m mm WÊ 'k WÊ mm w Om TcurtiUeMod. ons Lttormre Jiei'UQ rooi im iiif(^iiif m O gdj Oh..n}Z iHi iiii i i ÉSI wê ippj m iPÜ 'mi, Él Él B BP DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS „APRIL-BE WEGING' ÏÏlacM om te tijdeti. Klein beginnen Vrijdag 17 Februari 1950 T ZEEUWSCh WEEKEND Pagfna 4 10. Pf3e5 Lc8—b7 11. Le2f3 (met de dreiging Pb5). 1 1Dd8c7 12. h2h3 (ook Tel of Tel kwam in aan merking). 1 2Pb8d7 13. Pe5 X d7 Dc7xd7 14. Ddlc2 c6c5 15. Lf3xb7 Dc7xb7 16. Pe3e2! c5xd4 17. Pe2xd4 Tf8—c8 18. Tfl—dl Tc8—c5 (met de dreiging Tg5 enz.). 19. Pd4—f3 Pf6e4 20. Ld2—el (ook Lc3 was mogelijk, b.v. Lc3, Pc3, bc3, Lf6, Ta2, enz.). 20Le7—f6 (Nu dreigt Zwart met c3 en b3 met b5b4 zijn pionnenmeerder- heid te tonen). 21. Lel—c3 Tc5—f5 (Zwart wil schijnbaar toch nog een Koningsaanval beginnen, doch Wit komt nu los en neemt het spel in handen). 22. Lc3xf6 Tf5xf6 23. Tdld4! Pe4—c5 Zwart maakt nu gedwongen zetten). 24. Tal—dl! (dreiging Td8t enz.) 24g7g6 25. De2c3 Db7—e7 26. Pf3e5 Tf6—f5 27. Pesc6 (Pg4 kwam in aanmerking met de dreiging Ph6t; b.v. Pg4, Th5, Td7, Pd7, Td7, Dg5 (geen Dd7 wegens Pf6), f4, Dh4, Ph5, Dh5, Dh8t mat of; Pg4, Kf8, Td8f, Td8, Dh6f). (Zie diagram No.l.) 27De7—f6 28.Td4d8f Ta8xd8 29. Tdl x d8f Kg8g7 30. Dc3xf6 (mogelijk was Pe7 met kwali teitswinst b.v.; Pe7, Dc3, Pf5f, ?f5, bc3, Pe4, Ta8—a4, Tb8, Pc3, Cfl enz.; een mooie, maar een dwingende variant is: Fe7, Tf2!, Tg8t, Kh6, Tg6t( hg6, Pg8t enz.) 30Kg7xf6 31. Pc6xa5 Pc5d3 32. Pa5c6 (aangewezen was hier b2b3) 32Pd3xb2 33. Pc6b4 c4c3 34. Td8c8 Pb2—dl 35. f2—f3 Pdlxe3 36. Tc8 x c3 Pe3—d5 37. Pb4xd5 (Het is de vraag of hier Tb3 niet beter was, b.v. Pb4, Tb4 en later a3a4 waardoor een Toren eindspel met 4 tegen 3 pionnen ontstaat en meestal remise wordt.) 37Tf5xd5 38. Tc3b3 Kf6e5 39. Kgl—f2 (beter is hier Tb4 en later a4). 39Ke5d6 40. Kf2e3 Kd6—c6 41. Tb3b4 Kc6c5 42. Tb4h4 h7—h5 43. Th4f4 f7—f5 44. Tf4—h4 e6e5! 45. Th4b4 Td5—d4 46. Tb4bl Td4a4 47. Tbl—b3 Kc5c4 48. Tb3—d3 g6—g5 49. g2g4 h5xg4 50. f3xg4 f5xg4 51. b3xg4 Kc4c5 en Wit gaf op. Wij laten hier nog volgen een partijstelling. Wit: Kgl, Dg4, Tdl, Tel, Lb2, Pe4; pionnen a2b3c2f2h2. Zwart: Ke8, Df5, Ta8, Th8, Lf8, Le6; pionnen a5b7c7f6. 97—h6. Wit aan zet. (Zie diagram 2.) Wanneer men.de stelling be kijkt zou men niet denken, dat er mat in 5 zetten kan volgen. Toch gaat dit als volgt: 1. Dh4d7t Le6xd7 2. Pe4d6tt, dubbelschaakü 2Ke8d8 3. Pd6—f7t Kd8c8 4. Tel—e8f Ld7xe8 5. Tdld8t mat. Diagram I. maak ui 'WWa Horizontaal: 1. plaats in Friesland; 8. plaats in Groningen; 15. muziekinstru ment; 16. kleur; 17. noot; 19. delfstof; 20. verkorte meisjes naam; 21. nog een verk. meisjes naam, al wordt die ook voor ouderwets versleten; 23. drinkge- Diagram 2. abcdefgk Stand na de 27e zet van Wit. abcdefgh Partijs telling: Mat in 5 zetten, Wit aan zet. rei; 24. gezagsinstelling, waarvan we na de bevrijding hebben „ge noten"; 25. bewoners van Europa; 27. oorlogsvinding; 29. glazuur; 31. oneffen; 32. nieuw (in samen stellingen); 33. Engels voegwoord 34. voertuig; 35. Bijbelse mans naam; 36. zijrivier van de Donau; 39. behoort bij het oog; 40. weer een Europeaan; 41. lichte; 