Bij ons thuis
Om
j-mnixicttlfrd
iuw&4* dominees oolc
Onze
Opstellenwedstrijd
1 'VM
i^l§j
I ItLu
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
„In *t heden ligt 't verleden"
APHORISMEN.
Vrijdag 10 Februari 1950
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
chef doet het telkens de con
trole over zichzelf verliezen. Hij
springt onverwachts op, laat een
uitbarsting van grote woorden
over zijn personeel stromen en
voelt er zich een ogenblik later
ellendig, ingezonken en piete
peuterig door. Hij weet, dat zijn
personeel hem achter de rug er
om uitlacht. De handelsreiziger
komt met lood in zijn schoenen
bij zijn klanten en weet geen
vrije houding té vinden om een
rustig zakengesprek met zijn
klant aan te gaan. De man, die
heel de dag boven zijn geeste
lijke stand heeft moeten leven
en zich zelf niet kon zijn, maar
zich moest opschroeven öf into
men, brengt de reactie thuis over.
Hij is daar ongenietbaar, wreve
lig, snauwerig en driftig.
Moet ik verder gaan, beste
neef? Kijk maar eens rond je
heen en je vindt ze voor het
oprapen. In de grond zijn het
stakkers om meelijden mee te
hebben. Want'ze zyn niet alleen
ongenietbaar voor hun om
geving, ze zijn zichzelf het ergst
tot last
En nog eens: op de achter
grond van alles staat de angst...
En hoe kom je daar nu
van af?
Dat is niet zo eenvoudig,
maar mógelijk is het.
In de eerste plaats moet je
je eigen eens grondig gaan be
kijken. Neem b.v. aan het eind
van iedere dag eens een rustig
half uurtje om de dag na te
gaan en te zien, waar je weer
gemankeerd hebt, wat je ver
keerds gezegd en gedaan hebt.
En neem je dan eens heilig voor
dat de volgende dag te ver
beteren. Zeg eens tegen jezelf:
dat moét en dat kan ik ver
anderen en ik zal het doen ook!
Dan komt er de wilskracht
aan te pas. Heb je die niet, be
gin er dan maar niet aan. Want
wilsslappe mensen zijn onnutten,
die naar het graf gaan, zoals ze
geboren zijn. Maar je kunt je
wilskracht ook oefenen. En be
gin dan de volgende morgen
eens over een andere boeg. Wees
vriendelijk, houd je rustig, en
kijk de mensen rondom je eens
aan, neef.
Vooral dat laatste. Een gek
ding is, dat hopen mensen dag
aan dag met andere mensen
samen moeten werken, maar ze
nooit eens rustig hebben aan
gekeken.
Heus waar! De meeste men
sen hebben het zo druk met
zichzelf, dat ze er eenvoudig
niet aan denken hun naasten
eens aan te kijken. Je begrijpt
hoe ik dat bedoek
Natuurlijk heb je je kame
raad wel eens in het gezicht ge
zien. Maar dat was terloops. Je
stelde geen belang in hem, om
dat je te veel belang in je zelf
stelt. Maar verander dat nu
eens. Maak er eens een oefening
van je naasten te bestuderen.
En probeer in hem eens de
MENS te ontdekken. Je zult tot
interessante ontdekkingen ko
men, neef!
Maar laat ik daarvan volgen
de week wat meer vertellen.
Tot zover beste groeten,
je Oom Daaf.
Uo-oA de, &cAao£j£uq,d
Beste jongens en meisjes,
De laatste weken, na ons
grote Kerstnummer heb ik
Zeeuwsch Weekend telkens eens
goed nagekeken en toen vond
ik, dat jullie er maar slecht
afkwamen. In dat Kerstnummer
was er heel wat te lezen voor
jullie en nu steeds maar een
kort stukje. Dat is niet eerlijk
hoor. Daarom gaan we het nu
ook voor jullie een beetje ge
zelliger maken. En wel direct!
Zie hier het plan.
Hieronder staan een paar raad
sels. 'k Heb ze voor de eerste
maal niet zo moeilijk gemaakt,
dus de oplossing hebben jullie
zo. Doch daarbij moet het niet
blijven. Die oplossing stuur je
vóór 17 Februari aan:
Redactie 't Zeeuwsch Weekend,
Bureau „Zeeuwsch Dagblad"
te Goes.
