Bfl
ons
Bloemen
ui Piuti.
VxyoJi de, tfdfovljeuyd.
Ons
fMniUeUad
TxiaA-Cu-arig,e£ie
Gethseraané
Onze
Opstellenwedstrijd
APHORISMEN.
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
offerte of proclamatie?
Goede Vrijdagavond
Donderdag 6 April 1950
T ZEEOWSCh WEEKEND
Pagina 4
Woord en Voorbeeld deselve tot
eene betamelijke ondergeschikt
heid aan en eerbied voor de
tige Overigheit te vermaa-
nen en voor te gaan en daar
mede kunnen alle overige ver
keerde daaden, indien deselve
gepleegt mogten zijn, best wor
den uitgewischt."
Bij deze officiële stukken is
een concept antwoord van Ds v.
d. Palm te vinden, waaruit
blijkt, dat hy zelf volstrekt niet
overtuigd is van de raadzaam
heid terug te keren naar zijn
gemeente.
(Wordt vervolgd)
DE ARONSKELK.
Zeer dikwijls zijn deze planten
in de huiskamer slap en vormloos.
Het is maar zelden, dat je een be
hoorlijke Aronskelk ziet, die forse
en stevige bladeren en bloemen
heeft. Dat komt meestal, doordat
ze te donker gehouden worden en
in te grote potten worden ge
kweekt. Niet zelden zag ik een
klein, miezerig plantje in een pot
zo groot als een emmer, hetgeen
niet een bepaald fraai gezicht is.
Op deze tijd van het jaar kunnen
ze nog volop bloeien, maar eind
Mei beginnen ze wat achteruit te
gaan. Zet ze dan ergens goed in
het licht en laat ze langzaam
droog worden en afsterven. Ze
kunnen na een korte rustperiode
in de tuin gezet, eventueel met
pot en al op een voor wind be
schutte plaats. Als U geen tuin
heeft, kan het ook in een koele
kamer. Vergeet niet, ze in droge
tijden regelmatig water te geven.
De Aronskelk of Richardia is van
nature een moerasplant. In Sep
tember, begin October, moeten ze
naar binnen en in de koele kamer.
Oppotten in een zware grond met
klei er in en de slechte bladeren er
af snijden. Na korte tijd verschij
nen nieuwe bladeren en kunt U ze
wat warmer gaan houden.
Na nieuwjaar, soms al eerder
komen de eigenaardige bloeiwyzen
tevoorschijn. Van November tot
April regelmatig Pokon geven en
goed vochtig houden. Zorg ook,
dat de pot goed schoon blijft en
de grond niet verzuurd door aller
lei algen.
SANDERSE.
't Is nacht en donker in de Hof
alomme stille vree.
Maar Eén, Eén kromt er over
d'aard
verscheurd van angst en wee.
Hij zwoegt in zware worstelstrijd.
Niet één, die met Hem waakt.
Alleen in bange zielesmart
wijl ginds de vijand naakt.
Geen enk'le straal van troostend
[licht
boort door het donker heen.
Gesloten blijft de nacht voor
[Hem
Hij strijdt en lijdt alleen.
Dan als het Hem te machtig
[wordt,
roept Hij Zijn Vader aan:
„O, Vader, indien moog'lijk, laat
deez' beker van Mij gaan!"
Beste neven en nichten,
Daar komt de rest van de brief
jes. Jullie zien wel, dat ik dat de
vorige week onmogelijk allemaal
er bij had kunnen plakken. Dan
hadden wij weer het grootste deel
van ons Weekend opgegeten en
dat staat niet netjes hé?
Jullie hebben nu natuurlijk al
lemaal een goede zin, want het is
nu vacantie. Ja, je mag het gerust
zeggen hoor. Al ga je nu ook nog
zo graag naar school, een paar
dagen, zo nu en dan dat je eens
helemaal kunt doen wat je wilt is
toch ook wel weer eens fijn. Ik
neem je dat vast niet kwalijk.
Nu ga ik er weer eens een paar
blij maken met een prijs. Deze
keer zijn twee neven de gelukki
gen, en wel Jan Vroegop te Scher-
penlsse en Piet van de Putte te
Middelburg.
Gefeliciteerd neven. Vertel me
maar eens hoe je het boek vond.
