ons Él n 11 Hl ggg lü §j| üf ÉH SU iH lü S iü lü ÜP m m if Ét m m iü Ui IB B B PU 1 m i i i M w itt r si W i m SP ui m lü iü HP b B^S ^B^B^ Onze Opstellenwedstrijd ft DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS Een vriendelijk gelaat Vrijdag M April 1950 T ZEEUWSCh WEEKEND Pagina 4 één vers één en eindigend bij het laatste hoofdstuk van het Boek der Openbaring. Ik denk, dat ik heel de Bijbel toch minstens een keer of twintig zo in zijn geheel gelezen heb. En op die manier wordt het Boek je op de duur tot een geestelijk eigendom. Daar moet jü ook eens mee beginnen neef. Want je weet, wat die Bij bel eigenlijk is? Hij is de vriend, die je altijd en op de juiste ma nier de zuivere Waarheid vertelt. En dat is het, wat we zo nodig hebben. De Waarheid en niets dan de waarheid. Die hoor je nergens anders in heel de wereld niet. Al les is verleugend. Zelfs al willen de mensen de waarheid spreken dan liegen ze nog, bewust of on bewust. Hoe waar wordt het woord der Schrift je, als je ouder gaat worden. God is waar achtig, maar alle mensen zijn leu genachtig. Heus neef er is in deze wereld geen waarheid te vinden dan alleen in de Bijbel. En die waarheid nu moet ons vrij maken, moet ons verlossen van onze le vensangst, van onze onzekerhe den, van onze nervositeit. Natuurlijk is de Bijbel op zich zelf niet iets bijzonders. Er zijn mensen, die geloven, dat de Bij bel 'n heilig boek is in zijn stoffe lijke gedaante. Dat is onzin. De Bijbel wordt gedrukt met dezelfde letters, waar een goddeloze roman mee gezet wordt en op hetzelfde papier en met dezelfde persen, waarmee leugenachtige propa ganda gedrukt wordt. Dat boek op zichzelf betekent niets meer dan een ander boek, al zul je groot respect hebben voor de oude Statenbijbel, die je van je groot vader ge-erfd hebt. Maar het komt er op aan, wat er in staat. En ook daarmee kan de vader der leugenen je weer misleiden. Je kunt de dingen, die in de Bijbel -►nan, gaan vergeestelijken op 'n manier, dat je toch weer bezig 1 ent leugens te lezen in plaats van het zuivere Woord Gods. Zo listig is de duivel nu eenmaal. Het zal er daarom op aankomen, dat we de Bijbel biddend lezen en onderzoeken, nuchter, met geheel je verstand en je hart en lezen precies wat er staat. Je krijgt dan een levens- en wereldbeschouwing, die je rust geeft, diepe innerlijke rust met de gang van je persoon lijk leven en ook met de gang van de hele wereld om je heen. Je hebt dan een rustpunt, waarop je staan kunt. Iemand heeft eens gezegd, geef mij een plaats om op te staan en ik draag de hele aar de. Welnu: de Bijbel geeft je zulk een plaats, waarop je staan kunt om als een Atlas de hele wereld te dragen Dat is het voorrecht van wie geldVen kan, en het is de diepe armoe van ieder, die dat missen moet. Je oom DAAF. Ï3£aetne*i in duió. EEN VAAS BLOEMEN. Nu de tulpen overal bloeien en allerlei voorjaarsbloemen vol op verkrijgbaar zijn, zullen we ons eens bezig gaan houden met het vullen van een vaas met bloemen. Het beste kunt U een bekervormige vaas nemer^ liefst zonder versieringsmotieven. Dit leidt de aandacht maar van het geheel af. We betfinnen met een paar korte bloemen en gaan zo geleidelijk verder met wat lan gere. De hoogte van het geheel mag ongeveer 21i maal de hoog te van de vaas zijn. De middel ste bloemen komen het hoogst, terwijl een paar bloemen met ge bogen stelen sierlijk over de rand van de vaas heen