1 a mmnip
*ij ons
PTilFTi
Hoe het begon
JL
ul
Jk.
F BLOEMEN IN HUIS.
k
De slimme boer.
APHORISMEN.
Vóór NEGEN UUR.
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
2),e ïiexie'iifJle'ii in Zeeland (2)
Vrijdag 30 September 1949
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
imrr
ii»
ilLllil
JJBBS
m
nmhnlnUlhn
ÏSjjü
SRBSq
iiluü!
millll iillln
lllllll
mm
T
Correspondentie uitsluitend te richten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
In een plaats ergens in Neder
land werd een wedstrijd gehou
den, waaraan de sterkste spelers
uit de omtrek deelnamen. Dhr
Wakker, een bekend dresseur van
paarden, werd no. 1 met 9 punten
uit 9 partijen. In zijn laatste par
tij was de volgende stelling ont
staan (Zie diagram).
Wit: Wakker, Kd2, Db6, Tb5,
Lg2, Pf3, Pdl, pionnen f2, f4, h5.
'Zwart: Pik-in, Kd5, Da8, Tg4,
Tf5, Pc6, Pd7, Le2, Le7, pionnen
b4, c4, c5, c7, d6, e5, gó.
Wit aan zet.
(Zie onderstaande diagram
Wakker-Pik in.)
Zwart had met zijn beproefd
systeem „Grijp wat je grijpen
kan" een groot materieel over
wicht gekregen. Weliswaar stond
hij wat gedrongen, maar door zijn
overwicht zou hij wel winnen, was
zijn oordcel. Wit dacht er echter
anders over; zijn paarden zouden
hem niet in de steek laten, daar
was hij van overtuigd! Inderdaad,
zo was het ook. Men zie het ver
loop der partij.
1. Db6 X c6t
(neemt nu de Koning, dan volgt
Pf3d4t en mat)
1Da8 x c6
(er is niet anders)
2. Pf3 x g5t Tg4xg2
(niet Kd4 wegens Pe6t en mat
en op e4 volgt Pe3t en Pe6 mat)
3. Pdl—e3t
(nu gaat het Paard geweldig
huis houden onder de zwarte
troepen. De cavalerie in actie)
3Kd5d4
4. Pe3xe2f Kd4d5
5. Pc2 x b4t Kd5d4
6. Pd4 x c6t Kd4d5
7. Pc6xe7t Kd5d4
8. Pe7xf5t Kd4d5
9. Pf5e3t Kdöc6
(eindelijk in veiligheid)
10. Pe3xg2 Kc6xb5
11. h5h6 Pd7—f6!
12. f4xe5 d6xe5
13. h6 -h7 Pf6xh7
14. Pg5xb7 en Wit won
In de 2e ronde won de heer
Wakker (Wit) zijn partij als
volgt
1. e2e4 e7e5
2. Pgl—f3 d7d6
3. Lfl—c4 f7—f6?
(beter Pc6)
4. Pblc3 Lc8g4
5. Pf3xe5! Lg4xdl
6. Lc4f71 Ke8e7
7. Pc3d5t en mat
En hier nog een probleem „niet
zo moeilijk als het lijkt".
Auteur: Schinkman.
Wit: Kf6, Tc6, Le8, pion f7 (4
stukken).
Zwat: Kd8 (1 stuk).
Wit aan zet. Mat in 2 zetten.
Wie al te lang over iets na
denkt, zal weinig tot stand bren
gen.
Beginselen dienen de meeste
mensen om zich eens en vooral
het denken te besparen.
CROCUSSEN.
Veel mensen hebben er last
mee, dat de crocussen in de ka
mer niet willen bloeien. Het wor
den dan maar wat treurige bos
jes groen, zonder dat er een bloe
metje tevoorschijn komt. Dat
komt meestal omdat men ze te
vroeg in bloei wil hebben. Cro
cussen laten zich niet zoveel op
jagen. Crocussen zijn eigenlijk al
leen maar geschikt voor de kamer
als U ook over een tuin beschikt.
Het is een methode die maar door
weinigen gevolgd wordt, maar de
kans op succes is veel groter.
Eerst zorgt U, dat U over een
goede kwaliteit knollen beschikt.
