rnjjm UVW 8 li i AM -LABYRINTH fD-e Rzde.fiij,iLeA5 in Ze&tancl (3) Ótts Uact v&cUaal. ANITA ÏWP'r?' Uit mijn klas. m m m m m mm m 'm 'vm. '/M4 m wl miè SB WA M Een merkwaardig tijdschrift. Als we zo deze samenkomst hebben bijgewoond rijst onwille keurig de vraag: „Hoe komt het toch dat de kerk de strijd tegen de Rederijkers heeft aangebon den. „We zjjn toch zo onschuldig als lammeren", betoogde de Opperprins. Ogenschijnlijk heeft hij gelijk. Maar we moeten verder zien en in de historie terug. Volgens oude overlevering be stonden de Kamers reeds vóór 1200 in onze Gewesten. Oorspronkelijk waren ze ge zelschappen, waarin „fraaie gees ten" zich verenigden, om met rijmen en vertoningen zich on ledig te houden. Later werden zij aan letter kundige oefeningen gewijd en hadden zij grote invloed op de beschaving der taal en de ont wikkeling ervan. Het gewoon bedrijf der oude Rederijkerkamers was het ver tonen van toneelstukken en be oefening der dichtkunst, met het doel, om hierdoor „zielen en zeden te verbeteren" en nu eens op boertige, dan op ernstige wij ze, ieder bij zijn plicht te be palen. Dat gedeelte van haar taak werd reeds vroeger door de gees telijkheid toegepast, om door de voorstelling van taferelen uit de Bybelse Geschiedenis, het volk zinnelijk te onderwijzen en deze „vertolking" legde in beginsel de grond voor het latere toneel. Zelfs toen men de vertonin gen niet meer op straat, maar in besloten kring gaf, bleef men nog lang taferelen, aan de Bijbel ontleend, vertonen. Daarvan getuigt het verhaal, dat men eerst een vertoning van de zondvloed gaf, die zo natuur lijk werd voorgesteld, dat door een „vallende regen" het gehele gebouw geïnundeerd werd en de toeschouwers een goed heen komen moesten zoeken. De invloed van de Rederijkers op het maatschappelijk en gees telijk leven en met name hun aandeel aan de Reformatie, is niet licht te schatten. kinders Wille late: Wat heb ie gedaan met MIJN kinders? Want die vraag ken óók gesteld worde van kinders, die er hadde kenne wezen, maar die er niet zijn. We kenne ze ook an de Mo loch van onze zelizucnt en egoïs me opoffere. Het zou eenmaal wel is een verschrikkelijke vraag kenne wor de voor diegene. Maar nou sla ik an 't preke en dat leit me al net zo slecht as de poletiek. Daarom hier een streep. Je FLIP BRAMSE. De pracht van hun vertonin gen, de humor en ernst van hun spelen, hun vrijmoedige kritiek op de kerk en maatschappij, maakten hen gezien bij een deel van het volk. Voor de Rederijkers was de Kunst in vele gevallen, vooral in ae 16e eeuw, geen doel. Hun „spelen van sinne" had den dikwijls geen andere strek king, dan het volk te onderwijzen en te stichten en de aandacht te richten op maatschappelijke en kerkelijke misstanden. Zelf uit het volk voortgeko men, spraken zij uit, wat er leef de en woelde in de hoofden en harten. De ontevredenheid over de ongebonden levenswijze van sommige priesters en de grote staat, die de Kannunieken voer den, het gemor over de mis bruiken, waartoe de aflaathandel aanleiding gaf, verschil van in zicht met de leer der kerk over het leerpunt der goede werken, kon in hun spel onder woorden worden gebracht. Daarmede was de grond ge legd voor de strijd, die Over heid en Rederijkers vooral in de 16e eeuw met felheid zouden voeren. Nauwelijks was het Calvinis me aan de macht gekomen of de kerk keerde zich met ge strengheid tegen de Rederijkers, die, dit kan niet ontkend wor den, in belangrijke mate tot hun overwinning hadden bijgedragen. Ditmaal vond de kerk de overheid aan haar zijde. Voor deze bestrijding bestond, terecht, tweeërlei reden. In de eerste plaats waren, vooral ten plattelande, de op voeringen van de Rederijkers, een welkome aanleiding tot los bandigheid en