Stormen, oeverafschuivingen en dijkvallen
bedreigen steeds het Zeeuwse land.
EMIGRANTEN-LIEF EN LEED.
De eerste haven van Middelburg was de Arne
25O KILOGRAM
Nooit aflatende strijd kost millioenen.
Het geval-Louwers.
De bocht in de weg
wëgj
Ze&uwse Wandelingen
NüGGET
„Ik schaam me voor zo'n dochter".
Eens vormde Arnemuiden een bedreiging
taterdag 11 Maart 1950
PROTESTANTS CHRISTELIJK DAGBLAD
Pagina 3
TUSSEN DE GEREPATRIEERDE SOL\
DATEN BEVPNDZICH 'N 2EEUWSE
JONGEN, DIE Z"N B4ARD
5
IN f2JA4R NIET LIET SCHEREN
DE VLISSINGSE DAMCLUB
„DAMMEN IS DENKEN" BESTOND
2.5JAAR
TE ST.LAURENS WAREN WEL DE
KEURMEESTERS Op DE STIEREN'
KEOCIWG AANWEZIG .DOCH DE
STIEREN ONTBRAKEN
TB OOSTBORG WERP EEN BOM
C?E VONDETJ VAN L4ERST
De strijd der Zeeuwen tegen het water. (I.)
(Van een speciale medewerker.)
Wanneer men een enquête zou houden onder stadsbewoners over
do vraag, wat nu eigenlijk polders zijn en vooral wat calamiteuze
polders zijn, dan zou men vreemde antwoorden krijgen. De plat
telandsbewoners zouden het er beter afbrengen en vooral de inge
landen van een zeewerende polder. Dat polder lets met water te
maken heeft weet leder wel, maar dat het bestaan van Zeeland
afhangt van een ring van dijken en duinen ls tot menigeen niet
voldoende doorgedrongen. i
Voor welke lasten een noodlij
lende (calamiteuze) polder komt
|e staan en welke Offers en zor
gen dit medebrengt voor de pol
derbesturen en ingelanden, kan
een stadsmens moeilijk begrijpen.
Behalve met de strijd tegen de
zee hebben de polders ook veel te
stellen met het gevecht tegen het
water ln de polders zelf. Oude
Walchenaren weten van een der
tig jaar geleden, voordat het ge
maal „Boreel" in werking trad,
daarvan nog wel mee te praten.
Een goed geregeld waterpeil in de
polder zelf is bijna even belang
rijk als een goede zeewering. Een
polder, die zijn water niet be
hoorlijk kan lozen, blijft vér ach
ter, wat zijn opbrengsten betreft,
bij een polder, die de waterstand
steeds in de hand kan houden.
Wat daarvoor nodig Is heeft men
kunnen lezen ln een reeks arti
kelen in dit blad uit het rapport
der Oommissie Waterschapslas
ten. In enkele artikelen willen wij
een historisch overzicht geven
over de strijd tegen het water en
over het polderbeheer, kortom
over 3e Zeeuwse waterstaat.
Het is er ons niet om te doen
ook maar enigszins volledig te
zijn, want dat zou boekdelen ver
gen.
het begon al eeuwen
geleden.
Eerst rond het jaar 1000 begon
men dijken te leggen, waarbij
men niet aan de trotse zeewerin
gen van dit ogenblik moet den
ken. Zeeland heeft hierbij veel te
danken aan de monnikenorden,
die zich bezig hielden met de in
poldering. Maar voor een doel
matige verzorging van de inge
polderde stukken land had men
mensen nodig, die zich geregeld
bezig hielden met de polder- en
de oeververdediging. Dus kwamen
er dijkbesturen. In de Zeeuwse
historie wordt al vroeg van deze
mensen gewag gemaakt, want zij
waren van groot belang. Dijkgra
ven stonden aan het hoofd, maar
ongelukkig werden deze dijkgraaf-
schappen vooral omstreeks 1500
verpacht, hetgeen tot gevolg had,
dat de dijkgraven meer letten op
het geld, dat zij uit een polder
halen konden, dan op 't in orde
zijn van hun dijken.
