Bij ons Uiuis
B^B
B
B B
SI i
jiif k
i B^'B
jjjf
a
B
ill
111
m
HSk
f3
j-cmMicbtud
UadeA ÏÏlaZenaaSi
literaire
■f
ppf
UIT ééN STUK OF DEUX-PlèCES?
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
Jezus voor ieder
Vrijdag 20 Januari 1950
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
D. P. Izeboud te Koudekerke
vond- er dit op:
In 't veilig wegverkeer!
Jansen was geen heer
Zijn rijbewijs ontnomen.
Wèg autorijdersdromen!
Vrouwlief, zeer ontdaan,
Booc^hem deez „auto" aan.
En nu blijft hij steeds een „heer",
In 't veilig wegverkeer!
Tenslotte inspireerde de teke
ning mej. E. M. Geelhoed te
's-Gravenpolder tot het volgende
puntdicht:
Op een zekere keer
Wou mijn Fordje niet meer.
Ik nam een kloek besluit
En bouwde dit huisje er uit!
Een ieder die het zag.
Schoot even in de lach.
Ik sta nu in de deur als
[„een heer",
En heb geen last van
[„weigeren" meer!
Mij dunkt deze dichtproeven
zjjn de drukinkt allen wel
waard!
We zullen alle mededingers en
mededingsters daarom onze ver
rassing doen toekomen.
Dank voor de medewerking.
En.... laat het hier niet bij!
De redactie van
'tZeeuwsch Weekend.
OPLOSSING PUZZLE.
HORIZONTAAL: 1. galei; 5.
urn; 8. ouwel; 13. Ares; 14.
Praag; 16. kati; 17. rog; 18. ka;
Ï9. ra; 20. ree; 21. Deen; 23.
aorta; 26. mand; 27. Noord; 29.
Ommen; 31. edel; 32. ere; 33.
rede; 35. Mien; 36. ar; 37. nu;
39. sela; 41. ik; 42. al; 43. re;
44. ia; 45. kerk; 48. pi; 50. o.k.;
51. brak; 53. laat; 55. Eem; 56.
loos; 58. groot; 60. saldo; 63.
Epen; 65. Osaka; 67. Esla; 69.
rob; 70. os; 71. r.o.; 72. tak; 73.
rood; 75. tweed; 78. zede; 79.
alles; 80. eng; 81. koren.
VERTICAAL: 1. garde; 2. A-
roe; 3. legende; 4. es; 5. Ur; 6.
raar; 7. na; 9. uk; 10. warande;
11. eten; 12. Liede; 14. paar; 15.
gram; 22. noen; 24. Oder; 25.
toen; 26. mees; 28. o.l.; 30. mr;
31. eikel; 34. Ellas; „35. mik; 35.
Alp; 38. Urk; 40. aak; 46. rage
bol; 47. karn; 49. iets; 50. Omsk;
5i. bode; 52. rooster; 54. To: 56.
1.1.; 57. terra; 59. Oost; 61. aard;
62. laken; 64. Pool; 66. Aden; 68.
lade; 74. de; 76. we; 77. eg; 78.zo.
Prijswinnaars: J. G. de Korte,
Kortgene; Annie Filius, Yerseke;
M. Vleugel, Goes.
l"WI>' 'O
■ia
nillllil
TTÏTTüj
Mn.
Nu de heer J. J. v. o. Ende
Zeeuws kampioen is geworden
leek het mij goed zijn besllsslngs-
partij te plaatsen, gespeeld tegen
de heer M. J. Quakkeiaar. Deze
partij had hem slechts remise op
te leveren om het begeerde kam
pioenschap op zijn naam te bren
gen. De heer v. d. Ende vermijdt
dus zoveel mogelijk verwikkelin
gen, wat hem ook gelukt. Na af
ruil van stukken wordt het spel
vereenvoudigd en er ontstaat een
eindspel, waarin door goed spel
van wit, zwart geen voordeel kan
bereiken en wit remise aanbood.