buigen. Zoek niet altijd de mooie, rechte stengels uit. Juist een paar karakteristieke kromme stelen geven cachet en zwier aan het geheel. Een paar kortere bloe men er in om ook de nodige diepte te verkrijgen, en U zult zien, dat U van Uw bloemen meer plezier hebt, dan wanneer U ze zomaar in het water laat zakken. Ze komen dan niet ten volle tot hun recht. Doe de vaas goed vol met wa ter en ververs dat om de twee dagen. Laat Uw afgesneden bloe men nooit in de zon staan; ook niet in een rokerige kamer met veel bezoek, want dan zullen ze gauw weg zjjn, de bloemen, be doel ik. SANDERSE. Redacteur: li. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. Verlieswinstremise. Het bovenschrift in „Dambode". Een party tussen (zwart) J. Steenhuis en R. C. Keiler, Am sterdam. 4237 zwart speelde in hevige tijdnood 2429. Wat er volgde 26—21 17x37, 44—40 35x44, 25—20 14x25, 37—31 36X27, 32x1 23x43, 1x14 en zwart ver liest de partij. m m m Wb. W, wf De heer J. H. Ansems maakte van de diagramstand een ana lyse. Var. 1: .42—37 7—12, 31—27 24—29, 28—22 17x28, 27—21 16x27, 32x21, 29—34, 21—17 12x21, 26X17 34—40, 44—39 40—45, 17—12 45—50, 38—32 De heer Steenhuis toonde ech ter aan dat remise mogelijk was. 42—37 7—12, 31—27 24—29, 44—39 29—34, 39x30 35X24, 28—22 17x28, 27—21 16x27, 32x21 en doordat zwart na 29 te hebben bezet niet 2833 kan spelen wegens het plakkertje 25 20 is winst niet meer mogelijk. Speelt zwart in deze variant i.p.v. 2934, 1218 dan volgt 25 —20, 14 x25, 27—21, 16 x 27, 32 X12, 23x 34, 12X14, 34—39, 26— 21, 39—43, 21—17, 43—48, 17—11, 48X31 11—7, 314, 7—1, 29—33, 1—34, 33—38, 34—29 en 29—15 met remise (Ansems). Aardig is ook de volgende va riant: 42—37, 31—27, 24—29, 44—39, 29—34, 39X30, 35x24, 38—33?, 12—18? (winst geeft 23 —29, 28—23, 19x39, 27—22, 17x 28, 32X43, 24—29, 43—39, 12—17, 27—32, 16—21, 32—28, 21—27 en wit moet offeren), 3731, 23 29, 25—20! 14X25 (gedw.) 27— 21, 29x36, 21X14 met remise. Er zit wel iets in deze stelling. Zouden de mogelijkheden zijn uitgeput? Opmerkingen van lezers gaar ne tegemoet ziende. Uit eigen kring." 50x33, 127 (op 128 dan 33—15) 33—50. Var. II: 42—37 7—12, 31—27 24—29, 27—22 29—34, 22x11 16x7, 44—39 (op 37—31, 34—40, 38—33, 40x49, 32—27, 23x21, 26x8, 7—12, 8x17, 49—40 (wint zwart door de dreiging 14—20) 34x43, 38x49 35—40, 37—31 12—17, 31—27 40—45, 49—44 (op 27—22, 17—21, 26x17, 4550, 49—43, 5045, 43—39, 23—29, 25—20, 14x25, 32—27, 29—33, 17—12, 7x18, 22x24, 33x31, 24—29, 45—50, 39—34, 5022 en zwart wint). 1722, 27x29, 45—50, 44—40, 50x22, 40—35, 224 «n zwart wint. Var. III: 42—37 7—12, 38—33 16—21.' (12—18, 31—27, 23—29, 26—21, 17x26, 28—22, 29x38, 32x43 remise) 4439 (op 28—22, 17x50, 26x8, 23—29, 3126, 5017, zwart wint op 31—27, 23—29, 27x16, 29x27, .26—21, 17x26, 16—11, 27—32 zwart wint en op 4440, 35x44, 28—22, 17 x 39, 26 x8, 44—50, 31—26, 23—29, 26—21, 39—43, 82, 4348 zwart wint). 1218 39—34, 18—22, 23—29, 24x33, 28x39, 19—24, 39—33, 23—29, 34X23, 35—40, 3—28, 22x33, 23—18, 40—44, 18—13, 33—38, 32X43 44x50, 31—27 21x41 en zwart wint. Zwart speelde 39? Is dat de juiste zet? De wereldkampioen dhr Piet Roozenburg, zal een match spe len tegen de ex-wereldkampioen dhr Maurice Raichenbach op 6 en 8 Mei in Hilversum. Organisatoren Hilversums Dam- genootschap en Ph. J. Stam. De plaatjes van les 48 van „Taal III B" van Paulusse en Voor winden. DE STOUTE SLAGERSJONGEN „Leen", zei slager Dirksen, „jij