brooddronken heid. En in de tweede plaats was het, speciaal op Zuid-Beveland, waar dit verzet dan ook het sterkst was. vooral het Rooms gebleven deel, dat zich in deze Kamers verenigde en er de voor- reformatische traditie voortzette. Maar dan, om het Protestan tisme te hekelen. Ook in Zeeland zijn voorbeel den genoeg, hoe men paal en pek wilde stellen aan' het werk aer Rederijkers. Op 21 Februari 1535 ver maande de Magistraat van Zie- rikzee aan de drie Kamers die daar waren, „dat sy niet en sou den spelen, dat schandeloos was". Opmerkelijk is, dat de opvoe ring van „De boom der Schrif- tueren" in 1539 door de Middel burgse Rederijkers, geen aanlei ding schijnt gegeven te hebben tot enige verbodsbepaling, hoe wel de kerk in dit spel fel ge hekeld werd, en het tien jaar door Martha. Dominee van Laar steekt zijn hoofd om het hoekje van de tuinkamerdeur en vraagt, Gon, ga je mee op kraamvisite? Ja als je het graag wilt. Gon heeft geen enkele reden om niet mee te gaan. De drie oudsten zijn met juf uit en zus je slaapt boven, daar kan Rika wel op letten, die moet vanmid dag toch de slaapkamers doen. Wat is het voor gezin? vraagt ze nog. O, de man is arbeider aan een of andere fabriek. Er zijn vijf kinderen, de oudste is 12 en heet Anita, mooie naam hé? Maar de rest heb ik niet ont houden, in ieder geval is dit nu de zesde. Maak je je dan klaar? Ik ben zo terug. Gon heeft al „ja" gezegd, maar eigenlijk, wat moet zij nu in zo'n gezin? Zij, met haar geheim, dat ze waarschijnlijk zelf een kindje verwacht. Een geheim dat Niek zelfs nog niet weet, dat ze hem nog niet wil vertellen, omdat ze er helemaal niet blij om is. In deze tijd van distributie, nu je bijna niets extra's kunt krijgen en wie weet, hoe erg 't nog wordt! En nu weer een kindje er bij, dat misschien niet eens genoeg te eten kan krij gen? Als Niek het laatste beroep maar niet had aangenomen. In gewone tijden zou ze het heerlijk hebben gevonden naar de stad te gaan, maar nu had- later op een lijst der verboden boeken werd geplaatst. In 1563 voerden de Rederijkers van Kapelle een klucht op, waar in de broek van de Heilige Franciscus een belangrijk aan deel gehad schijnt te hebben. De Geestelijkheid maakte er werk van en de zaak werd zelfs voor de Landvoogdes gebracht. In 1581 besloot de particuliere Synode van Zeeland om bij de Staten van het Gewest aan te dringen op „executie van de 26ste vraghe der particuliere questiën der Dortschen synode aengaende de Rhetorrijck spe len". Op de Nationale Synode te Middelburg werd elke kerkeraad Hoe Russische kinderen hun God verloren. Onder deze titel las ik een in teressant, maar in-triest artikel in The Saturday Evening Post. Mevrouw Nina Alexeieva, zelf 'n Russische, maar nu wonend in de Verenigde Staten, vertelt, hoe op een dag twee energieke commu nistische jonge meisjes in hun stadje kwamen. Die gingen aan het werk om ook in Berdyansk een communistische club voor kinderen te stichten. Ze vertelden, dat overal in het land zulke clubs, De jonge Leninisten of De Pio niers genaamd, werden opgericht. Daar leerde men vechten voor 'n betere wereld voor iedereen. Nina was één der eersten, die lid van de club werd. Voor haar was het ook wel gemakkelijk, want haar ouders waren idealistische-com- munisten. Deze communistische jeugdclub werd het centrum van het jeugdleven in het plaatsje. Men werd er met zulk een elan onderwezen, dat de kinderen lie ver alles wilden opgeven, dan een les van de clubleider of leidster te missen. Elke week kregen de kinderen cursus en verder werden ze op militaire wijze gedrild. Op een keer was het onderwerp van de clubles.: De slechtheid van de godsdienst. Godsdienst is de vij and van het volk wordt aan de kinderen geleerd. Gpdsdienst is 'n