Bfl ons Bloemen ui Piuti. VxyoJi de, tfdfovljeuyd. Ons fMniUeUad TxiaA-Cu-arig,e£ie Gethseraané Onze Opstellenwedstrijd APHORISMEN. DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS offerte of proclamatie? Goede Vrijdagavond Donderdag 6 April 1950 T ZEEOWSCh WEEKEND Pagina 4 Woord en Voorbeeld deselve tot eene betamelijke ondergeschikt heid aan en eerbied voor de tige Overigheit te vermaa- nen en voor te gaan en daar mede kunnen alle overige ver keerde daaden, indien deselve gepleegt mogten zijn, best wor den uitgewischt." Bij deze officiële stukken is een concept antwoord van Ds v. d. Palm te vinden, waaruit blijkt, dat hy zelf volstrekt niet overtuigd is van de raadzaam heid terug te keren naar zijn gemeente. (Wordt vervolgd) DE ARONSKELK. Zeer dikwijls zijn deze planten in de huiskamer slap en vormloos. Het is maar zelden, dat je een be hoorlijke Aronskelk ziet, die forse en stevige bladeren en bloemen heeft. Dat komt meestal, doordat ze te donker gehouden worden en in te grote potten worden ge kweekt. Niet zelden zag ik een klein, miezerig plantje in een pot zo groot als een emmer, hetgeen niet een bepaald fraai gezicht is. Op deze tijd van het jaar kunnen ze nog volop bloeien, maar eind Mei beginnen ze wat achteruit te gaan. Zet ze dan ergens goed in het licht en laat ze langzaam droog worden en afsterven. Ze kunnen na een korte rustperiode in de tuin gezet, eventueel met pot en al op een voor wind be schutte plaats. Als U geen tuin heeft, kan het ook in een koele kamer. Vergeet niet, ze in droge tijden regelmatig water te geven. De Aronskelk of Richardia is van nature een moerasplant. In Sep tember, begin October, moeten ze naar binnen en in de koele kamer. Oppotten in een zware grond met klei er in en de slechte bladeren er af snijden. Na korte tijd verschij nen nieuwe bladeren en kunt U ze wat warmer gaan houden. Na nieuwjaar, soms al eerder komen de eigenaardige bloeiwyzen tevoorschijn. Van November tot April regelmatig Pokon geven en goed vochtig houden. Zorg ook, dat de pot goed schoon blijft en de grond niet verzuurd door aller lei algen. SANDERSE. 't Is nacht en donker in de Hof alomme stille vree. Maar Eén, Eén kromt er over d'aard verscheurd van angst en wee. Hij zwoegt in zware worstelstrijd. Niet één, die met Hem waakt. Alleen in bange zielesmart wijl ginds de vijand naakt. Geen enk'le straal van troostend [licht boort door het donker heen. Gesloten blijft de nacht voor [Hem Hij strijdt en lijdt alleen. Dan als het Hem te machtig [wordt, roept Hij Zijn Vader aan: „O, Vader, indien moog'lijk, laat deez' beker van Mij gaan!" Beste neven en nichten, Daar komt de rest van de brief jes. Jullie zien wel, dat ik dat de vorige week onmogelijk allemaal er bij had kunnen plakken. Dan hadden wij weer het grootste deel van ons Weekend opgegeten en dat staat niet netjes hé? Jullie hebben nu natuurlijk al lemaal een goede zin, want het is nu vacantie. Ja, je mag het gerust zeggen hoor. Al ga je nu ook nog zo graag naar school, een paar dagen, zo nu en dan dat je eens helemaal kunt doen wat je wilt is toch ook wel weer eens fijn. Ik neem je dat vast niet kwalijk. Nu ga ik er weer eens een paar blij maken met een prijs. Deze keer zijn twee neven de gelukki gen, en wel Jan Vroegop te Scher- penlsse en Piet van de Putte te Middelburg. Gefeliciteerd neven. Vertel me maar eens hoe je het boek vond. Nu komen de