„Prinsjesdag
Uit mijn klas.
S
I s
Als ghy o vrome, dickvvijls
[hebt gesmaekt,
ermaeckt U nu vrij, dat 't U
t't herte raeckt.
ooft God den Heer met singen
[ende spelen", enz.
Nadat de broeders hun „Ge-
enck-Clanck" weer op tafel
ebben gelegd, gaat men over
t het afwerken van de Agenda.
Een vaste gewoonte is het, dat
an het eind van elke vergaöe-
ing de Rederijkers enige onder
erpen mee krijgen, die zij thuis
dichtvorm moeten beant-
oorden.
De Opperprins zegt: „Punt 1".
,0 Broederen! Wilt mij
Vorige week vertelde ik iets
ver het pioniersleven in Ame-
ika, circa 1870. Doch nu kreeg
k dezer dagen een Engelse
"ant in handen, waarin een
tikel stond over een Canadese
orlogsbruid, waaruit me wel
leek, dat ook nu in deze mo-
erne tijd nog heel wat mee te
aken is. Het artikel over dit
ruidje begint met de vraag:
,Hoe zou je het vinden als de
nan, die je liefhad, meer dan
500 K.M. van je verwijderd
"as, en dat met naar hem toe
gaan en met hem saam te
even medebrengt, dat je in een
ent in de wildernis moet wo-
en?"
Mevrouw Lee was een Cana-
ees oorlogsbruidje. Drie jaar
eleden maakte ze de grote tocht
ver de oceaan, naar Canada.
„Toen ik er heenreisde, om
ob, mijn man te ontmoeten",
ertelde zij, „was ik vervuld
an de schoonste dromen. Ik
acht te komen in moderne
teden, met prettige huizen,
waarin wasmachines, ijskasten.
Ons kact iiuWaal.
Ik .veet niet welk ongelukkig
moment mijn vrouw had, toen ze
op de gedachte kwam om „Prins
jesdag" te gaan meemaken.
Heb je er zin in? vroeg ze na
ïef zoals vrouwen kunnen zijn.
Ik trok m'n schouders op. Sinds
je in de geïllustreerde pers alles
kunt zién en door de radio alles
kunt hóren, wat er op „Prinsjes
dag" in Den Haag geoeurt, zie ik
de noodzaak van zo n treinreis en
van al die onkosten niet meer in.
Maar vrouwen zijn naief als ze
dat willen, zoals ik zei, en dus
gingen we naar Den Haag.
We waren behooriijK op tijd,
d.w.z. we konden nog behoorlijk
de weg van het station naar de
binnenstad, als je in Den Haag
daar nog van spreken kan, begaan.
Het was druk, zeker, maar een
vrolijke drukte en je kon voor
mekander nog uitwijken. Ieder
keek dan ook vrolijk en er zat
stemming in, zo iets van: we wil
len allemaal goed en er van ma
ken wat er van te maken is
Waar zouden we het 't beste
kunnen zien? vroeg mijn vrouw,
een vraag die ik me zelf ook al
gesteld had.
Maar ook ik had een beste zin
en een flinke dosis „good will'
om er het beste van te maken, en
daarom zij ik: we gaan een fijn
plekkie uitzoeken, Kom maar
mee
We liepen het Buitenhof over
naar de richting van de Kneuter
dijk, dat is eenmaal de weg die
iedere niet-Hagenaar gaat ais hij
in Den Haag komt, waarom eigen
lijk, weet ik niet, maar het is zo.
En daar liepen we vast
Aan de Kneuterdijk stond een
haag van mensen, ze stonden op
kisten, op stoelen, op banken, op
tafeltjes en je kon er niets anders
bekijken dan nylon-kousen, al of
[verkonden
Waar wordt in 't Bijbelwoord
'tGebruik van Zeep
[gevonden?"