verdovingsmiddel om de armen en onwetenden te verblinden, op dat ze het licht der kennis niet zullen zien. Maar, wij de jonge communisten zullen die vijand be vechten en het verdovingsmiddel onschadelijk maken. Als er heili genbeelden of godsdienstige boe ken in het huis zijn, zullen we die boeken vernietigen en de beelden wegsmijten. Dan gebiedt de leider van de club, dat ieder, in wiens huis nog zulke beelden zijn, de hand moet opsteken. De kinderen kijken aarzelend om zich heen en steken verlegen de hand op. De schrijfster van het artikel zegt, dat deze vraag haar niet in verlegenheid bracht, om de eenvoudige reden, dat er bij haar thuis geen beelden waren, den ze beter nog wat op 't dorp kunnen blijven, daar had je het altijd nog beter. Maar vooruit, het is Niek zijn eerste kraamvisite hier en ze weet dat hij er een hekel aan heeft om alleen te gaan. Ze moeten aan de buitenkant van de stad zijn, juist daar, waar de groene weiden begin nen. Even blijven ze verrast staan. Fijn hé. gebaart Gon in de verte. Verlang je terug? Niek kijkt haar bezorgd aan. Haar bleek heid bevalt hem niet. Het kan door de drukte van de laatste weken komen en al het vreem de hier, ofmaar nee, dat had ze hem wel verteld. Och, Gon haalt haar schouders op, ze kan het nu niet vertellen waarom ze wel en waarom ze niet terug verlangt. Een ongeveer 12-jarig meisje opgedragen „by syne Overheyt" tegen het optreden der Kamer broeders te protesteren. Nergens is het verzet van overheidswege zo groot en krach tig geweest als in Zeeland. Is het een wonder? Zie wat men in Arnemuiden durfde te doen! In 1598 verzocht de kerkeraad aldaar de lidmaten om uit deze Kamer te treden en in 1620 verzocht zij aan de Magistraat het spelen te verbieden, ende vooral sekere Salomon te straf fen, dewelcke den Persoon Godes had gespeeldt". Dat er tegen deze spelen werd opgetreden, mag dan ook geen wonder hetenH. M. W. JjtSFiO, HfêUS'L omdat haar ouders niet in God geloofdenToch kon zij, hoe jong toen ook nog, niet vinden dat er zoveel bezwaar was om zulke beelden in huis te hebben. Anders dacht de leider er over. Er volgde een heftige toespraak tot de kinderen, waarin geboden werd thuis de beelden weg te doen en indien de ouders bezwa ren maakten, dit op de club te rapporteren. Indien de hummels, want ach, velen waren niet ouder dan een jaar of acht, niet gehoor zaamden, zouden zij met de schande overladen van de club worden weggestuurd. Mevrouw Alexeieva vertelt dan verder, dat dit bevel bijna aan 'n kind van tien jaar het leven kost te. De kleine Steven, een kereltje van tien jaar, een van haar kame raadjes, wilde ook boven alles een goed clublid zijn en dus ook dit bevel gehoorzamen. Maar hoe ter wereld kon het kind dit uitvoe ren in het huis zijner liefdevolle vrome ouders en lieve oude groot moedertje Het kind worstelt met het probleem en vindt geen uitweg. Op de weg van de club naar huis fantaseert hij, dat hij kloekmoedig alles doet wat de leider gebood, maar vlak bij huis verschrompelt weer zijn moed en een zielig kind weet geen raad, als zijn moeder hem hartelijk ver welkomt en zijn koude knuistjes in haar handen warm wrijft en het goedige oude grootje in haar geliefkoosde hoekje onder de hei ligenbeelden gezeten zijn kousen stopt. Maar is hij op de club dan is zijn benauwenis nog groter, want hij vreest vragen. Thuis blijven kan hij ook niet, want wie een paar maal verzuimt wordt weg gestuurd, en dat wil hij tot .geen prijs. Denk eens in, dit speelt zich af in een kinderleven. Als eindelijk Steven eens nie mand thuis treft vernietigt hij de beelden. Laat nu maar komen wat wil. Maar er gebeurt niets, ten minste geen stevige bestraffing, maar voor dit kind is de desolate houding van zijn vader, zijn