oplossingen van de vórige raadsels en meteen geef ik weer nieuwe op. De oplossingen daarvan kunnen met vermelding van naam, voornaam (en wie er een heeft, ook de schuilnaam), leeftijd en adres tct Vrijdag 21 April worden gezonden aan de re dactie van het Zeeuwsch Weekend te Goes. Zo nu moet ik weer stoppen, dus veel groeten met z'n allen van jullie Tante TRUUS. Maar ach, geen stemme wordt gehoord 't Blijft aldoor zwijgend, stil Doch in dit zwijgen hoort de al wat de Vader wil. [Zoon Het is Diens wille dat Hij lijdt, dat Hij vernederd wordt. Dat door Zijn grote zieleangst het bloedzweet van Hem stort. Gewillig buigt Hij 't hoofd [ternêer bereid als Offerlam de weg te gaan naar Golgotha, waar men Zijn lichaam nam. Opdat Hij zondaars redden zou van eeuw'ge smaad en schand, hen leiden door de doodsjordaan naar 't hemels lachend land. Middelburg. H. DEN ENGELSMAN. De oplossingen zijn: I. Op de landkaart. II. Een sigaar of sigaret. III. Bom-gom-Tom-dom. Nieuwe raadsels: I. Ingezonden door Jacoba P. te Vrouwenpolder. Welke boer maakt altijd erg veel lawaai? Et. Ingezonden door Piet van W. te Borssele. Onmisbaar in een woning. Met een b. ervoor is het een heerlijke vrucht. Met een k. ervoor vind je het op de markt. UI. Ingezonden door Johanna V. te Scherpenisse. Een paard heeft vier poten. Hak er één af en zeg dan hoeveel het dier er over heeft. Elzeukatje te Gapinge. Heel veel dank voor die fijne foto. Nu ken ik je tenminste al een beetje, want al ben je sindsdien wat ge groeid, veel veranderd zul je toch niet zijn. En ik ken nu ook je huis. Jij bent nummer twee in de al bum. Ik ben, net als jij ö!ij, als de schoonmaak aan kant is. Hoe staat het met het verkeer? Wil genkatje te Gapinge. Het is nu een fijne tijd om een week vacan tie te hebben, want je hebt nu smeulen, en verder waren allen naar huis gegaan. Ook de veldwachter. En nu dacht hij weer aan die jongen, die hij in het schuurtje opgesloten had. Eerst maar eens gaan kijken. Hij luisterde aan de deur, maar hoorde geen gerucht. Zou hij soms in slaap gevallen zijn? Een bos roestige sleutels kwam rammelend uit de zak van de zwarte broek. Eén ervan werd in het slot gestoken. Toch voorzichtig doen, nam hjj zich voor. Die jongen mocht zich eens slapend houden en dan pro beren te ontvluchten. Even knarste het slot, toen ging de deur open, een klein eindje maar. De veldwachter bleef vlak voor de opening staan, verdacht op een uitval. Er gebeurde echter niets, die jongen sliep dan toch wel heel vast. Nog verder ging de deur open, en meteen knipte hij een zaklan taarn aan, waarmee hij 't schuur tje fel belichtte. Hy stak nu zijn hoofd door de deuropening. Zo, voorzichtig gluurde hij naar bin nen. Hé, wat was dat! Waar zat hij nu? Alle voorzorg vergetend, gooide hij de deur wijd openbelicht te het schuurtje in alle hoeken. Het was leeg! Vol ontzetting greep hij in de lucht, kletterend kletsten de sleutels op het stenenstoepje. Wat een deugniet, die jongen, hij was gevlucht. Hoe kon dat nu, de deur was toch nog op slot geweest. Het dak? Een lichtbundel gleed er kans op mooi weer. Kijk jij ook altijd zo graag naar die kleine lammetjes? Ik ben blij, dat je zulk goed nieuws over de zieke kon schrijven. Nu is de trui toch zeker af? Old Sliatterhand te Goes. Wat heb jij een goede voor uitzichten voor de zomer. Jy gaat naar twee van de mooiste plaat sen van ons land. Ik ben het met je