Nu komen de oplossingen van de
vórige raadsels en meteen geef ik
weer nieuwe op. De oplossingen
daarvan kunnen met vermelding
van naam, voornaam (en wie er
een heeft, ook de schuilnaam),
leeftijd en adres tct Vrijdag 21
April worden gezonden aan de re
dactie van het Zeeuwsch Weekend
te Goes.
Zo nu moet ik weer stoppen,
dus veel groeten met z'n allen van
jullie Tante TRUUS.
Maar ach, geen stemme wordt
gehoord
't Blijft aldoor zwijgend, stil
Doch in dit zwijgen hoort de
al wat de Vader wil. [Zoon
Het is Diens wille dat Hij lijdt,
dat Hij vernederd wordt.
Dat door Zijn grote zieleangst
het bloedzweet van Hem stort.
Gewillig buigt Hij 't hoofd
[ternêer
bereid als Offerlam
de weg te gaan naar Golgotha,
waar men Zijn lichaam nam.
Opdat Hij zondaars redden zou
van eeuw'ge smaad en schand,
hen leiden door de doodsjordaan
naar 't hemels lachend land.
Middelburg.
H. DEN ENGELSMAN.
De oplossingen zijn:
I. Op de landkaart.
II. Een sigaar of sigaret.
III. Bom-gom-Tom-dom.
Nieuwe raadsels:
I. Ingezonden door Jacoba P. te
Vrouwenpolder.
Welke boer maakt altijd erg
veel lawaai?
Et. Ingezonden door Piet van
W. te Borssele.
Onmisbaar in een woning.
Met een b. ervoor is het een
heerlijke vrucht.
Met een k. ervoor vind je het
op de markt.
UI. Ingezonden door Johanna
V. te Scherpenisse.
Een paard heeft vier poten.
Hak er één af en zeg dan hoeveel
het dier er over heeft.
Elzeukatje te Gapinge. Heel
veel dank voor die fijne foto. Nu
ken ik je tenminste al een beetje,
want al ben je sindsdien wat ge
groeid, veel veranderd zul je toch
niet zijn. En ik ken nu ook je huis.
Jij bent nummer twee in de al
bum. Ik ben, net als jij ö!ij, als
de schoonmaak aan kant is. Hoe
staat het met het verkeer? Wil
genkatje te Gapinge. Het is nu
een fijne tijd om een week vacan
tie te hebben, want je hebt nu
smeulen, en verder waren allen
naar huis gegaan.
Ook de veldwachter.
En nu dacht hij weer aan die
jongen, die hij in het schuurtje
opgesloten had. Eerst maar eens
gaan kijken.
Hij luisterde aan de deur, maar
hoorde geen gerucht. Zou hij soms
in slaap gevallen zijn?
Een bos roestige sleutels kwam
rammelend uit de zak van de
zwarte broek. Eén ervan werd in
het slot gestoken.
Toch voorzichtig doen, nam hjj
zich voor. Die jongen mocht zich
eens slapend houden en dan pro
beren te ontvluchten.
Even knarste het slot, toen ging
de deur open, een klein eindje
maar. De veldwachter bleef vlak
voor de opening staan, verdacht
op een uitval.
Er gebeurde echter niets, die
jongen sliep dan toch wel heel
vast.
Nog verder ging de deur open,
en meteen knipte hij een zaklan
taarn aan, waarmee hij 't schuur
tje fel belichtte. Hy stak nu zijn
hoofd door de deuropening. Zo,
voorzichtig gluurde hij naar bin
nen.
Hé, wat was dat! Waar zat hij
nu?
Alle voorzorg vergetend, gooide
hij de deur wijd openbelicht
te het schuurtje in alle hoeken.
Het was leeg!
Vol ontzetting greep hij in de
lucht, kletterend kletsten de
sleutels op het stenenstoepje.
Wat een deugniet, die jongen,
hij was gevlucht.
