Bij ons ihui»
m m
Oude tijmpsjeó
i-UtoiiticblacL
itemkJL
APHORISMEN.
Met een garnering van bandfluweel
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
Een uitzonderlijke positie
Vrijdag 24 Februari 1950
T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagina 4
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Een lezer van deze rubriek
zond my onderstaande diagram
stand, welke is voorgekomen in
een competitiewedstrijd van de
Zeeuwse Dambond.
De wit-speler had in de ope
ning een grove fout gemaakt,
waardoor deze twee stukken ach
ter kwam en zelf kans liep een
derde schijf te verliezen.
Door minder goed spel van
zwart behield wit de schijf.
Meestal geeft men de strijd op
indien men zonder enige com
pensatie 2 stukken achter is.
Wit streed verder en kwam tot
o.s. stand.
I
W m
ZM "jm 2Ü
Zw. 5, 6, 11, 13, 14, 15, 16, 19,
23, 28, 29.
Wit 25, 27, 30, 32, 35, 37, 38,
39, 45.
Wit speelde.
4540 1318. Uit de stand
blijkt, dat wit voor zijn schyf
verlies de kwaliteit heeft gekre
gen. Zwart had ook niet met
deze zet mogen vervolgen.
40—34 ..X-. .-X.. ..X..
Wit dreigt nu om 3832 te
spelen om dit te verhinderen
speelt zwart.
28—32 -.X28
15—20 28—22
30—24 ..X..
24x35 ..X..
uit dit spelgedeelte blijkt, dat
men de zaken, al staat men voor,
niet te gemakkelijk mag opne
men. Een gewonnen partij ging
nu verloren en dat kan op de
wedstrijd van grote invloed zijn.
Ook deze stand kwam voor in
een competitiewedstrijd. Zwart
aan zet heeft geen ander veld
dan 352
37—28 2—8
27—22 8—2
2217 en zwart heeft geen
goede zet meer.
„Twente's eerste" vierde haar
40-jarig bestaan ter gelegenheid
hiervan werden de Gebrs. Man
tel tot lid van verdienste be
noemd bij monde van de voor
zitter der Ned. Dambond, de heer
J. H. Willems.
Het jubileumtournooi werd
gewonnen door dhr G. E. v. Dijk
te Wageningen voor de Nationale
kampioen F. Gordijn.
1. 33—28 17—21; 2. 39—33
21—26; 3. 4439 11—17; 4. 5044
6—11; 5. 33—29 20—24; 6. ..X..
.X24; 7. 38—33 10—15; 8. 42—38
18—23; 9. 47—42 17—21; 10.
31—27 1—6; 11. 36—11 12—18;
12. 41—36 7—12; 13. 27—22
X j 14. X1218; 15.
37—31 26X37; 16. 42x31 ..X..;
17. ..X.. 21—26; 18. 46—41
11—17; 19. ..X.. X7; 20.
41—37 8—12; 21. 34—29 ..X..;
22. ..X.. ..X24; 23. 44—40
12—18; 24. 39—34 5—10; 25.
43—39 7—12; 26. 36—31 18—23;
27. 48—43 10—15; 28. 31—27
14—20; 29. 34—29 ..X..; 30.
X29 20—25; 31. ..X.. X24;
32. 49—44 13—18; 33. 39—34
4—10; 34. 44—40 10—15; 35.
34—29 9—13; 36. ..X-. ..X24;
37. 43—39 2—8; 38. 39—34 24—30
39. ..X.. ..x-.; 40. ..X..
13—19; 41. 40—34 19—24; 42.
38—33 8—13; 43. 34—29 3—9; 44.
x X..; 45. 33—29 13—19;
ié. 45—40 19—24; 47. ..X..
X 48. 40—34 9—13; 49.
34—29' 13—19; 50. 28—23 X
51 51x25—30; 52. 23—19
12—17; 53. 19—14 17—22; 54.
1721 ..X*.; 05. 1410 2228;
56 10—5 18—23; 57. ..X..
28—33; 58. 5—23 17—21; 59.
