Uit mi fa ktas ««TJeeuwse 'BODEM Ucw-b Palmiana, III Goessc Marktdag VOOR ONZE JONGE MENSEN BELIJDENISBEDE J wat mij het beste aanstond, maar altijd weer beginnend bij Genesis T ZEEUWSCK WEEKEND Pagina 2 Vorige week hebt u me ge mist, tenminste dat hoop ik. 'k Zal maar ineens opbiechten, dat ik in de put zat. Of de nieuwe klas zo tegenviel? Nee, daar zat het hem niet in! 'k Geloof ook niet, dat ik veel onheilen heb te verwachten van mijn nieuwe span. 'k Heb wel weer een heel stel recruten. Net als altijd zit er van alles tussen. Wat het pre cies worden zal, weet ik natuur lijk nog niet. Het is net als De Bilt soms pleegt te zeggen: „Het kan vriezen en het kan dooien." Toch vind ik mijn vooruitzichten niet zo heel slecht. Dit optimis me is gegrond op ervaringen, opgedaan met vorige spruiten uit dezelfde gezinnen. Van Henk is er alweer een broertje en van Tijs is er een „zussie". Dat geeft de burger moed, want nu zal er alvast wel eens wat gebeuren. De vermaarde „eerste schooldag" is ook best en „droog" verlopen, dank zij mijn gewone listigheid om voor een tractatie te zorgen. Nu de stakkers hadden ook geen mond kunnen open doen, al had den ze gewild, 'k Was door tijd nood (en nieuwsgierigheid) ge dwongen „De" nieuwe winkel van ons dorp binnengestapt om voor een zoete brok te zorgen. De meneer in die winkel (ook al zo'n nieuwigheid, want we hebben hier geen meneers in ■winkels), die meneer dan, door mij ingelicht, verzekerde mij, dat die snoepjes daar in die fles, nu juist je dat waren voor die gelegenheid. Verder prees hij mijn wijs inzicht om zo'n eerste dag te verzoeten en nu ja, die meneer was zó gedienstig en zó beleefd, dat ik zomaar klakke loos zonder te keuren zijn raad opvolgde en met een wichtige zak de winkel uitstapte, 'k Zei het al, 'k zat in die dagen in tijdnood, zodat ik zelfs thuis op mijn kamer niet in de verleiding Een frisse, bolle wind jaagt over het marktplein. Het caril lon speelt zijn Ijle deuntjes en het bedrijvige geroezemoes van marktgangers, kopers en verko pers vermengt zich tot een ca- eophonie van geluiden, dat aan het gegons van rondom een bijenkorf herinnert. Bij zijn auto heeft een koop man zijn stalletje opgericht, aan geduwd tegen een zijde van zijn wagen, waarvan het dak een ♦einig opengeschoven ilgt. In die gleuf van het dak past pre cies een stok, die een brede, bontgekleurde parasol draagt. En daaronder staat de man met dc jaard en zijn dikke lange haardos, die slechts met moeite in bedwang gehouden wordt on der een bruine deukhoed. Zijn kop kon dienst hebben gedaan als model voor Thorwaldsen, maar in zijn onberispelijk witte doktersjas lijkt hij zelf wel een beeldhouwer. Eneen gebo ren artiest is hij in ieder geval. Zijn mimiek en gelaatsexpres sies beelden een plastiek, die reeds, vóór hij één woord spreekt, dc massa boeit. En welk een meesterschap over die stem! Het sonore keelgeluid, draagt tot in de verste hoeken van het wijde marktplein, beheerst alle andere lawaai, zoals een mega- phoon haar geluidsgolven uit spuwt en alles overheerst. Maar diezelfde stem kan ook fluiste ren, trillen van voorgewende verontwaardiging, dreigen, lok ken, schelden, met een lenigheid en een buigzaamheid van een slang. In weinige ogenblikken heeft de/e artiest diverse rollen meesterlijk vertolkt. Het ene ogenblik doet hij denken aan Multatuli met zijn „Publiek ik veracht u!" en het volgende mo ment roept hij Lou!- ouwmees- ter voor de iest m oions vol van de Jo id Shylock uit Sha kespeare's drama „De Koopman kwam om te proeven. Op de plechtige morgen van de eerste schooldag stop ik alle schaapjes zo'n lekkernij in de mond en daarna om de zaak te animeren neem ik er zelf ook een.in het eerste halfuur daarna zweer ik plechtig wraak aan die be leefde meneer.Tussen de bedrijven door kijk ik in mijn spiegeltje, of er soms ook tan den en kiezen met wortel en al verdwenen zijn, dank zij „dat" snoepje! Enfin, de jeugd is in ieder geval zo stil als een muis je. Alleen een zacht sabbelend geluid verbreekt een sublieme stilte. Ja, verder valt er werkelijk niet veel te vertellen van die eerste schooldag. Daar zit het hem ook niet in, nee, het is die laatste dag, die het hem deed. De laatste dag in één dan van mijn voormalige eerste klas. Nu zit zo'n laatste dag me meestal dwars, maar dit jaar vooral, want het is een aardig span ge weest. 