moe der en grootje al een wereld van straf. doet open. Anita, weet dominee, en als hij haar met een „dag Anita" begroet, straalt haar ge zicht omdat de vreemde domi nee nu al haar naam weet. Dan noodt ze hen beleefd binnen. Gon heeft het meteen al ge roken. Vuile luiers, één keer uitgespoeld en zó weer gebruikt, ja, ze kent dat luchtje Dan staan ze meteen in de kraam-huiskamer. In het twee-persoons ledikant ligt een flinke, gezonde, jonge vrouw. Helemaal niet de vrouw van een fabrieksarbeider met zes kinderen, constateert Gon. Maar Anita verbaast haar het meest. „Gaat u zitten, dominee". Gon lacht verstolen. Natuurlijk is hij nummer 1, daar is hij ook dominee voor, en daarom krijgt hij vaders armstoel. Voor haar- Kort daarna sterft zijn groot moeder en met zijn ouders maakt hij de rouwdienst in de kerk me de. Dat wordt gerapporteerd op de club en voor Steven gebeurt het ergste wat hem kon overko men, hij wordt weggestuurd van de club. Het kind ging die avond niet naar nuis, maar verstopte zich in een bouwvallig huis aan de rand van de stad. De radeloze moeder alarmeert iedereen en de clublei der beveelt de jeugd Steven te gaan zoeken. Hij wordt gevonden, maar de jonge communistische clubleden krijgen het bevel Ste ven volkomen te negeren. Nie mand mag het kind, dat zwaar ziek is geworden, gaan bezoeken of ook maar even spreken. Dit wordt de jonge Nina te erg. Ze had zoveel gehoord over het bou wen van een nieuwe wereld, waar geluk zou wonen en dit bevel van de clubleider bracht enkel ellende. Daarom gaat ze naar Stevens huis. Ze doet het wel stiekum, maar ze gaat toch! Tegen het kameraadje snikt het radeloze jongetje: „Nou heb ik niets meer, Nina, geen grootmoe der, geen club en geen God. En ik zal grootmoeder niet terug zien als ik sterf." Dan zegt Nina, het kind uit het godloze gezin: „Maar als God in je hart is hoef je geen toestem ming van de clubleider te hebben, om tot Hem te bidden". Angstig vraagt Steven dan: „Zou hij ooit vergeven, wat ik met de beelden deed?" Op deze vraag aarzelt Nina even en zegt dan: „Vast wel". Mevrouw Alexeieva zegt dan verder: „Dit was tevens mijn ver klaring van mijn onafhankelijk heid". Is het wonder dat deze moeder zich diep bewust is dat haar eigen kinderen nu leven in een land, waar vrijheid heerst. Maar ook daarom voelt zij het als een plicht om de mensen te waarschuwen voor de communistische heilstaat, of beter helstaat. Als je zo'n artikel gelezen hebt, besef je weer eens het voorrecht dat we nog in een vrij land leven. Maar laten we het ons ook goed ■bewust worden. Al vragen we onszelf af, zullen we dit voor recht nog lang mogen behouden? Alle Wezeltjes in de kuip. Pietje van Wezel is twee ban ken naar voren geplaatst en zit nu naast Sientje van der Zandeü Mensen, wat ben ik daar blij mee. In gedachten zie ik al wenk brauwen optrekken en een beetje ge-ergerd wordt er gezegd, nu wat zou dat? De kinderen hebben toch zeker geen abonnement op een bepaalde plaats? Nee, maar in die twee banken vooruit mani festeert zich een andere vooruit gang, waarover ik een boekdeel zou kunnen schrijven. 'k Heb nog nooit over de We zeltjes gesproken hé? Ach nee natuurlijk niet, dat doe je niet, als je alleen maar schaduwkan ten, of liever „zwarte" kanten kunt bespreken. Maar nu, nu gaat het anders worden, er ko- zelf schuift Anita een gewone houten stoel bij. „Anita", komt nu moeders stem, „stuur de jongens maar 'n poosje naar buiten". Nu pas ontdekken Niek en Gon twee kleine jochie's, die in een hoek van de kamer met gro te verbaasde ogen naast hun blokken zitten. „Ja, jongens, vooruit!" Anita hijst ze om de beurt aan een arm op; Maar eerst dominee en mevrouw netjes een handje ge ven. Dag domineeDe broertjes zeggen het haar