BaeMt-eópAe&uiq. BEZIT APHORISMEN NAAR KANTOOR DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS Om T-tUnillMuoL Teken of Woord dc iCöHUtty dcc keekUccc van alle dingen. „GROND' Wijsheid en de jaren Donderdag 4 Mei 1950 T ZEEUWSCh WEEKEND Pagina 4 Van der Palm, een der leden van de Municipaliteit hield vervolgens een deftige Rede voering Wat hij daarbij zegt is weer zéér Palmiaans: „Waar.... hoe.... tot wat oogmerk zijn wij hier bij el kander? Gewapende burgers, dappere Franschen, zonen en dochteren der vrijheid in een tempel des Allerhoogsten, die thans ook de Tempel der Vrij heid is om een feest der verlossing, als kinderen des Vaderlands, als kinderen van der. eeuwigen Vader der men- schen te vieren! Vergeeft het mij, Broeders, zoo ik, gereed om de taak mij opgelegd te volbrengen, door duizende gewaarwordingen, die ik nimmer te voren ken de, door ontelbare en onnoem bare aandoeningen over stroomd, nog voor een oogen- blik zwijge, om adem te schep pen, en mijne overkropte borst lucht te geven Men behoeft niet te vragen, hoever een Kerk is weggezon ken, wanneer dit van nog zich noemende „orthodoxe" lippen vloeit. En dat is dezelfde man, die na het herstel van Neerlands onafhankelijkheid, weer direct naar de pen grijpt om zijn: „Ge denkschrift van Neerlands her stelling" te schrijven. We gaan iets méér begrijpen van Bilderdijks karakterisering van deze man: „Een tijdslaaf zonder eer, steeds draaiend met den wind „Taal", 'n methode voor het zuiver schrijven en stellen op de lagere school, door J. P. Paulusse en J. Voorwinden. Deeltje N-7 (nevenserie). Uitgave J. B. Wolters, GroningenBata via. Plet is moeilijk een hele metho de te beoordelen naar één deeltje, maar technisch gezien, is dit ene deeltje uitstekend. De lesjes, de manier van behandelen is ei1 op ingericht de kinderen te - leren, zeer nauwkeurig te lezen en over het gelezene goed na te denken, want als ze het eerste lesje, een kort verhaaltje van een jongen, die op een regenachtige dag een pijp gaat roken, hebben gelezen, worden in de volgende lesjes de verschillende gegevens van dit verhaal verwerkt. Ze moeten moeilijke woorden opschrijven, er worden vragen over gesteld, die ze met een gehele zin moeten be antwoorden. Dan zijn er lesjes, die in de ver leden tijd, andere, die weer in de tegenwoordige tijd moeten wor den overgebracht. De lesjes zijn voor kinderen aantrekkelijk. Wel blijkt uit de gegeven leerstof, dat men niet op het Christelijk on derwijs is ingesteld. In de serie „Von Deut- scher Art und Kunst", on der redactie van dr C. Brouwer und dr G. Ras, verscheen „Musa Dagli un<l Bernadette", nebst anderen romanfragmenten van Fr. Werfel. Uitgave: J. B. Wol ters, GroningenBatavia. Deze schooluitgave brengt ons dus enkele fragmenten van Franz Werfel's romans. Dit laatste zeg gen we er met nadruk bij, want Werfel heeft ook op ander gebied, veel en goed werk gegeven. Hij schreef drama's, gedichten en no vellen. Hier in „Musa Dagh und Bernadette" is dus alleen iets uit zijn romanoeuvre. Persoonlijk is mij alleen bekend „Das Lied von Bernadette" en daardoor heb ik gezien, dat men in dit boekje een bij uitstek kenmerkend en mooi fragment heeft overgenomen. Ook de andere fragmenten zijn boeiend om te lezen. Het is een schooluitgave, dus een boekje voor studie, vertaling, en oefening. Het moet hen die lust in dit werk hebben werkelijk een genot zijn, goed werk in handen te hebben. Men bedenke echter, Franz Werfel is een humanist. „Hij