering
Wat hij daarbij zegt is weer
zéér Palmiaans:
„Waar.... hoe.... tot wat
oogmerk zijn wij hier bij el
kander? Gewapende burgers,
dappere Franschen, zonen en
dochteren der vrijheid in een
tempel des Allerhoogsten, die
thans ook de Tempel der Vrij
heid is om een feest der
verlossing, als kinderen des
Vaderlands, als kinderen van
der. eeuwigen Vader der men-
schen te vieren!
Vergeeft het mij, Broeders,
zoo ik, gereed om de taak mij
opgelegd te volbrengen, door
duizende gewaarwordingen,
die ik nimmer te voren ken
de, door ontelbare en onnoem
bare aandoeningen over
stroomd, nog voor een oogen-
blik zwijge, om adem te schep
pen, en mijne overkropte borst
lucht te geven
Men behoeft niet te vragen,
hoever een Kerk is weggezon
ken, wanneer dit van nog zich
noemende „orthodoxe" lippen
vloeit.
En dat is dezelfde man, die
na het herstel van Neerlands
onafhankelijkheid, weer direct
naar de pen grijpt om zijn: „Ge
denkschrift van Neerlands her
stelling" te schrijven.
We gaan iets méér begrijpen
van Bilderdijks karakterisering
van deze man: „Een tijdslaaf
zonder eer, steeds draaiend met
den wind
„Taal", 'n methode voor
het zuiver schrijven en
stellen op de lagere school,
door J. P. Paulusse en J.
Voorwinden. Deeltje N-7
(nevenserie). Uitgave J. B.
Wolters, GroningenBata
via.
Plet is moeilijk een hele metho
de te beoordelen naar één deeltje,
maar technisch gezien, is dit ene
deeltje uitstekend. De lesjes, de
manier van behandelen is ei1 op
ingericht de kinderen te - leren,
zeer nauwkeurig te lezen en over
het gelezene goed na te denken,
want als ze het eerste lesje, een
kort verhaaltje van een jongen,
die op een regenachtige dag een
pijp gaat roken, hebben gelezen,
worden in de volgende lesjes de
verschillende gegevens van dit
verhaal verwerkt. Ze moeten
moeilijke woorden opschrijven, er
worden vragen over gesteld, die
ze met een gehele zin moeten be
antwoorden.
Dan zijn er lesjes, die in de ver
leden tijd, andere, die weer in de
tegenwoordige tijd moeten wor
den overgebracht. De lesjes zijn
voor kinderen aantrekkelijk. Wel
blijkt uit de gegeven leerstof, dat
men niet op het Christelijk on
derwijs is ingesteld.
In de serie „Von Deut-
scher Art und Kunst", on
der redactie van dr C.
Brouwer und dr G. Ras,
verscheen „Musa Dagli un<l
Bernadette", nebst anderen
romanfragmenten van Fr.
Werfel. Uitgave: J. B. Wol
ters, GroningenBatavia.
Deze schooluitgave brengt ons
dus enkele fragmenten van Franz
Werfel's romans. Dit laatste zeg
gen we er met nadruk bij, want
Werfel heeft ook op ander gebied,
veel en goed werk gegeven. Hij
schreef drama's, gedichten en no
vellen. Hier in „Musa Dagh und
Bernadette" is dus alleen iets uit
zijn romanoeuvre. Persoonlijk is
mij alleen bekend „Das Lied von
Bernadette" en daardoor heb ik
gezien, dat men in dit boekje een
bij uitstek kenmerkend en mooi
fragment heeft overgenomen.
Ook de andere fragmenten zijn
boeiend om te lezen. Het is een
schooluitgave, dus een boekje
voor studie, vertaling, en
oefening. Het moet hen die lust
in dit werk hebben werkelijk een
genot zijn, goed werk in handen
te hebben. Men bedenke echter,
Franz Werfel is een humanist.
„Hij wil", naar de „herausgeber"
schrijft: „een ding, de vernieu
wing van onze tijd, te beginnen
bij het geestelijk individu uit,
maar hij weet, dat deze vernieu
wing slechts kan plaatsvinden,
als men zich afkeert van het ma
terialisme en zich wendt tot de
eeuwige waarden. Dit moet men
weten als men zijn werken leest.
