1 a mmnip *ij ons PTilFTi Hoe het begon JL ul Jk. F BLOEMEN IN HUIS. k De slimme boer. APHORISMEN. Vóór NEGEN UUR. DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS 2),e ïiexie'iifJle'ii in Zeeland (2) Vrijdag 30 September 1949 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 imrr ii» ilLllil JJBBS m nmhnlnUlhn ÏSjjü SRBSq iiluü! millll iillln lllllll mm T Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. In een plaats ergens in Neder land werd een wedstrijd gehou den, waaraan de sterkste spelers uit de omtrek deelnamen. Dhr Wakker, een bekend dresseur van paarden, werd no. 1 met 9 punten uit 9 partijen. In zijn laatste par tij was de volgende stelling ont staan (Zie diagram). Wit: Wakker, Kd2, Db6, Tb5, Lg2, Pf3, Pdl, pionnen f2, f4, h5. 'Zwart: Pik-in, Kd5, Da8, Tg4, Tf5, Pc6, Pd7, Le2, Le7, pionnen b4, c4, c5, c7, d6, e5, gó. Wit aan zet. (Zie onderstaande diagram Wakker-Pik in.) Zwart had met zijn beproefd systeem „Grijp wat je grijpen kan" een groot materieel over wicht gekregen. Weliswaar stond hij wat gedrongen, maar door zijn overwicht zou hij wel winnen, was zijn oordcel. Wit dacht er echter anders over; zijn paarden zouden hem niet in de steek laten, daar was hij van overtuigd! Inderdaad, zo was het ook. Men zie het ver loop der partij. 1. Db6 X c6t (neemt nu de Koning, dan volgt Pf3d4t en mat) 1Da8 x c6 (er is niet anders) 2. Pf3 x g5t Tg4xg2 (niet Kd4 wegens Pe6t en mat en op e4 volgt Pe3t en Pe6 mat) 3. Pdl—e3t (nu gaat het Paard geweldig huis houden onder de zwarte troepen. De cavalerie in actie) 3Kd5d4 4. Pe3xe2f Kd4d5 5. Pc2 x b4t Kd5d4 6. Pd4 x c6t Kd4d5 7. Pc6xe7t Kd5d4 8. Pe7xf5t Kd4d5 9. Pf5e3t Kdöc6 (eindelijk in veiligheid) 10. Pe3xg2 Kc6xb5 11. h5h6 Pd7—f6! 12. f4xe5 d6xe5 13. h6 -h7 Pf6xh7 14. Pg5xb7 en Wit won In de 2e ronde won de heer Wakker (Wit) zijn partij als volgt 1. e2e4 e7e5 2. Pgl—f3 d7d6 3. Lfl—c4 f7—f6? (beter Pc6) 4. Pblc3 Lc8g4 5. Pf3xe5! Lg4xdl 6. Lc4f71 Ke8e7 7. Pc3d5t en mat En hier nog een probleem „niet zo moeilijk als het lijkt". Auteur: Schinkman. Wit: Kf6, Tc6, Le8, pion f7 (4 stukken). Zwat: Kd8 (1 stuk). Wit aan zet. Mat in 2 zetten. Wie al te lang over iets na denkt, zal weinig tot stand bren gen. Beginselen dienen de meeste mensen om zich eens en vooral het denken te besparen. CROCUSSEN. Veel mensen hebben er last mee, dat de crocussen in de ka mer niet willen bloeien. Het wor den dan maar wat treurige bos jes groen, zonder dat er een bloe metje tevoorschijn komt. Dat komt meestal omdat men ze te vroeg in bloei wil hebben. Cro cussen laten zich niet zoveel op jagen. Crocussen zijn eigenlijk al leen maar geschikt voor de kamer als U ook over een tuin beschikt. Het is een methode die maar door weinigen gevolgd wordt, maar de kans op succes is veel groter. Eerst zorgt U, dat U over een goede kwaliteit knollen beschikt. Ze zijn er in verscheidene kleu ren, n.l. geel, gestreept, wit, paars en blauw. U kunt ze het best zet ten in gewone bloempotten of on geglazuurde schaaltjes waar een gaatje in zit. De schaaltjes of potten vullen met goede, losse tuingrond en dan de bolletjes in drukken tot ze er juist met de puntjes uitsteken. Ze kunnen op ongeveer drie cm. afstand van elkaar staan. Dan zoekt U in de tuin een beschut plaatsje op en zet de schalen en potten onder de grond, bedekt met een laagje van 3 cm. dik. Als het gaat vriezen, er wat stro, blad of iets dergelijks over