Bij ons thuis Om j-mnixicttlfrd iuw&4* dominees oolc Onze Opstellenwedstrijd 1 'VM i^l§j I ItLu DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS „In *t heden ligt 't verleden" APHORISMEN. Vrijdag 10 Februari 1950 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 chef doet het telkens de con trole over zichzelf verliezen. Hij springt onverwachts op, laat een uitbarsting van grote woorden over zijn personeel stromen en voelt er zich een ogenblik later ellendig, ingezonken en piete peuterig door. Hij weet, dat zijn personeel hem achter de rug er om uitlacht. De handelsreiziger komt met lood in zijn schoenen bij zijn klanten en weet geen vrije houding té vinden om een rustig zakengesprek met zijn klant aan te gaan. De man, die heel de dag boven zijn geeste lijke stand heeft moeten leven en zich zelf niet kon zijn, maar zich moest opschroeven öf into men, brengt de reactie thuis over. Hij is daar ongenietbaar, wreve lig, snauwerig en driftig. Moet ik verder gaan, beste neef? Kijk maar eens rond je heen en je vindt ze voor het oprapen. In de grond zijn het stakkers om meelijden mee te hebben. Want'ze zyn niet alleen ongenietbaar voor hun om geving, ze zijn zichzelf het ergst tot last En nog eens: op de achter grond van alles staat de angst... En hoe kom je daar nu van af? Dat is niet zo eenvoudig, maar mógelijk is het. In de eerste plaats moet je je eigen eens grondig gaan be kijken. Neem b.v. aan het eind van iedere dag eens een rustig half uurtje om de dag na te gaan en te zien, waar je weer gemankeerd hebt, wat je ver keerds gezegd en gedaan hebt. En neem je dan eens heilig voor dat de volgende dag te ver beteren. Zeg eens tegen jezelf: dat moét en dat kan ik ver anderen en ik zal het doen ook! Dan komt er de wilskracht aan te pas. Heb je die niet, be gin er dan maar niet aan. Want wilsslappe mensen zijn onnutten, die naar het graf gaan, zoals ze geboren zijn. Maar je kunt je wilskracht ook oefenen. En be gin dan de volgende morgen eens over een andere boeg. Wees vriendelijk, houd je rustig, en kijk de mensen rondom je eens aan, neef. Vooral dat laatste. Een gek ding is, dat hopen mensen dag aan dag met andere mensen samen moeten werken, maar ze nooit eens rustig hebben aan gekeken. Heus waar! De meeste men sen hebben het zo druk met zichzelf, dat ze er eenvoudig niet aan denken hun naasten eens aan te kijken. Je begrijpt hoe ik dat bedoek Natuurlijk heb je je kame raad wel eens in het gezicht ge zien. Maar dat was terloops. Je stelde geen belang in hem, om dat je te veel belang in je zelf stelt. Maar verander dat nu eens. Maak er eens een oefening van je naasten te bestuderen. En probeer in hem eens de MENS te ontdekken. Je zult tot interessante ontdekkingen ko men, neef! Maar laat ik daarvan volgen de week wat meer vertellen. Tot zover beste groeten, je Oom Daaf. Uo-oA de, &cAao£j£uq,d Beste jongens en meisjes, De laatste weken, na ons grote Kerstnummer heb ik Zeeuwsch Weekend telkens eens goed nagekeken en toen vond ik, dat jullie er maar slecht afkwamen. In dat Kerstnummer was er heel wat te lezen voor jullie en nu steeds maar een kort stukje. Dat is niet eerlijk hoor. Daarom gaan we het nu ook voor jullie een beetje ge zelliger maken. En wel direct! Zie hier het plan. Hieronder staan een paar raad sels. 