ur Bij ons thais n n ill iiai 3P mp ns pgi gif êH ■L ■LB BRIEFWISSELING. I I iOjjFjj "cj in ";:"i -jjj" llnmllj iiM>i mm f; ENGELSE TOILETJES. DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS Vrijdag 6 Januari 1950 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 w WUll ,H.I|I>II llllll'l. nllll. ill JllC ll'M'll l«IIIIM|!èlM||| Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6. Middelburg. EEN SCHAAKDROOM De familie S. zat ln de huis kamer gezellig bijeen. Vader en zoon waren beide lid van een schaakvereniging, waren druk be zig de kansen te bespreken van hun club in de competitie en na tuurlijk werden ook hun eigen partijen besproken. Moeder en dochter luisterden aandachtig toe, want ook zij hadden belangstel ling voor het schaakspel. Geleide lijk was men gekomen tot het Wereldkampioenschap. Ja, sprak Vader, verleden week zat ik een partij na te spelen uit het laatst gehouden Tournool om het We reldkampioenschap. Toen kwam bij mij de vraag op: Wie zou ln het jaar 2000 kampioen zijn en hoe zou het dan gaan? Terwijl ik daarover zat te mijmeren hoorde lk opeens een stem die zeide: „Ik kan U misschien wel helpen". Ik keek rond en zag de Zwarte Da me op mij toekomen. Wanneer U witt kan lk U er wel lets van la ten zien, sprak zij. Ik knikte en daar kwam een Zwarte Raads heer met 2 paarden aan. Hij ver- zoeht mij op te stijgen en daar gingen wij over een prachtige weg van zwarte en witte tegels naar een prachtig kasteel, stegen af en kwamen in een grote zaal met marmeren schaaktafels en aan de wanden grote demonstratiebor den. Op het podium zaten 4 spe lers, aan het ene bord een Rus en een Amerikaan, en aan het ande re bord een Hollander en een Spanjaard, Ik bekeek de belde stellingen en zag dat Holland en Rusland heel goed stonden. Rusland stond wel een loper achter, maar kon een winnende combinatie uitvoeren. Ook Hol land zat te piekeren over een combinatie, hij deed zijn zet, drukte de klok ln en Rrrrlng, «aar ging de bel en werd ik wak ker. Dat was mijn schaakclroom. De beide stellingen had Ik ont houden en direct genoteerd. Hier zrjn ze. Wit: Amerika. Khl, Dh4, Le4, Le3, pionnen a2, b2, c3, h2. Zwart: Rusland. Kh8, Df7, Lc6, plnonnen a7, b6, c5, h7. Zwart aan zet. Zie diagram I. Zoals U ziet staat Zwart een Loper achter, maar kan een win nende combinatie uitvoeren, sprak Vader. Ja, antwoordde de zoon, de eerste zet zal wel Df7fit zijn, dan speelt Wit Le3gl en danja dan. Ik heb het, riep de zoon uit, dan spelen wij Dfl f3f; Wit Le4xf3 en dan Zwart Lc6xf3t, en mat. Prachtig gevonden nietwaar! En hier Is de 2e stelling. Wit (Holland:) Kc2, Dc6, Tdl, Tbl, Db2, Pe4, pionnen a3, c4, e2, g3 en h2. Zwart (Spanje)Kb8, De3, Tc8, Th8, Lf8, Pg6, pionnen a7, f7, g7 en h7. Wit aan zet. (Zie diagram II). Deze ls niet zo eenvoudig. Na een tijdje op het bord te hebben gekeken en enkele malen probe ren had men de oplossing gevon den en men speelde: 1. Lb2e5t Pg6Xe5 2. Telbit Lf8b4 3. TblxMt De3—b6 4. Tb4xb6t a7xb6 5. Dc6xt>6t Kb8a8 Alles gedwongen. 6. Db6a5t Waarom nu geen Daöt?, sprak Moeder. Dan duurt 't één zet lan ger, zoekt het maar eens uit! sprak Vader. 6Ka8b7 7. Thlbit Kb7c6 8. Da5d5t Kc6c7 9. Tbl—b7t en mat. Een prachtige combinatie! En nu gaan we nog even een probleempje oplossen. Hier is de stand. Auteur (Otto Wurzburg.) Wit: Kb3, Da7, Td2, Lfl. Zwart: Kc6, pion d6. Wit aan zet. Mat ln 2 zetten. De oplossing volgt in de vol gende rubriek. GRAFSCHRIFT. Hier ligt een man in d' as Zo gierig al zijn leven; Hij wou de geest nauw geven, Omdat het geven was. BEZORGDE PIER. Piet schonk zijn wilde toijj een [klink drie, vier om niet; De buurt stond overend en bad [hem dat hij 't liet. Zoet, vrienden, zeid' hij, zoet, 'k [heb kwalijk half gedaan; Z' is onder mijn bewind, ik moet [er acht op slaan. iUÜ Diagram I. Diagram n. -e A WÊA mkoj iüiiii fA USUI rj ïusui lïïmT ::i Uil iii.uii iillifi OPLOSSING VORIGE PUZZLE. HORIZONTAAL: 1. kwartel; 6. rollade: 12. Noor; 14. boog; 15, kegel; 17. kus; 19 krank; 21. Ede; 22; kei; 24. lei; 26. via; 27. telg; 29. bezig; 31. leed; 32. 