ons
Él
n
11
Hl
ggg
lü §j|
üf
ÉH
SU
iH
lü
S iü
lü
ÜP
m m
if
Ét
m m
iü
Ui
IB B
B
PU 1
m
i i i
M
w
itt
r si W
i m
SP
ui m
lü iü
HP
b
B^S
^B^B^
Onze
Opstellenwedstrijd
ft
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
Een vriendelijk gelaat
Vrijdag M April 1950
T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina 4
één vers één en eindigend bij het
laatste hoofdstuk van het Boek
der Openbaring. Ik denk, dat ik
heel de Bijbel toch minstens een
keer of twintig zo in zijn geheel
gelezen heb. En op die manier
wordt het Boek je op de duur tot
een geestelijk eigendom. Daar
moet jü ook eens mee beginnen
neef. Want je weet, wat die Bij
bel eigenlijk is? Hij is de vriend,
die je altijd en op de juiste ma
nier de zuivere Waarheid vertelt.
En dat is het, wat we zo nodig
hebben. De Waarheid en niets dan
de waarheid. Die hoor je nergens
anders in heel de wereld niet. Al
les is verleugend. Zelfs al willen
de mensen de waarheid spreken
dan liegen ze nog, bewust of on
bewust. Hoe waar wordt het
woord der Schrift je, als je ouder
gaat worden. God is waar
achtig, maar alle mensen zijn leu
genachtig. Heus neef er is in deze
wereld geen waarheid te vinden
dan alleen in de Bijbel. En die
waarheid nu moet ons vrij maken,
moet ons verlossen van onze le
vensangst, van onze onzekerhe
den, van onze nervositeit.
Natuurlijk is de Bijbel op zich
zelf niet iets bijzonders. Er zijn
mensen, die geloven, dat de Bij
bel 'n heilig boek is in zijn stoffe
lijke gedaante. Dat is onzin. De
Bijbel wordt gedrukt met dezelfde
letters, waar een goddeloze roman
mee gezet wordt en op hetzelfde
papier en met dezelfde persen,
waarmee leugenachtige propa
ganda gedrukt wordt. Dat boek
op zichzelf betekent niets meer
dan een ander boek, al zul je
groot respect hebben voor de oude
Statenbijbel, die je van je groot
vader ge-erfd hebt. Maar het
komt er op aan, wat er in staat.
En ook daarmee kan de vader der
leugenen je weer misleiden. Je
kunt de dingen, die in de Bijbel
-►nan, gaan vergeestelijken op 'n
manier, dat je toch weer bezig
1 ent leugens te lezen in plaats
van het zuivere Woord Gods. Zo
listig is de duivel nu eenmaal. Het
zal er daarom op aankomen, dat
we de Bijbel biddend lezen en
onderzoeken, nuchter, met geheel
je verstand en je hart en lezen
precies wat er staat. Je krijgt dan
een levens- en wereldbeschouwing,
die je rust geeft, diepe innerlijke
rust met de gang van je persoon
lijk leven en ook met de gang van
de hele wereld om je heen. Je
hebt dan een rustpunt, waarop je
staan kunt. Iemand heeft eens
gezegd, geef mij een plaats om op
te staan en ik draag de hele aar
de. Welnu: de Bijbel geeft je zulk
een plaats, waarop je staan kunt
om als een Atlas de hele wereld
te dragen Dat is het voorrecht
van wie geldVen kan, en het is
de diepe armoe van ieder, die dat
missen moet.
Je oom DAAF.
Ï3£aetne*i
in duió.
EEN VAAS BLOEMEN.
Nu de tulpen overal bloeien
en allerlei voorjaarsbloemen vol
op verkrijgbaar zijn, zullen we
ons eens bezig gaan houden met
het vullen van een vaas met
bloemen. Het beste kunt U een
bekervormige vaas nemer^ liefst
zonder versieringsmotieven. Dit
leidt de aandacht maar van het
geheel af. We betfinnen met een
paar korte bloemen en gaan zo
geleidelijk verder met wat lan
gere. De hoogte van het geheel
mag ongeveer 21i maal de hoog
te van de vaas zijn. De middel
ste bloemen komen het hoogst,
terwijl een paar bloemen met ge
bogen stelen sierlijk over de rand
van de vaas heen buigen.