Maar stuur nu niet alleen de
oplossingen van die raadsels,
maar schrijf er een gezellige
brief bij, want je moet weten
ik ben eenvoudig dol op brie
ven en brieven schrijven. Dat
laatste zal ik bewijzen door ieder
die mij bij de oplossingen een
brief schrijft, ook in de krant
een brief terug te schrijven.
Dat kan knus worden zo in een
eigen hoekje in de krant.
Het beste nieuws heb ik ech
ter voor het laatst bewaard. We
zijn van plan geregeld om 'de
twee weken van zulke raadsels
in ons eigen hoekje te zetten en
ook geregelddaarvoor een
prijs beschikbaar te stellen.
Wie dus trouw met ons mee
doet krijgt zeker ook eens een
prijs.
Behalve deze raadsels zullen
we ons hoekje gezellig maken
door aardige wedstrijden te
geven of een leuk spel te Ieren.
Misschien krijgen de meisjes
een streepje voor, doordat ik
voor hen eens een mooi hand
werkje uitzoek, dat zij wel ma
ken kunnen. Je ziet ik heb heel
wat plannen. Maar jullie moeten
meedoen.
Hier volgen nu de raadsels.
L Ve'r borgen plaats
namen
De remmen van je fiets deugen
niet.
Waarom wees Piet naar mij?
Jan zag de balk, maar Piet
niet, zodat hij er over strui
kelde.
II. Een werktuig om mee te
vissen en één letter vormen
samen de naam van een stad in
Overijssel. Welke?
III. Loop je door me heen, dan
word je nat,
'Keert ge me om, dan ben ik
zwart.
Stuur de oplossingen dus in
vóór 17 Februari en vermeldt er
je naam, leeftijd en adres bij.
Nou jongelui het beste en
veel groeten van mij,
Jullie tante Truus.
lillllf
ilii'.wm
•vu
Y
1»
TB
Pif
HTSmT
<w
1 ll
I5JÏ
1
1
III1
M
h A
iii
lil
Ij,"
u>
a
II
L MI mi in iHij
wiiili.
l'ci'l'
jou
Jhsü
lull
ülSii
he
nlhnllOlUlliiüUBll llll
WILLEM VAN ORANJE
Op de Dillenburg werd een lief
klein jongetje geboren. Zijn moe
der was Juliana van Stolberg. Zij
had zich voorgenomen haar jon
gen ook in de Vreeze des Heeren
op te voeden. Zo groeide Willem
op in het kasteel. Op een mooie
dag kwam daar een boodschapper
aanrijden. Hij Vertelde dat René
van Chalons was gesneuveld, en
dat in zijn testament stond dat
Willem het Prinsdom Oranje
kreeg. Zijn ouders waren een en
al verbazing. Willem begreep het
nog niet goed. Maar zou de kei
zer het wel goed vinden? Zijn
vader vraagde het aan de Keizer
en het mocht, maar dan moest hy
aan het Hof komen. Eerst was
Prinses Juliana er tegen want
het Hof was "Rooms. Maar het
moest, dus ging Willem weg van
moeders huis. Toen hij er een
poosje was vervreemde hij van de
leer van zijn moeder en werd
Rooms. De Keizer hield veel van
hem, en dat kon zijn zoon Philips
niet hebben daarom haatte hij
Oranje voor zijn leven lang.
J. LOUWERSE,
Middelburgsestr. 82
Souburg.
Elke tijd is een raadsel dat
niet hij zelf oplost, doch de toe
komst.
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
van Strien en Corstanje.
Zwart aan zet speelde 1218.
Hierbij geven we enkele in
gezonden varianten.
12—18. 24—19 18—22.
19—14 22—28. 14—10 28—32.10—
5 32—38. 5—10! 3842 10—15!!
4247 en 4248 wint.
12—18. 24—19 18—22.
19—14 22—28. 14—10 28—32.
10—5 32—38. 5—37 3—9. 25—20!
9—13. 37—48 13—19. 20—15 19
—24. 15—10 24—30! 39—33 38—
29. 48x25 29—33. 2543 7—11.
10—i 11—16. 4—27 wint.
12—18. 24—19 18—22.