alle bei na: „dag dominee, dag me vrouw". Zo, in een ogenblik heeft Anita ze nu buiten de deur. reddert ze bedrijvig bij de ta fel, waar nog half afgestreken strijkgoed ligt. Ja, verontschuldigt moeder de rommel, de was is juist thuis gekomen en nu is Anita maar met- Vrijdag 7 Uctobcr 1919 Pagïn^T men in ieder geval lichtere kanten aan de zaak, want by Betje be gon de victorie. Doch luister! Daar zijn vele Wezeltjes moet u weten. De oud ste, is al een grote Wezel, nl. een boy van ruim zestien jaren, die bij een boer op het land wcfkt. Dan volgt Betje, HET Betje, van vijftien jaar, dan volgen de andere Wezeltjes, in elke klas een en dan zijn er nog een paar thuis. Reken nu zelf het aantal maar uit. Ik schat het aantal op een dozijntje. Er was dus elk jaar een Wezeltje in klas één en de anderen schoven op naar de hogere regionen. De collega's en ik waren er al ge wend elk jaar een zwart Wezel tje op een quarantaine-plaatsje te hebben. Moeite gaven ze ons niet veel door hun gedrag en ze leren ook nog wel. Sinds 1 Mei heb ik Pietje van Wezel in mijn klas, een fijn meisje met prachtige diepblauwe ogen en mooi blond haar. Dat laatste ontdekte ik pas, toen ze al meer dan een maand in mijn klas zat. De baas, de collega's en ik had den al vaak over het gezin ge sproken, maar wat konden we er aan doen. De mensen gaven ver der niemand overlast, de man werkte voor het gezin, alleen moeder van Wezel kon de zaak niet aan. Doch nu daagt er een andere toekomst, dank zij Betje! Een jaar geleden, Betje was net van school af, toen een vriendin van mij in nood zat. Een dienst bode nodig, broodnodig. Op de aanlokkelijke advertentie ver scheen niemand. De nood steeg hoger, nog eens een advertentie enBetje verscheen en werd ook aangenomen. Toen mijn vriendin me dat vertelde heb ik heel onbehoorlijk gevraagd of ze soms'k Durf mijn vraag hier niet te herhalen. De vriendin ver telde me, dat Betje nog voor er iets gevraagd of gezegd kon wor- oen, beloofde: „Mefrouw ik zei ne eige elke dag helemaal was- se Betje werd aangenomen en nu is ze volgens mijn vriendin een zindelijkheidsmaniak. Dat zal wel waar zijn ook, want ze is om te zien een wandelend reclameplaat je voor de beste huishoudzeep. Nu van het voorjaar na een jaar dienen zei ze legen mijn vriendin: .Mefrou dat kin thuis zo niet langer, ik ga ze vvasse..." Mijn vriendin hield haar hart vast. De andere morgen, wat herin ner ik me dat nog levendig, ston den. de collega's en ik juist een diepzinnig paedagogiseh probleem te oespreken, toen de hele Wezel kolonie het plein opkwam. Opeens waren we allemaal sprakeloos. Alle Wezeltjes, met blinkend brandschone gezichten en prui ken, waaraan zichtbaar gewerkt was. De jongens hadden welis waar een wonderlijk getrapte pruikje maar de haren stonden stijlrecht en schoon omhoog. Geleidelijk aan zagen we het span weer grauw worden die week, maar precies na een week verschenen ze opnieuw glanzend gepoetst. Natuurlijk weer in de oude smerige kleren, maar al wat huid was, was schoon. Dit ging wekelijks zo tot de zomervacan- een gaan strijken, dan is de boel weer aan de kant. Anita, 12 jaar, zei Niek. Met haar ogen volgt Gon het kind, dat daar bezig is als een echte huisvrouw. Een lief meisje met grote blauwe ogen en natuurlijk gol vend haar, waar iedere vrouw jaloers op kan zijn. Als Anita klaar is, gaat ze naar de wagen, die aan het hoofdeind van moeders béd staat. „Wilt u nu ons lief Janne- manneke eens zien?" Voorzichtig slaat ze het dek een eindje terug en trekt een knuistje voor het gezichtje weg. Och hij slaapt. Nu is ze een ogenblik de visite vergeten. „Stil maar hoor ventje, we zullen je niet wakker maken." „Een flinke jongen", prijst dominee. Ja", zegt moeder vol trots. tie. Toen hield