Zoek niet altijd de mooie,
rechte stengels uit. Juist een paar
karakteristieke kromme stelen
geven cachet en zwier aan het
geheel. Een paar kortere bloe
men er in om ook de nodige
diepte te verkrijgen, en U zult
zien, dat U van Uw bloemen
meer plezier hebt, dan wanneer
U ze zomaar in het water laat
zakken. Ze komen dan niet ten
volle tot hun recht.
Doe de vaas goed vol met wa
ter en ververs dat om de twee
dagen. Laat Uw afgesneden bloe
men nooit in de zon staan; ook
niet in een rokerige kamer met
veel bezoek, want dan zullen ze
gauw weg zjjn, de bloemen, be
doel ik.
SANDERSE.
Redacteur: li. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Verlieswinstremise.
Het bovenschrift in „Dambode".
Een party tussen (zwart) J.
Steenhuis en R. C. Keiler, Am
sterdam.
4237 zwart speelde in hevige
tijdnood 2429. Wat er volgde
26—21 17x37, 44—40 35x44,
25—20 14x25, 37—31 36X27,
32x1 23x43, 1x14 en zwart ver
liest de partij.
m m
m
Wb. W,
wf
De heer J. H. Ansems maakte
van de diagramstand een ana
lyse.
Var. 1: .42—37 7—12, 31—27
24—29, 28—22 17x28, 27—21
16x27, 32x21, 29—34, 21—17
12x21, 26X17 34—40, 44—39
40—45, 17—12 45—50, 38—32
De heer Steenhuis toonde ech
ter aan dat remise mogelijk was.
42—37 7—12, 31—27 24—29,
44—39 29—34, 39x30 35X24,
28—22 17x28, 27—21 16x27,
32x21 en doordat zwart na 29 te
hebben bezet niet 2833 kan
spelen wegens het plakkertje 25
20 is winst niet meer mogelijk.
Speelt zwart in deze variant
i.p.v. 2934, 1218 dan volgt 25
—20, 14 x25, 27—21, 16 x 27, 32
X12, 23x 34, 12X14, 34—39, 26—
21, 39—43, 21—17, 43—48, 17—11,
48X31 11—7, 314, 7—1, 29—33,
1—34, 33—38, 34—29 en 29—15
met remise (Ansems).
Aardig is ook de volgende va
riant: 42—37, 31—27, 24—29,
44—39, 29—34, 39X30, 35x24,
38—33?, 12—18? (winst geeft 23
—29, 28—23, 19x39, 27—22, 17x
28, 32X43, 24—29, 43—39, 12—17,
27—32, 16—21, 32—28, 21—27 en
wit moet offeren), 3731, 23
29, 25—20! 14X25 (gedw.) 27—
21, 29x36, 21X14 met remise.
Er zit wel iets in deze stelling.
Zouden de mogelijkheden zijn
uitgeput?
Opmerkingen van lezers gaar
ne tegemoet ziende.
Uit eigen kring."
50x33, 127 (op 128 dan
33—15) 33—50.
Var. II: 42—37 7—12, 31—27
24—29, 27—22 29—34, 22x11
16x7, 44—39 (op 37—31, 34—40,
38—33, 40x49, 32—27, 23x21,
26x8, 7—12, 8x17, 49—40 (wint
zwart door de dreiging 14—20)
34x43, 38x49 35—40, 37—31
12—17, 31—27 40—45, 49—44
(op 27—22, 17—21, 26x17,
4550, 49—43, 5045, 43—39,
23—29, 25—20, 14x25, 32—27,
29—33, 17—12, 7x18, 22x24,
33x31, 24—29, 45—50, 39—34,
5022 en zwart wint). 1722,
27x29, 45—50, 44—40, 50x22,
40—35, 224 «n zwart wint.
Var. III: 42—37 7—12, 38—33
16—21.' (12—18, 31—27, 23—29,
26—21, 17x26, 28—22, 29x38,
32x43 remise) 4439 (op
28—22, 17x50, 26x8, 23—29,
3126, 5017, zwart wint op
31—27, 23—29, 27x16, 29x27,
.26—21, 17x26, 16—11, 27—32
zwart wint en op 4440, 35x44,
28—22, 17 x 39, 26 x8, 44—50,
31—26, 23—29, 26—21, 39—43,
82, 4348 zwart wint). 1218
39—34, 18—22, 23—29, 24x33,
28x39, 19—24, 39—33, 23—29,
34X23, 35—40, 3—28, 22x33,
23—18, 40—44, 18—13, 33—38,
32X43 44x50, 31—27 21x41 en
zwart wint.
