Bij ons Uiuis B^B B B B SI i jiif k i B^'B jjjf a B ill 111 m HSk f3 j-cmMicbtud UadeA ÏÏlaZenaaSi literaire ■f ppf UIT ééN STUK OF DEUX-PlèCES? DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS Jezus voor ieder Vrijdag 20 Januari 1950 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 D. P. Izeboud te Koudekerke vond- er dit op: In 't veilig wegverkeer! Jansen was geen heer Zijn rijbewijs ontnomen. Wèg autorijdersdromen! Vrouwlief, zeer ontdaan, Booc^hem deez „auto" aan. En nu blijft hij steeds een „heer", In 't veilig wegverkeer! Tenslotte inspireerde de teke ning mej. E. M. Geelhoed te 's-Gravenpolder tot het volgende puntdicht: Op een zekere keer Wou mijn Fordje niet meer. Ik nam een kloek besluit En bouwde dit huisje er uit! Een ieder die het zag. Schoot even in de lach. Ik sta nu in de deur als [„een heer", En heb geen last van [„weigeren" meer! Mij dunkt deze dichtproeven zjjn de drukinkt allen wel waard! We zullen alle mededingers en mededingsters daarom onze ver rassing doen toekomen. Dank voor de medewerking. En.... laat het hier niet bij! De redactie van 'tZeeuwsch Weekend. OPLOSSING PUZZLE. HORIZONTAAL: 1. galei; 5. urn; 8. ouwel; 13. Ares; 14. Praag; 16. kati; 17. rog; 18. ka; Ï9. ra; 20. ree; 21. Deen; 23. aorta; 26. mand; 27. Noord; 29. Ommen; 31. edel; 32. ere; 33. rede; 35. Mien; 36. ar; 37. nu; 39. sela; 41. ik; 42. al; 43. re; 44. ia; 45. kerk; 48. pi; 50. o.k.; 51. brak; 53. laat; 55. Eem; 56. loos; 58. groot; 60. saldo; 63. Epen; 65. Osaka; 67. Esla; 69. rob; 70. os; 71. r.o.; 72. tak; 73. rood; 75. tweed; 78. zede; 79. alles; 80. eng; 81. koren. VERTICAAL: 1. garde; 2. A- roe; 3. legende; 4. es; 5. Ur; 6. raar; 7. na; 9. uk; 10. warande; 11. eten; 12. Liede; 14. paar; 15. gram; 22. noen; 24. Oder; 25. toen; 26. mees; 28. o.l.; 30. mr; 31. eikel; 34. Ellas; „35. mik; 35. Alp; 38. Urk; 40. aak; 46. rage bol; 47. karn; 49. iets; 50. Omsk; 5i. bode; 52. rooster; 54. To: 56. 1.1.; 57. terra; 59. Oost; 61. aard; 62. laken; 64. Pool; 66. Aden; 68. lade; 74. de; 76. we; 77. eg; 78.zo. Prijswinnaars: J. G. de Korte, Kortgene; Annie Filius, Yerseke; M. Vleugel, Goes. l"WI>' 'O ■ia nillllil TTÏTTüj Mn. Nu de heer J. J. v. o. Ende Zeeuws kampioen is geworden leek het mij goed zijn besllsslngs- partij te plaatsen, gespeeld tegen de heer M. J. Quakkeiaar. Deze partij had hem slechts remise op te leveren om het begeerde kam pioenschap op zijn naam te bren gen. De heer v. d. Ende vermijdt dus zoveel mogelijk verwikkelin gen, wat hem ook gelukt. Na af ruil van stukken wordt het spel vereenvoudigd en er ontstaat een eindspel, waarin door goed spel van wit, zwart geen voordeel kan bereiken en wit remise aanbood. Hierdoor had dhr v. d. Ende de titel Zeeuws Kampioen 1950 weer op zijn naam gebracht door een score van 9 VI uit 10!! De heer M. J. Quakkeiaar werd 2e met S'A uit 10. Ook als eindspelcomponist heeft de heer J. J. v. d. Ende naam ge maakt, en we plaatsen hier één van zijn studie's erbij. Wit: J. J. v. d. Ende, Zierikzee. Zwart: M. J. Quakkeiaar, Terneuzen, Meraner verdediging. 1. d2d4 d7d5 2. c2c4 e7e6 3. Pblc3 c7c6 4. e2e3 Pg8—f6 5. Pgl—f3 Pb8d7 6. Lfld3 d5x°4 Met deze zet gaat zwart over tot de Meraner verdediging. Deze speelwijze is van Rubinstein, een groot schaakmeester, en werd het eerst toegepast in de partij Grün- feld-Rubinstein, Meran 1924. Lan ge tijd heeft men deze verdedi ging als één der beste beschouwd van het Damegambiet. 7. Ld3xc4 b7b5 8. Lc4d3 a7a6 9. 