De ondergang van Reimerswaal
is o.a. te wijten aan het slechte
beheer van de dijkgraven. Men
moet echter niet denken, dat al
tijd mensen de schuld ervan wa
ren, dat grote gebieden aan de
zee moesten worden prijsgegeven.
Zeker, de dijken hadden vroeger
doorgaans de vereiste hoogte, men
kende de moderne methode van
zinkwerken nog niet, maar ook te
genwoordig kan men niet altijd
voorkomen, dat men stukken
moet prijsgeven. Een recent voor
beeld daarvan is het verloren
gaan van het poldertje Al-te-
klein op Noord-Beveland.
oeverafschuivingen,
geniepig en sluipend
Behalve de woedende kracht
van een stormvloed kent Zeeland
ook het geniepige en sluipende
gevaar van oeverafschuivingen en
dijkvallen. Om een voorbeeld te
noemen: de Vlietepolder op N.-
Beveland had in de vorige eeuw
een groot voorland. Op de avond
van 9 Maart 1864 had de werk
baas van deze polder de steenbe
zetting langs de langwaterrand
onderzocht. Niets verdachts werd
bespeurd, maar toen hij zich 's
morgens in de schemer naar bui
ten begaf, bleek niet enkel het
gehele voorland verdwenen 140
m. breed, meer dar. 4 bunders
groot maar was de buiten
glooiing van de dijk al bijna tot
aan de dijkskruin weggezonken.
Om negen uur 's r orgens werd
in de voormalige laagwaterstand
twaalf meter diepte gepeild. 25
jaar later had aan dezelfde pol
der weer een val plaats. De voor
zitter en de waterbouwkundige
van het dijksbestuur bemerkten
bij hun wandeling langs de oever
aan de waterkant een steil kant
je. Vervolgens ontstonden scheu
ren van 2 tot 4 meter landwaarts
van IQ tot 20 meter lengte. Daar
na zonk de grond tot aan die
scheuren weg. Het resultaat was
verschrikkelijk; steeds breidde 't
grondverlies zich uit en 900.000
vierk. meter land verzonk in zee.
De zeewering was over een lengte
van 260 m. beschadigd, en de zee
was 235 m. landwaarts Ingedron
gen.
stroomgeulen ver
leggen zich voort
durend.
Oeverafschuivingen zijn feite
lijk normale verschijnselen. Men
kan ze bij een sloot waarnemen,
waarvan de kanten steil afgesto
ken zijn. Wanneer door de stro
ming van het water de kant af
geschuurd wordt, ontstaat op de
duur een uitholling, waardoor het
hogere gedeelte van de wal in het
water schuift. In de Zeeuwse
stromen heeft een voortdurende
verlegging aan stroomgeulen
j plaats. In de vorige eeuw had het
poldertje Al-te-klein een groot
voorland van schorren en slikken,
die langzaam afnamen. Toen in de
vijftiger jaren de Leendert-Abra-
hampolder werd bedijkt (ten zui
den van Al-te-klein) was het
voorland al een stuk kleiner ge
worden. Van waterstaatszijde
waarschuwde men de bedijkers.
Tegenwoordig is de toestand zó,
dat men al geruime tijd geleden
de zeedijk heeft moeten prijsge
ven en nu de stroom de hierach
ter gelegen dijk (inlaagdijk) aan
valt. De stroomgeul, het Engelse
vaarwater, had zioh dus steeds
meer naar de oever verlegd. In de
vorige eeuw werd de dijk van de
Hoofdpiaatpolder aangevallen. Te
genwoordig heeft echter aan de
andere zijde de kust van de Zuid
watering van Walcheren veel te
lijden van de stroomaanval, waar
al voor millioenen „gezonken" is.
een dijkval:
de nacht.
DIEF IN
Een dykval is nog veel genie
piger. Die komt ais een dief in de
nacht. Dit houdt verband met de
bodemgesteldheid. Het water
dringt in het zand onder de klei
laag van de polder. Het diluviale
zand (zand dus van oude dagte
kening) heeft geen samenhang,
maar gedraagt zich met wa
ter vermengd bijna als water.