Zwart speelde 39?
Is dat de juiste zet?
De wereldkampioen dhr Piet
Roozenburg, zal een match spe
len tegen de ex-wereldkampioen
dhr Maurice Raichenbach op 6
en 8 Mei in Hilversum.
Organisatoren Hilversums Dam-
genootschap en Ph. J. Stam.
De plaatjes van les 48 van „Taal
III B" van Paulusse en Voor
winden.
DE STOUTE SLAGERSJONGEN
„Leen", zei slager Dirksen, „jij
moet eens vlees gaan brengen
naar van Ginneken, je weet wel
in de Paspoortstraat op de hoek.
Ga maar op de fiets, je mag mijn
fiets wel even gebruiken. Dade
lijk terugkomen hoor! Hier heb
je de mand met worst en vlees".
Leen pakte de mand aan, ging
de winkel uit, pakte de fiets, zet
te de mand erop, en reed weg.
Hij was nog niet ver weg, of
hij kwam voorbij een weiland,
waarop zijn makkers aan het
voetballen waren.
„Toe Leen", zei er een, „kom
ook mee spelen".
„Ja maar", zei Leen, „waar
moet ik de fiets dan doen en de
mand?"
„Je zet de fiets maar tegen een
boom en de mand zet je op de
bagagedrager".
„Vooruit dan maar", zei Leen.
Hij zette de fiets tegen een boom,
en liep gauw naar de jongens.
Hij was nog njet zolang bezig,
of hy had de bal in het doel ge
schopt. Er gaat een hoeraatje
voor hem op. Maar hy zag niet,
dat Bello de worst rook, en naar
de fiets ging, de worst pakte, en
,o, o, riep Leen, „de worst",
maar Bello liep weg. Maar Leen
had ook benen, hy rende de hond
achterna, maar Bello was hem te
vlug af. Leen kon hem niet meer
inhalen. Nu zat er niets anders
op, dan maar terug te gaan. Hij
stapte op de fiets en hing de lege
mand aan zijn arm. O, o, wat zal
de baas zeggen Als hy voor straf
maar niet weggejaagd wordt.
Want dan zal hy van vader ook
wel straf krijgen. Hy was al spoe
dig by het huis van de slager. Hy
stapte van de fiets af zette hem
op zijn plaats. Dan stapte hy de
winkel binnen. De slager stond
achter de toonbank.
„Heb je de worst gegeven?"
vroeg de slager.
„Nee baas", zei Leen.
„Hoe komt dat? vooruit zeg
op."
Leen vertelde alles. „Ik heb je
toch gezegd dat je direct terug
moest komen, en nu ben je nog al
gaan voetballen ook, 't is wat
moois, vooruit ik kan je niet meer
gebruiken, een knecht die mijn
dure worst laat opeten door zo'n
straathond!"
„Ja, maar
„Er is niets te maren, vooruit
naar huis, ik wil je niet meer in
mijn slagerij hebben."
Leen ging huilend naar huis.
MINA v. d. HIELE, klas 4,
Chr. School, 's-Gravenpolder.
door M. v. d. Bosch.
„Nee Koos, zo spreek je niet
van de veldwachter", viel vader
hem in de rede. „Het was niet erg
schien hebben jullie ook wel niet
alles goed verstaan".
„Vraagt U 't maar aan Boude
wijn, die heeft 't net zo gehoord".
„Nu jongens, weet je wat ik
doen zal. Ik zal Dik maar hier
laten, en er zelf even langs fiet
sen, om precies te vertellen, hoe
de vork in de steel zit".
„Zullen Boudewijn en ik het
anders even doen?" vroeg Koos,
die wel zin had in zo'n avontuur
tje. Maar daar kwam niets van in.
Zo kwam het dat de veldwach
ter al zo vroeg bezoek kreeg.
Eerst was hy zo boos, dat hy niet
luisteren wou. Maar vader wist
het toch te winnen, en vertelde
"lies heel rustig. Ook wat de
jngens 's avonds by de brand ge
hoord hadden.
„Ja, zoiets heb ik wel gezegd",
verklaarde de veldwachter. „Maar
ik meende het zo erg niet". Hy
begreep nu wpl, dat Dik het niet
gedaan had.