Hierdoor had dhr v. d. Ende
de titel Zeeuws Kampioen 1950
weer op zijn naam gebracht door
een score van 9 VI uit 10!! De
heer M. J. Quakkeiaar werd 2e
met S'A uit 10.
Ook als eindspelcomponist heeft
de heer J. J. v. d. Ende naam ge
maakt, en we plaatsen hier één
van zijn studie's erbij.
Wit: J. J. v. d. Ende, Zierikzee.
Zwart: M. J. Quakkeiaar,
Terneuzen,
Meraner verdediging.
1. d2d4 d7d5
2. c2c4 e7e6
3. Pblc3 c7c6
4. e2e3 Pg8—f6
5. Pgl—f3 Pb8d7
6. Lfld3 d5x°4
Met deze zet gaat zwart over tot
de Meraner verdediging. Deze
speelwijze is van Rubinstein, een
groot schaakmeester, en werd het
eerst toegepast in de partij Grün-
feld-Rubinstein, Meran 1924. Lan
ge tijd heeft men deze verdedi
ging als één der beste beschouwd
van het Damegambiet.
7. Ld3xc4 b7b5
8. Lc4d3 a7a6
9. 0—0
De scherpste, en misschien wel de
beste voortzetting is e3e4, met
00 komt men weer in de oude
banen van het aangenomen Da
megambiet, maar het brengt geen
verwikkelingen.
9c6c5
10. Ddlc2 Lc8b7
11. a2a4 c5Xd4
ba4: is niet zo best, maar b5
b4 is goed speelbaar.
12. e3xd4 b5b4
13. Pc3e4 Lf8e7
14. h2h3 00
15. Lel—d2 Pf6xe4
16. Ld3xe4 Lb7xe4
17. Dc2xe4 Dd8—b6
18. Tflcl
De strijd om de open c-lijn gaat
beginnen.
18Ta8c8
19. Tclxc8 Tf8xc8
20. Talcl Tc8Xcl
21. Ld2xcl Db6c7
Zwart heeft de c-lijn te pakken,
doch heeft er weinig aan;
22. Lel—f4 Dc7c8
23. Pf3e5 Pd7—f6
24. De4c6
(Zie diagram.)
24Dd8xc6
Zwart moest nu wel ruilen, want
Dd8 had zijn bezwaren wegens
-Da6, Dd4, Pc6, Dd7, Pe7t, De7,
Ld6 en pion b4 valt.
25. Pe5xc6 Pf6—d5!
De zware stukken zijn van het
x mi
éSk
bord en er is nu een eindspel ont
staan met lichte stukken. Het
zwarte Paard op d5 is iets ster
ker dan de witte Loper. Doch de
wltspeler is als eindspelkenner
wel thuis in dit spel.
26. Lf4d2 Le7d6
27. Kgl—fl
De stukken staan goed en nu
gaan de Koningen zich een goed
plaatsje geven.
27Kg8—f8
28. Kfl—e2 Kf8e8
29. Ke2d3 Ke8d7
30. Pc6e5f Ld6xe5
31. d4xe5 Kd7—c6
32. b2—b3 a6a5
33. Kd3d4 h7—h6
34. f2—f3 Pd5e7
Zwart wil het nog eens op de
andere vleugel proberen.
35. Kd4e4 Pe7—d5
36. Ke4d4 Pd5c7
37. Ld2—el Pc7—a6
38. Lel—h4 Pa6c5
39. Kd4c4 g7—g5
40. Lh4—f2 Pc5d7
41. Kc4d4
Zwart ziet dat hij niet verder kan
komen en bood remise aan het
welk wit aannam.
Hier volgt dan nog een eindspel
studie van de nieuwe kampioen.
Auteur: J. J. v. d. Ende.
Wit: Kf8, Le8, pionnen c6, h3
(4 stukken).
Zwart: Kh6, Lb2, pionnen b3, f6
(4 stukken).
Wit speelt en wint.
Onder opoffering van de witte
Loper wordt de zwarte Koning
op een ongunstig veld gebracht,
tengevolge daarvan gaat de
zwarte Dame verloren.