18—13; 21—27; 60. 13—9 33—38;
61. 9—3 27—32; 62. ..X-. 38—42
63 3—8 30—35; 64. 23-^5 42—48
65. 8—12 48—42; 66. 12—34 6—11
67. 34—18 11—17; 68. 5045
42—26; 69. 44—39 26—18; 70.
50—45 ..X7ü 71. 45X1 17—21.
Remise. „Wij Dammers".
De damver. D.I.D. te Vlissin-
gen herdenkt 25 dezer haar 25-
jarig bestaan.
De heer L. Goedbloed Jr de
huidige voorzitter is één van de
oprichters.
Genoemde is tevens 12 V6 jaar
voorzitter van de Zeeuwse Dam
bond geweest en reeds een twin
tigtal jaren bestuurslid, thans in
de functie van wedstrijdleider.
Onze gelukwensen aan de ju
bilerende vereniging. S.
Als wij de ouderdom begroe
ten als een vriend, behandelt hij
ons zachter dan wanneer we
hem bekampen als een vijand.
Raad ontbreekt een mens het
meest, als hij veel raad vindt.
De betekenis van de radio is
nog nauwelijks te overzien. Haar
geestelijk nivellerende werking
zal waarschijnlijk nog groter
blijken, dan die van de bioscoop.
Laat de schoonheid van uw
ziel, de lelijkheid van uw gezicht
uitwissen.
De plicht die ons leert het
hoofd te buigen, leert ons ook
het weer op te heffen.
Er is toeval, wanneer kleine
oorzaken grote gevolgen hebben.
Velen worden professor niet
door hun kennis, maar door hun
kennissen.
AAN DE SNEEUW.
Droog water, koele wol, wit
[roet, gehakte veren,
Weest welkom boven op mijn
besten hoed en kleren;
Ik zie niet hoe men u met reden
[haten zou,
Die ons van boven brengt de
[warmte met de kou.
AAN GEBLANKETTE NEEL.
Neel roemt zich. schoon te zijn;
[maar 't is te duur een glans.
Trijn kost ze minder en behoudt
[ze ruim zo zeker.
Waarom heeft zij ze wis en
[minder prijs, vraagt Frans?
Trijn kreeg ze van natuur, Neel
[koopt ze van d' apotheker.
SCHAATS.
De beste rijder valt daar voor
[hem maar een stro is;
Zo let het minste leed, die 't
[gladde pad gewoon is.
DRIE UURWERKEN.
Jan trekt zijn streng en zwijgt,
[en antwoordt maar gevraagd,
Joost kakelt schielijk op, of 't
[donker is of daagt;
Jaap is nooit zeggens zat, al had
[hij nacht en dag werk;
Jan is een wijzer, Joost een
[wekker, Jaap een slagwerk.
EEN VERGETEN PAARD.
Mijn peerd gaat slijten dat men
['t ziet,
En 't eet en drinkt en anders
[niet;
Wat reden is hier uit te delven?
't Vergaap omdat het niet
[vergaat.
Wat raad? de pleister ligt op
[straat;
Verstaat gij 't niet. 't Verstaat
[zich zeiven.
Als de stof van een japon effen is, zal het
model in de meeste gevallen worden opge
vrolijkt met garnering in een afstekende
tint. Op een wollen jurkje wordt dan
meestal zijde genomen. Is de stof van een
werkje voorzien, dan zal er doorgaans wei
nig garnering worden gebruikt, daar deze
het model te onrustig zou doen zijn. Een
enkele maal leent de bewerkte stof zich
echter buitengewoon om op een bepaalde
en gedistingeerde wijze te worden afge
werkt. Zo b.v. het model van de afbeelding
een simpel japonnetje, met een aange
knipte mouw en met een reepje bandfluweel
gegarneerd. Het jurkje is van geruite stof.
De japon is van een enigszins klokkende
rok voorzien, die aan de linkerkant van het
voorpand een platte plooi heeft. In de taille
is het model sterk getailleerd. De lange
mouw is strak, en sluit van onderen met
een paar drukknoopjes. De schouders zijn
92-100-108 wat opgevuld met een brede schoudervul
ling. Het model wordt er fraaier door. In
de linkerzijnaad is in de taille een ritssluiting aangebracht, terwijl het
model middenachter een split in het lijfje heeft, dat tot de taille door
loopt. Natuurlijk kunnen we in dit split een ritssluiting aanbrengen.