0—0 De scherpste, en misschien wel de beste voortzetting is e3e4, met 00 komt men weer in de oude banen van het aangenomen Da megambiet, maar het brengt geen verwikkelingen. 9c6c5 10. Ddlc2 Lc8b7 11. a2a4 c5Xd4 ba4: is niet zo best, maar b5 b4 is goed speelbaar. 12. e3xd4 b5b4 13. Pc3e4 Lf8e7 14. h2h3 00 15. Lel—d2 Pf6xe4 16. Ld3xe4 Lb7xe4 17. Dc2xe4 Dd8—b6 18. Tflcl De strijd om de open c-lijn gaat beginnen. 18Ta8c8 19. Tclxc8 Tf8xc8 20. Talcl Tc8Xcl 21. Ld2xcl Db6c7 Zwart heeft de c-lijn te pakken, doch heeft er weinig aan; 22. Lel—f4 Dc7c8 23. Pf3e5 Pd7—f6 24. De4c6 (Zie diagram.) 24Dd8xc6 Zwart moest nu wel ruilen, want Dd8 had zijn bezwaren wegens -Da6, Dd4, Pc6, Dd7, Pe7t, De7, Ld6 en pion b4 valt. 25. Pe5xc6 Pf6—d5! De zware stukken zijn van het x mi éSk bord en er is nu een eindspel ont staan met lichte stukken. Het zwarte Paard op d5 is iets ster ker dan de witte Loper. Doch de wltspeler is als eindspelkenner wel thuis in dit spel. 26. Lf4d2 Le7d6 27. Kgl—fl De stukken staan goed en nu gaan de Koningen zich een goed plaatsje geven. 27Kg8—f8 28. Kfl—e2 Kf8e8 29. Ke2d3 Ke8d7 30. Pc6e5f Ld6xe5 31. d4xe5 Kd7—c6 32. b2—b3 a6a5 33. Kd3d4 h7—h6 34. f2—f3 Pd5e7 Zwart wil het nog eens op de andere vleugel proberen. 35. Kd4e4 Pe7—d5 36. Ke4d4 Pd5c7 37. Ld2—el Pc7—a6 38. Lel—h4 Pa6c5 39. Kd4c4 g7—g5 40. Lh4—f2 Pc5d7 41. Kc4d4 Zwart ziet dat hij niet verder kan komen en bood remise aan het welk wit aannam. Hier volgt dan nog een eindspel studie van de nieuwe kampioen. Auteur: J. J. v. d. Ende. Wit: Kf8, Le8, pionnen c6, h3 (4 stukken). Zwart: Kh6, Lb2, pionnen b3, f6 (4 stukken). Wit speelt en wint. Onder opoffering van de witte Loper wordt de zwarte Koning op een ongunstig veld gebracht, tengevolge daarvan gaat de zwarte Dame verloren. 1. c6c7! 2. Kf8—g8 3. Le8g6! 4. c7c8D 5. Dc8—g4t 6. Dg4n4t 7. Dh-t—h7t en wint de Dame. Lb2a3t b3b2 Kh6Xg6 b2blD Kg6—h6 Kh6—g6 WAARHEID. Men zeit wel, en het is ook [menigmaal gebleken, Dat zotten in 't gemeen de [waarheid zullen spreken; Men zeit ook, en het is een [overoude klacht, Dat die waarheid spreekt, wordt [voor een zot geacht. OP EEN SCHONE ZONDARES. Uw handen zijn wel zacht. Zacht [zijn uw tere wangen; uw armen zijn wel zacht, zacht [zijn preutse gangen; uw keel en stem is zacht, zacht [is de ganse trek uws aanschijns; 't is al zacht. [Hard is alleen uw nek. abcdefgh Stand na de 24e zet van Wit Dc6! Eenvoudige toiletjes zijn altijd nog het meest in trek. De moderne vrouw voelt er zich in thuis, omdat ze veel werk zaamheden heeft, zowel binnenshuis als buitenshuis, waarbij ze gemakkelijk zit tende kleding behoeft, waarin ze zich vrij kan bewegen. De één zal dan graag een japon uit één stuk willen hebben de ander zal de voorkeur geven aan een deux-pièces, waarvan het jasje kan worden uitgetrokken als het te warm is. Onder dit jasje kan een blouse of jum- pertje worden gedragen, al naar gelang de temperatuur. Beide afgebeelde mo dellen zijn voor elk figuur geschikt. K 3476/19. Deze eenvoudige, slankkle- dende japon zal v^n zulk een prettig model blijken te zijn, dat wij hem een ieder kunnen aanbevelen. De rok be staat uit zes banen; op elke baan is een tot de heupen ingestikte plooi aange bracht. Uit het gladde, ronde midden stukje van het lijfje ontspringt de ruimte van het voorpand. De V-hals valt wat ruim. De driekwart lange mouw heeft een opgeslagen boordje. Be nodigd voor 108 cm. bovenwijdte ca. 2.50 m. stof van 140 cm. breedte. K 3477/19. Een eenvoudig deux-pièces, met een kort. van voren rondlopend schootje. Benodigd voor 106 cm. bovenwijdte ca. 2.50 m. stof van 140 cm. breedte. De knippatronen van deze modellen zijn bij vooruitbetaling per post wissel a 0.50 bij „Bella Patronen Service". Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht te bestellen. K 3476/19 is verkrijgbaar voor 92, 98 en 103 cm. bovenwijdte, terwijl K 3477/19 in de bovenwijdten van 100, 106 en-112 cm. verkrijgbaar is. door M. v. d. Bosch. Het maantje, dat bijna vol was, kwam af en toe achter de wol ken te voorschijn, en speelde dan tussen de takken en bladeren van de bomen, die scherp afstaken tegen de heldere lucht. „Kijk!" wees Berend, toen ze bij het Kloostergat, zoals het meestal genoemd werd, waren gekomen. „Kijk! Hier op die open plek zullen de jongens wel gaan zitten, daarom moeten wij aan de andere kant zijn." yVoorzichtig gingen ze nu langs een smal paadje tussen de strui ken. Van de kampjongens was gelukkig nog niets te merken. „Fijn, dat wij er eerst zijn", fluisterde Koos tegen Boudewijn, „anders was het maar lastig ge weest er langs te komen." Han bleef dicht bij vader. Wat was ze blij, dat ze niet alleen ge gaan waren, nu hoefde ze niet bang te zijn. Berend wist ook een plekje, waar ze de fietsen neer konden •zetten. En toen ging het naar be neden bij het licht- van de zak lantaarns. Hier onder de dichte bomen merkte je niet veel meer van de maan. Ze waren nog niet helemaal be neden, toen ze in de verte fiets bellen hoorden en het gepraat van de jongens. „Gauw, daar heb je ze, toe dan, ze zien ons zo!" riep Koos ver schrikt. Maar Berend stelde hem gerust. De jongens waren nog ver weg, en ze zaten hier toch achter de bosjes verscholen. Vlug werden de lakens omge daan. O, wat was het een dwaas gezicht, zo in het halfdonker, je zou er zelf bang van worden", vond Jannie. „Praat toch zachtjes!" waar schuwde Koos weer, die dacht, dat de jongens ieder geluid zou den horen. Maar die merkten niets, die praatten en lachten, floten en zongen zo hard ze kon den. Even later konden ze beneden heel duidelijk de stem van mijn heer Wils horen, die riep, dat ze nu eens een poosje heel stil moes ten zijn. Eerst hielp het niet veel, maar langzamerhand was er van de jongens geen geluid meer te horen. „Hoe laat is het nu.?" fluisterde Koos. Vader keek op zijn horloge. „Tien voor twaalf, dus nog even wachten!" Boudewijn trók Koos aan zijn pij. „Vind je het niet echt?" „Nou joh, reusachtig!" „Zouden ze de brief Bommmm Daar had je het al. Hè, nu schrokken ze er zelf nog van, waarom had Berend ook niet even gewaarschuwd. Tussèn de slagen door, die hier zo geheimzinnig klonken, en waarvan het geluid telkens te rugkaatste, hoorden ze boven gefluister van sst, sst Boudewijn kneep Koos zo hard in zijn arm, dat hij bijna een schreeuw gaf: „Vervelende jongen, hou nu op, straks horen ze ons. Na de twaalfde slag was ook boven alles doodstil. „Vooruit nu!" fluisterde Be rend. En daar gingen ze: Be rend, Han, Koos, Boudewijn, Jannie, allemaal achter elkaar. Vader bleef achter het bosje zit ten, maar hij had minstens even veel pret als de kinderen zelf. ,,'k Was net zo lief naar mijn bed gegaan. Jullie ook met je spoken. Ze hebben ons natuur lijk maar wat wijs gemaakt. Wat zullen ze lachen als ze ho ren dat we hier naar toe zijn gegaan. Zelf durven ze natuur lijk niet. 