Uit mi fa ktas
««TJeeuwse
'BODEM
Ucw-b
Palmiana, III
Goessc Marktdag
VOOR ONZE JONGE MENSEN
BELIJDENISBEDE
J wat mij het beste aanstond, maar
altijd weer beginnend bij Genesis
T ZEEUWSCK WEEKEND
Pagina 2
Vorige week hebt u me ge
mist, tenminste dat hoop ik. 'k
Zal maar ineens opbiechten, dat
ik in de put zat. Of de nieuwe
klas zo tegenviel? Nee, daar zat
het hem niet in! 'k Geloof ook
niet, dat ik veel onheilen heb te
verwachten van mijn nieuwe
span. 'k Heb wel weer een heel
stel recruten. Net als altijd zit
er van alles tussen. Wat het pre
cies worden zal, weet ik natuur
lijk nog niet. Het is net als De
Bilt soms pleegt te zeggen: „Het
kan vriezen en het kan dooien."
Toch vind ik mijn vooruitzichten
niet zo heel slecht. Dit optimis
me is gegrond op ervaringen,
opgedaan met vorige spruiten
uit dezelfde gezinnen. Van Henk
is er alweer een broertje en van
Tijs is er een „zussie". Dat geeft
de burger moed, want nu zal er
alvast wel eens wat gebeuren.
De vermaarde „eerste schooldag"
is ook best en „droog" verlopen,
dank zij mijn gewone listigheid
om voor een tractatie te zorgen.
Nu de stakkers hadden ook geen
mond kunnen open doen, al had
den ze gewild, 'k Was door tijd
nood (en nieuwsgierigheid) ge
dwongen „De" nieuwe winkel
van ons dorp binnengestapt om
voor een zoete brok te zorgen.
De meneer in die winkel (ook
al zo'n nieuwigheid, want we
hebben hier geen meneers in
■winkels), die meneer dan, door
mij ingelicht, verzekerde mij,
dat die snoepjes daar in die fles,
nu juist je dat waren voor die
gelegenheid. Verder prees hij
mijn wijs inzicht om zo'n eerste
dag te verzoeten en nu ja, die
meneer was zó gedienstig en zó
beleefd, dat ik zomaar klakke
loos zonder te keuren zijn raad
opvolgde en met een wichtige
zak de winkel uitstapte, 'k Zei
het al, 'k zat in die dagen in
tijdnood, zodat ik zelfs thuis op
mijn kamer niet in de verleiding
Een frisse, bolle wind jaagt
over het marktplein. Het caril
lon speelt zijn Ijle deuntjes en
het bedrijvige geroezemoes van
marktgangers, kopers en verko
pers vermengt zich tot een ca-
eophonie van geluiden, dat aan
het gegons van rondom een
bijenkorf herinnert.
Bij zijn auto heeft een koop
man zijn stalletje opgericht, aan
geduwd tegen een zijde van zijn
wagen, waarvan het dak een
♦einig opengeschoven ilgt. In
die gleuf van het dak past pre
cies een stok, die een brede,
bontgekleurde parasol draagt.
En daaronder staat de man met
dc jaard en zijn dikke lange
haardos, die slechts met moeite
in bedwang gehouden wordt on
der een bruine deukhoed. Zijn
kop kon dienst hebben gedaan
als model voor Thorwaldsen,
maar in zijn onberispelijk witte
doktersjas lijkt hij zelf wel een
beeldhouwer. Eneen gebo
ren artiest is hij in ieder geval.
Zijn mimiek en gelaatsexpres
sies beelden een plastiek, die
reeds, vóór hij één woord
spreekt, dc massa boeit. En welk
een meesterschap over die stem!
Het sonore keelgeluid, draagt
tot in de verste hoeken van het
wijde marktplein, beheerst alle
andere lawaai, zoals een mega-
phoon haar geluidsgolven uit
spuwt en alles overheerst. Maar
diezelfde stem kan ook fluiste
ren, trillen van voorgewende
verontwaardiging, dreigen, lok
ken, schelden, met een lenigheid
en een buigzaamheid van een
slang. In weinige ogenblikken
heeft de/e artiest diverse rollen
meesterlijk vertolkt. Het ene
ogenblik doet hij denken aan
Multatuli met zijn „Publiek ik
veracht u!" en het volgende mo
ment roept hij Lou!- ouwmees-
ter voor de iest m oions vol
van de Jo id Shylock uit Sha
kespeare's drama „De Koopman
kwam om te proeven. Op de
plechtige morgen van de eerste
schooldag stop ik alle schaapjes
zo'n lekkernij in de mond en
daarna om de zaak te animeren
neem ik er zelf ook een.in
het eerste halfuur daarna zweer
ik plechtig wraak aan die be
leefde meneer.Tussen de
bedrijven door kijk ik in mijn
spiegeltje, of er soms ook tan
den en kiezen met wortel en al
verdwenen zijn, dank zij „dat"
snoepje! Enfin, de jeugd is in
ieder geval zo stil als een muis
je. Alleen een zacht sabbelend
geluid verbreekt een sublieme
stilte.
