rnjjm
UVW
8
li
i
AM
-LABYRINTH
fD-e Rzde.fiij,iLeA5 in Ze&tancl (3)
Ótts Uact v&cUaal.
ANITA
ÏWP'r?'
Uit mijn klas.
m
m m m m
mm
m 'm
'vm. '/M4
m wl
miè SB
WA M
Een merkwaardig tijdschrift.
Als we zo deze samenkomst
hebben bijgewoond rijst onwille
keurig de vraag: „Hoe komt het
toch dat de kerk de strijd tegen
de Rederijkers heeft aangebon
den.
„We zjjn toch zo onschuldig
als lammeren", betoogde de
Opperprins.
Ogenschijnlijk heeft hij gelijk.
Maar we moeten verder zien
en in de historie terug.
Volgens oude overlevering be
stonden de Kamers reeds vóór
1200 in onze Gewesten.
Oorspronkelijk waren ze ge
zelschappen, waarin „fraaie gees
ten" zich verenigden, om met
rijmen en vertoningen zich on
ledig te houden.
Later werden zij aan letter
kundige oefeningen gewijd en
hadden zij grote invloed op de
beschaving der taal en de ont
wikkeling ervan.
Het gewoon bedrijf der oude
Rederijkerkamers was het ver
tonen van toneelstukken en be
oefening der dichtkunst, met het
doel, om hierdoor „zielen en
zeden te verbeteren" en nu eens
op boertige, dan op ernstige wij
ze, ieder bij zijn plicht te be
palen.
Dat gedeelte van haar taak
werd reeds vroeger door de gees
telijkheid toegepast, om door de
voorstelling van taferelen uit de
Bybelse Geschiedenis, het volk
zinnelijk te onderwijzen en deze
„vertolking" legde in beginsel
de grond voor het latere toneel.
Zelfs toen men de vertonin
gen niet meer op straat, maar
in besloten kring gaf, bleef men
nog lang taferelen, aan de Bijbel
ontleend, vertonen.
Daarvan getuigt het verhaal,
dat men eerst een vertoning van
de zondvloed gaf, die zo natuur
lijk werd voorgesteld, dat door
een „vallende regen" het gehele
gebouw geïnundeerd werd en de
toeschouwers een goed heen
komen moesten zoeken.
De invloed van de Rederijkers
op het maatschappelijk en gees
telijk leven en met name hun
aandeel aan de Reformatie, is
niet licht te schatten.
kinders Wille late: Wat heb ie
gedaan met MIJN kinders?
Want die vraag ken óók gesteld
worde van kinders, die er hadde
kenne wezen, maar die er niet
zijn. We kenne ze ook an de Mo
loch van onze zelizucnt en egoïs
me opoffere.
Het zou eenmaal wel is een
verschrikkelijke vraag kenne wor
de voor diegene.
Maar nou sla ik an 't preke en
dat leit me al net zo slecht as
de poletiek. Daarom hier een
streep.
Je FLIP BRAMSE.
De pracht van hun vertonin
gen, de humor en ernst van hun
spelen, hun vrijmoedige kritiek
op de kerk en maatschappij,
maakten hen gezien bij een deel
van het volk.
Voor de Rederijkers was de
Kunst in vele gevallen, vooral
in ae 16e eeuw, geen doel.
Hun „spelen van sinne" had
den dikwijls geen andere strek
king, dan het volk te onderwijzen
en te stichten en de aandacht
te richten op maatschappelijke
en kerkelijke misstanden.
Zelf uit het volk voortgeko
men, spraken zij uit, wat er leef
de en woelde in de hoofden en
harten.
De ontevredenheid over de
ongebonden levenswijze van
sommige priesters en de grote
staat, die de Kannunieken voer
den, het gemor over de mis
bruiken, waartoe de aflaathandel
aanleiding gaf, verschil van in
zicht met de leer der kerk over
het leerpunt der goede werken,
kon in hun spel onder woorden
worden gebracht.
Daarmede was de grond ge
legd voor de strijd, die Over
heid en Rederijkers vooral in de
16e eeuw met felheid zouden
voeren.
Nauwelijks was het Calvinis
me aan de macht gekomen of
de kerk keerde zich met ge
strengheid tegen de Rederijkers,
die, dit kan niet ontkend wor
den, in belangrijke mate tot hun
overwinning hadden bijgedragen.
Ditmaal vond de kerk de
overheid aan haar zijde.
Voor deze bestrijding bestond,
terecht, tweeërlei reden.
In de eerste plaats waren,
vooral ten plattelande, de op
voeringen van de Rederijkers,
een welkome aanleiding tot los
bandigheid en brooddronken
heid.