19—14 22—28. 14—10 28—32. 10
Zwart 3. 7. 12. —5 32—38. 5—37 3—9. 25—20
Wit 24. 25. 39. 7—12. 37—48 12—17. 20—15 9—
Dit was de stand, die we 14. 4826! 1722 verpl. 2631
plaatsten naar aanleiding van 2228. 3148 2832?? 4826
de partij om het „Schelde"- 1419. 1510 1923. 105 23
kampioenschap tussen de heren 28. 2621 en wint??
Inplaats van 2832 1419!
15—10 of 19—24 10—5. 38—33
..X.. 24—30 ..X.. 38—42!! re
mise. Hét bord is glad!
En nu het ei van Columbus.
12—18. 24—19 18—22.
19—14 22—28. 14—10 28—32.
10—5 32—38. 541!
Dreigt met 4147 en de stand
is gewonnen.
Uit dit eindspel blijkt hoe
'mooi het damspel is.
Partij W. Lente, Middelburg
C. van Liere, Kapelle (zwart)
uit de competitiewedstrijd hoofd
klasse N.D.B.
1. 33—29 17—21. 2. 32—28
21—26. 3. 28—23 X 4. 29—24
..X.. 5. ..X.- 11—17. 6. 39—
33 14—19. 7. 44—39 10—14. 8.
32—28 5—10. 9. 37—32 ..X..
10. ..X.. 17—21. 11. 31—26 7—
11. 12. ..X.. ..X.. 13. ..X-.
..X.. 14. 41—37 19—23. 15.
46—41 14—19. 16. 35—30 15—20.
17. 40—35 21—26. 18. 32—28.
..X.. 19. ..X.. 9—14. 20. 30—
25 20—24. 21. 41—37 6—11. 22.
45—40 1—6..23. 40—34 4—9. 24.
34—29. 10—15. 25. ..X.. ..X..
26. 49—44 11—17. 27. 44—40
18—23. 28. 47—41 ..X... 29.
..X.. 16—21. 30. 41—37 17—22.
31. ..X.. .-X.. 32. 40—34 24—
30. 33. ..X.. ..X.. 34. 34—29
30—35. 35. 29—24 3540. 36.
50—45 14—19. 37. X X
38. 25—20 30—35. 39. 20—15 9—
14. 40. 33—29 3—9. 41. 29—23
13—18. 42. 23—19 ..X.. 43. 15
—10 23—29. 44. X X 45.
10—5 35—40. 46. 39—34 40—44.
47. ..x.. 12—17. 48. 23—19 8—
13. 49. ..X.. ..X.. 50. 5—32
13—19. 51. ..X.. ..X.. 52. 43
—39 ..X.. 53. 6—11 6—11. 54.
4842 Remise.
Wit heeft in deze partij door
een aanval op de korte vleugel
van zwart getracht een door
braak te forceren, dit is gelukt,
door goed tegenspel van zwart,
moest wit toelaten, dat ook zwart
naar dam kon doorlopen, waar
door zijn tempo ook geen voor
deel bracht door de afgedwongen
remise.
Voor eindspelonderzoekers.
Doordat ik verschillende op
lossingen mocht ontvangen van
het vorig geplaatste eindspel,
geef ik hierbij nogmaals een
stand uit de partij.
Wit aan zet. Wat is het resul
taat?
Voor probleemoplossers.
Auteur: B. Kramer, Maastricht.
w&.„
22 sfe®
wm am a
W>
m n
22^
JU Wm HL
„De Problemist".
Wit wint.
Oplossingen zien we gaarne
tegemoet.
door M. v. d. Bosch.
„Niet aardig? En de vorige
keer beweerde je dat je hem zo
reuze leuk vond. Hoe is dat zo in
eens veranderd?"
„Ja toen.' Maar ik ben hem nu
al een paar maal tegengekomen,
dat hij me niet heeft gegroet, en
hij keek zo boos naar me."
„Kom, Koos, zo erg zal het wel
niet zijn, dat is niets voor die
dokter. Hij zal jullie wel niet ge
zien hebben!"
„Ja oom, heus wel, Boudewijn
vond ook, dat hij zo kwaad keek."
„Dat is waar ook, Boudewijn!
'k Heb al zo vaak over hem ge
hoord. Wanneer breng je hem
eens me. hier naar toe."