De rok is van achteren geheel glad.
Benodigd voor dit model, dat onder Nr. K 3510/20 te bestellen is, voor
100 cm. bovenwijdte: 2.50 m. stof van 140 cm. breedte.
Het knippatroon van dit model is a 0.50 by vooruitbetaling per post
wissel, in 92, 100 en 108 cm. bovenwijdte, verkrijgbaar bij „Bella
Patronen Service". Kromme Nieuwe Gracht 66. Utrecht.
K 3510/20
door M. v. d. Bosch.
„Ga je mee, we hebben Berend
zijn fiets, en gaan een fyne tocht
maken. Doe je 't?" Ongeduldig
trok hij Dik aan zijn schouder.
„Toe joh, laat me los!"
„Nou, zeg dan eens wat."
„Als ik jou fiets mag!"
„Welja, maar schiet dan alstje-
blieft op." Koos vond het allang
goed, als ze maar gingen.
„Zullen we de kant van het
kamp op", vroeg Koos, toen ze
zijn fiets gehaald hadden, „de
jongens zijn vast nog niet weg".
Dat vonden de anderen goed,
en Koos ging bij Boudewijn ach
terop.
Toch saai,- zo stil te zitten, zelf
fietsen was veel fijner.
Vanuit de verte hoorden ze het
gepraat en gelach uit het kamp
al.
Ja, daar had je ze. Met de fiet
sen klaar om weg te rijden. Mijn
heer Wils stond achteraan en
vroeg of ze ook meegingen.
„Wat graag, mijnheer", ant
woordde Koos. En even later gin
gen ze met de club op weg. Van
praten kwam niet zo veel. Op de
smalle fietspaadjes moesten ze
achter elkaar blijven, maar zin
gen ging des te beter. Telkens
als er weer een liedje uit was,
begon er weer een met een ander.
Nu was het.weer: „Een karre
tje op de zandweg reed". Maar
het drietal hoorde wel, dat ze
niet de gewone woorden zongen.
„Wat zingen ze toch!" vroeg
Boudewijn aan mijnheer Wils,
toen de weg wat breder werd, en
hij naast hem kwam rijden.
„O, kennen jullie dat niet?"
Luister maar! En nu zong mijn
heer Wils, en hij kon het fijn,
vonden de jongens
Een karretje op de zandweg
[reed,
Een ambtenaar die zijn plicht
[goed deed,
Hij zag geen achterlichtje.
En sprak toen met een gulle
[lach,
Ik neem je karretje in beslag.
Ik wens je wel thuis, mijn
[vrind, mijn vrind,
Ik wens je wel thuis, mijn
[vrind!
„Dat is leuk", vonden de jon
gens, „dat moeten wij ook leren".
Bij een hoog punt, waar ze
naar alle kanten prachtige ver
gezichten hadden, je kon er zelfs
de Zuiderzee zien, werd halt ge
houden. Natuurlijk begonnen ze
weer over de spoken.
,,'t Was toch jammer, dat jul
lie niet mee konden", plaagde
mijnheer Wils. „Moesten jullie
al zo vroeg naar je bedje?"
„Nee ehvroeg naar bed
hoefden ze niet, maarre„Ze
lachten maar eens.
Piet die als gewoonlijk vlak bij
hun zat, had zijn mond wijd open
van verbazing.
Koos zag het, en dacht: „Jou
gaat een lichie op, jongetje".
Toen keek hij weer naar mijn
heer Wils, die een takje hei tus
sen zijn tanden ronddraaide.
„Weet je, wat ik geloof, dat
jullie de spoken zijn geweest!"
Even bleef het stil. Piet zijn
mond ging nog verder open.
Boudewijn en Koos keken elkaar
aan, toen barstten ze in lachen
uit.
„Hoe komt U daar nu bij,
mijnheer. En het waren er wel
dertig!"
„Ja jongens, ik heb niet zitten
slapen, al was het nacht. Beken
nen jullie maar eerlijk".
Piet was er achter.
„Au natuurlijk, hullie zaan de
spauke geweest. Jonges!" gilde
hij. „Hier hebben me de
spauke!"