En in de tweede plaats was
het, speciaal op Zuid-Beveland,
waar dit verzet dan ook het
sterkst was. vooral het Rooms
gebleven deel, dat zich in deze
Kamers verenigde en er de voor-
reformatische traditie voortzette.
Maar dan, om het Protestan
tisme te hekelen.
Ook in Zeeland zijn voorbeel
den genoeg, hoe men paal en
pek wilde stellen aan' het werk
aer Rederijkers.
Op 21 Februari 1535 ver
maande de Magistraat van Zie-
rikzee aan de drie Kamers die
daar waren, „dat sy niet en sou
den spelen, dat schandeloos was".
Opmerkelijk is, dat de opvoe
ring van „De boom der Schrif-
tueren" in 1539 door de Middel
burgse Rederijkers, geen aanlei
ding schijnt gegeven te hebben
tot enige verbodsbepaling, hoe
wel de kerk in dit spel fel ge
hekeld werd, en het tien jaar
door Martha.
Dominee van Laar steekt zijn
hoofd om het hoekje van de
tuinkamerdeur en vraagt, Gon,
ga je mee op kraamvisite?
Ja als je het graag wilt.
Gon heeft geen enkele reden
om niet mee te gaan. De drie
oudsten zijn met juf uit en zus
je slaapt boven, daar kan Rika
wel op letten, die moet vanmid
dag toch de slaapkamers doen.
Wat is het voor gezin? vraagt
ze nog.
O, de man is arbeider aan een
of andere fabriek. Er zijn vijf
kinderen, de oudste is 12 en
heet Anita, mooie naam hé?
Maar de rest heb ik niet ont
houden, in ieder geval is dit nu
de zesde. Maak je je dan klaar?
Ik ben zo terug.
Gon heeft al „ja" gezegd, maar
eigenlijk, wat moet zij nu in
zo'n gezin?
Zij, met haar geheim, dat ze
waarschijnlijk zelf een kindje
verwacht. Een geheim dat Niek
zelfs nog niet weet, dat ze hem
nog niet wil vertellen, omdat ze
er helemaal niet blij om is.
In deze tijd van distributie,
nu je bijna niets extra's kunt
krijgen en wie weet, hoe erg 't
nog wordt! En nu weer een
kindje er bij, dat misschien niet
eens genoeg te eten kan krij
gen?
Als Niek het laatste beroep
maar niet had aangenomen.
In gewone tijden zou ze het
heerlijk hebben gevonden naar
de stad te gaan, maar nu had-
later op een lijst der verboden
boeken werd geplaatst.
In 1563 voerden de Rederijkers
van Kapelle een klucht op, waar
in de broek van de Heilige
Franciscus een belangrijk aan
deel gehad schijnt te hebben.
De Geestelijkheid maakte er
werk van en de zaak werd zelfs
voor de Landvoogdes gebracht.
In 1581 besloot de particuliere
Synode van Zeeland om bij de
Staten van het Gewest aan te
dringen op „executie van de
26ste vraghe der particuliere
questiën der Dortschen synode
aengaende de Rhetorrijck spe
len".
Op de Nationale Synode te
Middelburg werd elke kerkeraad
Hoe Russische kinderen
hun God verloren.
Onder deze titel las ik een in
teressant, maar in-triest artikel
in The Saturday Evening Post.
Mevrouw Nina Alexeieva, zelf 'n
Russische, maar nu wonend in de
Verenigde Staten, vertelt, hoe op
een dag twee energieke commu
nistische jonge meisjes in hun
stadje kwamen. Die gingen aan
het werk om ook in Berdyansk
een communistische club voor
kinderen te stichten. Ze vertelden,
dat overal in het land zulke clubs,
De jonge Leninisten of De Pio
niers genaamd, werden opgericht.
Daar leerde men vechten voor 'n
betere wereld voor iedereen. Nina
was één der eersten, die lid van
de club werd. Voor haar was het
ook wel gemakkelijk, want haar
ouders waren idealistische-com-
munisten. Deze communistische
jeugdclub werd het centrum van
het jeugdleven in het plaatsje.
Men werd er met zulk een elan
onderwezen, dat de kinderen lie
ver alles wilden opgeven, dan een
les van de clubleider of leidster
te missen. Elke week kregen de
kinderen cursus en verder werden
ze op militaire wijze gedrild. Op
een keer was het onderwerp van
de clubles.: De slechtheid van de
godsdienst. Godsdienst is de vij
and van het volk wordt aan de
kinderen geleerd. Gpdsdienst is 'n
verdovingsmiddel om de armen
en onwetenden te verblinden, op
dat ze het licht der kennis niet
zullen zien. Maar, wij de jonge
communisten zullen die vijand be
vechten en het verdovingsmiddel
onschadelijk maken. Als er heili
genbeelden of godsdienstige boe
ken in het huis zijn, zullen we die
boeken vernietigen en de beelden
wegsmijten. Dan gebiedt de leider
van de club, dat ieder, in wiens
huis nog zulke beelden zijn, de
hand moet opsteken.