0.1.33. as; 35. rob; 36. ge; 37. te; 38. stad; 40. rest; 42. la; 43. bot; 44. pal; 45. of; 47. riet; 50. teil; 53. al; 55. el; 56. ren; 58. in; 59. H.O.; 60. rasp; 62. pater; 64. keer; 66. tap; 67. wat; 68. Sem; 70. dus; 71. anode; 73. set; 75. adept; 77. eelt; 79. zaal; 80. ledepop; 81 penseel. VERTICAAL: 1. kaketoe; 2. angel; 3. roe; 4. tolk; 5. er; 7 8. Loki; 9. lor; 10. agave; 11. eskader; 13. nu; 16. edel; 17. kier; 18. slib; 20. niet; 23. eb; 25. eg; 28. gat; 30. zot; 31. les; 34. sabel; 36. gelei; 38 sar; 39. dot; 40. rat; 41. tol; 46. wartaal; 48. iep; 49. het; 51. ink; 52. borstel; 54. laan; 56. rats; 57. nest; 59. heup; 61. spoed; 62. pa; 63. re; 65. edele; 67. welp; 69. maan; 72. Dee; 74. en; 76. Das; 77. ed; 78. To; 79.'ze. Prijswinnaar: mevr. J. Mol— Braamse, Heinkenszand; J. Ha- melinck, Wemeldinge en P. P. Wolse, St. Philipsland. lUw-h, de i-cAao-tpeuyd Onze Opstellenwedstrijd. Het avontuur van een stroper. Eens leefde er in het dorpje H. een man, die door alle mensen verdacht werd van stropen. Op een avond ging hij weer naar de boskant. Hij dacht dat geen mens hem zag, maar dat had hij mis. Want op een afstand van onge veer 30 meter, zaten een paar po- litie's. Ze volgden hem onopmerk- baar. Even later flitste de licht bak aan. Een daarop volgende knal ontroofde het leven van een haas. Hij raapte de haas op en stak hem tussen zijn jas. Maar... wat was dat? Daar werd hij vast gepakt door twee politie's. En of hij vloekte en riep dat hij niets gedaan had, het hielp niet. Hij werd meegenomen naar het poli tiebureau. En daar werd hij ver hoord. Eerst bekende hij niets. Maar toen de politie's hem de haas, het geweer, en enige strik ken toonden, moest hij wel be kennen. Hij moest 14 dagen in de gevangenis, en een boeten van vijftien gulden betalen. Opstel van Leendert Willem de Jonge. Oud 11 jaar, Hovenpolder B 19, Hoek (Z. VI.). Leerling 5de klas der Chr. school, Hoek. abcdefgh Wit: Amerika. Zwart: Rusland. Zwart aan zet. abcdefg h Wit: Holland. Zwart: Spanje. Wit aan zet. Velen houden het „mode-oog" alleen op Parijs gericht, doch vooral de laatste jaren is dit niet meer gerechtvaardigd. In alle landen van de oude wereld om van de nieuwe nog maar te zwijgen! ontstond er een grote en belangrijke mode-industrie. Vooral de Engelse indukrie heeft zich een wereldnaam verworven, evenals trouwens de solide en degelijke stoffen uit dit land dit reeds lang hebben. Het grootste deel van de Engelse mode collectie is uiterst geschikt voor Nederland, hetgeen niet te verwonderen is, wanneer we bedenken, dat ons land het dichtst aan Engeland grenst, en dat we in taal, land aard, gewoonten, enz. vrij veel met de Brit ten gemeen hebben. Ook het figuur van de Nederlandse vrouw heeft veel gemeen met dat van de Engelse. Wij prijzen ons dan ook gelukkig, u hierbij het patroon vam een Engels jurkje met bijpassend jasje te kunnen geven. K 3475/19. Een simpel japonnetje met een hooggesloten halsje en een aangeknipte korte mouw. De rok heeft middenachter een gedeeltelijk ingestikte plooi, die vooral goed moet worden ingeperst. Het lijfje sluit met knopen. Op het jurkje wordt een