Ze zijn er in verscheidene kleu
ren, n.l. geel, gestreept, wit, paars
en blauw. U kunt ze het best zet
ten in gewone bloempotten of on
geglazuurde schaaltjes waar een
gaatje in zit. De schaaltjes of
potten vullen met goede, losse
tuingrond en dan de bolletjes in
drukken tot ze er juist met de
puntjes uitsteken. Ze kunnen op
ongeveer drie cm. afstand van
elkaar staan.
Dan zoekt U in de tuin een
beschut plaatsje op en zet de
schalen en potten onder de grond,
bedekt met een laagje van 3 cm.
dik.
Als het gaat vriezen, er wat
stro, blad of iets dergelijks over
heen doen. Eind Januari kunt U
eens gaan kijken of de scheuten
al lang genoeg zijn. Beginnen die
wat dikker te worden, dan zit de
bloem in de stengel en kunnen ze
in de kamer gezet worden. De
grond die er los op ligt, kunt U er
af doen. In enkele weken bloeien
ze dan. Probeer het eens op deze
manier. U zult er zeker succes
mee hebben. SANDERSE.
abcdefgh
Probleemstelling
Mat m 2 zetten.
tmm.
abcdefgh
Stand der partij WakkerPlk-in
(Wit aan zet).
Eens, toen Hendrik de Vierde
op de jacht was, en zich van zijn
gezelschap en zijne hofhouding
had verwijderd, ontmoette hij een
boer, die op een boomstam was
gezeten.
„Wat doet gij daar?" vroeg de
koning hem.
„Ik ben reeds van het aanbre
ken van de dag hier, om de ko
ning te zien; zonder die begeerte
zou ik nu bezig zijn met het be
bouwen van mijn land, dat daar
ginds bij die hut is gelegen."
„Als ge achter op mijn paard
wilt stijgen," zeide Hendrik tot
hem, „zal ik u bij de koning bren
gen, en dan kunt ge hem op uw
gemak zien."
Verrukt over dit voorstel, stijgt
de boer op, en vraagt onder weg,
hoe hij de koning zal kunnen her
kennen.
„Gij hebt slechts naar hem te
zien, die gedekt zal zijn, terwijl al
de anderen blootshoofds zullen
staan."
Eindelijk komt de vorst weer
bij een gedeelte van zijn gevolg
aan, waarop zij allen het hoofd
ontblooten, uitgezonderd hijzelf.
Toen keert hij zich naar de boer
en vraagt hem: „Welnu, wie is de
koning?"
„Wel, mijnheer", antwoordde
deze, „dat zult u of ik wel zijn,
want slechts wij beiden hebben de
hoed nog op."
Wat kunnen sommige mensen
toch beleefd zijn! „Ach, doe toch
geen moeite", zeggen zij, wan
neer men zich de moeite al ge
geven heeft.
Niets overtuigt zozeer mensen
met weinig verstand, dan wat ze
niet begrijpen.
Hoe gelukkig zou niet menig
een zijn, indien hij zich om eens
andermans zaken even weinig
bekommerde als om zijn eigen
zaken.
Natuurlijk is het niet goed om de
halve dag in een ochtendjapon
in huis rond te lopen, maar vóór
negen uur is het toch wel geper
mitteerd. Is het niet de huisvrouw,
die alle laat opgestane gezinsleden
nog op tijd de deur moet uithel
pen? Zij zal dus zelf geen gelegen
heid hebben, zich vroeg aan te
kleden, en wacht daarom in haar
ochtendjapon tot iedereen naar
zijn school of werk is. Dan kan ze
zich, na het eerste huiswerk, aan
kleden, en meer zorg aan haar
uiterlijk besteden dan wanneer
iedereen nog thuis is. Een ochtend
japon moet gemakkelijk kunnen
worden aangetrokken, zodat we in
de eerste plaats op een eenvoudige
sluiting zullen letten, die dan bij
voorbeeld kan bestaan uit een rits
sluiting van boven naar beneden,
of uit een rond het midden ge
strikte ceintuur. De ochtendjapon
sluit in dit geval ver over elkaar.
Wij geven u hierbij twee geheel
verschillende modellen van ochtendjaponnen, die van wol of zijde
kunnen worden gemaakt.
DL 3416/17. Het model van deze ochtendjas is heel eenvoudig doch
tevens zeer practisch. De voorpanden sluiten ver over elkaar heen, en
worden met een gestrikte ceintuur bij elkaar gehouden. Benodigd
voor 112 cm. bovenwijdte 4.50 m. stof van 90 cm. breedte.