De kinderen kijken aarzelend
om zich heen en steken verlegen
de hand op. De schrijfster van
het artikel zegt, dat deze vraag
haar niet in verlegenheid bracht,
om de eenvoudige reden, dat er
bij haar thuis geen beelden waren,
den ze beter nog wat op 't dorp
kunnen blijven, daar had je het
altijd nog beter.
Maar vooruit, het is Niek zijn
eerste kraamvisite hier en ze weet
dat hij er een hekel aan heeft
om alleen te gaan.
Ze moeten aan de buitenkant
van de stad zijn, juist daar,
waar de groene weiden begin
nen.
Even blijven ze verrast staan.
Fijn hé. gebaart Gon in de
verte.
Verlang je terug? Niek kijkt
haar bezorgd aan. Haar bleek
heid bevalt hem niet. Het kan
door de drukte van de laatste
weken komen en al het vreem
de hier, ofmaar nee, dat
had ze hem wel verteld.
Och, Gon haalt haar schouders
op, ze kan het nu niet vertellen
waarom ze wel en waarom ze
niet terug verlangt.
Een ongeveer 12-jarig meisje
opgedragen „by syne Overheyt"
tegen het optreden der Kamer
broeders te protesteren.
Nergens is het verzet van
overheidswege zo groot en krach
tig geweest als in Zeeland.
Is het een wonder?
Zie wat men in Arnemuiden
durfde te doen!
In 1598 verzocht de kerkeraad
aldaar de lidmaten om uit deze
Kamer te treden en in 1620
verzocht zij aan de Magistraat
het spelen te verbieden, ende
vooral sekere Salomon te straf
fen, dewelcke den Persoon Godes
had gespeeldt".
Dat er tegen deze spelen werd
opgetreden, mag dan ook geen
wonder hetenH. M. W.
JjtSFiO,
HfêUS'L
omdat haar ouders niet in God
geloofdenToch kon zij, hoe
jong toen ook nog, niet vinden
dat er zoveel bezwaar was om
zulke beelden in huis te hebben.
Anders dacht de leider er over.
Er volgde een heftige toespraak
tot de kinderen, waarin geboden
werd thuis de beelden weg te
doen en indien de ouders bezwa
ren maakten, dit op de club te
rapporteren. Indien de hummels,
want ach, velen waren niet ouder
dan een jaar of acht, niet gehoor
zaamden, zouden zij met de
schande overladen van de club
worden weggestuurd.
Mevrouw Alexeieva vertelt dan
verder, dat dit bevel bijna aan 'n
kind van tien jaar het leven kost
te. De kleine Steven, een kereltje
van tien jaar, een van haar kame
raadjes, wilde ook boven alles een
goed clublid zijn en dus ook dit
bevel gehoorzamen. Maar hoe ter
wereld kon het kind dit uitvoe
ren in het huis zijner liefdevolle
vrome ouders en lieve oude groot
moedertje Het kind worstelt
met het probleem en vindt geen
uitweg. Op de weg van de club
naar huis fantaseert hij, dat hij
kloekmoedig alles doet wat de
leider gebood, maar vlak bij huis
verschrompelt weer zijn moed en
een zielig kind weet geen raad,
als zijn moeder hem hartelijk ver
welkomt en zijn koude knuistjes
in haar handen warm wrijft en
het goedige oude grootje in haar
geliefkoosde hoekje onder de hei
ligenbeelden gezeten zijn kousen
stopt.
Maar is hij op de club dan is
zijn benauwenis nog groter, want
hij vreest vragen. Thuis blijven
kan hij ook niet, want wie een
paar maal verzuimt wordt weg
gestuurd, en dat wil hij tot .geen
prijs. Denk eens in, dit speelt zich
af in een kinderleven.
Als eindelijk Steven eens nie
mand thuis treft vernietigt hij de
beelden. Laat nu maar komen wat
wil. Maar er gebeurt niets, ten
minste geen stevige bestraffing,
maar voor dit kind is de desolate
houding van zijn vader, zijn moe
der en grootje al een wereld van
straf.
doet open. Anita, weet dominee,
en als hij haar met een „dag
Anita" begroet, straalt haar ge
zicht omdat de vreemde domi
nee nu al haar naam weet.
Dan noodt ze hen beleefd
binnen.
Gon heeft het meteen al ge
roken. Vuile luiers, één keer
uitgespoeld en zó weer gebruikt,
ja, ze kent dat luchtje
Dan staan ze meteen in de
kraam-huiskamer.
