m mm
WÊ 'k WÊ
mm
w
Om
TcurtiUeMod.
ons
Lttormre Jiei'UQ
rooi
im
iiif(^iiif
m
O
gdj
Oh..n}Z
iHi iiii
i i
ÉSI wê
ippj
m
iPÜ 'mi,
Él Él
B
BP
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
„APRIL-BE WEGING'
ÏÏlacM om te tijdeti.
Klein beginnen
Vrijdag 17 Februari 1950
T ZEEUWSCh WEEKEND
Pagfna 4
10. Pf3e5 Lc8—b7
11. Le2f3
(met de dreiging Pb5).
1 1Dd8c7
12. h2h3
(ook Tel of Tel kwam in aan
merking).
1 2Pb8d7
13. Pe5 X d7 Dc7xd7
14. Ddlc2 c6c5
15. Lf3xb7 Dc7xb7
16. Pe3e2! c5xd4
17. Pe2xd4 Tf8—c8
18. Tfl—dl Tc8—c5
(met de dreiging Tg5 enz.).
19. Pd4—f3 Pf6e4
20. Ld2—el
(ook Lc3 was mogelijk, b.v. Lc3,
Pc3, bc3, Lf6, Ta2, enz.).
20Le7—f6
(Nu dreigt Zwart met c3 en b3
met b5b4 zijn pionnenmeerder-
heid te tonen).
21. Lel—c3 Tc5—f5
(Zwart wil schijnbaar toch nog
een Koningsaanval beginnen,
doch Wit komt nu los en neemt
het spel in handen).
22. Lc3xf6 Tf5xf6
23. Tdld4! Pe4—c5
Zwart maakt nu gedwongen
zetten).
24. Tal—dl!
(dreiging Td8t enz.)
24g7g6
25. De2c3 Db7—e7
26. Pf3e5 Tf6—f5
27. Pesc6
(Pg4 kwam in aanmerking met
de dreiging Ph6t; b.v. Pg4, Th5,
Td7, Pd7, Td7, Dg5 (geen Dd7
wegens Pf6), f4, Dh4, Ph5, Dh5,
Dh8t mat of; Pg4, Kf8, Td8f,
Td8, Dh6f). (Zie diagram No.l.)
27De7—f6
28.Td4d8f Ta8xd8
29. Tdl x d8f Kg8g7
30. Dc3xf6
(mogelijk was Pe7 met kwali
teitswinst b.v.; Pe7, Dc3, Pf5f,
?f5, bc3, Pe4, Ta8—a4, Tb8, Pc3,
Cfl enz.; een mooie, maar een
dwingende variant is: Fe7, Tf2!,
Tg8t, Kh6, Tg6t( hg6, Pg8t enz.)
30Kg7xf6
31. Pc6xa5 Pc5d3
32. Pa5c6
(aangewezen was hier b2b3)
32Pd3xb2
33. Pc6b4 c4c3
34. Td8c8 Pb2—dl
35. f2—f3 Pdlxe3
36. Tc8 x c3 Pe3—d5
37. Pb4xd5
(Het is de vraag of hier Tb3
niet beter was, b.v. Pb4, Tb4 en
later a3a4 waardoor een Toren
eindspel met 4 tegen 3 pionnen
ontstaat en meestal remise
wordt.)
37Tf5xd5
38. Tc3b3 Kf6e5
39. Kgl—f2
(beter is hier Tb4 en later a4).
39Ke5d6
40. Kf2e3 Kd6—c6
41. Tb3b4 Kc6c5
42. Tb4h4 h7—h5
43. Th4f4 f7—f5
44. Tf4—h4 e6e5!
45. Th4b4 Td5—d4
46. Tb4bl Td4a4
47. Tbl—b3 Kc5c4
48. Tb3—d3 g6—g5
49. g2g4 h5xg4
50. f3xg4 f5xg4
51. b3xg4 Kc4c5
en Wit gaf op.
Wij laten hier nog volgen een
partijstelling.
Wit: Kgl, Dg4, Tdl, Tel, Lb2,
Pe4; pionnen a2b3c2f2h2.