Ja, verder valt er werkelijk
niet veel te vertellen van die
eerste schooldag. Daar zit het
hem ook niet in, nee, het is die
laatste dag, die het hem deed.
De laatste dag in één dan van
mijn voormalige eerste klas. Nu
zit zo'n laatste dag me meestal
dwars, maar dit jaar vooral,
want het is een aardig span ge
weest. 'k Heb eigenlijk helemaal
geen echte narigheden gehad. Je
krijgt dan na een jaar van sa
menzijn zo'n beetje het gevoel,
dat je bij elkaar hoort. Je hecht
aan je klassenkroozt en dan na
een jaar.raak je ze kwijt.
Helemaal kwijt, want ze lopen
met huid en haar over naar „de"
meester! Als eerste klas neem
je, vooral als je de enige onder
wijzeres aan de school bent, zo'n
beetje een bijzondere plaats in
bij de jeugd. De hele school en
ook de „Groten" in de tweede
klas zien neer op de kleintjes
bij de juffrouw. Je bent eigen
lijk voor hen zo'n tussending
tussen de bewaarschool en de
„grote school". Nu het grut in
de eerste klas, gaat dat tegen het
eind van het schooljaar en voor
al de laatste dagen voor de grote
dag van „verhoging" al goed
beseffen. En hoe dichter die dag
in de buurt komt hoe meer ze
gaan verlangen om groot te zijn.
Je krijgt dan wat te horen, wat
dwars door je hart gaat. De
van Venetië". Dan staart men.
plots, volkomen verrast in de
saterskop van Mephisto, of de
peinzende denkerskop van dr
Faust, uit Goethe's drama. Dan
vertolkt hij de domineesfiguur
uit Ibsen's Brand, die, steenhard
tegenover de platte verburger
lijking van de massa, die haar
ziel verkoopt voor het aardse
slijk, het evangelie van het „alles
of niets" predikt. En wat 'n men
senkennis. Nog eer hij een
woord gesproken heeft drom
men de mensen reeds om hem
heen en dan begint hij, met van
verbazing hoog opgetrokken
zware wenkbrauwen:
Goeie mensen, wat kom je
doen? Dacht je dat ik wat te
koop heb? (Achteloos staat hij
met de handen in de zakken,
met de rug naar zijn kisten met
medicijn.) Dachten jullie wer
kelijk, dat je betalen wil wat ik
voor mijn kruiden vraag? II e
kom je er bij. Daar hebben jul
lie immers geen geld voor over?
De bedragen die ik vraag zijn
véél te hoog naar jullie zin. En
wat geven jullie om je gezond
heid? Hier, kijk hier! Dit flesje,
dit kleine flesje, dat kost jullie
f 12. Immers veel te veel voor
jullie? Je geeft het liever aan
sigaren en sigaretten uit. Aan
een borrel, twee, drie borrels, en
dan nog drie borrels, en als je
weer bij je positieven komt
merk je dat je in het politie
bureau ligt.... Of jullie lopen
naar de bioscoop. De mens moet
immers toch wat ontspanning
hebben! Dat noemen ze ont
spanning! Een film, waar :e
elkander achterna zitten met de
revolver en je zit je knieën
blauw te knijpen van spanning,
en je zit met een benauwd en
vuurrood gezicht je te vergapen
aan een stukje wit doek, tot ten
lange leste een van de bandieten
langs het c'ak wil ontkomen,
maar met zijn wenkbrauwen aan
laatste middag hunkeren ze ge
woon om je te verlaten. Altijd,
dus nu ook. De jongens zijn het
ergste! Alleen het schuchtere,
schuwe Sientje, dat zo mooi
zingen kan, zit te snikken. Het
is niet mooi van me, maar dat
verdriet doet me plezier. Ten
minste één die trouw isik
wurm me in haar bank en troost
door te zeggen, dat de meester
heus erg aardig is. Sientje snikt.
„Maar je wilt toch niet hier blij
ven zitten he?" vraag ik zacht
jes. Al snikkend, maar vol over
tuiging knikt Sientje van nee!