wil", naar de „herausgeber" schrijft: „een ding, de vernieu wing van onze tijd, te beginnen bij het geestelijk individu uit, maar hij weet, dat deze vernieu wing slechts kan plaatsvinden, als men zich afkeert van het ma terialisme en zich wendt tot de eeuwige waarden. Dit moet men weten als men zijn werken leest. Franz Werfel schrijft sugges tief, zonder nu die bepaalde „kunstjes" toe te passen. Als men in „Das Lied von Bernadette" leest hoe het jonge meisje Berna dette neerknielt voor de verschij ning van de maagd Maria en hoe zij geestelijk contact met die ver schijning heeft, dan is het alsof men daar bij is, men voelt de to tale overgave van het kind en ervaart de mystieke sfeer, die hij weet te scheppen. Merkwaardig is wel, dat Franz Werfel, een Jood, dit werk over Bernadette en de verschijningen van de maagd Maria zo heeft kunnen schrijven. Men heeft vaak Wat hebben wij, dat wij niet eens [verliezen Eens komt de dag, waarop Gij [met een ruk Als Yan een storm, het kaf van [ons geluk Zult laten zweven op de vlucht [der winden. Wat hebben wij, dat gans van ons [kan zijn, Wat is de schat, die wij voor goed [bezitten Uw dag komt aan, Gij dwingt ons [te verlaten Wat wij verwierven in gebed en [pijn. Geef mij een ding, een vreugd, [voor heel het leven, De lieve glimlach van een zacht [gelaat, En die niet, zoals elk geluk, [vergaat Wanneer de klauw des tijds slaat, [om te schenden. Niets, niets! De sterkste weelde [niet Kan waar bestaan en eeuwig in [ons blijven. Eens zult Ge ons het diepst bezit [ontnemen. En deze angst belet, dat ik geniet. Geraert van Suylensteijn. Correspondentie. In verband met de viering van de verheffing uit het knechtschap van de Duitse tyrannie, op Vrij dag 5 Mei a.s. verschijnt ons Weekend één dag vroeger, daar op die gedenkdag geen Zeeuwsch Dagblad zal uitkomen. Tengevolge hiervan moet de schaakrubriek een week over staan en ook de brief van „Flip Bramse" kwam te laat binnen om nog te worden opgenomen. We hopen maar, dat vriend „Flip" niet al te boos zal opkij ken als hij deze week zijn brief niet vindt op het oude plaatsje in 't Weekend. Redactie. Tegenspoed is de zuiverste toetssteen voor ware zielenadel. Populariteit is roem in koper geld. gedacht, dat hij ook tot het ka tholicisme zou overgaan, maar dit is niet gebeurd. In 1945 is hij als Jood in Californie gestorven. De uitvoering van deze school uitgave is, evenals al de Wolters uitgaven uitstekend verzorgd. Onze Opstellenwedstrijd MET VACANTIE AAN BOORD Wij kregen tien dagen vroeger vacantie dan de anderen omdat we naar Bazel moesten. En de reis op z'n minst drie a vier weken duurt. Wij vertrokken twee weken voor Kerstmis van Wemeldinge en voeren 's avonds naar Dordrecht. De andere dag naar Lobith. Vrijdags waren we tussen het gebergte. De volgen de dag 's middags begon het in eens stevig te waaien. Maar daar bleef het niet bij. Het begon te stormen. Trouwens het waait daar toch altijd veel harder dan op andere plaatsen. Hoe dat komt weet ik niet. Maar toen we ongeveer vijfhonderd meter verder waren, werd ik boven geroepen en kon nog net zien, dat er twee schepen boven op elkaar gelopen waren. Het schip dat aan de buitenkant lag, had heel z'n roef open en je kon zo naar binnen kijken. Mijn vader zei, dat die raderboot hem met zijn boegspriet tegen de roef van het schip was opgevaren. De andere week Vrijdag kwa men we in Strasbourg en moes ten daar wachten op voorspan, 's Zaterdags om negen uur zou de Damco 21 ons