moet eens vlees gaan brengen naar van Ginneken, je weet wel in de Paspoortstraat op de hoek. Ga maar op de fiets, je mag mijn fiets wel even gebruiken. Dade lijk terugkomen hoor! Hier heb je de mand met worst en vlees". Leen pakte de mand aan, ging de winkel uit, pakte de fiets, zet te de mand erop, en reed weg. Hij was nog niet ver weg, of hij kwam voorbij een weiland, waarop zijn makkers aan het voetballen waren. „Toe Leen", zei er een, „kom ook mee spelen". „Ja maar", zei Leen, „waar moet ik de fiets dan doen en de mand?" „Je zet de fiets maar tegen een boom en de mand zet je op de bagagedrager". „Vooruit dan maar", zei Leen. Hij zette de fiets tegen een boom, en liep gauw naar de jongens. Hij was nog njet zolang bezig, of hy had de bal in het doel ge schopt. Er gaat een hoeraatje voor hem op. Maar hy zag niet, dat Bello de worst rook, en naar de fiets ging, de worst pakte, en ,o, o, riep Leen, „de worst", maar Bello liep weg. Maar Leen had ook benen, hy rende de hond achterna, maar Bello was hem te vlug af. Leen kon hem niet meer inhalen. Nu zat er niets anders op, dan maar terug te gaan. Hij stapte op de fiets en hing de lege mand aan zijn arm. O, o, wat zal de baas zeggen Als hy voor straf maar niet weggejaagd wordt. Want dan zal hy van vader ook wel straf krijgen. Hy was al spoe dig by het huis van de slager. Hy stapte van de fiets af zette hem op zijn plaats. Dan stapte hy de winkel binnen. De slager stond achter de toonbank. „Heb je de worst gegeven?" vroeg de slager. „Nee baas", zei Leen. „Hoe komt dat? vooruit zeg op." Leen vertelde alles. „Ik heb je toch gezegd dat je direct terug moest komen, en nu ben je nog al gaan voetballen ook, 't is wat moois, vooruit ik kan je niet meer gebruiken, een knecht die mijn dure worst laat opeten door zo'n straathond!" „Ja, maar „Er is niets te maren, vooruit naar huis, ik wil je niet meer in mijn slagerij hebben." Leen ging huilend naar huis. MINA v. d. HIELE, klas 4, Chr. School, 's-Gravenpolder. door M. v. d. Bosch. „Nee Koos, zo spreek je niet van de veldwachter", viel vader hem in de rede. „Het was niet erg schien hebben jullie ook wel niet alles goed verstaan". „Vraagt U 't maar aan Boude wijn, die heeft 't net zo gehoord". „Nu jongens, weet je wat ik doen zal. Ik zal Dik maar hier laten, en er zelf even langs fiet sen, om precies te vertellen, hoe de vork in de steel zit". „Zullen Boudewijn en ik het anders even doen?" vroeg Koos, die wel zin had in zo'n avontuur tje. Maar daar kwam niets van in. Zo kwam het dat de veldwach ter al zo vroeg bezoek kreeg. Eerst was hy zo boos, dat hy niet luisteren wou. Maar vader wist het toch te winnen, en vertelde "lies heel rustig. Ook wat de jngens 's avonds by de brand ge hoord hadden. „Ja, zoiets heb ik wel gezegd", verklaarde de veldwachter. „Maar ik meende het zo erg niet". Hy begreep nu wpl, dat Dik het niet gedaan had. Koos had juist de laatste blanke aardappel in de emmer gemikt, toen het bekende fluit je Boudewijn aankondigde. „O, gelukkig, daar zit je!" was zijn eerste uitroep, naar Dik wijzende. „Ik was al bang, dat de veldwachter je weer opge pikt had. Maar je hoeft niet bang meer te zijn, hoor. Groot moeder heeft een briefje aan de veldwachter geschreven en Be rend is er al mee weg". „O en vader is er ook al naar toe geweest!" riepen de kinde ren tegelijk. „Als hij het nu nog niet gelooft!" Dik vond het maar wat fijn. Want eerst