Ja, dat zou Koos doen, en hij
beloofde meteen niet meer zo
lang weg te blijven.
Even later kwam tante ook
binnen, en nu moest Koos het
verhaal van hun nachtelijke tocht
vertellen.
Wat genoten de oudjes. Tante
schudde telkens haa- hoofd. Zul
ke jongens toch, zulke jongens
toch!
„Rinking", rinkelde buiten een
fietsbel.
Koos sprong op, het waren Dik
en Boudewijn.
„Wat is er?" riep hij door het
raam.
„Kampjongens gesproken!"
„Heus?" daar moe Koos meer
van weten.
„Laten ze maar binnen komen,
dan kunnen wij het meteen ho
ren."
Tante had het gordijn al opzij
getrokken en wenkte de jongens.
„Is dat nu poudewijn!" ver
welkomde oom hen. „Maar
hoe zit dat nu? Ik dacht dat Dik
op reis was, Moeder heeft er gis
ter niets van verteld, dat je al
zo gauw terug zou komen."
Daar had je het al.
Dik kreeg een kleur als vuur.
„Ochehik vond er
niets aan alleenennenu
ben ik vanmiddag maar weer
thuis gekomen".
„Toe, wat zeiden de jongens,,
vertellen jullie eens, heb je Piet
ook gezien?" Han zat te springen
van ongeduld.
Jammer, dat hij daar niet bij
geweest was.
„Ze hebben wel 20 of 30 spoken
gezien, dat wisten ze niet eens
precies".
„Twintig of dertig Toe, hoepel
op, we waren toch maar met zijn
vijven".
„Snap je dat niet, we zijn wel
vier keer in de rondte gelopen.
Ze hadden er natuurlijk geen erg
in, dat het aldoor de zelfde
waren".
„Wat een bak! Dan was het
net als toen bij Quatre Bras, je
weet wel, met Prins Willem, toen
ze ook dachten dat het zo'n groot
leger was".
„Hé, wat ben jij bij", deed Bou
dewijn verbaasd, „en dat in de
vacantie. Maar hoor eens, ik ge
loof vast, dat mijnheer Wils het
niet erg vertrouwde, hij lachte
zo'n beetjeIk weet het zo
net niet".
„En de jongens?"
„Ja, die zeiden dat ze het echt
gezien hadden, en Kees was bang
geweest".
„Fijn, dan hebben we toch suc
ces gehad. Net goed voor zo'n op
schepper".
Nog een poosje bleef het drie
tal praten. Het begon al donker
te worden, toen ze ontdekten, dat
ze gauw naar huis moesten.
De inbraak.
Jannie had de volgende morgen
juist de ontbijttafel afgeruimd,
toen Boudewijn aan kwam hollen.
Buiten adem viel hij op een
stoel neer. „Er is gestolen
mijn fietsen nog meer".
„Wat zeg je? Gestolen? Bij
jullie? Maar jongen, dat is toch
niet waar".
„Ja heus, in de garage en het
tuinhuisje. Waar zijn de ande
ren?"
„Wacht, ik zal ze even roepen".
„Koos, Dik!" riep Jannie onder
aan de trap, „komen jullie eens
beneden. Er is gestolen op het
Huis!"
Boem! Met een slag viel de
stoel waar Dik op zat op de
grond. De jongens vochten om het
eerst beneden te zijn. Dik wist de
leuning te bemachtigen, en was
in een rutsj beneden. Koos was
met een paar sprongen gevolgd.
Moeder, geschrokken van al
het lawaai kwam ook al aan
lopen.
„Inbrekers?" vroeg Dik, „Is
het echt? Hebben ze veel gesto
len?"
„Houden jullie nu eens even je
mond, dan kan Boudewijn ten
minste vertellen. Is het erg?"
„Ja mevrouw, Berend kwam
vanmorgen tot de ontdekking, dat
mijn fiets verdwenen was, de ga
ragedeur stond open, en in het
tuinhuisje hebben ze een ruit in
geslagen en zilveren lepeltjes ge
stolen, die in de theekast waren
blijven staan, en misschien nog
wel meer, we weten niet precies,
wat er in stond. Maar m'n fiets
nou", ,de tranen sprongen Boude
wijn in de ogen, „dat vind ik ver
schrikkelijk!"