Franz Werfel schrijft sugges
tief, zonder nu die bepaalde
„kunstjes" toe te passen. Als men
in „Das Lied von Bernadette"
leest hoe het jonge meisje Berna
dette neerknielt voor de verschij
ning van de maagd Maria en hoe
zij geestelijk contact met die ver
schijning heeft, dan is het alsof
men daar bij is, men voelt de to
tale overgave van het kind en
ervaart de mystieke sfeer, die hij
weet te scheppen.
Merkwaardig is wel, dat Franz
Werfel, een Jood, dit werk over
Bernadette en de verschijningen
van de maagd Maria zo heeft
kunnen schrijven. Men heeft vaak
Wat hebben wij, dat wij niet eens
[verliezen
Eens komt de dag, waarop Gij
[met een ruk
Als Yan een storm, het kaf van
[ons geluk
Zult laten zweven op de vlucht
[der winden.
Wat hebben wij, dat gans van ons
[kan zijn,
Wat is de schat, die wij voor goed
[bezitten
Uw dag komt aan, Gij dwingt ons
[te verlaten
Wat wij verwierven in gebed en
[pijn.
Geef mij een ding, een vreugd,
[voor heel het leven,
De lieve glimlach van een zacht
[gelaat,
En die niet, zoals elk geluk,
[vergaat
Wanneer de klauw des tijds slaat,
[om te schenden.
Niets, niets! De sterkste weelde
[niet
Kan waar bestaan en eeuwig in
[ons blijven.
Eens zult Ge ons het diepst bezit
[ontnemen.
En deze angst belet, dat ik geniet.
Geraert van Suylensteijn.
Correspondentie.
In verband met de viering van
de verheffing uit het knechtschap
van de Duitse tyrannie, op Vrij
dag 5 Mei a.s. verschijnt ons
Weekend één dag vroeger, daar
op die gedenkdag geen Zeeuwsch
Dagblad zal uitkomen.
Tengevolge hiervan moet de
schaakrubriek een week over
staan en ook de brief van „Flip
Bramse" kwam te laat binnen
om nog te worden opgenomen.
We hopen maar, dat vriend
„Flip" niet al te boos zal opkij
ken als hij deze week zijn brief
niet vindt op het oude plaatsje
in 't Weekend.
Redactie.
Tegenspoed is de zuiverste
toetssteen voor ware zielenadel.
Populariteit is roem in koper
geld.
gedacht, dat hij ook tot het ka
tholicisme zou overgaan, maar dit
is niet gebeurd. In 1945 is hij als
Jood in Californie gestorven.
De uitvoering van deze school
uitgave is, evenals al de Wolters
uitgaven uitstekend verzorgd.
Onze Opstellenwedstrijd
MET VACANTIE AAN BOORD
Wij kregen tien dagen vroeger
vacantie dan de anderen omdat
we naar Bazel moesten. En de
reis op z'n minst drie a vier
weken duurt. Wij vertrokken
twee weken voor Kerstmis van
Wemeldinge en voeren 's avonds
naar Dordrecht. De andere dag
naar Lobith. Vrijdags waren we
tussen het gebergte. De volgen
de dag 's middags begon het in
eens stevig te waaien. Maar daar
bleef het niet bij. Het begon te
stormen. Trouwens het waait
daar toch altijd veel harder dan
op andere plaatsen. Hoe dat
komt weet ik niet. Maar toen
we ongeveer vijfhonderd meter
verder waren, werd ik boven
geroepen en kon nog net zien,
dat er twee schepen boven op
elkaar gelopen waren. Het schip
dat aan de buitenkant lag, had
heel z'n roef open en je kon
zo naar binnen kijken. Mijn
vader zei, dat die raderboot hem
met zijn boegspriet tegen de roef
van het schip was opgevaren.
De andere week Vrijdag kwa
men we in Strasbourg en moes
ten daar wachten op voorspan,
's Zaterdags om negen uur zou
de Damco 21 ons voorspannen.
We gingen die dag niet meer
weg, maar hebben toen Kerst
mis in Strasbourg gehouden.
Dinsdags ging de reis verder naar
Basel. Maar de sleep waar wij
ook bij behoorden, was veel te
zwaar voor de boot.