Zwart: Ke8, Df5, Ta8, Th8, Lf8,
Le6; pionnen a5b7c7f6.
97—h6.
Wit aan zet. (Zie diagram 2.)
Wanneer men.de stelling be
kijkt zou men niet denken, dat
er mat in 5 zetten kan volgen.
Toch gaat dit als volgt:
1. Dh4d7t Le6xd7
2. Pe4d6tt, dubbelschaakü
2Ke8d8
3. Pd6—f7t Kd8c8
4. Tel—e8f Ld7xe8
5. Tdld8t mat.
Diagram I.
maak
ui 'WWa
Horizontaal:
1. plaats in Friesland; 8. plaats
in Groningen; 15. muziekinstru
ment; 16. kleur; 17. noot; 19.
delfstof; 20. verkorte meisjes
naam; 21. nog een verk. meisjes
naam, al wordt die ook voor
ouderwets versleten; 23. drinkge-
Diagram 2.
abcdefgk
Stand na de 27e zet van Wit.
abcdefgh
Partijs telling: Mat in 5 zetten,
Wit aan zet.
rei; 24. gezagsinstelling, waarvan
we na de bevrijding hebben „ge
noten"; 25. bewoners van Europa;
27. oorlogsvinding; 29. glazuur;
31. oneffen; 32. nieuw (in samen
stellingen); 33. Engels voegwoord
34. voertuig; 35. Bijbelse mans
naam; 36. zijrivier van de Donau;
39. behoort bij het oog; 40. weer
een Europeaan; 41. lichte; 43.
aanmaning om stil te zijn; 44.
mann. zoogdier; 46. pers. vnw.;
47. rondhout; 48. afscheiding; 49.
bijwoord; 50 vogel; 52. keuken
piet; 53. rekenkundig begrip; 55.
plaats in Drenthe; 57. plaats in
Friesland; 58. plaats in Gronin
gen; 64. nog een plaats in Fries
land; 71. gering; 72. verpakkings
materiaal; 74. Europese taal; 75.
in de Bijbel genoemde koning; 77.
lokmiddel; 78. pers. vnw. 79. ter
herinnering; 81. uitstulpend; 82.
soort onderwijs; 83. schittering;
85. boerenbezit; 86.Geuzenkente-
ken; 88. neiging; 90. vestibule;
91. plaats in Drenthe; 92. op de
manier van; 93. loot; 94. verkorte
meisjesnaam; 95. breed (muz.)
97. onbep. telw.; 100. sportbeno-
digdheid; 101. aanhef van circu
laires; 102. reiniging; 103. ver
korte meisjesnaam; 104. noot;
105. vriend (Fr.);.107. lidw. 108.
duur (Du); 110. plaats in Japan;
jKölilt
door M. v. d. Bosch.
„Dat hoeft niet eens, we heb
ben er nog wel een, die verleden
jaar in de tuin genomen is, daar
sta ik wat goed op."
Hè nee, die andere, waar we
met z'n tweeën op staan is veel
mooier."
„Niks hoor, die niet, en dan jij
er zeker ook bij, maar als jullie
dat doet, moet ik er ook bij als
het bestolen jongetje" lachte
Boudewjjn een beetje zuurzoet.
„Nee, ik alleen," zei Dik kwaad.
„Jullie kunnen het natuurlijk
weer niet uitstaan."
„Kom Dik, daar zou ik me nog
maar niet boos om maken," vond
moeder, die plezier had in de
voorbarigheid van de jongens.
„Jullie hebt de dief nog niet!"
„Ja maar, als we hem vinden",
hield Dik vol. Tenslotte gingen ze
toch maar mee naar het Huis.
„Zouden we niet even op Han
wachten?" vroeg Koos, die zijn
tweelingzus niet graag in de
steek liet.
„Vanmorgen maar niet, Koos.
Ze is met Iki naar het dorp, en
zal wel niet zo gauw terug ko
men".
Koos wou zijn fiets al halen,
maar bedacht zich, Boudewijn
had er nu toch ook geen!"
„Wat toch een gemene streek,
je fiets weg te gappen! Als ik die
vent hier hadNou, dan zou
ik hem!" viel Boudewijn Koos bij.