DL 3417/17. Heel mooi en slankkledend is dit model. Middenvoor is
een ritsluiting aangebracht. De zakken zijn van kleppen voorzien.
Benodigd voor 100 cm. bovenwijdte 4.50 m. stof van 90 om. breedte.
De knippatronen zijn tegen vooruitbetaling per postwissel van 0.50
bij „Bella Patronen Service", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht,
te bestellen.
DL 3416/17 is verkrijgbaar voor 100, 106 en 110 cm. bovenwijdte, terwijl
DL 3417/17 in de bovenwijdte van 92, 100 en 108 om. verkrijgbaar is.
door M. v. d. Bosch.
5
„Zou jij er bij kunnen?" vroeg
Han hoopvol.
„Kom dan maar hier". Hij stak
Han een hand toe, die toen met
een flinke sprong meteen weer
aan de andere kant stond.
„Kijk, daar boven zitten zulke
mooie, maar veel te hoog voor
mij".
„Vind je ze lekker?" vroeg de
jongen, terwijl hij naar Hans be
vlekt gezichtje keek.
,Nou, ze zijn fijn, maar ik wou
er zo graag wat mee naar huis
nemen".
De jongen, die een flink stuk
groter was dan Han kon er ge
makkelijk bij. HU plukte ze met
tak en al, dan bleven ze veel lek
kerder, beweerde hij.
„Het zal toch wel mogen van
de mensen van het Huis", zei Han
ineens.
„Welja, natuurlijk, en ze heb
ben hier niets over te zeggen,
want ze staan buiten het hek".
Ja, dat was waar. Han was al
weer gerust gesteld.
„Woon jij in 't dorp".
„Nee, in het dorp eigenlijk niet,
we wonen in het Boshuis".
„In 't Boshuis?
Zonder erg te hebben in die
verbaasde uitroep ging Han ver
der. „Ja, en mijn broer is hier op
het Huis. Ze hebben een neefje te
logeren, en hy moet er mee gaan
spelen. Ik vind het zo naar, want
we zijn altijd samen en het is na-
tuurlijk een vervelende jongen".
Han kon niet begrijpen waarom
die jongen zo moest lachen. Hè,
dat had ze maar niet moeten zeg
gen. Moeder zei altüd, dat ze niet
direct alles aan vreemden vertel
len moest, maar nu was het al
weer te laat.
Ondertussen tuurde de jongen
ook al eens de tuin in.
„Blijft hij daar de hele mor
gen
„Dat denk ik wel, misschien
komt hy nog wol even terug
Ineorti was Han bet emmertje
te binnen geschoten. Koos zou het
daar toch niet de hele morgen la
ten.
Een poosje hadden ze nog zitten
praten, toen voetstappen in het
grint knerpten, en meteen Koos
door het hek naar buiten kwam.
Mét het emmertje, zag Han
direct.
„Koos!" riep ze hard.
„Ben jy daar nog?" Verbaasd
vroeg hy het. Meteen liet hij zich
naast zyn zusje in het gras val
len.
„O, Han, Han toch", Koos scha
terde het uit van het lachen. „Ha,
ha, ha, Han toch, ha, ha, ha, een
adder, ha, ha, ha!
O, help, een adder!
Toen Koos aan het Huis gebeld
had, was hij door de knecht, waar
Dik zo van droomde, in een zyka-
mer gelaten, waar hy maar even
moest wachten.
Hy zat er nog niet lang, toen
een dienstmeisje binnenkwam en
vroeg of hij maar mee wou gaan
naar mevrouw.
Toen pas dacht hij aan het em
mertje, dat hy nog steeds in de
hand had, dat lelyke rode bra-
menemmertje met do paling. Hy
kreeg een vuurrode kleur. Het
meisje keek er een beetje min
achtend naar. „Laat het maar
hier", zei ze, en Koos zette het op
de grond naast zy'n stoel.
Toen bracht ze hem naar de ka
mer aan de overkant van de gang,
waar de oude mevrouw in een ge
makkelijke stoel zat.
„Zo Jacobus, ik vind het pret
tig, dat je gekomen bent, ga daar
maar even zitten". En tegen het
meisje: „Jaantje, ga jij jongeheer
Boudewyn eens roepen, hij zal wel
in de tuin zijn".