Onderweg ging er dan ook een
schip af. Toen voeren we har
der. Donderdagsavonds kwamen
we in Kembs aan. Die sluis is
een en twintig meter hoog. We
waren om elf uur pas geschut.
De andere dag gingen we met
nog een schip naar Basel. We
losten er dezelfde dag nog. De
volgende- dag moesten we twee
schepen mee terug nemen naar
Strasbourg. Bij het opdraaien
liep alles onklaar en namen wij
ze maar mee tot Kembs. We
bleven daar met Oudejaarsavond
liggen. Daarna gingen we met
Nieuwjaarsdag alleen weer
terug naar Strasbourg, waar we
ijzer voor Antwerpen hebben
geladen. In Mannheim moesten
we eerst bijladen en toen in
Dusseldorf. We waren 's Zon
dags weer in Lobith. En de
laatste dag van onze vacantie
in Wemeldinge.
CORRIE VAN BALLEGOOY,
Leerlinge 6e klas Prinses
Beatrix Schippersschool te
Wemeldinge.
Het is niet eenvoudig om een geschikt
kantoortoilet „voor te schrijven". De één
zal de voorkeur geven aan een gemak
kelijk zittend japonnetje, de ander heeft
liever een deux-pièces, omdat dit even
tueel nog in delen als jasje en rok kan
worden gedragen.
De beide afgebeelde toiletjes hebben het
voordeel, dat ze niet over het hoofd be
hoeven te worden aangetrokken, omdat
het jurkje middenvoor helemaal met
knopen sluit, terwijl het jasje van de
deux-pièces kan worden opengeknoopt.
De rok er van heeft aan de linkerzijkant
een vrij lang split met een ritssluiting.
Door hun eenvoud hebben deze toiletten
bovendien het voordeel, dat ook de wat
minder slanke' figuren, die vaak weinig
keuze hebben, deze japonnen kunnen
dragen.
K 3508/20. Minder slanke figuren eisen
een eenvoudig, goed afkledend modeL
Deze japon voldoet aan de hiervoor ge
stelde eisen. De deelnaden en de lange
knoopsluiting middenvoor geven een slankmakend effect Benodigd
voor 120 cm. bovenwijdte ongeveer 2.75 m. stof van 140 cm. breedte.
K 3507/20. Een eenvoudig en vlot deux-pièces, dat vooral door de wer
kende vrouw bijzonder op prijs zal worden gesteld. Benodigd voor
96 cm. bovenwijdte ongeveer 3 m. stof van 140 centimeter breedte.
De knippatronen van deze modellen zijn a 0.50 bij vooruitbetaling
per postwissel verkrijgbaar bij: „Bella Patronen Service", Kromme
Nieuwe Gracht 66, Utrecht.
K 3508/20 is verkrijgbaar voor 100, 110 en 120 cm. bovenwijdte, terwijl
K 3507/20 kan worden geleverd voor de bovenwijdten van 90, 96 en 102 cm.
K 3508/20
100-110-120
K 3507/20
90-96-102
door M. v. d. Bosch.
„Jongens, een eekhoorntje
Met een vaartje sprong Boudewijn
over een brede greppel, en kwam
met een plofje in het mulle zand
terecht. Maar toen hij om zich
heen keek, was er van het beestje
al niets meer te zien.
„We kunnen best dat bos door
gaan", stelde Koos voor, en met
een sprong stond hij al aan de
overkant. Dik en Han volgden
meteen. Het was een dicht be
groeid bos. Om zich heen zagen ze
rtiets dan stammen met dorre tak
ken, die naar alle kanten de weg
versperden, heel hoog waren de
groene pruiken, die zacht kruisend
heen en weer wuifden, en waar
tussendoor ze hier en daar klaar-
blauwe plekken lucht zagen.
Even bleven ze in de stilte
staan luisteren naar het fluiste
rend melodietje hoog boven hen,
dat met iedere windzucht sterker
werd om dan weer te verdwijnen,
maar dat ze niet verstonden.
Krijsend schreeuwden een paar
woudduiven tegen elkaar, hier en
daar kraakten takjes.
Weer kwam de geheimzinnige
wind, en deed de donkere dennen
kruinen naar elkaar toe buigen.
