Stormen, oeverafschuivingen en dijkvallen bedreigen steeds het Zeeuwse land. EMIGRANTEN-LIEF EN LEED. De eerste haven van Middelburg was de Arne 25O KILOGRAM Nooit aflatende strijd kost millioenen. Het geval-Louwers. De bocht in de weg wëgj Ze&uwse Wandelingen NüGGET „Ik schaam me voor zo'n dochter". Eens vormde Arnemuiden een bedreiging taterdag 11 Maart 1950 PROTESTANTS CHRISTELIJK DAGBLAD Pagina 3 TUSSEN DE GEREPATRIEERDE SOL\ DATEN BEVPNDZICH 'N 2EEUWSE JONGEN, DIE Z"N B4ARD 5 IN f2JA4R NIET LIET SCHEREN DE VLISSINGSE DAMCLUB „DAMMEN IS DENKEN" BESTOND 2.5JAAR TE ST.LAURENS WAREN WEL DE KEURMEESTERS Op DE STIEREN' KEOCIWG AANWEZIG .DOCH DE STIEREN ONTBRAKEN TB OOSTBORG WERP EEN BOM C?E VONDETJ VAN L4ERST De strijd der Zeeuwen tegen het water. (I.) (Van een speciale medewerker.) Wanneer men een enquête zou houden onder stadsbewoners over do vraag, wat nu eigenlijk polders zijn en vooral wat calamiteuze polders zijn, dan zou men vreemde antwoorden krijgen. De plat telandsbewoners zouden het er beter afbrengen en vooral de inge landen van een zeewerende polder. Dat polder lets met water te maken heeft weet leder wel, maar dat het bestaan van Zeeland afhangt van een ring van dijken en duinen ls tot menigeen niet voldoende doorgedrongen. i Voor welke lasten een noodlij lende (calamiteuze) polder komt |e staan en welke Offers en zor gen dit medebrengt voor de pol derbesturen en ingelanden, kan een stadsmens moeilijk begrijpen. Behalve met de strijd tegen de zee hebben de polders ook veel te stellen met het gevecht tegen het water ln de polders zelf. Oude Walchenaren weten van een der tig jaar geleden, voordat het ge maal „Boreel" in werking trad, daarvan nog wel mee te praten. Een goed geregeld waterpeil in de polder zelf is bijna even belang rijk als een goede zeewering. Een polder, die zijn water niet be hoorlijk kan lozen, blijft vér ach ter, wat zijn opbrengsten betreft, bij een polder, die de waterstand steeds in de hand kan houden. Wat daarvoor nodig Is heeft men kunnen lezen ln een reeks arti kelen in dit blad uit het rapport der Oommissie Waterschapslas ten. In enkele artikelen willen wij een historisch overzicht geven over de strijd tegen het water en over het polderbeheer, kortom over 3e Zeeuwse waterstaat. Het is er ons niet om te doen ook maar enigszins volledig te zijn, want dat zou boekdelen ver gen. het begon al eeuwen geleden. Eerst rond het jaar 1000 begon men dijken te leggen, waarbij men niet aan de trotse zeewerin gen van dit ogenblik moet den ken. Zeeland heeft hierbij veel te danken aan de monnikenorden, die zich bezig hielden met de in poldering. Maar voor een doel matige verzorging van de inge polderde stukken land had men mensen nodig, die zich geregeld bezig hielden met de polder- en de oeververdediging. Dus kwamen er dijkbesturen. In de Zeeuwse historie wordt al vroeg van deze mensen gewag gemaakt, want zij waren van groot belang. Dijkgra ven stonden aan het hoofd, maar ongelukkig werden deze dijkgraaf- schappen vooral omstreeks 1500 verpacht, hetgeen tot gevolg had, dat de dijkgraven meer letten op het geld, dat zij uit een polder halen konden, dan op 't in orde zijn van hun dijken. De ondergang van Reimerswaal is o.a. te wijten aan het slechte beheer van de dijkgraven. Men moet echter niet denken, dat al tijd mensen de schuld ervan wa ren, dat grote gebieden aan de zee moesten worden prijsgegeven. Zeker, de dijken hadden vroeger doorgaans de vereiste hoogte, men kende de moderne methode van zinkwerken nog niet, maar ook te genwoordig kan men niet altijd voorkomen, dat men stukken moet prijsgeven. Een recent voor beeld daarvan is het verloren gaan van het poldertje Al-te- klein op Noord-Beveland. oeverafschuivingen, geniepig en sluipend Behalve de woedende kracht van een stormvloed kent Zeeland ook het geniepige en sluipende gevaar van oeverafschuivingen en dijkvallen. Om een voorbeeld te noemen: de Vlietepolder op N.