Dan sta ik haastig op en kijk
door de tussendeur. Bij mijn
collega is de „verhoging" al ge
schied, er is dus ruim baan. Ik
loos mijn troepje nu maar naar
hem. Henk, dat Henkie, dat ik
zo vaak uit de nesten haalde,
gaat juichend binnen. Mijn col-
Ds Van der Palm voelt er dus
niet veel voor terug te keren tot
zjjn Maartendijkse gemeente,
welke hij zo lafhartig had ver
laten. Trouwens het antwoord,
dat hij op zijn brieven van 7 en
9 October aan zijn kerkeraad
geschreven, terug ontvangt, is er
niet op berekend hem tot terug
keer te nopen. Er staat immers
in te lezen: „Gepasseerde week,
heeft een Pruisisch officier, bij
sig hebbende een commando,
aan de tolakker, na UE perzoon
gevraagd, en alzoo hem geant
woord wierd, dat UE niet t' huys
was, na UE goederen, of paar
den, of Rijtuig vragende, om het
selve mede te nemen, waarop
Zijtveld antwoorde, dat UE niets
de dakgoot hangen blijft. Dan
zucht je diep en loopt de straat
op, met een wild kloppend hart
en een gezicht, dat gezwollen is
van inspanning. En dat noemen
ze dan „ontspanning". Ja, hè,
daar geven jullie je lieve geld
aan uit. Maar je gezondheid
ho maar! Ja.... als je paard
ziek is, dan loop je naar de vee
arts, en als jc een paard moet
kopen dan kijk je voor alles of
het beest wel goed gezond is.
Natuurlijk anders kost het je
centen. Maar als je dochter thuis
komt met een jongen aan de
arm, dan vraag je niet of ie wel
goed gezond is. Dan is je eerste
vraag: hoeveel geld brengt ie
mee, zitten z'n ouders er goed
voor? Niet waar, dat is bij jullie
nummer één. Geld, geld en nog
eens geld. Mensen wat zijn jul
lie toch een dwazen! Dacht je
dat ik wat om geld geef? Dacht
je werkelijk, dat het mij iets
kan schelen of ik vanavond met
vier-, of vijf- of zeshonderd gul
den thuis kom? Wat geef ik om
geld! Mijnheer Lieftinck sleept
immers toch alles in het laadje.
En als je niet betaalt komen er
twee van die deftige heren aan
je deur en schrijven de boel op.
Dat noemen ze „belasting-amb
tenaven". Weet je hoe ik ze
noem? Doodgewone inbrekers.
Als je een kwartje steelt, draai
je de bak in. Als Lieftinck je geld
laat weghalen heet dat „belas-
ting-innen". Zien jullie er enig
verschil in? Ik niet. Daarom,
denk alsjeblieft niet, dat ik om
jullie geld wat geef. 't Zou me
een klein kunstje wezen van
avond met een zeshonderd gul
den uit Goes thuis te komen.
Maar ik wil het niet eens heb
ben. Daar, nu weten jullie het.
Wat ik dan kom doen? Ik ben
propagandist voor de natuurge
neeswijze, mensen, anders niet.
Ik kom jullie wat aan je ver
stand brengen, dat je broodno
dig weer eens weten moet. Jul
lie gaan 's Zondags allemaal
naar de kerk nietwaar? Welnu;
en dan zit je daar psalmen te
zingen als: „Vest op prinsen
lega ziet het enthousiasme. Hij
lucht al z'n Frans en zegt: „Zo
gaat het: le roi est mort, vive le
roi". (De koning is dood, leve
de koning).
Zo is het zucht ik, voor de
kersverse tweede klas ben ik al
doodverklaard. Met de zwart
gallige verzuchting, dat het
mensdom al vroeg ontrouw be
toont, ga ik terug naar mijn ver
laten domein, waar de lege ban
ken me een onbehaaglijk gevoel
geven.
Morgen krijg ik weer een
nieuw stel, maarik weet,
dat Henk met zijn perikelen niet
meer bij mij zal komen en dat
Sientje haar zoetste liedjes voor
mijn collega zal zingen. Ik ben
ze kwijt.
Daar moet ik weer overheen.
R. T.
had, den officier Sijtveld drij-
gende, hem den kop te kloven,
indien hij de onwaarheid sprak".
Zo blijft dus de Maartendijk
se pastorie onbewoond, maar
ontvangt al gauw nachtelijk be
zoek, waarvan Van der Palm
mededeling wordt gedaan in
brieven van 6 en 7 November:
„Deze is dienende UE te mel
den, als dat gepasseerde week
dieven 's nagts in UE huys ge
weest hebben, en niemand kan
oordeelen, wat zij genomen heb
ben, als zijnde alle vreemd",
schrijft de eerste berichtgever;
en de tweede: „in de kelder is
de Boter nog en het half Aam
wijn, als het wijn is, maar een
mand is halv ledig".
De „Heeren van 't Hoff" heb
ben last gegeven, dat voor reke-
geen betrouwen.Maar on
dertussen, je vestigt al je ver
trouwen op de flesjes en pil
letjes en poedertjes, die een dok
ter je te slikken geeft. Mensen,
doe toch je ogen eens even open!