ik mijn hart vast voor een inzinking. Maar geen nood, de eerste dag na de vacan- tie verscheen al wat Wezel heet te weer blinkend. Meteen was ook mijn besluit genomen. Hier is nu een kans, dacht ik en dat Bet je moet niet langer ploeteren, 'k Ging daarom weer eens aanklop pen aan 'n oud en beproefd adres, waar men mij naar eigen zeggen al een beetje wantrouwend aan kijkt als ik een „avondje" kom. Ik ging er ook weer bepakt en bezakt vandaan die avond, en zo kon het gebeuren dat haast alle Wezels na de eerstvolgende week beurt een totale vernieuwing hadden ondergaan, mijn kleine fijne Pietje niet het minst. Heel zacht fluisterde ik die morgen Pietje in het oor: „Nou moet je die mooie jurk, die Betje Sedert ruim drie-kwart jaar verschijnt er een weekblad, ge titeld „De Schijnwerper", dat zich aankondigt als „Weekblad van de Gedetineerden in de Bijz. Straf gevangenis te Leeuwarden". Een blad dat in deze gevangenis zelf wordt klaar gemaakt, geredigeerd en vermenigvuldigd. Blijkens de inhoud is het een orgaan dat uit gaat van en bestemd is voor, wat wij gewend zijn te noemen: de „Politieke delinquenten", mensen dus, die zich tijdens de bezettings jaren misgaan hebben aan ons land en volk. Het is te begrijpen, dat men bij eerste kennismaking wat afwe rend staat tegenover een blad als dit en er zekere weerstanden moeten worden overwonnen om tot een objectief lezen van de in houd te kunnen overgaan. Toch zijn wij verplicht, ook te genover deze mensen, die zulk 'n schuld op zich geladen hebben, eerlijk en open als mens tegen over mens te blijven staan en daarom hebben wij die weerstan den overwonnen en zijn aan het lezen gegaan, eensdeels ook, het zij cerlijkshalve gezegd, omdat wij zeer belangstellend waren hoé de mentaliteit van deze mensen, nu na alles wal er gebeurd is, en wat zij in en door hun rechtelijk proces ervaren hebben, is ont wikkeld. En dan is onze conclusie, gelijk luidend aan die van het weekblad der oud-illegale werkers: „De Zwerver": we worden genoopt 'n hoopvol antwoord te geven op de vraag: „Kan de kloof overbrugd worden? Het blad wordt gehouden in de juiste toonaard. Er is sterke zelf tucht, er is een eerlijk pogen om met realiteitszin de toestand te analiseren. Er wordt door dit blad eerlijk en, waar nodig, scherp opvoedend werk verricht. Wij willen dit illustreren aan de hand van de kritiek die een der medewerkers aan dit blad, zélf gedetineerd, uitbrengt op een ge dicht, een sonnet van een der ge detineerden, dat in het blad on der het opschrift: „Eigen Gelui den" werd geplaatst, nadat deze dichter een afwijzend antwoord had ontvangen op zijn gratie-ver zoek. We laten het hier volgen en de lezer oordele zelve: „hij woog 8 pond toen hij gebo ren werd. En zo zijn ze alle maal, kijkt u maar eens naar Anita, die is ook zo flink." „Vind je het fijn, weer zo'n lief broertje er bij?" Gon vraagt het zachtjes aan Anita om het gesprek bij het bed niet te storen. „Ja, mevrouw," met overtui ging zegt ze het, „maar we had den liever een meisje gehad. We hebben al drie jongens en die zijn ondeugend hoor", praat ze wijs. Dan, vergoeilijkend over ba by's kopje strijkend: „maar een jongetje is ook lief, we zijn wat blij met ons Jannemanneke". „En zijn meisjes dan nog lie ver?" „Nee hoor", lacht Anita, „toch niet, zusje is anderhalf jaar en ze loopt al van het stoepje weg. Maar ziet u, dan hadden we juist drie jongens en drie meis- gaf goed schoon houden hoor. Je moet dikwijls je handen wassen net als Betje doet". Pietje knikt ja, ze wil wel alles beloven wat ik vraag, denk ik. Ze straalt maai', en de mooie diepblauwe oogjes kijken zo blü als nooit te voren. Dit is nu een paar weken geleden en het gaat, ja het gaat vooruit. Daarom heb ik het gewaagd, na