„Moeder, mogen we mee gaan
kijken?" Komen jullie, dan gaan
we het bospaadje door misschien
vinden we de dieven dan wel."
„Maar Dik!" lachte moeder,
„Dacht je heus, dat die dieven
nog in het bos zouden zijn. Nee
hoor, die 'hebben zich wel uit de
voeten gemaakt."
„Er is niks te zien ook, vertel
de Boudewijn verder. „Alleen die
gebroken ruit in het tuinhuisje."
„Je weet toch nooit, misschien
ontdekken we wel iets. Laten we
toch maar eens gaan kijken,"
hield Dik vol. Misschien vinden
we wel een spoor, en als we ze
dan hebben, gaan we het aan de
politie vertellen, dan worden we
nog beroemd ook!"
„Ja, en dan komt je portret in
de krant," plaagde Koos, „vraag
maar of je vast een mooie foto
mag laten maken."
(Wordt vervolgd.)
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD ec
f SCHOUWSCH DAGBLAD
van 10 FEBRUARI 1950
eei/u/scH
weexe/fD
VOOR DE ZONDAG
We hebben gezien hoe, na de
grote kerkhervorming in de zes
tiende en zeventiende eeuw het
verval weer spoedig intrad. Hoe
met name in de achttiende eeuw
het levend geloof verdorde, de
orthodoxie nog wel gepredikt
werd, maar als een afgetrokken,
versteend begrip, terwy'l on-
schrituurlijke leringen al meer
de Kerk des Heren binnenslopen.
Tot de Here ons volk onder het
Franse juk zwaar kastijdde, wat
evenwel geen bekering tot ge
volg heeft gehad, maar integen
deel, na de bevrijding, het oude
dwaalpad verder werd ingesla
gen door de officiële kerk en
haar ambtsdragers. De Réveil-
beweging was als reactie hierop,
een zoeken en tasten naar de
oude Schriftuurlijke waarheid,
een zoeken van geestelijk voed
sel door de schapen der weide,
die dit voedsel van de kansels
niet meer ontvingen.
Intussen stonden al deze ver
schijnselen maar niet op zich
zelf. Wat er in Nederland door
de loop dezer eeuwen plaats
vond, was in feite slechts een
weerspiegeling van het algemeen
verval, dat zich over geheel
Europa voltrok.
Het is een proces geweest van
algemene afval van de Kerk
eerst en van het Christelijk ge
loof en de Christelijke zede en
de Christelijke cultuur daarna.
Er zijn mensen, die, als men
over deze historische dingen
spreekt, de schouders ophalen
en u vragen: wat hebben wij
vandaag daaraan? Het begint te
vervelen, geef weer eens een
ander onderwerp. Maar dit is
een bewijs van een kortzichtig
heid, die te laken is.
Want deze mensen zien niet,
dat wat er vandaag om ons heen
gebeurt, slechts de vrucht, de
noodzakelijke vrucht is
van wat zich vroeger heeft af
gespeeld.
Het doodbloeden van Europa,
de angst, waarin wij allen van
daag leven, het doodlopend slop,
waarin we allemaal gekomen
zijn, vindt zijn oorzaak in het
geen wij hier vo'or beschreven
hebben. De atoombom, de water
stofbom, de mogelijke bacteriën-
oorlog, ze hebben er allemaal
mee te maken.
Bilderdijk, de geestelijke va
der van de Réveil-beweging,
heeft het bekende woord ge
sproken: In het heden ligt 't ver
leden, in het nu wat worden
zal. Men kent dit bekende
woord, maar staat men er ook
wel eens bij stil?
Europa heeft na de Franse
Revolutie het christendom los
gelaten, men ik in de vorige
eeuw verder zijn eigen weg ge
gaan. Het was de eeuw van de
verheerlijking van de mense
lijke Rede. Het verstand kon
ons wel de weg wijzen. De Bijbel
was een ouderwets boek, dat
voor de moderne tijd niets meer
te zeggen had en de Kerk was
een organisatie voor oude men
sen en voor armen, die zoet ge
houden moesten worden met
een „wissel op de eeuwigheid".