Nauwelijks heeft de Opper
prins deze woorden gesproken
of talrijke handen duiken in de
wambuizen en de papieren ko
men te voorschijn.
De Vinder (keurmeester)
gaat met een bus rond.
De geestesproducten worden
daarin gedeponeerd.
Als de bus weer voor de
Opperprins staat, gaat deze on
der doodse stilte de antwoorden
voorlezen.
Maar over die „antwoorden" de
volgende week! H. M. W.
Maar toen ik aankwam te Sas
katchewan, was mijn droom
spoedig vervlogen. Er was zelfs
helemaal geen plaats om te
wonen."
Eerst verbleven Norah en
haar man in kleine hotels, maar
later kregen ze een hut in een
voormalig kamp van de R.A.F.
(een kamp van de luchtmacht).
„Er waren een paar houten
gebouwtjes in de wildernis, te
midden van een kale vlakte,
geen sprietje gras, geen boom
te zien. Enkel mijlen met niets,
omgeven door mijlen met niets."
Geen wonder dat dit jonge
vrouwtje dacht aan haar thuis
in Engeland, waar alles was wat
een jong hart maar kan be
geren.
In dat kamp woonden zestien
andere gezinnen. Het koken was
een probleem. De dichtstbijzijnde
stad was 160 K.M. ver en in
de winter door sneeuw en ijs
onbereikbaar. In de zomer was
de temperatuur zo hoog, dat
Norah 's morgens om vier uur
opstond om het huiswerk klaar
niet „opgehaald" en schoentjes,
witte, bruine, zwarte, grijze, leren,
vilten schoentjes en verder rug
gen, ruggen en nog eens ruggen.
Hier zien we niets, zei ik
kordaat. We zullen een andere
plaats opzoeken.
We liepen terug en kwamen in
de buurt van de Vijverberg. En
daar scheen het beterik zeg
nadrukkelijk „schéén" het beter,
want naar ons achteraf bleek was
het niets anders dan een verra
derlijke val, een fuik, waar we in
terectit kwamen.
Alle mensen bewogen zich er
in dezelfde richting, want daar
aan het eind bij de tvorte Vijver
berg zou de „Gouden Koets" met
gevolg langs komen. Als je daar
Kon zomen stond je er als het
ware met je neus op.
Wat denK je ei van? vroeg
mijn vrouw aarzelend.
We zullen is zien, zei ik reso
luutkom maar mee
We volgden de stoet van men
sen en ae drommen werden al
dichter en dichter.
Hou me maar vastzei
ik, eigenlijk helemaal overbodig,
want mijn vrouw had me al bij
m n arm en wel op een manier
welke voor geen tweeërlei uitleg
ging vatbaar was.
Vve werden geuuwd, gestompt,
gerukt, gepord, maar de stemming
bieer er in. Alle mensen waren
van goede wille
We moeten zien vooraan te
komen, zei ik met een optimisme
welke alle reeële grond miste.
Als 't maar kanzei m'n
vrouw.
Vve schuifelden verder, voetje
voor voetje, listig elke hiaat, die
zich maar even opende, benuttend.
En kwamen verder, precies op de
zelfde manier als de haring ver
der komt, die eenmaal de monden
van ae fuik gepasseerd is. Maar
aan „naring" dacht ik dat ogen
blik volstrekt nog niet.
Tenslotte waren we, naar ik
schat, zes lagen mensen van het
front van de straat, die schoonge-
te hebben als de grote hitte
begon. Voor afwisseling kwamen
er soms zeer plotseling hevige
stofstormen, waardoor alles met
grijs stof bedekt werd. Een jaar
nauien werd een dochtertje ge
boren en toen kreeg Norah's
echtgenoot eindelijk de beschik
king over een „huisje". De
slaapkamer was tamelijk van
afmetingen, maar de huiskamer
was enkel maar een gangetje
tussen de keuken en badkamer.