43. aanmaning om stil te zijn; 44. mann. zoogdier; 46. pers. vnw.; 47. rondhout; 48. afscheiding; 49. bijwoord; 50 vogel; 52. keuken piet; 53. rekenkundig begrip; 55. plaats in Drenthe; 57. plaats in Friesland; 58. plaats in Gronin gen; 64. nog een plaats in Fries land; 71. gering; 72. verpakkings materiaal; 74. Europese taal; 75. in de Bijbel genoemde koning; 77. lokmiddel; 78. pers. vnw. 79. ter herinnering; 81. uitstulpend; 82. soort onderwijs; 83. schittering; 85. boerenbezit; 86.Geuzenkente- ken; 88. neiging; 90. vestibule; 91. plaats in Drenthe; 92. op de manier van; 93. loot; 94. verkorte meisjesnaam; 95. breed (muz.) 97. onbep. telw.; 100. sportbeno- digdheid; 101. aanhef van circu laires; 102. reiniging; 103. ver korte meisjesnaam; 104. noot; 105. vriend (Fr.);.107. lidw. 108. duur (Du); 110. plaats in Japan; jKölilt door M. v. d. Bosch. „Dat hoeft niet eens, we heb ben er nog wel een, die verleden jaar in de tuin genomen is, daar sta ik wat goed op." Hè nee, die andere, waar we met z'n tweeën op staan is veel mooier." „Niks hoor, die niet, en dan jij er zeker ook bij, maar als jullie dat doet, moet ik er ook bij als het bestolen jongetje" lachte Boudewjjn een beetje zuurzoet. „Nee, ik alleen," zei Dik kwaad. „Jullie kunnen het natuurlijk weer niet uitstaan." „Kom Dik, daar zou ik me nog maar niet boos om maken," vond moeder, die plezier had in de voorbarigheid van de jongens. „Jullie hebt de dief nog niet!" „Ja maar, als we hem vinden", hield Dik vol. Tenslotte gingen ze toch maar mee naar het Huis. „Zouden we niet even op Han wachten?" vroeg Koos, die zijn tweelingzus niet graag in de steek liet. „Vanmorgen maar niet, Koos. Ze is met Iki naar het dorp, en zal wel niet zo gauw terug ko men". Koos wou zijn fiets al halen, maar bedacht zich, Boudewijn had er nu toch ook geen!" „Wat toch een gemene streek, je fiets weg te gappen! Als ik die vent hier hadNou, dan zou ik hem!" viel Boudewijn Koos bij. Het viel Dik toch tegen, dat er niets te zien was. De politie was al weer weg, en zelfs de glas scherven waren alweer opge ruimd. „Gaan jullie mee, hier is toch niets te beleven", Koos keek eens om zich heen, nergens was iets bijzonders te zien. „Wat moeten we doen? Dat ik nu toch ook geen fiets heb, zo'n mispunt." „Laten we dan hier blijven, misschien komt de politie nog terug!" Vond Dik. „Hè nee", zeiden Koos en Bou dewijn haast tegelijk, „wat is daar nu aan!" „O, natuurlijk", Dik werd kwaad. „Omdat ik het zeg, willen jullie het niet, anders hadden jul lie het wel gedaan!" Een beetje verwonderd keek Boudewijn naar Dik. „Hoe kom je daar nu toch bij!" „Nou, het is toch zeker zo. Jul lie zijn de hele week samen ge weest, en nu mag ik nog niet één keertje mijn zin hebben." „We kunnen hier toch niet de hele morgen blijven wachten op de politie, die misschien niet eens meer komt", Koos schopte een steentje naar een vogel, die ver schrikt opvloog. „Kom, laten we maar gaan!" „Jullie kunt gaan hoor, maar ik blijf hier!" Even bleef Koos besluiteloos staan. Dik was de hele week al leen geweest, en zij hadden zo veel plezier gehad, maar 't was toch onzin ook, om hier te