In je Bijbel lees je, dat God de
hemel en de aarde heeft gescha
pen en daarna, planten en die
ren en mensen. Je weet heel
goed, dat God in Zijn Voorzie
nigheid alles vooruit geweten
heeft, ook die zondeval en die
nare gevolgen, ook die ziekten,
waarmee jullie allemaal behebt
zijn. En nu heeft dat Opperwe
zen gezorgd voor tegengiften te
gen die ziekten en kwalen in
Zijn rijke plantenwereld. Daar
zit nu alles in wat je helpen
kunt je ziekten en kwalen te be
strijden en tegenweer te krijgen
tegen infecties. Als je je ogen
maar open doet. En begint dan
voor alles met de boel schoon
te houden. Jullie zijn eigenlijk
niks anders dan vreetmachines.
Dat begint 's morgens, met eie
ren en koek en kaas, en koffie
en thee, en 's middags vlees, een
hoop vet, zware groenten en
aardappelen, tot je buik gespan
nen staat en je de bovenste
knoop van je broek losmaakt, en
dan zucht je bij een grote boer:
hè, gelukkig daar knapt een
mens van op. Ea dan ga je maar
weer verder met je af te laden
met pap en rijst en 's avonds be
gint het speul opnieuw: dikke
boterhammen met ham en kaas
en spek en dan giet je je verder
vol tot je naar bed gaat met em
mers zwarte koffie. En dan kijk
je nog verbaasd als er op een
keer eens wat scheef gaat. Luis
ter nauw eens naar mij, wanneer
ik je zeg, dat jullie veel te veel
vreten en bovendien de boel veel
te weinig schoon houden. Wan
neer je je hemd een week aan
hebt ben je blij, dat je het kunt
verwisselen voor een schoon
en als je het twee, drie weken
aanhoudt, zulke vuilikkers zijn
er!, dan stinkt je waar je loopt of
zit, en als je het nog langer aan
houdt, kun je hem als een plank
overeind zetten van het vuil.
ning van Van der Palm een man
zal worden genomen, om des
nachts in de pastorie te slapen,
waarom de raad gegeven wordt,
dat Zijn Weleerwaarde zoo
spoedig mogelijk zijn zaken
kómt of door een gemagtigde
doét weghalen".
Op zijn terugkomst wordt ech
ter blijkbaar al niet meer gere
kend, al wordt op nieuw ver
zekerd, dat er volstrekt geen re
den voor dominee's vlucht be
stond: „de zaak vorderde sulks
in 't geheel niet, bij aldien ik bij
UE geweest was, soude UE wel
contraire geraden hebben".
De een schrijft in een „F.S.":
„Mijn vrouw versoekt van de
juffrouw te weten, of de juf
frouw ook de mangel zoude wil
len verkopen, zoo ja, hoeveel
delzelve zoude moeten kosten";
en de ander bericht, dat „Cor
nells Spelt de Boter gaarn wil
terug nemen, indien UWelEer-
waarde dezelve wil overgeven".
Hoe het met de mangel en de
boter gegaan is, meldt de
historie niet, maar Van der
Palm vraagt ontslag, dat hem
eerst het volgende jaar verleend
wordt en zint op allerlei plan
nen, zo o.a. om in de genees
kunde te gaan studeren.
Hoogleraar Schultens laat
hem echter niet los. Door de
heer Fremey te Haarlem, Zeeuw
van afkomst, wordt Professor
uitgenodigd te willen onderzoe
ken, of predikant Weldijk lust
heeft, bij mr Johan Adriaan van
de Perre van Nieuwerve in
dienst te treden. Na het bedan
ken van Weldijk valt de keus
op Van der Palm, wiens functie
ingaat op 1 Januari 1788.
Na een kort verblijf te Delfs-
haven ten huize van zijn ouders
vertrekt hij in het voorjaar van
1788 met zijn jonge vrouw naar
Middelburg, waar hem het ge
bouw naast de deftige huizinge
van de heer Van der Perre op
het Hofplein als woning wordt
aangewezen.
De geschiedschrijver geeft aan
Maar je boddie laat je maar
stinken, nooit denk je eens aan
de schoonmaak. En dan komt de
verstopping tenslotte. Je loopt
naar de dokter en je zegt: wat
er nou aan mankeert begrijp ik
niet, maar ik heb zo'n band, vroe
ger nooit gehad en naar de W.C.
kan ik nietDe dokter kijkt
bedenkelijk en geef je een mid
del. Je zit een uur te drukken
met een vuurrood hoofd. En de
volgende dag zit je weer een uur
te drukken en de derde dag heb
je aambeien. Mensen begint
eens met fatsoenlijk te eten. De
meeste mensen sterven niet van
honger maar van het te veel eten.
Heus je lichaam heeft zoveel
niet nodig. En als de boel dan
schoon gemaakt moet worden,
ga dan naar Gods schepping.
Vraag bij de groenteboer aen
stukje rauwe rabarber, kijk, zo'n
klein stukje maar. Kauw daar
goed op en slik het in. Wacht
dan eens wat er gebeuren gaat.