was hy nog wel bang geweest, dat de veldwach ter hem weer zou komen halen. Nu was er heus geen kans meer op. Boudewijn liet een paar steentjes in de emmer plonsen: „Ik wou maar, dat hij de echte gepakt had, inplaats van Dik, dan had ik myn fiets misschien ook terug gehad. Nu moet ik het maar steeds zonder doen, 't is wat lekkers, hoor!" „Nou", dacht Koos, „Stel je voor, dat het de zyne eens was, maar die stond gelukkig nog veilig in het schuurtje. „Zullen we nog eens naar het kamp gaan?" vroeg Boudewijn, toen de jongens aan het oprui men waren. „We zijn er gister ook al niet geweest, en ze zou den vandaag toch weggaan". Ja, dat was waar ook. Door die inbreker hadden ze heel de kamp jongens vergeten. Een poosje later gingen ze met z'n drieën op stap. Ze waren nog een flink eind van het kamp af, toen ze aan het gejoel en ge schreeuw al hoorden, dat de jongens nog „thuis" waren. „Ha, kijk eens!" riep Koos, toen ze op het open terrein kwamen, „het lijkt wel schoon maak!" Het was ook een komiek ge zicht. Al de jongens waren be zig hun dekens uit te kloppen, en ze hielden een soort wed strijd, wie er het meeste lawaai mee kon maken. Het was maar goed, dat de moeders zo ver weg waren. Die hadden vast wel bedenkelijk gekeken, dat de jongens er zo wild mee omsprongen. „Gaan jullie al weg?" vroeg Koos aan een jongen, die het dichtst bij hem stond. „Ja, vanmiddag. We gaan weer helemaal op de fiets. En vanmorgen hebben we ook al zo'n fijne tocht gemaakt". „Dan zijn jullie zeker wel vroeg op geweest?" „Nou joh, om vijf uur al. We wilden de zon op zien kranen, maar eer we goed en wel op de hei waren, was het natuurlijk al te laat". Daar kwam Piet aan. Hy had de jongens van het Boshuis ont dekt, en beschouwde ze nog steeds als zijn speciale vrienden. „Wat faan, benne jullie geko men om ons goeiedag te seg- gen? We gane vandaag weg, maar ik zou liefer nog wat blij ven. Je kunt hier so faan naar de lucht kaake, bij ons uit het raam zie je maar zo'n klaan streepje". De jongens moesten toch weer lachen om Piet, en meteen gaf Boudewijn Koos een stomp. „Kijk, daar heb je de nachtheid ook!" fluisterde hij hem in. „De nachtheid?" vroeg Koos verwonderd, niet wetend wie Boudewijn bedoelde. Maar Piet had het ook gehoord, en het wèl begrepen. „Ja, hij bedoelt Kesie natuurlijk. Dat was toch een toffe nacht met die spauke. Jullie bent nog wel bedankt voor de vertoning, wat was het toch leuk". Daar kwam mijnheer Wils naar buiten. Toen hy de jongens ontdekte, vroeg hij of ze geen zin hadden, hem op zijn laatste tocht een eind te vergezellen. Nu, daar voelden ze wel voor, ze hadden het altijd wat leuk gevonden in het kamp. Dik had ondertussen een hele schaar jongens om zich heen verzameld, en vertelde nu van de inbraak en zijn avontuur met de veldwachter. Of ze luisterden. Het was maar goed, dat Koos en Boude wijn het niet hoorden, want al vertellend maakte Dik het nog veel mooier, dan het al was. 