Hoe kon dat nu, de deur was
toch nog op slot geweest. Het
dak? Een lichtbundel gleed er
kans op mooi weer. Kijk jij ook
altijd zo graag naar die kleine
lammetjes? Ik ben blij, dat je
zulk goed nieuws over de zieke
kon schrijven. Nu is de trui toch
zeker af? Old Sliatterhand te
Goes. Wat heb jij een goede voor
uitzichten voor de zomer. Jy gaat
naar twee van de mooiste plaat
sen van ons land. Ik ben het met
je eens, dat die ene reis nogal
duur is. Begin maar direct te spa
ren nu. Ik vind, dat je al een hele
postzegelverzameling hebt. Piet
van W. te Borssele. Jammer dat
er niet één klein hondje bij kon
blijven. Maar ik begrijp wel dat
het moeilijk is. Wat voor soort
hond heb je? Vind je honden ook
zulke aardige beesten? Leuk, dat
die ene broer nu niet meer zo ver
uit de buurt is. Feliciteer de jari
ge van vorige week van mij.
Mien B. te Serooskerke. Wel
nichtje, ik had veel medelijden
met je, toen ik las dat je het zo in
je keel had, want dat is altijd zo
benauwd. Gelukkig dat het gauw
wat beter was. Kruissteekwerk is
mooi. Hoever ben je er mee? Ja
coba P. te Vrouwenpolder. Het is
fijn, dat je prijs zo naar je zin
was. Jij kunt anders gauw lezen,
als het boekje nu al uit is. Als jij
ooit een schuilnaam kiest, mag 't
wel „Moeders hulp" zijn. Met zo'n
hulp is het geen wonder, dat moe
der gauw beter werd. Piet van de
P. te Middelburg. Het wordt nu
een goede tijd voor je als je veel
van fietsen houdt, want het gaat
nu mooi weer worden. De beman
ning van jouw boot zal vast niet
verdrinken, want die blijven altijd
drijven. Dat is een geruststelling.
Leuk idee om zo een boot te ma
ken, maarik vaar niet met
je mee. Mira van de P. te Mid
delburg. Natuurlijk ben je ook
welkom in onze familiekring. Jij
kunt toch zeker ook wel een boot
maken, net als Piet? Dan kan er
een vloot uitvaren. Is je fiets weer
gemaakt? Het is voor jou maar
goed, dat vader tuinder is, want
dan heb je, vast een kansje meer
op een meloen. De planten staan
zeker al onder het glas hé? Jo-
zien S. te Wolphaartsdyk. Gewel
dig wat maken jullie veel hand
werken in school! Ik zou dat hele
stapeltje van jouw wel eens wil
len zien, met je tekeningen er bij.
Ik kan me goed indenken, dat
vooral zo'n vloerkleedje een heel
werk is. Welke kleuren heb je ge
kozen? Wim M. te Arnemuiden.
Je bent me voor met het tuin
werk, maar ik vond het nog te
koud om er aan te beginnen. Wat
langs. Nee, daaraan was niets bij
zonders te zien.
Kijk eens, die kist was van zijn
plaats. Hij greep de hark en een
schoffel die in een hoek stonden,
keerde 'n paar emmers om. Daar
zat hy ook niet. Achter dat oude
kleed misschien? Nee, ook niet.
Hoe was die jongen er toch uit
ggkomen, alles was potdicht.
De veldwachter dacht weer aan
het Boshuis, en aan de verhalen,
dat het daar spookte. Hij geloofde
wel niet aan die onzin, maar dit
was toch wel een erg raar geval,
zoiets had hij nog nooit meege
maakt. Hoe kwam zo'n jongen uit
een schuurtje, dat helemaal dicht
was.
Hij onderzocht alles nog eens
grondig, nergens was een spoor
te ontdekken.
Dan buiten maar eens kijken.
Evenals Boudewijn belichtte hij
nu ook het dak. Ja, kijk, de pan
nen lagen er los en scheef op, an
ders dan hij het gedaan had. „Dus
toch het dak!" mompelde hij.
Maar hoe heeft hij het geweten?"
Hij besloot er maar niet meer
op uit te .gaan, de jongen was hem
toch bekend. Morgen zou hij er
wel werk van maken.
Het was nog vroeg de volgende
morgen, en de veldwachter was
juist bezig de sporen van een fiets
te onderzoeken, die hy in het zand
ontdekt had, toen hij voetstappen
hoorde naderen.
„Goeden morgen, veldwachter!"
werd hem vriendelijk toegeroepen.
Verschrikt keek hij op, en stond
een ogenblik beduusd. Het was...
de vader van die aap van een
jongen.