'k Heb eigenlijk helemaal geen echte narigheden gehad. Je krijgt dan na een jaar van sa menzijn zo'n beetje het gevoel, dat je bij elkaar hoort. Je hecht aan je klassenkroozt en dan na een jaar.raak je ze kwijt. Helemaal kwijt, want ze lopen met huid en haar over naar „de" meester! Als eerste klas neem je, vooral als je de enige onder wijzeres aan de school bent, zo'n beetje een bijzondere plaats in bij de jeugd. De hele school en ook de „Groten" in de tweede klas zien neer op de kleintjes bij de juffrouw. Je bent eigen lijk voor hen zo'n tussending tussen de bewaarschool en de „grote school". Nu het grut in de eerste klas, gaat dat tegen het eind van het schooljaar en voor al de laatste dagen voor de grote dag van „verhoging" al goed beseffen. En hoe dichter die dag in de buurt komt hoe meer ze gaan verlangen om groot te zijn. Je krijgt dan wat te horen, wat dwars door je hart gaat. De van Venetië". Dan staart men. plots, volkomen verrast in de saterskop van Mephisto, of de peinzende denkerskop van dr Faust, uit Goethe's drama. Dan vertolkt hij de domineesfiguur uit Ibsen's Brand, die, steenhard tegenover de platte verburger lijking van de massa, die haar ziel verkoopt voor het aardse slijk, het evangelie van het „alles of niets" predikt. En wat 'n men senkennis. Nog eer hij een woord gesproken heeft drom men de mensen reeds om hem heen en dan begint hij, met van verbazing hoog opgetrokken zware wenkbrauwen: Goeie mensen, wat kom je doen? Dacht je dat ik wat te koop heb? (Achteloos staat hij met de handen in de zakken, met de rug naar zijn kisten met medicijn.) Dachten jullie wer kelijk, dat je betalen wil wat ik voor mijn kruiden vraag? II e kom je er bij. Daar hebben jul lie immers geen geld voor over? De bedragen die ik vraag zijn véél te hoog naar jullie zin. En wat geven jullie om je gezond heid? Hier, kijk hier! Dit flesje, dit kleine flesje, dat kost jullie f 12. Immers veel te veel voor jullie? Je geeft het liever aan sigaren en sigaretten uit. Aan een borrel, twee, drie borrels, en dan nog drie borrels, en als je weer bij je positieven komt merk je dat je in het politie bureau ligt.... Of jullie lopen naar de bioscoop. De mens moet immers toch wat ontspanning hebben! Dat noemen ze ont spanning! Een film, waar :e elkander achterna zitten met de revolver en je zit je knieën blauw te knijpen van spanning, en je zit met een benauwd en vuurrood gezicht je te vergapen aan een stukje wit doek, tot ten lange leste een van de bandieten langs het c'ak wil ontkomen, maar met zijn wenkbrauwen aan laatste middag hunkeren ze ge woon om je te verlaten. Altijd, dus nu ook. De jongens zijn het ergste! Alleen het schuchtere, schuwe Sientje, dat zo mooi zingen kan, zit te snikken. Het is niet mooi van me, maar dat verdriet doet me plezier. Ten minste één die trouw isik wurm me in haar bank en troost door te zeggen, dat de meester heus erg aardig is. Sientje snikt. „Maar je wilt toch niet hier blij ven zitten he?" vraag ik zacht jes. Al snikkend, maar vol over tuiging knikt Sientje van nee! Dan sta ik haastig op en kijk door de tussendeur. Bij mijn collega is de „verhoging" al ge schied, er is dus ruim baan. Ik loos mijn troepje nu maar naar hem. Henk, dat Henkie, dat ik zo vaak uit de nesten haalde, gaat juichend binnen. Mijn col- Ds Van der Palm voelt er dus niet veel voor terug te keren tot zjjn Maartendijkse gemeente, welke hij zo lafhartig had ver laten. Trouwens het antwoord, dat hij op zijn brieven van 7 en 9 October aan zijn kerkeraad