blijven. Toen keerde hij zich om. „Gaan we nog of niet!" „Toe joh, wees niet zo flauw", probeerde Boudewijn nog. „Maar Dik wou niet toegeven." Gaan jullie maar hoor, je gunt een an der toch niets." Stil gingen de twee weg. Koos was nu ook boos. Die vervelende Dik altijd, nooit kon hij eens ge woon doen. „Hei, wat kijken jullie sip! Boudewijn, hoor eens!" Het was Berend, die een eind verder een heg aan het knippen was, „Je kunt mijn fiets vanmorgen wel nemen, ik heb hem nu toch niet nodig!" „Heus?" Ineens klaarden de gezichten op, dat was fijn van Berend. „Ik doe het hoor", riep Boudewijn vrolijk, „en alvast be dankt hoor!" Hij ging meteen naar de schuur waar de fiets stond. Koos liep nog even terug naar Dik, die nog in het gras bij het prieel zat. (Wordt vervolgd.) 112. plaats in Zeeland; 118. nog een plaats in Zeeland. Verticaal: 1. plaats in Zeeland; 2. verkor te jongensnaam; 3. omroepver.; 4. zijrivier van de Elbe; 5. meisjes naam; 6. maat; 7. plaats in Gro ningen; 8. Nog een plaats in Gro ningen; 9. spoed (afk.); 10. Ja vaanse boer; 11. rivier in Neder land; 12. plaats in Noord-Brabant 13. titel; 14. plaats in Friesland; 18. het kweken; 20. bruin; 22. Bijbelse mansnaam; 24. rulle; 26. koker; 28. laagte; 30. kunst (Fr.); 31. opstootje; 37. godin van de tweedracht (Griekse mythologie) 38. verrukt (Fr.)41. uitroep; 42. muizenvijand; 45. onbep. vnw.; 48. vogel; 50. in de Bijbel genoem de stad;51. scheiding tussen twee rijken; 53. lidwoord; 54. predi kant (Lat. afk.); 56. bouwland; 57. insect; 58. plaats in Drenthe; 59. in orde; 60. zich voortbewe gen; 61. sterk; 62. vordering; 63. rijksgrens; 65. voorz.; 66. zoog dier; 67. zuivelproduct; 68. meis jesnaam; 69. titel; 70. plaats in Zeeland; 72. plaats in Drenthe; 73. nog een plaats in Drenthe; 76. luister; 78. gewicht vaststellen (vervoegde vorm);80. dwaze; 82. handige (enigszins bargoens)84. voegwoord; 85. bijwoord; 87. pen; 89. plaats in Friesland; 95. niet warm; 96. stand; 98. windstreek (Eng.); 99. tuimeling; 102. zat; 106. voornaam van een bekend generaal; 108. voorz.; 109. scheepshout; 110. zoogdier; 11L voertuig. Goede oplossingen inzenden vóór 15 Maart a.s. Voor goede oplossingen worden enkele boeken beschikbaar gesteld. OPLOSSING VORIGE PUZZLE De zin: „Leest uw eigen krant" kon in de opgegeven puzzle 45.760 maal worden gelezen. Vele oplossers zullen wel schrik ken van dit grote aantal. De meesten konden het niet verder brengen dan een paar honderd maal. En dan was er één oplos ser, die stuurde het nog veel verder dan de goede oplossers, want die kwam tot het respec tabele getal van: 222.802.557.080. Maar dat was wat teveel! Hier zijn de namen van de goede inzenders: - D. van Beek, St.-Annaland; A. Scherpenisse, St.