's Morgens hadden Koos en Dik
alles verteld, tot grote ontsteltenis
heb jij gezaaid? Gelukkig voor
mij heb ik nogal wat bollen in
mijn tuintje staan, die gaan toch
wel bloeien al doe je er niet veel
aan. Verlang jij ook zo naar de
mooie bloesem tijd van de bomen?
Liesbeth M. te {Vrnemuiden. Heb
je dat boekje al uit? Ik heb het
nog nooit gelezen. Het lijkt me,
dat jullie een fijne avond hadden,
maarwas je de andere mor
gen niet een beetje slaperig?
Welke voordracht deed jij?
DE DIEFSTAL.
„Vrouw, vrouw, kom eens gauw
kijken", riep de smid zijn vrouw
uit haar bed. „Wat is er dan toch"
vroeg Hendrik de oudste zoon.
Daar kwamen de vrouw en Piet
aan. „Er is ingebroken" ant
woordde de smid. „Kijk dat raam
is kapot geslagen" riep Piet. Ga
gauw Jansen halen" zei moeder.
Even later kwam Jansen. „Goeie-
morgen" groette hij. „En wat is
er gestolen" vroeg hij. „Een goede
vijfhonderd" antwoordde vader.
„Nummers nog bekend van die
briefjes. Ja twee n.l. 47784 en
47785. Dan ga ik".
Even later kwam hij nog terug
met de speurhond. De hond had
het spoor gauw te pakken. Toen
ging het in snel tempo naar een
afgelegen hut, die de jongens „De
Boshut" noemden. Jansen had zijn
coljega Pietersen meegenomen.
De dief bekende alles.
Opstel van Gillis Provoost, oud
10 jaar. Leerling der 5e klasse der
Chr. School Domburg.
Stilzwijgen is een grote kunst
van conversatie. Hij is geen*
dwaas, die weet wanneer zijn
mond te houden.
De beekjes kabbelen en de ri
vieren zijn stil. Evenzo onder de
mensen.
De zonde zou afschrikwekkend
zyn, als zij niet een masker droeg.
Gemeenschappelijk zingen doet
wonderen.
De zielen kunnen zich niet aan
elkander mededelen. Zij zijn om
muurd.
van moeder. O, als ze dat gewe
ten had. Ze moest er niet aan
denken, de jongens alleen in dat
donkere bos, en Dik in dat
schuurtje.
„Zie je wel man, we kunnen ze
niet alleen laten!"
„Dat kan wél!" beweerde Jan-
nie. „Het was alleen de schuld
van die inbreker".
Ja, dat vond vader ook. „Maar
Dik, wat had jij daar eigenlijk nog
te maken?"
„OhehDik wist niet
goed, hoe hij er zich uit moest
redden. Hy kon toch slecht vertel
len, dat hy de inbreker zocht, en
dat dan misschien zijn portret in
de krant zou komen". Eheh
Ik wou alleen maar eens kij
ken of die inbreker er soms weer
was, en toen kwam de veldwach
ter, en toen ehtoen kon ik
niet meer weg", zei hij nu alleen
maar.
„Ja Dik", zei vader nu met een
ernstig gezicht. „Je moet nu zo
gauw mogelijk weer terug naar
de veldwachter. Ontvluchten is
heel erg. Weet je wel, dat daar
zware straf op staat?"
Och, wat schrok Dik. Han keek
direct naar moeder, wat die er
wel van zeggen zou, maar Koos
sprong op. „Dat hoeft toch niet,
vader, we hebben hem nog wel
zo fijn gered, hij hoeft toch zeker
niet terug? En wat die man alle
maal van ons gezegd heeft, vindt
U dat dan niet erg? Ze moesten
die vent zelf
(Wordt vervolgd.)
door M. v. d. Bosch.
Iki was nu klaar wakker, en
babbelde er vrolijk op los.
Jannie voelde wel, dat ze haar
weer in bed moest leggen, maar
dan moesten ze weer naar bene
den, en daar was het nu zo akelig
stil. Wat bleef Koos toch lang
weg, zou hij Dik nu nog niet ge
vonden hebben? En vader en
moeder kwamen ook al zo laat,
dat gebeurde anders ook nooit.
„Ik hoor wat!" Jannie sprong
op om gauw uit het raam te kij
ken. Zo ver ze kon hing ze er uit,
met één hand Iki terugduwend,
die ook wilde kijken.