1. c6c7!
2. Kf8—g8
3. Le8g6!
4. c7c8D
5. Dc8—g4t
6. Dg4n4t
7. Dh-t—h7t
en wint de Dame.
Lb2a3t
b3b2
Kh6Xg6
b2blD
Kg6—h6
Kh6—g6
WAARHEID.
Men zeit wel, en het is ook
[menigmaal gebleken,
Dat zotten in 't gemeen de
[waarheid zullen spreken;
Men zeit ook, en het is een
[overoude klacht,
Dat die waarheid spreekt, wordt
[voor een zot geacht.
OP EEN SCHONE ZONDARES.
Uw handen zijn wel zacht. Zacht
[zijn uw tere wangen;
uw armen zijn wel zacht, zacht
[zijn preutse gangen;
uw keel en stem is zacht, zacht
[is de ganse trek
uws aanschijns; 't is al zacht.
[Hard is alleen uw nek.
abcdefgh
Stand na de 24e zet van Wit
Dc6!
Eenvoudige toiletjes zijn altijd nog het
meest in trek. De moderne vrouw voelt
er zich in thuis, omdat ze veel werk
zaamheden heeft, zowel binnenshuis als
buitenshuis, waarbij ze gemakkelijk zit
tende kleding behoeft, waarin ze zich
vrij kan bewegen. De één zal dan graag
een japon uit één stuk willen hebben
de ander zal de voorkeur geven aan een
deux-pièces, waarvan het jasje kan
worden uitgetrokken als het te warm is.
Onder dit jasje kan een blouse of jum-
pertje worden gedragen, al naar gelang
de temperatuur. Beide afgebeelde mo
dellen zijn voor elk figuur geschikt.
K 3476/19. Deze eenvoudige, slankkle-
dende japon zal v^n zulk een prettig
model blijken te zijn, dat wij hem een
ieder kunnen aanbevelen. De rok be
staat uit zes banen; op elke baan is een
tot de heupen ingestikte plooi aange
bracht. Uit het gladde, ronde midden
stukje van het lijfje ontspringt de ruimte
van het voorpand. De V-hals valt wat
ruim. De driekwart lange mouw heeft een opgeslagen boordje. Be
nodigd voor 108 cm. bovenwijdte ca. 2.50 m. stof van 140 cm. breedte.
K 3477/19. Een eenvoudig deux-pièces, met een kort. van voren
rondlopend schootje. Benodigd voor 106 cm. bovenwijdte ca. 2.50 m.
stof van 140 cm. breedte.
De knippatronen van deze modellen zijn bij vooruitbetaling per post
wissel a 0.50 bij „Bella Patronen Service". Kromme Nieuwe Gracht
66, Utrecht te bestellen.
K 3476/19 is verkrijgbaar voor 92, 98 en 103 cm. bovenwijdte, terwijl
K 3477/19 in de bovenwijdten van 100, 106 en-112 cm. verkrijgbaar is.
door M. v. d. Bosch.
Het maantje, dat bijna vol was,
kwam af en toe achter de wol
ken te voorschijn, en speelde dan
tussen de takken en bladeren van
de bomen, die scherp afstaken
tegen de heldere lucht.
„Kijk!" wees Berend, toen ze
bij het Kloostergat, zoals het
meestal genoemd werd, waren
gekomen. „Kijk! Hier op die
open plek zullen de jongens wel
gaan zitten, daarom moeten wij
aan de andere kant zijn."
yVoorzichtig gingen ze nu langs
een smal paadje tussen de strui
ken. Van de kampjongens was
gelukkig nog niets te merken.
„Fijn, dat wij er eerst zijn",
fluisterde Koos tegen Boudewijn,
„anders was het maar lastig ge
weest er langs te komen."
Han bleef dicht bij vader. Wat
was ze blij, dat ze niet alleen ge
gaan waren, nu hoefde ze niet
bang te zijn.
Berend wist ook een plekje,
waar ze de fietsen neer konden
•zetten. En toen ging het naar be
neden bij het licht- van de zak
lantaarns. Hier onder de dichte
bomen merkte je niet veel meer
van de maan.