geschreven, terug ontvangt, is er niet op berekend hem tot terug keer te nopen. Er staat immers in te lezen: „Gepasseerde week, heeft een Pruisisch officier, bij sig hebbende een commando, aan de tolakker, na UE perzoon gevraagd, en alzoo hem geant woord wierd, dat UE niet t' huys was, na UE goederen, of paar den, of Rijtuig vragende, om het selve mede te nemen, waarop Zijtveld antwoorde, dat UE niets de dakgoot hangen blijft. Dan zucht je diep en loopt de straat op, met een wild kloppend hart en een gezicht, dat gezwollen is van inspanning. En dat noemen ze dan „ontspanning". Ja, hè, daar geven jullie je lieve geld aan uit. Maar je gezondheid ho maar! Ja.... als je paard ziek is, dan loop je naar de vee arts, en als jc een paard moet kopen dan kijk je voor alles of het beest wel goed gezond is. Natuurlijk anders kost het je centen. Maar als je dochter thuis komt met een jongen aan de arm, dan vraag je niet of ie wel goed gezond is. Dan is je eerste vraag: hoeveel geld brengt ie mee, zitten z'n ouders er goed voor? Niet waar, dat is bij jullie nummer één. Geld, geld en nog eens geld. Mensen wat zijn jul lie toch een dwazen! Dacht je dat ik wat om geld geef? Dacht je werkelijk, dat het mij iets kan schelen of ik vanavond met vier-, of vijf- of zeshonderd gul den thuis kom? Wat geef ik om geld! Mijnheer Lieftinck sleept immers toch alles in het laadje. En als je niet betaalt komen er twee van die deftige heren aan je deur en schrijven de boel op. Dat noemen ze „belasting-amb tenaven". Weet je hoe ik ze noem? Doodgewone inbrekers. Als je een kwartje steelt, draai je de bak in. Als Lieftinck je geld laat weghalen heet dat „belas- ting-innen". Zien jullie er enig verschil in? Ik niet. Daarom, denk alsjeblieft niet, dat ik om jullie geld wat geef. 't Zou me een klein kunstje wezen van avond met een zeshonderd gul den uit Goes thuis te komen. Maar ik wil het niet eens heb ben. Daar, nu weten jullie het. Wat ik dan kom doen? Ik ben propagandist voor de natuurge neeswijze, mensen, anders niet. Ik kom jullie wat aan je ver stand brengen, dat je broodno dig weer eens weten moet. Jul lie gaan 's Zondags allemaal naar de kerk nietwaar? Welnu; en dan zit je daar psalmen te zingen als: „Vest op prinsen lega ziet het enthousiasme. Hij lucht al z'n Frans en zegt: „Zo gaat het: le roi est mort, vive le roi". (De koning is dood, leve de koning). Zo is het zucht ik, voor de kersverse tweede klas ben ik al doodverklaard. Met de zwart gallige verzuchting, dat het mensdom al vroeg ontrouw be toont, ga ik terug naar mijn ver laten domein, waar de lege ban ken me een onbehaaglijk gevoel geven. Morgen krijg ik weer een nieuw stel, maarik weet, dat Henk met zijn perikelen niet meer bij mij zal komen en dat Sientje haar zoetste liedjes voor mijn collega zal zingen. Ik ben ze kwijt. Daar moet ik weer overheen. R. T. had, den officier Sijtveld drij- gende, hem den kop te kloven, indien hij de onwaarheid sprak". Zo blijft dus de Maartendijk se pastorie onbewoond, maar ontvangt al gauw nachtelijk be zoek, waarvan Van der Palm mededeling wordt gedaan in brieven van 6 en 7 November: „Deze is dienende UE te mel den, als dat gepasseerde week dieven 's nagts in UE huys ge weest hebben, en niemand kan oordeelen, wat zij genomen heb ben, als zijnde alle vreemd", schrijft de eerste berichtgever; en de tweede: „in de kelder is de Boter nog en het half Aam wijn, als het wijn is, maar een mand is halv ledig". De „Heeren van 't Hoff" heb ben last gegeven, dat voor reke- geen betrouwen.Maar on dertussen, je vestigt al je ver trouwen op de flesjes en pil letjes en poedertjes, die een dok ter je te slikken geeft. Mensen, doe toch je ogen eens even open! In je Bijbel lees je, dat God de hemel en de aarde heeft gescha pen en daarna, planten en die ren en mensen. Je weet heel goed, dat God in Zijn Voorzie nigheid alles vooruit geweten heeft, ook die zondeval en die nare gevolgen, ook die