„Ssst!" Aandachtig luisterden
ze. Ja, er werd gepraat buiten.
Zou Koos Dik toch nog gevonden
hebben. Ja hoor, daar waren ze
samen.
„Halloooo!" gilde Han, „waar
komen jullie vandaan?"
Jannie legde vlug Iki weer in
bed, en zei, dat ze nu zoet moest
gaan slapen. Toen holde ze Han
achterna naar beneden.
Wat waren de meisjes bly dat
Dik er weer was. En toen de
Jongens het hele verhaal verteld
hadden, was Jannie haast nog
meer verontwaardigd dan Han
ever wat de veldwachter hun ge
zegd had.
„Maar Dik, kon je dan niet
zeggen, dat je een vriendje van
Boudewijn was, en geen inbre
ker!"
„Zit nou maar niet te zeuren",
bromde Dik. „Iedere keer als ik
wou beginnen zei die: „Hou je
mond!" en dan die revolver. Jij
had het net zo min gedaan".
Allemaal lagen ze al in bed,
toen een auto naderde, en voor
het Boshuis stilhield.
Jannie sliep nog niet, en hoorde
meteen bekende stemmen. Het
waren vader en moeder, die thuis
gebracht werden.
Moeder liep dadelijk naar bo
ven om te zien of met de kinderen
alles in orde was. De hele avond
was ze wat onrustig geweest. En
nu, op weg naar huis, was er nog
een band gesprongen, wat een
heel oponthoud gaf.
„Jannie, slaap je al?" vroeg ze
zacht om het hoekje van de deur.
„Nee moe!" fluisterde Jannie
terug, en meteen nam ze zich
voor, niets van het gebeurde te
vertellen voor de volgende
morgen.
De brand was geblust, één nian
hield nog de wacht, voor het ge
val dat het vuur weer begon te
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
'tSCHOUWSCH DAGBLAD
van 6 APRIL 1950, No. 1530
Exploitante
Oosterbaan Le Cointre N.V„
Goes
tjeei/u/scH
u/eexe/ïD
Paasfeest-vieren gaat al meer
een zaak van uitsluitend geloof
worden in deze wereld van
Woord-verlating.
We kunnen niet meer spreken
van een „christelijk" Europa, we
kunnen zelfs niet meer spreken
van een „christelijk" Nederland,
en ook in een provincie als Zee
land, die door de eeuwen heen
een „orthodoxe" provincie ge
noemd werd, neemt het aantal
onkerkelijk en snel toe.
Het kan niet gezegd worden,
dat de Kerk zich van deze af
val niets aantrekt. Het probleem
van de ontkerstening trekt haar
aandacht. In Amerika, waar men
voor hetzelfde feit staat, doet
de Kerk op zijn Amerikaans wat
er aan gedaan kan worden. Zij
herziet zich zelf, reorganiseert
zich, past zich aan, maakt het
de jonge mensen mogelijk iets
van hun gading in de Kerk te
vinden, probeert het Evangelie
acceptabel te maken voor de
sceptische mens. We kunnen niet
beweren, dat het alles schitte
rende resultaten heeft. Maar ook
in Nederland zijn er de wanho
pige pogingen om de Kerk voor
het jonge geslacht aanvaardbaar
t- maken. En wij- kunnen even
min zeggen, dat 't alles veel helpt.
Waar ligt dit aan?
Er zijn mensen die beweren,
dat het aan de Kerk zélf ligt. Ze
is niet wat zij krachtens haar
belijdenis wezen moet. Anderen
zeggen, dat de Kerk te conser
vatief is en niet komt met een
actuele boodschap voor deze tijd.
Er is velerlei critiek van aller
lei aard.
En we stemmen direct toe, dat
de Kerk niet is wat zij behoorde
te wezen. De zonde blijft ook
storend doorwerken in de Kerk
en in de mensen die van de
Kerk zyn. Maar ligt hier de oor
zaak van de afval?
We zien naar onze Heiland en
Zaligmaker, die drie jaar lang
gepredikt heeft, wonderen ver
richtte, zelfs doden opwekte,
goeddoende het land doorging en
die in volmaaktheid gepredikt
heeft en Wiens leven in volko
men harmonie was met Zijn be
lijdenis. Heeft het wat geholpen?