eens, dat die ene reis nogal duur is. Begin maar direct te spa ren nu. Ik vind, dat je al een hele postzegelverzameling hebt. Piet van W. te Borssele. Jammer dat er niet één klein hondje bij kon blijven. Maar ik begrijp wel dat het moeilijk is. Wat voor soort hond heb je? Vind je honden ook zulke aardige beesten? Leuk, dat die ene broer nu niet meer zo ver uit de buurt is. Feliciteer de jari ge van vorige week van mij. Mien B. te Serooskerke. Wel nichtje, ik had veel medelijden met je, toen ik las dat je het zo in je keel had, want dat is altijd zo benauwd. Gelukkig dat het gauw wat beter was. Kruissteekwerk is mooi. Hoever ben je er mee? Ja coba P. te Vrouwenpolder. Het is fijn, dat je prijs zo naar je zin was. Jij kunt anders gauw lezen, als het boekje nu al uit is. Als jij ooit een schuilnaam kiest, mag 't wel „Moeders hulp" zijn. Met zo'n hulp is het geen wonder, dat moe der gauw beter werd. Piet van de P. te Middelburg. Het wordt nu een goede tijd voor je als je veel van fietsen houdt, want het gaat nu mooi weer worden. De beman ning van jouw boot zal vast niet verdrinken, want die blijven altijd drijven. Dat is een geruststelling. Leuk idee om zo een boot te ma ken, maarik vaar niet met je mee. Mira van de P. te Mid delburg. Natuurlijk ben je ook welkom in onze familiekring. Jij kunt toch zeker ook wel een boot maken, net als Piet? Dan kan er een vloot uitvaren. Is je fiets weer gemaakt? Het is voor jou maar goed, dat vader tuinder is, want dan heb je, vast een kansje meer op een meloen. De planten staan zeker al onder het glas hé? Jo- zien S. te Wolphaartsdyk. Gewel dig wat maken jullie veel hand werken in school! Ik zou dat hele stapeltje van jouw wel eens wil len zien, met je tekeningen er bij. Ik kan me goed indenken, dat vooral zo'n vloerkleedje een heel werk is. Welke kleuren heb je ge kozen? Wim M. te Arnemuiden. Je bent me voor met het tuin werk, maar ik vond het nog te koud om er aan te beginnen. Wat langs. Nee, daaraan was niets bij zonders te zien. Kijk eens, die kist was van zijn plaats. Hij greep de hark en een schoffel die in een hoek stonden, keerde 'n paar emmers om. Daar zat hy ook niet. Achter dat oude kleed misschien? Nee, ook niet. Hoe was die jongen er toch uit ggkomen, alles was potdicht. De veldwachter dacht weer aan het Boshuis, en aan de verhalen, dat het daar spookte. Hij geloofde wel niet aan die onzin, maar dit was toch wel een erg raar geval, zoiets had hij nog nooit meege maakt. Hoe kwam zo'n jongen uit een schuurtje, dat helemaal dicht was. Hij onderzocht alles nog eens grondig, nergens was een spoor te ontdekken. Dan buiten maar eens kijken. Evenals Boudewijn belichtte hij nu ook het dak. Ja, kijk, de pan nen lagen er los en scheef op, an ders dan hij het gedaan had. „Dus toch het dak!" mompelde hij. Maar hoe heeft hij het geweten?" Hij besloot er maar niet meer op uit te .gaan, de jongen was hem toch bekend. Morgen zou hij er wel werk van maken. Het was nog vroeg de volgende morgen, en de veldwachter was juist bezig de sporen van een fiets te onderzoeken, die hy in het zand ontdekt had, toen hij voetstappen hoorde naderen. „Goeden morgen, veldwachter!" werd hem vriendelijk toegeroepen. Verschrikt keek hij op, en stond een ogenblik beduusd. Het was... de vader van die aap van een jongen. 