ziekten, waarmee jullie allemaal behebt zijn. En nu heeft dat Opperwe zen gezorgd voor tegengiften te gen die ziekten en kwalen in Zijn rijke plantenwereld. Daar zit nu alles in wat je helpen kunt je ziekten en kwalen te be strijden en tegenweer te krijgen tegen infecties. Als je je ogen maar open doet. En begint dan voor alles met de boel schoon te houden. Jullie zijn eigenlijk niks anders dan vreetmachines. Dat begint 's morgens, met eie ren en koek en kaas, en koffie en thee, en 's middags vlees, een hoop vet, zware groenten en aardappelen, tot je buik gespan nen staat en je de bovenste knoop van je broek losmaakt, en dan zucht je bij een grote boer: hè, gelukkig daar knapt een mens van op. Ea dan ga je maar weer verder met je af te laden met pap en rijst en 's avonds be gint het speul opnieuw: dikke boterhammen met ham en kaas en spek en dan giet je je verder vol tot je naar bed gaat met em mers zwarte koffie. En dan kijk je nog verbaasd als er op een keer eens wat scheef gaat. Luis ter nauw eens naar mij, wanneer ik je zeg, dat jullie veel te veel vreten en bovendien de boel veel te weinig schoon houden. Wan neer je je hemd een week aan hebt ben je blij, dat je het kunt verwisselen voor een schoon en als je het twee, drie weken aanhoudt, zulke vuilikkers zijn er!, dan stinkt je waar je loopt of zit, en als je het nog langer aan houdt, kun je hem als een plank overeind zetten van het vuil. ning van Van der Palm een man zal worden genomen, om des nachts in de pastorie te slapen, waarom de raad gegeven wordt, dat Zijn Weleerwaarde zoo spoedig mogelijk zijn zaken kómt of door een gemagtigde doét weghalen". Op zijn terugkomst wordt ech ter blijkbaar al niet meer gere kend, al wordt op nieuw ver zekerd, dat er volstrekt geen re den voor dominee's vlucht be stond: „de zaak vorderde sulks in 't geheel niet, bij aldien ik bij UE geweest was, soude UE wel contraire geraden hebben". De een schrijft in een „F.S.": „Mijn vrouw versoekt van de juffrouw te weten, of de juf frouw ook de mangel zoude wil len verkopen, zoo ja, hoeveel delzelve zoude moeten kosten"; en de ander bericht, dat „Cor nells Spelt de Boter gaarn wil terug nemen, indien UWelEer- waarde dezelve wil overgeven". Hoe het met de mangel en de boter gegaan is, meldt de historie niet, maar Van der Palm vraagt ontslag, dat hem eerst het volgende jaar verleend wordt en zint op allerlei plan nen, zo o.a. om in de genees kunde te gaan studeren. Hoogleraar Schultens laat hem echter niet los. Door de heer Fremey te Haarlem, Zeeuw van afkomst, wordt Professor uitgenodigd te willen onderzoe ken, of predikant Weldijk lust heeft, bij mr Johan Adriaan van de Perre van Nieuwerve in dienst te treden. Na het bedan ken van Weldijk valt de keus op Van der Palm, wiens functie ingaat op 1 Januari 1788. Na een kort verblijf te Delfs- haven ten huize van zijn ouders vertrekt hij in het voorjaar van 1788 met zijn jonge vrouw naar Middelburg, waar hem het ge bouw naast de deftige huizinge van de heer Van der Perre op het Hofplein als woning wordt aangewezen. De geschiedschrijver geeft aan Maar je boddie laat je maar stinken, nooit denk je eens aan de schoonmaak. En dan komt de verstopping tenslotte. Je loopt naar de dokter en je zegt: wat er nou aan mankeert begrijp ik niet, maar ik heb zo'n band, vroe ger nooit gehad en naar de W.C. kan ik nietDe dokter kijkt bedenkelijk en geef je een mid del. Je zit een uur te drukken met een vuurrood hoofd. En de volgende dag zit je weer een uur te drukken en de derde dag heb je aambeien. Mensen begint eens met fatsoenlijk te eten. De meeste mensen sterven niet van honger maar van het te veel eten. Heus je lichaam heeft zoveel niet nodig. En als de boel dan schoon gemaakt moet worden, ga dan naar Gods schepping. Vraag bij de groenteboer aen stukje rauwe rabarber, kijk, zo'n klein stukje maar. Kauw daar goed op en slik het in. Wacht dan eens wat er gebeuren gaat. Kost je