-Maartensdijk; Huzaar J. D. Meijer, Militair Sanatorium, Amersfoort; S. Ton, 'Seroos- kerke (W.); M. Brouwer, Mili tair Sanatorium, Amersfoort; D. Keur, Terneuzen. behorende bij het ZEEUWSCH DAGKLAD en •tSCHOUWSCH DAGBLAD van 17 FEBRUARI I960 Exploitant*- Oosterbaan Le Comtre N.V, Goes eeuu/scH u/eexem VOOR DE ZONDAG We wezen op het verval van de gereformeerde geest in ons land, reeds in de achttiende eeuw, doorgezet en voltooid in de negentiende. En hoe een ge volg daarvan is geweest, de ont kerstening der natie, de opkomst van het liberalisme, dat tot doel gesteld had de Staat te liberali seren, de school te neutraliseren en de kerk te moderniseren. En het Schriftgetrouwe volk trok zich in conventikels en bijbel- kringen terug, onder hen werkte de réveilbeweging, waar de zui vere Waarheid bewaard werd en beoefend. Maar met de algemene afval openbaarde zich nog een andere tendenz in ons vólksleven, de hernieuwde kracht van Rome. In het bloeitijdperk onzer historie, toen ons volk leefde uit de be ginselen der grote Kerkrefor matie, was de macht van Rome in ons land gebroken en zolang ons volk leefde bij de zuivere reformatorische beginselen kon deze macht zich ook niet weer herstellen. Maar toen in het mid den der vorige eeuw, geheel ons land, althans publiek, geliberali seerd was, kwam ook de macht van Rome weer naar voren. En zo kregen we de bekende „April beweging". Tijdens de grote Reformatie was de bisschoppelijke hiërarchie in ons land gebroken. In 1853 achtte Paus Pius IX de tijd aan gebroken deze macht weer te herstellen. De grondwet van 1848 waarborgde immers Gods dienstvrijheid en bij pauselijke brève van 4 Maart 1853 vond de „herstelling" plaats van de bis dommen in „de beroemde ge westen van Holland en Brabant" zoals het in dat pauselijke schrij ven heette. Dit feit, maar ook de uitda gende manier, waarop het plaats greep, deed een storm van ver ontwaardiging opgaan bij alles wat nog protestants was. Im mers de taak der bisschoppen werd door de paus meteen aan gewezen. Zij zouden toch in be trekking blijven staan met de „congregatio de propaganda" en hadden alzo de duidelijk uitge drukte roeping om als missie bisschoppen Nederland weer op de ketters te heroveren. Neder land werd weer tot rooms gebied verklaard. Zoals we zeiden, brak hierover een storm los. De ker- keraad der Utrechtse Ned. Herv. gemeente schreef een adres aan de Koning en daarna regende het petitionnementen, waarin de Koning verzocht werd dit tegen te gaan. Een gevolg was het af treden van het liberale Minis terie Thorbecke, dat immers reeds in 1851 verklaard had, „dat de regering voortaan de Katho lieke Kerk niet meer zou belet ten zichzelf te constitueeren." Maar Rome ging dóór. En van 1853 dateert het begin van het herstel van de macht van Rome in Nederland. Sindsdien is Rome gegroeid en vandaag is zij ster ker in het land der grote Refor matie dan zij na de Hervorming ooit geweest is. Thans zit Rome met de Partij van de Arbeid op één stoel, en regeert praktisch zonder rem men. Om deze band te behouden zal de P.v.d.A. Rome geven wat 't vraagt en men moet niet vreemd opzien, wanneer straks ook het verbod tot het houden van pro cessies boven de Moerdijk zal worden ingetrokken. Sinds 1853 is Nederland weer met een net van roomse verenigingen en kloosters en stichtingen over trokken en de millioenen bij mil- lioenen guldens aan salarissen voor het onderwijs komen bij deze stichtingen en kloosters te recht. Immers het onderwijzend personeel werkt voor de Kerk. Zó is de situatie. Toch keuren wij