Maar de groten en de wijzen
hadden de lichten des hemels
gedoofd. Zij hadden het heelal
afgespeurd maar nergens God
ontdekt, en de grote Revolutie
geesten, die de Franse Revolu
tie ontketend hebben, balden
hun vuisten naar de hemel en
riepen uit: Verpletter die Eer
loze! En het scheen een aardig
eind goed te gaan. De negen
tiende eeuw werd de eeuw van
de ontdekkingen. De stoom, de
electriciteit brachten wonderen
tot stand. Op het gebied van de
geneeskunde scheen men het
onmogelijke mogelijk gemaakt
te hebben. En oorlogen konden
immers niet meer plaats heb
ben? De mensheid was er te
verstandig voor geworden.
Zó zyn we de twintigste eeuw
binnen gegaan. Vol goede moed
en jonge kracht en geloof in
eigen kunnen.
Toen kwam 1914 en met dat
jaar de grote catastrophe. Een
ontnuchtering overviel het mens
dom en de geestelijke reactie
is opmerkelijk geweest.
Versuft en verbaasd kwam
men uit deze hel te voorschijn
'en vroeg zich af: is het dat, wat
we er van gemaakt hebben?
Maar bekering was er niet.
Al gauw hervond men zich
zelf.
Het socialisme, die grote in
ternationale macht, had wel
schipbreuk geleden, maar men
bouwde een nieuw schip op. De
mensheid zou zich zelf wel
helpen.
Toen kwam de tweede slag:
1940. Europa werd opnieuw
neergeslagen en wat we nu nog
over hebben is: wanhoop, dode
lijke angst, defaitisme. Men weet
het niet meer.
En tochen toch, de mens
blijft geloven in zichzelf. We
hebben onlangs de tachtigjarige
dichteres, Roland Holst, v de
radio gehoord, die vol goede
moed wees op de historie, die
immers telkens grote schokken
teweeg bracht, maar de mens
heid immers ook telkens dichter
bij de volmaking bracht? Wat
een dwaasheid! Maar dat zegt
Gods Woord immers ook? De
DWAAS zegt in zijn hart: daar
is geen God! Maar God is bezig
Europa het aan het verstand te
brengen dat HIJ BESTAAT!
Er zijn mensen, die nog den
ken: langs deze weg geeft God
misschien nog wel bekering. We
moeten Bijbels drukken en
evangeliseren. Onlangs las ik
nog: het gezicht van Paulus, in
zake de Macedonische man met
zijn roep: Kom over naar Euro
pa en help ons! is nog van
kracht.
We geloven het niet.
Men vergeet: Europa is geen
heidenwereld. Het Evangelie is
hier gebracht en dit werelddeel
is gekerstend geweest. Het is
een afvallig verbondsvolk, het
„opdat ik niet enigszins, daar ik anderen gepredikt
heb, zelf verwerpelijk worde." 1 Kor. 9 27b.
Een echt Nederlandse titel,
dominee: mijnheer!
Wat dat betreft ware mi
nister (dienaar) of servus
(slaaf) beter, maar pastor
(herder) de beste! Immers,
dat „mijnheer" doet afgeme
ten, zelfbewust aan, het duidt
op onafhankelijkheid maar ook
op eenzaamheid. „Kunnen do
minees ook zalig worden?"
was indertijd de titel van een
Duits geschrift. Paulus zegt
't iets anders: predikers van
het evangelie kunnen hun za
ligheid verspelen. Met huive
ring schrijft hij dat neer, na
anderen geroepen te hebben,
zelf niet aangenomen worden,
zelf wel Christus op de tong
maar niet in 't hart gehad te
hebben. De geloofskennis meer
dan voldoende, maar 't geloofs
leven kon de toets niet door
staan. Die als ondeugdelijke
Christenen de enige, door God
uitgeloofde erekrans niet
waardig geacht worden, omdat
zij niet beseften (en anderen
hat hun niet durfden of wil
den zeggen!) dat hun manier
van arbeiden iets, ja veel te
maken had met hun geluk
zaligheid. 't Dominee-zijn mag
niet los wezen van het ze If-
Christen-zijn! Immers ook een
dominee wordt alleen maar
zalig door vurig van (Heilige)
Geest te zijn, een geloof-mèt
de-werken te bezitten. Schillen
gaan naar de mestvaalt, ledige
hulzen herin neren aan de kos
telijke vrucht, maar gaan de
schuur voorbij en delen 't lot
van het kaf. De liefde tot
Christus, d e Dominus, de Heer,
maakt óns dominee-af en tot
dienaar van Hem, van allen,
die Zijn verschijning liefheb
ben en van hen, die Hij ook
nü gezocht wil hebben. Dan
wordt 't mogelijk als broeders
om te gaan en zich te laten
gezeggen in plaats van te le
ven als kiftende baronnen.