voorspannen. We gingen die dag niet meer weg, maar hebben toen Kerst mis in Strasbourg gehouden. Dinsdags ging de reis verder naar Basel. Maar de sleep waar wij ook bij behoorden, was veel te zwaar voor de boot. Onderweg ging er dan ook een schip af. Toen voeren we har der. Donderdagsavonds kwamen we in Kembs aan. Die sluis is een en twintig meter hoog. We waren om elf uur pas geschut. De andere dag gingen we met nog een schip naar Basel. We losten er dezelfde dag nog. De volgende- dag moesten we twee schepen mee terug nemen naar Strasbourg. Bij het opdraaien liep alles onklaar en namen wij ze maar mee tot Kembs. We bleven daar met Oudejaarsavond liggen. Daarna gingen we met Nieuwjaarsdag alleen weer terug naar Strasbourg, waar we ijzer voor Antwerpen hebben geladen. In Mannheim moesten we eerst bijladen en toen in Dusseldorf. We waren 's Zon dags weer in Lobith. En de laatste dag van onze vacantie in Wemeldinge. CORRIE VAN BALLEGOOY, Leerlinge 6e klas Prinses Beatrix Schippersschool te Wemeldinge. Het is niet eenvoudig om een geschikt kantoortoilet „voor te schrijven". De één zal de voorkeur geven aan een gemak kelijk zittend japonnetje, de ander heeft liever een deux-pièces, omdat dit even tueel nog in delen als jasje en rok kan worden gedragen. De beide afgebeelde toiletjes hebben het voordeel, dat ze niet over het hoofd be hoeven te worden aangetrokken, omdat het jurkje middenvoor helemaal met knopen sluit, terwijl het jasje van de deux-pièces kan worden opengeknoopt. De rok er van heeft aan de linkerzijkant een vrij lang split met een ritssluiting. Door hun eenvoud hebben deze toiletten bovendien het voordeel, dat ook de wat minder slanke' figuren, die vaak weinig keuze hebben, deze japonnen kunnen dragen. K 3508/20. Minder slanke figuren eisen een eenvoudig, goed afkledend modeL Deze japon voldoet aan de hiervoor ge stelde eisen. De deelnaden en de lange knoopsluiting middenvoor geven een slankmakend effect Benodigd voor 120 cm. bovenwijdte ongeveer 2.75 m. stof van 140 cm. breedte. K 3507/20. Een eenvoudig en vlot deux-pièces, dat vooral door de wer kende vrouw bijzonder op prijs zal worden gesteld. Benodigd voor 96 cm. bovenwijdte ongeveer 3 m. stof van 140 centimeter breedte. De knippatronen van deze modellen zijn a 0.50 bij vooruitbetaling per postwissel verkrijgbaar bij: „Bella Patronen Service", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht. K 3508/20 is verkrijgbaar voor 100, 110 en 120 cm. bovenwijdte, terwijl K 3507/20 kan worden geleverd voor de bovenwijdten van 90, 96 en 102 cm. K 3508/20 100-110-120 K 3507/20 90-96-102 door M. v. d. Bosch. „Jongens, een eekhoorntje Met een vaartje sprong Boudewijn over een brede greppel, en kwam met een plofje in het mulle zand terecht. Maar toen hij om zich heen keek, was er van het beestje al niets meer te zien. „We kunnen best dat bos door gaan", stelde Koos voor, en met een sprong stond hij al aan de overkant. Dik en Han volgden meteen. Het was een dicht be groeid bos. Om zich heen zagen ze rtiets dan stammen met dorre tak ken, die naar alle kanten de weg versperden, heel hoog waren de groene pruiken, die zacht kruisend heen en weer wuifden, en waar tussendoor ze hier en daar klaar- blauwe plekken lucht zagen. Even bleven ze in de stilte staan luisteren naar het fluiste rend melodietje hoog boven hen, dat met iedere windzucht sterker werd om dan weer te verdwijnen, maar dat ze niet verstonden. Krijsend schreeuwden een paar woudduiven