niets en helpt afdoende. Heb je last van losse tanden en kiezen? Kijk, hier heb je het middel (houdt een sinaasappel in de hoogte). Je denkt dat het voedsel binnen in zit, hè? Net mis! Kauw op de schil, doe het een paar dagen en je tanden staan weer zo vast als een muur. Dat vertelde ik ook ergens en toen kwam er een vrouw naar mij toe en verweet me: ik heb precies gedaan wat u zei, maar bij mij heeft het niks geholpen Toen keek ik in haar mond en bemerkte, dat ze een kunstgebit had. Zulke mensen heb je ook! Heb je last van een steenpuist? Neem een schijf rauwe ui, maak die goed warm, leg de schijf 's avonds, als je naar bed gaat, op de puist, doe er een doek om heen en wacht de volgende morgen eens af. Er lijkt een wonder gebeurd te zijn. Toen ik dat eens in Middelburg ver telde en demonstreerde hoe je dat op je arm moet leggen, kwam er een Walcherse boerin naar me toe en schold me uit voor een kwakzalver, want bij haar had het niks geholpen. Ze vertelde: ONS KORT VERHAAL Vrijdag 14 April 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 deze feiten de volgende com mentaar: „Zeker een verrassen de wending van het lot: de 24- jarige democraat, vrijkoporist, gevlucht voor de Oranjeklanten van Bunschoten en Westbroek, en bedreigd door de Duitse sa bel, onmiddellijk na het herstel der oude constitutie een wijk plaats vindend, bij de oud-pre- sentant van de Prins-Erfstand- houder en toegelaten tot de on middellijke omgeving en intie me omgang van de fijnbesnaarde aristocraat, die hem leert „ge meenzaam te worden met de toon der grote wereld". Zien op Jezus Het bezoek is weer vertrokken en alléén ben je met vele zorgen en problemen. Zoëven kon je je hart weer eens uitstorten en tochhet heeft je geen bevrediging kun nen geven. Met een, (dat al zo ouderwets en gewoon klinkt): „Nou ik ga weer maar, je zult het toch al léén uit moeten vechten, kop op, hou je maar taai!" werd afscheid genomen. Ondertussen, daar lig je weer in je kamertje of op de zieken zaal tussen vreemden in. Buiten, heerlijk lenteweer, overal bedrijvigheid, terwijl je jezelf verdrietig en somq^vel on tevreden voelt. Het duurt nu al zolang die nare ziekte, steeds maar het eentonige leven van iedere dag, eten, kuren en sla pen. De innig verlangde gezond heid blijft maar uit. Het is of de ellende zich opstapelt en het al lerzwaarste je deel is. Als het zó gesteld is, kun je gendeel, dan kunnen we temid den van alle beproevingen geluk kig zijn. We zijn dan veilig in de armen van Hem, Die heelt alle smart. Zien op Jezus aan het kruis, het kan ons zieken, maar ook ge zonden vertroosten of bescha men. Zien op Jezus, het is niet ouderwets, maar steeds actueel, dit en niets anders kan ons de ware bevrediging schenken. Want waarlijk: „Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedra gen. Dus: zien op Jezus! de K. moedeloos of opstandig worden. Het laatste lichtpuntje schijnt uit te doven. Een vpél voorkomend geval. En terechte het kan moeilijk, héél moeilijk zijn, maar we mo gen daar nooit aan toegeven, dat is zonde. Laten wij slechts zien op Jezus! Goede Vrijdag en Pasen 1950 liggen weer achter de rug, maar als we met bezinning het lijdens evangelie hebben gelezen komen we dan niet tot de conclusie, dat de Here Jezus véél en véél meer heeft moeten lijden dan wij? Immers Hij hing aan het kruis voor héél de mensheid, voor ge zonden en zieken. De vloek die op ons lag, heeft Hij op Zich ge laden. Het lijden van ons is daar klein en matig bij. Ziende op Hem, op Jezus Christus, de Zaligmaker kunnen we de strijd op het ziekbed aan. Dan zijn we niet meer alléén, dan hebben we ,niet meer ver drietig of opstandig te zijn, inte- Wil Heer zijn ziel van kleingeloof bevrijden, Als in Wet midden van Uto kindertal Een kind tot V zijn liefde zal belijden, Als in Uw huis zijn „ja-woord" klinken zal. Laat heel zijn leven zijn één rijk ontvangen, Eén ruim genieten uit Uw milde liand. Vermeer in