getailleerd jasje gedragen, dat een van achteren fraai geplooid schootje bevat. Benodigd voor 102 cm. bovenwijdte voor de japon ca. 2.25 m. stof en voor het jasje ca. 1.40 m. stof van 140 cm. breedte. Het knippatroon is bij vooruitbetaling per postwissel a 0.50 bij „Bella Patronen Service", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht ver krijgbaar. Het patroon is verkrijgbaar voor 96, 102 en 110 cm. bovenwijdte. door M. v. d. Bosch. Na het avondgebed, waarin mijnheer dankte voor al de ze geningen, en vroeg, of God de jongens voor de zonden wilde bewaren, en hen leren tot Zijn eer te leven, stonden allen op. Een van de leiders had eens naar buiten gekeken. De regen had opgehouden. Nu werd beslo ten, dat ze allemaal mee moch ten cun de gasten weg te bren gen. Onder één voorwaarde, dat ze, als ze thuis kwamen, vlie gensvlug naar bed gingen. Het was een hele drukte eer allen buiten waren. „Hoe moet het nu met die parapluie?" vroeg Koos, „ik draag hem niet!" „Geef maar hier!" Han rolde hém netjes op. „Zo, nu heb ik fïjn een wandelstok. Aöen liepen netjes twee aan twee, en het was streng verbo den van het pad af te wijken. „Wie dat doet", mijnheer Wils wees met zijn wandelstok naar het donkere bos, dat er geheim zinnig uitzag, „wie dat doet, ver dwaalt onherroepelijk en zoeken doen we niet." De pas werd er flink ingezet, en al zingend en fluitend waren ze vlug bjj het Boshuis. Terwijl mijnheer Wils nog even met het drietal stond te praten, fluisterde de andere lei der de jongens in: „Vooruit, even een kring maken". Daar ging het al, de jongens hand aan hand in de rondte. Lang zullen ze leven, Lang zullen ze leven! Han vond het zo prachtig, dat ze haar plekje verliet om ook mee te doen, en 'tslot was, dat mijnheer Wils er heel alleen stond. Vader en moeder waren met Jannie naar buiten komen lopen. Wat hadden ze een pret om al die jongens in het halfdonker. Iki, die natuurlijk wakker was geworden, kwam gauw voor het raam kijken, ze begreep maar niet wat er aan de hand was. Toen, bij het hek, zei Boude- wün nog gauw tegen Koos en Han, dat ze niet over de spoken moesten praten. „Kom morgen ochtend maar bij me, dan vertel ik het wel!" Het duurde lang, eer Han in slaap viel, ze had zoveel om over te denken. Alleen jammer dat Dik er niet bij was geweest, die zou ook pret gehad hebben. Wat zou hij van avond gedaan hebben? Toen droomde ze, dat ze in het donkere bos verdwaalde. Plotse ling stond er een lange jongen met een vuurrood mutsje op, voor haar. Een hele grote haak van een parapluie sloeg hij om haar heen, en toen holden ze samen naar huis.. Bondewijns plan. „Vertel nu gauw wat er is", Koos zat te springen op de bank. „Ik ben zo nieuwsgierig". „Nou, we gaan vanavond niet met de jongens mee, maarwe gaan voor spook spelen!" „Hè „Ja, het is voor die jongens toch niet leuk, als er vanavond niets te zien is." „Hoe heb je dat verzonnen? Ja, joh, dat is even. een plan, natuur lijk doen we dat. O, ik zie ons al in het donker in die kuil, wat zullen ze bang zijn!" Koos genoot ai bij voorbaat. Toch was het gemakkelijker gezegd dan gedaan, want, hoe moesten ze er komen 's avonds, zonder dat iemand het merkte. Han keek een beetje benauwd. „Vader en moeder vinden het vast niet goed, wij zo alleen 's nachts in het bos". Een beetje griezelig vond ze het ook, maar dat durfde ze niet te zeggen, de jongens zouden haar vast uit lachen. „Nou niet zeuren, hoor". Koos had er veel te veel zin in, en wou er niet over denken of het mocht of niet. Allerlei plannen werden ge opperd. Uit het raam klimmen, dat was het beste. Dan konden ze, voor ze