Wat? De anderen kwamen nu
ook dichterbij.
„De spauke, daa!" verduide
lijkte Piet.
Een waar gebrul ging op, som
mige jongens geloofden het maar
half, en Kees wierp een vernie
tigende blik op het drietal.
„Wat deden die jongens hier
ook", dacht hij, „dat gezanik met
die spoken was allemaal hun
schuld".
Zie je wel, daar had je het al
weer. „Kesie, nu ben je toch niet
bang meer, hé, begon er een, en
een paar vielen hem bij. Maar de
meesten hadden toch meer aan
dacht voor Koos en Boudewijn,
die moesten opbiechten, hoe ze
dat klaargespeeld hadden.
„Dus het waren toch geen ech
te spoken", riep een jongen te
leurgesteld. „Ik heb het vanmor
gen juist naar huis geschreven,
en de brief is al gepost ook".
Waar is Dik?
Langzaam liepen Koos en
Boudewijn de laan van het jacht
huis door, naar het heideveldje.
Tussen hen in droegen ze een
mandje met glazen en een fles
limonade.
„Kijk, daar heb je onze tafel!"
Koos wees naar een heuveltje,
waar vlakbij een afgekapte
boomstam een klein eindje bo
ven de grond uitstak.
„Is dat nu geen fijn plekje?
Hier zitten we wel meer, als het
erg warm is".
Het mandje zetten ze bij hun
tafel neer, en toen lieten ze zich
in de hei neervallen met hun rug
tegen het heuveltje.
Hier op de open hei was het
heus iets koeler dan onder de
bomen, waar de warmte van de
dag nog hing.
„O, liggen jullie daar al te
luieren!" Het was Dik, die met
Kan de enigste ligstoel, die ze
bezaten, kwam aandragen.
Jeugdverhaal.
Vanavond mocht Jannie hem
hebben. Vader en moeder waren
op visite, en zouden pas laat
thuis komen.
Moeder hield er niet van de
kinderen een hele avond alleen
te laten, maar vader had beslist,
dat het voor een keertje best
eens kon.
Al vroeg in de middag waren
mijnheer en mevrouw Heiberg
hen met de auto komen halen, en
ze zouden ze 's avonds weer thuis
brengen ook.
De oude mevrouw van het
Huis, die het toch wel erg vond,
dat Boudewijn altijd maar op het
Jachthuis was, had een verras
sing gestuurd.
Berend had een fles limonade
gebracht en een grote zak met
lekkers.
„Zo iets heerlijks, daar moeten
we voor naar de hei, jongens!"
Hè ja, dat waren ze allemaal
met Jannie eens. Het was toch
zo'n heerlijk plekje, en ze wa
ren er zo lang niet geweest.
Iki sliep al, maar als ze soms
wakker werd, en ging roepen,
konden ze haar daar best horen,
het was zo dicht bij huis.
„Heb je nog iets van je fiets
gehoord?" vroeg Jannie aan
Boudewijn.
„Welnee, en je hebt best kans,
dat we er niets meer van horen
ook, dat gebeurt zo vaak".
Jannie had haar boek weer op
genomen, de anderen zaten ook
te lezen. Maar Dik zijn gedach
ten waren weer bij de diefstal.
Nu hadden ze na een hele dag
nog niets gevonden. Stel je voor,
dat hij de dief eens vond, maar
hoe.
Hij liet zich achterover rollen,
maar dat beviel hem niet. De
heitakjes prikten hem zo in zijn
nek. Toen rolde hij zich om, leg
de het boek tegen het heuveltje,
plantte zijn armen onder zijn
hoofd en stopte zijn vingers in
zijn oren. Ja, zo ging het beter.
Nu was er niets meer te ho
ren,-dan af en toe het omslaan
van een bladzij, en heel in de
verte het gedender van een trein,
anders was er geen geluid.
„Kijk eens naar Kaasje zijn
bolletje", verbrak Koos de stilte.
„Wat is er?" Dik greep met
twee handen naar zijn hoofd.
„Hè ja, da's mooi, net de on
dergaande zon!"