In het twee-persoons ledikant
ligt een flinke, gezonde, jonge
vrouw.
Helemaal niet de vrouw van
een fabrieksarbeider met zes
kinderen, constateert Gon.
Maar Anita verbaast haar het
meest.
„Gaat u zitten, dominee".
Gon lacht verstolen. Natuurlijk
is hij nummer 1, daar is hij ook
dominee voor, en daarom krijgt
hij vaders armstoel. Voor haar-
Kort daarna sterft zijn groot
moeder en met zijn ouders maakt
hij de rouwdienst in de kerk me
de. Dat wordt gerapporteerd op
de club en voor Steven gebeurt
het ergste wat hem kon overko
men, hij wordt weggestuurd van
de club.
Het kind ging die avond niet
naar nuis, maar verstopte zich in
een bouwvallig huis aan de rand
van de stad. De radeloze moeder
alarmeert iedereen en de clublei
der beveelt de jeugd Steven te
gaan zoeken. Hij wordt gevonden,
maar de jonge communistische
clubleden krijgen het bevel Ste
ven volkomen te negeren. Nie
mand mag het kind, dat zwaar
ziek is geworden, gaan bezoeken
of ook maar even spreken. Dit
wordt de jonge Nina te erg. Ze
had zoveel gehoord over het bou
wen van een nieuwe wereld, waar
geluk zou wonen en dit bevel van
de clubleider bracht enkel ellende.
Daarom gaat ze naar Stevens
huis. Ze doet het wel stiekum,
maar ze gaat toch!
Tegen het kameraadje snikt het
radeloze jongetje: „Nou heb ik
niets meer, Nina, geen grootmoe
der, geen club en geen God. En ik
zal grootmoeder niet terug zien
als ik sterf."
Dan zegt Nina, het kind uit het
godloze gezin: „Maar als God in
je hart is hoef je geen toestem
ming van de clubleider te hebben,
om tot Hem te bidden".
Angstig vraagt Steven dan:
„Zou hij ooit vergeven, wat ik
met de beelden deed?"
Op deze vraag aarzelt Nina
even en zegt dan: „Vast wel".
Mevrouw Alexeieva zegt dan
verder: „Dit was tevens mijn ver
klaring van mijn onafhankelijk
heid".
Is het wonder dat deze moeder
zich diep bewust is dat haar eigen
kinderen nu leven in een land,
waar vrijheid heerst. Maar ook
daarom voelt zij het als een plicht
om de mensen te waarschuwen
voor de communistische heilstaat,
of beter helstaat.
Als je zo'n artikel gelezen hebt,
besef je weer eens het voorrecht
dat we nog in een vrij land leven.
Maar laten we het ons ook goed
■bewust worden. Al vragen we
onszelf af, zullen we dit voor
recht nog lang mogen behouden?
Alle Wezeltjes in de kuip.
Pietje van Wezel is twee ban
ken naar voren geplaatst en zit
nu naast Sientje van der Zandeü
Mensen, wat ben ik daar blij mee.
In gedachten zie ik al wenk
brauwen optrekken en een beetje
ge-ergerd wordt er gezegd, nu
wat zou dat? De kinderen hebben
toch zeker geen abonnement op
een bepaalde plaats? Nee, maar
in die twee banken vooruit mani
festeert zich een andere vooruit
gang, waarover ik een boekdeel
zou kunnen schrijven.
'k Heb nog nooit over de We
zeltjes gesproken hé? Ach nee
natuurlijk niet, dat doe je niet,
als je alleen maar schaduwkan
ten, of liever „zwarte" kanten
kunt bespreken. Maar nu, nu
gaat het anders worden, er ko-
zelf schuift Anita een gewone
houten stoel bij.
„Anita", komt nu moeders
stem, „stuur de jongens maar 'n
poosje naar buiten".
Nu pas ontdekken Niek en
Gon twee kleine jochie's, die in
een hoek van de kamer met gro
te verbaasde ogen naast hun
blokken zitten.
„Ja, jongens, vooruit!" Anita
hijst ze om de beurt aan een
arm op; Maar eerst dominee en
mevrouw netjes een handje ge
ven. Dag domineeDe
broertjes zeggen het haar alle
bei na: „dag dominee, dag me
vrouw".
Zo, in een ogenblik heeft
Anita ze nu buiten de deur.
reddert ze bedrijvig bij de ta
fel, waar nog half afgestreken
strijkgoed ligt.
Ja, verontschuldigt moeder de
rommel, de was is juist thuis
gekomen en nu is Anita maar met-
Vrijdag 7 Uctobcr 1919
Pagïn^T
men in ieder geval lichtere kanten
aan de zaak, want by Betje be
gon de victorie.