naar bed gingen, best de ladder bij het raam zetten. „Maar daar komt niets van!" Als een bom viel de stem van Berend, de knecht, in hun mid den. Een ogenblik zaten ze elkaar verlegen aan te zien. Toen kwam het guitige gezicht van Berend om het hoekje kijken. „Berend, je houdt je mond, hoor!" Boudewijn was opgespron gen en stond nu voor hem. „Toe, we hebben zo'n fiin plannetje, je vertelt niets, hoor!" Berend trok eens aan zijn pijp en blies een dikke rookwolk het prieel in. „Ja, wat zullen we er van zeggen. Nu ik dat zo per on geluk hoorde, dacht ik: „Dat gaat toch niet, drie van die kinderen." „Poeh, kinderen!" deed Boude wijn verontwaardigd. „In ieder geval weet ik wat beters", ging Berend onverstoor baar verder. „Jullie gaat gewoon thuis vragen of het mag „Ja maarviel Koos hem in de rede. „Stil nu even, als het mag, dan ga ik mee." Han zuchtte verlicht. Dat zou fijn zijn, nu durfde ze veel beter. En de jongens vonden het ook reuze. „Ik heb. nog wel wat lakens, die we voor afdekking gebruiken, die jullie om kunt doen. Dan kun je die van je bed rustig laten lig gen", plaagde hij. „En ook nog een soort gong, die we best voor klok kunnen ge bruiken". O ja, de klok, daar hadden ze nog niet eens aan gedacht, maar natuurlijk, die moest ook luiden. Ze rilden er al van, zo griezelig zou het zijn. „Gaan jullie nu eerst maar vragen of het mag, dan kunnen we vanmiddag alles in orde ma ken, want jullie moeten natuur lijk flink meehelpen." (Wordt vervolgd). Om j-amiÜMad behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en 't SCHOUWSCH DAGBLAD van 6 Januari 1950. eeuu/scH wee/few VOOR DK ZONDAG Merkwaardig is na te gaan hoe de school van Bilderdijk rea geerde op de ontwikkeling der toestanden op het gebied van de kerk, de politiek, wetenschap en kunst en maatschappelijk leven. De Réveil heeft door deze school wel een zéér Nederlands karakter ontvangen. Mensen als Groen van Prinste- rer, Da Costa, Capadose, Willem de Clerq, Heldring, De Liefde, Wormser e.a. hebben een zeer bepaald Nederlands stempel ge zet op de geestelijke opwaking, die haar bakermat in Zwitser land gekregen had. We hebben er in deze artike len-serie reeds meer op gewezen, dat de ondergang en het natio naal verval van ons- land, dat uiteindelijk uitliep op de totale vernietiging van onze nationale zelfstandigheid en inlijving bij Frankrijk, gepaard ging en ver oorzaakt werd door het geeste lijk verval, het niet meer leven bij de beginselen, waaraan wij in Nederland onze nationale zelf standigheid te danken hadden. Dr S. D. van Veen, beschrijft dit verval op zijn wijze in zijn boek: „Een eeuw van worsteling" met de volgende woorden: „De predikanten der Gerefor meerde kerk hadden allen de Formulieren v. Eenigheid onder tekend, maar 't is de vraag, of zij ze kenden, behalve de Hei- delbergse Catechismus, die zij des Zondags in de namiddagpreek moesten behandelen. Orthodoxe uitdrukkingen werden nog wel tamelijk algemeen gebruikt, maar dat was dan bij velen ook alles, wat er van de specifiek Ge reformeerde dogmatiek was overgebleven. De kenmerkende dogmata der kerk werden weinig meer geloofd of sterk verwaterd. Een rationalistische geest sprak uit de preken van velen, die bij voorkeur spraken gelijk het Evangelisch gezang: „De deugd, o ja, ik vind ze schoon". Het godsdienstig leven in de gemeen te was mat; er zat geen pit in. Men ging naar de kerk, gebruik te het avondmaal, werd op zijn tijd diaken en ouderling, maar overigens was de godsdienst een Zondagsding, buiten het hart en buiten het leven omgaande. Be kering was een verouderd woord; onder geloof verstond men