„Deze kant op", verbrak Koos
de stilte. Met 'n dikke stok sloeg
hij de dorre takken weg, en baan
de zo meteen een weg voor de an
deren, die hem volgden over een
verende laag mos met dennen
naalden.
Dwars door het bos kwamen ze
op een landweg uit. Bij een boer
derij stoof een troep kippen ka
kelend uiteen, toen Dik het rustig
pikkende troepje met een wilde
kreet op deed schrikken. Angstig
fladderend, vlogen ze over de
greppel op het eigen veilige erf.
„Zeg Boudewijn, hier hebben we
er eens een doodgereden!", vertel
de Dik vol trots toen hij al de
kippen van de weg had gejaagd.
„Wat, een mens?"
„Ben je nou helemaal, een kip
natuurlijk, is 't niet waar Han!"
We moesten een boodschap
doen, en waren samen op vaders
fiets. Er was hier geen kip te zien,
maar toen we vlak bij waren, vlo
gen ze ineens van allebei de kan
ten naar de overkant. Dat doen
kippen altijd, hier tenminste, en
toen kwam er een onder de fiets.
Morsdood natuurlijk, daar lag z'n
kop, daar een poot, daar een poot,
en zijn veren
„Toe, doe niet zo griezelig!"
Daar kon Han niet tegen. En
Koos viel hem in de rede: „Alleen
zijn kop was er half af, en wat
bloed en veertjes tussen de spa
ken". t
„Lekker, aten jullie toen kip
pensoep?" vroeg Boudewijn.
„Niks hoor, we zijn hard door
gereden. Al^de boer het gezien
had, had hij vast de veldwachter
op ons afgestuurd".
„Kussssjjj"een laatste een
zame kip werd nog van de weg ge
jaagd.
„Hè ja, de veldwachter, hoe zou
het daar mee zijn!" Zullen we er
eens langs gaan?"
„Dank je wel!" Dik voelde niets
voor Boudewijns plan, het was ook
helemaal de andere kant op dan
ze nu gingen.
Een eindje verder kwamen ze
weer bij een .bos, dat ze ook dwars
door gingen. Maar toen ze er uit
kwamen, bleef Boudewijn toch
even verrast staan. Voor hen lag
een groot weiland, waarop een
tiental koeien bij een hek rustig
lagen te herkauwen, en daarach
ter, wijd en blauw, was de zee.
„De zee?" Verwonderd zag
Boudewijn rond. „Is hier dan hele
maal geen dijk of strand?"
Nee, niets, verderop wel". De
anderen vonden het heel gewoon,
ze waren hier al zo vaak geweest.
„Maar kijk, het bos ligt hier al
een stuk hoger, en daar verderop
gaat het nog meer omhoog. Kijk
maar, we zijn al een heel eind
naar beneden gegaan.
Een ogenblik later waren ze al
lemaal over het hek geklommen.
Dik was vervaarlijk met zijn ar
men zwaaiend, naar de koeien ge
hold. Eerst bleven ze met domme
ogen naar hem kijken, maar toen
hjj dichterbij kwam, kwamen ze
moeizaam omhoog, en sukkelden
met hun staarten rondzwiepend,
op een drafje een eind weg, waar
het veiliger was.
„Toe, kom hier!" riep Han hem
na, en tegen de anderen, „Hij
moet nu ook altijd plagen".
„Is daar een haven?" Boude
wijn wees naar een piertje, dat
zich ver in zee uitstrekte.
„Nee, dgt is alleen maar een
pier, misschien is het vroeger wel
een haven geweest". Koos haalde
zijn schouders op, hij wist ook
niet, waar het voor diende.
Door de weilanden en over hek
ken kwamen ze op een weg te
recht, die naar de pier liep.
„Zullen we er op?" Verlangend
keek Boudewijn naar de groen-
glibberige keien waarlangs aan
beide kanten het water spoelde.
,,'t Mag niet, hè Koos!" Han
was op een paaltje gaan zitten.
„Vader wil beslist niet, dat we er
op gaan".
„Jullie durven ook niets, had ik
mijn badpak maar, dan ging ik
lekker zwemmen. Kunnen jullie
dat ook al niet?"