's Morgens hadden Koos en Dik alles verteld, tot grote ontsteltenis heb jij gezaaid? Gelukkig voor mij heb ik nogal wat bollen in mijn tuintje staan, die gaan toch wel bloeien al doe je er niet veel aan. Verlang jij ook zo naar de mooie bloesem tijd van de bomen? Liesbeth M. te {Vrnemuiden. Heb je dat boekje al uit? Ik heb het nog nooit gelezen. Het lijkt me, dat jullie een fijne avond hadden, maarwas je de andere mor gen niet een beetje slaperig? Welke voordracht deed jij? DE DIEFSTAL. „Vrouw, vrouw, kom eens gauw kijken", riep de smid zijn vrouw uit haar bed. „Wat is er dan toch" vroeg Hendrik de oudste zoon. Daar kwamen de vrouw en Piet aan. „Er is ingebroken" ant woordde de smid. „Kijk dat raam is kapot geslagen" riep Piet. Ga gauw Jansen halen" zei moeder. Even later kwam Jansen. „Goeie- morgen" groette hij. „En wat is er gestolen" vroeg hij. „Een goede vijfhonderd" antwoordde vader. „Nummers nog bekend van die briefjes. Ja twee n.l. 47784 en 47785. Dan ga ik". Even later kwam hij nog terug met de speurhond. De hond had het spoor gauw te pakken. Toen ging het in snel tempo naar een afgelegen hut, die de jongens „De Boshut" noemden. Jansen had zijn coljega Pietersen meegenomen. De dief bekende alles. Opstel van Gillis Provoost, oud 10 jaar. Leerling der 5e klasse der Chr. School Domburg. Stilzwijgen is een grote kunst van conversatie. Hij is geen* dwaas, die weet wanneer zijn mond te houden. De beekjes kabbelen en de ri vieren zijn stil. Evenzo onder de mensen. De zonde zou afschrikwekkend zyn, als zij niet een masker droeg. Gemeenschappelijk zingen doet wonderen. De zielen kunnen zich niet aan elkander mededelen. Zij zijn om muurd. van moeder. O, als ze dat gewe ten had. Ze moest er niet aan denken, de jongens alleen in dat donkere bos, en Dik in dat schuurtje. „Zie je wel man, we kunnen ze niet alleen laten!" „Dat kan wél!" beweerde Jan- nie. „Het was alleen de schuld van die inbreker". Ja, dat vond vader ook. „Maar Dik, wat had jij daar eigenlijk nog te maken?" „OhehDik wist niet goed, hoe hij er zich uit moest redden. Hy kon toch slecht vertel len, dat hy de inbreker zocht, en dat dan misschien zijn portret in de krant zou komen". Eheh Ik wou alleen maar eens kij ken of die inbreker er soms weer was, en toen kwam de veldwach ter, en toen ehtoen kon ik niet meer weg", zei hij nu alleen maar. „Ja Dik", zei vader nu met een ernstig gezicht. „Je moet nu zo gauw mogelijk weer terug naar de veldwachter. Ontvluchten is heel erg. Weet je wel, dat daar zware straf op staat?" Och, wat schrok Dik. Han keek direct naar moeder, wat die er wel van zeggen zou, maar Koos sprong op. „Dat hoeft toch niet, vader, we hebben hem nog wel zo fijn gered, hij hoeft toch zeker niet terug? En wat die man alle maal van ons gezegd heeft, vindt U dat dan niet erg? Ze moesten die vent zelf (Wordt vervolgd.) door M. v. d. Bosch. Iki was nu klaar wakker, en babbelde er vrolijk op los. Jannie voelde wel, dat ze haar weer in bed moest leggen, maar dan moesten ze weer naar bene den, en daar was het nu zo akelig stil. Wat bleef Koos toch lang weg, zou hij Dik nu nog niet ge vonden hebben? En vader en moeder kwamen ook al zo laat, dat gebeurde anders ook nooit. „Ik hoor wat!" Jannie sprong op om gauw uit het raam te kij ken. Zo ver ze kon hing ze er uit, met één hand Iki terugduwend, die ook wilde kijken. „Ssst!" Aandachtig luisterden ze. Ja, er werd gepraat buiten. Zou Koos Dik toch nog gevonden hebben. Ja hoor, daar waren ze samen. „Halloooo!" gilde