Koos had juist de laatste
blanke aardappel in de emmer
gemikt, toen het bekende fluit
je Boudewijn aankondigde.
„O, gelukkig, daar zit je!"
was zijn eerste uitroep, naar Dik
wijzende. „Ik was al bang, dat
de veldwachter je weer opge
pikt had. Maar je hoeft niet
bang meer te zijn, hoor. Groot
moeder heeft een briefje aan de
veldwachter geschreven en Be
rend is er al mee weg".
„O en vader is er ook al naar
toe geweest!" riepen de kinde
ren tegelijk. „Als hij het nu nog
niet gelooft!"
Dik vond het maar wat fijn.
Want eerst was hy nog wel
bang geweest, dat de veldwach
ter hem weer zou komen halen.
Nu was er heus geen kans meer
op.
Boudewijn liet een paar
steentjes in de emmer plonsen:
„Ik wou maar, dat hij de echte
gepakt had, inplaats van Dik,
dan had ik myn fiets misschien
ook terug gehad. Nu moet ik
het maar steeds zonder doen, 't
is wat lekkers, hoor!"
„Nou", dacht Koos, „Stel je
voor, dat het de zyne eens was,
maar die stond gelukkig nog
veilig in het schuurtje.
„Zullen we nog eens naar het
kamp gaan?" vroeg Boudewijn,
toen de jongens aan het oprui
men waren. „We zijn er gister
ook al niet geweest, en ze zou
den vandaag toch weggaan".
Ja, dat was waar ook. Door
die inbreker hadden ze heel de
kamp jongens vergeten.
Een poosje later gingen ze met
z'n drieën op stap. Ze waren nog
een flink eind van het kamp af,
toen ze aan het gejoel en ge
schreeuw al hoorden, dat de
jongens nog „thuis" waren.
„Ha, kijk eens!" riep Koos,
toen ze op het open terrein
kwamen, „het lijkt wel schoon
maak!"
Het was ook een komiek ge
zicht. Al de jongens waren be
zig hun dekens uit te kloppen,
en ze hielden een soort wed
strijd, wie er het meeste lawaai
mee kon maken.
Het was maar goed, dat de
moeders zo ver weg waren. Die
hadden vast wel bedenkelijk
gekeken, dat de jongens er zo
wild mee omsprongen.
„Gaan jullie al weg?" vroeg
Koos aan een jongen, die het
dichtst bij hem stond.
„Ja, vanmiddag. We gaan
weer helemaal op de fiets. En
vanmorgen hebben we ook al
zo'n fijne tocht gemaakt".
„Dan zijn jullie zeker wel
vroeg op geweest?"
„Nou joh, om vijf uur al. We
wilden de zon op zien kranen,
maar eer we goed en wel op de
hei waren, was het natuurlijk
al te laat".
Daar kwam Piet aan. Hy had
de jongens van het Boshuis ont
dekt, en beschouwde ze nog
steeds als zijn speciale vrienden.
„Wat faan, benne jullie geko
men om ons goeiedag te seg-
gen? We gane vandaag weg,
maar ik zou liefer nog wat blij
ven. Je kunt hier so faan naar
de lucht kaake, bij ons uit het
raam zie je maar zo'n klaan
streepje".
De jongens moesten toch weer
lachen om Piet, en meteen gaf
Boudewijn Koos een stomp.
„Kijk, daar heb je de nachtheid
ook!" fluisterde hij hem in.
„De nachtheid?" vroeg Koos
verwonderd, niet wetend wie
Boudewijn bedoelde. Maar Piet
had het ook gehoord, en het wèl
begrepen. „Ja, hij bedoelt Kesie
natuurlijk. Dat was toch een
toffe nacht met die spauke.
Jullie bent nog wel bedankt
voor de vertoning, wat was het
toch leuk".
Daar kwam mijnheer Wils
naar buiten. Toen hy de jongens
ontdekte, vroeg hij of ze geen
zin hadden, hem op zijn laatste
tocht een eind te vergezellen.
Nu, daar voelden ze wel voor,
ze hadden het altijd wat leuk
gevonden in het kamp.
Dik had ondertussen een hele
schaar jongens om zich heen
verzameld, en vertelde nu van
de inbraak en zijn avontuur met
de veldwachter.