De zon, die al laag aan de he
mel stond, scheen tussen de bo
men door net op Diks hoofd,
waardoor zijn haren rood ge
kleurd werden.
(Wordt vervolgd.)
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
'tSCHOUWSCH DAGBLAD
van 24 FEBRUARI 1950
Exploitantc
Oosterbaan Le Cointre N.V.,
Goes
eeuu/scH
u/eexem
VOOR 1>E ZONDAG.
Als een lawine komt de stroom
van het atheïsme en het ongeloof
in de vorige eeuw over de volken
van Europa. De revolutiebegin
selen, gepredikt in de achttiende
eeuw, blijken maar geen studeer
kamer wijsheid zonder meer, doch
grijpen in het leven van de mas
sa in. Dit wordt zeer in de hand
gewerkt door de schrikkelijke
sociale wantoestanden welke
door het liberalisme veroorzaakt
werden. De parlementaire en
quêtes brengen een nood aan het
licht, zó verschrikkelijk, dat men
zijn eigen ogen niet meer geloven
kan, wanneer men deze geschrif
ten heden ten dage leest. De
theorieën van Karl Marx vinden
dan ook gretig ingang bij de
massa, en het volk, losgeweekt
van de kerk en het christelijke
geloof, verklaart zich openlijk
een vijand van kerk en religie.
De afval neemt hand over hand
toe en aan het eind der vorige
eeuw kan, zonder vrees voor
tegenspraak, gezegd worden, dat
de kerk buiten het leven der
massa is komen staan.
Dat geldt voor geheel Europa,
met uitzondering misschien van
ons landje. Hier zien we tegen
het einde der vorige eeuw iets
wonderlijks gebeuren. Het libe
ralisme heerste in de zeventiger
jaren nog oppermachtig. De ge
vreesde Kappeijne van de Coppel-
lo, wiens pink dikker was dan de
lendenen van Thorbecke, en die,
waar laatst genoemde ons met
geselen kastijdde, ons christen
volk ging tuchtigen met schor
pioenen, scheen van het libera
lisme een onoverwinnelijk bol
werk te hebben gemaakt. De 300
christelijke scholen, die, ondanks
de liberale tegenstand reeds in
1870 waren opgericht, waren
hem een doorn in het oog. Er
werd een nieuw wetsontwerp in
gediend, waarbij de openbare
scholen zèèr begunstigd en de
christelijke zéér benadeeld zou
den worden. Er was voor het
christenvolk nog maar één weg
open om deze ramp van ons
christelijk onderwijs af te wen
den: een beroep op de Kroon!
Het gehouden volkspetitionne
ment werd ondertekend door
315.000 voorstanders van de
School met de Bijbel, terwijl van
roomse zijde ongevqer 164.000
hoofden van gezinnen tekenden.
Maar het smeekschrift mocht
niet baten. De Koning bekrach
tigde de wet en toen Kuyper,
(die om zijn artikelen in „De
Standaard" niet bij de Koning in
diens paleis werd toegelaten) in
de paleistuin wachtte op de com
missie, die het petitionnement
aan de vorst overhandigde, trad
Lohman op hem toe en vroeg
hem: Wat dunkt u, zal de Ko
ning de wet tekenen? Waarop
Kuyper de historische woorden
sprak: De koning zal tekenen,
maar binnen tien jaar hebben we
een rechts Kabinet. Deze profe
tie is letterlijk vervuld. Na tien
jaar regeerde Mackay, twaalf
jaar na de dood van Groen van
Prinsterer. De Réveil was uitge
werkt, maar de vruchten waren
gebleven, en kwamen thans
wonderlijk openbaar.
En met dit rechtse Kabinet
ging Nederland een radicaal an
dere richting in dan de andere
landen van Europa. Wel regeer
den bij tussenpozen nog heel kort
een liberaal kabinet, maar tel
kens verzwakt en met minder
invloed.
In 1901 kwam het Ministerie
Kuyper, en na de korte periode
van De Meester tussen 1905 en
1908, kwam het rechtse ministe
rie Heemskerk (1909 tot 1913) en
na het oorlogskabinet Cort van
der Linden, 'n hele reeks rechtse
kabinetten zonder onderbreking
tot 1939 toe.