heen doen. Eind Januari kunt U eens gaan kijken of de scheuten al lang genoeg zijn. Beginnen die wat dikker te worden, dan zit de bloem in de stengel en kunnen ze in de kamer gezet worden. De grond die er los op ligt, kunt U er af doen. In enkele weken bloeien ze dan. Probeer het eens op deze manier. U zult er zeker succes mee hebben. SANDERSE. abcdefgh Probleemstelling Mat m 2 zetten. tmm. abcdefgh Stand der partij WakkerPlk-in (Wit aan zet). Eens, toen Hendrik de Vierde op de jacht was, en zich van zijn gezelschap en zijne hofhouding had verwijderd, ontmoette hij een boer, die op een boomstam was gezeten. „Wat doet gij daar?" vroeg de koning hem. „Ik ben reeds van het aanbre ken van de dag hier, om de ko ning te zien; zonder die begeerte zou ik nu bezig zijn met het be bouwen van mijn land, dat daar ginds bij die hut is gelegen." „Als ge achter op mijn paard wilt stijgen," zeide Hendrik tot hem, „zal ik u bij de koning bren gen, en dan kunt ge hem op uw gemak zien." Verrukt over dit voorstel, stijgt de boer op, en vraagt onder weg, hoe hij de koning zal kunnen her kennen. „Gij hebt slechts naar hem te zien, die gedekt zal zijn, terwijl al de anderen blootshoofds zullen staan." Eindelijk komt de vorst weer bij een gedeelte van zijn gevolg aan, waarop zij allen het hoofd ontblooten, uitgezonderd hijzelf. Toen keert hij zich naar de boer en vraagt hem: „Welnu, wie is de koning?" „Wel, mijnheer", antwoordde deze, „dat zult u of ik wel zijn, want slechts wij beiden hebben de hoed nog op." Wat kunnen sommige mensen toch beleefd zijn! „Ach, doe toch geen moeite", zeggen zij, wan neer men zich de moeite al ge geven heeft. Niets overtuigt zozeer mensen met weinig verstand, dan wat ze niet begrijpen. Hoe gelukkig zou niet menig een zijn, indien hij zich om eens andermans zaken even weinig bekommerde als om zijn eigen zaken. Natuurlijk is het niet goed om de halve dag in een ochtendjapon in huis rond te lopen, maar vóór negen uur is het toch wel geper mitteerd. Is het niet de huisvrouw, die alle laat opgestane gezinsleden nog op tijd de deur moet uithel pen? Zij zal dus zelf geen gelegen heid hebben, zich vroeg aan te kleden, en wacht daarom in haar ochtendjapon tot iedereen naar zijn school of werk is. Dan kan ze zich, na het eerste huiswerk, aan kleden, en meer zorg aan haar uiterlijk besteden dan wanneer iedereen nog thuis is. Een ochtend japon moet gemakkelijk kunnen worden aangetrokken, zodat we in de eerste plaats op een eenvoudige sluiting zullen letten, die dan bij voorbeeld kan bestaan uit een rits sluiting van boven naar beneden, of uit een rond het midden ge strikte ceintuur. De ochtendjapon sluit in dit geval ver over elkaar. Wij geven u hierbij twee geheel verschillende modellen van ochtendjaponnen, die van wol of zijde kunnen worden gemaakt. DL 3416/17. Het model van deze ochtendjas is heel eenvoudig doch tevens zeer practisch. De voorpanden sluiten ver over elkaar heen, en worden met een gestrikte ceintuur bij elkaar gehouden. Benodigd voor 112 cm. bovenwijdte 4.50 m. stof van 90 cm. breedte. DL 3417/17. Heel mooi en slankkledend is dit model. Middenvoor is een ritsluiting aangebracht. De zakken zijn van kleppen voorzien. Benodigd voor 100 cm. bovenwijdte 4.50 m. stof van 90 om. breedte. De knippatronen zijn tegen vooruitbetaling per postwissel van 0.50 bij „Bella Patronen Service", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen. DL 3416/17 is verkrijgbaar voor 100, 106 en 110 cm. bovenwijdte, terwijl DL 3417/17 in de bovenwijdte van 92, 100 en 108 om. verkrijgbaar is. door M. v. d. Bosch. 