Of ze luisterden. Het was
maar goed, dat Koos en Boude
wijn het niet hoorden, want al
vertellend maakte Dik het nog
veel mooier, dan het al was.
's Middags waren ze precies
op tijd bij het kamp. Boudewyn
had de fiets van Berend gekre
gen, dus kon hij toch ook nog
mee.
De jongens stonden al gepakt
en gezakt klaar, zoals ze ze de
eerste keer hadden zien voorbij
rijden. Allen waren ze nu flink
verbrand en hadden ze haast al
lemaal hei op hun fiets gebon
den.
Piet keek helemaal niet vro
lijk, het was niets naar zijn zin,
dat ze weg moesten.
„Me ware liefer hier geblefe,
het was er faan, hoor!" deelde
hij de anderen mede.
Een driewerf hoera voor het
kamp, voor de hei en de bossen,
en daar gingen ze. Koos moest
voorop rijden, omdat hy een
mooi fietspad wist, waar de
jongens nog niet geweest waren.
De tocht was nog maar pas
begonnen, toen er al een band
klapte. Maar mijnheer Wils had
er rekening mee gehouden, dat
die dingen gebeuren konden.
De twee jongens, die al de
banden hadden hersteld, die er
deze week gesprongen waren,
en al heel wat van die karweit
jes «opgeknapt hadden, waren er
nu ook weer gauw bij om een
pleister op de wond te leggen.
Onderwijl zaten de andere
jongens aan de kant van de weg
of dwaalden een eindje het bos
in.
Om
ïamiHMad
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
'tSCHOUWSCH DAGBLAD
van 14 APRIL 1950, No. 1535
Exploitantc
Oosterbaan Le Cointre N.V.,
Goes
eei/u/scH
u/eexem
VOOR DE ZONDAG
Wanneer de bekende christen-
dichter Willem de Mérode zyn
vers sehryft over de Antichrist,
ontwerpt hij van hem het volgen
de beeld:
En al den kindren was hy een
[gespeel.
De knapen liet hy op zyn
[paarden rijden.
Meisjes vertelde hy, totdat ze
[schreiden,
't Menschengeslacht behoorde
[hem geheel.
En heel de heerlijke aarde was
[zyn rijk.
Hy strooide vreugde in de
[droefste zielen,
Hy vroeg hen niet om voor hem
[neer te knielen.
Want wie hem zag, bood vrij
[hem huldeblijk.
Niet waar dat is volstrekt geen
afschrikwekkend beeld, van hem
over wie de Bijbel ons toch
spreekt als van het „beest" of de
„rode draak" uit de afgrond. We
zien hier volstrekt geen „draak",
maar een zeer beminnelijk, vrien
delijk mens, die begaan is met de
ellende van het mensdom.
Toch hebben wij hier niet met
een onverzoenlijke tegenstelling te
doen. Het één en het ander is
waar. Zy sluiten elkander niet uit
maar juist in. We hebben er iets
van kunnen proeven onder het
Hitler-regime.
Tijdens de oorlogsjaren is er een
klein boekske verschenen, onder
de titel: „Wilt u de waarheid we
ten?" met als ondertitel: „Hit-
Ier, zooals men hem aan u getoond
heeft en zooals hij in werkelijk-
heid is". Dit boekje is in millioe-
nen exemplaren over Europa ver
spreid. Daarin vindt men een ver
zameling foto's, waarin Hitier
vertoond wordt, zoals de vijand
hem graag zag en zoals hij werke
lijk was. B.v. op een pagina een
carrikatuur, waarin hij als een
machtswellusteling, met de éne
voet op de nek van een pastoor en
met de andere op die vah een do-
miné staat, de foto daarnaast laat
hem zien in devote gebedshou
ding by het aanhoren van het
dankgebed: „Wilt heden nu tre
den" bij een jubelende betoging in
Wenen na de aansluiting van
Oostenrijk bij Duitsland. Andere
foto's laten hem zien, zich diep
vooroverbuigend om een klein
meisje een handdruk te geven.
Een vriendelijk gelaat en een blij
lachend onschuldig kind. Elders
legt hij zegenend een jonge mén
de hand op het hoofd bij een mas
sabetoging van de jeugd. Hij
spreekt vriendelijk tot een vrouw
tje uit het volk, begroet jubelen
de boerenmeisjes, zet zijn hand
tekening in het album van een
kleine dreumes, buigt zich voor
een stok-oude man: hu speelt met
een hond, geeft een paard een
klontje, peinst aan het graf van
zijn oudersEn wie denkt bij
zulke foto's niet aan De Mérode's
vers.