- Beveland had in de vorige eeuw een groot voorland. Op de avond van 9 Maart 1864 had de werk baas van deze polder de steenbe zetting langs de langwaterrand onderzocht. Niets verdachts werd bespeurd, maar toen hij zich 's morgens in de schemer naar bui ten begaf, bleek niet enkel het gehele voorland verdwenen 140 m. breed, meer dar. 4 bunders groot maar was de buiten glooiing van de dijk al bijna tot aan de dijkskruin weggezonken. Om negen uur 's r orgens werd in de voormalige laagwaterstand twaalf meter diepte gepeild. 25 jaar later had aan dezelfde pol der weer een val plaats. De voor zitter en de waterbouwkundige van het dijksbestuur bemerkten bij hun wandeling langs de oever aan de waterkant een steil kant je. Vervolgens ontstonden scheu ren van 2 tot 4 meter landwaarts van IQ tot 20 meter lengte. Daar na zonk de grond tot aan die scheuren weg. Het resultaat was verschrikkelijk; steeds breidde 't grondverlies zich uit en 900.000 vierk. meter land verzonk in zee. De zeewering was over een lengte van 260 m. beschadigd, en de zee was 235 m. landwaarts Ingedron gen. stroomgeulen ver leggen zich voort durend. Oeverafschuivingen zijn feite lijk normale verschijnselen. Men kan ze bij een sloot waarnemen, waarvan de kanten steil afgesto ken zijn. Wanneer door de stro ming van het water de kant af geschuurd wordt, ontstaat op de duur een uitholling, waardoor het hogere gedeelte van de wal in het water schuift. In de Zeeuwse stromen heeft een voortdurende verlegging aan stroomgeulen j plaats. In de vorige eeuw had het poldertje Al-te-klein een groot voorland van schorren en slikken, die langzaam afnamen. Toen in de vijftiger jaren de Leendert-Abra- hampolder werd bedijkt (ten zui den van Al-te-klein) was het voorland al een stuk kleiner ge worden. Van waterstaatszijde waarschuwde men de bedijkers. Tegenwoordig is de toestand zó, dat men al geruime tijd geleden de zeedijk heeft moeten prijsge ven en nu de stroom de hierach ter gelegen dijk (inlaagdijk) aan valt. De stroomgeul, het Engelse vaarwater, had zioh dus steeds meer naar de oever verlegd. In de vorige eeuw werd de dijk van de Hoofdpiaatpolder aangevallen. Te genwoordig heeft echter aan de andere zijde de kust van de Zuid watering van Walcheren veel te lijden van de stroomaanval, waar al voor millioenen „gezonken" is. een dijkval: de nacht. DIEF IN Een dykval is nog veel genie piger. Die komt ais een dief in de nacht. Dit houdt verband met de bodemgesteldheid. Het water dringt in het zand onder de klei laag van de polder. Het diluviale zand (zand dus van oude dagte kening) heeft geen samenhang, maar gedraagt zich met wa ter vermengd bijna als water. Wanneer deze vloeibare massa onder druk komt te staan, perst zich deze brij naar de kant, waar de minste weerstand wordt gebo den. Een holte wordt achtergela ten, waarin zich de hogere, vaste aardlagen storten. Een val ont staat dus en komt pas tot stil stand, wanneer de vastere aard lagen de brijachtige ondergrond de uittocht versperren. Uit het bovenstaande kan men dus globaal een indruk krijgen van wat een zeewering, wil deze goed zijn, aan onderhoud vergt. De zee tast de glooiing aan en wanneer niet voor een tijdige voorziening wordt gezorgd, ont staat bij storm een gat, dat nog meer kosten vergt. De dijken klinken in en moeten dus weer op hoogte gebracht worden. Dit be treft alleen het buitenbeheer, maar de afwatering met bijbeho rende kunstwerken als duikers, sluizen, bruggen ehz. kosten ook handen vol geld. Op de polder besturen rust een grote verant- woordelijkheid, die voor de grote polders in de millioenen loopt. Dit alles vergt een uitgebreide administratie. Daarover in een volgend artikel. (Ineez. mededeling, advert.) Bij