5 „Zou jij er bij kunnen?" vroeg Han hoopvol. „Kom dan maar hier". Hij stak Han een hand toe, die toen met een flinke sprong meteen weer aan de andere kant stond. „Kijk, daar boven zitten zulke mooie, maar veel te hoog voor mij". „Vind je ze lekker?" vroeg de jongen, terwijl hij naar Hans be vlekt gezichtje keek. ,Nou, ze zijn fijn, maar ik wou er zo graag wat mee naar huis nemen". De jongen, die een flink stuk groter was dan Han kon er ge makkelijk bij. HU plukte ze met tak en al, dan bleven ze veel lek kerder, beweerde hij. „Het zal toch wel mogen van de mensen van het Huis", zei Han ineens. „Welja, natuurlijk, en ze heb ben hier niets over te zeggen, want ze staan buiten het hek". Ja, dat was waar. Han was al weer gerust gesteld. „Woon jij in 't dorp". „Nee, in het dorp eigenlijk niet, we wonen in het Boshuis". „In 't Boshuis? Zonder erg te hebben in die verbaasde uitroep ging Han ver der. „Ja, en mijn broer is hier op het Huis. Ze hebben een neefje te logeren, en hy moet er mee gaan spelen. Ik vind het zo naar, want we zijn altijd samen en het is na- tuurlijk een vervelende jongen". Han kon niet begrijpen waarom die jongen zo moest lachen. Hè, dat had ze maar niet moeten zeg gen. Moeder zei altüd, dat ze niet direct alles aan vreemden vertel len moest, maar nu was het al weer te laat. Ondertussen tuurde de jongen ook al eens de tuin in. „Blijft hij daar de hele mor gen „Dat denk ik wel, misschien komt hy nog wol even terug Ineorti was Han bet emmertje te binnen geschoten. Koos zou het daar toch niet de hele morgen la ten. Een poosje hadden ze nog zitten praten, toen voetstappen in het grint knerpten, en meteen Koos door het hek naar buiten kwam. Mét het emmertje, zag Han direct. „Koos!" riep ze hard. „Ben jy daar nog?" Verbaasd vroeg hy het. Meteen liet hij zich naast zyn zusje in het gras val len. „O, Han, Han toch", Koos scha terde het uit van het lachen. „Ha, ha, ha, Han toch, ha, ha, ha, een adder, ha, ha, ha! O, help, een adder! Toen Koos aan het Huis gebeld had, was hij door de knecht, waar Dik zo van droomde, in een zyka- mer gelaten, waar hy maar even moest wachten. Hy zat er nog niet lang, toen een dienstmeisje binnenkwam en vroeg of hij maar mee wou gaan naar mevrouw. Toen pas dacht hij aan het em mertje, dat hy nog steeds in de hand had, dat lelyke rode bra- menemmertje met do paling. Hy kreeg een vuurrode kleur. Het meisje keek er een beetje min achtend naar. „Laat het maar hier", zei ze, en Koos zette het op de grond naast zy'n stoel. Toen bracht ze hem naar de ka mer aan de overkant van de gang, waar de oude mevrouw in een ge makkelijke stoel zat. „Zo Jacobus, ik vind het pret tig, dat je gekomen bent, ga daar maar even zitten". En tegen het meisje: „Jaantje, ga jij jongeheer Boudewyn eens roepen, hij zal wel in de tuin zijn". „Ja mevrouw, maar we hebben hem de hele morgen niet meer gezien". „Ga nu maar", en mevrouw wenkte met haar hand. Daarna had mevrouw gevraagd hoe het thuis was en hoe moeder het maakte het duurde lang eer het meisje terugkwam, vond Koos en juist was hij aan het vertellen dat moeder op reis was, toen ze een vreselyke gil hoorden. De oude mevrouw vloog ver schrikt overeind. „Dat is Her mine!" riep ze en snelde naar de deur; de