Toen Bob, de echtgenoot, een
ander baantje kreeg en zij van
voren af aan moesten beginnen
een huis te zoeken, besloot No
rah hun spulletjes zo lang maar
ergens op te bergen en even
naar de beschaving terug te
vluchten. Zij maakte een trip
naar het ouderlijk huis met haar
baby en liet manlief de tijd om
weer een huis te zoeken.
Wat een vreugde eindelijk
weer gras te zien, al de gelui
den van het moderne leven te
horen. Mrs Lee zegt: „Engeland
heeft zijn fouten wellicht, maar
ik weet nu, dat de mensen hier
niet beseffen hoe gelukkig zij
hier zijn".
Dat alles klinkt niet erg aan
lokkelijk en Mrs Lee bekent
ook, dat ze niet verrukt is over
de gedachte weer in een tent
te. moeten leven, maar.... ze
gaat terug! Zonder aarzelen,
want de man die ze liefheeft,
wacht daar op haar! Dat is dan
eens een gelukkig slot niet uit
een roman maar in de werke-
lij kheid.
Boven het artikel staat: „Is
het 't waard?"
Ik zou zo zeggen, ja! Erger zou
zijn, als zij in de man was te
leurgesteld. Dat is hopeloos,
maar nu, het leven heeft zovele
mogelijkheden, is er altijd nog
kans, dat zij in een meer ge
civiliseerd gebied terecht komt.
Het pleit in ieder geval voor
dit vrouwtje, dat ze ernst maakt
met de belofte zoals die in het
Engels luidt: I take you for bet
ter and for worse. Voor goede
en kwade dagen. Ze heeft al
kwade dagen gehad, misschien
houden werd, .erwijderdtoen
liepen we vast.
Dat „vastlopen" moet ge in de
meest letterlijke zin opvatten.
Het was vast -lopen, d.w.z. we
konden niet meer vooruit, ook
niet meer achteruit en ook niet
meer opzij, om de eenvoudige re
den, dat er aan alle vier de kan
ten te gelijk opgeduwd werd. Vlak
voor ons, ik denk op drie mensen
lagen afstand, stond een grote,
zware legerauto met open bak.
Die bak was afgeladen met men
sen, met een man an de radio,
en met een persfotograaf. Die
hadden prachtig zicht. Wie achter
die auto stond zag niets, met ge
volg, dat niemand er achter wilde
staan, tenminste op dat moment
nog niet, en ieder, die er per on
geluk achter kwam, opduwde om
op zij te komen.
Links van ons rezen de huizen
hoog op, met afgeladen balkons,
vensters en daken, allemaal men
sen met het air: „niemand doet
ons hier wat", ze stonden te la
chen en pret te maken om ons,
die niets anders zeggen konden
dan: ieder doet me wat
Zouden we hier iets kunnen
zien? vroeg mijn vrouw, weer on
weerstaanbaar naief.
We zullen moeten afwachten,
zei ik, een beetje schijnheilig,
want voor mezelf wist ik al over
tuigend positief, dat we niemen
dal zouden te zien krijgen, ten
minste van de stoet niet.
Maar dat kom je pas te weten
als je in de verraderlijke luik zit.
Zolang je er nog vóór bent, ben
je optimist en dring je dus op, dat
deden dan ook de duizenden die
achter ons stonden.
En dat werd catastrofaal.
Naast mij, rechts stond een juf
frouw, een zeer behoorlijke juf
frouw, maar wel een beetje erg
geverfd en gepoederd, waar ik nu
eenmaal een onberedeneerde hekel
aan heb, want ik vind: jonge meis
jes en vrouwen hebben het niet
nodig, als ze goed sunlightzeep ge
bruiken en oudere vrouwen ma
komen de goede nu.
Die Canadees heeft het zo
slecht nog niet getroffen.
Alleen zou ik andere meisjes,
als ze er nog aan moesten be
ginnen wel raden: tracht eens
uit te vinden, waar je terecht
komt.