Wanneer deze vloeibare massa
onder druk komt te staan, perst
zich deze brij naar de kant, waar
de minste weerstand wordt gebo
den. Een holte wordt achtergela
ten, waarin zich de hogere, vaste
aardlagen storten. Een val ont
staat dus en komt pas tot stil
stand, wanneer de vastere aard
lagen de brijachtige ondergrond
de uittocht versperren.
Uit het bovenstaande kan men
dus globaal een indruk krijgen
van wat een zeewering, wil deze
goed zijn, aan onderhoud vergt.
De zee tast de glooiing aan en
wanneer niet voor een tijdige
voorziening wordt gezorgd, ont
staat bij storm een gat, dat nog
meer kosten vergt. De dijken
klinken in en moeten dus weer op
hoogte gebracht worden. Dit be
treft alleen het buitenbeheer,
maar de afwatering met bijbeho
rende kunstwerken als duikers,
sluizen, bruggen ehz. kosten ook
handen vol geld. Op de polder
besturen rust een grote verant-
woordelijkheid, die voor de grote
polders in de millioenen loopt.
Dit alles vergt een uitgebreide
administratie. Daarover in een
volgend artikel.
(Ineez. mededeling, advert.)
Bij voorjaarsbeurt
van het huis hebben de handen
veel te lijden. Hamea-Gelei maakt
ze weer zacht, gaaf en blank.
In deze kaart geven wij een
overzicht van het door de vogel
pest getroffen gebied van West-
Europa, waaruit blijkt, dat het
voor de Nederlandse pluimvee
houders thans uiterste noodzaak
is om deze van twee zijden op
komende dreiging met alle mid
delen te onderdrukken.
De regering heeft reeds in ver
band hiermede verschillende
maatregelen genomen, zoals een
vervoerverbod voor de zuidelijke
provincies en een verzamelverbod
voor de rest van ons land.
De „Financial Times" maakt
melding van aanhoudende geruch
ten, die in de Spaanse hoofdstad
de ronde doen en volgens welke
in beginsel zou zijn overeengeko
men, dat Amerika Spanje 50 mill,
dolllar zal lenen voor aankoop
van landbouwmachines en kunst
mest.
Moediger en meer principiëel
optreden gewenst.
Schryvend over het geval
Louwers, zegt de R.K. „Maas
bode", na er op gewezen te heb
ben, dat de Westerse wereld zich
van het mensonterend vonnis te
gen kardinaal Mindszenty bitter
weinig aantrok:
Wij zouden het in overeen
stemming vinden met de beste
tradities van ons volk op dit punt,
wanneer onze regering bij de vol
keren van dè Westerse wereld
voor een moedigere en principi
ëlere gedragshjn dan tot nu toe
is ingenomen, pleitte. Zulk een
nieuwe gedragsiyn zou wellicht
gepaard gaan met het brengen
van materiële offers, maar is 't
teveel gevraagd om zulke offers
te eisen van volkeren die voor de
hoogste waarden strijd voeren
Het is onbegrijpelyk, met welk
'n gemak men er in het Westen
toe overgegaan is, met de naties,
die de menselijke rechten ver
krachten, economische handels
overeenkomsten te sluiten. Dat
men daardoor de leiders van deze
volkeren steeds vaster in het za
del helpt en een potentiële vyand
steeds sterker maakt, daarover
schijnt niemand zich te bekom
meren.
Natuuriyk zal men er op wijzen
dat de economische nood, waarin
het Westen verkeert de hier ge
wraakte overeenkomsten noodza
kelijk maakt. Wij zijn het echter
eens met onze collega van „De
Tijd", die over deze zaak schryft:
„Hier staat iets veel belangrijkers
dan welk economisch goed ook op
het spel: onze eer, welke, als wij
anders zullen handelen, geschon
den kan raken in een collabora
tie, die in verachtelykheid werke-
lyk niet onderdoet voor die, ter
uitboeting waarvan zo menige
Nederlander is gedetineerd".