meisjes kwamen ook aandraven, en alles riep en praat te door elkaar. Koos was ook ge schrokken en stond naast zijn stoel. Zou hij er ook heen gaan of niet? Boven alles uit, hoorde hy de stem van juffrouw Hermine: „O, help, help, een adder, een adder!" „Ik durf niet!" „Voor geen geld!" van alles riepen ze door elkaar, en daar tussen door de stem van de oude mevrouw die trachtte te kalmeren. „O nee, dicht die deur!" gilde plotseling Hermme weer. „Zo komt hij de gang nog in". Nu liep er iemand hard naar achter. Even later ging de buiten deur open, en plotseling was het heel stil. Meteen stond koos voor het raam. De oude mevrouw kwam naar buiten met een scho teltje melk in de hand, dan juf frouw Hermine. „Sst, stil nu", fluisterde ze. „Als hy ons hoort, komt hij op ons af. Is de kamer deur goed dicht?" Mevrouw liep op het raam af, dat wijd open stond. „Ziet u hem?" fluisterde juffrouw Her mine weer, nog trillend van de doorgestane schrik. „Nee, ik zie niets. Pst pst! riep mevrouw door het raam. Juf frouw Hermine kwam wat dichter bij en waagde het naar binnen te kijken, maar ze slaakte weer een vreselyke gil. „O, hij komt op het raam af". En elkaar opzy duwend vlogen allen de gang weer in. Koos drukte zijn neus plat te gen de ruiten. Er was natuurlyk een adder in de kamer, zou hy er nu uit komen? Er was echter niets te zien. In de gang hoorde hy weer druk gepraat. Toen kwam mevrouw binnen. „Jongeheer Jacobus, zou jy een adder durven vangen?" en daarachter handenwringend van angst kwam juffrouw Hermine. „O, doe het alsjeblieft!" (Wordt vervolgd.) Om behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en 't SCHOUWSCH DAGBLAD van 30 SEPT 1949 eeumcH VOOR DE ZONDAG We hebben in een vorige be schrijving van het vervaltijdperk in ons vaderland, dat vooraf ging aan de vreselijke Franse over heersing, er op gewezen, dat los lating van de Reformatorische be ginselen, ondergang betekent, niet slechts van de kerk in Ne derland, maar ook van ons volk als natie. Groen van Prinsterer wees herhaaldelijk op dit nauwe verband. De grote afval begon in Frank rijk, waar men zich bruut afkeer de van elke vorm van godsdienst. Godslasterlijke dingen schreven daar de leidslieden van het volk. In ons land deed men liet wat kalmer aan, zoals dit bij onze landaard paste. Maar toch werden ook ten onzent de boeken van de godloze Rousseau en Voltaire verslonden en hun atheïstische geest drong bij de leidslieden van ons volk binnen en daarmede natuurlyk ook de verwereldlijking. Eerst bij de hogere standen en later bij de kleinere mensen. Vooral het jonge geslacht begon loszinnig te worden. Zoals zij te genwoordig er geen been meer in zien naar de bioscoop te gaan, zo zagen zy er toen geen been meer in om te gaan dansen. De bekende romanschrijfster Betje Wolff, schreef in haar boe ken scherpe spotregels tegen een kerkeraad, die een ouderling had gecensureerd, omdat hij een bal gegeven had in zijn huis. Het nauw leven bij de Heilige Schrift, het ingetogen leven, werd openlijk ais achterlijk uitgekre ten, het was niet „modern". Groen van Prinsterer beschrijft het op zijn kernachtige, bondige wyze met de volgende weinige woorden: „Op verflauwing van geloof was zedenbederf, op be derf van zeden voortgang van twijfelarij en ongeloof gevolgd..." Eerst was er het verval, daar na ak onmiddellijk gevolg de afval, de apostasie, waar de Hei lige Schrift van spreekt. Aposta