Het viel Dik toch tegen, dat
er niets te zien was. De politie
was al weer weg, en zelfs de glas
scherven waren alweer opge
ruimd.
„Gaan jullie mee, hier is toch
niets te beleven", Koos keek eens
om zich heen, nergens was iets
bijzonders te zien.
„Wat moeten we doen? Dat ik
nu toch ook geen fiets heb, zo'n
mispunt."
„Laten we dan hier blijven,
misschien komt de politie nog
terug!" Vond Dik.
„Hè nee", zeiden Koos en Bou
dewijn haast tegelijk, „wat is
daar nu aan!"
„O, natuurlijk", Dik werd
kwaad. „Omdat ik het zeg, willen
jullie het niet, anders hadden jul
lie het wel gedaan!"
Een beetje verwonderd keek
Boudewijn naar Dik. „Hoe kom
je daar nu toch bij!"
„Nou, het is toch zeker zo. Jul
lie zijn de hele week samen ge
weest, en nu mag ik nog niet één
keertje mijn zin hebben."
„We kunnen hier toch niet de
hele morgen blijven wachten op
de politie, die misschien niet eens
meer komt", Koos schopte een
steentje naar een vogel, die ver
schrikt opvloog. „Kom, laten we
maar gaan!"
„Jullie kunt gaan hoor, maar
ik blijf hier!"
Even bleef Koos besluiteloos
staan. Dik was de hele week al
leen geweest, en zij hadden zo
veel plezier gehad, maar 't
was toch onzin ook, om hier te
blijven. Toen keerde hij zich om.
„Gaan we nog of niet!"
„Toe joh, wees niet zo flauw",
probeerde Boudewijn nog. „Maar
Dik wou niet toegeven." Gaan
jullie maar hoor, je gunt een an
der toch niets."
Stil gingen de twee weg. Koos
was nu ook boos. Die vervelende
Dik altijd, nooit kon hij eens ge
woon doen.
„Hei, wat kijken jullie sip!
Boudewijn, hoor eens!" Het was
Berend, die een eind verder een
heg aan het knippen was, „Je
kunt mijn fiets vanmorgen wel
nemen, ik heb hem nu toch niet
nodig!"
„Heus?" Ineens klaarden de
gezichten op, dat was fijn van
Berend. „Ik doe het hoor", riep
Boudewijn vrolijk, „en alvast be
dankt hoor!"
Hij ging meteen naar de schuur
waar de fiets stond. Koos liep
nog even terug naar Dik, die nog
in het gras bij het prieel zat.
(Wordt vervolgd.)
112. plaats in Zeeland; 118. nog
een plaats in Zeeland.
Verticaal:
1. plaats in Zeeland; 2. verkor
te jongensnaam; 3. omroepver.; 4.
zijrivier van de Elbe; 5. meisjes
naam; 6. maat; 7. plaats in Gro
ningen; 8. Nog een plaats in Gro
ningen; 9. spoed (afk.); 10. Ja
vaanse boer; 11. rivier in Neder
land; 12. plaats in Noord-Brabant
13. titel; 14. plaats in Friesland;
18. het kweken; 20. bruin; 22.
Bijbelse mansnaam; 24. rulle; 26.
koker; 28. laagte; 30. kunst (Fr.);
31. opstootje; 37. godin van de
tweedracht (Griekse mythologie)
38. verrukt (Fr.)41. uitroep; 42.
muizenvijand; 45. onbep. vnw.;
48. vogel; 50. in de Bijbel genoem
de stad;51. scheiding tussen twee
rijken; 53. lidwoord; 54. predi
kant (Lat. afk.); 56. bouwland;
57. insect; 58. plaats in Drenthe;
59. in orde; 60. zich voortbewe
gen; 61. sterk; 62. vordering; 63.
rijksgrens; 65. voorz.; 66. zoog
dier; 67. zuivelproduct; 68. meis
jesnaam; 69. titel; 70. plaats in
Zeeland; 72. plaats in Drenthe;
73. nog een plaats in Drenthe; 76.
luister; 78. gewicht vaststellen
(vervoegde vorm);80. dwaze; 82.
handige (enigszins bargoens)84.
voegwoord; 85. bijwoord; 87. pen;
89. plaats in Friesland; 95. niet
warm; 96. stand; 98. windstreek
(Eng.); 99. tuimeling; 102. zat;
106. voornaam van een bekend
generaal; 108. voorz.; 109.
scheepshout; 110. zoogdier; 11L
voertuig.