voorjaarsbeurt van het huis hebben de handen veel te lijden. Hamea-Gelei maakt ze weer zacht, gaaf en blank. In deze kaart geven wij een overzicht van het door de vogel pest getroffen gebied van West- Europa, waaruit blijkt, dat het voor de Nederlandse pluimvee houders thans uiterste noodzaak is om deze van twee zijden op komende dreiging met alle mid delen te onderdrukken. De regering heeft reeds in ver band hiermede verschillende maatregelen genomen, zoals een vervoerverbod voor de zuidelijke provincies en een verzamelverbod voor de rest van ons land. De „Financial Times" maakt melding van aanhoudende geruch ten, die in de Spaanse hoofdstad de ronde doen en volgens welke in beginsel zou zijn overeengeko men, dat Amerika Spanje 50 mill, dolllar zal lenen voor aankoop van landbouwmachines en kunst mest. Moediger en meer principiëel optreden gewenst. Schryvend over het geval Louwers, zegt de R.K. „Maas bode", na er op gewezen te heb ben, dat de Westerse wereld zich van het mensonterend vonnis te gen kardinaal Mindszenty bitter weinig aantrok: Wij zouden het in overeen stemming vinden met de beste tradities van ons volk op dit punt, wanneer onze regering bij de vol keren van dè Westerse wereld voor een moedigere en principi ëlere gedragshjn dan tot nu toe is ingenomen, pleitte. Zulk een nieuwe gedragsiyn zou wellicht gepaard gaan met het brengen van materiële offers, maar is 't teveel gevraagd om zulke offers te eisen van volkeren die voor de hoogste waarden strijd voeren Het is onbegrijpelyk, met welk 'n gemak men er in het Westen toe overgegaan is, met de naties, die de menselijke rechten ver krachten, economische handels overeenkomsten te sluiten. Dat men daardoor de leiders van deze volkeren steeds vaster in het za del helpt en een potentiële vyand steeds sterker maakt, daarover schijnt niemand zich te bekom meren. Natuuriyk zal men er op wijzen dat de economische nood, waarin het Westen verkeert de hier ge wraakte overeenkomsten noodza kelijk maakt. Wij zijn het echter eens met onze collega van „De Tijd", die over deze zaak schryft: „Hier staat iets veel belangrijkers dan welk economisch goed ook op het spel: onze eer, welke, als wij anders zullen handelen, geschon den kan raken in een collabora tie, die in verachtelykheid werke- lyk niet onderdoet voor die, ter uitboeting waarvan zo menige Nederlander is gedetineerd". Een pleidooi voor een principi ëlere politiek tegen de rechtsver krachting, voor een politiek die desnoods tot verbreking van eco nomische banden haar toevlucht neemt, zal ongetwijfeld by velen ook het schrikbeeld oproepen van een zodanige verscherping der po litieke verhoudingen tussen Oost en West, dat zij op de achter grond daarvan reeds de oorlog zien aankomen^ Wij voor ons zijn van mening, dat een krachtige houding ln deze alleen maar heilzaam kan werken. Het bewy's daarvan levert ons ge heel het verloop van de stryd om Berlijn. Ware de vrees voor de verhoging van spanningen de raadgeefster geweest van de Amerikanen, dan zou Berlijn al lang door de Moloch uit het Oos ten zijn opgeslokt. Tenslotte willen wij er hier op aandringen, dat om te beginnen onze regering nauwlettend acht geeft op de relaties, die door de communisten in ons land met de landen achter het (jzeren gordijn zijn aangeknoopt. Het verdient 'n nauwkeurig onderzoek of niet in ons land van bepaalde exterritori ale kanalen gebruik wordt ge maakt om contacten tussen de Nederlandse aanhangers van Moskou en hun vrienden achter het jjzeren gordijn te leggen, die ten nadele van ons volk en van de mensheid zouden strekken. reddingboot heeft vis sersvaartuig op sleep touw genomen. Zoals bekend is de reddingboot „President J. V. Wierdsma" uit Breskens gistermorgen uitgeva ren naar het vissersvaartuig „Breskens 9", dat by de Midden- steenbankboei ter hoogte van Walcheren ronddreef. De scheeps motor was van de fundatie los gevaren. Om 10.45 uur heeft de reddingboot 't in nood verkerende scheepje op sleeptouw genomen. feuilleton door to van thiel. 