hem die stille ziele zangen, Dat heimwee naar het hemels Vaderland. Doe Gij in hem het blij-geloven groeien, En als een rode roos in purp'ren gloed Zal dan zijn liefde naar U openbloeien. Een bloem, die Gij besprengt hebt met Uw bloed. Als Gij Uw winden over d' aard doet waaien En donk're wolken duistfren het gezicht. Geef dat geen storm haar zo terneer rooog' maaien, Dat daar Uw bloem geknakt ter aarde ligt. Maar dat zij steeds haar hoofd weer opwaarts beure, Als haar Uw Hand een wijle heeft gedrukt. En eenmaal eeuwig in Uw hemel geure, Een bloem, door U van d' aarde weggeplukt. A. J. S. Beste Neef, Ik lees in je laatste brief de klacht, dat alles zo op losse schroeven staat en je eigenlijk nergens houvast aan hebt. Je vindt, dat het soms net is, alsof we met z'n allen in een grote wachtkamer zitten te wachten op iets, dat gebeuren gaat, en waar van niemand weet wat het zal zijn, maar veel goeds verwacht niemand er van. Ik vind, beste neef, dat je inder daad hiermee ons tegenwoordige leven aardig getekend hebt. Nu brengt jou leeftijd mee, dat je die grote onzekerheid nog min der duidelijk zien kan dan b.v. oudere mensen, die andere tijden hebben meegemaakt en dus beter de grote tegenstelling tussen nu en vroeger zien kunnen. Nu kan ik me nog zo heel goed herinneren hoe het b.v. vóór 1914 was. Toen was het werkelijk heel anders. Iedereen had rust en ze kere mate althans van zekerheid. Hij wist, als hij in zijn jonge ja ren zijn best gedaan had, dat hij een positie verwierf, dat zijn in komen vast was, dat de gulden, die hij verdiende (er waren toen alleen nog maar oude trouwe en solide zilveren guldens) werkelijk honderd eenten waard was, en alles in de wereld liep tamelijk geregeld. Nu stelt de krant je iedere dag voor nieuwere verras singen en ze zijn allemaal even alarmerend en verontrustend. De zekerheden zijn weggeslagen. En wie kun je nog geloven? Wan neer de regering communiquê's uitgeeft, begin je al met te vra gen: wat steekt daar nu weer achter? Je voelt je aan alle kan ten belaagd, kortom we zitten op een vulkaan, die ieder ogenblik kan uitbarsten. Ik ben het goed met je eens, neef, dat de onzekerheid vandaag een verlammend gevoel teweeg brengt, en een hoop mensen van hun energie berooft. Maar weet je wat ik bij dat alles nu heerlijk vind? Dat we 'n Bijbel hebben. Ik beklaag altijd de mensen, die er geen Bijbel op na houden. Dat maakt het leven werkelijk tot iets verschrikkelijks tegenwoordig, neef. Maar wanneer je een Bijbel hebt en die gebruikt, kan je toch eigenlijk niets gebeu ren. Ik heb heel mijn leven lang de gewoonte gehad, die Bijbel da gelijks te lezen en dan maar niet willekeurig, zo hier en daar eens, T" ik heb de ui op m'n ami gelegd en er een verband om gedaan, maar de puist bleef. Ik vroeg haar: waar had je die steenpuist dan? Ze antwoordde: O, die had ik in me nek.... Ja, er lopen rare kostgangers rond. Er is een moeder, die met haar zuigeling naar de dokter loopt. Het kind heeft een „zeer hooffie". De dokter zegt natuurlijk: o, dat is dauwwurm, dat worden later de mooiste kindertjes en ze krijgt een zalfje, waarmee het hoofdje wordt ondergesmeerd. Een prachtig gezicht wordt dat. Maar niemand vertelt haar de oorzaak van die dauwworm. Die moeder eet: 's morgens spek en eieren, heel de dag door melk, 's mid dags varkensvlees en verder maar weer eieren en kommen vol vet. Nietwaar, jullie ken nen dat spreekwoord: is 't niet goed voor minnetje dan is 't goed voor kinnetje. Ja, ja, en het kind wordt intussen vergif tigd. Want wat de moeder eet, dat eet de zuigeling ook. Men sen weten jullie deze eenvoudige natuurwetten niet? Wanneer je een fiets steelt, wordt je ge straft, draai je de bak in. Maar niemand overtreedt straffeloos de natuurwetten, evenmin als de wetten van het Rijk. Denk daar toch eens over naDan komt er een man thuis. Hij zegt tegen z'n vrouw: wat ik nou op m'n hand heb zitten weet ik niet, maar het wordt