Kost je niets en helpt afdoende.
Heb je last van losse tanden en
kiezen? Kijk, hier heb je het
middel (houdt een sinaasappel
in de hoogte). Je denkt dat het
voedsel binnen in zit, hè? Net
mis! Kauw op de schil, doe het
een paar dagen en je tanden
staan weer zo vast als een muur.
Dat vertelde ik ook ergens en
toen kwam er een vrouw naar
mij toe en verweet me: ik heb
precies gedaan wat u zei, maar
bij mij heeft het niks geholpen
Toen keek ik in haar mond en
bemerkte, dat ze een kunstgebit
had. Zulke mensen heb je ook!
Heb je last van een steenpuist?
Neem een schijf rauwe ui, maak
die goed warm, leg de schijf
's avonds, als je naar bed gaat,
op de puist, doe er een doek om
heen en wacht de volgende
morgen eens af. Er lijkt een
wonder gebeurd te zijn. Toen
ik dat eens in Middelburg ver
telde en demonstreerde hoe je
dat op je arm moet leggen, kwam
er een Walcherse boerin naar me
toe en schold me uit voor een
kwakzalver, want bij haar had
het niks geholpen. Ze vertelde:
ONS KORT VERHAAL
Vrijdag 14 April 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
deze feiten de volgende com
mentaar: „Zeker een verrassen
de wending van het lot: de 24-
jarige democraat, vrijkoporist,
gevlucht voor de Oranjeklanten
van Bunschoten en Westbroek,
en bedreigd door de Duitse sa
bel, onmiddellijk na het herstel
der oude constitutie een wijk
plaats vindend, bij de oud-pre-
sentant van de Prins-Erfstand-
houder en toegelaten tot de on
middellijke omgeving en intie
me omgang van de fijnbesnaarde
aristocraat, die hem leert „ge
meenzaam te worden met de
toon der grote wereld".
Zien op Jezus
Het bezoek is weer vertrokken
en alléén ben je met vele zorgen
en problemen.
Zoëven kon je je hart weer
eens uitstorten en tochhet
heeft je geen bevrediging kun
nen geven.
Met een, (dat al zo ouderwets
en gewoon klinkt): „Nou ik ga
weer maar, je zult het toch al
léén uit moeten vechten, kop op,
hou je maar taai!" werd afscheid
genomen.
Ondertussen, daar lig je weer
in je kamertje of op de zieken
zaal tussen vreemden in.
Buiten, heerlijk lenteweer,
overal bedrijvigheid, terwijl je
jezelf verdrietig en somq^vel on
tevreden voelt. Het duurt nu al
zolang die nare ziekte, steeds
maar het eentonige leven van
iedere dag, eten, kuren en sla
pen. De innig verlangde gezond
heid blijft maar uit. Het is of de
ellende zich opstapelt en het al
lerzwaarste je deel is.
Als het zó gesteld is, kun je
gendeel, dan kunnen we temid
den van alle beproevingen geluk
kig zijn. We zijn dan veilig in de
armen van Hem, Die heelt alle
smart.
Zien op Jezus aan het kruis,
het kan ons zieken, maar ook ge
zonden vertroosten of bescha
men.
Zien op Jezus, het is niet
ouderwets, maar steeds actueel,
dit en niets anders kan ons de
ware bevrediging schenken.
Want waarlijk: „Hij heeft onze
krankheden op Zich genomen en
onze smarten heeft Hij gedra
gen. Dus: zien op Jezus!
de K.
moedeloos of opstandig worden.
Het laatste lichtpuntje schijnt
uit te doven.
Een vpél voorkomend geval.
En terechte het kan moeilijk,
héél moeilijk zijn, maar we mo
gen daar nooit aan toegeven, dat
is zonde.
Laten wij slechts zien op
Jezus!
Goede Vrijdag en Pasen 1950
liggen weer achter de rug, maar
als we met bezinning het lijdens
evangelie hebben gelezen komen
we dan niet tot de conclusie, dat
de Here Jezus véél en véél meer
heeft moeten lijden dan wij?
Immers Hij hing aan het kruis
voor héél de mensheid, voor ge
zonden en zieken. De vloek die
op ons lag, heeft Hij op Zich ge
laden. Het lijden van ons is daar
klein en matig bij.
Ziende op Hem, op Jezus
Christus, de Zaligmaker kunnen
we de strijd op het ziekbed aan.
Dan zijn we niet meer alléén,
dan hebben we ,niet meer ver
drietig of opstandig te zijn, inte-
Wil Heer zijn ziel van kleingeloof bevrijden,
Als in Wet midden van Uto kindertal
Een kind tot V zijn liefde zal belijden,
Als in Uw huis zijn „ja-woord" klinken zal.