28) Nu leunt hy even achterover in zijn bureaustoel met de te vreden gedachte dat het zo best in elkaar zit. Hij steekt een verse sigaret op; kijkt tersluiks even naar de klok. Bij elf. Zou de post van half elf?Met een ruk roept hij zichzelf tot de orde. Geen flauwiteiten nu. Werken. Hy heeft nog een hele kluif aan de hoofdberekening. Ingespan nen zit hij een poos over zijn papieren gebogen en schrijft vellen vol met formules en cij fers. Dan wordt hij langzamer hand weer onrustig, staart het raam uit, maar met een bruusk gebaar zet hij zich opnieuw aan zyn werk. De klok slaat half twaalf. Nog drie kwartier. Zou er straks een brief van Ally nast zijn bord lig- Als er nu nog niets is, belt hij haar vanmiddag op. Zou ze nek zijn? Moeizam rekent hij verder; vergist zich. Hy kan Zijn hoofd er met meer by houden. Dan plotseling frommelt hij driftig een klad tot een prop in elkaar en gooit het in de prullemand. Met nieuwe energie zet hij een tweede berekening op. Het gaat beter. Ingespannen werkt hij door, met fanatieke ijver cijfe rend. Dan plots een korte tik op de deur. Verstoord kijkt Kolff op. Een employé geeft hem een telegram. Verwezen kijkt hij er naar. Dan gaat er een schok door hem heen; Van zijn meisje? Met het achtereind van het potlood verbreekt hij ruw het zegel, dan flitsen zijn ogen langs de woorden: Oeverafschuiving bij dijkpaal veertien van den Onrustpolder zich uitstrekkend tot in het bui tentalud van den zeedijk over komst geboden. Vaneck. Ontnuchterd moet hij het nog eens overlezen voordat hij de betekenis er van begrijpt. Maar als ze tot hem doordringt, zit hij even verslagen. Dadelijk weg. Dus geen post. Geen telefoontje. Maar zoals zijn wilskracht daarnet z'n gedachten, die de verkeerde kant uit wilden, weer in goede banen geleid heeft, zo geeft ze hem nu nieuwe kracht tot daden. Hij grijpt de hoorn van de haak, geeft orders voor de tekenkamer en belt de ga rage op. Als de Chevrolet een paar minuten later voor staat, is er, voordat hij instapt, één moment de aarzeling of hij eerst nog bij zijn hospita zal aanrijden, maar dan zwaait hij zich beheerst achter het stuur, start, en rijdt regelrecht de kant op, waar zijn werk hem wacht. Het wordt een zware tocht en het is 's avonds al tegen tienen, voordat hij weer thuis is. Als hij de wagen gestald heeft, loopt hij bijna op een drafje naar huis. Er is maar één gedachte in hem: de brief de brief! Bij twee treden tegelijk klimt hij de trap op. Zijn hospita komt komt hem al tegen op de gang en loopt hem achterna de kamer in. Kees' ogen zoeken. Ja, daar ligt'ie. „Post meheer", zegt de juf frouw, met een veelbetekenend knikje in de richting van de tafel. Kolff geeft geen antwoord. Hij zegt, dat hij onderweg koffie gedronken heeft en niets meer gebruikt. Hij is moe en wil vroeg naar bed. Teleurgesteld zegt de hospita „welterusten". En haar stille man, die na zijn werk niets lie ver doet dan rustig lezen, moet het dubbel en dwars ontgelden, dat „meheer" vanavond zo kort tegen haar was. Zo gauw de juffrouw de deur achter zich dichtgetrokken heeft, grijpt Kees de witte enveloppe, 'n Dikke! Fijn. Hij installeert zich genoegelijk bij de kachel, steekt een sigaret op en met een zucht van innig genoegen maakt hij voorzichtig het couvert los. Drie dichtbeschreven vellen haalt hij er uit. Zijn ogen vlie gen langs een paar onderstreep te woorden midden in de brief, 'tis of hij een klap in het ge zicht krijgt. Zenuwachtig vouwt hij het papier open en begint te lezen. Het papier trilt in zijn vingers. Op de tast legt hij zijn sigaret weg, morst as- op stoel en tafelkleed, hij