Han, „waar komen jullie vandaan?" Jannie legde vlug Iki weer in bed, en zei, dat ze nu zoet moest gaan slapen. Toen holde ze Han achterna naar beneden. Wat waren de meisjes bly dat Dik er weer was. En toen de Jongens het hele verhaal verteld hadden, was Jannie haast nog meer verontwaardigd dan Han ever wat de veldwachter hun ge zegd had. „Maar Dik, kon je dan niet zeggen, dat je een vriendje van Boudewijn was, en geen inbre ker!" „Zit nou maar niet te zeuren", bromde Dik. „Iedere keer als ik wou beginnen zei die: „Hou je mond!" en dan die revolver. Jij had het net zo min gedaan". Allemaal lagen ze al in bed, toen een auto naderde, en voor het Boshuis stilhield. Jannie sliep nog niet, en hoorde meteen bekende stemmen. Het waren vader en moeder, die thuis gebracht werden. Moeder liep dadelijk naar bo ven om te zien of met de kinderen alles in orde was. De hele avond was ze wat onrustig geweest. En nu, op weg naar huis, was er nog een band gesprongen, wat een heel oponthoud gaf. „Jannie, slaap je al?" vroeg ze zacht om het hoekje van de deur. „Nee moe!" fluisterde Jannie terug, en meteen nam ze zich voor, niets van het gebeurde te vertellen voor de volgende morgen. De brand was geblust, één nian hield nog de wacht, voor het ge val dat het vuur weer begon te behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en 'tSCHOUWSCH DAGBLAD van 6 APRIL 1950, No. 1530 Exploitante Oosterbaan Le Cointre N.V„ Goes tjeei/u/scH u/eexe/ïD Paasfeest-vieren gaat al meer een zaak van uitsluitend geloof worden in deze wereld van Woord-verlating. We kunnen niet meer spreken van een „christelijk" Europa, we kunnen zelfs niet meer spreken van een „christelijk" Nederland, en ook in een provincie als Zee land, die door de eeuwen heen een „orthodoxe" provincie ge noemd werd, neemt het aantal onkerkelijk en snel toe. Het kan niet gezegd worden, dat de Kerk zich van deze af val niets aantrekt. Het probleem van de ontkerstening trekt haar aandacht. In Amerika, waar men voor hetzelfde feit staat, doet de Kerk op zijn Amerikaans wat er aan gedaan kan worden. Zij herziet zich zelf, reorganiseert zich, past zich aan, maakt het de jonge mensen mogelijk iets van hun gading in de Kerk te vinden, probeert het Evangelie acceptabel te maken voor de sceptische mens. We kunnen niet beweren, dat het alles schitte rende resultaten heeft. Maar ook in Nederland zijn er de wanho pige pogingen om de Kerk voor het jonge geslacht aanvaardbaar t- maken. En wij- kunnen even min zeggen, dat 't alles veel helpt. Waar ligt dit aan? Er zijn mensen die beweren, dat het aan de Kerk zélf ligt. Ze is niet wat zij krachtens haar belijdenis wezen moet. Anderen zeggen, dat de Kerk te conser vatief is en niet komt met een actuele boodschap voor deze tijd. Er is velerlei critiek van aller lei aard. En we stemmen direct toe, dat de Kerk niet is wat zij behoorde te wezen. De zonde blijft ook storend doorwerken in de Kerk en in de mensen die van de Kerk zyn. Maar ligt hier de oor zaak van de afval? We zien naar onze Heiland en Zaligmaker, die drie jaar lang gepredikt heeft, wonderen ver richtte, zelfs doden opwekte, goeddoende het land doorging en die in volmaaktheid gepredikt heeft en Wiens leven in volko men harmonie was met Zijn be lijdenis. Heeft het wat geholpen? Aan het eind van Zijn leven wees hij op Zijn grote misluk king, als we het zo noemen mo gen, en Hij vroeg