Een pleidooi voor een principi
ëlere politiek tegen de rechtsver
krachting, voor een politiek die
desnoods tot verbreking van eco
nomische banden haar toevlucht
neemt, zal ongetwijfeld by velen
ook het schrikbeeld oproepen van
een zodanige verscherping der po
litieke verhoudingen tussen Oost
en West, dat zij op de achter
grond daarvan reeds de oorlog
zien aankomen^
Wij voor ons zijn van mening,
dat een krachtige houding ln deze
alleen maar heilzaam kan werken.
Het bewy's daarvan levert ons ge
heel het verloop van de stryd om
Berlijn. Ware de vrees voor de
verhoging van spanningen de
raadgeefster geweest van de
Amerikanen, dan zou Berlijn al
lang door de Moloch uit het Oos
ten zijn opgeslokt.
Tenslotte willen wij er hier op
aandringen, dat om te beginnen
onze regering nauwlettend acht
geeft op de relaties, die door de
communisten in ons land met de
landen achter het (jzeren gordijn
zijn aangeknoopt. Het verdient 'n
nauwkeurig onderzoek of niet in
ons land van bepaalde exterritori
ale kanalen gebruik wordt ge
maakt om contacten tussen de
Nederlandse aanhangers van
Moskou en hun vrienden achter
het jjzeren gordijn te leggen, die
ten nadele van ons volk en van
de mensheid zouden strekken.
reddingboot heeft vis
sersvaartuig op sleep
touw genomen.
Zoals bekend is de reddingboot
„President J. V. Wierdsma" uit
Breskens gistermorgen uitgeva
ren naar het vissersvaartuig
„Breskens 9", dat by de Midden-
steenbankboei ter hoogte van
Walcheren ronddreef. De scheeps
motor was van de fundatie los
gevaren. Om 10.45 uur heeft de
reddingboot 't in nood verkerende
scheepje op sleeptouw genomen.
feuilleton
door
to van thiel.
28)
Nu leunt hy even achterover
in zijn bureaustoel met de te
vreden gedachte dat het zo best
in elkaar zit. Hij steekt een verse
sigaret op; kijkt tersluiks even
naar de klok. Bij elf. Zou de post
van half elf?Met een ruk
roept hij zichzelf tot de orde.
Geen flauwiteiten nu. Werken.
Hy heeft nog een hele kluif aan
de hoofdberekening. Ingespan
nen zit hij een poos over zijn
papieren gebogen en schrijft
vellen vol met formules en cij
fers. Dan wordt hij langzamer
hand weer onrustig, staart het
raam uit, maar met een bruusk
gebaar zet hij zich opnieuw aan
zyn werk.
De klok slaat half twaalf. Nog
drie kwartier. Zou er straks een
brief van Ally nast zijn bord lig-
Als er nu nog niets is, belt
hij haar vanmiddag op. Zou ze
nek zijn?
Moeizam rekent hij verder;
vergist zich. Hy kan Zijn hoofd
er met meer by houden. Dan
plotseling frommelt hij driftig
een klad tot een prop in elkaar
en gooit het in de prullemand.
Met nieuwe energie zet hij een
tweede berekening op. Het gaat
beter. Ingespannen werkt hij
door, met fanatieke ijver cijfe
rend.
Dan plots een korte tik op de
deur.
Verstoord kijkt Kolff op.
Een employé geeft hem een
telegram.
Verwezen kijkt hij er naar.
Dan gaat er een schok door hem
heen; Van zijn meisje?
Met het achtereind van het
potlood verbreekt hij ruw het
zegel, dan flitsen zijn ogen langs
de woorden:
Oeverafschuiving bij dijkpaal
veertien van den Onrustpolder
zich uitstrekkend tot in het bui
tentalud van den zeedijk over
komst geboden.
Vaneck.
Ontnuchterd moet hij het nog
eens overlezen voordat hij de
betekenis er van begrijpt. Maar
als ze tot hem doordringt, zit hij
even verslagen. Dadelijk weg.
Dus geen post. Geen telefoontje.