's Middags waren ze precies op tijd bij het kamp. Boudewyn had de fiets van Berend gekre gen, dus kon hij toch ook nog mee. De jongens stonden al gepakt en gezakt klaar, zoals ze ze de eerste keer hadden zien voorbij rijden. Allen waren ze nu flink verbrand en hadden ze haast al lemaal hei op hun fiets gebon den. Piet keek helemaal niet vro lijk, het was niets naar zijn zin, dat ze weg moesten. „Me ware liefer hier geblefe, het was er faan, hoor!" deelde hij de anderen mede. Een driewerf hoera voor het kamp, voor de hei en de bossen, en daar gingen ze. Koos moest voorop rijden, omdat hy een mooi fietspad wist, waar de jongens nog niet geweest waren. De tocht was nog maar pas begonnen, toen er al een band klapte. Maar mijnheer Wils had er rekening mee gehouden, dat die dingen gebeuren konden. De twee jongens, die al de banden hadden hersteld, die er deze week gesprongen waren, en al heel wat van die karweit jes «opgeknapt hadden, waren er nu ook weer gauw bij om een pleister op de wond te leggen. Onderwijl zaten de andere jongens aan de kant van de weg of dwaalden een eindje het bos in. Om ïamiHMad behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en 'tSCHOUWSCH DAGBLAD van 14 APRIL 1950, No. 1535 Exploitantc Oosterbaan Le Cointre N.V., Goes eei/u/scH u/eexem VOOR DE ZONDAG Wanneer de bekende christen- dichter Willem de Mérode zyn vers sehryft over de Antichrist, ontwerpt hij van hem het volgen de beeld: En al den kindren was hy een [gespeel. De knapen liet hy op zyn [paarden rijden. Meisjes vertelde hy, totdat ze [schreiden, 't Menschengeslacht behoorde [hem geheel. En heel de heerlijke aarde was [zyn rijk. Hy strooide vreugde in de [droefste zielen, Hy vroeg hen niet om voor hem [neer te knielen. Want wie hem zag, bood vrij [hem huldeblijk. Niet waar dat is volstrekt geen afschrikwekkend beeld, van hem over wie de Bijbel ons toch spreekt als van het „beest" of de „rode draak" uit de afgrond. We zien hier volstrekt geen „draak", maar een zeer beminnelijk, vrien delijk mens, die begaan is met de ellende van het mensdom. Toch hebben wij hier niet met een onverzoenlijke tegenstelling te doen. Het één en het ander is waar. Zy sluiten elkander niet uit maar juist in. We hebben er iets van kunnen proeven onder het Hitler-regime. Tijdens de oorlogsjaren is er een klein boekske verschenen, onder de titel: „Wilt u de waarheid we ten?" met als ondertitel: „Hit- Ier, zooals men hem aan u getoond heeft en zooals hij in werkelijk- heid is". Dit boekje is in millioe- nen exemplaren over Europa ver spreid. Daarin vindt men een ver zameling foto's, waarin Hitier vertoond wordt, zoals de vijand hem graag zag en zoals hij werke lijk was. B.v. op een pagina een carrikatuur, waarin hij als een machtswellusteling, met de éne voet op de nek van een pastoor en met de andere op die vah een do- miné staat, de foto daarnaast laat hem zien in devote gebedshou ding by het aanhoren van het dankgebed: „Wilt heden nu tre den" bij een jubelende betoging in Wenen na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland. Andere foto's laten hem zien, zich diep vooroverbuigend om een klein meisje een handdruk te geven. Een vriendelijk gelaat en een blij lachend onschuldig kind. Elders legt hij zegenend een jonge mén de hand op het hoofd bij een mas sabetoging van de jeugd. Hij spreekt vriendelijk tot een vrouw tje uit het volk, begroet jubelen de boerenmeisjes, zet zijn hand tekening in het album van een kleine dreumes, buigt zich voor een stok-oude man: hu speelt met een hond, geeft een paard een klontje, peinst aan het graf van zijn oudersEn wie denkt bij zulke foto's niet aan De Mérode's vers. En tochmen behoeft het tot In 't diepst van de ziel schokken de boek „Stalingrad" slechts te le zen om 'n weinig te beseffen, door welk een duivelse geest deze man bezield is geweest. Dan zwijgen we maar over de rest. We zijn zo