Aan het eind van Zijn leven
wees hij op Zijn grote misluk
king, als we het zo noemen mo
gen, en Hij vroeg triestig aan
de weinigen die Hem getrouw
gebleven waren: „Wilt gij ook
niet heen gaan?"
Met aanpassing aan de wereld
redt de Kerk het dus zeker niet.
Het gevolg zal wél zijn, dat zij
zelf wereld gaat worden,
maar dat zij op die manier de
wereld tot de Kerk trekt is on
juist. De oorzaak van de ontker
stening wordt dan ook door de
Heiland zelve ergens anders
aangewezen: Hij heeft niet veel
krachten kunnen doen vanwege
hun ongeloof, zegt Hij. Daar ligt
de oorzaak. Hij gaat zelfs ver
der en zegt: Wanneer in Sodom
en Gomorra de krachten waren
geschied die in U (de verbonds-
brekige steden van Gallilea) ge
schied zijn, zij zouden zich be
keerd hebben in zak en as. Het
ziet er dus wel triest uit met
de taak der Kerk, wanneer zij
ook in 1950 weer de Paas-bood-
schap heeft te brengen.
Inderdaad, wanneer we het zo
zien. dat de Kerk de wereld
mo :ers tenen en de mensen
mi... i.ekeren, dan ziet het er
treurig, zo niet wanhopig uit.
Maar heeft de Kerk hier dan ook
geen zelf-correctie aan te bren
gen? Is haar taak met het Paas-
Evangelie de wereld een „offer
te" te brengen, of is de Evan
gelie-verkondiging een „Procla
matie"? Wij geloven het laatste.
Er zijn mensen, die menen,
dat het genade-aanbod zo onge
veer is als het bonbonschaaltje,
dat de gastvrouw ons vriende
lijk presenteert bij ons bezoek.
Wij kunnen het geoffreerde aan
vaarden, we kunnen het ook
weigeren. In het laatste geval
zal de gastvrouw het niet leuk
vinden, maar zij kan er verder
ook niets aan doen, maar wij
worden er niet minder door. Is
dat ook zo met het genade aan
bod? Moeten wij de wereld sme
ken om toch te luisteren, moet
de Kerk zich zó aanpassen, en
het Evangelie zó verwikkelen,
dat het voor de wereld accep
tabel wordt? Wij geloven, dat
de Schrift ons anders leert. Ner
gens lezen wy, dat het Evan
gelie een „offerte" is, integen
deel zij is een „Proclamatie", een
koninklijk, een verheven majes
teitelijk BEVEL om te geloven.
Wij mogen van Gods zaak geen
reclame-stunt maken, een be
delpartij: kom toch alstublieft.
Het Evangelie is een proclama
tie, een bevel. Hier is de KO
NING aan het woord en een
Koning bedelt niet, soebat ook
niet: Hij geeft Zijn bevel, en dat
doet Hij souverein. God is de
Schepper van Hemel en aarde
en heeft alle rechten op de mens.
Daarom staan zending en •Evan
gelisatie ook onder de hoogste
spanning. Wij hebben als Kerk
de uitdrukkelijke en gepreci
seerde opdracht van de Paarvorst
„Gaat heen in de gehele wereld,
predikt het Evangelie aan alle
creaturen. Die geloofd zal heb
ben en gedoopt zal zijn, zal zalig
worden en die niet geloofd zal
hebben, zal verdoemd worden
In de grond der zaak is zen-
dingdrijven en evangeliseren dus
een vreselijk ding. Hier worden
Hoe dronk ik blij den wijn van Zyne woorden,
Als de avond sloot rondom dit stille huis,
De hemel openging als ik Hem hoorde
Moest Hij, mijn God, verbloeden aan een Kruis?
Een mensch was Hij, te goed voor deze aarde
Dit troost: Nu is Hy bij Zijn Vader thuis,
Wiens liefde Hij hier heerlijk openbaarde
En moest Hij daarom sterven aan een Kruis?
Zij hebben Hem in Jozefs hof begraven;
Ik vat het niet: Hij, machtiger dan de dood,
Hoe kan een graf dan zijn de laatste haven
Van Hem, Die Lazarus het graf ontsloot?