tegen elkaar, hier en daar kraakten takjes. Weer kwam de geheimzinnige wind, en deed de donkere dennen kruinen naar elkaar toe buigen. „Deze kant op", verbrak Koos de stilte. Met 'n dikke stok sloeg hij de dorre takken weg, en baan de zo meteen een weg voor de an deren, die hem volgden over een verende laag mos met dennen naalden. Dwars door het bos kwamen ze op een landweg uit. Bij een boer derij stoof een troep kippen ka kelend uiteen, toen Dik het rustig pikkende troepje met een wilde kreet op deed schrikken. Angstig fladderend, vlogen ze over de greppel op het eigen veilige erf. „Zeg Boudewijn, hier hebben we er eens een doodgereden!", vertel de Dik vol trots toen hij al de kippen van de weg had gejaagd. „Wat, een mens?" „Ben je nou helemaal, een kip natuurlijk, is 't niet waar Han!" We moesten een boodschap doen, en waren samen op vaders fiets. Er was hier geen kip te zien, maar toen we vlak bij waren, vlo gen ze ineens van allebei de kan ten naar de overkant. Dat doen kippen altijd, hier tenminste, en toen kwam er een onder de fiets. Morsdood natuurlijk, daar lag z'n kop, daar een poot, daar een poot, en zijn veren „Toe, doe niet zo griezelig!" Daar kon Han niet tegen. En Koos viel hem in de rede: „Alleen zijn kop was er half af, en wat bloed en veertjes tussen de spa ken". t „Lekker, aten jullie toen kip pensoep?" vroeg Boudewijn. „Niks hoor, we zijn hard door gereden. Al^de boer het gezien had, had hij vast de veldwachter op ons afgestuurd". „Kussssjjj"een laatste een zame kip werd nog van de weg ge jaagd. „Hè ja, de veldwachter, hoe zou het daar mee zijn!" Zullen we er eens langs gaan?" „Dank je wel!" Dik voelde niets voor Boudewijns plan, het was ook helemaal de andere kant op dan ze nu gingen. Een eindje verder kwamen ze weer bij een .bos, dat ze ook dwars door gingen. Maar toen ze er uit kwamen, bleef Boudewijn toch even verrast staan. Voor hen lag een groot weiland, waarop een tiental koeien bij een hek rustig lagen te herkauwen, en daarach ter, wijd en blauw, was de zee. „De zee?" Verwonderd zag Boudewijn rond. „Is hier dan hele maal geen dijk of strand?" Nee, niets, verderop wel". De anderen vonden het heel gewoon, ze waren hier al zo vaak geweest. „Maar kijk, het bos ligt hier al een stuk hoger, en daar verderop gaat het nog meer omhoog. Kijk maar, we zijn al een heel eind naar beneden gegaan. Een ogenblik later waren ze al lemaal over het hek geklommen. Dik was vervaarlijk met zijn ar men zwaaiend, naar de koeien ge hold. Eerst bleven ze met domme ogen naar hem kijken, maar toen hjj dichterbij kwam, kwamen ze moeizaam omhoog, en sukkelden met hun staarten rondzwiepend, op een drafje een eind weg, waar het veiliger was. „Toe, kom hier!" riep Han hem na, en tegen de anderen, „Hij moet nu ook altijd plagen". „Is daar een haven?" Boude wijn wees naar een piertje, dat zich ver in zee uitstrekte. „Nee, dgt is alleen maar een pier, misschien is het vroeger wel een haven geweest". Koos haalde zijn schouders op, hij wist ook niet, waar het voor diende. Door de weilanden en over hek ken kwamen ze op een weg te recht, die naar de pier liep. „Zullen we er op?" Verlangend keek Boudewijn naar de groen- glibberige keien waarlangs aan beide kanten het water spoelde. ,,'t Mag niet, hè Koos!" Han was op een paaltje gaan zitten. „Vader wil beslist niet, dat we er op gaan". „Jullie durven ook niets, had ik mijn badpak maar, dan ging ik lekker zwemmen. Kunnen jullie dat ook al niet?" „Nee!" Koos vond het