triestig aan de weinigen die Hem getrouw gebleven waren: „Wilt gij ook niet heen gaan?" Met aanpassing aan de wereld redt de Kerk het dus zeker niet. Het gevolg zal wél zijn, dat zij zelf wereld gaat worden, maar dat zij op die manier de wereld tot de Kerk trekt is on juist. De oorzaak van de ontker stening wordt dan ook door de Heiland zelve ergens anders aangewezen: Hij heeft niet veel krachten kunnen doen vanwege hun ongeloof, zegt Hij. Daar ligt de oorzaak. Hij gaat zelfs ver der en zegt: Wanneer in Sodom en Gomorra de krachten waren geschied die in U (de verbonds- brekige steden van Gallilea) ge schied zijn, zij zouden zich be keerd hebben in zak en as. Het ziet er dus wel triest uit met de taak der Kerk, wanneer zij ook in 1950 weer de Paas-bood- schap heeft te brengen. Inderdaad, wanneer we het zo zien. dat de Kerk de wereld mo :ers tenen en de mensen mi... i.ekeren, dan ziet het er treurig, zo niet wanhopig uit. Maar heeft de Kerk hier dan ook geen zelf-correctie aan te bren gen? Is haar taak met het Paas- Evangelie de wereld een „offer te" te brengen, of is de Evan gelie-verkondiging een „Procla matie"? Wij geloven het laatste. Er zijn mensen, die menen, dat het genade-aanbod zo onge veer is als het bonbonschaaltje, dat de gastvrouw ons vriende lijk presenteert bij ons bezoek. Wij kunnen het geoffreerde aan vaarden, we kunnen het ook weigeren. In het laatste geval zal de gastvrouw het niet leuk vinden, maar zij kan er verder ook niets aan doen, maar wij worden er niet minder door. Is dat ook zo met het genade aan bod? Moeten wij de wereld sme ken om toch te luisteren, moet de Kerk zich zó aanpassen, en het Evangelie zó verwikkelen, dat het voor de wereld accep tabel wordt? Wij geloven, dat de Schrift ons anders leert. Ner gens lezen wy, dat het Evan gelie een „offerte" is, integen deel zij is een „Proclamatie", een koninklijk, een verheven majes teitelijk BEVEL om te geloven. Wij mogen van Gods zaak geen reclame-stunt maken, een be delpartij: kom toch alstublieft. Het Evangelie is een proclama tie, een bevel. Hier is de KO NING aan het woord en een Koning bedelt niet, soebat ook niet: Hij geeft Zijn bevel, en dat doet Hij souverein. God is de Schepper van Hemel en aarde en heeft alle rechten op de mens. Daarom staan zending en •Evan gelisatie ook onder de hoogste spanning. Wij hebben als Kerk de uitdrukkelijke en gepreci seerde opdracht van de Paarvorst „Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal heb ben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden en die niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden In de grond der zaak is zen- dingdrijven en evangeliseren dus een vreselijk ding. Hier worden Hoe dronk ik blij den wijn van Zyne woorden, Als de avond sloot rondom dit stille huis, De hemel openging als ik Hem hoorde Moest Hij, mijn God, verbloeden aan een Kruis? Een mensch was Hij, te goed voor deze aarde Dit troost: Nu is Hy bij Zijn Vader thuis, Wiens liefde Hij hier heerlijk openbaarde En moest Hij daarom sterven aan een Kruis? Zij hebben Hem in Jozefs hof begraven; Ik vat het niet: Hij, machtiger dan de dood, Hoe kan een graf dan zijn de laatste haven Van Hem, Die Lazarus het graf ontsloot? Hij heeft het alles wel vooruit geweten, Want toen ik Hem mijn kostb'ren nardus schonk, Judas dat overbood'ge weelde heette, Zei Hij 'k hoor nog hoe angstig-vreemd dit klonk „Maria