'k Heb ze voor de eerste maal niet zo moeilijk gemaakt, dus de oplossing hebben jullie zo. Doch daarbij moet het niet blijven. Die oplossing stuur je vóór 17 Februari aan: Redactie 't Zeeuwsch Weekend, Bureau „Zeeuwsch Dagblad" te Goes. Maar stuur nu niet alleen de oplossingen van die raadsels, maar schrijf er een gezellige brief bij, want je moet weten ik ben eenvoudig dol op brie ven en brieven schrijven. Dat laatste zal ik bewijzen door ieder die mij bij de oplossingen een brief schrijft, ook in de krant een brief terug te schrijven. Dat kan knus worden zo in een eigen hoekje in de krant. Het beste nieuws heb ik ech ter voor het laatst bewaard. We zijn van plan geregeld om 'de twee weken van zulke raadsels in ons eigen hoekje te zetten en ook geregelddaarvoor een prijs beschikbaar te stellen. Wie dus trouw met ons mee doet krijgt zeker ook eens een prijs. Behalve deze raadsels zullen we ons hoekje gezellig maken door aardige wedstrijden te geven of een leuk spel te Ieren. Misschien krijgen de meisjes een streepje voor, doordat ik voor hen eens een mooi hand werkje uitzoek, dat zij wel ma ken kunnen. Je ziet ik heb heel wat plannen. Maar jullie moeten meedoen. Hier volgen nu de raadsels. L Ve'r borgen plaats namen De remmen van je fiets deugen niet. Waarom wees Piet naar mij? Jan zag de balk, maar Piet niet, zodat hij er over strui kelde. II. Een werktuig om mee te vissen en één letter vormen samen de naam van een stad in Overijssel. Welke? III. Loop je door me heen, dan word je nat, 'Keert ge me om, dan ben ik zwart. Stuur de oplossingen dus in vóór 17 Februari en vermeldt er je naam, leeftijd en adres bij. Nou jongelui het beste en veel groeten van mij, Jullie tante Truus. lillllf ilii'.wm •vu Y 1» TB Pif HTSmT <w 1 ll I5JÏ 1 1 III1 M h A iii lil Ij," u> a II L MI mi in iHij wiiili. l'ci'l' jou Jhsü lull ülSii he nlhnllOlUlliiüUBll llll WILLEM VAN ORANJE Op de Dillenburg werd een lief klein jongetje geboren. Zijn moe der was Juliana van Stolberg. Zij had zich voorgenomen haar jon gen ook in de Vreeze des Heeren op te voeden. Zo groeide Willem op in het kasteel. Op een mooie dag kwam daar een boodschapper aanrijden. Hij Vertelde dat René van Chalons was gesneuveld, en dat in zijn testament stond dat Willem het Prinsdom Oranje kreeg. Zijn ouders waren een en al verbazing. Willem begreep het nog niet goed. Maar zou de kei zer het wel goed vinden? Zijn vader vraagde het aan de Keizer en het mocht, maar dan moest hy aan het Hof komen. Eerst was Prinses Juliana er tegen want het Hof was "Rooms. Maar het moest, dus ging Willem weg van moeders huis. Toen hij er een poosje was vervreemde hij van de leer van zijn moeder en werd Rooms. De Keizer hield veel van hem, en dat kon zijn zoon Philips niet hebben daarom haatte hij Oranje voor zijn leven lang. J. LOUWERSE, Middelburgsestr. 82 Souburg. Elke tijd is een raadsel dat niet hij zelf oplost, doch de toe komst. Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. van Strien en Corstanje. Zwart aan zet speelde 1218. Hierbij geven we enkele in gezonden varianten. 12—18. 24—19 18—22. 19—14 22—28. 14—10 28—32.10— 5 32—38. 5—10! 3842 10—15!! 4247 en 4248 wint. 12—18. 24—19 18—22. 19—14 22—28. 14—10 28—32. 10—5 32—38. 5—37 3—9. 25—20! 9—13. 37—48 13—19. 20—15 19 —24. 15—10 24—30! 39—33 38— 29. 48x25 29—33. 2543 7—11. 10—i 11—16. 4—27 wint. 12—18. 24—19 18—22. 19—14 22—28. 