En daarin lagweerspiegeld de
geestelijke worsteling van ons
christelijk volksdeel in Neder
land.
Nog eens: hiermede bevond
Nederland zich in een uitzonder
lijke toestand. Want in geheel
Europa was het intussen anders
gegaan. In andere landen is de
revolutie-idee consequent voort
gewoekerd van liberalisme naar
socialisme en communisme, met
hier en daar nog wat remmende
invloed van het rooms katholi
cisme. Wel versterkte ook in ons
land Rome zich stelselmatig,
maar daar werd deze macht toch
altijd nog remmend beïnvloed
door de gezamenlijke school
strijd, die men met elkander ge
meen had. Eerst in de dertiger
jaren dezer eeuw,toen de linker
vleugel van de roomse staatspar
tij aan invloed won, openbaarde
zich ook daar de sterke neiging
naar rood, welke in de na-oor-
logse jaren dan ook triumfeerde.
En zo ligt er dan tussen, laat
ons zeggen 1889 en 1939, een hal
ve eeuw, waarin ons christelijk
volksdeel zijn stempel op het
openbare leven heeft kunnen
zetten. We zeggen niet: gezet
hééft, er zijn tekortkomingen ge
noeg aan te wijzen. Maar er ligt
l/Of» toz+i
Van toen aan; het ogenblik
der Goddelijke wijsheid en
liefde. De discipelen waren in
een zoete zielsgestalte. Haar
hart was door den Here uit
gehaald. Zij hadden beleden
dat Christus was, de Zone
Gods, de Gezalfde des Vaders,
de hope van haar ziel voor de
eeuwigheid. De Here zette Zijn
stempel op deze belijdenis en
sprak haar zalig. Dat was voor
haar een zalige bevinding!
Maar van toen aan, werden zij
geleid in de diepten van Chris
tus Borgwerk. Wat leert Chris
tus toch gans anders, dan zij
van Hem verwachtten en wil
den! Zo doet Hij met de Zijnen
nog. Hij laat de Zijnen in haar
zoete gestalten niet, maar leidt
hen in Zijn Borgwerk. Van
Van toen aan begon Jezus Zijn discipelen te verto
nen, dat Hij moest heengaan naar Jeruzalem, en
veel lijden van de ouderlingen en overpriesters en
schriftgeleerden, en gedood worden, en ten derde
dage opgewekt worden. Matth. 16:21.
toen aan, sprak Hij van Zijn
lijden, de oorzaak daarvan, de
noodzaak daartoe, de vruchten
daaruit. Christus, het Lam
Gods, droeg de schuld der
Zijnen. Haar schuld, de oorzaak
van Zijn lijden en sterven!
Zonder voldoening der schuld,
geen gemeenschap met God.
De strenge eis van 's Vaders
recht moet voldaan, en in vol
komen onderwerping en be
trachting der wet, het zalig
leven verworven! De noodzaak
van Zijn lijden is de volle ver
heerlijking van Gods deugden..
De Zijnen liggen in dodelijke
onmacht en onwil. Hij lijdt,
Hij sterft in hare plaats, voor
ieder van haar in het bijzon
der, behalve Judas, pyelke er
buiten stond en buiten bleef.
Van toen aan; Goddelijke wijs
heid en liefde der ontdekking
voor de discipelen, voor al de
Zijnen. Vanuit de zoete ge
stalten, gebracht onder den on
kreukbare eis van Gods Recht!
Nadere onderwijzing in Chris
tus, Persoon, liefde, dierbaar
heid, noodzakelijkheid. Zo leert
Christus Zijn discipelen, zo
ook de Geest van Christus liet
wedergeboren volk. Zij zijn de
Zijnen, Hij leed en stierf in
hare plaats. De eis des rechts
door Hem vervuld, voor hidr.
De grond harer zielekoop op
God, zij niet haar gestalte;
maar Gods verheerlijkt recht
in Christus!
Middelburg. Ds W. DE WIT.
toch een scherpe tegenstelling
tussen wat de andere landen van
Europa in die zelfde halve eeuw
hebben te aanschouwen gegeven
en wat er in die periode in Ne
derland is gebeurd.