sie komt van een woord dat zeg gen wil: „zich verwijderen, af stand nemen, weggaan". En luisteren we nu nog even naar Groen: „Het getal van op rechte en nauwgezette belijders van het Evangelie in woord en wandel, werd gering; aan veler zogenaamd geloof ontbrak de stempel van eigen overtuiging; het was een lijdelijk en blind èn onverschillig aannemen ener nog gangbare munt Met recht dus afstandnemen... wèggaan En is daarmede niet ook precies onze tijd van verval getekend? En weet ge wat hij dit alles een opmerkelyk verschijnsel was? Dat, naar het uiterlijk, de gou den eeuw zich in de 18e schijnt te repeteren. De voornaamste staatkundige gebeurtenissen her halen zich. Na het eerste stad- houder-tydperk komt het tweede, na 1672 en 1747. Maar het lijkt wel alsof de geschiedenis met zichzelf de spot drijft. Wat er in de gouden eeuw in ons landje af speelt heeft betekenis voor geheel Europa, maar wat er in de eeuw van het verval plaats heeft, lykt op een storm in een glas water. Zet slechts de figuren tegen over elkander: Oldebarneveldt en de Witten tegenover een Simon Slingelandteen Maurits, Frederik Hendrik, Willem Hl tegenover de Oranjes der 18e eeuw! Het word! allemaal lichtelijk karikatureel. Het lykt op het nabootsen m de kinderkamer van wat vader op het oorlogsveld en in de raads zaal heeft verricht. Inderdaad: de buitenlandse di plomatie komt benen te kort om het weg-ebben van de eens zo hoge vloed der Nederlandse Re publiek bij te houden. Wat hadden de mannen in de grote eeuw der Reformatie een diep respect afgedwongen bij het buitenland. De Franse gezant schrijft aan Lodewijk XIV, dat „een vergadering van Burgemees- teren van Amsterdam de indruk wekte van een samenzijn van Koningen We gelóven het. Men heeft in het Rijksmuseum te Amsterdam de portretten van Rembrandt van onze vroede vaderen uit die dagen er maar op aan te zien! Het wa ren mannen, kerels, die wisten wat zij wilden, persoonlijkheden, waarmee de vorsten van Europa rekening hadden te houden. Dat was in het tijdvak der Re formatie. Maar bekijken we nu nog eens het tijdvak van het verval en van de afval. Er zijn geen mannen meer, de fut is er uit, het buitenland heeft er geen respect meer voor. Er wordt gesold met onze belangen en niemand, die nog een mannen woord spreken kan. Zo wordt het in de achttiende eeuw. Zien we ook hier weer niet het spiegelbeeld van vandaag? Ook nu verval en afval, maar ook nu gebrek aan mannen, ge brek aan beginselvaste politiek, gevoerd door mannen, die zeggen kevJveeid u-ooA attó qe£oo§. „Doch de Zoon des mensen als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?" In de voorafgaande gelijke- vige als deze nis van de onrechtvaardige maar aanhoudt rechter en de rechtzoekende weduwe tekent Christus het beeld van het ware geloof. Het is een geloof, dat vraagt om recht, om het recht Gods. Wie gelooft, ziet het grote on recht, dat aan de schepping Gods is aangedaan; ziet de heerschappij van Satan over wereld en mensenhart, ook, en dat in de voornaamste plaats, over het eigen hart. En daar om hunkert het geloof naar rechtsherstel, naar Gods heer schappij over een vernieuwde wereld. Daarom is elke ware gelo- weduwe, die en aanhoudt om recht: Laat toch eenmaal het recht Gods heerlijk door breken! En nu horen wij dat Chris tus Zich afvraagt, of bij Zijn wederkomst dat geloof er nog wel zijn zal! Natuurlijk zal er altijd ge loof blijven op de