Doch luister! Daar zijn vele
Wezeltjes moet u weten. De oud
ste, is al een grote Wezel, nl. een
boy van ruim zestien jaren, die
bij een boer op het land wcfkt.
Dan volgt Betje, HET Betje, van
vijftien jaar, dan volgen de andere
Wezeltjes, in elke klas een en dan
zijn er nog een paar thuis. Reken
nu zelf het aantal maar uit. Ik
schat het aantal op een dozijntje.
Er was dus elk jaar een Wezeltje
in klas één en de anderen schoven
op naar de hogere regionen. De
collega's en ik waren er al ge
wend elk jaar een zwart Wezel
tje op een quarantaine-plaatsje te
hebben. Moeite gaven ze ons niet
veel door hun gedrag en ze leren
ook nog wel. Sinds 1 Mei heb ik
Pietje van Wezel in mijn klas,
een fijn meisje met prachtige
diepblauwe ogen en mooi blond
haar. Dat laatste ontdekte ik pas,
toen ze al meer dan een maand
in mijn klas zat.
De baas, de collega's en ik had
den al vaak over het gezin ge
sproken, maar wat konden we er
aan doen. De mensen gaven ver
der niemand overlast, de man
werkte voor het gezin, alleen
moeder van Wezel kon de zaak
niet aan.
Doch nu daagt er een andere
toekomst, dank zij Betje!
Een jaar geleden, Betje was net
van school af, toen een vriendin
van mij in nood zat. Een dienst
bode nodig, broodnodig. Op de
aanlokkelijke advertentie ver
scheen niemand. De nood steeg
hoger, nog eens een advertentie
enBetje verscheen en
werd ook aangenomen. Toen mijn
vriendin me dat vertelde heb ik
heel onbehoorlijk gevraagd of ze
soms'k Durf mijn vraag hier
niet te herhalen. De vriendin ver
telde me, dat Betje nog voor er
iets gevraagd of gezegd kon wor-
oen, beloofde: „Mefrouw ik zei
ne eige elke dag helemaal was-
se
Betje werd aangenomen en nu
is ze volgens mijn vriendin een
zindelijkheidsmaniak. Dat zal wel
waar zijn ook, want ze is om te
zien een wandelend reclameplaat
je voor de beste huishoudzeep.
Nu van het voorjaar na een
jaar dienen zei ze legen mijn
vriendin: .Mefrou dat kin thuis
zo niet langer, ik ga ze vvasse..."
Mijn vriendin hield haar hart
vast.
De andere morgen, wat herin
ner ik me dat nog levendig, ston
den. de collega's en ik juist een
diepzinnig paedagogiseh probleem
te oespreken, toen de hele Wezel
kolonie het plein opkwam. Opeens
waren we allemaal sprakeloos.
Alle Wezeltjes, met blinkend
brandschone gezichten en prui
ken, waaraan zichtbaar gewerkt
was. De jongens hadden welis
waar een wonderlijk getrapte
pruikje maar de haren stonden
stijlrecht en schoon omhoog.
Geleidelijk aan zagen we het
span weer grauw worden die
week, maar precies na een week
verschenen ze opnieuw glanzend
gepoetst. Natuurlijk weer in de
oude smerige kleren, maar al wat
huid was, was schoon. Dit ging
wekelijks zo tot de zomervacan-
een gaan strijken, dan is de boel
weer aan de kant.
Anita, 12 jaar, zei Niek. Met
haar ogen volgt Gon het kind,
dat daar bezig is als een echte
huisvrouw.
Een lief meisje met grote
blauwe ogen en natuurlijk gol
vend haar, waar iedere vrouw
jaloers op kan zijn.
Als Anita klaar is, gaat ze
naar de wagen, die aan het
hoofdeind van moeders béd
staat.
„Wilt u nu ons lief Janne-
manneke eens zien?"
Voorzichtig slaat ze het dek
een eindje terug en trekt een
knuistje voor het gezichtje weg.
Och hij slaapt. Nu is ze een
ogenblik de visite vergeten. „Stil
maar hoor ventje, we zullen je
niet wakker maken."
„Een flinke jongen", prijst
dominee.
Ja", zegt moeder vol trots.
tie. Toen hield ik mijn hart vast
voor een inzinking. Maar geen
nood, de eerste dag na de vacan-
tie verscheen al wat Wezel heet
te weer blinkend. Meteen was
ook mijn besluit genomen. Hier is
nu een kans, dacht ik en dat Bet
je moet niet langer ploeteren, 'k
Ging daarom weer eens aanklop
pen aan 'n oud en beproefd adres,
waar men mij naar eigen zeggen
al een beetje wantrouwend aan
kijkt als ik een „avondje" kom.