„Nee!" Koos vond het verve
lend, dat Boudewijn hen zo kin
derachtig vond. Zouden ze er toch
maar op gaan, het kon helemaal
geen kwaad, de pier was zo breed,
met z'n tweeën kon je er gemak
kelijk naast elkaar op lopen.
Han zat ook al bedrukt te kij
ken. Een eindje verder mikte Dik
steentjes in het water.
,,'k Snap niet, waarom jullie dat
niet mogen", begon Boudewijn
weer. „Laten we dan hier voor
aan even over de stenen lopen, dat
hindert toch niet? Ik doe het
hoor!" Meteen zat hij al op de
grond, om zijn kousen en schoenen
uit te trekken.
Ja, dat konden ze ook wel doen.
Koos maakte zijn schoenen al los,
en Dik, die zag, wat hij ging doen,
was er in een ogenblik bij.
Steeds wegglijdend en molen
wiekend met hun armen, om het
evenwicht te bewaren, liepen ze
even later op de bewierde stenen.
Maar het viel niets mee, hier
langs langs de kust liep het ta
melijk schuin naar beneden, en
op de stenen, die onder water la
gen, konden ze haast helemaal
niet vooruit komen. Toch hadden
ze de grootste pret, en lachten om
eikaars malle manieren om zich
staande te houden.
Daar gleed Boudewijn al weg,
en kwam op een puntige kei te
recht. Met een pijnlijk gezicht
wreef hij de bezeerde plek.
„We kunnen veel beter op de
pier gaan, daar liggen ze veel ge-
Hjker. Ik dank je wel, om me nog
eens zo te bezeren".
(Wordt vervolgd.)
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
'tSCIlOUVVSCH DAGBLAD
van Donderdag 4 Mei, No. 1551
Exploitantc
Oosterbaan Le Cointre N.V.,
Goes
eeuu/scH
u/eexew
VOOR DE ZONDAG
Dezer dagen schreef een jong
mens, dat niet lang geleden emi
greerde naar Canada, aan een
kennis in het oude moeder
land: „Ik ben lidmaat gewor
den van „The Church of Jesus
Christ of latter day Saints". In
deze kerk geloven wij, dat God
ook in deze tijd Openbaringen
geeft, de zieken geneest, de dui
vels uitwerpt en de doden op
wekt. Dat wij daartoe geloven,
dat God dezelfde is als in de
tijden van ouds. Dit alles ge
schiedt door het Priesterschap
in tijden van ouds door God
gegeven als enige weg van
brenging der gaven Gods tot de
mensen
Behalve dat we uit dit schrij
ven zien kunnen, dat niet voor
alle mensen emigratie naar de
andere zijde van de Oceaan een
zegen is, leren we er óók uit,
welke gevaren er voor het
geestelijke leven vlak aan de
deur liggen, wanneer wij niet
meer leven willen uit het ge
openbaarde Woord van God al
léén, zonder meer.
Er zijn ook in Nederland nog
vele Christenen, die het toch
maar een verarming vinden van
de Christelijke Kerk, dat er
vandaag geen tekenen en won
deren meer plaats hebben, zoals
deze ten tijde der eerste chris
tengemeente voorvielen.
Zij hebben er geen oog voor,
dat het teken altijd een klein
en nog nietig geloofsleven ver
onderstelt. God gaf in de aan
vang van de Christelijke Kerk
nog de gaven der wonderen en
tekenen, omdat de eerste ge
meenten nog in haar kinder
schoenen stonden. Bij het op
wassen en beter begrip van het
WOORD trekt God Zijn tekenen
en wonderen in en moet de
Kerk het gaan doen zonder die
tekenen. Dat is geen verarming,
dat betekent een verrijking, is
een bewijs, dat de Kerk volwas
sen wordt en met de Woord-
Openbaring alléén volstaan kan.
We lezen dan ook in de Hei
lige Schrift, dat niet de Kerk
in het laatst der dagen, maar
juist de antichrist tekenen
en wonderen zal doen. Dat leert
ons, dat de antichrist alleen maar
geloof zal vinden onder de mas
sa, omdat hij tekenen gaat
doen. Dat is een bewijs van zijn
innerlijke zwakheid. En dat juist
in die dagen de Kerk het zon
der tekenen moet stellen,
is bewijs van haar innerlijke
kracht. Tekenen zijn er altijd
alleen maar om tegemoet te
komen aan onze zwakheid. En
dat b.v. iemand van gereformeer
de afkomst in Canada zó spoe
dig zich onder invloed stelt van
een dwaalleer, die niets meer
met het wezen van het Chris
tendom uitstaande heeft, komt
hier vandaan, dat van deze
Schriftuurlijke waarheid niets
begrepen werd.