'k Geloof er niets van, dat ze niet konden." Kees zat maar te "mopperen, tot het een van de jongens ver veelde. Henk gaf hem een por in zijn rug. „Houd nu maar eens op met je gezanik. Wij geloven natuur lijk ook niet aan die spoken, maar de tocht zelf is toch ook al reusachtig, zo midden in de nacht. Ik vind het fijn, dat mijn heer dat voor ons doet, en straks gaat hij nog een spookgeschie denis vertellen." „Nog al wat aan ook." „Toe joh, laat hem praten. Hij heeft altijd wat", zei een ander. Mijnheer Wils lag languit in de hei. Door een open plek tus sen de bomen zag hij een don kere wolk, waarachter hij de maan wist. Zacht schoof de wolk voorbij, de bovenste rand werd al doorzichtig, daar kwam het lachend gezicht van de maan er al boven uit. „Kijk eens Piet, hoe mooi!" Piet zat vlak naast mijnheer Wils. „Nou meneer, een faan gezicht, gaat U nog Bommmm! „Daar sulle me 't hebbe!" Piet stond meteen rechtop, en ook mijnheer Wils ging zitten. Bommmm! „Och joh, dat is natuurlijk een torenklok hier vlak in de buurt." Bomipm! O, wat klonk dat ge heimzinnig. „D'r is hier toch geen dorp!" fluisterde een ander terug. Bomm! 't Klonk toch net of het uit de diepte kwam. Bomm! Kees zijn gezicht werd iets bleker, zijn handen hield hij stijf in zijn zakken. Bomm! Wat was dat nu, waar kon het vandaan komen? Bomm! Hij zat helemaal aan de rand, het was toch wel erg donker in het bos. (Wordt vervolgd). behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en 'tSCHOUWSCH DAGBLAD van 20 JANUARI 1950 eeuujscN u/eexe/fD j) VOOR DE ZONDAG Een diep tragisch verhaal is de geschiedenis van „Vader Molenaar, tijdgenoot van Da Costa e.a. Ook hij zag het verval in de kerk en in geheel ons volks leven. Ds Molenaar was predikant te 's-Gravenhage en schreef in 1827, dus vier jaar nadat Da Costa zijn „Bezwaren tegen den geest der eeuw" geschre ven had, zijn boekje: „Adres aan alle mijne Hervormde Ge- loofsgenooten". Hij schreef het anoniem, niemand wist dus in het begin wie de schrijver was en de inhoud maakte zulk een indruk, dat het in één jaar ne gen herdrukken beleefde. Het maakte een diepe indruk op velen in den lande. Hij wilde kerkherstel, omdat de kerk was afgeweken van de gereformeer de beginselen in leer zowel als in leven. Hij beschuldigde de predikanten van ontrouw en van „heimelijke list in de on dermijning onzer Kerkleer". En voornamelijk ging zijn protest tegen de proponentsformule van 1816. Daardoor toch kon allerlei onrechtzinnigheid bin nensluipen in de kerk, in welke geen leervrijheid mocht zijn. Hij achtte de losmaking van de band der formulieren een on eerlijkheid tegenover de ge meenten. Ook de hogescholen waren niet wat zij behoorden te zijn. Vele hoogleraren speel den liever een partijtje met de studenten dan dat zij hen aan spraken over hun hoogste be hoeften. Toen eenmaal bekend werd wie de schrijver van dit boeks- ke was brak ook tegen Ds Mo lenaar de storm los. Zijn gewe zen Haagse ambtgenoot Verwey Slingerde in een anonyme be strijding de schrijver allerlei on aangename dingen naar het hoofd en noemde hem een las teraar en „een sluwe Jezuït", die verdiende door de Koning voor beeldig gestraft te worden. Men stookte de koning op en deze beval de Minister van Justitie een streng onderzoek in te stel len naar de schrijver en deze zijn ongenoegen over diens „Adres" te kennen te geven. We zien hier een frappante overeenkomst met wat de pro feet Amos overkwam, toen deze zijn waarschuwing ging richten tot het afvallige verbondsvolk. De straf moest zijn, schreef de Haagse ambtgenoot van Ds Mo lenaar, .dat hij verbannen werd naar een klein dorpje aan de grenzen. Zo zei óók de hoofd priester te Bethel tot Amos: ga in Juda uw brood verdienen, want hier is des Konings heilig dom. Helaas was Ds Molenaar niet van