verve lend, dat Boudewijn hen zo kin derachtig vond. Zouden ze er toch maar op gaan, het kon helemaal geen kwaad, de pier was zo breed, met z'n tweeën kon je er gemak kelijk naast elkaar op lopen. Han zat ook al bedrukt te kij ken. Een eindje verder mikte Dik steentjes in het water. ,,'k Snap niet, waarom jullie dat niet mogen", begon Boudewijn weer. „Laten we dan hier voor aan even over de stenen lopen, dat hindert toch niet? Ik doe het hoor!" Meteen zat hij al op de grond, om zijn kousen en schoenen uit te trekken. Ja, dat konden ze ook wel doen. Koos maakte zijn schoenen al los, en Dik, die zag, wat hij ging doen, was er in een ogenblik bij. Steeds wegglijdend en molen wiekend met hun armen, om het evenwicht te bewaren, liepen ze even later op de bewierde stenen. Maar het viel niets mee, hier langs langs de kust liep het ta melijk schuin naar beneden, en op de stenen, die onder water la gen, konden ze haast helemaal niet vooruit komen. Toch hadden ze de grootste pret, en lachten om eikaars malle manieren om zich staande te houden. Daar gleed Boudewijn al weg, en kwam op een puntige kei te recht. Met een pijnlijk gezicht wreef hij de bezeerde plek. „We kunnen veel beter op de pier gaan, daar liggen ze veel ge- Hjker. Ik dank je wel, om me nog eens zo te bezeren". (Wordt vervolgd.) behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en 'tSCIlOUVVSCH DAGBLAD van Donderdag 4 Mei, No. 1551 Exploitantc Oosterbaan Le Cointre N.V., Goes eeuu/scH u/eexew VOOR DE ZONDAG Dezer dagen schreef een jong mens, dat niet lang geleden emi greerde naar Canada, aan een kennis in het oude moeder land: „Ik ben lidmaat gewor den van „The Church of Jesus Christ of latter day Saints". In deze kerk geloven wij, dat God ook in deze tijd Openbaringen geeft, de zieken geneest, de dui vels uitwerpt en de doden op wekt. Dat wij daartoe geloven, dat God dezelfde is als in de tijden van ouds. Dit alles ge schiedt door het Priesterschap in tijden van ouds door God gegeven als enige weg van brenging der gaven Gods tot de mensen Behalve dat we uit dit schrij ven zien kunnen, dat niet voor alle mensen emigratie naar de andere zijde van de Oceaan een zegen is, leren we er óók uit, welke gevaren er voor het geestelijke leven vlak aan de deur liggen, wanneer wij niet meer leven willen uit het ge openbaarde Woord van God al léén, zonder meer. Er zijn ook in Nederland nog vele Christenen, die het toch maar een verarming vinden van de Christelijke Kerk, dat er vandaag geen tekenen en won deren meer plaats hebben, zoals deze ten tijde der eerste chris tengemeente voorvielen. Zij hebben er geen oog voor, dat het teken altijd een klein en nog nietig geloofsleven ver onderstelt. God gaf in de aan vang van de Christelijke Kerk nog de gaven der wonderen en tekenen, omdat de eerste ge meenten nog in haar kinder schoenen stonden. Bij het op wassen en beter begrip van het WOORD trekt God Zijn tekenen en wonderen in en moet de Kerk het gaan doen zonder die tekenen. Dat is geen verarming, dat betekent een verrijking, is een bewijs, dat de Kerk volwas sen wordt en met de Woord- Openbaring alléén volstaan kan. We lezen dan ook in de Hei lige Schrift, dat niet de Kerk in het laatst der dagen, maar juist de antichrist tekenen en wonderen zal doen. Dat leert ons, dat de antichrist alleen maar geloof zal vinden onder de mas sa, omdat hij tekenen gaat doen. Dat is een bewijs van zijn innerlijke zwakheid. En dat juist in die dagen de Kerk het zon der