aarde. Van allerlei geloof. Maar dit ge loof, dat hunkert naar Gods rechtsherstel in Jezus Chris tus? Waarnaar verlangen wij als gelovigen? Vaak niet meer dan naar een hemel, waar het rustig is, waar moeite en strijd, rouw en tranen verdwenen zijn- Maar dit alles komt niet, dan na de overwinning van alle zonde en geestelijke dood. Verlangen wij even sterk naar de verlossing van zonde en naar de verlossing van moeite en verdriet? Smart de kwade begeerte ons evenzeer als het kruis? Moge ons geloof nimmer onder Christus' vreze vallen, dat Hij wel zal vinden een zelfzuchtig geloof, maar niet het geloof dat hunkert naar het recht Gods! Br. G. H. J. MARSMAN. durven, tegen wie dan ook in de wereld: hier sta ik, ik kan niet anders, God helpe mij! Wat een gesjacher om het Amerika en Engeland naar de zin te maken. Inderdaad ook nu hebben de bui tenlandse heren diplomaten hun benen hard nodig om het verval van ons koninkrijk bij te houden. Het is een herhaling van wat ge weest is. Maar de diepste oorzaak ligt in het verlaten van de beginselen der Reformatie, van het Woord, waarvan ons volkslied in schier elk couplet spreekt. Er komt ieder jaar zo'n dag in je leven, dat je het middel punt ben van heel de familie. Dat is as je weer is een keer jarig ben. Nou dat heb ik dan van de weke meegemaakt. Niet dat het nou zo'n belangrijk ding is, dat het in de krant mot, maar omdat liet al m'n lezers en lezeresse ook elk jaar minstens één keer over komt, wil ik er toch wel is effe bij stil staan. Nou benne we hier in Zeeland gewend om dat feit bizonder as 't een kroonjaar is, te gedenken. Ik wete niet of dat in andere pro vincies ook zo is, ik heb wel is hore vertelle van niet. Maar bij ons is dat dan toch zo en nou wou het geval, dat ik, net zo'n kroon jaar meemaakte. En dan ben je netuurlijk het feestvarkentje. Je heb zo'n dag niks in de melk te brokkele (niet dat ik anders zo heel veul in de melk te brokkele heb) en je wacht maar gelate af, wat er bove je hoofd hangt. Dat is met kinders altijd een aardig ding. Dage van te vore benne ze al in de weer met moe der om plannetjes te make. Ze doen heel geheimzinnig as je in de buurte ben en ze lache stiekum en dan mot je maar net doen of je nergens weef van heb. Ik mag dat wel zo is een keertje, niet omdat het dan om mijn gaat. Ik wou liever maar niet in het cen trum staan, maar ik gun het de kinders graag en as ze dan des morges by je komme met derlui pakkies en gdukwense en je wat vliegt die tijd toch merakels hard voorbij, 'n Mens mot bly weze met z'n verjaardag, dat hoort nou eenmaal zo en ze wille allegare dat je een blij gezicht trekt, maar achteraf denk je toch wel is: wat is nou de rede voor die blijdschap? Ja, neluur- lijk heb ie as christenmens blij en dankbaar te wezen dat je weer een vol jaar gespaard ben, dat is allegaar genade; d'r worde er veul weggenome, die niet zo oud worde en je ben zeivers geen haar beter, daar niet van. Maar daar staat tegenover, dat je, as je weer een kroonjaar beleeft, óók weer vijf jaartjes ouwer geworde ben en mot je daar nou blij mee we ze? Kijk, dat breng je wel is an het denke. 