die „April beweging" af. Wij keuren haar af, omdat het louter negativisme is geweest. De fout zat niet bij Rome. Wie kon haar ongelijk geven, toen de kansen zich voor deden? De fout zat bij het ver val van de kerken der Reforma tie zelve. Het loslaten van de beginselen der Reformatie is de oorzaak geweest van de her nieuwde kracht van Rome over ons volksleven. De Reformatie is geen kracht meer onder ons volk. Het is ver- ebd en verdord en verstorven, tot een versteende orthodoxie eerst en een dood modernisme daar na. De Aprilbeweging is geen ont waken geweest, van de oude re formatorische idee der zestien de en zeventiende eeuw, zij was een louter negatieve reactie, zonder wortel en zonder diepte en zonder grond. Ze heeft dan ook geen enkele positieve vrucht afgeworpen. Ik las eens een aar dig Afrikaans verhaaltje. Oom had een leeuw geschoten en toen hij met neef samen er bij kwam lag het beest al morsdood. De oom wilde hem eens in de bek kijken en toen liet neef hem schrikken, door met zijn laars op de buik van de dode leeuw te trappen. Toen perste de laatste lucht met kracht zich uit de keel Vandaag hebben we nog de steun en de vreugde van de gemeenschap der heiligen. Maar zodra de antichrist komt staan we vrijwel alleen, dan zullen we dankbaar mogen zijn, indien ons gezin nog in tact blijft. Want Johannes profeteert van de grote eenzaamheid, die over de heiligen zal komen. De hele aarde zal het beest uit de zee aanbidden, terwijl de heiligen verstrooid en weinige zullen zijn. De goddelozen zul len alles bezitten, maar der vromen deel is gevangenis en dood. En met nadruk schrijft hij of beter schrijft de Heilige Geest: Indien iemand oren heeft, die moet horen. Wie maar kennis van deze dingen krijgt, dient er goede aandacht aan te schenken. Laat de kerk er vooral niet overheen lezen. Want het zal zwaar worden Indien iemand oren heeft, die Iwre. Indien iemand in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevan genis.... Openb. 13:9, 10. te volharden tot het einde toe. Te volharden, wanneer men alleen komt te staan, te vol harden, ook, wanneer het gaat om vrijheid en leven. Hoor toch, opdat, indien God die boze tijd over u brengt, gij staande kunt blijven. Slaande kunt blijven, gelijk de Here het in die ure van u eist. En zijn eis, gelijk naar we menen vers tien vertaald moet wor den, luidt dan: Indien iemand tot gevangenschap bestemd is, die gaat in gevangenschap. Als men naar Gods voorzienig be stel in gevangenschap gebracht wordt, heeft men dat ootmoe dig, zonder verzet te aanvaar den. Indien iemand bestemd is met het zwaard gedood te wor den, die moet met het zwaard gedood worden. Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen. Hier blijkt, hier moet blijken de vol harding en het vertrouwen der heiligen. Ze proberen het niet met vleselijke wapenen. Ze vormen geen sabotagegroepen. Ze rich ten geen knockploeg op. Daar voor is het dan de tijd niet, gelijk hel soms inderdaad de tijd kan zijn. Onder de heerschappij van de anti-christ hebben de hei ligen hun volharding en ver trouwen alzo te tonen, dat zij zich laten gevangen nemen en laten doden ais