Ik ging er ook weer bepakt en
bezakt vandaan die avond, en zo
kon het gebeuren dat haast alle
Wezels na de eerstvolgende week
beurt een totale vernieuwing
hadden ondergaan, mijn kleine
fijne Pietje niet het minst.
Heel zacht fluisterde ik die
morgen Pietje in het oor: „Nou
moet je die mooie jurk, die Betje
Sedert ruim drie-kwart jaar
verschijnt er een weekblad, ge
titeld „De Schijnwerper", dat zich
aankondigt als „Weekblad van de
Gedetineerden in de Bijz. Straf
gevangenis te Leeuwarden". Een
blad dat in deze gevangenis zelf
wordt klaar gemaakt, geredigeerd
en vermenigvuldigd. Blijkens de
inhoud is het een orgaan dat uit
gaat van en bestemd is voor, wat
wij gewend zijn te noemen: de
„Politieke delinquenten", mensen
dus, die zich tijdens de bezettings
jaren misgaan hebben aan ons
land en volk.
Het is te begrijpen, dat men bij
eerste kennismaking wat afwe
rend staat tegenover een blad als
dit en er zekere weerstanden
moeten worden overwonnen om
tot een objectief lezen van de in
houd te kunnen overgaan.
Toch zijn wij verplicht, ook te
genover deze mensen, die zulk 'n
schuld op zich geladen hebben,
eerlijk en open als mens tegen
over mens te blijven staan en
daarom hebben wij die weerstan
den overwonnen en zijn aan het
lezen gegaan, eensdeels ook, het
zij cerlijkshalve gezegd, omdat
wij zeer belangstellend waren hoé
de mentaliteit van deze mensen,
nu na alles wal er gebeurd is, en
wat zij in en door hun rechtelijk
proces ervaren hebben, is ont
wikkeld.
En dan is onze conclusie, gelijk
luidend aan die van het weekblad
der oud-illegale werkers: „De
Zwerver": we worden genoopt 'n
hoopvol antwoord te geven op de
vraag: „Kan de kloof overbrugd
worden?
Het blad wordt gehouden in de
juiste toonaard. Er is sterke zelf
tucht, er is een eerlijk pogen om
met realiteitszin de toestand te
analiseren. Er wordt door dit
blad eerlijk en, waar nodig,
scherp opvoedend werk verricht.
Wij willen dit illustreren aan de
hand van de kritiek die een der
medewerkers aan dit blad, zélf
gedetineerd, uitbrengt op een ge
dicht, een sonnet van een der ge
detineerden, dat in het blad on
der het opschrift: „Eigen Gelui
den" werd geplaatst, nadat deze
dichter een afwijzend antwoord
had ontvangen op zijn gratie-ver
zoek. We laten het hier volgen en
de lezer oordele zelve:
„hij woog 8 pond toen hij gebo
ren werd. En zo zijn ze alle
maal, kijkt u maar eens naar
Anita, die is ook zo flink."
„Vind je het fijn, weer zo'n
lief broertje er bij?" Gon vraagt
het zachtjes aan Anita om het
gesprek bij het bed niet te
storen.
„Ja, mevrouw," met overtui
ging zegt ze het, „maar we had
den liever een meisje gehad.
We hebben al drie jongens en
die zijn ondeugend hoor", praat
ze wijs.
Dan, vergoeilijkend over ba
by's kopje strijkend: „maar een
jongetje is ook lief, we zijn wat
blij met ons Jannemanneke".
„En zijn meisjes dan nog lie
ver?"
„Nee hoor", lacht Anita, „toch
niet, zusje is anderhalf jaar en
ze loopt al van het stoepje weg.
Maar ziet u, dan hadden we
juist drie jongens en drie meis-
gaf goed schoon houden hoor. Je
moet dikwijls je handen wassen
net als Betje doet". Pietje knikt
ja, ze wil wel alles beloven wat ik
vraag, denk ik. Ze straalt maai',
en de mooie diepblauwe oogjes
kijken zo blü als nooit te voren.
Dit is nu een paar weken geleden
en het gaat, ja het gaat vooruit.
Daarom heb ik het gewaagd, na
een lange bespreking met Sientjes
moeder mijn Pietje een bankbuur-
tje te geven. Voor het eerst in de
schoolgeschiedenis van alle We
zeltje?.
En dat allemaal dank zij Betje.
Daarom, een hoera voor datzelfde
Betje. Pietje van Wezel is twee
banken naar voren geplaatst en
zit nu naast Sientje van der Zan
deü Begrijpt u nu wat een ge
wichtige mededeling dat is?
R. T.
Bij de afwijzing van mijn gra-
tie-request.