het hout gesneden waar Amos uit gehouwen was. Hij werd bevreesd voor de geweldige haat die over zijn hoofd los barstte. Hij was een zachtmoedig en vreesachtig man en toen hij betiteld werd als „scheurmaker", heeft hem dit gebroken. Het verging hem als zovelen, die met hun zaaksgerechtigheid voor de wereld komen. Ze worden overschreeuwd, een onderge schikt punt wordt in het geding gebracht en als zij dan verkla ren op dat speciale punt niet be doeld te hebben wat hen ten las te wordt gelegd, moeten zij op dat puni excuus vragen en op die manier worden de getrouwen publiek „kapot" gemaakt. Zo verging het ook „vader Mole naar". Hij werd beng gemaakt met „'s Konings ongenoegen", hij kreeg „de hoogste machthebber in Nederland" tegen zich, zo werd hij bedreigd. Zakelijk werd zijn „Adres" natuurlijk niet eens weerlegd. Men ging niet eens op zijn argu menten in. Maar dé man was murw gemaakt en hij beloofde, dat door hem niets ondernomen zou worden, hetwelk de schijn hebben kon van de „rust der Kerk" te verstoren Voor deze in angst afgeperste belofte kreeg hij later nog het ridderkruis van de Nederlandse Leeuw. Zo zijn in de loop der eeuwen vele „bezwaarden" tegen de af val der Kerken de mond ge snoerd. Een zegen is het dat Gods werk, niettegenstaande angst en de vrees en de kleinheid van zul ke bezwaarden doorgaat. Want de Here wil niet de „rust der Kerk" als het hoogste goed gehandhaafd zien. Wanneer er een valse rust is, de rust van het kerkhof, blaast de wind des Geestes door de hof en wekt de onrust in de harten van ieder, die de Geest tot onrust opwek ken wil, en geen kerkelijke machthebbers, geen Koning zelfs, houdt deze wind des Geestes dan tegen. En voor een „vader Molenaar" kwamen vele anderen, kleinen en groten, die de onrust steigen Nicodemus dacht als Fari- zeër, dat de weg naar het Rijk voor hem wel gebaand was. Dat was voor hem vanzelf sprekend, „natuurlijk". Als hij er niet kwam, wie dan wel? Maar hij wordt dan wel ge voelig door Jezus door elkaar geschud, want deze zegt rond uit tot hem: Nicodemus, je staat er buiten, je bent er een voudig niet aan toe; daartoe zou je een heel ander mens, als nieuw-geboren moeten worden. Daar schrikt Nicode mus zó van, dat hij, om *zich nog een houding te geven, Jezus' woorden lichtelijk be spot. „Opnieuw geboren? Hoe kan dat nu?" Toch begrijpt hij, dat Jezus op een nieuio begin zinspeelt. Dat is góéd begre pen. Alleen, het moet dan ook een „nieuw" begin zijn. Niet Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Joh. 3 3. een beetje strenger, er daar mee tiog tuat „uromer" wor den, want dat is allemaal „vlees". En daar is niets van te verwachten. Het moet van een andere kant komen: van de Geest. En die kan een mens, precies als de wind, niet dwin gen, met welke daden ook. Van de Geest moet de mens „af blijven", daar heeft hij geen verstand van. Bij de éne metis waait Hij zacht, bij de andere met stoten en bij een derde weer anders. Als Hij er maar is! Want al het andere is vlees, misschien vroom vlees, maar vlees! En dat laatste gaat juist zo vaak door voor ..het ware", dat komt van de Geest. Maar Jezus zegt daar in Joh. 3 on barmhartig „neen" tegen. Toch is die onbarmhartigheid juist Zijn barmhartigheid. Hij roept ons op een verkeerde weg het „halt" toe, laat ons zien, dat we vastgelopen zijn. En dan? Dan geen beschouwingen over dc H. Geest. Die kunnen ons niets verder brengen. Dat heeft zelfs op dc Pink sterdag een Petrus niet gedaan. En terecht. Want Jezus zegt daarvan: gij weel niet Maar