Laat heel zijn leven zijn één rijk ontvangen,
Eén ruim genieten uit Uw milde liand.
Vermeer in hem die stille ziele zangen,
Dat heimwee naar het hemels Vaderland.
Doe Gij in hem het blij-geloven groeien,
En als een rode roos in purp'ren gloed
Zal dan zijn liefde naar U openbloeien.
Een bloem, die Gij besprengt hebt met Uw bloed.
Als Gij Uw winden over d' aard doet waaien
En donk're wolken duistfren het gezicht.
Geef dat geen storm haar zo terneer rooog' maaien,
Dat daar Uw bloem geknakt ter aarde ligt.
Maar dat zij steeds haar hoofd weer opwaarts beure,
Als haar Uw Hand een wijle heeft gedrukt.
En eenmaal eeuwig in Uw hemel geure,
Een bloem, door U van d' aarde weggeplukt.
A. J. S.
Beste Neef,
Ik lees in je laatste brief de
klacht, dat alles zo op losse
schroeven staat en je eigenlijk
nergens houvast aan hebt. Je
vindt, dat het soms net is, alsof
we met z'n allen in een grote
wachtkamer zitten te wachten op
iets, dat gebeuren gaat, en waar
van niemand weet wat het zal
zijn, maar veel goeds verwacht
niemand er van.
Ik vind, beste neef, dat je inder
daad hiermee ons tegenwoordige
leven aardig getekend hebt.
Nu brengt jou leeftijd mee, dat
je die grote onzekerheid nog min
der duidelijk zien kan dan b.v.
oudere mensen, die andere tijden
hebben meegemaakt en dus beter
de grote tegenstelling tussen nu
en vroeger zien kunnen.
Nu kan ik me nog zo heel goed
herinneren hoe het b.v. vóór 1914
was. Toen was het werkelijk heel
anders. Iedereen had rust en ze
kere mate althans van zekerheid.
Hij wist, als hij in zijn jonge ja
ren zijn best gedaan had, dat hij
een positie verwierf, dat zijn in
komen vast was, dat de gulden,
die hij verdiende (er waren toen
alleen nog maar oude trouwe en
solide zilveren guldens) werkelijk
honderd eenten waard was, en
alles in de wereld liep tamelijk
geregeld. Nu stelt de krant je
iedere dag voor nieuwere verras
singen en ze zijn allemaal even
alarmerend en verontrustend. De
zekerheden zijn weggeslagen. En
wie kun je nog geloven? Wan
neer de regering communiquê's
uitgeeft, begin je al met te vra
gen: wat steekt daar nu weer
achter? Je voelt je aan alle kan
ten belaagd, kortom we zitten op
een vulkaan, die ieder ogenblik
kan uitbarsten.
Ik ben het goed met je eens,
neef, dat de onzekerheid vandaag
een verlammend gevoel teweeg
brengt, en een hoop mensen van
hun energie berooft.
Maar weet je wat ik bij dat
alles nu heerlijk vind? Dat we 'n
Bijbel hebben. Ik beklaag altijd
de mensen, die er geen Bijbel op
na houden. Dat maakt het leven
werkelijk tot iets verschrikkelijks
tegenwoordig, neef. Maar wanneer
je een Bijbel hebt en die gebruikt,
kan je toch eigenlijk niets gebeu
ren. Ik heb heel mijn leven lang
de gewoonte gehad, die Bijbel da
gelijks te lezen en dan maar niet
willekeurig, zo hier en daar eens,
T"
ik heb de ui op m'n ami gelegd
en er een verband om gedaan,
maar de puist bleef. Ik vroeg
haar: waar had je die steenpuist
dan? Ze antwoordde: O, die had
ik in me nek.... Ja, er lopen
rare kostgangers rond. Er is een
moeder, die met haar zuigeling
naar de dokter loopt. Het kind
heeft een „zeer hooffie". De
dokter zegt natuurlijk: o, dat is
dauwwurm, dat worden later de
mooiste kindertjes en ze krijgt
een zalfje, waarmee het hoofdje
wordt ondergesmeerd. Een
prachtig gezicht wordt dat. Maar
niemand vertelt haar de oorzaak
van die dauwworm. Die moeder
eet: 's morgens spek en eieren,
heel de dag door melk, 's mid
dags varkensvlees en verder
maar weer eieren en kommen
vol vet. Nietwaar, jullie ken
nen dat spreekwoord: is 't niet
goed voor minnetje dan is
't goed voor kinnetje. Ja, ja, en
het kind wordt intussen vergif
tigd. Want wat de moeder eet,
dat eet de zuigeling ook. Men
sen weten jullie deze eenvoudige
natuurwetten niet? Wanneer je
een fiets steelt, wordt je ge
straft, draai je de bak in. Maar
niemand overtreedt straffeloos
de natuurwetten, evenmin als de
wetten van het Rijk. Denk daar
toch eens over naDan komt
er een man thuis. Hij zegt tegen
z'n vrouw: wat ik nou op m'n
hand heb zitten weet ik niet,
maar het wordt zo'n rare plek,
en het jeukt ook. Twee dagen
later is de plek weer groter en
z'n vrouw zegt: ga naar de dok
ter. En die dokter zegt: o, dat
is ekseem, en geeft een zalfje,
dat hij er op moet smeren. Maal
ais je hier de Opril inrijdt met
je auto en je mag niet, dan kun
je het toch proberen, maar als
er om de hoek een agent staat
houdt hij je aan en geeft je een
waarschuwing. Je denkt: jonge!