De kleine vonk van hoop in 't
[hart bewaard,
Wordt door des levens wisselende
[wind,
In felle gloed ontstoken tot
[vlammend lint,
Welks schone schijnsel zulke
[vreugde baart,
Dat men daaruit weer nieuwe
[moed vergaart
En men des levens lasten lichter
[vindt!
Hoop is de band, die ons aan 't
[leven bindt,
In 't uur van zorg ons voor
[versagen spaart.
Het onverwachte, noodlotszwaar
[bericht,
Viel als een loden last
[verpletterend neer,
Stortte mijn ziel in 't duister van
[de nacht
Het hunk'rend hart dorst
[smachtend naar het Licht,
En zoekt de vlam van hoop; zij
Lbrandt niet meer
Mijn leed kristalliseert in deze
[klacht.
Q.
(En hier volgt de commentaar,
welke een andere medewerker op
dit gedicht in „De Schijnwerper"
geeft)
Het staat er alles in: de vonk
van hoop, het wisselend lot, de
loden last (om de alliteratie), de
hunkering, het smachten en het
klagend leed. Het traditionele ge
luid, dat ons tegengalmt van de
bladzijden van vergeelde album
bladen; onwaarachtig en hol ge
schreven. Maar onwaarachtig en
hol is ook het beeld van de gevan
gene, dat door dit sonnet wordt
opgeroepen. De man achter de
tralies, wiens hijgende klachten,
of zalvend berouw zo stichtend
bedoeld zijn.
We verfoeien alle leugens over
ons bestaan of toch niet?
waarin geloochend ligt, wat er
aan werkelijk schuldbesef en goe
de wil in de gevangene kan leven,
we weten, wat het kanarievogel
tje in de cel en het tractaatje
waard zijn, doch laten we die leu
gens da., zelf toch vooral niet
gaan verkondigen. In dit sonnet
jes gehad".
„Huilt broertje veel?"
„O nee, mevrouw, hij is zo
zoet. Alleen maar als ik hem
aan moeder geef als hij eten
moet hebben, maar als ik hem
weer in z'n wiegje leg, is hij
ook weer stil."
Gon s ogen dwalen door de ka
mer. Wel arm, maar toch ook
netjes. Dan vangt ze het andere
gesprek weer op. „Het is wel
een hele zorg", zegt Niek „nu in
deze tijd weer zo'n kleine er
bij."
„Ja", zegt de vrouw lachend,
„en het is al zo'n uitzoekerij met
de bonkaarten en nu nog één
meer. Maar dat is het ergste
niet, als ons ventje maar gezond
blijft. Ik zeg maar, we hebben
hem van de Here gekregen en
Hij zal er ook wel voor zorgen,
dat er voor ons lief Janneman
neke genoeg te eten is".
Gon zucht onhoorbaar, haar
wordt dat gedaan. Zeker niet be
wust, hier spreekt een uit zelf
behoud aanvaarde geesteshouding,
maar daarom is al dit geweeklaag
niet minder een verwerpelijk spe
len voor de galerij. Niemand on
zer reageert zó op de afwijzing
van een gratie-verzoek. Wie het
mee moest maken en op dat ogen
blik eerlijk tegenover zich zelf
durfde zijn, weet, dat alle woor
den slechts afweer tegen een ver
lammende verbijstering en teleur
stelling waren. En uit zulke woor
den rijst geen gedicht op; dat kan
slechts uit de verbijstering en te
leurstelling zelve. Heel misschien
en bij een heel enkele en dan in
woorden, die naakt en simpel van
verlatenheid zijn. Zo naakt en
simpel als stonden we aan een
sterfbed.
Dit sonnet is geen gedicht, het
is gerijmel. En het is vals gerij
mel, omdat de dichter zoals wij
allen hier soms, vals tegenover
zich zelf stond.
Laten we beseffen, dat we niet
alleen in de poëzie, doch in heel
dit bestaan, nooit in geleende
Ter oplossing bieden wij aan.
11 Hl li 1!
ÉÜI Éüi iÉPI ÜP
Hl HP IP IP
Hl
m
m.
r §g
ui m
~8f
iH
H Hf Hf
HH
m
mum
m
m mt m
Hl
m
'9, IP Si
Ji
s
m 'wk 'w
Ui
Hl
m m m
Hl
9 iH
Ut
ÜH
SI 11 li
IP
Beide vraagstukken wit begint
en wint.
Auteur 1ste diagram L. Schut,
waarvan ook onderstaande eind
spelen zijn.
Zwart dam op:l, schijf op: 26.
Wit dam op: 6, schijven op: 27,
36, 42.
Zwart sch. op: 22, 28, 34, 39.
Wit dam op: 26, sch. op: 8,
13, 42.