Het woord van de Heiland aan
Thomas: „Zalig zijn zij, die niet
gezien en nochtans geloofd zul
len hebben", krijgt, hoe dichter
we bij het einde komen, meer
diepte en betekenis. Trouwe
ambtsdragers, als b.v. predikan
ten Kapteyn, v. d. Bosch, Tun-
derman om maar niet meer te
noemen, die onder de vreselijk
ste smarten langzaam wegstier
ven in concentratiekampen, heb
ben hun kracht gevonden in hun
vasthouden aan het Woord,
zonder meer. Zij hadden niet
anders; een Boek met letters,
„daar staat geschrevenHet
lijkt zo bitter weinig, de wereld
lacht daarom; maar het was
genoeg; zij hebben er oneindig
sterker mee gestaan, dan de
bruten en van godverlatenen,
die hen doodgemarteld hebben.
God geeft aan hen geen tekenen
en wonderen meer van boven.
Er is in geen enkel concentratie
kamp ook maar één boven
natuurlijk wonder gebeurd, of
schoon er vele trouwe kinderen
Gods zijn doodgemarteld. En dat
is nu juist de kracht van de
Kerk des Heren in het laatst
der dagen. De antichrist krijgt
de macht tekenen en wonderen
te doen, hij mag alles demon
streren en zich volkomen uit
leven om de massa achter zich
te krijgen, maar de KERK blijft
daar, zónder enig teken, met
alleen het WOORD, de Bijbel en
juist in dat teken zal de Kerk
overwinnen. Dat is niet haar
verarming, maar haar geweldige
rijkdom, en de ere Gods, Zijn
glorie!
Christus bestraft de valse
Kerk in Zijn dagen, die om een
„teken" vraagt, en zegt: dit
overspelig geslacht vraagt een
teken en hun zal geen ander
teken gegeven worden, dan dat
van Jona de profeetD.w.z.
het teken van het Kruis van
Christus. Zoals Jona drie dagen
in het ingewand van de vis is
geweest, zal de Christus drie
dagen in het ingewand der aarde
zijn. Dat wil dus zeggen, geen
ander teken dan het Woord,
waarin ons deze dingen ge
openbaard is. En wie méér
vraagt dan dat wordt door Hem
zelve „overspelig" genoemd.
Zo hebben wij dus te kiezen
tussen teken en Woord.
„Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde."
Matth. 28:18 b.
Op een berg in Galilea
sprak de opgestane Levens-
vorst dit machtige woord tot
Zijn Kerk: Mij is gegeven
alle macht in hemel en op
aarde".
Als loon op de arbeid
Zijner ziel" is Hem gegeven
alle macht in de HEMEL (Et.
1:21). De engelen hebben
Hem te dienen in de vergade
ring van Zijn Kerk (Hebr.
1 14). Hem is ook gegeven
alle macht op de AARDE. Alle
dingen zijn aan Zijn voeten
onderworpen (Hebr. 2:8). Al
les moet voor Hem Zich bui
gen.
De verhoogde Christus is de
Koning van Zijn duur-gekoch-
te KERK. Hij mag en moet in
haar midden de alleen-heer
schappij hebben door Zijn
Woord en Geest. Zijn Woord
moet steeds haar énige richt
snoer zijn. Zijn Woord moet
steeds open liggen op kansel
en kerkbank en kerkeraads-
tafel. Het moet steeds open
liggen op de huistafel en in de
school, op het kantoor en in
het bedrijf. Overal moet ge
vraagd: Wat is Uw wil, o Ko
ning der Kerk?
Hij is de Koning der Kerk,
die over ALLE DING regeert.
„Geen duimbreed is er op heel
't erf van ons menselijk leven,
waan:cm de Christus, die aller
Souverein is, niet roept: Mijn!"