merkt het niet. Als hij nu in het verband de on derstreepte woorden nog eens leest: Ik ben tot de overtuiging gekomen, dat we toch nooit echt gelukkig kunnen worden springt hij opgewonden over eind en loopt zenuwachtig de ka mer op en neer. Zijn meisje, zijn Ally, hoe komt ze bij zo'n brief? Een melancholieke bui mis schien? Of heeft die jonge do- miné, die altijd zo aardig tegen haar is, met haar gepraat? Ver woed laat hij zich in de stoel vallen en leest verder. (Wordt vervolgd.) Uit „Mededelingenblad" van de Chr. Emigratie-centrale: - Met een van de bekende emi- grantenboten kwam in 1947 ook mee een tamelijk groot gezin. Het oudste kind was 11 jaar en daaronder waren er nog 5. De vader leek niet veel op een boer. Hij was tenger en zenuwachtig. De toekomstige werkgever was aan het station om zijn man af te halen. Zij werden aan elkaar voorgesteld. De boer stelde een paar vragen, die door middel van een tolk werden beant woord. Blykbaar was de boer niet tevreden. Hij nam de Hol lander nog eens van onder tot boven op en weigerde om hem aan te nemen. „Ik heb om een boer g vraagd", beweerde hij, „en nu geeft u me dit". Het ge zin, moe van de reis en teleur gesteld, werd tijdelijk onderge bracht bij een andere emigrant en later elders geplaatst. Op een Zaterdagmiddag laad den wij zijn meubels op een truekje, zetten de familie in de auto en reden naar de nieuwe plaats. De vrouw huilde aan een stuk door, de kinderen keken mistroostig uit de ramen en de man was onrustig en deed vele dwaze vragen. Mijn helper en ik begonnen na aankomst de meu bels te lossen terwijl de man op z'n onhandige manier de vrouw trachtte te bemoedigen, wat niet de minste uitwerking had. Wy zetten de kachel op, haal den uit het naburige dorp de ontbrekende kachelpijpen en verzochten de vader om een vuurtje aan te maken, want het was een koude dag. Hij beweer de niet te weten hoe dat moest en de vrouw huilde harder dan ooit. We gaven haar de zachte wenk, dat we misschien wel trek zouden kunnen hebben ln een kop koffie, maar ook dat hielp niet. We sjouwden de bed den naar boven maar om een of andere reden pasten de onder delen niet en we besloten de matras op de vloer te leggen, haalden de man van de zijde zij ner wenende gade en vertelden hem, dat hy zo vannacht maar slapen moest. Mijn helper maakte droogweg de opmerking, dat hij zich voor het naar bed gaan moest uitkle den en dan op zijn zij moest gaan liggen, als hij dan zijn ogen dicht deed zou hy misschien wel gaan slapen. „Het kon soms we zen, dat je daar ook geen- ver stand van had", voegde hij er voor de dufdelijkheid nog aan toe. Het was avond- voor we klaar waren. Voor we weggin gen speelden we op het huis orgeltje ,,'k Zal met mijn ganse hart uw eer vermelden, Heer, U dank bewijzen". Wij tweeën wa ren de enigen, die zongen. De man was verdwenen ergens ach ter het huis en de vrouw zette haar huilsolo voort. „Waarom huil je zo?" vroeg ik haar. „Weet u wel, dat u daarmee het leven van uw man en kinderen ver galt?" „Ik heb nooit naar Cana da gewild", kwam er met horten en stoten uit, „maar hy heeft het doorgezet en nu zitten we in de ellende". '„Hij" was intussen weer ver schenen, ging by de kachel zit ten, het hoofd tussen de knieën en zuchtte. Wij waren te moe en te hongefig om nog meer tijd aan het gezin te besteden, maar toch vertelden wy hun nog even, dat beiden verkeerd hadden ge daan, de man door zyn zin door te zetten en te emigreren zonder de volle medewerking van zyn vrouw, en zij door zich slap aan te stellen nu ze eenmaal in Ca nada was en het geluk en da harmonie in het gezin groten deels van haar optreden afhin gen. We kregen geen bijval, geen koffie en niet eens een be dankje. Ze zaten tot over het hoofd bedolven in hun zorgen over zich zelf. Lang bleven de berichten slecht en er gingen