heeft Mij mogen voorbereiden Op mijnen dood; straks ben Ik er niet meer." Ik wankelde van schrik en luid ik schreide. Toen troostte Hy my nog den laatsten keer. Nog hangt de geur van Zijn zoo teed're woorden Hemelsche nardus, koninklijk geschenk Hier in dit huis, waar Hem de rust bekoorde, En 'kHem nog hoor, zoo vaak ik aan Hem denk.... Hij kwam hier aan, vermoeid van twistgesprekken, Van Vijandschap, die Hem den dood indreef En nog een nachtwacht naar Zijn graf >liet trekken: Nog in Zijn dood Hij hun gevaarlijk bleef. Van 't gruwelijk Kruis zal ik nooit los meer 'komen: Ik hoor aldoor Zijn onverhoord gebed, En zie Zijn bloed uit rauwe wonden stroomen. i En heeft Zijn sterven niet heel d'aard ontzet? Drie dagen heeft mijn broer in 'tgraf gelegen, Van Hem gaat straks de eerste nacht al in. O Lazarus, hoe duister zijn Gods wegen. Het leven zonder Hem, het heeft voor my geen zin.... Gaat Martha nu al deur en venster sluiten? Gaat alles, na zoo'n dag, zijn eend're sleur? Zal Hij niet opstaan en dan dwalen buiten, Niet komen hier en kloppen aan de deur? 'kZal blijven waken, luist'ren of ik buiten Zijn mij vertrouwde voetstap hoor op 't grint; En dan o zaligheid de deur t' ontsluiten En Hem te hooren zeggen: O, mijn kind A. WAPENAAR. de sleutels van het Koninkrijk der hemelen gehanteerd. Hier wordt een proclamatie uitge vaardigd: gij moét geloven, en zo niet dan wordt gij verdoemd. Dryven wij zó wel zending? Evangeliseren wij wel op deze manier? Proclameren wij of bedelen we? Wanneer we dat noodzakelijke werk van zending en evangeli satie niet meer doen naar de Schriften is het ijdel werk, een slag in de lucht. Want Gods Geest werkt er niet in. Hij werkt alleen in verband met Zijn Woord. En daarom zal de Kerk, juist in deze tijd van algemene afval, zich wel te bezinnen heb ben wat zij doet met haar op dracht in deze wereld. Zij heeft geen wereld te kerstenen, geen mensen te bekeren, wat zij trou wens ook niet kan, zij heeft te proclameren. En die proclamatie snijdt steeds naar twee kanten. Wie deze proclamatie gehoord heeft blijft nóóit dezelfde. Daarom komt er ook een tijd dat de Kerk moet gaan zwijgen. Wanneer de verharding evident wordt, zegt de Heiland: Schudt ook het stof af van uw voeten over zulk een plaats en het zal in de dag des oordeels Sodom on Gomorra verdragelij- ker zijn dan die stad. Met an dere woorden: het is veel beter dat iemand nóóit van het evan gelie gehoord heeft, als hij toch verloren gaat, dan dat hij het wél gehoord heeft. Staan we bij ons evangelisatiewerk bij deze verschrikkelijke waarheid wel eens stil? Gaan we de dingen weer zó zien, dan behoeven we niet zenuwachtig te worden en geen aanpassingsmogelijkheden te gaan zoeken van de Kerk bij een wereld, die haar verlaten heeft. Waar het op aan komt is, dat het Woord Gods trouw bediend wordt, en dat het over een af vallige wereld wordt geprocla meerd als het Woord van de KONING. Verder gaat de roe ping der Kerk en de roeping van u en van mij niet. Zo staat ook het Paas-evan- gelie van 1950 te midden van deze wereld: souverein, majes teitelijk, onaantastbaar, maar onder de allerhoogste spanning, onder de spanning van leven en van dood, vol van de rijkste belof ten voor wie gelooft, maar ook vol van de vreselijkste bedrei gingen, voor wie het verwerpt. En wanneer de rijke man in de hel naar aanpassingsmogelijk heden van de Kerk gaat zoeken voor zijn