tekenen moet stellen, is bewijs van haar innerlijke kracht. Tekenen zijn er altijd alleen maar om tegemoet te komen aan onze zwakheid. En dat b.v. iemand van gereformeer de afkomst in Canada zó spoe dig zich onder invloed stelt van een dwaalleer, die niets meer met het wezen van het Chris tendom uitstaande heeft, komt hier vandaan, dat van deze Schriftuurlijke waarheid niets begrepen werd. Het woord van de Heiland aan Thomas: „Zalig zijn zij, die niet gezien en nochtans geloofd zul len hebben", krijgt, hoe dichter we bij het einde komen, meer diepte en betekenis. Trouwe ambtsdragers, als b.v. predikan ten Kapteyn, v. d. Bosch, Tun- derman om maar niet meer te noemen, die onder de vreselijk ste smarten langzaam wegstier ven in concentratiekampen, heb ben hun kracht gevonden in hun vasthouden aan het Woord, zonder meer. Zij hadden niet anders; een Boek met letters, „daar staat geschrevenHet lijkt zo bitter weinig, de wereld lacht daarom; maar het was genoeg; zij hebben er oneindig sterker mee gestaan, dan de bruten en van godverlatenen, die hen doodgemarteld hebben. God geeft aan hen geen tekenen en wonderen meer van boven. Er is in geen enkel concentratie kamp ook maar één boven natuurlijk wonder gebeurd, of schoon er vele trouwe kinderen Gods zijn doodgemarteld. En dat is nu juist de kracht van de Kerk des Heren in het laatst der dagen. De antichrist krijgt de macht tekenen en wonderen te doen, hij mag alles demon streren en zich volkomen uit leven om de massa achter zich te krijgen, maar de KERK blijft daar, zónder enig teken, met alleen het WOORD, de Bijbel en juist in dat teken zal de Kerk overwinnen. Dat is niet haar verarming, maar haar geweldige rijkdom, en de ere Gods, Zijn glorie! Christus bestraft de valse Kerk in Zijn dagen, die om een „teken" vraagt, en zegt: dit overspelig geslacht vraagt een teken en hun zal geen ander teken gegeven worden, dan dat van Jona de profeetD.w.z. het teken van het Kruis van Christus. Zoals Jona drie dagen in het ingewand van de vis is geweest, zal de Christus drie dagen in het ingewand der aarde zijn. Dat wil dus zeggen, geen ander teken dan het Woord, waarin ons deze dingen ge openbaard is. En wie méér vraagt dan dat wordt door Hem zelve „overspelig" genoemd. Zo hebben wij dus te kiezen tussen teken en Woord. „Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde." Matth. 28:18 b. Op een berg in Galilea sprak de opgestane Levens- vorst dit machtige woord tot Zijn Kerk: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde". Als loon op de arbeid Zijner ziel" is Hem gegeven alle macht in de HEMEL (Et. 1:21). De engelen hebben Hem te dienen in de vergade ring van Zijn Kerk (Hebr. 1 14). Hem is ook gegeven alle macht op de AARDE. Alle dingen zijn aan Zijn voeten onderworpen (Hebr. 2:8). Al les moet voor Hem Zich bui gen. De verhoogde Christus is de Koning van Zijn duur-gekoch- te KERK. Hij mag en moet in haar midden de alleen-heer schappij hebben door Zijn Woord en Geest. Zijn Woord moet steeds haar énige richt snoer zijn. Zijn Woord moet steeds open liggen op kansel en kerkbank en kerkeraads- tafel. Het moet steeds open liggen op de huistafel en in de school, op het kantoor en in het bedrijf. Overal moet ge vraagd: Wat is Uw wil, o Ko ning der Kerk? Hij is de Koning der Kerk, die over ALLE DING regeert. „Geen duimbreed is er op heel 't erf van ons menselijk leven, waan:cm de Christus, die aller Souverein is, niet roept: Mijn!" Dan moeten ook volken en overheden