14—10 28—32. 10 Zwart 3. 7. 12. —5 32—38. 5—37 3—9. 25—20 Wit 24. 25. 39. 7—12. 37—48 12—17. 20—15 9— Dit was de stand, die we 14. 4826! 1722 verpl. 2631 plaatsten naar aanleiding van 2228. 3148 2832?? 4826 de partij om het „Schelde"- 1419. 1510 1923. 105 23 kampioenschap tussen de heren 28. 2621 en wint?? Inplaats van 2832 1419! 15—10 of 19—24 10—5. 38—33 ..X.. 24—30 ..X.. 38—42!! re mise. Hét bord is glad! En nu het ei van Columbus. 12—18. 24—19 18—22. 19—14 22—28. 14—10 28—32. 10—5 32—38. 541! Dreigt met 4147 en de stand is gewonnen. Uit dit eindspel blijkt hoe 'mooi het damspel is. Partij W. Lente, Middelburg C. van Liere, Kapelle (zwart) uit de competitiewedstrijd hoofd klasse N.D.B. 1. 33—29 17—21. 2. 32—28 21—26. 3. 28—23 X 4. 29—24 ..X.. 5. ..X.- 11—17. 6. 39— 33 14—19. 7. 44—39 10—14. 8. 32—28 5—10. 9. 37—32 ..X.. 10. ..X.. 17—21. 11. 31—26 7— 11. 12. ..X.. ..X.. 13. ..X-. ..X.. 14. 41—37 19—23. 15. 46—41 14—19. 16. 35—30 15—20. 17. 40—35 21—26. 18. 32—28. ..X.. 19. ..X.. 9—14. 20. 30— 25 20—24. 21. 41—37 6—11. 22. 45—40 1—6..23. 40—34 4—9. 24. 34—29. 10—15. 25. ..X.. ..X.. 26. 49—44 11—17. 27. 44—40 18—23. 28. 47—41 ..X... 29. ..X.. 16—21. 30. 41—37 17—22. 31. ..X.. .-X.. 32. 40—34 24— 30. 33. ..X.. ..X.. 34. 34—29 30—35. 35. 29—24 3540. 36. 50—45 14—19. 37. X X 38. 25—20 30—35. 39. 20—15 9— 14. 40. 33—29 3—9. 41. 29—23 13—18. 42. 23—19 ..X.. 43. 15 —10 23—29. 44. X X 45. 10—5 35—40. 46. 39—34 40—44. 47. ..x.. 12—17. 48. 23—19 8— 13. 49. ..X.. ..X.. 50. 5—32 13—19. 51. ..X.. ..X.. 52. 43 —39 ..X.. 53. 6—11 6—11. 54. 4842 Remise. Wit heeft in deze partij door een aanval op de korte vleugel van zwart getracht een door braak te forceren, dit is gelukt, door goed tegenspel van zwart, moest wit toelaten, dat ook zwart naar dam kon doorlopen, waar door zijn tempo ook geen voor deel bracht door de afgedwongen remise. Voor eindspelonderzoekers. Doordat ik verschillende op lossingen mocht ontvangen van het vorig geplaatste eindspel, geef ik hierbij nogmaals een stand uit de partij. Wit aan zet. Wat is het resul taat? Voor probleemoplossers. Auteur: B. Kramer, Maastricht. w&.„ 22 sfe® wm am a W> m n 22^ JU Wm HL „De Problemist". Wit wint. Oplossingen zien we gaarne tegemoet. door M. v. d. Bosch. „Niet aardig? En de vorige keer beweerde je dat je hem zo reuze leuk vond. Hoe is dat zo in eens veranderd?" „Ja toen.' Maar ik ben hem nu al een paar maal tegengekomen, dat hij me niet heeft gegroet, en hij keek zo boos naar me." „Kom, Koos, zo erg zal het wel niet zijn, dat is niets voor die dokter. Hij zal jullie wel niet ge zien hebben!" „Ja oom, heus wel, Boudewijn vond ook, dat hij zo kwaad keek." „Dat is waar ook, Boudewijn! 'k Heb al zo vaak over hem ge hoord. Wanneer breng je hem eens me. hier naar toe." Ja, dat zou Koos doen, en hij beloofde meteen niet meer zo lang weg te blijven. Even later kwam tante ook binnen, en nu moest Koos het verhaal van hun nachtelijke tocht vertellen. Wat genoten de oudjes. Tante schudde telkens haa- hoofd. Zul ke jongens toch, zulke jongens toch! „Rinking", rinkelde buiten een fietsbel. Koos sprong op, het waren Dik en Boudewijn. „Wat is er?" riep hij door het raam. „Kampjongens gesproken!" „Heus?" daar moe Koos meer van weten. „Laten ze maar binnen komen, dan kunnen wij het meteen ho ren." Tante had het gordijn al opzij getrokken en wenkte