een lange bespreking met Sientjes moeder mijn Pietje een bankbuur- tje te geven. Voor het eerst in de schoolgeschiedenis van alle We zeltje?. En dat allemaal dank zij Betje. Daarom, een hoera voor datzelfde Betje. Pietje van Wezel is twee banken naar voren geplaatst en zit nu naast Sientje van der Zan deü Begrijpt u nu wat een ge wichtige mededeling dat is? R. T. Bij de afwijzing van mijn gra- tie-request. De kleine vonk van hoop in 't [hart bewaard, Wordt door des levens wisselende [wind, In felle gloed ontstoken tot [vlammend lint, Welks schone schijnsel zulke [vreugde baart, Dat men daaruit weer nieuwe [moed vergaart En men des levens lasten lichter [vindt! Hoop is de band, die ons aan 't [leven bindt, In 't uur van zorg ons voor [versagen spaart. Het onverwachte, noodlotszwaar [bericht, Viel als een loden last [verpletterend neer, Stortte mijn ziel in 't duister van [de nacht Het hunk'rend hart dorst [smachtend naar het Licht, En zoekt de vlam van hoop; zij Lbrandt niet meer Mijn leed kristalliseert in deze [klacht. Q. (En hier volgt de commentaar, welke een andere medewerker op dit gedicht in „De Schijnwerper" geeft) Het staat er alles in: de vonk van hoop, het wisselend lot, de loden last (om de alliteratie), de hunkering, het smachten en het klagend leed. Het traditionele ge luid, dat ons tegengalmt van de bladzijden van vergeelde album bladen; onwaarachtig en hol ge schreven. Maar onwaarachtig en hol is ook het beeld van de gevan gene, dat door dit sonnet wordt opgeroepen. De man achter de tralies, wiens hijgende klachten, of zalvend berouw zo stichtend bedoeld zijn. We verfoeien alle leugens over ons bestaan of toch niet? waarin geloochend ligt, wat er aan werkelijk schuldbesef en goe de wil in de gevangene kan leven, we weten, wat het kanarievogel tje in de cel en het tractaatje waard zijn, doch laten we die leu gens da., zelf toch vooral niet gaan verkondigen. In dit sonnet jes gehad". „Huilt broertje veel?" „O nee, mevrouw, hij is zo zoet. Alleen maar als ik hem aan moeder geef als hij eten moet hebben, maar als ik hem weer in z'n wiegje leg, is hij ook weer stil." Gon s ogen dwalen door de ka mer. Wel arm, maar toch ook netjes. Dan vangt ze het andere gesprek weer op. „Het is wel een hele zorg", zegt Niek „nu in deze tijd weer zo'n kleine er bij." „Ja", zegt de vrouw lachend, „en het is al zo'n uitzoekerij met de bonkaarten en nu nog één meer. Maar dat is het ergste niet, als ons ventje maar gezond blijft. Ik zeg maar, we hebben hem van de Here gekregen en Hij zal er ook wel voor zorgen, dat er voor ons lief Janneman neke genoeg te eten is". Gon zucht onhoorbaar, haar wordt dat gedaan. Zeker niet be wust, hier spreekt een uit zelf behoud aanvaarde geesteshouding, maar daarom is al dit geweeklaag niet minder een verwerpelijk spe len voor de galerij. Niemand on zer reageert zó op de afwijzing van een gratie-verzoek. Wie het mee moest maken en op dat ogen blik eerlijk tegenover zich zelf durfde zijn, weet, dat alle woor den slechts afweer tegen een ver lammende verbijstering en teleur stelling waren. En uit zulke woor den rijst geen gedicht op; dat kan slechts uit de verbijstering en te leurstelling zelve. Heel misschien en bij een heel enkele en dan in woorden, die naakt en simpel van verlatenheid zijn. Zo naakt en simpel als stonden we aan een sterfbed. Dit sonnet is geen gedicht, het is gerijmel. En het is vals gerij mel, omdat de dichter zoals wij allen hier soms, vals tegenover zich zelf stond. Laten we beseffen, dat we niet alleen in de poëzie, doch in heel dit bestaan, nooit in geleende Ter oplossing bieden wij aan. 11 Hl li 1! ÉÜI Éüi iÉPI ÜP Hl HP IP IP Hl m m. r §g ui m ~8f iH H Hf Hf HH m mum m m mt m Hl m '9, IP Si Ji s m 'wk 'w