zich buigen onder deze Koning. Ook ons Neder landse volk met zijn overheid. Ook DE POLITIEK heeft met de verhoogde Christus en Zijn Woord te maken. Het Woord Gods moet ook hier het enige richtsnoer zijn. Dit is nu echter de grote strijd, ook van heden. Hier is de ANTITHESE: vóór of tégen de Christus! Aan beide zijden van „het ijzeren gordijn" wei geren millioenen Hem de ge hoorzaamheid. Satan werkt aan het éne, anti-christelijke wereldrijk. De afval neemt toe. Al luider klinkt de roep der revolutie van Ps. 2. Maar DIT staat vast: Jezus Christus triumfeert, want Hem is gege ven alle macht. Hij komt om te oordelen. Het rijk der zonde zal vergaan. Aan welke zijde scharen WIJ ons? Zien we door het geloof Jezus Christus als Ver zoener van onze schuld en als de Koning van ons leven? Dan moet Zijn Woord het énige richtsnoer zijn in ons persoon lijk leven, in het gezin, in de kerk, overal, lot in de politiek toe. Dan moeten we tegen de afval, tegen de revolutie het Evangelie stellen. Niet een slap aftrekselt je daarvan, maar HET Evangelie, het VOLLE Evangelie. T. J. t. H. Het is goed, dat we op deze keuze acht geven, nu we aan de ingang van het tijdperk komen te staan waarin de antichrist, dat is de valse Kerk in combinatie met de wereldlijke macht, teke nen en wonderen gaat doen. Teken of WOORD. Wat kiest gij? door H. J. van Nynatten- Doffegnies, uitgave Mij C. A. J. van Dishoeck te Bussum. Ook in deze roman van de schrijfster, van wie we reeds enkele boeken bespraken, speelt het boerenleven de hoofdrol. Duumke Piepenbroek heeft een boerderijtje op eigen grond tegen de grote stad aan. Van zijn kinderen is het alleen Peu- zeltien, die hem begrijpt en even veel van het boerenbedrijf en de grond houdt als hij. Zijn vrouw en zijn andere dochters zijn door de steedse allures aan gevreten en beschouwen de in komsten van het boerenbedrijfje alleen maar als middel om zich bij het stadse leven te kunnen aanpassen. Grondspeculanten willen zijn grond kopen, maar hij weigert koppig, zeer tot ongenoegen van zijn vrouw en schoonzoons, die op het geld zitten te azen. Ten slotte brandt het boerderijtje af, waarschijnlijk aangestoken, (door de grondspeculanten?) en dan schiet er niet veel anders meer voor hem over dan om zijn grond te verkopen, want ver gunning tot herbouw krijgt hij niet. De stadsuitbreiding heeft al rondom zijn bezitting heen haar polyparmen uitgebreid, en de grond is hard nodig voor de nieuwbouw. Hij verkoopt zijn grond tegen een fabelachtig hoog bedrag. En onder pressie van zijn vrouw koopt hij een par fumeriezaak voor een van zijn schoonzoons, en gaat zelf in een verdieping van het pand mid den in de stad wonen. Peuzel- tien wordt inmiddels geëxploi teerd door de familie als dienst meid en werkster. Duumke dreigt er lichamelijk bij onder te gaan. De stad maakt hem kapot. Dan komt hij in relatie met een vroegere kennis, ook een boer, die van zijn pachthoeve af moet en samen worden ze het eens ergens elders een boer derij te kopen met grond en opnieuw te beginnen. Duumke laat er zijn vrouw en kinderen voor in de steek, alleen Peuzel- tien vergezelt hem. Wanneer ze naar de nieuwe boerderij vertrekken: Koerkamp (zijn collega), Duumke en Peu- zeltien, zegt Koerkamp: „Hé, Duumke, könne wie met zien drêeën op de veurbank zitten?" En Duumke antwoordde met een vreemd-schorre stem, terwijl hij een hand op Peuzeltiens schou der legde: „Met Peuzeltien in ons midden, kuwwe alles!" Mevrouw Van Nynatten Doffegnies