daar kom ik goed van af en een
volgende keer doe je het weer
en die agent laat je nog eens
door met een ernstiger waar
schuwing en je doet het natuur
lijk een derde keer weer. want
je denkt: het gaat goed en dan
ga je juist op de bon. Welnu
mensen, die agent dat is die uit
slag op je hand. Een waarschu
wing, dat het van binnen niet
pluis is. Je kunt die agent twee
of drie keer, of tien keer voor
de maling houden, maar einde
lijk ga je er aan, ook al smeer
je er .een centimeter dik de aalf
op. Agenten zijn met zalf niet
weg te werken. Je hebt eenvou
dig te gehoorzamen. Dat heeft
God zo bedoelt met die kwaal
tjes. Zuiver je bloed mensen, zui
ver je bloed.... En dan voel je
hartkloppingen. Je loopt gauw
naar de dokter, want jaje
hart dat is een raar ding. De dok
ter geeft je een kalmerend mid
del en het helpt nog goed ook,
want je hart loopt weer kalm.
Maar als ik straks in mijn auto
stap en geef volop gas en de
motor begint te snel te draaien,dan
kan ik op de rempedaal trappen
en dan loopt de wagen zachter.
Ik kan weer gas geven en op de
rempedaal blijven trappen, en
dan komt er een ogenblik, dat
dc motor zegt: stik! en dan staat
hfj stil. Die hartkalmerende mid
deltjes zijn niets anders dan rem
men, die je hart inhouden, maar
ze nemen de kwaal niet weg en
op een kwade dag zegt dat hart:
doe het zelf en je hebt nóóit
meer last van hartkloppingen
Kijk mensen, dat zijn zo van die
gratis lessen, die ik jullie geef.
Je behoeft me er heus niks voor
te betalen. Want wat ik je ver
koop is zó duur, dat je het geld
er niet eens voor uit wil leggen
Kijk, hier heb ik een bloed
zuiverend middel, zuivere krui
den, zoals God die in Zijn schep
ping gegeven heeft. Dat flesje
kost f 12.verpakking voor ex
port. Natuurlijk geeft geen één
van jullie dat er voor. In Ame
rika ligt een multimillionair in
een kist met een ijzeren long.
Die man zou millioenen er voor
over hebben om zijn gezond li
chaam weer terug te hebben.
Maar jullie hebben er geen f 12
voor over, dan alleen als het
meestal te laat is en je naar de
dokter moet. Hier heb ik een
flesje dat f 12 kost, maar omdat
ik niets om geld geef en omdat
ik propaganda maak voor de
natuurgeneeswijze verkoop ik
het je, neengééf ik jc het
voor niets! Alleen de verpakking
moet je betalen en daar betaal
je één harde gulden voor. Wat
zeg je me daar van?
Er valt even een stilte. Hij
houdt een flesje in fraaie cello-
phaan-verpakking in de hoogte..
Dan oreert hij verder: Men
sen, hoelang je er van doet?
Precies een jaar, ja, natuurlijk
niet als je gezin uit 20 personen
bestaat. Maar voor je zelf alléén
doe je er een jaar mee. Iedere
dag een klein theelepeltje in je
thee of je pap. Wie wil het heb
ben. Niet culemaal tegelijk
Dan dringt het publiek op,
grijphanden gaan omhoog en de
uitdeling begint. Veertig gaan er
in een paar minuten weg. Als de
verkoop mindert blijft een klein
Zeeuws boertje bij de koopman
staan en fluistert hem iets in het
oor. De koopman buigt zich diep
vooiover tot vooi de lispelende
mond van het boertje. En dan
staat hij weer groot als een Zeus
op dc Olympus op zijn podium,
trekt een ernstig gezicht en
spiest zijn wijsvinger naar de
borst van het manneke: ..„Weet
je wat jij scheelt? Hoge bloed
druk, man anders niets! Hoge
bloeddruk! Ben je al eens bij de
dokter geweest?...." Het man
netje knikt bevestigend.. „Heeft
ie toen zo'n knijpband om je arm
gedaan en ging ie met zo'n bal
letje pompen?Weer een
knik.En vertelde ie je toen,
dat je geen zout mocht gebrui
kenWeer een knik....