Petrus verkondigt het kruis en de opstanding en de wederkomst van^Christus! En toen het Nicodemus werkelijk ernst werd met de vraag naar het nieutoe leven ging Jezus tot hem spreken van Zijn ver hoging aan het kruis! Opdat een ieder die in Hem gelooft niet verderve. maar het eeuwi ge leven hebbe. Een ieder. Ook Nicodemus. Ook U! Goes. C. METSELAAR. deden. Maar merkwaardig blijft, dat juist in een tijd waarin de verdraagzaamheid als het hoog ste evangelie werd gepredikt, mensen als Da Costa, Groen, Molenaar en andere getrouwe getuigen op zo felle, fanatieke en godslasterlijke manier werden aangevallen en men het evange lie der verdraagzaamheid dan plots totaal vergeten had. Kwam het niet hier door, dat juist deze getrouwe predikers het zuivere Woord brachten? Deze week brocht de post weer is een brief van me zeun uit Pella in Amerika. Hij maakt het nog best, schreef ie en met z'n gezin gaat het ook goed. Hij werkt nou zo'n beetje half om half en hij denkt dat er kans is dat ie over een paar jaartjes een eigen boerenbedriefie hebbe ken. Nou as dat waar is, dan ken ie tevreje weze. 't Zou 'm hier niet gelukt weze. Maar hij schreef ook over nog wat anders. Hij is met de doomnie van die plaas, Gritters heet ie, ook nog een Hollandse naam vanzelvers, naar een emigrant geweest waarvan ze gehoord hadde asdat ie een grote twee honderd mijl van hul- lie plek was komme weune. De doomnie zeit teuge me zeune: ga jij maar is met me mee in me kar, want jij ken het Hollands veul beter as ik en dan gaan we daar is kijke. Want in de omge ving waar die nieuwe emigrant was komme te weune was kerk noch kluis en de doomnie wist dat het daar maar een goddeloze omgeving was. Nou zo benne ze er dan op an gegaan. Nou mot je wete asdat het een reisje was van ongeveer van Middelburg naar Groningen. Maar daar kijke ze daar niet teuge an. Zukke afstanden benne daar heel geweun. Ze hebbe die emigrant opgezocht en dat scheen toen een boertje uit Dren te te wéze. Hij was er komme weune met z'n vrouw1 en vijf kleine kinders. Hij had in Drente ook een bedriefie gehad, maar had dat an de kant gedaan om z'n gelok in Amerika te beproe- ve. Maar het zag er daar niet erg rooskleurig uit. Ze hadde be- kant nog geen stoel om op te zitte. Een ouwe houte tafel zon der kleed, een kale houte vloer, niks an de mure en het zag er niet veul beter uut as bij mijn de kippen in het hok het hebbe. De man most hard werke, want een vaste arbeidsdag hebbe ze in Amerika niet en van overhou- we was geen sprake. Ook zatte daar geen Hollanders in de buurt en van naar de kerk gaan was geen sprake, want an een auto mobiel konde ze niet komme en de dichtsbij wezende kerk, waar nog zo'n bietje het Woord zuver gepreekt werd, was altoos nog een 100 mijl weg. De man en z'n vrouw zagge er dan ook mis troostig genocht uit en ze ware wat blij dat ze is een paar Hol landers ontmoetende waar teuge ze derlui harte is konde uitstor- te. Affijn, de doomnie was er met begaan en zeid op de trug- weg teuge me zeun: daar mot wat an gedaan worde jonge, an ders benne die verloren in die heidense omgeving. Nou en toen hebbe ze er in de gemeente van Pella over gepraat en zodoende heit een boer daar z'n eige over die mense ontfermd en nou ben ne ze dan naar Pella verhuisd. Ze krijge nou van heel de ge meente van Doomnie Gritters wat meubels en de man heit nou werk bij een boer van de ge meente en hij voelt ze eige zo rijk as een prins. Dat was wat me zeune me schreef. Ik docht zo, dat mot ik maar is deurgeve, je ken nooit