het aannemen van zekere godsdienstige waarheden; de Heilige Geest scheen geweken voor de tijdgeest. Men was bui tengewoon verdraagzaam tegen over allerlei vreemde meningen en men beroemde zich daarop; alleen ,de fijnen" kon men niet verdragen, en ook daarin stelde men een eer Hiermede is de situatie na het Franse tijdperk vrijwel getekend. We hebben reeds gelegenheid gehad op die onverdraagzaam heid ten aanzien van „de fijnen" te wijzen, toen we schreven over de reactie, die het boekje van Da Costa teweeg bracht, waarin hij bezwaren noemde tegen de tijd geest. Over de grote mannen van de Réveilbeweging is al heel wat ge schreven. Een der mooiste boek jes over hen vinden we nog al tijd het boekje van A. Pierson: „Oudere Tijdgenoten". Het merk waardige van deze schrijver is, dat hij zelf geen Réveilmens ge weest is, maar in zijn jonge jaren veel in de Réveilkringen heeft vertoefd. Men verwachte in dit boekje van het allerschoonste Nederlandse proza geen door wrochte Réveil-studie. Pierson behandelt er slechts fragmenta risch iets van, maar het is oriën terend om de Réveil-mensen als mensen van vlees en bloed te le ren kennen. Dat deze Réveil-mensen wel tot het verachte deel der natie behoord hebben, blijkt b.v., be halve uit de reactie op het boek je van Da Costa in 1823 ook nog uit een dissertatie: „Het Reveil en de Afscheiding", waarmee L. H. Wagenaar in 1880 aan de Utrechtse Universiteit doctereer- de, voor welk proefschrift de promovendus als motto koos het bekende woord van Ulrich von Hutten: „Ich habe es gewagt". Tenslotte leert men de Réveil mensen en hun persoonlijk leven nergens beter uit kennen dan uit hun eigen brieven. En daarvan zijn er gelukkig heel wat ^uitgegeven. Een van de bekend ste bundels zijn de „Brieven van Mr Isaac Da Costa, medegedeeld door Mr Groen van Prinsterer". En reeds bij de allereerste brief van Da Costa in 1830 aan Groen, die toen Kabinet-Secre taris van de Koning was, tekent Groen aan: „Zelfs in den schrij ver der Ned. Gedachten (Groen zelf dus) mogt het bedenkelijke van zoodanig een toenadering voor de kabinet-secretaris niet worden voorbijgezien. Wie aan Da Costa de hand reikte, werd van zamenspanning tegen ver lichting en vrijheid verdacht. Dergelijke bijzonderheid ken merkt den toenmaligen thans voor velen ongeloofelijken graad der antipathie tegen ieder die bezwaren tegen den geest der eeuw had. Het KoMin(buj& Osamt. bekeert u, want het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen Het woord, waarmee Jezus Zijn prediking begon, doet een christen moed grijpen. Er is moed voor nodig, om de toe komst tegen te gaan. Er is al moed voor nodig, om een nieuw jaar te beginnen. Hiér, in dit woord van de Heiland, wordt U die moed geschonken. Want hier wordt de komst van HET Koninkrijk aangekon digd. Als de brute macht van de koninkrijken van deze we reld u beklemt, als het schrik bewind van de tyrannen dezer eeuw uw geestkracht dreigt te verlammendenkt dan tot uw troost aan dit triumfante- lijke woord van de Gezondene des Vaders. De komst van Jezus Chris tus betekent de komst van het koninkrijk der hemelen in dit jammerdal. Dit koninkrijk der hemelen de naam zegt het reeds komt niet uit de a'.rde op, meur daalt neer uit de he mel. Het is geen product van aardse ontwikkeling of men selijk streven, het is de „nieuwe orde", die de genadige God op deze aaTde brengt. Zoals elk koninkrijk, heeft ook dit koninkrijk der heme len een koning en onderdanen. Koning is God en onderdanen zijn alle mensen, die met God verzoend zijn door Jezus Christus. Dat Koninkrijk is reeds te genwoordig, omdat