Maar zoals zijn wilskracht
daarnet z'n gedachten, die de
verkeerde kant uit wilden, weer
in goede banen geleid heeft, zo
geeft ze hem nu nieuwe kracht
tot daden. Hij grijpt de hoorn
van de haak, geeft orders voor
de tekenkamer en belt de ga
rage op.
Als de Chevrolet een paar
minuten later voor staat, is er,
voordat hij instapt, één moment
de aarzeling of hij eerst nog bij
zijn hospita zal aanrijden, maar
dan zwaait hij zich beheerst
achter het stuur, start, en rijdt
regelrecht de kant op, waar zijn
werk hem wacht.
Het wordt een zware tocht en
het is 's avonds al tegen tienen,
voordat hij weer thuis is. Als hij
de wagen gestald heeft, loopt hij
bijna op een drafje naar huis. Er
is maar één gedachte in hem:
de brief de brief!
Bij twee treden tegelijk klimt
hij de trap op. Zijn hospita komt
komt hem al tegen op de gang
en loopt hem achterna de kamer
in. Kees' ogen zoeken. Ja, daar
ligt'ie.
„Post meheer", zegt de juf
frouw, met een veelbetekenend
knikje in de richting van de
tafel.
Kolff geeft geen antwoord.
Hij zegt, dat hij onderweg koffie
gedronken heeft en niets meer
gebruikt. Hij is moe en wil
vroeg naar bed.
Teleurgesteld zegt de hospita
„welterusten". En haar stille
man, die na zijn werk niets lie
ver doet dan rustig lezen, moet
het dubbel en dwars ontgelden,
dat „meheer" vanavond zo kort
tegen haar was.
Zo gauw de juffrouw de deur
achter zich dichtgetrokken heeft,
grijpt Kees de witte enveloppe,
'n Dikke! Fijn. Hij installeert
zich genoegelijk bij de kachel,
steekt een sigaret op en met een
zucht van innig genoegen maakt
hij voorzichtig het couvert los.
Drie dichtbeschreven vellen
haalt hij er uit. Zijn ogen vlie
gen langs een paar onderstreep
te woorden midden in de brief,
'tis of hij een klap in het ge
zicht krijgt. Zenuwachtig vouwt
hij het papier open en begint te
lezen. Het papier trilt in zijn
vingers. Op de tast legt hij zijn
sigaret weg, morst as- op stoel
en tafelkleed, hij merkt het niet.
Als hij nu in het verband de on
derstreepte woorden nog eens
leest: Ik ben tot de overtuiging
gekomen, dat we toch nooit echt
gelukkig kunnen worden
springt hij opgewonden over
eind en loopt zenuwachtig de ka
mer op en neer. Zijn meisje, zijn
Ally, hoe komt ze bij zo'n brief?
Een melancholieke bui mis
schien? Of heeft die jonge do-
miné, die altijd zo aardig tegen
haar is, met haar gepraat? Ver
woed laat hij zich in de stoel
vallen en leest verder.
(Wordt vervolgd.)
Uit „Mededelingenblad" van
de Chr. Emigratie-centrale:
- Met een van de bekende emi-
grantenboten kwam in 1947 ook
mee een tamelijk groot gezin.
Het oudste kind was 11 jaar en
daaronder waren er nog 5. De
vader leek niet veel op een boer.
Hij was tenger en zenuwachtig.
De toekomstige werkgever was
aan het station om zijn man af
te halen. Zij werden aan elkaar
voorgesteld. De boer stelde een
paar vragen, die door middel
van een tolk werden beant
woord. Blykbaar was de boer
niet tevreden. Hij nam de Hol
lander nog eens van onder tot
boven op en weigerde om hem
aan te nemen. „Ik heb om een
boer g vraagd", beweerde hij,
„en nu geeft u me dit". Het ge
zin, moe van de reis en teleur
gesteld, werd tijdelijk onderge
bracht bij een andere emigrant
en later elders geplaatst.