Ze waren nog niet helemaal be
neden, toen ze in de verte fiets
bellen hoorden en het gepraat
van de jongens.
„Gauw, daar heb je ze, toe dan,
ze zien ons zo!" riep Koos ver
schrikt. Maar Berend stelde hem
gerust. De jongens waren nog
ver weg, en ze zaten hier toch
achter de bosjes verscholen.
Vlug werden de lakens omge
daan. O, wat was het een dwaas
gezicht, zo in het halfdonker, je
zou er zelf bang van worden",
vond Jannie.
„Praat toch zachtjes!" waar
schuwde Koos weer, die dacht,
dat de jongens ieder geluid zou
den horen. Maar die merkten
niets, die praatten en lachten,
floten en zongen zo hard ze kon
den.
Even later konden ze beneden
heel duidelijk de stem van mijn
heer Wils horen, die riep, dat ze
nu eens een poosje heel stil moes
ten zijn. Eerst hielp het niet veel,
maar langzamerhand was er van
de jongens geen geluid meer te
horen.
„Hoe laat is het nu.?" fluisterde
Koos.
Vader keek op zijn horloge.
„Tien voor twaalf, dus nog even
wachten!"
Boudewijn trók Koos aan zijn
pij. „Vind je het niet echt?" „Nou
joh, reusachtig!"
„Zouden ze de brief
Bommmm
Daar had je het al. Hè, nu
schrokken ze er zelf nog van,
waarom had Berend ook niet even
gewaarschuwd.
Tussèn de slagen door, die hier
zo geheimzinnig klonken, en
waarvan het geluid telkens te
rugkaatste, hoorden ze boven
gefluister van sst, sst
Boudewijn kneep Koos zo
hard in zijn arm, dat hij bijna
een schreeuw gaf: „Vervelende
jongen, hou nu op, straks horen
ze ons.
Na de twaalfde slag was ook
boven alles doodstil.
„Vooruit nu!" fluisterde Be
rend. En daar gingen ze: Be
rend, Han, Koos, Boudewijn,
Jannie, allemaal achter elkaar.
Vader bleef achter het bosje zit
ten, maar hij had minstens even
veel pret als de kinderen zelf.
,,'k Was net zo lief naar mijn
bed gegaan. Jullie ook met je
spoken. Ze hebben ons natuur
lijk maar wat wijs gemaakt.
Wat zullen ze lachen als ze ho
ren dat we hier naar toe zijn
gegaan. Zelf durven ze natuur
lijk niet. 'k Geloof er niets van,
dat ze niet konden."
Kees zat maar te "mopperen,
tot het een van de jongens ver
veelde.
Henk gaf hem een por in zijn
rug. „Houd nu maar eens op met
je gezanik. Wij geloven natuur
lijk ook niet aan die spoken,
maar de tocht zelf is toch ook
al reusachtig, zo midden in de
nacht. Ik vind het fijn, dat mijn
heer dat voor ons doet, en straks
gaat hij nog een spookgeschie
denis vertellen."
„Nog al wat aan ook."
„Toe joh, laat hem praten. Hij
heeft altijd wat", zei een ander.
Mijnheer Wils lag languit in
de hei. Door een open plek tus
sen de bomen zag hij een don
kere wolk, waarachter hij de
maan wist. Zacht schoof de wolk
voorbij, de bovenste rand werd
al doorzichtig, daar kwam het
lachend gezicht van de maan er
al boven uit.
„Kijk eens Piet, hoe mooi!"
Piet zat vlak naast mijnheer
Wils.
„Nou meneer, een faan gezicht,
gaat U nog
Bommmm!
„Daar sulle me 't hebbe!" Piet
stond meteen rechtop, en ook
mijnheer Wils ging zitten.
Bommmm!
„Och joh, dat is natuurlijk een
torenklok hier vlak in de buurt."
Bomipm! O, wat klonk dat ge
heimzinnig.
„D'r is hier toch geen dorp!"
fluisterde een ander terug.