Christus geboren is en geleden heeft en gestorven is en opgestaan is, en dat Koninkrijkkomt, omdat er nog machten zijn, die God en Zijn Gezalfde weer staan en zich dus de glorie van het Coninkrijk nog niet in on gebroken luister openbaren kan. Maar aan die toestand van het „nog niet" komt een einde. Dit Koninkrijk, dat zich hand haaft temidden van veel vij andschap en dat door de poor ten der hel niet zal worden overweldigd, zal eens, als Je zus wederkomt, het enige Ko ninkrijk zijn. Als de belofte vervuld is van een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Matth. 4 17b. Het Koninkrijk komt. Een heerlijke troost voor u, wan neer ge uw vertrouwen hebt gesteld op Jezus Christus. Het Koninkrijk komt-, Nu raakt ge niet verbijsterd door het machtsvertoon van de ko ninkrijken van deze aarde. Het Koninkrijk komt. Nu gaat ge de toekomst moedig tegen, want niet uw onder gang, maar uw verlossing is nabij. Maarbekeert u! Zonder bekering kunt ge geen burger en burgeres van het Konink rijk zijn. Ons „ik" moet gebro ken, ons harde hart verbrijzeld Jezus begint Zijn predi king met de blijmare van het Koninkrijk. Hij vraagt van ons, dat w ij beginnen zullen met ons voor God te veroot moedigen en onze schuld te belijden. Want alleen boetvaardige zondaren zijn burgers van liet Koninkrijk. Goes. R. A. FLINTERMAN. Maar Groen, ook al was hij dan kabinet-secretaris, heeft zich niet laten weerhouden om met Da Costa omgang te zoeken. En hun briefwisseling is de rijke vrucht geweest van deze omgang, een correspondentie, óók voor onze tijd van grote actualiteit, en vaak, als voor vandaag geschre ven. We zitte alweer in de eerste weke van het nieuwe jaar, vol gens de Roomsen een „heilig jaar". Waar dat „heilig", op slaan mot weet ik niet, ik denke dat er net zo veul onheilige dingen ge beuren zalie as ieder ander jaar. Maar de mense hebbe behoefte om derlui eige een beetje op te schroeve en kunstmatig er nog wat van te maken, dat een beetje gunstig afsteekt teuge wat ge- weun is. Maar al die oplapperij van menselijke kant, zal ons niet veul bate, vrees ik. Ik hou 't maar bij de ouwe catechismus: onge schikt tot enige goed en geneigd tot alle kwaad, tenzij we door de Geest Gods wederom geboren worre. Wel nou, Flip wens juider alle gaar, dat je die Geest mag bezitte of krijge, alleen dan ken 1950 een „heilig" jaai voor juider worre en zonder die Geest blijf je wie je ben, of beter: gaat 't van kwaad tot erger, ook al poes je je eige nog zo op an de buitenkant. En nou mot ik gelijk nog enkele briefschrijvers bedanke voor der- lui hartelijke nieuwjaarswens. Ik ben blij te magge verneme asdat me geschrijf in de smaak valt. Ook me ouwe vrind Pier van den Duunkant was er weer bij. Wel Pier het deed me goed, dat je me nog niet vergete was en ik was blij. dat je het met vrouw en kin- ders nog goed maakt. Moge 1950 ook voor jou en je gezin een rijk gezegend jaar weze. Ja, we hebben de feestdage weer achter de rug legge. Wat vliegt 't allegaar gauw voorbij. Maar we hebbe goeie dage gehad. Een hele bende jong goed over de vloer en het urgeltje heit zijn best gedaan, dat ken ik je verzekere. Der wasse er één bij, een vrindje va'n één van me kinders die zon der meziek kon speule of ie nooit van z'n leve wat anders dee. Z'n vingers vloge over de toetse, en trappe dat ie dee, 't zweet stong bijwijle op z'n voorhoofd. En al dat jonge goed er om heen, en maar zinge. Mense wat voel je je eige dan rijk. Op zukke ogenblikke hebbe ie niks meer te wense over en je zou wel wille asdat zukke dage dubbel zolang duurden as dat ze benne. Maar we hebbe het gehad