licht geneigd bij het lezen van het Boek der Openba ringen, ons in te stellen op een beeld van de antichrist, dat op een vóór-wereldlijk monster li.ikt een gedrocht uit de oertijd, dat het ganse mensdom haat en ver nietigen wil, een op mensenbloed en -vlees belust monster. Maar niets is minder waar. De satan is het niet te doen om mensenvlees, maar om des mensengeest. Zo gauw hij er aan toe is mensen vlees te gaan vernietigen, bewijst hij daarmee, dat hij verloren heeft, en dan koelt hy de wraak nog wat aan mensenvlees. Maar het is hem er niet om te doen. Hy wil de geest des mensen. En daar om moeten we de bloedige tafe relen, de drakenfiguren uit het laatste Bijbelboek zien als sym boliek van een geestelijke worste ling tussen beest en Geest. De Mérode heeft dit wel juist gezien. En ons in zyn gedicht een waarschuwing willen geven ons niet te laten misleiden, zoals Hitier er millioenen misleid heeft. De antichrist komt als de grote mensenvriend, de weldoener van het ganse menselijke geslacht. Hy zal wonderen doen, vooral op economisch terrein, er zal over vloed zijn van brood en spelen, van voorspoed en welvaart, van vrede en wonderen der techniek. Inderdaad: hij strooit vreugde in de droefste zielen. Zódat heel de wereld zich zal verwonderen ach ter het beest. De grote boycot zal dan ook alleen maar gaan tegen dat kleine groepje, dat nog Kerk Ik ben de Opstanding, zegt de Heiland. Let wel, m'n le zer, Jezus zegt niet: Ik word Opstanding, neen Ik ben het, getuigt Hij. Jezus Christus heeft de drievoudige dood overwonnen. Dat niet alleen, hoe mach tig groot dit feit op zichzelf reeds is, maar Hij heeft de zwarte vijand ook ontkracht. Christus kon, als de Gezalfde Gods, hem aan en dorst hem aan. Hij ook alleen maar. Nie mand, naast Christus, is tegen deze brute macht, opgewas sen. Hij heeft dit gewrocht, om Zijn heerlijke Vader, voor Zijn dierb're bruid. Immers, zij ligt van nature, in de drie- yjk ben de voudige dood. In zichzelf door eigen kracht kan ze hem nooit ontkomen, veel minder er uit opstaan. Zij wil dit ook niet. Van na ture is de zondaar, in de dood in z'n element, als in 'n vis in 't reine water. Zodra de stem des Almachtigen, in 't dode hart wordt vernomen, staat de arme zondaar op uit de doden. Maardoor Christus gerechtigheid, door Christus kracht, door Hem alleen. Christus getuigt, ook 't Le ven te zijn. Inderdaad. Wan neer de geroepen zondaar, op des Heeren machtwoord, op staat leeft hij. Met 't oog des geloofs, ziet hij eigen „zonde- Opstanding en het Leven; Joh. 11 :25m. schuld". Hij treurt en weent er om. Een liefderijk God is beledigd, 't Leven is verbeurd; de dood eeuwig verdiend. Hij is gena diglijk opgestaan; genadele ven, is z'n eeuwig heil. Nu troost de opgestane, le vende zondaar, niet altoos! Nee, hij zingt öök: 'k Zal met m'n ganse hart weer ver melden, Heer! U dank bewij zen. Is Hfj ook uw Opstan ding, m'n lezer? Dan treurt ge over U zelf, en ge juicht tevens, in God. Alleen door Jezus Christus, de Opgestane, en de Opstanding. B. A. GRUPPEN. is, ware Kerk, (want de valse kerk zal groot zijn in die dagen). En tegen dat groepje zal hij zijn millioenen bewonderaars vergade ren en opzwepen tot de laatste eindstrijd, want zij zijn de spel brekers, in de nieuwe grote wereld-eenheid. Daar kreeg ik van de weke weer een lange brief van een le zer, die me wat vertellen wou naar aanleiding van wat ik jul- der geschreve