wete waar het goed voor is. Want er benne nog een hele kroo mense, die maar denke: as je maar in Amerika ben dan ben je zowat in het paradijs. Ik geloof dat we een beetje voorzichtig motte weze. Amc'rika is een groot land en het is lang overal niet eender net zo min as in Europa, 't Is hier ook niet hetzelfde of ie in Spanje of in Finland, in Roeme nië of Nederland zit. Zeker niet wat het kerkelijke leven anbe- langt. Ik geloVe dat een hele kroo mense daar nog veuls te gemakkelijk over denke. Ik las juist van de weke, dat het getal mense dat uit Nederland naar Amerika ken gaan percies gezeid 3153 mense per jaar is, maar der staan er meer as 17000 op de lijste bij het cor - at in Rotter dam. Er is dus liefhebberij ge nocht. Maar wete al die mense nou wel waar ze straks terecht komme? Ik denke wel is dat het veul teuge zal valle. In elk geval doe je goed, as je weg wil eerst is goed te infermere waar je zo wat terecht komt. En dan heb ik nog wat. Ik hoorde verleje weke asdat er erges een tuindertje was die ook naar Amerika kon. Al z'n pampiere ware in orde, hij had zen bedrijfje verkocht en toen most z'n gezin nog gekeurd worde dan was alles in orde. Maar laat de dokter nou derach ter komme dat een van de kleine kihdertjes achterlijk was. Dat kind mocht niet mee, de moeder wilde het niet achter late en nou benne ze beslote maar weer hiér te blijve. Maar het boeltje van de man is verkocht, dat is ie al vast kwijt en an een ander komt ie niet meer. Zukke dinge doen je hoofd wel is sehodde. Wat éen ellende toch en dat allenig rhaar omdat de mense niet goed bezin- ne eer ze wat beginne. Ik vind het best as de mense erges anders op de wereld wat beters zoeke, de Schrift verbied het niet, as ik 't wel heb. maar ik zou julder allegare vrille an- raje: voor je wat begint ge- bruukt je hersens, daar heb ie ze voor gekrege. En gaat nooit naar een plekkie waarvan je te wete komt dat er geetl goeie kerke in de buurt is. As 't je allenig maar om stof felijke winst te doen is, dan ver gaat het je net as Lot en kom je nog om, as God niet ihgrijpt. De groetenisse van je FLIP BRAMSE. Het valt niet te ontkennen, dat er tegenwoordig heel wat ge schreven en wat erger is gepubliceerd wordt. Als men de kwantiteit door slaggevend acht, beleeft onze Nederlandse letterkunde een bloei als nimmer te voren. Vraag maar eens aan de boek handelaren, zij zullen u met een zware zucht vertellen, dat ze met de boeken geen raad weten. Het ene werk verdringt het andere en de heren recensenten kunnen het niet bijbenen. De literatuur is evenals b.v. de radio en de film een industrie geworden. De gulden heeft zich meester gemaakt van de kunst en dan blijft nog slechts de hoofdvraag: de kunst van gul dens te maken. En daaraan is het boek ten slachtoffer gevallen. Nu doet ook hier de historie vanzelf weer recht. Wat waarlijk goed is geweest blijft, althans enige tijd bestaan, wat prularia was, verdwijnt heel gauw en wordt voor goed vergeten. Maar intussen hebben de men sen er hun geld aan uitgegeven en hun tijd aan verknoeid. En menigeen heeft Voor klin kende munt doen doorgaan, wat in wezen niet dan vals geld was. En dat kan de ziel schade doen. Want hoeveel mensen zijn er die critisch lezen kunnen? Voor de meesten is een boek een boek, papier, dat bedrukt is, een band kreeg en vaak mooie adverten ties en soms ook nog moöie re censies. Een boek is een boek, zegt het publiek, zijn enigst oordeel is dan meestal: ik vind er niks aan.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5