Dan moeten ook volken en
overheden zich buigen onder
deze Koning. Ook ons Neder
landse volk met zijn overheid.
Ook DE POLITIEK heeft met
de verhoogde Christus en Zijn
Woord te maken. Het Woord
Gods moet ook hier het enige
richtsnoer zijn.
Dit is nu echter de grote
strijd, ook van heden. Hier is
de ANTITHESE: vóór of tégen
de Christus! Aan beide zijden
van „het ijzeren gordijn" wei
geren millioenen Hem de ge
hoorzaamheid. Satan werkt
aan het éne, anti-christelijke
wereldrijk. De afval neemt toe.
Al luider klinkt de roep der
revolutie van Ps. 2. Maar DIT
staat vast: Jezus Christus
triumfeert, want Hem is gege
ven alle macht. Hij komt om
te oordelen. Het rijk der zonde
zal vergaan.
Aan welke zijde scharen
WIJ ons? Zien we door het
geloof Jezus Christus als Ver
zoener van onze schuld en als
de Koning van ons leven? Dan
moet Zijn Woord het énige
richtsnoer zijn in ons persoon
lijk leven, in het gezin, in de
kerk, overal, lot in de politiek
toe. Dan moeten we tegen de
afval, tegen de revolutie het
Evangelie stellen. Niet een
slap aftrekselt je daarvan,
maar HET Evangelie, het
VOLLE Evangelie.
T. J. t. H.
Het is goed, dat we op deze
keuze acht geven, nu we aan de
ingang van het tijdperk komen te
staan waarin de antichrist, dat
is de valse Kerk in combinatie
met de wereldlijke macht, teke
nen en wonderen gaat doen.
Teken of WOORD. Wat kiest
gij?
door H. J. van Nynatten-
Doffegnies, uitgave Mij
C. A. J. van Dishoeck te
Bussum.
Ook in deze roman van de
schrijfster, van wie we reeds
enkele boeken bespraken, speelt
het boerenleven de hoofdrol.
Duumke Piepenbroek heeft
een boerderijtje op eigen grond
tegen de grote stad aan. Van
zijn kinderen is het alleen Peu-
zeltien, die hem begrijpt en even
veel van het boerenbedrijf en de
grond houdt als hij. Zijn vrouw
en zijn andere dochters zijn
door de steedse allures aan
gevreten en beschouwen de in
komsten van het boerenbedrijfje
alleen maar als middel om zich
bij het stadse leven te kunnen
aanpassen.
Grondspeculanten willen zijn
grond kopen, maar hij weigert
koppig, zeer tot ongenoegen van
zijn vrouw en schoonzoons, die
op het geld zitten te azen. Ten
slotte brandt het boerderijtje af,
waarschijnlijk aangestoken, (door
de grondspeculanten?) en dan
schiet er niet veel anders meer
voor hem over dan om zijn
grond te verkopen, want ver
gunning tot herbouw krijgt hij
niet. De stadsuitbreiding heeft
al rondom zijn bezitting heen
haar polyparmen uitgebreid, en
de grond is hard nodig voor de
nieuwbouw. Hij verkoopt zijn
grond tegen een fabelachtig hoog
bedrag. En onder pressie van
zijn vrouw koopt hij een par
fumeriezaak voor een van zijn
schoonzoons, en gaat zelf in een
verdieping van het pand mid
den in de stad wonen. Peuzel-
tien wordt inmiddels geëxploi
teerd door de familie als dienst
meid en werkster. Duumke dreigt
er lichamelijk bij onder te gaan.
De stad maakt hem kapot.
Dan komt hij in relatie met
een vroegere kennis, ook een
boer, die van zijn pachthoeve
af moet en samen worden ze
het eens ergens elders een boer
derij te kopen met grond en
opnieuw te beginnen. Duumke
laat er zijn vrouw en kinderen
voor in de steek, alleen Peuzel-
tien vergezelt hem.
Wanneer ze naar de nieuwe
boerderij vertrekken: Koerkamp
(zijn collega), Duumke en Peu-
zeltien, zegt Koerkamp: „Hé,
Duumke, könne wie met zien
drêeën op de veurbank zitten?"
En Duumke antwoordde met een
vreemd-schorre stem, terwijl hij
een hand op Peuzeltiens schou
der legde: „Met Peuzeltien in
ons midden, kuwwe alles!"