Bomm! 't Klonk toch net of
het uit de diepte kwam.
Bomm!
Kees zijn gezicht werd iets
bleker, zijn handen hield hij
stijf in zijn zakken.
Bomm! Wat was dat nu, waar
kon het vandaan komen?
Bomm! Hij zat helemaal aan
de rand, het was toch wel erg
donker in het bos.
(Wordt vervolgd).
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
'tSCHOUWSCH DAGBLAD
van 20 JANUARI 1950
eeuujscN
u/eexe/fD
j)
VOOR DE ZONDAG
Een diep tragisch verhaal is
de geschiedenis van „Vader
Molenaar, tijdgenoot van Da
Costa e.a.
Ook hij zag het verval in de
kerk en in geheel ons volks
leven.
Ds Molenaar was predikant
te 's-Gravenhage en schreef in
1827, dus vier jaar nadat Da
Costa zijn „Bezwaren tegen
den geest der eeuw" geschre
ven had, zijn boekje: „Adres
aan alle mijne Hervormde Ge-
loofsgenooten". Hij schreef het
anoniem, niemand wist dus in
het begin wie de schrijver was
en de inhoud maakte zulk een
indruk, dat het in één jaar ne
gen herdrukken beleefde. Het
maakte een diepe indruk op
velen in den lande. Hij wilde
kerkherstel, omdat de kerk was
afgeweken van de gereformeer
de beginselen in leer zowel als
in leven. Hij beschuldigde de
predikanten van ontrouw en
van „heimelijke list in de on
dermijning onzer Kerkleer". En
voornamelijk ging zijn protest
tegen de proponentsformule
van 1816. Daardoor toch kon
allerlei onrechtzinnigheid bin
nensluipen in de kerk, in welke
geen leervrijheid mocht zijn.
Hij achtte de losmaking van de
band der formulieren een on
eerlijkheid tegenover de ge
meenten. Ook de hogescholen
waren niet wat zij behoorden
te zijn. Vele hoogleraren speel
den liever een partijtje met de
studenten dan dat zij hen aan
spraken over hun hoogste be
hoeften.
Toen eenmaal bekend werd
wie de schrijver van dit boeks-
ke was brak ook tegen Ds Mo
lenaar de storm los. Zijn gewe
zen Haagse ambtgenoot Verwey
Slingerde in een anonyme be
strijding de schrijver allerlei on
aangename dingen naar het
hoofd en noemde hem een las
teraar en „een sluwe Jezuït", die
verdiende door de Koning voor
beeldig gestraft te worden. Men
stookte de koning op en deze
beval de Minister van Justitie
een streng onderzoek in te stel
len naar de schrijver en deze
zijn ongenoegen over diens
„Adres" te kennen te geven.
We zien hier een frappante
overeenkomst met wat de pro
feet Amos overkwam, toen deze
zijn waarschuwing ging richten
tot het afvallige verbondsvolk.
De straf moest zijn, schreef de
Haagse ambtgenoot van Ds Mo
lenaar, .dat hij verbannen werd
naar een klein dorpje aan de
grenzen. Zo zei óók de hoofd
priester te Bethel tot Amos: ga
in Juda uw brood verdienen,
want hier is des Konings heilig
dom. Helaas was Ds Molenaar
niet van het hout gesneden waar
Amos uit gehouwen was. Hij
werd bevreesd voor de geweldige
haat die over zijn hoofd los
barstte. Hij was een zachtmoedig
en vreesachtig man en toen hij
betiteld werd als „scheurmaker",
heeft hem dit gebroken. Het
verging hem als zovelen, die
met hun zaaksgerechtigheid voor
de wereld komen. Ze worden
overschreeuwd, een onderge
schikt punt wordt in het geding
gebracht en als zij dan verkla
ren op dat speciale punt niet be
doeld te hebben wat hen ten las
te wordt gelegd, moeten zij op
dat puni excuus vragen en op
die manier worden de getrouwen
publiek „kapot" gemaakt. Zo
verging het ook „vader Mole
naar". Hij werd beng gemaakt
met „'s Konings ongenoegen", hij
kreeg „de hoogste machthebber
in Nederland" tegen zich, zo
werd hij bedreigd.