Zw. dam op: 16, sch. op: 21, 26.
Wit dam op: 5 en 40, sch. op:
22, 32.
Auteur 2de diagramstand K.
W. Kruijswijk, waarvan ook de
probleem, in eén zin opgelost.
Daar heeft ze nu zo over lopen
piekeren cn daarom kon ze niet
blij zijn. En deze vrouw, die in
veel moeilijker omstandigheden
leeft dan zij, laat dat eenvoudig
aan de Here over. Hij za! er wel
voor zorgen.
En zij? Och, zij wou het zelf
doen. En daarom kon zij niet
blij zijn en haar hoop niet aan
Niek vertellen.
Meteen valt haar blik weer
op Anita, die met grote ernstige
ogen het gesprek volgt, dan
kijkt Anita haar recht aan en
zegt Moeder na, „ja, Mevrouw,
de Here zal ook wel weer voor
ons Jannemanneke zorgen en
dan komt het in orde, hoor!"
Onderweg ziet Gon het steeds
voor zich. Anita, het kind
vrouwtje en de moeder in bed,
allebei even blij met hun lief
Jannemanneke, of er geen zor
gen bestaan. Was het niet te-
woorden tot een klaar besef van
onze toestand komen, zomin als
we ons in deze toestand ooit tot
een betere levensstaat kunnen op
heffen, indien we niet eerst tot
op de bodem van liet eigen hart
gezien hebben. Duar alleen ont
dekken we het inzicht in onze be
weegredenen, daar alleen peilen
we de eigen vreugde en het eigen
leed en van daaruit is het ook
alleen mogelijk onze daad en haar
vergelding, zinvol samen te vat
ten tot verworven waarden, die
ons mens-zijn zuiverder en rijker
maken.
De dichter van dit sonnet heeft
het goed bedoeld. Hem treft geen
andere schuld dan dat hij verge
ten heeft, dat er hier slechts voor
één galerij gespeeld mag worden
die op welke het geweten
troont. En wie onzer gaat hier
vrij-uit?"
Wanneer wij dit lezen zijn we
geneigd mét „De Zwerver" als
antwoord op de vraag: „Kan de
kloof nog overbrugd worden?" te
antwoorden: „Ja, er is hoop, de
kloof k&n worden overbrugd!"
volgende eindspelen zijn:
Zw. dam op 18, sch. op: 16.
Wit sch. op 21, 27, 37, 42, 47.
Zw. sch. op: 11, 12, 29, 35.
Wit dam op: 32, sch. op: 22, 49.
Zw. sch. op: 17, 24, 27.
Wit sch. op: 28, 34, 36, 37, 42.
Zw. sch. op: 11, 16, 36.
Wit dam op: 29, sch. op: 22, 26.
Zw. sch. op: 25, 42.
Wil dam op: 1, sch. op: 40,
44, 49.
Zw. dam op: 1, sell, op: 12.
Wit sch. op: 16, 26, 27, 28.
Zw. dam op: 1, sch. op 7.
Wit dam op: 23, sch. op 12, 18.
De „Problemist".
Allen wit begint en wint.
Zeeuws Nieuws.
De afdeling dammen van de
Peroneels Vereniging Kon. Mij.
„De Schelde" te Vlissingen heeft
zicht aangesloten bij de Z.D.B.
Dit is de eerste Personeels Ver.
die zich aansluit by de Zeeuwse
Dambond maar tevens ook, voor
zover mij bekend bij de Ned.
Dam Bond.
Hierbij geef ik de lezers een
partij-gedeelte van twee spelers
bij genoemde ver. aangesloten.
H~TÜ
m m
^§1 3Ü
m
m éi
Hf Hl
S
18
m m
H jHH
m, A m,
8§ Hl
iü
Stand na 45ste zet. 46. 3328
13—19; 47. 27—22 17—21; 48.
22—17 12—18; 49. 17x26 18—22;
schamend voor haarzelf?
„Niek, vind je niet dat zo'n
huisbezoek leerzaam kan zijn,
ik bedoel voor jezelf?"
„Ja, dat kan wel, maar hoe
kom je daar nu opeens zo bij?"
„Door Anita en haar moeder".
Gon's stem daalt tot gefluister
„Niek, ik geloof, dat het bij ons
ook weer zo is
Nee, ze weert zijn verder vra
gen nog even af, maar hij heeft
haar hand stevig in de zijne ge
grepen: „Niek, ik was er hele
maal niet blij mee, om de toe
komst begrijpt je, de distributie
en zo, ik was bang dat ons kind
je niet zou kunnen leven. Maar
hier.
De Here zal er voor zorgen,
zeiden zij immers
iji
Redacteur: H
M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.