En tochmen behoeft het tot
In 't diepst van de ziel schokken
de boek „Stalingrad" slechts te le
zen om 'n weinig te beseffen, door
welk een duivelse geest deze man
bezield is geweest. Dan zwijgen
we maar over de rest.
We zijn zo licht geneigd bij het
lezen van het Boek der Openba
ringen, ons in te stellen op een
beeld van de antichrist, dat op
een vóór-wereldlijk monster li.ikt
een gedrocht uit de oertijd, dat
het ganse mensdom haat en ver
nietigen wil, een op mensenbloed
en -vlees belust monster. Maar
niets is minder waar. De satan is
het niet te doen om mensenvlees,
maar om des mensengeest. Zo
gauw hij er aan toe is mensen
vlees te gaan vernietigen, bewijst
hij daarmee, dat hij verloren
heeft, en dan koelt hy de wraak
nog wat aan mensenvlees. Maar
het is hem er niet om te doen. Hy
wil de geest des mensen. En daar
om moeten we de bloedige tafe
relen, de drakenfiguren uit het
laatste Bijbelboek zien als sym
boliek van een geestelijke worste
ling tussen beest en Geest.
De Mérode heeft dit wel juist
gezien. En ons in zyn gedicht een
waarschuwing willen geven ons
niet te laten misleiden, zoals
Hitier er millioenen misleid heeft.
De antichrist komt als de grote
mensenvriend, de weldoener van
het ganse menselijke geslacht. Hy
zal wonderen doen, vooral op
economisch terrein, er zal over
vloed zijn van brood en spelen,
van voorspoed en welvaart, van
vrede en wonderen der techniek.
Inderdaad: hij strooit vreugde in
de droefste zielen. Zódat heel de
wereld zich zal verwonderen ach
ter het beest. De grote boycot zal
dan ook alleen maar gaan tegen
dat kleine groepje, dat nog Kerk
Ik ben de Opstanding, zegt
de Heiland. Let wel, m'n le
zer, Jezus zegt niet: Ik word
Opstanding, neen Ik ben het,
getuigt Hij. Jezus Christus
heeft de drievoudige dood
overwonnen.
Dat niet alleen, hoe mach
tig groot dit feit op zichzelf
reeds is, maar Hij heeft de
zwarte vijand ook ontkracht.
Christus kon, als de Gezalfde
Gods, hem aan en dorst hem
aan.
Hij ook alleen maar. Nie
mand, naast Christus, is tegen
deze brute macht, opgewas
sen. Hij heeft dit gewrocht,
om Zijn heerlijke Vader, voor
Zijn dierb're bruid. Immers,
zij ligt van nature, in de drie-
yjk ben de
voudige dood. In zichzelf
door eigen kracht kan ze
hem nooit ontkomen, veel
minder er uit opstaan.
Zij wil dit ook niet. Van na
ture is de zondaar, in de dood
in z'n element, als in 'n vis
in 't reine water. Zodra de
stem des Almachtigen, in 't
dode hart wordt vernomen,
staat de arme zondaar op uit
de doden. Maardoor
Christus gerechtigheid, door
Christus kracht, door Hem
alleen.
Christus getuigt, ook 't Le
ven te zijn. Inderdaad. Wan
neer de geroepen zondaar, op
des Heeren machtwoord, op
staat leeft hij. Met 't oog des
geloofs, ziet hij eigen „zonde-
Opstanding en het Leven;
Joh. 11 :25m.
schuld".
Hij treurt en weent er om.
Een liefderijk God is beledigd,
't Leven is verbeurd; de dood
eeuwig verdiend. Hij is gena
diglijk opgestaan; genadele
ven, is z'n eeuwig heil.
Nu troost de opgestane, le
vende zondaar, niet altoos!
Nee, hij zingt öök: 'k Zal
met m'n ganse hart weer ver
melden, Heer! U dank bewij
zen. Is Hfj ook uw Opstan
ding, m'n lezer? Dan treurt
ge over U zelf, en ge juicht
tevens, in God. Alleen door
Jezus Christus, de Opgestane,
en de Opstanding.