Ui Hl m m m Hl 9 iH Ut ÜH SI 11 li IP Beide vraagstukken wit begint en wint. Auteur 1ste diagram L. Schut, waarvan ook onderstaande eind spelen zijn. Zwart dam op:l, schijf op: 26. Wit dam op: 6, schijven op: 27, 36, 42. Zwart sch. op: 22, 28, 34, 39. Wit dam op: 26, sch. op: 8, 13, 42. Zw. dam op: 16, sch. op: 21, 26. Wit dam op: 5 en 40, sch. op: 22, 32. Auteur 2de diagramstand K. W. Kruijswijk, waarvan ook de probleem, in eén zin opgelost. Daar heeft ze nu zo over lopen piekeren cn daarom kon ze niet blij zijn. En deze vrouw, die in veel moeilijker omstandigheden leeft dan zij, laat dat eenvoudig aan de Here over. Hij za! er wel voor zorgen. En zij? Och, zij wou het zelf doen. En daarom kon zij niet blij zijn en haar hoop niet aan Niek vertellen. Meteen valt haar blik weer op Anita, die met grote ernstige ogen het gesprek volgt, dan kijkt Anita haar recht aan en zegt Moeder na, „ja, Mevrouw, de Here zal ook wel weer voor ons Jannemanneke zorgen en dan komt het in orde, hoor!" Onderweg ziet Gon het steeds voor zich. Anita, het kind vrouwtje en de moeder in bed, allebei even blij met hun lief Jannemanneke, of er geen zor gen bestaan. Was het niet te- woorden tot een klaar besef van onze toestand komen, zomin als we ons in deze toestand ooit tot een betere levensstaat kunnen op heffen, indien we niet eerst tot op de bodem van liet eigen hart gezien hebben. Duar alleen ont dekken we het inzicht in onze be weegredenen, daar alleen peilen we de eigen vreugde en het eigen leed en van daaruit is het ook alleen mogelijk onze daad en haar vergelding, zinvol samen te vat ten tot verworven waarden, die ons mens-zijn zuiverder en rijker maken. De dichter van dit sonnet heeft het goed bedoeld. Hem treft geen andere schuld dan dat hij verge ten heeft, dat er hier slechts voor één galerij gespeeld mag worden die op welke het geweten troont. En wie onzer gaat hier vrij-uit?" Wanneer wij dit lezen zijn we geneigd mét „De Zwerver" als antwoord op de vraag: „Kan de kloof nog overbrugd worden?" te antwoorden: „Ja, er is hoop, de kloof k&n worden overbrugd!" volgende eindspelen zijn: Zw. dam op 18, sch. op: 16. Wit sch. op 21, 27, 37, 42, 47. Zw. sch. op: 11, 12, 29, 35. Wit dam op: 32, sch. op: 22, 49. Zw. sch. op: 17, 24, 27. Wit sch. op: 28, 34, 36, 37, 42. Zw. sch. op: 11, 16, 36. Wit dam op: 29, sch. op: 22, 26. Zw. sch. op: 25, 42. Wil dam op: 1, sch. op: 40, 44, 49. Zw. dam op: 1, sell, op: 12. Wit sch. op: 16, 26, 27, 28. Zw. dam op: 1, sch. op 7. Wit dam op: 23, sch. op 12, 18. De „Problemist". Allen wit begint en wint. Zeeuws Nieuws. De afdeling dammen van de Peroneels Vereniging Kon. Mij. „De Schelde" te Vlissingen heeft zicht aangesloten bij de Z.D.B. Dit is de eerste Personeels Ver. die zich aansluit by de Zeeuwse Dambond maar tevens ook, voor zover mij bekend bij de Ned. Dam Bond. Hierbij geef ik de lezers een partij-gedeelte van twee spelers bij genoemde ver. aangesloten. H~TÜ m m ^§1 3Ü m m éi Hf Hl S 18 m m H jHH m, A m, 8§ Hl iü Stand na 45ste zet. 46. 3328 13—19; 47. 27—22 17—21; 48. 22—17 12—18; 49. 17x26 18—22; schamend voor haarzelf? „Niek, vind je niet dat zo'n huisbezoek leerzaam kan zijn, ik bedoel voor jezelf?" „Ja, dat kan wel, maar hoe kom je daar nu opeens zo bij?" „Door Anita en haar moeder". Gon's stem daalt tot gefluister „Niek, ik geloof, dat het bij ons ook weer zo is Nee, ze weert zijn verder vra gen nog even af, maar hij heeft haar hand stevig in de zijne ge grepen: „Niek, ik was er hele maal niet blij mee, om de toe komst begrijpt je, de distributie en zo, ik was bang dat ons kind je niet zou kunnen leven. Maar hier. De Here zal er voor zorgen, zeiden zij immers iji Redacteur: H M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 6