„Ja mevrouw, maar we hebben
hem de hele morgen niet meer
gezien".
„Ga nu maar", en mevrouw
wenkte met haar hand.
Daarna had mevrouw gevraagd
hoe het thuis was en hoe moeder
het maakte het duurde lang
eer het meisje terugkwam, vond
Koos en juist was hij aan het
vertellen dat moeder op reis was,
toen ze een vreselyke gil hoorden.
De oude mevrouw vloog ver
schrikt overeind. „Dat is Her
mine!" riep ze en snelde naar de
deur; de meisjes kwamen ook
aandraven, en alles riep en praat
te door elkaar. Koos was ook ge
schrokken en stond naast zijn
stoel. Zou hij er ook heen gaan
of niet?
Boven alles uit, hoorde hy de
stem van juffrouw Hermine: „O,
help, help, een adder, een adder!"
„Ik durf niet!" „Voor geen geld!"
van alles riepen ze door elkaar,
en daar tussen door de stem van
de oude mevrouw die trachtte te
kalmeren.
„O nee, dicht die deur!" gilde
plotseling Hermme weer. „Zo
komt hij de gang nog in".
Nu liep er iemand hard naar
achter. Even later ging de buiten
deur open, en plotseling was het
heel stil. Meteen stond koos voor
het raam. De oude mevrouw
kwam naar buiten met een scho
teltje melk in de hand, dan juf
frouw Hermine. „Sst, stil nu",
fluisterde ze. „Als hy ons hoort,
komt hij op ons af. Is de kamer
deur goed dicht?"
Mevrouw liep op het raam af,
dat wijd open stond. „Ziet u
hem?" fluisterde juffrouw Her
mine weer, nog trillend van de
doorgestane schrik.
„Nee, ik zie niets. Pst pst! riep
mevrouw door het raam. Juf
frouw Hermine kwam wat dichter
bij en waagde het naar binnen te
kijken, maar ze slaakte weer een
vreselyke gil. „O, hij komt op het
raam af". En elkaar opzy duwend
vlogen allen de gang weer in.
Koos drukte zijn neus plat te
gen de ruiten. Er was natuurlyk
een adder in de kamer, zou hy er
nu uit komen?
Er was echter niets te zien.
In de gang hoorde hy weer druk
gepraat. Toen kwam mevrouw
binnen. „Jongeheer Jacobus, zou
jy een adder durven vangen?" en
daarachter handenwringend van
angst kwam juffrouw Hermine.
„O, doe het alsjeblieft!"
(Wordt vervolgd.)
Om
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
't SCHOUWSCH DAGBLAD
van 30 SEPT 1949
eeumcH
VOOR DE ZONDAG
We hebben in een vorige be
schrijving van het vervaltijdperk
in ons vaderland, dat vooraf ging
aan de vreselijke Franse over
heersing, er op gewezen, dat los
lating van de Reformatorische be
ginselen, ondergang betekent,
niet slechts van de kerk in Ne
derland, maar ook van ons volk
als natie. Groen van Prinsterer
wees herhaaldelijk op dit nauwe
verband.
De grote afval begon in Frank
rijk, waar men zich bruut afkeer
de van elke vorm van godsdienst.
Godslasterlijke dingen schreven
daar de leidslieden van het volk.
In ons land deed men liet wat
kalmer aan, zoals dit bij onze
landaard paste.
Maar toch werden ook ten
onzent de boeken van de godloze
Rousseau en Voltaire verslonden
en hun atheïstische geest drong
bij de leidslieden van ons volk
binnen en daarmede natuurlyk
ook de verwereldlijking. Eerst bij
de hogere standen en later bij de
kleinere mensen.
Vooral het jonge geslacht begon
loszinnig te worden. Zoals zij te
genwoordig er geen been meer in
zien naar de bioscoop te gaan, zo
zagen zy er toen geen been meer
in om te gaan dansen.
De bekende romanschrijfster
Betje Wolff, schreef in haar boe
ken scherpe spotregels tegen een
kerkeraad, die een ouderling had
gecensureerd, omdat hij een bal
gegeven had in zijn huis.
Het nauw leven bij de Heilige
Schrift, het ingetogen leven, werd
openlijk ais achterlijk uitgekre
ten, het was niet „modern".