Zakelijk werd zijn „Adres"
natuurlijk niet eens weerlegd.
Men ging niet eens op zijn argu
menten in. Maar dé man was
murw gemaakt en hij beloofde,
dat door hem niets ondernomen
zou worden, hetwelk de schijn
hebben kon van de „rust der
Kerk" te verstoren
Voor deze in angst afgeperste
belofte kreeg hij later nog het
ridderkruis van de Nederlandse
Leeuw.
Zo zijn in de loop der eeuwen
vele „bezwaarden" tegen de af
val der Kerken de mond ge
snoerd.
Een zegen is het dat Gods
werk, niettegenstaande angst en
de vrees en de kleinheid van zul
ke bezwaarden doorgaat.
Want de Here wil niet de „rust
der Kerk" als het hoogste goed
gehandhaafd zien. Wanneer er
een valse rust is, de rust van het
kerkhof, blaast de wind des
Geestes door de hof en wekt de
onrust in de harten van ieder,
die de Geest tot onrust opwek
ken wil, en geen kerkelijke
machthebbers, geen Koning zelfs,
houdt deze wind des Geestes dan
tegen.
En voor een „vader Molenaar"
kwamen vele anderen, kleinen
en groten, die de onrust steigen
Nicodemus dacht als Fari-
zeër, dat de weg naar het Rijk
voor hem wel gebaand was.
Dat was voor hem vanzelf
sprekend, „natuurlijk". Als hij
er niet kwam, wie dan wel?
Maar hij wordt dan wel ge
voelig door Jezus door elkaar
geschud, want deze zegt rond
uit tot hem: Nicodemus, je
staat er buiten, je bent er een
voudig niet aan toe; daartoe
zou je een heel ander mens,
als nieuw-geboren moeten
worden. Daar schrikt Nicode
mus zó van, dat hij, om *zich
nog een houding te geven,
Jezus' woorden lichtelijk be
spot. „Opnieuw geboren? Hoe
kan dat nu?" Toch begrijpt hij,
dat Jezus op een nieuio begin
zinspeelt. Dat is góéd begre
pen. Alleen, het moet dan ook
een „nieuw" begin zijn. Niet
Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan
het Koninkrijk Gods niet zien. Joh. 3 3.
een beetje strenger, er daar
mee tiog tuat „uromer" wor
den, want dat is allemaal
„vlees". En daar is niets van te
verwachten. Het moet van een
andere kant komen: van de
Geest. En die kan een mens,
precies als de wind, niet dwin
gen, met welke daden ook. Van
de Geest moet de mens „af
blijven", daar heeft hij geen
verstand van. Bij de éne metis
waait Hij zacht, bij de andere
met stoten en bij een derde
weer anders. Als Hij er maar
is! Want al het andere is vlees,
misschien vroom vlees, maar
vlees! En dat laatste gaat juist
zo vaak door voor ..het ware",
dat komt van de Geest. Maar
Jezus zegt daar in Joh. 3 on
barmhartig „neen" tegen. Toch
is die onbarmhartigheid juist
Zijn barmhartigheid. Hij roept
ons op een verkeerde weg het
„halt" toe, laat ons zien, dat
we vastgelopen zijn. En dan?
Dan geen beschouwingen over
dc H. Geest. Die kunnen ons
niets verder brengen.
Dat heeft zelfs op dc Pink
sterdag een Petrus niet gedaan.
En terecht. Want Jezus zegt
daarvan: gij weel niet
Maar Petrus verkondigt het
kruis en de opstanding en de
wederkomst van^Christus! En
toen het Nicodemus werkelijk
ernst werd met de vraag naar
het nieutoe leven ging Jezus
tot hem spreken van Zijn ver
hoging aan het kruis! Opdat
een ieder die in Hem gelooft
niet verderve. maar het eeuwi
ge leven hebbe.