slachtschapen om der wille van hun Here en Zijn Woord. De anti-christ ontvangt macht zich te laten aanbid den, te gebieden en te doden. Maar zij ontvangen macht God te aanbidden, dc gevangenis in te gaan en te sterven. Daarom zal groot hun loon zijn. Hunner is het Koninkrijk der Hemelen. Axel. D. ZEMEL. en oom schrok zó van dat gebrul, dat hij achterover tuimelde. Welnu, de „Aprilbeweging" was niet veel meer dan dat. Waarmee we natuurlijk aan de goede bedoelingen van de men sen niets te kort willen doen. Maar het gebrul van 1853 kwam uit een stervende, zo niet reeds dode leeuw, die op de buik getrapt werd. Want waar vond men nog de Kerk, die het in vurig pleidooi voor het Woord van God naar de belijdenis der Kerkreformatie opnam? BS Ik wete niet hoe dat bij julder is, maar bij mijn is het altoos een weelde, wanneer het weer Zondag is. Dan gaan we met het hele huishouwe naar de Kerke en dan ken je zo alle aardse beslommeringe van je afzette. Daar komt bij dat we hoewel een ouwe, toch nog een goeie domenie hebbe. Hij doet niet mee an allerlei nieuwerwesse fratse, maar verkondigt het Woord nog op een degelijke ouwerwetse menier en daar benne we bij ons op 't durp best mee tevreje. Want hij is, al zeg ik het "zeivers, een man van de praktiek. Hij neemt het uit het Woord, maar hij brengt het in de praktiek van je leven. En zo motte we het hebbi as ik het goed zie. Zo had ie deuze weke het over de almacht Gods, Die Zichzelvers toch altoos van middelen bedie nen wil. Hij wees op de natuur, die in de winter dood lijkt, maar waar het leven toch in werkt en dat ken je nou al weer gaan zien, an de jonge uitspruitsels, die je hier en daar ken an- treffe. Maar nou heit de Here de mens bevole de hof te be- bouwe en te beware. Hij wil door middel van de mense, dat er voedsel komt en levensmoge lijkheid. Hij is almachtig genogt om het je zo maar te geve, maar dat doet Hij niet. De mens is het middel om voedsel voort te brengen en het leven mogelijk te maken. Zo heit de Here ook heel de schepping middelijk tot het aanzijn geroepe. Hij zegt in Johannes, dat het door middel van Zijn Zoon gebeurd is, het Woord, was het middel waardeur alles geschape is. En nou zeit onze domenie dat het in de praktiek van het geestelijke leve net eender gaat. Ook de weder geboorte werkt de Here midde lijk, door de prediking van dat Woord en daarom is het Zijn eis, dat we naar de Kerke kom- me, want daar wordt het Woord ambtelijk bediend en door dat middel wenst de Here Zijn Kerk op aarde in stand te houwe. Kijk, mense, zukke dingen brenge een mens an het prakki- zere en dat geeft 'm stof om nog is over na te denken as je naar huize gaat en ook nog wel as je in de weke an je werk ben. Want daar leit heel veul in, al zeg ik het zeivers. In de eerste plekke vermaant het ons om de middele in acht te nemen, zo naarstig as we kenne, zoas de katechismus dat zeit. Maar je ken er ook nog verder over deur denke en zo docht ik van de weke, toen de krante weer vol stong over die verschrikke lijke oorlogswapens van teuges- woordig: zou het niet meugelijk kenne weze dat de Here ook het vergaan van de waereld midde lijk werke