ongelovige broeders, die nog leven, klinkt het majes teitelijke, souvereine antwoord: Zij hebben Mozes en de Profe ten, dat zij dié horen. En op Paasdag 1950 staat de Kerk er niet anders voor. Want de Kerk heeft geen offerte (Gode zij geprezen, niet) zij PROCLAMEERT! En dat haalt in heel de wereld er uit wat er in zit We beleefde van de weke weer een heel blzondere avond. De doomnle kwam op huisbezoek met een ouderling vanwege het feit, dat Toos belijdenisse hoopt te doen met de Pasen. Noh je ken begriepe als dat er dan wat ln het hart van een ouwer omgaat. Het gebeurt niet zo veul, dat we de doomnle over de vloer kryge. Maar met bizondere» gelegenheden gebeurt het toch wel en as je kind belijdenis gaat doen ls het een blzondere gebeurtenis. Elge- lijk is het zo, dat er geen gele genheid in je leven, as ouwer wezende, ken weze die meer bi- zonder ls. Want zou dat geen heerlijk ding weze as je kinders tegen je zegge: ik wil belijdenis doen in de kerke van me geloof. Ze benne wel zo opgevoed dat ze heel goed wete wat ze daarmee gaan doen. En de doomnle helt het Toos nog weer ls goed op het harte gedrukt, maar h(j heit ook geweze op het grote voorrecht as we nog zo jong wezende ons harte aan de Here willen geven. Nou en as Je dan zó Pasen mag gaan viere en je bloedeige kind ln het midden van de gemeente „ja" mag hore zegge op de vrage die gesteld worde, dan ken je as ouwer wezende niks anders meer zegge as: waar hebbe we het an verdiend? Is het allemaal niet enkel genade? Ik wier daar ln het bizonder bjj bepaald toen ik ln 't Zeeuwsch dagblad dat verslag las, jie helt het wellicht ook gelezen, van die vergaring, waar gesproke wier over de algemene afval van de kerk, en dat die ln onze orthodoxe provincie ook zo hand over hand toeneemt, vooral in de grotere plekken als Vllssingen, Middel burg en Goes. Het aantal onker- kelijken groeit bij het jaar cn het getal van de mense die nog naar de kerke gaan wordt al maar kleiner. Een mens vraagt z'n eige wel ls af: waar mot dat naar toe op de duur? We wete, dat het over de hele wereld minder wordt met de kerke, maar as het ln goed orthodoxe streke ook al zo achteruit vliegt, wat blijft er dan strakkles van over? De men se kere de kerke de rug toe en gaan liever naar de bioscoop en het voetbalveld, of blijve 's Zon dagsmorgens op derlul bed legge. Ik weet wel de algemene afval ls ons deur de Schrift voorzelt, maar een mens wil er ln een streek as de onze, waar je vroe ger gewend wasse dat iedereen naar de kerke gong, niet graag an. Maar daarom juust ls het ook zo'n voorrecht as je elge kinders nog behoefte magge tone om ln de waarheid te blijve wandele. Je ken deruit zien asdat het Paas feest geen ijdel ding ls geweest. God werkt deur ln de geslachte, ook waar de afval toeneemt. Hij blijft Zijn kerk bouwen. En zo hope we dan een rijke Pasen te vieren met onze kinders en met de hele gemeente. We verwachte op Paasavond veul jong volk. Nou lk zegge teu- ge me vrouwe: laat ze maar komme en laat ze maar rondom ons urgeltje zlnge. Groter feest ken lk niet. Ik zie er een rijkdom in die ik voor geen schatte van de wereld zou wille missen. Ik hoop, asdat julder daar lete- wat van kenne begrijpe en dat je ook een rijk gezegend Pase hebbe mag een leder naar eigen om standigheden en behoefte. Dat ls de hartewens van jukier FLIP BP.AMSE.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 7