en we benne der dankbaar voor. Ook de kinders hebbe 't allegaar best naar derlui zin gehad. En daar ging 't maar om. Ik moste, toen ze zo an het zinge ware is naar de mure kijke waar een fluwele trouwtekst hangi, juist opzij van het kam- menet. Ik ben vroeger lid van de jongelingsvereniging geweest en bij ons op 't dorp hadde we de ge- weunte, ik geloof dat ze dat nog doen, om wanneer een lid ging trouwe, naar de doomnie te gaan en hem van te vore te vrage wel ke trouwtekst dat ie zou kieze. Nou, as ze dat dan wiste ginge ze naar de stad en daar was iemand, die op zwart of donker blauw fluweel de tekst schilderde met mooie krulletters en nog een figuurtje er bij, een hertje of een boerderijtje of een landschapje en dan kreeg je direk na het trouwe in de kerk die tekst as kedoo van de vereniging. Nou zo'n tekst kreeg ik toen ook, en die heit sinsdien altoos op hetzelfde plek- kie an de muur gehange met de woorde er op: „Aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen". Dat ware de woorde waarmee de doomnie ons ge trouwd heit. En nou viel op Kerstmisavond zo me oge weer is op die woorde en toen docht ik: Flip, wat ben je daar een boel an te kort gekomme jonge, je heit in je leve ook nog wel is wat an ders gediend as de Here, je ben menigmaal in het materiaïe ver zonken geweest of daar je ziel en zaligheid van af hing en dan bleef er van dat diene van de Here niet veul over. Maar nou ik qr een heel stuitje achter sta, mot ik toch ook zegge, dat het me lust gebleve is, zij het dan met val len en opstaan om die trouwtekst in het oog te houwe. Welnou as je dan op^.o'n avond al je kinders om je heen mag zien en ze zingen, dat liet een lieve lust is al die mooie Kerstversjes en de psal men, dan ken je allenig maar vra ge: waar heb ik dat an verdiend? Waar heb ik het an verdiend dat van mijn zaad weer een nieuw ge slacht opgroeid, dat in de weg wil wandele? En zo zit een mens dan maar te denke op zo'n avond. En nou is alles weer voorbij. 1950 is begon nen en hel ziet er nie' mooi uit, in geen enkel opzicht. Maar wan neer we in de kracht des Here verder gaan, zulle wc onze kracht vernieuwd zien, daar benne de be lofte vast in. Alleen do wereld, die daar geen kennis aan heit ls arm, en die heit rede tot angst, gróte angst. En nou maar weer tot volgende weke, je vriend, FLIP BRAMSE. 9n dienit u-an mijn, 'j-oMc. (5) Aan het slot van zijn boek zegt de vijf en zeventig jarige eerste President van de nieuwe Staat Israël: dat wanneer de nieuwe Joodse Staat zal gegrondvest zijn op de oude beginselen van het vroegere volk en indien zij hun krachten concentreren op de werkelijke waarden, of deze nu op het gebied van de landbouw, industrie, wetenschap, literatuur of kunst liggen, dan zal God met welgevallen nederzien op Zijn kinderen, die na lange omzwer vingen thuis zijn gekomen, om Hem te dienen met een psalm op de lippen en een spade in de hand, teneinde hun oude land weer tot leven te wekken en te maken tot een centrum van men selijke beschaving. Men zou uit deze laatste woor den kunnen afleiden, dat Weiz- mann een orthodoxe Jood is en dat het Zionisme bedoelt het oude orthodoxe Joodse geloof opnieuw tot ontwaking te bren gen in de nieuwe Joodse Staat. Toch is dit volstrekt niet waar. Deze laatste woorden zijn een tirade, een phrase, die verder geen inhoud bedoelen te hebben. Weizmann's boek is volstrekt a-religieus. In heel het lijvige werk van 544 pagina's compresse druk wordt er over een Joods geloof niet gerept. Het Zionisme, waarvan Dr Weizmann de expo-

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1950 | | pagina 5