B.
A. GRUPPEN.
is, ware Kerk, (want de valse
kerk zal groot zijn in die dagen).
En tegen dat groepje zal hij zijn
millioenen bewonderaars vergade
ren en opzwepen tot de laatste
eindstrijd, want zij zijn de spel
brekers, in de nieuwe grote
wereld-eenheid.
Daar kreeg ik van de weke
weer een lange brief van een le
zer, die me wat vertellen wou
naar aanleiding van wat ik jul-
der geschreve heb over dat gebrek
aan vrouwelijk personeel in de
ziekenhuize en in de huishouwens.
Mijn vrind is het daar best mee
eens en schreef me nou een dikke
brief, waarin hij ook op het vol
gende de aandacht is wou vestige.
Hij schreef me dan: Nu hoorde of
las ik ook dat er van de terug
kerende militairen (dat toch onze
jonges zijn) die geen werk kunnen
krijgen. Nu dat is een droevig
iets voor zulke jonge gezonde
mensen. Eerst kunnen ze daar
ginds het spit gaan afbijten onder
zulke bizonder ongunstige om
standigheden en steeds in ge
vaar van hun leven en nu, nu ze
terug moeten komen, nu is er
ginds geen plaats meer voor hen
nu hun zware en moeilijke taak
daar is afgelopen, en hier is er
voor vele ook geen plaats in de
maatschappij. Ze worden met vele
dankwoorden en allerlei meer
ontvangen en met allerlei voor
uitzichten, die in 't uitzicht wor
den gesteld, doch dan is het ook
gedaan voor velen hunner
En als mijn beste vrind daar
zijn hart over gelucht heit begint
ie over wat anders dat ook zijn
andacht trok. Hij schrijft daar
over: Flip Bramse heb het ook
over allerlei vrouwelijk hulp waar
die broodnodig, maar niet is. en
waar die niet nodig maar wèl is.
Hoe komt dat? Er zijn door ge
brek van onze jongens te veel
meisjes en vrouwen te werk ge
steld, waar ze nu wel gemist kun
nen worden. Gingen die nu weer
naar huis dan kwam er weer meer
plek voor onze jongens. Zou daar
aan niet eens wat meer aandacht
kunnen besteed worden Ik vind
wel enig over en weer gepraat en
geschreven over deze dingen,
maar er moet opgehamerd worden
geve en weer tevredenheid en hui
selijkheid, omdat anders de grote
afval zal doorgaan, dan ken ik
hem dat best nazegge.
En dan geeft 't niks beste vrind
al wil je je naam niet onder je
brief zette, omdat je bang ben
asdat je 't niet goed genocht zeg
ge ken. Dat komt er allemaal niks
op an. Ik weet zeivers ook wel
dat me briefies in 't Weekend niet
helegaar onberispelijk benne. Me
zeune, die op de Ulo gaat zeit
zelfs dat er geen letter van deugt
(zo is de jeugd teugeswoordig)
maar het komt er maar op an of de
inhoud goed is en we mekare ken
nen verstaan en as ik dat briefie
van jie lees dan begrijp ik je direct
man en dan zeg ik, dat krant uit
een gezond hart, en uit 'n gemoed
dat gewend is bij de Bijbel te le
ven en dan komt het restje er niet
veul op an. Je schreef me asdat
je een trouwe lezer t>en van ons
„Weekend", nou dat doel me goed,
ik lees ook het meeste wat er in
komt en ken me over het alge
meen er aardig mee verenige. De
zaak is, dat we er geklank van
Gods Woord er in magge belus-
tere, want daar komt het maar
op an, zou 'k zo denke. We motte
het geklank hore en dan natuur
lijk er ook naar leve. Nou dat
wens 'k je van ganser harte toe,
wederkerig je FLIP BRAMSE.
en gezegd dat dit spoedig veran
derd moet, wil men tot een goede
oplossing komen. En dan komen
de meisjes vrij voor hun eigenlijk
werk en kunnen weer een nor
maal leven beginnen te leiden en
zal God Zijn zegen daaraan niet
onthouden. Er zijn duizenden
meisjes op kantoren, in 's Rijks
dienst, in fabrieken en wat niet
al. Het is voor de meisjes zelf ook
niet goed. Ze leren er niets goeds
mee en zeker niet hoe zich als
vrouw in de wereld te gedragen....