Hij heeft het alles wel vooruit geweten,
Want toen ik Hem mijn kostb'ren nardus schonk,
Judas dat overbood'ge weelde heette,
Zei Hij 'k hoor nog hoe angstig-vreemd dit klonk
„Maria heeft Mij mogen voorbereiden
Op mijnen dood; straks ben Ik er niet meer."
Ik wankelde van schrik en luid ik schreide.
Toen troostte Hy my nog den laatsten keer.
Nog hangt de geur van Zijn zoo teed're woorden
Hemelsche nardus, koninklijk geschenk
Hier in dit huis, waar Hem de rust bekoorde,
En 'kHem nog hoor, zoo vaak ik aan Hem denk....
Hij kwam hier aan, vermoeid van twistgesprekken,
Van Vijandschap, die Hem den dood indreef
En nog een nachtwacht naar Zijn graf >liet trekken:
Nog in Zijn dood Hij hun gevaarlijk bleef.
Van 't gruwelijk Kruis zal ik nooit los meer 'komen:
Ik hoor aldoor Zijn onverhoord gebed,
En zie Zijn bloed uit rauwe wonden stroomen. i
En heeft Zijn sterven niet heel d'aard ontzet?
Drie dagen heeft mijn broer in 'tgraf gelegen,
Van Hem gaat straks de eerste nacht al in.
O Lazarus, hoe duister zijn Gods wegen.
Het leven zonder Hem, het heeft voor my geen zin....
Gaat Martha nu al deur en venster sluiten?
Gaat alles, na zoo'n dag, zijn eend're sleur?
Zal Hij niet opstaan en dan dwalen buiten,
Niet komen hier en kloppen aan de deur?
'kZal blijven waken, luist'ren of ik buiten
Zijn mij vertrouwde voetstap hoor op 't grint;
En dan o zaligheid de deur t' ontsluiten
En Hem te hooren zeggen: O, mijn kind
A. WAPENAAR.
de sleutels van het Koninkrijk
der hemelen gehanteerd. Hier
wordt een proclamatie uitge
vaardigd: gij moét geloven, en
zo niet dan wordt gij verdoemd.
Dryven wij zó wel zending?
Evangeliseren wij wel op deze
manier? Proclameren wij of
bedelen we?
Wanneer we dat noodzakelijke
werk van zending en evangeli
satie niet meer doen naar de
Schriften is het ijdel werk, een
slag in de lucht. Want Gods
Geest werkt er niet in. Hij werkt
alleen in verband met Zijn
Woord. En daarom zal de Kerk,
juist in deze tijd van algemene
afval, zich wel te bezinnen heb
ben wat zij doet met haar op
dracht in deze wereld. Zij heeft
geen wereld te kerstenen, geen
mensen te bekeren, wat zij trou
wens ook niet kan, zij heeft te
proclameren. En die proclamatie
snijdt steeds naar twee kanten.
Wie deze proclamatie gehoord
heeft blijft nóóit dezelfde.
Daarom komt er ook
een tijd dat de Kerk moet gaan
zwijgen. Wanneer de verharding
evident wordt, zegt de Heiland:
Schudt ook het stof af van uw
voeten over zulk een plaats en
het zal in de dag des oordeels
Sodom on Gomorra verdragelij-
ker zijn dan die stad. Met an
dere woorden: het is veel beter
dat iemand nóóit van het evan
gelie gehoord heeft, als hij toch
verloren gaat, dan dat hij het
wél gehoord heeft. Staan we bij
ons evangelisatiewerk bij deze
verschrikkelijke waarheid wel
eens stil?
Gaan we de dingen weer zó
zien, dan behoeven we niet
zenuwachtig te worden en geen
aanpassingsmogelijkheden te
gaan zoeken van de Kerk bij een
wereld, die haar verlaten heeft.
Waar het op aan komt is, dat
het Woord Gods trouw bediend
wordt, en dat het over een af
vallige wereld wordt geprocla
meerd als het Woord van de
KONING. Verder gaat de roe
ping der Kerk en de roeping
van u en van mij niet.
Zo staat ook het Paas-evan-
gelie van 1950 te midden van
deze wereld: souverein, majes
teitelijk, onaantastbaar, maar
onder de allerhoogste spanning,
onder de spanning van leven en
van dood, vol van de rijkste belof
ten voor wie gelooft, maar ook
vol van de vreselijkste bedrei
gingen, voor wie het verwerpt.