Men kan, zonder geweld te
doen aan de geschiedenis, rustig
zeggen: Nederland bevond zich
in deze periode in een zéér uit
zonderlijke positie.
Van de weke kwam er een brief
van me zeun uit Amerika, uit
Pella en die schreef, dat as me
andere zeun Henk, die verleje
jaar uit Indië werom gekomme is,
er zin an heit, hij denkelijk wel
een plekkie ken vinde in Pella
voor 'm. Je ken begrijpé hoe dat
we daarvan sehrokke. Vooral me
vrouwe was er kompleet deur van
de kook. Ze zeit teuge me, over
een stuitje benne al onze kinders
voort en zitte we hier saampies
te koeleloere deur de gordientjes.
We kenne vader Jacob wel nazeg-
ge: we benne van al onze kindere
beroofd. Nou ik zegge teuge d'r:
zo'n vaart loopt het voorlopig nog
niet. Er is er nog maar eentje die
weg is. De rest heb ie allegare
nog om je heen. Maar ze zeit:
let is op me woorde. Eén begint
er en straks benne ze allegare de
kop op hol gemaakt. De één zoekt
een plekkie voor de ander. Heel
de wereld lijkt wel bezete van
Amerika, 't Is net of daar het
paradijs leit, maar ik heb het wel
is anders hore verluje. De gebra-
je duve vliege daar ook zo nog
maar niet in je mond. O, zó!
Nou, as me vrouwe „o zó!" zeit,
dan mot je er niet veul meer
teuge inbrenge heit de ervaring
me geleerd, dus dee ik verder het
zwijge maar an toe. Maar we
moste eerlijkheidshalve de brief
toch an Henk late leze. Daar had
ie recht op. Nou dat heb ik ge
daan en me vrouwe en ik hebbe
z'n gezicht andachtig bekeke toen
ie de brief zat te lezen. Maar we
konde er geen van twee veul wijs
uit. Hij verblikte of verbloosde
niet. Zo is. die jonge. Dat heit In
dië 'm angedaan. Vroeger kon ie
nog is gauw uit z'n slof sehiete,
maar nou is ie altoos maar de
zelfde. Krek eender en je weet
niet, of ie 't naar z'n zin heit
ofdat ie z'n pet scheef heit staan,
om zo is te zegge. En ook van
dat geschrijf van Leen verander
de ie niet. Hij trok z'n schouwers
een beetje op, en daar bleef het
bij. Hij zei er geen woord op.
Me vrouwe keek me is an en
ik begreep wel dat ze er 's avonds
op bed er wel weer over zou be
ginne. En dat kwam krek uit. Ik
lee me hoofd nog niet op het kos-
sen, en nog eer dat ik gelegen
heid had net te doen asof ik al
sliep, had je het spul gaande. Het
is je plicht, zeit ze, om 'm te
waarschouwe, jij ben z'n bloed-
eige vader en je mot 'm an z'n
verstand brenge, dat er hier ook
nog wel een boterham voor 'm te
verdienen is en dat as die Russe
met die waterbomme beginne je
meschien in ons landje nog wel
veiliger ken weze as in Amerika.
Wat heit Rusland an een landje
as Nederland as ie Amerika heb
be mot?
En zo ging het in één adem
maai' deur. Heel de waereldpolle-
tiek kwam er an te pas. En ik
had nog nooit van ze leve gewete
dat me vrouwe zo op de hoogte
v. se met de polletiek van Tru
man en Stalin en die andere grote
kaerels meer. Ik vergat er bekant
om waar het allegaar feitelijk om
begonne was. Zo beduusd was ik
er van.
Toen ik eindelijk er een speld
tusse kon steke, zee ik: zouwe we
nou eerst maar niet is gaan sla-
pe, morge-ochend mot ik er vroeg
uit, want ik wou as ik de beeste
geholpe heb naar de beurze. En
toen zeit ze: jie! jie! laet alles
maer op z'n beloap, met jie valt
er nooit is te praete
En toen begon ze opnieuw en
eerst wou ik er teuge ingaan,
maar toen opeens bedocht ik: nou
weet ik waar me anders zo stille
vrouwe zoveul spraakwater van
daan haalt: dat komt allegaar
vanwege der moederharte, ze is
bekommerd vanwege der jonge,
die eerst een paar jaar in Indië
gezete heit en voor wie ze elke
dag gebid heit om z'n behoudenis
en nou ziet ze het gevaar boven
der hoofd hange dat ze 'm weer
kwijt raken zal. En kijk, toen
kwam ik er op eens anders voor
te staan. Want netuurlijk, ik zou
'm ook niet graag weg zien gaan.