zal? Wie zal dat zeg ge? As we het boek van de Openbaring leze en wat de Hei land komt te zegge bij Mat- teuwes, dan krijg je zo de ge dachte, dat er op het end ver schrikkelijke tekenen zalle ge- beure, en dat je het end zo maar ken zien ankomme door een rechtstreekse ingreep van de hemel. Maar dat benne van- zelvers allemaal visioene om ons de dinge dudelijk te maken. Maar wie zal zegge of de Here ook hier niet middelijk zal blij ven werken net as in alle dinge, geestelijk zowel as stoffelijk? En wie zal zegge of Hij dan de mens, die in zijn verblindheid en dwaasheid z'n eige verhardt, niet zover laat komme, dat hij nog uitvindinge doet, die straks heel de waereld in lichte laaie zet? Want de mens denkt dat ie met al z'n uitvindinge een heel end gebrocht heit, maar al wat ie doen ken, is niks anders dan uit de schepping uithale wat de Here er bij de schepping al in geleid heit. De mens maakt niks nieuws, hij vindt het allenig maar, en dat ie het nou eerst na zes duzend jare vindt, komt omdat de Here het nou de tijd acht, dat ie het vindc mot. Zó zie ik het en wie zal dan zegge of hjj z'n eigen ondergang niet gaat uitvinde? Waarom zal God ook hier niet middelijk werke? Kijk, dat heit me van de weke niet los gelate. En toen ik de preek van Zundag nog is in ver band brocht met dat gesprek op de verjaardag van Sien, dat er zo van streek brocht, zoas ik je verleje weke verteld heb, kreeg ik daar toch ook weer grote troost uit, want ik doch zo, as de Here middelijk werkt, heit ie toch alles in Zijn hand en gebeurt alles krek zoafts Hij het in Zijn raad heit voorgeschreve en dan mot alle dinge mede- werke ten goede voor die ge nade hebbe gekrege om te ge- love. De mens blijft, ook met al z'n uitvindinge toch maar niks anders as een werktuig in Zijn hand. En wie is er nou bang voor een werktuig? Voor een bijl of een zaag, of een hakmes? Late we allenig maar bang weze voor Hem die dat werktuig han teert. Denke julder der zo ook niet over? Je FLIP BRAMSE. door S. Carmiggelt. Uitgave N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam „Het hart van de mens, dat niet getroffen wordt door de lieflijke glimlach van het kind, is nog in slaap." Ik weet niet wie deze woor den gesproken heeft, maar ik moest er aan denken toen ik bezig was het enig mooie boekje van S. Carmiggelt: „Klein be ginnen", door te lezen. De schrij ver zegt in de eerste regel van zijn boek: „Dit is geen boek, maar een liefdesverklaring". Zó is het. De liefde tot het kind heeft zijn pen beheerst en voort gestuwd. En dat is het geheim van dit boek. Want alleen de liefde is in het bezit van de sleu tel tot de kinderziel. En deze liefde heeft de schrijver de poorten tot dit paradijs geopend. Heeft niet eens iemand gezegd, dat ieder kinderhart een stukje paradijs is? Zeker, we weten het wel, dat ook hier de oorspron kelijke gaafheid van het oude paradijs te vergeefs gezocht wordt. Ook in het jonge kinder hart deed de zonde haar intrede, maar de wereld van het kind grenst toch héél wat dichter bij het oorspronkelijke paradijs dan die van de volwassene, want

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5