de jongens. „Is dat nu poudewijn!" ver welkomde oom hen. „Maar hoe zit dat nu? Ik dacht dat Dik op reis was, Moeder heeft er gis ter niets van verteld, dat je al zo gauw terug zou komen." Daar had je het al. Dik kreeg een kleur als vuur. „Ochehik vond er niets aan alleenennenu ben ik vanmiddag maar weer thuis gekomen". „Toe, wat zeiden de jongens,, vertellen jullie eens, heb je Piet ook gezien?" Han zat te springen van ongeduld. Jammer, dat hij daar niet bij geweest was. „Ze hebben wel 20 of 30 spoken gezien, dat wisten ze niet eens precies". „Twintig of dertig Toe, hoepel op, we waren toch maar met zijn vijven". „Snap je dat niet, we zijn wel vier keer in de rondte gelopen. Ze hadden er natuurlijk geen erg in, dat het aldoor de zelfde waren". „Wat een bak! Dan was het net als toen bij Quatre Bras, je weet wel, met Prins Willem, toen ze ook dachten dat het zo'n groot leger was". „Hé, wat ben jij bij", deed Bou dewijn verbaasd, „en dat in de vacantie. Maar hoor eens, ik ge loof vast, dat mijnheer Wils het niet erg vertrouwde, hij lachte zo'n beetjeIk weet het zo net niet". „En de jongens?" „Ja, die zeiden dat ze het echt gezien hadden, en Kees was bang geweest". „Fijn, dan hebben we toch suc ces gehad. Net goed voor zo'n op schepper". Nog een poosje bleef het drie tal praten. Het begon al donker te worden, toen ze ontdekten, dat ze gauw naar huis moesten. De inbraak. Jannie had de volgende morgen juist de ontbijttafel afgeruimd, toen Boudewijn aan kwam hollen. Buiten adem viel hij op een stoel neer. „Er is gestolen mijn fietsen nog meer". „Wat zeg je? Gestolen? Bij jullie? Maar jongen, dat is toch niet waar". „Ja heus, in de garage en het tuinhuisje. Waar zijn de ande ren?" „Wacht, ik zal ze even roepen". „Koos, Dik!" riep Jannie onder aan de trap, „komen jullie eens beneden. Er is gestolen op het Huis!" Boem! Met een slag viel de stoel waar Dik op zat op de grond. De jongens vochten om het eerst beneden te zijn. Dik wist de leuning te bemachtigen, en was in een rutsj beneden. Koos was met een paar sprongen gevolgd. Moeder, geschrokken van al het lawaai kwam ook al aan lopen. „Inbrekers?" vroeg Dik, „Is het echt? Hebben ze veel gesto len?" „Houden jullie nu eens even je mond, dan kan Boudewijn ten minste vertellen. Is het erg?" „Ja mevrouw, Berend kwam vanmorgen tot de ontdekking, dat mijn fiets verdwenen was, de ga ragedeur stond open, en in het tuinhuisje hebben ze een ruit in geslagen en zilveren lepeltjes ge stolen, die in de theekast waren blijven staan, en misschien nog wel meer, we weten niet precies, wat er in stond. Maar m'n fiets nou", ,de tranen sprongen Boude wijn in de ogen, „dat vind ik ver schrikkelijk!" „Moeder, mogen we mee gaan kijken?" Komen jullie, dan gaan we het bospaadje door misschien vinden we de dieven dan wel." „Maar Dik!" lachte moeder, „Dacht je heus, dat die dieven nog in het bos zouden zijn. Nee hoor, die 'hebben zich wel uit de voeten gemaakt." „Er is niks te zien ook, vertel de Boudewijn verder. „Alleen die gebroken ruit in het tuinhuisje." „Je weet toch nooit, misschien ontdekken we wel iets. Laten we toch maar eens gaan kijken," hield Dik vol. Misschien vinden we wel een spoor, en als we ze dan hebben, gaan we het aan de politie vertellen, dan worden we nog beroemd ook!" „Ja, en dan komt je portret in de krant," plaagde Koos, „vraag