Op een Zaterdagmiddag laad
den wij zijn meubels op een
truekje, zetten de familie in de
auto en reden naar de nieuwe
plaats. De vrouw huilde aan een
stuk door, de kinderen keken
mistroostig uit de ramen en de
man was onrustig en deed vele
dwaze vragen. Mijn helper en ik
begonnen na aankomst de meu
bels te lossen terwijl de man op
z'n onhandige manier de vrouw
trachtte te bemoedigen, wat niet
de minste uitwerking had.
Wy zetten de kachel op, haal
den uit het naburige dorp de
ontbrekende kachelpijpen en
verzochten de vader om een
vuurtje aan te maken, want het
was een koude dag. Hij beweer
de niet te weten hoe dat moest
en de vrouw huilde harder dan
ooit. We gaven haar de zachte
wenk, dat we misschien wel
trek zouden kunnen hebben ln
een kop koffie, maar ook dat
hielp niet. We sjouwden de bed
den naar boven maar om een of
andere reden pasten de onder
delen niet en we besloten de
matras op de vloer te leggen,
haalden de man van de zijde zij
ner wenende gade en vertelden
hem, dat hy zo vannacht maar
slapen moest.
Mijn helper maakte droogweg
de opmerking, dat hij zich voor
het naar bed gaan moest uitkle
den en dan op zijn zij moest
gaan liggen, als hij dan zijn ogen
dicht deed zou hy misschien wel
gaan slapen. „Het kon soms we
zen, dat je daar ook geen- ver
stand van had", voegde hij er
voor de dufdelijkheid nog aan
toe. Het was avond- voor we
klaar waren. Voor we weggin
gen speelden we op het huis
orgeltje ,,'k Zal met mijn ganse
hart uw eer vermelden, Heer, U
dank bewijzen". Wij tweeën wa
ren de enigen, die zongen. De
man was verdwenen ergens ach
ter het huis en de vrouw zette
haar huilsolo voort. „Waarom
huil je zo?" vroeg ik haar. „Weet
u wel, dat u daarmee het leven
van uw man en kinderen ver
galt?" „Ik heb nooit naar Cana
da gewild", kwam er met horten
en stoten uit, „maar hy heeft
het doorgezet en nu zitten we in
de ellende".
'„Hij" was intussen weer ver
schenen, ging by de kachel zit
ten, het hoofd tussen de knieën
en zuchtte. Wij waren te moe en
te hongefig om nog meer tijd
aan het gezin te besteden, maar
toch vertelden wy hun nog even,
dat beiden verkeerd hadden ge
daan, de man door zyn zin door
te zetten en te emigreren zonder
de volle medewerking van zyn
vrouw, en zij door zich slap aan
te stellen nu ze eenmaal in Ca
nada was en het geluk en da
harmonie in het gezin groten
deels van haar optreden afhin
gen. We kregen geen bijval,
geen koffie en niet eens een be
dankje. Ze zaten tot over het
hoofd bedolven in hun zorgen
over zich zelf.
Lang bleven de berichten
slecht en er gingen geruchten,
dat zij terug wilden naar Hol
land. De man had zich wonder,
boven wonder aangepast, werkta
zich de blaren op de handen
maar de vrouw bleef ontevre
den, ging niet naar de kerk en
de verenigingen, bemoeide zich
niet met de buren, zorgde slecht
voor de kinderen en schreef
iedere dag een brief naar haar
moeder in Holland.
Op zekere dag komt haar man
thuis van zijn werk. Zijn vrouw
huilt deze keer niet, maar ligt
voorover op bed. Hij vreest het
ergste. Zijn oog valt op een open
brief die open op tafel ligt.
Met grote letters staat er dwars
over de blaadjes geschreven:
„als je nou niet ophoudt met )e
gezeur dan stuur ik je brieven
voortaan ongeopend terug, ja
moest je schamen en ik schaam
me voor zo'n dochter."
Voortaan ging het goed en na
twee jaar in Canada te zijn ge-
I weest wil niemand van het ge-
zin meer terug.