zo'n rare plek, en het jeukt ook. Twee dagen later is de plek weer groter en z'n vrouw zegt: ga naar de dok ter. En die dokter zegt: o, dat is ekseem, en geeft een zalfje, dat hij er op moet smeren. Maal ais je hier de Opril inrijdt met je auto en je mag niet, dan kun je het toch proberen, maar als er om de hoek een agent staat houdt hij je aan en geeft je een waarschuwing. Je denkt: jonge! daar kom ik goed van af en een volgende keer doe je het weer en die agent laat je nog eens door met een ernstiger waar schuwing en je doet het natuur lijk een derde keer weer. want je denkt: het gaat goed en dan ga je juist op de bon. Welnu mensen, die agent dat is die uit slag op je hand. Een waarschu wing, dat het van binnen niet pluis is. Je kunt die agent twee of drie keer, of tien keer voor de maling houden, maar einde lijk ga je er aan, ook al smeer je er .een centimeter dik de aalf op. Agenten zijn met zalf niet weg te werken. Je hebt eenvou dig te gehoorzamen. Dat heeft God zo bedoelt met die kwaal tjes. Zuiver je bloed mensen, zui ver je bloed.... En dan voel je hartkloppingen. Je loopt gauw naar de dokter, want jaje hart dat is een raar ding. De dok ter geeft je een kalmerend mid del en het helpt nog goed ook, want je hart loopt weer kalm. Maar als ik straks in mijn auto stap en geef volop gas en de motor begint te snel te draaien,dan kan ik op de rempedaal trappen en dan loopt de wagen zachter. Ik kan weer gas geven en op de rempedaal blijven trappen, en dan komt er een ogenblik, dat dc motor zegt: stik! en dan staat hfj stil. Die hartkalmerende mid deltjes zijn niets anders dan rem men, die je hart inhouden, maar ze nemen de kwaal niet weg en op een kwade dag zegt dat hart: doe het zelf en je hebt nóóit meer last van hartkloppingen Kijk mensen, dat zijn zo van die gratis lessen, die ik jullie geef. Je behoeft me er heus niks voor te betalen. Want wat ik je ver koop is zó duur, dat je het geld er niet eens voor uit wil leggen Kijk, hier heb ik een bloed zuiverend middel, zuivere krui den, zoals God die in Zijn schep ping gegeven heeft. Dat flesje kost f 12.verpakking voor ex port. Natuurlijk geeft geen één van jullie dat er voor. In Ame rika ligt een multimillionair in een kist met een ijzeren long. Die man zou millioenen er voor over hebben om zijn gezond li chaam weer terug te hebben. Maar jullie hebben er geen f 12 voor over, dan alleen als het meestal te laat is en je naar de dokter moet. Hier heb ik een flesje dat f 12 kost, maar omdat ik niets om geld geef en omdat ik propaganda maak voor de natuurgeneeswijze verkoop ik het je, neengééf ik jc het voor niets! Alleen de verpakking moet je betalen en daar betaal je één harde gulden voor. Wat zeg je me daar van? Er valt even een stilte. Hij houdt een flesje in fraaie cello- phaan-verpakking in de hoogte.. Dan oreert hij verder: Men sen, hoelang je er van doet? Precies een jaar, ja, natuurlijk niet als je gezin uit 20 personen bestaat. Maar voor je zelf alléén doe je er een jaar mee. Iedere dag een klein theelepeltje in je thee of je pap. Wie wil het heb ben. Niet culemaal tegelijk Dan dringt het publiek op, grijphanden gaan omhoog en de uitdeling begint. Veertig gaan er in een paar minuten weg. Als de verkoop mindert blijft een klein Zeeuws boertje bij de koopman staan en fluistert hem iets in het oor. De koopman buigt zich diep vooiover tot vooi de lispelende mond van het boertje. En dan staat hij weer groot als een Zeus op dc Olympus op zijn podium, trekt een ernstig gezicht en spiest zijn wijsvinger naar de borst van het manneke: ..