Canada is nog al groot en
soms onherbergzaam.
Feest
De baas is jarig geweest. Nee,
geen mens hoeft te luisteren,
of hij achter deze mededeling
een verstolen zucht hoort. Het
geeft eigenlijk geen pas, voor 'n
oud en wijs mens om van
zulke festijnen te genieten, maar
het feit ligt er nu eenmaal toe.
En ik geloof me niet al te zeer
te vergissen, als ik beweer, dat
al de collega's er zo over den
ken. Dat komt eerstens om dat
de baas is.... ja, laat ik het
oordeel van m'n collega, die al
tijd beweert veel mensenkennis
te hebben, maar weergeven.
Die zegt: „De baas is eigenlijk
zo'n fidele vent."
Nu is het er de baas niet om
te doen om eens een dagje ge
fêteerd te worden, dat zou het
oordeel van m'n collega omver
werpen. Integendeel, de baas
houdt zelf van deze dag omdat
het een pracht gelegenheid is
om gezellig bijeen te zijn. Ech
ter, we hebben onze consignes.
Het „cadeau" mag nooit duurder
zijn, dan vijl of zes cent per
kind, en de bloemen mogen al
leen uit eigen tuintjes komen.
Het volgende gebod is, dat de
„festiviteiten" pas om tien uur
mogen beginnen, na de Bijbelse
geschiedenisles. Verder hebben
we vrij mandaat. Het enige wat
we ons veroorloven is, dat we
op de grote dag, tot tien uur des
morgens de school voor de baas
blokkeren. De collega uit zes
vertelt dan voor twee lokalen.
Maar dan om tien uur! We
bergen de hele schoolbevolking
in drie lokalen, zetten een rij
ken zich er belachelijk mee.
't Kan wezen dat ik helemaal
verkeerd ben, maar ik zeg dan
ook, dat ik een „onberedeneerde"
hekel er aan heb.
Ik krijg het benauwd, zuchtte
ze en keek me hulpbehoevend aan.
lk knikte. Wat moet je anders
doen in zulk een situatie Achter
me stond n andere dame, niet-ge-
verfd en niet gepoederd. Een flink
postuur, die nog de sporen van de
welwillende glimlach van die mor
gen op haar goedmoedig gelaat
oewaard had (bij de andere om
standers waren die nergens meer
te zien). Deze dame gaf de raad
aan de hulpzoekende andere da
me: Kijk, u moet zó doen net
als ikZe demonstreerde hoe
zij deed en ik geel dit advies hier
ten dienste van rmjn lezers en
vooral lezeressen, door, voor het
geval, dat ze ooit in een volksop
loop bekneld raken. Ze had haar
ellebogen tot schouderhoogte op-
getrokKen, hield haar handen,
zeer devoot gevouwen en hield zó
ruimte om adem te halen, terwijl
ze, als ze even kans zag die elle
bogen op de schouders van haar
evennaaste liet rusten.
K zó, zei ze nog eens,
haar ellebogen even oprichtend.
De hulpzoekende dame keek
het even aan en begon toen met
haar armen te werken, d.w.z. zij
probeerde deze naar boven te
brengen, maar dat lukte niet, ze
waren stijf langs haar lichaam ge
klemd, hoe ze trok en rukte, de
armen bleven omlaag hangen. Ik
ontfermde me over haar, want het
geschilderde gelaat wekte inder
daad medelijden. Ik duwde even
met kracht naar de andere zijde,
werkte mijn eigen ellebogen naar
boven en brak ruimte open voor
de juffrouw om hetzelfde te doen.
Ze slaakte een zucht van verlich
ting, want inderdaad werkt het
middel perfect. Je borst komt wat
in de ruimte en je hebt kans tus
senbeide adem te halen.