'n Mens wil wel graag oud worde maar hij wil het niet graag weze, zegge ze wei is en daar zit veul waarheid anvast. Het leve vliegt tussen je vin gers weg, as een handvol mos terdzaad en ieder kroonjaar is een grote stap dichter bij het end. Dat voel je goed genogt as je an het end van zo'n verjaardag, je geweune gezicht gaat trekke en je kinders bepaalt bij wat er zo staat geschreve in psalm negen tig, in het gebed van Mozes, de man Gods, waar je lezen ken: want al onze dagen gaan heen door Uw verbolgenheid, wij bren gen onze jaren door als een ge dachte Kijk, dan komt het er op an, dat je weet waar het end naar toe gaat en as je dan de genade heb gekrege om te kenne zegge: en tóch ben ik blij, ook weer met dit kroonjaar, omdat het een end dichter brengt bij waar ik weze wil, dan ben -je een gelukkig mens. En as 't goed staat met ons, kenne we dat ook zegge, want de weg is geopend, zo goed voor jul lie allemaal, die dit leze as voor je FLIP BRAMSE. vindt een mooi strikkie om het oortje van je nieuwe kommetje en je krijgt een stuk extra ont- bytkoek bij de koffie, wel dan krijg je toch een apart gevoel over je. Nou is de moeilijkheid, dat je feitelyk heel zo'n dag met een dankbare glimlach op je ge zicht mot lope, want al je kinders wille heel de dag an je zien dat je blij ben en as je maar effe een gewoon gezicht trekt vrage ze an je, of er wat an scheelt. En dat is wel is een beetje moeilijk, je gezichtsspiere gaan op de duur trekke en je loopt onwilkeurig is een keertje extra de schuur in om weer is een gewoon gezicht te kenne zette. De koeie en de var- kes hebbe er zo geen erg in dat je jarig ben. En kom je dan weer in huis, wel dan trek je je blije grijns maar weer en zit je maar weer jarig te weze. Datzelfde mot z'n eige herhaie as de bure en de vrinde komme felicetere. Ook die motte an je kenne zien dat je blij ben, daar ben je nou eenmaal jarig voor. En zo begin je an het end van de dag bij je eige te denke: ik ben toch blij dat er ook an je jaardag een end komt en je de nieuwe morge weer met een geweun alledaags gezicht beginne ken, want je spiere, ook je ge zichtsspiere benne der op inge steld in geweune doen te weze en ze houwe der niet van uit derlui verband getrokke te worde. Maar afgezien daarvan, sta je met zo'n kroonjaar toch wel is effe bij je eige stil en denk ie: We vertelden dat de Rederij kers te Veere waren vergaderd en de vragenbus was rondgegaan en de antwoorden waren ingezameld, op de vraag van de „Opperprins" hoeveel malen in 't Bybelwoord 't gebruik van zeep gevonden wordt. De volgende antwoorden wer den voorgelezen: Eerste antwoord. ,,'t Gebruik der Zeep is klaar te [vinden, Dit zeg ik aan mijn [Kamèrvrinden. In 't eerste Oude Testament, In 't laatste boek zeer wel [bekend, In 't derde stuk, in 't tweede [deel, Dat is mijn antwoord in L't geheel." De volgende broeder is er nog beter achter. Deze heelt schijnbaar goed gestudeerd. Tweede antwoord. „Slegts driemaal wordt in ['t Bijbelblad, 't Gebruik van zeep gevonden, De vroome Job, die zooveel [smert te lijden had Bedekt met vuile Zonden (Job 9:30), Roept klagend uit: Al wiesch ik Lmij Met versch gesmolten sneeuw, Wat zou mij zulks toch baten? Ja zelfs, al nam ik zeep daarbij, Nog zou mijn vuil gestel Mij nimmermeer verlaten! De tweede plaats is in het boek Van Ziender Jeremias (Jer. 29:5), De derde plaats, indien men [zoek, Vind men bij Malachias" (Mal. 3:2.) 't Bestek van deze schets laat niet toe, meer dan twee ant woorden te publiceren. Bollewerk der Kerk. Dan kondigt de Opperprins aan' „O, Broeders! antwoordt op de [Maat, Waar staat in 't Heilig Boek Het krijgsmanswoord [„Soldaat"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 5