„Weet je wat jij scheelt? Hoge bloed druk, man anders niets! Hoge bloeddruk! Ben je al eens bij de dokter geweest?...." Het man netje knikt bevestigend.. „Heeft ie toen zo'n knijpband om je arm gedaan en ging ie met zo'n bal letje pompen?Weer een knik.En vertelde ie je toen, dat je geen zout mocht gebrui kenWeer een knik.... „Zie je wel, hoge bloeddruk. Je bloed moet naar beneden. Je ken er oud mee worden, maar je moet voorzichtig wezen. Hier een pracht-middel. Voor f 1.75 dat flesje. Pak aan...." Het boertje overhandigt met een brede grijns het gevraagde bedrag. Dan dringt een andere man naar voren, lang en met een maaglijders-gezicht. Ook die begint onverstaanbaar te mompelen.. „Dus jij hebt bloed in je ontlasting? Is het donker of licht?" De man lispelt iets „Donker dus? dan moet je naar de dokter, niet mee blijven lo pen. Je eigen laten doorlichten. En gauw ook!" De koopman schuift zijn hoed achter op zijn hoofd. Hij heeft het warm. Zijn snelle ogen schie ten over zijn auditorium. Dan neemt hij zijn hoed af.... „Een pracht van een haardos, hè men sen? Veertien daag geleden nog zo kaal als een biljartbal. Mijn vrouw zegt op een avond.„Jan, ik wil niet langer tegen die kale knikker van jou kijken, 't Hangt me ellen de keel uit." Wat doe je dan? Ik grijp naar de Tele graaf en zoek een advertentie voor haarmiddelen. En kijk nou is mensen, wat een dos! In veer tien dagen! Allemaal sterk, ge zond haar!" (Hfj plukt aan zijn lokken en grijpt dan naar zijn baard),En hier heb je de wortels helemaal! Pracht middel niet? En weet je wat het nou was, dat haarmiddel? Niks an ders dan urinezuur van een drachtige merrie. Kosten? Een kleinigheid maar, f 5.25 een fles je. 't Was te geef. Maar als jul lie een kale kop hebt, geeft dan geen geld uit. Gaat onder je drachtige merrie staan als hij pist en je hebt precies hetzelfde resultaat, gratis voor niks. Ja, ja Dat zijn wat ik noem kwakzalversmiddelen Het gaat al maar door. Eén la wine van woorden, grappen, le venswijze lessen en aanprijzen van zijn middeltjes. Voor zweet voeten en zweethanden, rheuma- tiek, eksterogen, aambeien, bron- chitus, hartkloppingen, zenuw stoornissen hoofdpijnen, oorpijn, enz., enz. Voor elk mankement is er een kruid gewassen verkon digt hij. Want God heeft gezorgd, dat de natuur zichzelf helpen kan Als een souverein dictator staat hij daar, wijdbeens, de han den in de zakken van zijn smet teloos, witte doktersjaseen glimp ran minachting in zijn toe geknepen, slimme oogjes. Tussen zijn beweeglijke lippen kleeft een sigaret, achteloos.... En alles aan hem is achteloos, de manier waarop hij schouderophalend, zijn flesjes en potjes kruiden uit deelt aan de van alle zjjden hem toegestoken grijphandenach teloos het gebaar waarmee hij de papieren guldens en rijks daalders verfrommeld in zijn jaszak steektMaar wat een mensenkennis in die voorgewen de achteloze gebaren. Want het is een bestudeerde, met geraffi neerde mensenkennis specu lerende achteloosheid- Zoals alles aan deze man vanzelfsprekend 1k t, maar grondig bestudeerd is de manier waarop hij zijn hoed een weinig naar rechts duwt, achterop zijn zwaar be- harde schedel, de wijze, waarop hij één voet op zijn stoel plant en in zijn handen wrijft, het ge baar waarmee hq in ontspan nende rusthouding zich op zijn stoel laat glijden, schuin de rug leunend tegen zijn parasolstok, of de manipulatie van zijn, een eigen taal sprekende handen, die hij zegenend, dreigend, vuisten- ballend, over zijn publiek laat spelen, de gesticulatie van zijn lenig lichaam, wanneer bij zich voorover buigend, zijn publiek, man na man, persoonlijk toe spreekt, alsof er verder geen publiek meer om hem heen staat En men onttrekt zich tenslotte aan deze massasuggestie met de erkenning, dat hier weer eens een demonstratie vertoond werd van de grilligheid en speelsheid van de geschiedenis eens men sen, die als toneelspeler een genie, als politicus een eerste demagoog, en als theologisch professor een homeleticus van de eerste rang zou zijn gewon den, maar die hier zijn potjes en doosjes staat te verkopen, onverschillig en achteloos de verfrommelde papieren guldens en rijksdaalders in zijn jaszak stoppend.... 'tis tóch immers alles maar voor mijnheer Lief tinck!

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 6