En wanneer de rijke man in de
hel naar aanpassingsmogelijk
heden van de Kerk gaat zoeken
voor zijn ongelovige broeders,
die nog leven, klinkt het majes
teitelijke, souvereine antwoord:
Zij hebben Mozes en de Profe
ten, dat zij dié horen.
En op Paasdag 1950 staat de
Kerk er niet anders voor. Want
de Kerk heeft geen offerte
(Gode zij geprezen, niet) zij
PROCLAMEERT! En dat haalt
in heel de wereld er uit wat er
in zit
We beleefde van de weke weer
een heel blzondere avond. De
doomnle kwam op huisbezoek
met een ouderling vanwege het
feit, dat Toos belijdenisse hoopt
te doen met de Pasen. Noh je ken
begriepe als dat er dan wat ln
het hart van een ouwer omgaat.
Het gebeurt niet zo veul, dat we
de doomnle over de vloer kryge.
Maar met bizondere» gelegenheden
gebeurt het toch wel en as je
kind belijdenis gaat doen ls het
een blzondere gebeurtenis. Elge-
lijk is het zo, dat er geen gele
genheid in je leven, as ouwer
wezende, ken weze die meer bi-
zonder ls. Want zou dat geen
heerlijk ding weze as je kinders
tegen je zegge: ik wil belijdenis
doen in de kerke van me geloof.
Ze benne wel zo opgevoed dat ze
heel goed wete wat ze daarmee
gaan doen. En de doomnle helt
het Toos nog weer ls goed op het
harte gedrukt, maar h(j heit ook
geweze op het grote voorrecht
as we nog zo jong wezende ons
harte aan de Here willen geven.
Nou en as Je dan zó Pasen mag
gaan viere en je bloedeige kind
ln het midden van de gemeente
„ja" mag hore zegge op de vrage
die gesteld worde, dan ken je as
ouwer wezende niks anders meer
zegge as: waar hebbe we het an
verdiend? Is het allemaal niet
enkel genade?
Ik wier daar ln het bizonder
bjj bepaald toen ik ln 't Zeeuwsch
dagblad dat verslag las, jie helt
het wellicht ook gelezen, van die
vergaring, waar gesproke wier
over de algemene afval van de
kerk, en dat die ln onze orthodoxe
provincie ook zo hand over hand
toeneemt, vooral in de grotere
plekken als Vllssingen, Middel
burg en Goes. Het aantal onker-
kelijken groeit bij het jaar cn het
getal van de mense die nog naar
de kerke gaan wordt al maar
kleiner. Een mens vraagt z'n eige
wel ls af: waar mot dat naar toe
op de duur? We wete, dat het
over de hele wereld minder
wordt met de kerke, maar as het
ln goed orthodoxe streke ook al
zo achteruit vliegt, wat blijft er
dan strakkles van over? De men
se kere de kerke de rug toe en
gaan liever naar de bioscoop en
het voetbalveld, of blijve 's Zon
dagsmorgens op derlul bed legge.
Ik weet wel de algemene afval
ls ons deur de Schrift voorzelt,
maar een mens wil er ln een
streek as de onze, waar je vroe
ger gewend wasse dat iedereen
naar de kerke gong, niet graag
an.
Maar daarom juust ls het ook
zo'n voorrecht as je elge kinders
nog behoefte magge tone om ln
de waarheid te blijve wandele. Je
ken deruit zien asdat het Paas
feest geen ijdel ding ls geweest.
God werkt deur ln de geslachte,
ook waar de afval toeneemt. Hij
blijft Zijn kerk bouwen.
En zo hope we dan een rijke
Pasen te vieren met onze kinders
en met de hele gemeente.
We verwachte op Paasavond
veul jong volk. Nou lk zegge teu-
ge me vrouwe: laat ze maar
komme en laat ze maar rondom
ons urgeltje zlnge. Groter feest
ken lk niet. Ik zie er een rijkdom
in die ik voor geen schatte van
de wereld zou wille missen.
Ik hoop, asdat julder daar lete-
wat van kenne begrijpe en dat je
ook een rijk gezegend Pase hebbe
mag een leder naar eigen om
standigheden en behoefte.
Dat ls de hartewens van jukier
FLIP BP.AMSE.