Dan begint Paulus' voorbeeld
vrucht te dragen: ik sla niet
in de lucht, maar tref mijn
eigen gemakzucht en heers
zucht. En dan lezen ook onze
vrouwen dit woord en weten,
dat 't beter is hun man niet
boven Paulus te verheffen,
maar hun bij te staan in 't
werken van zijns zelfs zalig
heid met vrezen en betyen.
Dan moge de liefde van ge
meente en ouderlingen zich
uiten in vrijmoedigheid en
teer, doch niet verdoezelend,
meeleven met hem, die U Zon
dag aan Zondag roept tot de
verlossing.
D. v. d. MEULEN, Aardenburg.
heeft het Verbond verbroken.
Met zo'n volk staat het anders,
dan met een heidenvolk, dat
nooit van het Evarigelie gehoord
heeft. Het leeft onder het oor
deel der verharding. Wanneer
Judas het Evangelie versmaad
heeft, houdt de Heiland hem
niet meer terug, maar haalt er
integendeel uit wat er in zit
en zegt: wat gij doet, doe dat
haastigEen verschrikkelijk
woord, maar een dóór en dóór
Bijbels woord. Wie nog zien
kan, kan het rondom zich be
merken, dat God bezig is uit het
afvallig Europa uit te halen,
wat er aan satanische machten
in gevaren is. Ook tot Europa
spreekt God: wat gij doet, doe
dat haastig!
Zo lopen er twee lijnen door
Europa en dus óók door Ne
derland. In de ontwikkeling van
de Kerk des Heren, die nood
wendig haar bedding graven
moest door de smalle-Réveil-
beweging, zien we de éne lijn,
in de consequente afval en ver
harding, die in steeds breder
stroom over Europa en óók over
Nederland vloeit, zien we de
andere.
En zou men nog durven zeg
gen: daarmee hebben we van
daag niets te maken?
M'n vrouwe en ik benne ver- w
leje weke op verjaarsversite ge
weest bij onze oudste dochter
Sien, die zoals ik julder al is
verteld heb, nou drie kinders
heit. Lieve kinders, al zeg ik
het zelf. Het oudste ventje,
Brammetje is nou zes jaar en
gaat naar schole, de tweede is
net vier jaar geworre en de jong
ste is twee, 'tls raar, maar het
heit er veul van weg dat je van
je kleinkinders nog meer houdt
as van je eigen kinders. Wan
neer moeder de vrouw bij me
dochter komt, mot ze het nog
al is hore, dat Sien teuge der
zeit: jie laet bie je kleinkinders
toe wat we vroeger as je eige
kinders niet hadde motte prom-
bere. En dan lacht me vrouwe
maar is wat en laat 'ter bij.
Maar ik ken nou wel begrijpe,
dat een hoop mense zegge:
grootouwers verwenne derlui
kleinkinderen. En hoe dat nou
komt weet ik niet, maar het is
net asof je teugenover je klein
kinders meer toegefelijk staat as
vroeger teuge je eige kinders.
As er vroeger bij ons een kop-
pie brak deurlui onvoorzichtig
heid was je er al gauw bij om
'm een draai om z'n ore te geve,
maar as dat nou deur een klei
ne van Sien gebeurt en Sien
geef ze een draai om der ore,
dan ben je geneigd ze naar je
toe te hale en ze een cent te
geve voor der spaarpot, as troost
voor het ongelukkie.
Affijn, wat wii as groot
ouwers wezende an de klein
kinders bederve, dat maakt Sien
wel weer goed, want ze is een
verstandige moeder, al zeg ik
het zeivers. Maar ik had 'tnou
over der jaardag. We ware wat
vroeg en zatte er net, toen ook
de ouwers van Dorus, heur man,
binnenkwamme. En zo as dat
gaat, dan begin je al gauw over
de leste nieuwtjes te prate en
toen vertelde Dorus z'n vader
wat ie die middag in de krante
geleze had over de nieuwe bom,
die ze in Amerika bezig benne
te make, ze noeme dat een
waterstofbom, as ik het wel heb.