Maar het opdringen ging ge
staag doorWe werden ge-
stoelen klaar voor de bestuurs
leden, die komen kunnen en na
tuurlijk ook voor „mevrouw
van mijnheer". Wij bergen ons
zelf tussen eigen kroost, behalve
de man, die dit jaar de leiding
heeft en dat is van 't jaar de
collega uit zes, uit welke klas
dan ook een leerling „het ca
deau" mag aanbieden. Ik ben
blij, dat ik het vorig jaar mijn
beurt weer heb gehad voor
enkele jaren.
Het feestprogram begint na
tuurlijk met een speech van de
leider van deze dag, waarna
Leen Hoek uit zijn klas het ca
deau aanbiedt. Nee, het is echt
geen schemerlamp, dit zijnde
boven onze financiële krachten.
Het is een prachtboek met veel
platen, een benijdenswaardig
bezit bij Aardrijkskunde. Ik
kijk niet naar het cadeau, maar
naar mijn eigen klassenkroost.
Moet je dat span zien! Je kunt
de vraag: „Hoe zou mijnheer
dat wel vinden?" zomaar van
hun snuitjes aflezen. Wim's
knuistjes wriemelen in elkan
der van plezierige spanning,
Mientjes mondje gaat open, als
van een baby. Had ik ze zo
maar op een plaatje.
Vanzelfsprekend gaat dan de
baas speechen, op zijn eigen
manier. We luisteren allemaal,
het grut uit mijn klas, de groten
uit de andere klassen, ons acht
baar stel bestuursleden en wij
zelf niet in het minst. Ik luister
ook, maar als de baas dan zon
eter blikken of blozen zegt, dat
het dit keer toch echt een ver
rassing was, want dat hij tevo
ren niets merkte, dan schud ik
toch het wijze hoofd en denk:
zulk jo'iken.
Verder zingen we die dag als
lijsters en doen met enthousias
me spelletjes. Gelukkig is de
collega uit vier het muzikale
genie van onze school, wat zeg
ik, van heel ons dorp! Die is
dan ook onze hulp in de kunst
en heeft hij wat betreft zang en
muziek de leiding. Bij de spel
letjes kun je prijzen winnen, die
„mevrouw van mijnheer" te
duwd, getrokken, gestompt, heen
en weer gesmakt.
Ken de plisie der niks an
doen? schreeuwde een echt Haags
juffertje, die hard genoeg
schreeuwde, zodat de agent die
tegen de huizenrij gedrukt stond
het horen kon. Maar hij trok
machteloos zijn schouders op. Wié
was in staat hier iets te doen We
waren dan ook niet langer in een
haringfuik, het was véél erger, we
zaten in een kolk, in een sluis,
waar het bruisende water opdrong
en machtige draaikolken veroor
zaakten. Je stond binnen de ruim
te van een vierkante meter met
12 of 16 of 20, geteld heb ik niet,
andere slachtoffers heen en weer
te golven, te stromen, te zwem
men
Plots hoorde ik een kind huilen,
vlak achter mij, een ventje van
tien jaar, hij had een zusje van
acht tegen zich aan geklemd, een
écht Haags schooiertje, met een
vuile neus. Ik zag meteen, dat
hier levensgevaar was. Wanneer
dat ventje of meisje, viel, wer
den ze vertrapt. Maar wat moest
ik doen?
Wat heb je? trachtte mijn
vrouw te zeggen, die ook haar el
lebogen boven zich had geplant
op mijn schouder enerzijds en op
de schouder van een andere mijn
heer, anderzijds.
Kun je je even alleen red
den? vroeg ik.
Ik drukte, met mijn rug tegen
de geverfde dame geschoord, van
mij af. Mijn armen strekten zich
en ik wrong met bovenmenselijke
inspanning ruimte vóór mij.
Hei daarschreeuwde
een kerel, ......wat mot dat, denk
ie dat je allenig in 't Haagie ben?