Mevrouw Van Nynatten
Doffegnies beschrijft in haar
boeken de oer-instincten van de
van God en Zijn geboden los
geslagen mens, die zichzelf tot
wet is en slechts gehoorzaamt
aan zijn oerdriften.
De manier, waarop zij dat
doet, is uitstekend. Ze haalt uit
haar gegevens uit, wat er in zit,
ze schept mensen van vlees en
bloed. Maar het zijn dat vlees
en bloed ook alleen maar, die
regeren in het leven dezer
mensen. Zij schept haar typen
uit het milieu, waar animale
neigingen ongeremd kunnen
bótvieren en geen enkele rem
van hoger drift of geestelijke
reactie bindt die losgeslagen
dierlijke impulsen zelfs maar
binnen humane perken. Zelfs de
liefde, waar deze nog ter sprake
komt, komt niet op uit puur
menselijke neigingen, maar zijn
animale driften, die men bij een
hond en een koe ook kan waar
nemen. De band tussen Duumke
en Peuzeltien is niet de tedere
relatie tussen vader en kind,
maar gevolg van animale oer-
instincten, de band aan de grond,
houdt ook hen samen omklemt.
En zo is de titel van dit boek:
„Grond" essentiëel waar en vol
strekt de enige titel, die de
schrijfster aan dit werk had kun
nen geven.
Deze mensen zijn uit de aarde
aards, zonder enige betrekking
met wat boven het grondvlak
uitkomt. Als de koeion en de
paarden en de honden op de
boerderij, die de schrijfster ons
reëel laat zien, lopen de mensen
in haar boek „Grond" met de
hoofden naar de grond gebogen
en hebben in diepste zin alle
wezenstrekken met het vee ge
meen, animaal beheerst in al
hun grove instincten als zij zijn.
Daarom laat dit boek ons, met
al zijn literaire kwaliteiten, wel
zéér arm.
Als het in mijn kinderjaren
niet erg boterde in de jeugdige
regionen, placht moeder tot mij
te zeggen: „Jij bent de oudste,
dus moet je ook de wijste
wezen", mij voor lange jaren de
gedachte bijbrengend, dat het
verstand in ieder geval met de
jaren wel komt. Maar ach arme,
zelve ouder geworden zijnde en
eens rondom mij ziende, bemerk
te ik wel, dat dit niet altijd op
gaat. Maar toch dacht ik, dat
zulke mankementen alleen maar
tot personen beperkt bleef. Doch
nu las ik dezer dagen iets, wat
mij wel deed zien, dat men zelfs
in eerbiedwaardige instellingen
niet groeit in wijsheid, naarmate
de jaren verder gaan. U zult
dit met me eens zijn, als u het
volgende leest, wat ik aantrof
in het „Maandblad voor Berech
ting en Reclassering".
Kleuters voor de re.hter.
Het was in het jaar 1872, dat
wijlen mijn vader, toen zeven
jaar oud, met zijn twee jaar
ouder zusje, en andere kinderen
uit het dorp, met een emmertje
op het schorre langs de zeedijk
in het land van Schouwen en
Duiveland, zeekraal plukte. Zee
kraal wordt door de Zeeuwen
als groente-lekkernij bij uit
nemendheid beschouwd.
Maar voor dat zeekraal pluk
ken op het Schorre, had men
in 1872 nog een „consent" no
dig, dat men voor een kwartje
bij de dijkbaas kon bekomen.
Maar dat consent hadden mijn
vader en zijn speelmakkers niet.
Er kwam een „koddebeiër" en
die zei: „Onthoudt je dag, jullie
staat allemaal op de bon".
Enkele weken later moesten
alle kinderen naar Zierikzee
komen en voor de rechter ver
schijnen. De zevenjarigen werden
met een geducht standje vrij
gesproken, maar de ouderen,
waaronder mijn toen negen
jarige tante, kregen allemaal
een dag hechtenis.
Zij moesten allemaal een dag
„zitten", op het „steen", zoals
men het gevang in Zierikzee
noemde. En het vonnis werd
uitgevoerd ook.
Het is thans Sept. '49 en we
hebben dan 'n halve eeuw „P»o
Juventute" achter de rug.