Goede oplossingen inzenden
vóór 15 Maart a.s. Voor goede
oplossingen worden enkele boeken
beschikbaar gesteld.
OPLOSSING VORIGE PUZZLE
De zin: „Leest uw eigen krant"
kon in de opgegeven puzzle
45.760 maal worden gelezen.
Vele oplossers zullen wel schrik
ken van dit grote aantal. De
meesten konden het niet verder
brengen dan een paar honderd
maal. En dan was er één oplos
ser, die stuurde het nog veel
verder dan de goede oplossers,
want die kwam tot het respec
tabele getal van: 222.802.557.080.
Maar dat was wat teveel!
Hier zijn de namen van de
goede inzenders: - D. van Beek,
St.-Annaland; A. Scherpenisse,
St.-Maartensdijk; Huzaar J. D.
Meijer, Militair Sanatorium,
Amersfoort; S. Ton, 'Seroos-
kerke (W.); M. Brouwer, Mili
tair Sanatorium, Amersfoort; D.
Keur, Terneuzen.
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGKLAD en
•tSCHOUWSCH DAGBLAD
van 17 FEBRUARI I960
Exploitant*-
Oosterbaan Le Comtre N.V,
Goes
eeuu/scH
u/eexem
VOOR DE ZONDAG
We wezen op het verval van
de gereformeerde geest in ons
land, reeds in de achttiende
eeuw, doorgezet en voltooid in
de negentiende. En hoe een ge
volg daarvan is geweest, de ont
kerstening der natie, de opkomst
van het liberalisme, dat tot doel
gesteld had de Staat te liberali
seren, de school te neutraliseren
en de kerk te moderniseren. En
het Schriftgetrouwe volk trok
zich in conventikels en bijbel-
kringen terug, onder hen werkte
de réveilbeweging, waar de zui
vere Waarheid bewaard werd en
beoefend.
Maar met de algemene afval
openbaarde zich nog een andere
tendenz in ons vólksleven, de
hernieuwde kracht van Rome. In
het bloeitijdperk onzer historie,
toen ons volk leefde uit de be
ginselen der grote Kerkrefor
matie, was de macht van Rome
in ons land gebroken en zolang
ons volk leefde bij de zuivere
reformatorische beginselen kon
deze macht zich ook niet weer
herstellen. Maar toen in het mid
den der vorige eeuw, geheel ons
land, althans publiek, geliberali
seerd was, kwam ook de macht
van Rome weer naar voren. En
zo kregen we de bekende „April
beweging".
Tijdens de grote Reformatie
was de bisschoppelijke hiërarchie
in ons land gebroken. In 1853
achtte Paus Pius IX de tijd aan
gebroken deze macht weer te
herstellen. De grondwet van
1848 waarborgde immers Gods
dienstvrijheid en bij pauselijke
brève van 4 Maart 1853 vond de
„herstelling" plaats van de bis
dommen in „de beroemde ge
westen van Holland en Brabant"
zoals het in dat pauselijke schrij
ven heette.
Dit feit, maar ook de uitda
gende manier, waarop het plaats
greep, deed een storm van ver
ontwaardiging opgaan bij alles
wat nog protestants was. Im
mers de taak der bisschoppen
werd door de paus meteen aan
gewezen. Zij zouden toch in be
trekking blijven staan met de
„congregatio de propaganda" en
hadden alzo de duidelijk uitge
drukte roeping om als missie
bisschoppen Nederland weer op
de ketters te heroveren. Neder
land werd weer tot rooms gebied
verklaard. Zoals we zeiden, brak
hierover een storm los. De ker-
keraad der Utrechtse Ned. Herv.
gemeente schreef een adres aan
de Koning en daarna regende het
petitionnementen, waarin de
Koning verzocht werd dit tegen
te gaan. Een gevolg was het af
treden van het liberale Minis
terie Thorbecke, dat immers
reeds in 1851 verklaard had, „dat
de regering voortaan de Katho
lieke Kerk niet meer zou belet
ten zichzelf te constitueeren."