heb over dat gebrek aan vrouwelijk personeel in de ziekenhuize en in de huishouwens. Mijn vrind is het daar best mee eens en schreef me nou een dikke brief, waarin hij ook op het vol gende de aandacht is wou vestige. Hij schreef me dan: Nu hoorde of las ik ook dat er van de terug kerende militairen (dat toch onze jonges zijn) die geen werk kunnen krijgen. Nu dat is een droevig iets voor zulke jonge gezonde mensen. Eerst kunnen ze daar ginds het spit gaan afbijten onder zulke bizonder ongunstige om standigheden en steeds in ge vaar van hun leven en nu, nu ze terug moeten komen, nu is er ginds geen plaats meer voor hen nu hun zware en moeilijke taak daar is afgelopen, en hier is er voor vele ook geen plaats in de maatschappij. Ze worden met vele dankwoorden en allerlei meer ontvangen en met allerlei voor uitzichten, die in 't uitzicht wor den gesteld, doch dan is het ook gedaan voor velen hunner En als mijn beste vrind daar zijn hart over gelucht heit begint ie over wat anders dat ook zijn andacht trok. Hij schrijft daar over: Flip Bramse heb het ook over allerlei vrouwelijk hulp waar die broodnodig, maar niet is. en waar die niet nodig maar wèl is. Hoe komt dat? Er zijn door ge brek van onze jongens te veel meisjes en vrouwen te werk ge steld, waar ze nu wel gemist kun nen worden. Gingen die nu weer naar huis dan kwam er weer meer plek voor onze jongens. Zou daar aan niet eens wat meer aandacht kunnen besteed worden Ik vind wel enig over en weer gepraat en geschreven over deze dingen, maar er moet opgehamerd worden geve en weer tevredenheid en hui selijkheid, omdat anders de grote afval zal doorgaan, dan ken ik hem dat best nazegge. En dan geeft 't niks beste vrind al wil je je naam niet onder je brief zette, omdat je bang ben asdat je 't niet goed genocht zeg ge ken. Dat komt er allemaal niks op an. Ik weet zeivers ook wel dat me briefies in 't Weekend niet helegaar onberispelijk benne. Me zeune, die op de Ulo gaat zeit zelfs dat er geen letter van deugt (zo is de jeugd teugeswoordig) maar het komt er maar op an of de inhoud goed is en we mekare ken nen verstaan en as ik dat briefie van jie lees dan begrijp ik je direct man en dan zeg ik, dat krant uit een gezond hart, en uit 'n gemoed dat gewend is bij de Bijbel te le ven en dan komt het restje er niet veul op an. Je schreef me asdat je een trouwe lezer t>en van ons „Weekend", nou dat doel me goed, ik lees ook het meeste wat er in komt en ken me over het alge meen er aardig mee verenige. De zaak is, dat we er geklank van Gods Woord er in magge belus- tere, want daar komt het maar op an, zou 'k zo denke. We motte het geklank hore en dan natuur lijk er ook naar leve. Nou dat wens 'k je van ganser harte toe, wederkerig je FLIP BRAMSE. en gezegd dat dit spoedig veran derd moet, wil men tot een goede oplossing komen. En dan komen de meisjes vrij voor hun eigenlijk werk en kunnen weer een nor maal leven beginnen te leiden en zal God Zijn zegen daaraan niet onthouden. Er zijn duizenden meisjes op kantoren, in 's Rijks dienst, in fabrieken en wat niet al. Het is voor de meisjes zelf ook niet goed. Ze leren er niets goeds mee en zeker niet hoe zich als vrouw in de wereld te gedragen.... En wanneer mijn beste vrind over dit onderwerp zijn hart ge lucht heeft (en ik ben het er goed mee eens) dan begint hij over wat anders. Hij schreef me: Als we het alles zo is aanzien wat is er dan in