maar of je vast een mooie foto mag laten maken." (Wordt vervolgd.) behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD ec f SCHOUWSCH DAGBLAD van 10 FEBRUARI 1950 eei/u/scH weexe/fD VOOR DE ZONDAG We hebben gezien hoe, na de grote kerkhervorming in de zes tiende en zeventiende eeuw het verval weer spoedig intrad. Hoe met name in de achttiende eeuw het levend geloof verdorde, de orthodoxie nog wel gepredikt werd, maar als een afgetrokken, versteend begrip, terwy'l on- schrituurlijke leringen al meer de Kerk des Heren binnenslopen. Tot de Here ons volk onder het Franse juk zwaar kastijdde, wat evenwel geen bekering tot ge volg heeft gehad, maar integen deel, na de bevrijding, het oude dwaalpad verder werd ingesla gen door de officiële kerk en haar ambtsdragers. De Réveil- beweging was als reactie hierop, een zoeken en tasten naar de oude Schriftuurlijke waarheid, een zoeken van geestelijk voed sel door de schapen der weide, die dit voedsel van de kansels niet meer ontvingen. Intussen stonden al deze ver schijnselen maar niet op zich zelf. Wat er in Nederland door de loop dezer eeuwen plaats vond, was in feite slechts een weerspiegeling van het algemeen verval, dat zich over geheel Europa voltrok. Het is een proces geweest van algemene afval van de Kerk eerst en van het Christelijk ge loof en de Christelijke zede en de Christelijke cultuur daarna. Er zijn mensen, die, als men over deze historische dingen spreekt, de schouders ophalen en u vragen: wat hebben wij vandaag daaraan? Het begint te vervelen, geef weer eens een ander onderwerp. Maar dit is een bewijs van een kortzichtig heid, die te laken is. Want deze mensen zien niet, dat wat er vandaag om ons heen gebeurt, slechts de vrucht, de noodzakelijke vrucht is van wat zich vroeger heeft af gespeeld. Het doodbloeden van Europa, de angst, waarin wij allen van daag leven, het doodlopend slop, waarin we allemaal gekomen zijn, vindt zijn oorzaak in het geen wij hier vo'or beschreven hebben. De atoombom, de water stofbom, de mogelijke bacteriën- oorlog, ze hebben er allemaal mee te maken. Bilderdijk, de geestelijke va der van de Réveil-beweging, heeft het bekende woord ge sproken: In het heden ligt 't ver leden, in het nu wat worden zal. Men kent dit bekende woord, maar staat men er ook wel eens bij stil? Europa heeft na de Franse Revolutie het christendom los gelaten, men ik in de vorige eeuw verder zijn eigen weg ge gaan. Het was de eeuw van de verheerlijking van de mense lijke Rede. Het verstand kon ons wel de weg wijzen. De Bijbel was een ouderwets boek, dat voor de moderne tijd niets meer te zeggen had en de Kerk was een organisatie voor oude men sen en voor armen, die zoet ge houden moesten worden met een „wissel op de eeuwigheid". Maar de groten en de wijzen hadden de lichten des hemels gedoofd. Zij hadden het heelal afgespeurd maar nergens God ontdekt, en de grote Revolutie geesten, die de Franse Revolu tie ontketend hebben, balden hun vuisten naar de hemel en riepen uit: Verpletter die Eer loze! En het scheen een aardig eind goed te gaan. De negen tiende eeuw werd de eeuw van de ontdekkingen. De stoom, de electriciteit brachten wonderen tot stand. Op het gebied van de geneeskunde scheen men het onmogelijke mogelijk gemaakt te hebben. En oorlogen konden immers niet meer plaats heb ben? De mensheid was er