Maar Rome ging dóór. En van
1853 dateert het begin van het
herstel van de macht van Rome
in Nederland. Sindsdien is Rome
gegroeid en vandaag is zij ster
ker in het land der grote Refor
matie dan zij na de Hervorming
ooit geweest is.
Thans zit Rome met de Partij
van de Arbeid op één stoel, en
regeert praktisch zonder rem
men. Om deze band te behouden
zal de P.v.d.A. Rome geven wat 't
vraagt en men moet niet vreemd
opzien, wanneer straks ook het
verbod tot het houden van pro
cessies boven de Moerdijk zal
worden ingetrokken. Sinds 1853
is Nederland weer met een net
van roomse verenigingen en
kloosters en stichtingen over
trokken en de millioenen bij mil-
lioenen guldens aan salarissen
voor het onderwijs komen bij
deze stichtingen en kloosters te
recht. Immers het onderwijzend
personeel werkt voor de Kerk.
Zó is de situatie.
Toch keuren wij die „April
beweging" af. Wij keuren haar
af, omdat het louter negativisme
is geweest. De fout zat niet bij
Rome. Wie kon haar ongelijk
geven, toen de kansen zich voor
deden? De fout zat bij het ver
val van de kerken der Reforma
tie zelve. Het loslaten van de
beginselen der Reformatie is de
oorzaak geweest van de her
nieuwde kracht van Rome over
ons volksleven.
De Reformatie is geen kracht
meer onder ons volk. Het is ver-
ebd en verdord en verstorven, tot
een versteende orthodoxie eerst
en een dood modernisme daar
na.
De Aprilbeweging is geen ont
waken geweest, van de oude re
formatorische idee der zestien
de en zeventiende eeuw, zij was
een louter negatieve reactie,
zonder wortel en zonder diepte
en zonder grond. Ze heeft dan
ook geen enkele positieve vrucht
afgeworpen. Ik las eens een aar
dig Afrikaans verhaaltje. Oom
had een leeuw geschoten en toen
hij met neef samen er bij kwam
lag het beest al morsdood.
De oom wilde hem eens in de
bek kijken en toen liet neef hem
schrikken, door met zijn laars op
de buik van de dode leeuw te
trappen. Toen perste de laatste
lucht met kracht zich uit de keel
Vandaag hebben we nog de
steun en de vreugde van de
gemeenschap der heiligen.
Maar zodra de antichrist komt
staan we vrijwel alleen, dan
zullen we dankbaar mogen
zijn, indien ons gezin nog in
tact blijft.
Want Johannes profeteert
van de grote eenzaamheid, die
over de heiligen zal komen.
De hele aarde zal het beest uit
de zee aanbidden, terwijl de
heiligen verstrooid en weinige
zullen zijn. De goddelozen zul
len alles bezitten, maar der
vromen deel is gevangenis en
dood.
En met nadruk schrijft hij
of beter schrijft de Heilige
Geest: Indien iemand oren
heeft, die moet horen. Wie
maar kennis van deze dingen
krijgt, dient er goede aandacht
aan te schenken. Laat de kerk
er vooral niet overheen lezen.
Want het zal zwaar worden
Indien iemand oren heeft, die Iwre. Indien iemand
in de gevangenis leidt, die gaat zelf in de gevan
genis.... Openb. 13:9, 10.
te volharden tot het einde toe.
Te volharden, wanneer men
alleen komt te staan, te vol
harden, ook, wanneer het gaat
om vrijheid en leven. Hoor
toch, opdat, indien God die
boze tijd over u brengt, gij
staande kunt blijven. Slaande
kunt blijven, gelijk de Here
het in die ure van u eist. En
zijn eis, gelijk naar we menen
vers tien vertaald moet wor
den, luidt dan: Indien iemand
tot gevangenschap bestemd is,
die gaat in gevangenschap. Als
men naar Gods voorzienig be
stel in gevangenschap gebracht
wordt, heeft men dat ootmoe
dig, zonder verzet te aanvaar
den. Indien iemand bestemd is
met het zwaard gedood te wor
den, die moet met het zwaard
gedood worden.