Groen van Prinsterer beschrijft
het op zijn kernachtige, bondige
wyze met de volgende weinige
woorden: „Op verflauwing van
geloof was zedenbederf, op be
derf van zeden voortgang van
twijfelarij en ongeloof gevolgd..."
Eerst was er het verval, daar
na ak onmiddellijk gevolg de
afval, de apostasie, waar de Hei
lige Schrift van spreekt. Aposta
sie komt van een woord dat zeg
gen wil: „zich verwijderen, af
stand nemen, weggaan".
En luisteren we nu nog even
naar Groen: „Het getal van op
rechte en nauwgezette belijders
van het Evangelie in woord en
wandel, werd gering; aan veler
zogenaamd geloof ontbrak de
stempel van eigen overtuiging;
het was een lijdelijk en blind èn
onverschillig aannemen ener nog
gangbare munt
Met recht dus afstandnemen...
wèggaan
En is daarmede niet ook precies
onze tijd van verval getekend?
En weet ge wat hij dit alles een
opmerkelyk verschijnsel was?
Dat, naar het uiterlijk, de gou
den eeuw zich in de 18e schijnt
te repeteren. De voornaamste
staatkundige gebeurtenissen her
halen zich. Na het eerste stad-
houder-tydperk komt het tweede,
na 1672 en 1747. Maar het lijkt
wel alsof de geschiedenis met
zichzelf de spot drijft. Wat er in
de gouden eeuw in ons landje af
speelt heeft betekenis voor geheel
Europa, maar wat er in de eeuw
van het verval plaats heeft, lykt
op een storm in een glas water.
Zet slechts de figuren tegen
over elkander: Oldebarneveldt en
de Witten tegenover een Simon
Slingelandteen Maurits, Frederik
Hendrik, Willem Hl tegenover de
Oranjes der 18e eeuw! Het word!
allemaal lichtelijk karikatureel.
Het lykt op het nabootsen m de
kinderkamer van wat vader op
het oorlogsveld en in de raads
zaal heeft verricht.
Inderdaad: de buitenlandse di
plomatie komt benen te kort om
het weg-ebben van de eens zo
hoge vloed der Nederlandse Re
publiek bij te houden.
Wat hadden de mannen in de
grote eeuw der Reformatie een
diep respect afgedwongen bij het
buitenland. De Franse gezant
schrijft aan Lodewijk XIV, dat
„een vergadering van Burgemees-
teren van Amsterdam de indruk
wekte van een samenzijn van
Koningen
We gelóven het. Men heeft in
het Rijksmuseum te Amsterdam
de portretten van Rembrandt van
onze vroede vaderen uit die dagen
er maar op aan te zien! Het wa
ren mannen, kerels, die wisten
wat zij wilden, persoonlijkheden,
waarmee de vorsten van Europa
rekening hadden te houden.
Dat was in het tijdvak der Re
formatie.
Maar bekijken we nu nog eens
het tijdvak van het verval en van
de afval.
Er zijn geen mannen meer, de
fut is er uit, het buitenland heeft
er geen respect meer voor. Er
wordt gesold met onze belangen
en niemand, die nog een mannen
woord spreken kan. Zo wordt het
in de achttiende eeuw.
Zien we ook hier weer niet het
spiegelbeeld van vandaag?
Ook nu verval en afval, maar
ook nu gebrek aan mannen, ge
brek aan beginselvaste politiek,
gevoerd door mannen, die zeggen
kevJveeid u-ooA attó qe£oo§.
„Doch de Zoon des mensen als Hij komt,
zal Hij ook geloof vinden op de aarde?"
In de voorafgaande gelijke- vige als deze
nis van de onrechtvaardige maar aanhoudt
rechter en de rechtzoekende
weduwe tekent Christus het
beeld van het ware geloof.
Het is een geloof, dat vraagt
om recht, om het recht Gods.
Wie gelooft, ziet het grote on
recht, dat aan de schepping
Gods is aangedaan; ziet de
heerschappij van Satan over
wereld en mensenhart, ook, en
dat in de voornaamste plaats,
over het eigen hart. En daar
om hunkert het geloof naar
rechtsherstel, naar Gods heer
schappij over een vernieuwde
wereld.
Daarom is elke ware gelo-
weduwe, die
en aanhoudt
om recht: Laat toch eenmaal
het recht Gods heerlijk door
breken!