te verstandig voor geworden. Zó zyn we de twintigste eeuw binnen gegaan. Vol goede moed en jonge kracht en geloof in eigen kunnen. Toen kwam 1914 en met dat jaar de grote catastrophe. Een ontnuchtering overviel het mens dom en de geestelijke reactie is opmerkelijk geweest. Versuft en verbaasd kwam men uit deze hel te voorschijn 'en vroeg zich af: is het dat, wat we er van gemaakt hebben? Maar bekering was er niet. Al gauw hervond men zich zelf. Het socialisme, die grote in ternationale macht, had wel schipbreuk geleden, maar men bouwde een nieuw schip op. De mensheid zou zich zelf wel helpen. Toen kwam de tweede slag: 1940. Europa werd opnieuw neergeslagen en wat we nu nog over hebben is: wanhoop, dode lijke angst, defaitisme. Men weet het niet meer. En tochen toch, de mens blijft geloven in zichzelf. We hebben onlangs de tachtigjarige dichteres, Roland Holst, v de radio gehoord, die vol goede moed wees op de historie, die immers telkens grote schokken teweeg bracht, maar de mens heid immers ook telkens dichter bij de volmaking bracht? Wat een dwaasheid! Maar dat zegt Gods Woord immers ook? De DWAAS zegt in zijn hart: daar is geen God! Maar God is bezig Europa het aan het verstand te brengen dat HIJ BESTAAT! Er zijn mensen, die nog den ken: langs deze weg geeft God misschien nog wel bekering. We moeten Bijbels drukken en evangeliseren. Onlangs las ik nog: het gezicht van Paulus, in zake de Macedonische man met zijn roep: Kom over naar Euro pa en help ons! is nog van kracht. We geloven het niet. Men vergeet: Europa is geen heidenwereld. Het Evangelie is hier gebracht en dit werelddeel is gekerstend geweest. Het is een afvallig verbondsvolk, het „opdat ik niet enigszins, daar ik anderen gepredikt heb, zelf verwerpelijk worde." 1 Kor. 9 27b. Een echt Nederlandse titel, dominee: mijnheer! Wat dat betreft ware mi nister (dienaar) of servus (slaaf) beter, maar pastor (herder) de beste! Immers, dat „mijnheer" doet afgeme ten, zelfbewust aan, het duidt op onafhankelijkheid maar ook op eenzaamheid. „Kunnen do minees ook zalig worden?" was indertijd de titel van een Duits geschrift. Paulus zegt 't iets anders: predikers van het evangelie kunnen hun za ligheid verspelen. Met huive ring schrijft hij dat neer, na anderen geroepen te hebben, zelf niet aangenomen worden, zelf wel Christus op de tong maar niet in 't hart gehad te hebben. De geloofskennis meer dan voldoende, maar 't geloofs leven kon de toets niet door staan. Die als ondeugdelijke Christenen de enige, door God uitgeloofde erekrans niet waardig geacht worden, omdat zij niet beseften (en anderen hat hun niet durfden of wil den zeggen!) dat hun manier van arbeiden iets, ja veel te maken had met hun geluk zaligheid. 't Dominee-zijn mag niet los wezen van het ze If- Christen-zijn! Immers ook een dominee wordt alleen maar zalig door vurig van (Heilige) Geest te zijn, een geloof-mèt de-werken te bezitten. Schillen gaan naar de mestvaalt, ledige hulzen herin neren aan de kos telijke vrucht, maar gaan de schuur voorbij en delen 't lot van het kaf. De liefde tot Christus, d e Dominus, de Heer, maakt óns dominee-af en tot dienaar van Hem, van allen, die Zijn verschijning liefheb ben en van hen, die Hij ook nü gezocht wil hebben. Dan wordt 't mogelijk als broeders om te gaan en zich te laten gezeggen in plaats van te le ven als