onze tijd een schijnbare voor uitgang op alle gebied in vergelij king met 50 jaar terug. Maar dat is geloof ik toch maar schijnbaar. Wat was er toen een gezellige huiselijkheid en veel meer tevre denheid als tegeswoordig, ook on der de jongeren. Als ik bedenk dat men vroeger op een durp wo nende des avonds bijna altijd thuis was en men samen b.v. een van allen een boek hardop voorlas, va der of een van de broers en men daarna als jongens en meisjes dan op bed nog gezellig over dat boek aan het napraten was, wat is dan onze tijd toch arm geworden. Men ging vroeger een enkele avond naar de jongelingsvereniging en een keer naar de catechisatie, wat voor de meisjes altijd in de mid dag viel en niet eens 's avonds en toch was men gelukkig en tevre den. Er was een stille rust in de huiselijke kring En zo gaat mijn vrind nog een poosje door met grote waarheden te vertellen, die wel weer eens gehoord magge worden, zou ik zo is denke. Ik ben 't teminste goed met 'm eens. En as ie an 't end van zijn brief zeit: dat ie hoopt dat de Here verootmoediging mag itemuwJMMUS- Dc A,T.-reeks Een uitgave van de „Wereld bibliotheek", in combinatie met Van Ditmar N.V. Wij ontvingen in deze serie de vier volgende boekjes: No. 1: „Met kapitein Scott naar de Zuidpool", door N. G. Hazel- hoff; No. 2: „Een strijd op leven en dood", door Carl Stephen son; No. 3: „Rob's Avontuur met de Ph. Tee", door Leonard de Vries en No. 4: „Toemai van de Olifanten en Rikki Tikki Tavi", door Rudyard Kipling. Een serie, die we nu eens zonder enige restrictie en van geheler harte kunnen aanbevelen. Voor al onze jonge mensen hebben hier iets van hun gading. Boei end, met spanningen, die je al les om je heen doen vergeten en tevens leerzaam. Je dringt door in de wonderbaarlijkste ge heimen van de rimboe's, de wil dernis, de natuurkrachten en het menselijk vernuft om deze ver nielende en vernietigende krach ten te keer te gaan. We beginnen er niet aan de inhoud van deze werkjes na te vertellen. Dat zou tegenover de uitgeefster van de „Wereld bibliotheek" niet fair zijn. We verklappen hier alleen iets van de wijze van uitgave van deze bi zonder aantrekkelijke serie. De omvang van elk deeltje bedraagt 32 pagina's in het formaat 15 x 21 cm. Elk deeltje wordt ruim geïllustreerd. Per maand ver schijnt één deeltje. Ik ben daarom zo blij met deze uitgave, omdat ze werke lijk in een behoefte voorziet. Er was gebrek aan dit soort lec tuur. In de eerste plaats, omdat bijna alles wat spanning vraagt, een ongezonde strekking heeft en bovendien, omdat de meeste boeken, prullen zijn, die nog heel duur betaald moeten wor den bovendien. Dat is hier niet het geval. De „A.T.-Reeks" is spotgoedkoop, heeft de spanning waarom men tegenwoordig vraagt en dringt de geboeide le zer bovendien de goede richting in. Hij ontvangt onderwijs in de natuur, de dierenwereld en Gods gave schepping, terwijl dc tech niek van onze tijd een behoor lijk woordje meespreekt, zonder dat zij wordt verafgood. Wij wensen de firma's Van Ditmar N.V. en de Wereldbiblio theek N.V. (de beide uitgeefsters van de A.T.-Reeks) van harte succes met deze uitgave. AfiPiokLótnen Vrijwel de beste manier om hogerop te komen is met beide benen stevig op de begane grond te blijven. De spreuken, die ons het best bevallen, zijn niet de diepzin nigste, doch die welke met onze ervaring stroken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5