Hier is de lijdzaamheid en
het geloof der heiligen. Hier
blijkt, hier moet blijken de vol
harding en het vertrouwen der
heiligen.
Ze proberen het niet met
vleselijke wapenen. Ze vormen
geen sabotagegroepen. Ze rich
ten geen knockploeg op. Daar
voor is het dan de tijd niet,
gelijk hel soms inderdaad de
tijd kan zijn.
Onder de heerschappij van
de anti-christ hebben de hei
ligen hun volharding en ver
trouwen alzo te tonen, dat zij
zich laten gevangen nemen en
laten doden ais slachtschapen
om der wille van hun Here en
Zijn Woord.
De anti-christ ontvangt
macht zich te laten aanbid
den, te gebieden en te doden.
Maar zij ontvangen macht God
te aanbidden, dc gevangenis in
te gaan en te sterven.
Daarom zal groot hun loon
zijn. Hunner is het Koninkrijk
der Hemelen.
Axel.
D. ZEMEL.
en oom schrok zó van dat gebrul,
dat hij achterover tuimelde.
Welnu, de „Aprilbeweging"
was niet veel meer dan dat.
Waarmee we natuurlijk aan de
goede bedoelingen van de men
sen niets te kort willen doen.
Maar het gebrul van 1853
kwam uit een stervende, zo niet
reeds dode leeuw, die op de
buik getrapt werd. Want waar
vond men nog de Kerk, die het
in vurig pleidooi voor het Woord
van God naar de belijdenis der
Kerkreformatie opnam?
BS
Ik wete niet hoe dat bij julder
is, maar bij mijn is het altoos
een weelde, wanneer het weer
Zondag is. Dan gaan we met het
hele huishouwe naar de Kerke
en dan ken je zo alle aardse
beslommeringe van je afzette.
Daar komt bij dat we hoewel
een ouwe, toch nog een goeie
domenie hebbe. Hij doet niet
mee an allerlei nieuwerwesse
fratse, maar verkondigt het
Woord nog op een degelijke
ouwerwetse menier en daar
benne we bij ons op 't durp best
mee tevreje. Want hij is, al zeg
ik het "zeivers, een man van de
praktiek. Hij neemt het uit het
Woord, maar hij brengt het in
de praktiek van je leven. En zo
motte we het hebbi as ik het
goed zie.
Zo had ie deuze weke het over
de almacht Gods, Die Zichzelvers
toch altoos van middelen bedie
nen wil. Hij wees op de natuur,
die in de winter dood lijkt, maar
waar het leven toch in werkt
en dat ken je nou al weer gaan
zien, an de jonge uitspruitsels,
die je hier en daar ken an-
treffe. Maar nou heit de Here
de mens bevole de hof te be-
bouwe en te beware. Hij wil
door middel van de mense, dat
er voedsel komt en levensmoge
lijkheid. Hij is almachtig genogt
om het je zo maar te geve, maar
dat doet Hij niet. De mens is
het middel om voedsel voort te
brengen en het leven mogelijk
te maken. Zo heit de Here ook
heel de schepping middelijk tot
het aanzijn geroepe. Hij zegt in
Johannes, dat het door middel
van Zijn Zoon gebeurd is, het
Woord, was het middel waardeur
alles geschape is. En nou zeit
onze domenie dat het in de
praktiek van het geestelijke leve
net eender gaat. Ook de weder
geboorte werkt de Here midde
lijk, door de prediking van dat
Woord en daarom is het Zijn
eis, dat we naar de Kerke kom-
me, want daar wordt het Woord
ambtelijk bediend en door dat
middel wenst de Here Zijn Kerk
op aarde in stand te houwe.