kiftende baronnen. Dan begint Paulus' voorbeeld vrucht te dragen: ik sla niet in de lucht, maar tref mijn eigen gemakzucht en heers zucht. En dan lezen ook onze vrouwen dit woord en weten, dat 't beter is hun man niet boven Paulus te verheffen, maar hun bij te staan in 't werken van zijns zelfs zalig heid met vrezen en betyen. Dan moge de liefde van ge meente en ouderlingen zich uiten in vrijmoedigheid en teer, doch niet verdoezelend, meeleven met hem, die U Zon dag aan Zondag roept tot de verlossing. D. v. d. MEULEN, Aardenburg. heeft het Verbond verbroken. Met zo'n volk staat het anders, dan met een heidenvolk, dat nooit van het Evarigelie gehoord heeft. Het leeft onder het oor deel der verharding. Wanneer Judas het Evangelie versmaad heeft, houdt de Heiland hem niet meer terug, maar haalt er integendeel uit wat er in zit en zegt: wat gij doet, doe dat haastigEen verschrikkelijk woord, maar een dóór en dóór Bijbels woord. Wie nog zien kan, kan het rondom zich be merken, dat God bezig is uit het afvallig Europa uit te halen, wat er aan satanische machten in gevaren is. Ook tot Europa spreekt God: wat gij doet, doe dat haastig! Zo lopen er twee lijnen door Europa en dus óók door Ne derland. In de ontwikkeling van de Kerk des Heren, die nood wendig haar bedding graven moest door de smalle-Réveil- beweging, zien we de éne lijn, in de consequente afval en ver harding, die in steeds breder stroom over Europa en óók over Nederland vloeit, zien we de andere. En zou men nog durven zeg gen: daarmee hebben we van daag niets te maken? M'n vrouwe en ik benne ver- w leje weke op verjaarsversite ge weest bij onze oudste dochter Sien, die zoals ik julder al is verteld heb, nou drie kinders heit. Lieve kinders, al zeg ik het zelf. Het oudste ventje, Brammetje is nou zes jaar en gaat naar schole, de tweede is net vier jaar geworre en de jong ste is twee, 'tls raar, maar het heit er veul van weg dat je van je kleinkinders nog meer houdt as van je eigen kinders. Wan neer moeder de vrouw bij me dochter komt, mot ze het nog al is hore, dat Sien teuge der zeit: jie laet bie je kleinkinders toe wat we vroeger as je eige kinders niet hadde motte prom- bere. En dan lacht me vrouwe maar is wat en laat 'ter bij. Maar ik ken nou wel begrijpe, dat een hoop mense zegge: grootouwers verwenne derlui kleinkinderen. En hoe dat nou komt weet ik niet, maar het is net asof je teugenover je klein kinders meer toegefelijk staat as vroeger teuge je eige kinders. As er vroeger bij ons een kop- pie brak deurlui onvoorzichtig heid was je er al gauw bij om 'm een draai om z'n ore te geve, maar as dat nou deur een klei ne van Sien gebeurt en Sien geef ze een draai om der ore, dan ben je geneigd ze naar je toe te hale en ze een cent te geve voor der spaarpot, as troost voor het ongelukkie. Affijn, wat wii as groot ouwers wezende an de klein kinders bederve, dat maakt Sien wel weer goed, want ze is een verstandige moeder, al zeg ik het zeivers. Maar ik had 'tnou over der jaardag. We ware wat vroeg en zatte er net, toen ook de ouwers van Dorus, heur man, binnenkwamme. En zo as dat gaat, dan begin je al gauw over de leste nieuwtjes te prate en toen vertelde Dorus z'n vader wat ie die middag in de krante geleze had over de nieuwe bom, die ze in Amerika bezig benne te make, ze noeme dat een waterstofbom, as ik het