Een ieder. Ook Nicodemus.
Ook U!
Goes. C. METSELAAR.
deden. Maar merkwaardig blijft,
dat juist in een tijd waarin de
verdraagzaamheid als het hoog
ste evangelie werd gepredikt,
mensen als Da Costa, Groen,
Molenaar en andere getrouwe
getuigen op zo felle, fanatieke en
godslasterlijke manier werden
aangevallen en men het evange
lie der verdraagzaamheid dan
plots totaal vergeten had. Kwam
het niet hier door, dat juist deze
getrouwe predikers het zuivere
Woord brachten?
Deze week brocht de post weer
is een brief van me zeun uit
Pella in Amerika. Hij maakt het
nog best, schreef ie en met z'n
gezin gaat het ook goed. Hij
werkt nou zo'n beetje half om
half en hij denkt dat er kans is
dat ie over een paar jaartjes een
eigen boerenbedriefie hebbe ken.
Nou as dat waar is, dan ken ie
tevreje weze. 't Zou 'm hier niet
gelukt weze. Maar hij schreef
ook over nog wat anders. Hij is
met de doomnie van die plaas,
Gritters heet ie, ook nog een
Hollandse naam vanzelvers, naar
een emigrant geweest waarvan
ze gehoord hadde asdat ie een
grote twee honderd mijl van hul-
lie plek was komme weune. De
doomnie zeit teuge me zeune: ga
jij maar is met me mee in me
kar, want jij ken het Hollands
veul beter as ik en dan gaan we
daar is kijke. Want in de omge
ving waar die nieuwe emigrant
was komme te weune was kerk
noch kluis en de doomnie wist
dat het daar maar een goddeloze
omgeving was. Nou zo benne ze
er dan op an gegaan. Nou mot
je wete asdat het een reisje was
van ongeveer van Middelburg
naar Groningen.
Maar daar kijke ze daar niet
teuge an. Zukke afstanden benne
daar heel geweun. Ze hebbe die
emigrant opgezocht en dat
scheen toen een boertje uit Dren
te te wéze. Hij was er komme
weune met z'n vrouw1 en vijf
kleine kinders. Hij had in Drente
ook een bedriefie gehad, maar
had dat an de kant gedaan om
z'n gelok in Amerika te beproe-
ve. Maar het zag er daar niet
erg rooskleurig uit. Ze hadde be-
kant nog geen stoel om op te
zitte. Een ouwe houte tafel zon
der kleed, een kale houte vloer,
niks an de mure en het zag er
niet veul beter uut as bij mijn
de kippen in het hok het hebbe.
De man most hard werke, want
een vaste arbeidsdag hebbe ze
in Amerika niet en van overhou-
we was geen sprake. Ook zatte
daar geen Hollanders in de buurt
en van naar de kerk gaan was
geen sprake, want an een auto
mobiel konde ze niet komme en
de dichtsbij wezende kerk, waar
nog zo'n bietje het Woord zuver
gepreekt werd, was altoos nog
een 100 mijl weg. De man en z'n
vrouw zagge er dan ook mis
troostig genocht uit en ze ware
wat blij dat ze is een paar Hol
landers ontmoetende waar teuge
ze derlui harte is konde uitstor-
te. Affijn, de doomnie was er
met begaan en zeid op de trug-
weg teuge me zeun: daar mot
wat an gedaan worde jonge, an
ders benne die verloren in die
heidense omgeving. Nou en toen
hebbe ze er in de gemeente van
Pella over gepraat en zodoende
heit een boer daar z'n eige over
die mense ontfermd en nou ben
ne ze dan naar Pella verhuisd.
Ze krijge nou van heel de ge
meente van Doomnie Gritters
wat meubels en de man heit nou
werk bij een boer van de ge
meente en hij voelt ze eige zo
rijk as een prins.
Dat was wat me zeune me
schreef.