Nou ken Dorus z'n vader aar
dig vertelle. As ie wat vertelt,
dan beweegt heel z'n lichaam
en z'n hande en hoofd alles
werkt mee om het je in je ver
stand te brenge. Je heb zo van
die lui, die gebore kanselrede
naars benne, zelfs as ze bij je
an tafel zitte. En dan mot je
luistere, of je wil of niet. En
toen begon ie een verschrikke
lijk tafereel op te hange over
de uitwerking van die bom, dat
je de kouwe griezels over je
rug gonge. Je zag het allemaal
voor jé oge gebeure.
En Sien, die net uit de keu
ken kwam, waar ze de koffie
an 't klaar make was, zonk op
een stoele en luisterde met een
strak gezicht. En daar op eens,
had je 't lieve speui gaande. Ze
lee der hoofd op der arm op
de tafel en borst in snikke uit.
We schrokke der allegaar van.
En me vrouwe zeit: Bel Sien
wat hebbe we noe an 't handje?
Ze trok Sien overende en we
keke in een doodsbleek gelaat
en Sien snikte het uit: Me erme
kinders, wat zal derlui nog bove
der hoofdjes hange.
Nou meteen kwam Dorus er
tusse en zeit teuge z'n vader:
we motte nou maar over wat
anders gaan prate want Sien
ken der niet teuge al die el
lende. Z'n vader was opeens van
z'n sjampieter gebrocht en toen
begon ie maar over het weer,
dat 'tna de vorst nou weer zo
zacht geworde was. Hij noemde
het één van de zomerse dage
die Februari altoos heit. En
daarmee was de zaak weer ge-
sussendeerd.
Maar het heit mijn toch nog
een aardig stuitje bezig gehou-
we. Ik docht zo: wat leve we
toch in een waereld. In Amerika,
an ^le andere kant van de
waereld, vinde ze een bom uit
en hier zit een moeder er om
te snikke, omdat ze an der kin
dertjes denkt. Ik mot eerlijk
zegge asdat de jaardag van Sien
voor mijn deel er een beetje
deur bedurve was. Ik kon er
niet meer van loskomme. Want
ja, de vraag blijf je toch maar
bezig houwe: wat hangt die
kinders nog boven derlui hoof-
fies? En toen wilde het geval,
dat toen we 's avonds weer
thuis gekomme, voor we naar
bed gonge ik d'n Bijbel las en
juist an het hoofdstuk toe was
uit Mattheus 18 en toen werd
ik getroffe door het vors: Zie
toe, dat gij niet één van deze
kleine veracht; want Ik zeg u-
lieden, dat hunne engelen in de
hemelen altijd het aangezicht
mijns Vaders zien, die in de
hemelen is. Nou en toen was ik
er weer bovenop. Ik docht as
dat waar is, dat onze kindertjes
zo onder de bescherming des
Vaders staan, waarvoor zalle me
ons dan bezurgd make? De
wereld heit rede om bang te
weze. Maar onze hemelse Vader
is sterker as de grootste water
stofbom en heit alles in Zijn
hand. Ook van deuze verschrik
kelijke tijd geldt voor Gods
volk: wees niet bezorgd voor
de dag van morge, ook niet voor
je kleine kinders. Bij Hem benne
ze veilig, veiliger as in de arme
van een eigen moeder. De hoofd
zaak is maar dat we wete magge,
dat we zeivers tot Zijn kindere
behore. En dat wens ik julder
allegare van harte toe.
Je FLIP BRAMSE.
Maria met het Kind, dat is
veelMaria zonder het Kind,
alleen ln de Pinksterzaal, dat ls
meer. Het Kind, voleindigt, dat
is het meest. En allesdat ls
God.
Is de litanie van de hemel een
vrye, spontane lofzang op de rijk
dom van de Wereldschepper, de
fuga der hel zal een gedwongen
uitwerking zijn van hetzelfde
thema.
Van daar dat onze tijd een niet
grote is, want wy hebben vele
mannen die veel geleerd hebben
en die niets kunnen.