geruchten, dat zij terug wilden naar Hol land. De man had zich wonder, boven wonder aangepast, werkta zich de blaren op de handen maar de vrouw bleef ontevre den, ging niet naar de kerk en de verenigingen, bemoeide zich niet met de buren, zorgde slecht voor de kinderen en schreef iedere dag een brief naar haar moeder in Holland. Op zekere dag komt haar man thuis van zijn werk. Zijn vrouw huilt deze keer niet, maar ligt voorover op bed. Hij vreest het ergste. Zijn oog valt op een open brief die open op tafel ligt. Met grote letters staat er dwars over de blaadjes geschreven: „als je nou niet ophoudt met )e gezeur dan stuur ik je brieven voortaan ongeopend terug, ja moest je schamen en ik schaam me voor zo'n dochter." Voortaan ging het goed en na twee jaar in Canada te zijn ge- I weest wil niemand van het ge- zin meer terug. Volgens de geschiedschrijvers ls in 1550 het tegenwoordige Mo lenwater te Middelburg gegraven, dat ls dus precies 4 eeuwen ge leden. Dit water stond ln verband met de haven van Middelburg en daarom wil Ik ln een paar artikelen de drie havens die Mid delburg achtereenvolgens gehad heeft, eens bespTcken. Het Molenwater. In het 19e deel van de „Te genwoordige Staat aller Volken" wordt er het volgende van ge zegd: „Groot 11 gemeten 42 roeden en dienende tot een Houder, om, zo menigmaal men 't goed vindt, de kaai en haven door twee slui zen, een bij de stadsschuur en een bij het Spui, te schuren en diep te houden". Dit had betrekking op de nieu we haven van Middelburg, de tweede, die in 1535 geopend werd en waarover ik in een vol gend stukje uitvoerig hoop te handelen. Nu is aan de orde de eerste haven der stad, dat was de Arne. Ontstaan van de Arne. Waar de Arne precies ont stond is niet met zekerheid te zeggen. Men houdt het ervoor, dat we de oorsprong moeten zoe ken in de buurt van Oostkapel- le, waar het kleine riviertje ver moedelijk aan de voet van de duinen ontsprong en gevuld werd met het water uit de dui nen, hetzelfde dat we nu in de waterleiding hebben. Ik noemde het een riviertje, het zal wel geen gegraven ka naal geweest zijn, daarvoor was het veel te kronkelend. Met vele bochten stroomde de Arne naar Middelburg toe, misschien is het dezelfde stroom die ook wel met de naam Partelinge genoemd werd. Het is niet onmogelyk dat de Sint Laurense watergang in de oude bedding van de Arne gegraven ls. Dc Arne bij Middelburg. Zo bereikte de Arne dus de hoofdstad en liep er met een bocht omheen. En in deze bocht werd de Abdij gebouwd. U kunt u misschien wel voorstellen, dat het oudste Middelburg (plm. 1100) zich uitstrekte tussen wat nu de Noordstraat, Hofplein, Wagenaarstraat, St. Pieterstraat en Langedelft zijn. Als u een plattegrond van Middelburg bekijkt, ziet u tussen deze straten het oudste gedeelte der stad in een tamelijk ronde vorm. En nu stroomde de Arne daar vlak langs op de plaats waar nu Wagenaarstraat en St. Pieter straat zich bevinden ongeveer via Kortedelft en Bellinkstraat naar de Rouaanse kade en ver der weer met veel bochten naar de mude (mond) van de Arne, waar de voorhaven van Middel- burg lag: Arnemuiden. Hier stond het sterke kasteel de Mor- tiere, dat de toegang tot de ha ven zo nodig verdedigen kon. Hier stroomde ze ln de Lem mer, een der vele wateren tus sen. Walcheren en Zuid-Beve land, later samengevat onder de algemene naam Sloe. Dit is nu gedurende enkele eeuwen de haven geweest, waar door de handelsschepen het steeds uitgroeiende Middelburg, dat voortdurend in bloei toenam, bereikten. Middelburg contra Arnemuiden. De voorhaven Arnemuiden profiteerde mede van de groei ende welvaart van Middelburg. Het heeft er zelfs meermalen naar gestreefd de Zeeuwse hoofdstad te overvleugelen om CXI. zich in vrijheid te kunnen ont wikkelen. Daardoor kon het In derdaad een bedreiging voor de