En nu horen wij dat Chris
tus Zich afvraagt, of bij Zijn
wederkomst dat geloof er nog
wel zijn zal!
Natuurlijk zal er altijd ge
loof blijven op de aarde. Van
allerlei geloof. Maar dit ge
loof, dat hunkert naar Gods
rechtsherstel in Jezus Chris
tus?
Waarnaar verlangen wij als
gelovigen?
Vaak niet meer dan naar
een hemel, waar het rustig is,
waar moeite en strijd, rouw
en tranen verdwenen zijn-
Maar dit alles komt niet,
dan na de overwinning van
alle zonde en geestelijke dood.
Verlangen wij even sterk naar
de verlossing van zonde en
naar de verlossing van moeite
en verdriet? Smart de kwade
begeerte ons evenzeer als het
kruis?
Moge ons geloof nimmer
onder Christus' vreze vallen,
dat Hij wel zal vinden een
zelfzuchtig geloof, maar niet
het geloof dat hunkert naar
het recht Gods!
Br.
G. H. J. MARSMAN.
durven, tegen wie dan ook in de
wereld: hier sta ik, ik kan niet
anders, God helpe mij! Wat een
gesjacher om het Amerika en
Engeland naar de zin te maken.
Inderdaad ook nu hebben de bui
tenlandse heren diplomaten hun
benen hard nodig om het verval
van ons koninkrijk bij te houden.
Het is een herhaling van wat ge
weest is.
Maar de diepste oorzaak ligt in
het verlaten van de beginselen
der Reformatie, van het Woord,
waarvan ons volkslied in schier
elk couplet spreekt.
Er komt ieder jaar zo'n dag
in je leven, dat je het middel
punt ben van heel de familie. Dat
is as je weer is een keer jarig ben.
Nou dat heb ik dan van de
weke meegemaakt. Niet dat het
nou zo'n belangrijk ding is, dat
het in de krant mot, maar omdat
liet al m'n lezers en lezeresse ook
elk jaar minstens één keer over
komt, wil ik er toch wel is effe
bij stil staan.
Nou benne we hier in Zeeland
gewend om dat feit bizonder as
't een kroonjaar is, te gedenken.
Ik wete niet of dat in andere pro
vincies ook zo is, ik heb wel is
hore vertelle van niet. Maar bij
ons is dat dan toch zo en nou wou
het geval, dat ik, net zo'n kroon
jaar meemaakte. En dan ben je
netuurlijk het feestvarkentje. Je
heb zo'n dag niks in de melk te
brokkele (niet dat ik anders zo
heel veul in de melk te brokkele
heb) en je wacht maar gelate af,
wat er bove je hoofd hangt.
Dat is met kinders altijd een
aardig ding. Dage van te vore
benne ze al in de weer met moe
der om plannetjes te make. Ze
doen heel geheimzinnig as je in
de buurte ben en ze lache stiekum
en dan mot je maar net doen of
je nergens weef van heb. Ik mag
dat wel zo is een keertje, niet
omdat het dan om mijn gaat. Ik
wou liever maar niet in het cen
trum staan, maar ik gun het de
kinders graag en as ze dan des
morges by je komme met derlui
pakkies en gdukwense en je
wat vliegt die tijd toch merakels
hard voorbij, 'n Mens mot bly
weze met z'n verjaardag, dat
hoort nou eenmaal zo en ze wille
allegare dat je een blij gezicht
trekt, maar achteraf denk je
toch wel is: wat is nou de rede
voor die blijdschap? Ja, neluur-
lijk heb ie as christenmens blij en
dankbaar te wezen dat je weer
een vol jaar gespaard ben, dat is
allegaar genade; d'r worde er
veul weggenome, die niet zo oud
worde en je ben zeivers geen haar
beter, daar niet van. Maar daar
staat tegenover, dat je, as je weer
een kroonjaar beleeft, óók weer
vijf jaartjes ouwer geworde ben
en mot je daar nou blij mee we
ze? Kijk, dat breng je wel is an
het denke. 'n Mens wil wel graag
oud worde maar hij wil het niet
graag weze, zegge ze wei is en
daar zit veul waarheid anvast.
Het leve vliegt tussen je vin
gers weg, as een handvol mos
terdzaad en ieder kroonjaar is
een grote stap dichter bij het end.