beschrijft in haar boeken de oer-instincten van de van God en Zijn geboden los geslagen mens, die zichzelf tot wet is en slechts gehoorzaamt aan zijn oerdriften. De manier, waarop zij dat doet, is uitstekend. Ze haalt uit haar gegevens uit, wat er in zit, ze schept mensen van vlees en bloed. Maar het zijn dat vlees en bloed ook alleen maar, die regeren in het leven dezer mensen. Zij schept haar typen uit het milieu, waar animale neigingen ongeremd kunnen bótvieren en geen enkele rem van hoger drift of geestelijke reactie bindt die losgeslagen dierlijke impulsen zelfs maar binnen humane perken. Zelfs de liefde, waar deze nog ter sprake komt, komt niet op uit puur menselijke neigingen, maar zijn animale driften, die men bij een hond en een koe ook kan waar nemen. De band tussen Duumke en Peuzeltien is niet de tedere relatie tussen vader en kind, maar gevolg van animale oer- instincten, de band aan de grond, houdt ook hen samen omklemt. En zo is de titel van dit boek: „Grond" essentiëel waar en vol strekt de enige titel, die de schrijfster aan dit werk had kun nen geven. Deze mensen zijn uit de aarde aards, zonder enige betrekking met wat boven het grondvlak uitkomt. Als de koeion en de paarden en de honden op de boerderij, die de schrijfster ons reëel laat zien, lopen de mensen in haar boek „Grond" met de hoofden naar de grond gebogen en hebben in diepste zin alle wezenstrekken met het vee ge meen, animaal beheerst in al hun grove instincten als zij zijn. Daarom laat dit boek ons, met al zijn literaire kwaliteiten, wel zéér arm. Als het in mijn kinderjaren niet erg boterde in de jeugdige regionen, placht moeder tot mij te zeggen: „Jij bent de oudste, dus moet je ook de wijste wezen", mij voor lange jaren de gedachte bijbrengend, dat het verstand in ieder geval met de jaren wel komt. Maar ach arme, zelve ouder geworden zijnde en eens rondom mij ziende, bemerk te ik wel, dat dit niet altijd op gaat. Maar toch dacht ik, dat zulke mankementen alleen maar tot personen beperkt bleef. Doch nu las ik dezer dagen iets, wat mij wel deed zien, dat men zelfs in eerbiedwaardige instellingen niet groeit in wijsheid, naarmate de jaren verder gaan. U zult dit met me eens zijn, als u het volgende leest, wat ik aantrof in het „Maandblad voor Berech ting en Reclassering". Kleuters voor de re.hter. Het was in het jaar 1872, dat wijlen mijn vader, toen zeven jaar oud, met zijn twee jaar ouder zusje, en andere kinderen uit het dorp, met een emmertje op het schorre langs de zeedijk in het land van Schouwen en Duiveland, zeekraal plukte. Zee kraal wordt door de Zeeuwen als groente-lekkernij bij uit nemendheid beschouwd. Maar voor dat zeekraal pluk ken op het Schorre, had men in 1872 nog een „consent" no dig, dat men voor een kwartje bij de dijkbaas kon bekomen. Maar dat consent hadden mijn vader en zijn speelmakkers niet. Er kwam een „koddebeiër" en die zei: „Onthoudt je dag, jullie staat allemaal op de bon". Enkele weken later moesten alle kinderen naar Zierikzee komen en voor de rechter ver schijnen. De zevenjarigen werden met een geducht standje vrij gesproken, maar de ouderen, waaronder mijn toen negen jarige tante, kregen allemaal een dag hechtenis. Zij moesten allemaal een dag „zitten", op het „steen", zoals men het gevang in Zierikzee noemde. En het vonnis werd uitgevoerd ook. Het is thans Sept. '49 en we hebben dan 'n halve eeuw „P»o Juventute" achter de rug.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 7