handelsbloei van Middelburg worden, een machtig Arnemui den kon immers die toegang tot de haven blokkeren? En daarom heeft Middelburg zich er tel kens weer op toegelegd om het zelfstandig bestaan en het initia tief van de voorhaven te ver nietigen. Het kocht de heerlijk heidsrechten van het stadje, ver bood de groothandel, legde het bedrijfsleven aan banden, kort om, uit handelsnaijver hield het Arnemuiden onder de duim. Volgens een veel gebruikte vergelijking was Middelburg een zak en Arnemuiden slechts de mond ervan! Toen in 1572 bijna heel Wal cheren zich voor Prins Willem verklaarde, volgde ook Arne muiden dit goede voorbeeld, ook wel uit reactie tegen het Spaans gebleven Middelburg, dat het steeds onderdrukt had. Voor de binnenzeilende sche pen werd in Middelburg een ha ven gegraven, die we nu nog kennen als het Droogdok, waar schijnlijk toen nog buiten de eigenlijke stad gelegen. Er werd een dam ingelegd, nog altyd in onze herinnering voortlevend in het plein en de beide straten van dezelfde naam. Verzanding van de Arne. Tenslotte was deze eerste ha ven van Middelburg niet langer bruikbaar. Voor de mond ont stond er een grote zandplaat in de Lemmer (het Arnemuidse zand), zodat het steeds moeilij ker werd voor de schepen om ongehinderd de haven binnen te varen. En de Arne zelf werd voortdurend slechter bevaarbaar, moest geregeld worden uitge baggerd, waarbij we lezen van een mol (een soort baggermolen) met ijzeren tanden, die dit kar weitje opknappen moest. Het is echter niet afdoende, de koop manschap gaat achteruit „over mits dat de haven hair streckt zeer lanc ende erom" en we kun nen erbij voegen: door de on diepten niet voldoende bevaar baar blijft. Het besluit van 1526 om de haven „te rechten ende te cor- ten" is niet uitgevoerd, men heeft kort na dit jaar een geheel nieuwe haven gegraven, waar over in een volgend artikel. Tussen Middelburg en de mond. Even buiten Middelburg ligt nog de hofstede Arnestein, vroe ger een mooie buitenplaats met bos, vijvers en torens, volgens sommigen heeft het ook gediend als tolhuis. Bij het begin van de dreef naar Arnestein, dicht bij het hof Wijddauw, waar nu het Industrieterrein ligt, was vroe ger het galgenyeld van Middel burg, waar de lijken van de op de Grote Markt ter .^ood ge brachte misdadigers werden op gehangen „omme aldaer door da injuriën der lucht en het ge vogelte des hemels te worden verteerd", zoals het in de dood vonnissen luidt. Bij het graven heeft men later daar wel doods hoofden en beenderen gevonden, eens zelfs halswervels met een stuk ketting eraan. In 1601 is het galgenveld ver plaatst naar de Zaagmolendijk bij Nieuwland, ruim een eeuw later meer Zuidelijk naar een schor by de Weisingepolder. L. v. W. (Ingez. mededeling, advert.) Voorlopig nog geen oorlogsschade-uitkeringen. Ofschoon de wet op de mate riële oorlogsschade is afgekondigd betekent dit nog niet, dat nu ook dadelyk begonnen kan worden met de nieuwe uitkeringen, aldus „De Telegraaf". Er moet n.l. nog gewacht worden op de goedkeu ring van in te dienen aanvullende begrotingen van het ministerie van Financiën. Met de opstelling daarvan kon eerst worden begon nen nadat de Tweede Kamer de wet had aangenomen, want men kon natuurlyk niet vooruit weten, welke veranderingen de Kamer (via amendementen) nog wilde aanbrengen. De beslissing van de Eerste Kamer kon het sein geven om spoed te betrachten met die suppletoire begrotingen. Maar: i» die spoed wel betracht? Het ziet er naar uit, dat nog wel een of twee maanden heen zullen gaan eer de beide Kamers die aanvul lende begrotingen zullen hebben aangenomen, tenrij men er een spoedbehandeling van maakt. Dat zou overigens de talrijke gedu peerden, die zitten te springen om uitkering (Arnhem) hoogst wel kom zyn.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 3