„Zie je wel, hoge bloeddruk. Je
bloed moet naar beneden. Je ken
er oud mee worden, maar je
moet voorzichtig wezen. Hier een
pracht-middel. Voor f 1.75 dat
flesje. Pak aan...." Het boertje
overhandigt met een brede grijns
het gevraagde bedrag. Dan dringt
een andere man naar voren, lang
en met een maaglijders-gezicht.
Ook die begint onverstaanbaar te
mompelen.. „Dus jij hebt bloed
in je ontlasting? Is het donker of
licht?" De man lispelt iets
„Donker dus? dan moet je naar
de dokter, niet mee blijven lo
pen. Je eigen laten doorlichten.
En gauw ook!"
De koopman schuift zijn hoed
achter op zijn hoofd. Hij heeft
het warm. Zijn snelle ogen schie
ten over zijn auditorium. Dan
neemt hij zijn hoed af.... „Een
pracht van een haardos, hè men
sen? Veertien daag geleden nog
zo kaal als een biljartbal. Mijn
vrouw zegt op een avond.„Jan,
ik wil niet langer tegen die kale
knikker van jou kijken, 't Hangt
me ellen de keel uit." Wat doe
je dan? Ik grijp naar de Tele
graaf en zoek een advertentie
voor haarmiddelen. En kijk nou
is mensen, wat een dos! In veer
tien dagen! Allemaal sterk, ge
zond haar!" (Hfj plukt aan zijn
lokken en grijpt dan naar zijn
baard),En hier heb je de
wortels helemaal! Pracht middel
niet? En weet je wat het nou
was, dat haarmiddel? Niks an
ders dan urinezuur van een
drachtige merrie. Kosten? Een
kleinigheid maar, f 5.25 een fles
je. 't Was te geef. Maar als jul
lie een kale kop hebt, geeft dan
geen geld uit. Gaat onder je
drachtige merrie staan als hij
pist en je hebt precies hetzelfde
resultaat, gratis voor niks. Ja, ja
Dat zijn wat ik noem
kwakzalversmiddelen
Het gaat al maar door. Eén la
wine van woorden, grappen, le
venswijze lessen en aanprijzen
van zijn middeltjes. Voor zweet
voeten en zweethanden, rheuma-
tiek, eksterogen, aambeien, bron-
chitus, hartkloppingen, zenuw
stoornissen hoofdpijnen, oorpijn,
enz., enz. Voor elk mankement is
er een kruid gewassen verkon
digt hij. Want God heeft gezorgd,
dat de natuur zichzelf helpen
kan
Als een souverein dictator
staat hij daar, wijdbeens, de han
den in de zakken van zijn smet
teloos, witte doktersjaseen
glimp ran minachting in zijn toe
geknepen, slimme oogjes. Tussen
zijn beweeglijke lippen kleeft een
sigaret, achteloos.... En alles
aan hem is achteloos, de manier
waarop hij schouderophalend,
zijn flesjes en potjes kruiden uit
deelt aan de van alle zjjden hem
toegestoken grijphandenach
teloos het gebaar waarmee hij
de papieren guldens en rijks
daalders verfrommeld in zijn
jaszak steektMaar wat een
mensenkennis in die voorgewen
de achteloze gebaren. Want het
is een bestudeerde, met geraffi
neerde mensenkennis specu
lerende achteloosheid- Zoals alles
aan deze man vanzelfsprekend
1k t, maar grondig bestudeerd
is de manier waarop hij zijn
hoed een weinig naar rechts
duwt, achterop zijn zwaar be-
harde schedel, de wijze, waarop
hij één voet op zijn stoel plant
en in zijn handen wrijft, het ge
baar waarmee hq in ontspan
nende rusthouding zich op zijn
stoel laat glijden, schuin de rug
leunend tegen zijn parasolstok,
of de manipulatie van zijn, een
eigen taal sprekende handen, die
hij zegenend, dreigend, vuisten-
ballend, over zijn publiek laat
spelen, de gesticulatie van zijn
lenig lichaam, wanneer bij zich
voorover buigend, zijn publiek,
man na man, persoonlijk toe
spreekt, alsof er verder geen
publiek meer om hem heen staat
En men onttrekt zich tenslotte
aan deze massasuggestie met de
erkenning, dat hier weer eens
een demonstratie vertoond werd
van de grilligheid en speelsheid
van de geschiedenis eens men
sen, die als toneelspeler een
genie, als politicus een eerste
demagoog, en als theologisch
professor een homeleticus van
de eerste rang zou zijn gewon
den, maar die hier zijn potjes
en doosjes staat te verkopen,
onverschillig en achteloos de
verfrommelde papieren guldens
en rijksdaalders in zijn jaszak
stoppend.... 'tis tóch immers
alles maar voor mijnheer Lief
tinck!