Volgens de geschiedschrijvers ls in 1550 het tegenwoordige Mo
lenwater te Middelburg gegraven, dat ls dus precies 4 eeuwen ge
leden. Dit water stond ln verband met de haven van Middelburg
en daarom wil Ik ln een paar artikelen de drie havens die Mid
delburg achtereenvolgens gehad heeft, eens bespTcken.
Het Molenwater.
In het 19e deel van de „Te
genwoordige Staat aller Volken"
wordt er het volgende van ge
zegd:
„Groot 11 gemeten 42 roeden
en dienende tot een Houder, om,
zo menigmaal men 't goed vindt,
de kaai en haven door twee slui
zen, een bij de stadsschuur en
een bij het Spui, te schuren en
diep te houden".
Dit had betrekking op de nieu
we haven van Middelburg, de
tweede, die in 1535 geopend
werd en waarover ik in een vol
gend stukje uitvoerig hoop te
handelen.
Nu is aan de orde de eerste
haven der stad, dat was de
Arne.
Ontstaan van de Arne.
Waar de Arne precies ont
stond is niet met zekerheid te
zeggen. Men houdt het ervoor,
dat we de oorsprong moeten zoe
ken in de buurt van Oostkapel-
le, waar het kleine riviertje ver
moedelijk aan de voet van de
duinen ontsprong en gevuld
werd met het water uit de dui
nen, hetzelfde dat we nu in de
waterleiding hebben.
Ik noemde het een riviertje,
het zal wel geen gegraven ka
naal geweest zijn, daarvoor was
het veel te kronkelend. Met vele
bochten stroomde de Arne naar
Middelburg toe, misschien is het
dezelfde stroom die ook wel met
de naam Partelinge genoemd
werd. Het is niet onmogelyk dat
de Sint Laurense watergang in
de oude bedding van de Arne
gegraven ls.
Dc Arne bij Middelburg.
Zo bereikte de Arne dus de
hoofdstad en liep er met een
bocht omheen. En in deze bocht
werd de Abdij gebouwd. U kunt
u misschien wel voorstellen, dat
het oudste Middelburg (plm.
1100) zich uitstrekte tussen wat
nu de Noordstraat, Hofplein,
Wagenaarstraat, St. Pieterstraat
en Langedelft zijn.
Als u een plattegrond van
Middelburg bekijkt, ziet u tussen
deze straten het oudste gedeelte
der stad in een tamelijk ronde
vorm.
En nu stroomde de Arne daar
vlak langs op de plaats waar nu
Wagenaarstraat en St. Pieter
straat zich bevinden ongeveer
via Kortedelft en Bellinkstraat
naar de Rouaanse kade en ver
der weer met veel bochten naar
de mude (mond) van de Arne,
waar de voorhaven van Middel-
burg lag: Arnemuiden. Hier
stond het sterke kasteel de Mor-
tiere, dat de toegang tot de ha
ven zo nodig verdedigen kon.
Hier stroomde ze ln de Lem
mer, een der vele wateren tus
sen. Walcheren en Zuid-Beve
land, later samengevat onder de
algemene naam Sloe.
Dit is nu gedurende enkele
eeuwen de haven geweest, waar
door de handelsschepen het
steeds uitgroeiende Middelburg,
dat voortdurend in bloei toenam,
bereikten.
Middelburg
contra Arnemuiden.
De voorhaven Arnemuiden
profiteerde mede van de groei
ende welvaart van Middelburg.
Het heeft er zelfs meermalen
naar gestreefd de Zeeuwse
hoofdstad te overvleugelen om
CXI.
zich in vrijheid te kunnen ont
wikkelen. Daardoor kon het In
derdaad een bedreiging voor de
handelsbloei van Middelburg
worden, een machtig Arnemui
den kon immers die toegang tot
de haven blokkeren? En daarom
heeft Middelburg zich er tel
kens weer op toegelegd om het
zelfstandig bestaan en het initia
tief van de voorhaven te ver
nietigen. Het kocht de heerlijk
heidsrechten van het stadje, ver
bood de groothandel, legde het
bedrijfsleven aan banden, kort
om, uit handelsnaijver hield het
Arnemuiden onder de duim.