Ik docht zo, dat mot ik maar
is deurgeve, je ken nooit wete
waar het goed voor is. Want er
benne nog een hele kroo mense,
die maar denke: as je maar in
Amerika ben dan ben je zowat
in het paradijs. Ik geloof dat we
een beetje voorzichtig motte
weze. Amc'rika is een groot land
en het is lang overal niet eender
net zo min as in Europa, 't Is
hier ook niet hetzelfde of ie in
Spanje of in Finland, in Roeme
nië of Nederland zit. Zeker niet
wat het kerkelijke leven anbe-
langt. Ik geloVe dat een hele
kroo mense daar nog veuls te
gemakkelijk over denke. Ik las
juist van de weke, dat het getal
mense dat uit Nederland naar
Amerika ken gaan percies gezeid
3153 mense per jaar is, maar der
staan er meer as 17000 op de
lijste bij het cor - at in Rotter
dam. Er is dus liefhebberij ge
nocht. Maar wete al die mense
nou wel waar ze straks terecht
komme? Ik denke wel is dat het
veul teuge zal valle. In elk geval
doe je goed, as je weg wil eerst
is goed te infermere waar je zo
wat terecht komt. En dan heb ik
nog wat. Ik hoorde verleje weke
asdat er erges een tuindertje was
die ook naar Amerika kon. Al
z'n pampiere ware in orde, hij
had zen bedrijfje verkocht en
toen most z'n gezin nog gekeurd
worde dan was alles in orde.
Maar laat de dokter nou derach
ter komme dat een van de kleine
kihdertjes achterlijk was. Dat
kind mocht niet mee, de moeder
wilde het niet achter late en nou
benne ze beslote maar weer hiér
te blijve. Maar het boeltje van
de man is verkocht, dat is ie al
vast kwijt en an een ander komt
ie niet meer. Zukke dinge doen
je hoofd wel is sehodde. Wat éen
ellende toch en dat allenig rhaar
omdat de mense niet goed bezin-
ne eer ze wat beginne.
Ik vind het best as de mense
erges anders op de wereld wat
beters zoeke, de Schrift verbied
het niet, as ik 't wel heb. maar
ik zou julder allegare vrille an-
raje: voor je wat begint ge-
bruukt je hersens, daar heb ie
ze voor gekrege. En gaat nooit
naar een plekkie waarvan je te
wete komt dat er geetl goeie
kerke in de buurt is.
As 't je allenig maar om stof
felijke winst te doen is, dan ver
gaat het je net as Lot en kom je
nog om, as God niet ihgrijpt. De
groetenisse van je
FLIP BRAMSE.
Het valt niet te ontkennen, dat
er tegenwoordig heel wat ge
schreven en wat erger is
gepubliceerd wordt.
Als men de kwantiteit door
slaggevend acht, beleeft onze
Nederlandse letterkunde een
bloei als nimmer te voren.
Vraag maar eens aan de boek
handelaren, zij zullen u met een
zware zucht vertellen, dat ze met
de boeken geen raad weten. Het
ene werk verdringt het andere
en de heren recensenten kunnen
het niet bijbenen.
De literatuur is evenals b.v.
de radio en de film een industrie
geworden. De gulden heeft zich
meester gemaakt van de kunst
en dan blijft nog slechts de
hoofdvraag: de kunst van gul
dens te maken.
En daaraan is het boek ten
slachtoffer gevallen.
Nu doet ook hier de historie
vanzelf weer recht. Wat waarlijk
goed is geweest blijft, althans
enige tijd bestaan, wat prularia
was, verdwijnt heel gauw en
wordt voor goed vergeten.
Maar intussen hebben de men
sen er hun geld aan uitgegeven
en hun tijd aan verknoeid.
En menigeen heeft Voor klin
kende munt doen doorgaan, wat
in wezen niet dan vals geld was.
En dat kan de ziel schade
doen.
Want hoeveel mensen zijn er
die critisch lezen kunnen? Voor
de meesten is een boek een boek,
papier, dat bedrukt is, een band
kreeg en vaak mooie adverten
ties en soms ook nog moöie re
censies.
Een boek is een boek, zegt het
publiek, zijn enigst oordeel is
dan meestal: ik vind er niks aan.