Kijk, mense, zukke dingen
brenge een mens an het prakki-
zere en dat geeft 'm stof om
nog is over na te denken as je
naar huize gaat en ook nog wel
as je in de weke an je werk
ben. Want daar leit heel veul
in, al zeg ik het zeivers. In de
eerste plekke vermaant het ons
om de middele in acht te nemen,
zo naarstig as we kenne, zoas
de katechismus dat zeit. Maar
je ken er ook nog verder over
deur denke en zo docht ik van
de weke, toen de krante weer
vol stong over die verschrikke
lijke oorlogswapens van teuges-
woordig: zou het niet meugelijk
kenne weze dat de Here ook het
vergaan van de waereld midde
lijk werke zal? Wie zal dat zeg
ge? As we het boek van de
Openbaring leze en wat de Hei
land komt te zegge bij Mat-
teuwes, dan krijg je zo de ge
dachte, dat er op het end ver
schrikkelijke tekenen zalle ge-
beure, en dat je het end zo maar
ken zien ankomme door een
rechtstreekse ingreep van de
hemel. Maar dat benne van-
zelvers allemaal visioene om ons
de dinge dudelijk te maken.
Maar wie zal zegge of de Here
ook hier niet middelijk zal blij
ven werken net as in alle dinge,
geestelijk zowel as stoffelijk? En
wie zal zegge of Hij dan de
mens, die in zijn verblindheid
en dwaasheid z'n eige verhardt,
niet zover laat komme, dat hij
nog uitvindinge doet, die straks
heel de waereld in lichte laaie
zet? Want de mens denkt dat
ie met al z'n uitvindinge een
heel end gebrocht heit, maar al
wat ie doen ken, is niks anders
dan uit de schepping uithale
wat de Here er bij de schepping
al in geleid heit. De mens maakt
niks nieuws, hij vindt het allenig
maar, en dat ie het nou eerst
na zes duzend jare vindt, komt
omdat de Here het nou de tijd
acht, dat ie het vindc mot. Zó
zie ik het en wie zal dan zegge
of hjj z'n eigen ondergang niet
gaat uitvinde? Waarom zal God
ook hier niet middelijk werke?
Kijk, dat heit me van de weke
niet los gelate. En toen ik de
preek van Zundag nog is in ver
band brocht met dat gesprek op
de verjaardag van Sien, dat er
zo van streek brocht, zoas ik je
verleje weke verteld heb, kreeg
ik daar toch ook weer grote
troost uit, want ik doch zo, as
de Here middelijk werkt, heit
ie toch alles in Zijn hand en
gebeurt alles krek zoafts Hij het
in Zijn raad heit voorgeschreve
en dan mot alle dinge mede-
werke ten goede voor die ge
nade hebbe gekrege om te ge-
love. De mens blijft, ook met
al z'n uitvindinge toch maar niks
anders as een werktuig in Zijn
hand. En wie is er nou bang
voor een werktuig? Voor een
bijl of een zaag, of een hakmes?
Late we allenig maar bang weze
voor Hem die dat werktuig han
teert.
Denke julder der zo ook niet
over?
Je FLIP BRAMSE.
door S. Carmiggelt. Uitgave N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam
„Het hart van de mens, dat niet getroffen wordt door
de lieflijke glimlach van het kind, is nog in slaap."
Ik weet niet wie deze woor
den gesproken heeft, maar ik
moest er aan denken toen ik
bezig was het enig mooie boekje
van S. Carmiggelt: „Klein be
ginnen", door te lezen. De schrij
ver zegt in de eerste regel van
zijn boek: „Dit is geen boek,
maar een liefdesverklaring".
Zó is het.
De liefde tot het kind heeft
zijn pen beheerst en voort
gestuwd. En dat is het geheim
van dit boek. Want alleen de
liefde is in het bezit van de sleu
tel tot de kinderziel. En deze
liefde heeft de schrijver de
poorten tot dit paradijs geopend.
Heeft niet eens iemand gezegd,
dat ieder kinderhart een stukje
paradijs is? Zeker, we weten het
wel, dat ook hier de oorspron
kelijke gaafheid van het oude
paradijs te vergeefs gezocht
wordt. Ook in het jonge kinder
hart deed de zonde haar intrede,
maar de wereld van het kind
grenst toch héél wat dichter bij
het oorspronkelijke paradijs dan
die van de volwassene, want