wel heb. Nou ken Dorus z'n vader aar dig vertelle. As ie wat vertelt, dan beweegt heel z'n lichaam en z'n hande en hoofd alles werkt mee om het je in je ver stand te brenge. Je heb zo van die lui, die gebore kanselrede naars benne, zelfs as ze bij je an tafel zitte. En dan mot je luistere, of je wil of niet. En toen begon ie een verschrikke lijk tafereel op te hange over de uitwerking van die bom, dat je de kouwe griezels over je rug gonge. Je zag het allemaal voor jé oge gebeure. En Sien, die net uit de keu ken kwam, waar ze de koffie an 't klaar make was, zonk op een stoele en luisterde met een strak gezicht. En daar op eens, had je 't lieve speui gaande. Ze lee der hoofd op der arm op de tafel en borst in snikke uit. We schrokke der allegaar van. En me vrouwe zeit: Bel Sien wat hebbe we noe an 't handje? Ze trok Sien overende en we keke in een doodsbleek gelaat en Sien snikte het uit: Me erme kinders, wat zal derlui nog bove der hoofdjes hange. Nou meteen kwam Dorus er tusse en zeit teuge z'n vader: we motte nou maar over wat anders gaan prate want Sien ken der niet teuge al die el lende. Z'n vader was opeens van z'n sjampieter gebrocht en toen begon ie maar over het weer, dat 'tna de vorst nou weer zo zacht geworde was. Hij noemde het één van de zomerse dage die Februari altoos heit. En daarmee was de zaak weer ge- sussendeerd. Maar het heit mijn toch nog een aardig stuitje bezig gehou- we. Ik docht zo: wat leve we toch in een waereld. In Amerika, an ^le andere kant van de waereld, vinde ze een bom uit en hier zit een moeder er om te snikke, omdat ze an der kin dertjes denkt. Ik mot eerlijk zegge asdat de jaardag van Sien voor mijn deel er een beetje deur bedurve was. Ik kon er niet meer van loskomme. Want ja, de vraag blijf je toch maar bezig houwe: wat hangt die kinders nog boven derlui hoof- fies? En toen wilde het geval, dat toen we 's avonds weer thuis gekomme, voor we naar bed gonge ik d'n Bijbel las en juist an het hoofdstuk toe was uit Mattheus 18 en toen werd ik getroffe door het vors: Zie toe, dat gij niet één van deze kleine veracht; want Ik zeg u- lieden, dat hunne engelen in de hemelen altijd het aangezicht mijns Vaders zien, die in de hemelen is. Nou en toen was ik er weer bovenop. Ik docht as dat waar is, dat onze kindertjes zo onder de bescherming des Vaders staan, waarvoor zalle me ons dan bezurgd make? De wereld heit rede om bang te weze. Maar onze hemelse Vader is sterker as de grootste water stofbom en heit alles in Zijn hand. Ook van deuze verschrik kelijke tijd geldt voor Gods volk: wees niet bezorgd voor de dag van morge, ook niet voor je kleine kinders. Bij Hem benne ze veilig, veiliger as in de arme van een eigen moeder. De hoofd zaak is maar dat we wete magge, dat we zeivers tot Zijn kindere behore. En dat wens ik julder allegare van harte toe. Je FLIP BRAMSE. Maria met het Kind, dat is veelMaria zonder het Kind, alleen ln de Pinksterzaal, dat ls meer. Het Kind, voleindigt, dat is het meest. En allesdat ls God. Is de litanie van de hemel een vrye, spontane lofzang op de rijk dom van de Wereldschepper, de fuga der hel zal een gedwongen uitwerking zijn van hetzelfde thema. Van daar dat onze tijd een niet grote is, want wy hebben vele mannen die veel geleerd hebben en die niets kunnen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5