En wanneer mijn beste vrind
over dit onderwerp zijn hart ge
lucht heeft (en ik ben het er goed
mee eens) dan begint hij over wat
anders. Hij schreef me: Als we het
alles zo is aanzien wat is er dan
in onze tijd een schijnbare voor
uitgang op alle gebied in vergelij
king met 50 jaar terug. Maar dat
is geloof ik toch maar schijnbaar.
Wat was er toen een gezellige
huiselijkheid en veel meer tevre
denheid als tegeswoordig, ook on
der de jongeren. Als ik bedenk
dat men vroeger op een durp wo
nende des avonds bijna altijd thuis
was en men samen b.v. een van
allen een boek hardop voorlas, va
der of een van de broers en men
daarna als jongens en meisjes dan
op bed nog gezellig over dat boek
aan het napraten was, wat is dan
onze tijd toch arm geworden. Men
ging vroeger een enkele avond
naar de jongelingsvereniging en
een keer naar de catechisatie, wat
voor de meisjes altijd in de mid
dag viel en niet eens 's avonds en
toch was men gelukkig en tevre
den. Er was een stille rust in de
huiselijke kring
En zo gaat mijn vrind nog een
poosje door met grote waarheden
te vertellen, die wel weer eens
gehoord magge worden, zou ik zo
is denke. Ik ben 't teminste goed
met 'm eens. En as ie an 't end
van zijn brief zeit: dat ie hoopt
dat de Here verootmoediging mag
itemuwJMMUS-
Dc A,T.-reeks
Een uitgave van de „Wereld
bibliotheek", in combinatie met
Van Ditmar N.V.
Wij ontvingen in deze serie
de vier volgende boekjes: No. 1:
„Met kapitein Scott naar de
Zuidpool", door N. G. Hazel-
hoff; No. 2: „Een strijd op leven
en dood", door Carl Stephen
son; No. 3: „Rob's Avontuur
met de Ph. Tee", door Leonard
de Vries en No. 4: „Toemai van
de Olifanten en Rikki Tikki
Tavi", door Rudyard Kipling.
Een serie, die we nu eens zonder
enige restrictie en van geheler
harte kunnen aanbevelen. Voor
al onze jonge mensen hebben
hier iets van hun gading. Boei
end, met spanningen, die je al
les om je heen doen vergeten
en tevens leerzaam. Je dringt
door in de wonderbaarlijkste ge
heimen van de rimboe's, de wil
dernis, de natuurkrachten en het
menselijk vernuft om deze ver
nielende en vernietigende krach
ten te keer te gaan.
We beginnen er niet aan de
inhoud van deze werkjes na te
vertellen. Dat zou tegenover de
uitgeefster van de „Wereld
bibliotheek" niet fair zijn. We
verklappen hier alleen iets van de
wijze van uitgave van deze bi
zonder aantrekkelijke serie. De
omvang van elk deeltje bedraagt
32 pagina's in het formaat 15 x
21 cm. Elk deeltje wordt ruim
geïllustreerd. Per maand ver
schijnt één deeltje.
Ik ben daarom zo blij met
deze uitgave, omdat ze werke
lijk in een behoefte voorziet. Er
was gebrek aan dit soort lec
tuur. In de eerste plaats, omdat
bijna alles wat spanning vraagt,
een ongezonde strekking heeft
en bovendien, omdat de meeste
boeken, prullen zijn, die nog
heel duur betaald moeten wor
den bovendien. Dat is hier niet
het geval. De „A.T.-Reeks" is
spotgoedkoop, heeft de spanning
waarom men tegenwoordig
vraagt en dringt de geboeide le
zer bovendien de goede richting
in. Hij ontvangt onderwijs in de
natuur, de dierenwereld en Gods
gave schepping, terwijl dc tech
niek van onze tijd een behoor
lijk woordje meespreekt, zonder
dat zij wordt verafgood.
Wij wensen de firma's Van
Ditmar N.V. en de Wereldbiblio
theek N.V. (de beide uitgeefsters
van de A.T.-Reeks) van harte
succes met deze uitgave.
AfiPiokLótnen
Vrijwel de beste manier om
hogerop te komen is met beide
benen stevig op de begane grond
te blijven.
De spreuken, die ons het best
bevallen, zijn niet de diepzin
nigste, doch die welke met onze
ervaring stroken.