Maar een vader staat daar toch
altoos weer een beetje anders
teuge over as een moeder. En va
der denkt al gauw is: as ie een
kans heit gunter een eigen plek
kie te krijge dan mot ie dat maar
doen, maar een moederhart praat
er anders over. En toen ik dat
eenmaal gezien had, zeg ik teuge
der: vrouwe, ik zal me best doen,
dat we onze jonge hier houwe,
daar ken je van opan. Ik wil 'm
net zo min misse as jij. Nou en
toen was ze op eens bedaard en
kon ze het over geve.
En ik docht: dat moederhart is
toch maar een vreemd ding. As
het nodig is heit het heel de wae-
reldpolletiek bij de hand om der
recht op een kind te verdedige, as
't nodig is leit het een hele nacht
wakker en het komt niet eer tot
rust dan wanneer het zeker is,
dat het 't moederrecht beschermd
weet. Wij, as manne wezende,
kenne dóa. toch maar nooit teuge
an. En zo heb ik de volgende dag
met Henk er nog maar is over
gepraat, toen ik van de beurze
werom kwam.
Je FLIP BRAMSE.
k^ÉSZZT
Het is al jaren geleden, dat de
bekende schrijfster, mevrouw
Hendrika Kuypervan Oordt
eens een literaire notitie schreef
onder het opschrift „Bruto of
Netto".
Ze waarschuwde daarin jonge
auteurs voor het gebruik van
eliché's in hun boeken. Ze noem
de dat een „klakkeloos gemors"
van woorden.
Cliché's brengen vele schrij
vers het meest van pas bij ge
moedsaandoeningen. B.v.: wan
neer de held of de heldin van het
verhaal iets prettigs beleefd
heeft, dan juicht het in zijn bin
nenste, er is een jubel in zijn
hart gekomen. De verloofde gaat
zijn meisje bezoeken, ongeduldig
staat hij bij de halte van de tram
te wachten, tot deze komt aan-
glijden. Hij haalt haar van het
station af, stampend en dreunend
rijdt de trein onder de overkap
ping, de rookpluim was al ver te
zien geweest. Hij en zij maken
zich illusies over hun toekomstig
home, ook wel ons eigen nestje
geheten, of nog duidelijker: ons
warm en veilig eigen nestje. Bij
haar familie wordt hij allerhar
telijkst ontvangen; schoonmama,
nog een knappe dame voor haar
leeftijd, ze kon een oudere zus
ter van haar dochter zijn, pre
senteert hem van een smakelijke
eigengebakken cake, zij heeft
grote, moederlijke handen. Hét
meisje heeft een veerkrachtige
tred, ze steekt haar arm door de
zijne, hij is steevast gebruind,
heeft ook wel een gezicht niet
grote onregelmatige trekken, én
lacht met een heldere, soms
schallende jongenslach. Bij even
tuele hinderpalen, een hek of zo,
neemt hij haar zonder compli
menten in zijn sterke armen, zij
voelt zich daarin zalig vertrouwd
en sluit de ogen. Niet steeds is
de liefde bestendig van duur, en
in de laatste decenniën is dat er
niet beter op geworden. De ver
loofde is niet slecht, maar zwak
van karakter, maakt kennis met
een andere jonge vrouw, deze
heeft roodblond of rossig haar,
dit, overigens heeft ze met de of-
gezicht omlijst, en geheimzinnige
lichtogen. Zet ze een hoed op
haar hoofd, dan komt onder de
rand een ondeugend, of weer
barstig krulletje te voorschijn;
dat, overigens heeft ze met de of
ficiële verloofde gemeen. Haar
handen zijn smal en koel en ze
draait verleidelijk in de heupen,
't Spreekt vanzelf, dat de stevige,
harde jongejuffrouw, wier werk