Dat voel je goed genogt as je an
het end van zo'n verjaardag, je
geweune gezicht gaat trekke en
je kinders bepaalt bij wat er zo
staat geschreve in psalm negen
tig, in het gebed van Mozes, de
man Gods, waar je lezen ken:
want al onze dagen gaan heen
door Uw verbolgenheid, wij bren
gen onze jaren door als een ge
dachte
Kijk, dan komt het er op an,
dat je weet waar het end naar
toe gaat en as je dan de genade
heb gekrege om te kenne zegge:
en tóch ben ik blij, ook weer met
dit kroonjaar, omdat het een end
dichter brengt bij waar ik weze
wil, dan ben -je een gelukkig
mens.
En as 't goed staat met ons,
kenne we dat ook zegge, want de
weg is geopend, zo goed voor jul
lie allemaal, die dit leze as voor
je
FLIP BRAMSE.
vindt een mooi strikkie om het
oortje van je nieuwe kommetje
en je krijgt een stuk extra ont-
bytkoek bij de koffie, wel dan
krijg je toch een apart gevoel
over je. Nou is de moeilijkheid,
dat je feitelyk heel zo'n dag met
een dankbare glimlach op je ge
zicht mot lope, want al je kinders
wille heel de dag an je zien dat
je blij ben en as je maar effe een
gewoon gezicht trekt vrage ze an
je, of er wat an scheelt. En dat
is wel is een beetje moeilijk, je
gezichtsspiere gaan op de duur
trekke en je loopt onwilkeurig is
een keertje extra de schuur in om
weer is een gewoon gezicht te
kenne zette. De koeie en de var-
kes hebbe er zo geen erg in dat je
jarig ben. En kom je dan weer
in huis, wel dan trek je je blije
grijns maar weer en zit je maar
weer jarig te weze. Datzelfde
mot z'n eige herhaie as de bure en
de vrinde komme felicetere. Ook
die motte an je kenne zien dat je
blij ben, daar ben je nou eenmaal
jarig voor. En zo begin je an het
end van de dag bij je eige te
denke: ik ben toch blij dat er ook
an je jaardag een end komt en je
de nieuwe morge weer met een
geweun alledaags gezicht beginne
ken, want je spiere, ook je ge
zichtsspiere benne der op inge
steld in geweune doen te weze en
ze houwe der niet van uit derlui
verband getrokke te worde.
Maar afgezien daarvan, sta je
met zo'n kroonjaar toch wel is
effe bij je eige stil en denk ie:
We vertelden dat de Rederij
kers te Veere waren vergaderd en
de vragenbus was rondgegaan en
de antwoorden waren ingezameld,
op de vraag van de „Opperprins"
hoeveel malen in 't Bybelwoord
't gebruik van zeep gevonden
wordt.
De volgende antwoorden wer
den voorgelezen:
Eerste antwoord.
,,'t Gebruik der Zeep is klaar te
[vinden,
Dit zeg ik aan mijn
[Kamèrvrinden.
In 't eerste Oude Testament,
In 't laatste boek zeer wel
[bekend,
In 't derde stuk, in 't tweede
[deel,
Dat is mijn antwoord in
L't geheel."
De volgende broeder is er
nog beter achter. Deze heelt
schijnbaar goed gestudeerd.
Tweede antwoord.
„Slegts driemaal wordt in
['t Bijbelblad,
't Gebruik van zeep gevonden,
De vroome Job, die zooveel
[smert te lijden had
Bedekt met vuile Zonden
(Job 9:30),
Roept klagend uit: Al wiesch ik
Lmij
Met versch gesmolten sneeuw,
Wat zou mij zulks toch baten?
Ja zelfs, al nam ik zeep daarbij,
Nog zou mijn vuil gestel
Mij nimmermeer verlaten!
De tweede plaats is in het boek
Van Ziender Jeremias
(Jer. 29:5),
De derde plaats, indien men
[zoek,
Vind men bij Malachias"
(Mal. 3:2.)
't Bestek van deze schets laat
niet toe, meer dan twee ant
woorden te publiceren.
Bollewerk der Kerk.
Dan kondigt de Opperprins
aan'
„O, Broeders! antwoordt op de
[Maat,
Waar staat in 't Heilig Boek
Het krijgsmanswoord
[„Soldaat"