Volgens een veel gebruikte
vergelijking was Middelburg een
zak en Arnemuiden slechts de
mond ervan!
Toen in 1572 bijna heel Wal
cheren zich voor Prins Willem
verklaarde, volgde ook Arne
muiden dit goede voorbeeld, ook
wel uit reactie tegen het Spaans
gebleven Middelburg, dat het
steeds onderdrukt had.
Voor de binnenzeilende sche
pen werd in Middelburg een ha
ven gegraven, die we nu nog
kennen als het Droogdok, waar
schijnlijk toen nog buiten de
eigenlijke stad gelegen. Er werd
een dam ingelegd, nog altyd in
onze herinnering voortlevend in
het plein en de beide straten van
dezelfde naam.
Verzanding van de Arne.
Tenslotte was deze eerste ha
ven van Middelburg niet langer
bruikbaar. Voor de mond ont
stond er een grote zandplaat in
de Lemmer (het Arnemuidse
zand), zodat het steeds moeilij
ker werd voor de schepen om
ongehinderd de haven binnen te
varen. En de Arne zelf werd
voortdurend slechter bevaarbaar,
moest geregeld worden uitge
baggerd, waarbij we lezen van
een mol (een soort baggermolen)
met ijzeren tanden, die dit kar
weitje opknappen moest. Het is
echter niet afdoende, de koop
manschap gaat achteruit „over
mits dat de haven hair streckt
zeer lanc ende erom" en we kun
nen erbij voegen: door de on
diepten niet voldoende bevaar
baar blijft.
Het besluit van 1526 om de
haven „te rechten ende te cor-
ten" is niet uitgevoerd, men
heeft kort na dit jaar een geheel
nieuwe haven gegraven, waar
over in een volgend artikel.
Tussen Middelburg en de
mond.
Even buiten Middelburg ligt
nog de hofstede Arnestein, vroe
ger een mooie buitenplaats met
bos, vijvers en torens, volgens
sommigen heeft het ook gediend
als tolhuis. Bij het begin van de
dreef naar Arnestein, dicht bij
het hof Wijddauw, waar nu het
Industrieterrein ligt, was vroe
ger het galgenyeld van Middel
burg, waar de lijken van de op
de Grote Markt ter .^ood ge
brachte misdadigers werden op
gehangen „omme aldaer door da
injuriën der lucht en het ge
vogelte des hemels te worden
verteerd", zoals het in de dood
vonnissen luidt. Bij het graven
heeft men later daar wel doods
hoofden en beenderen gevonden,
eens zelfs halswervels met een
stuk ketting eraan.
In 1601 is het galgenveld ver
plaatst naar de Zaagmolendijk
bij Nieuwland, ruim een eeuw
later meer Zuidelijk naar een
schor by de Weisingepolder.
L. v. W.
(Ingez. mededeling, advert.)
Voorlopig nog geen
oorlogsschade-uitkeringen.
Ofschoon de wet op de mate
riële oorlogsschade is afgekondigd
betekent dit nog niet, dat nu ook
dadelyk begonnen kan worden
met de nieuwe uitkeringen, aldus
„De Telegraaf". Er moet n.l. nog
gewacht worden op de goedkeu
ring van in te dienen aanvullende
begrotingen van het ministerie
van Financiën. Met de opstelling
daarvan kon eerst worden begon
nen nadat de Tweede Kamer de
wet had aangenomen, want men
kon natuurlyk niet vooruit weten,
welke veranderingen de Kamer
(via amendementen) nog wilde
aanbrengen. De beslissing van de
Eerste Kamer kon het sein geven
om spoed te betrachten met die
suppletoire begrotingen. Maar: i»
die spoed wel betracht? Het ziet
er naar uit, dat nog wel een of
twee maanden heen zullen gaan
eer de beide Kamers die aanvul
lende begrotingen zullen hebben
aangenomen, tenrij men er een
spoedbehandeling van maakt. Dat
zou overigens de talrijke gedu
peerden, die zitten te springen om
uitkering (Arnhem) hoogst wel
kom zyn.