Ik zei niets, ik bukte me snel
en trok de jongen en het meisje
naar mij toe; het gat sloot zich
automatischHet meisje tilde
ik op mijn arm en het ventje stond
tussen mijn knieën gewrongen.
Ik begreep, dat dit niet lang kon
duren. Toen kreeg ik een illustere
gedachte. Vóór mij stond een ro-
e><a#s>^?&o^6>^'a#ë><a55è>^5><ss=ë><a5^><ss:5><a#s><assc><&®^5><ft#a>«s's>«'
ïïlaóAeU I
A De mensen ze hebben een masker voor,
M Ze spelen een rol in het leven,
fZe spelen een rol, van buiten geleerd, a
Een blijspel o} drama om 't even. 5
SDe mensen ze doen zo heel graag alsof,
Ze lachen, ze knikken, ze buigen, 0
SZe schudden je hand, ze doen erg druk, A
Want anders valt d' aoond in duigen.
SDe mensen doen lief, maar achter je rug (s
Bekletsen en last'ren ze daagtijks. V
fZe rodd'len maar raak, hun oordeel is vlug, (f
Om gevolgen denken ze nauw'lijks. 9
Geef mij maar een vent, die niet „aangenaam" zegt
a Bij de eerste ontmoeting op aarde, A
Maar een poot geeft zo dat je rilt en je beeft S
X En niet zegt: Hoe gaat 't, m'n waarde?"
w Geef mij maar een kerel met trouw tn 't oog
(P En 'n hart, dat hem zegt hoe te hand'len; (f
g) Geef mij maar een man, geen marionet, 9
Die weet hoe z'n weg te bemand'!en.
SDe mensen ze hebben een masker voor, A
Ze spelen hun rol tot na elven. A
STe middernacht: slot! Het masker valt weg, a
Dan zijn ze te laat pas zichzelven! 5
De Schijnwerper. V
voorschijn tovert, evenals de
overvloedige tractatie. De spel
letjes vormen natuurlijk ook 'n
hoogtepunt van de dag. We
hebben allemaal gelijke kansen
om een prijs te winnen. Als ik
denk een goede kans te maken,
grist Henkie die voor mijn neus
weg. Een troost, het blijft in de
familie, want Henk zit in mijn
klas. Alleen stak het me, dat de
voorzitter van het schoolbestuur
wel geluk had, doch toen de
man grootmoedig zijn knikkers
weer afstond en de prijs ten
laatste weer in klas één beland
de, was ik weer verzoend.
Des middags voortzetting van
de fuif, waarbij je de collega
uit vier in zijn kracht kunt zien,
of liever horen. We zingen alle
maal, er zingen clubjes, door
hem geleerd, wat wonderaardig
klinkt. Zou hem dat overmoe
dig maken? Hij gaat wat wagen.
„Wie durft nu alleen een mooi
versje zingen, wat je niet op
school leerde? Eerst eens bij de
kleintjes vragen. Wie durft!"
Er volgt een kleine pantomine.
Sientje kijkt naar mij en ik
knik haar goedkeurend toe, dan
gaat haar vinger omhoog. Col
lega kijkt naar mij en ik knik
weer, dan wordt Sientje uitge
nodigd „Naar voren" te komen.
Ik voel me rustig, want :k
weet dit wordt goed, al ben ik
wel benieuwd naar de keuze.
Heel teer en heel zuiver klinkt
het dan: Daar boven juicht een
grote schaar.
Het hele „publiek" jong en
oud heeft geluisterd en wie ho
ren kan heeft genoten. Ik voel,
dat mijn collega waar is, als hij
zegt, dat dit mooi was, en ik
ben blij om Sientje. Maar o, o
na dit succes komt de tegenslag.
Mijn collega wilde ook aan de
jongens uit mijn klas een kans
geven. Overmoedig steekt Jantje
zijn vinger op, houd mijn
hart vast en probeer mijn col
lega een geheimzinnige waar
schuwing te geven. „Man doe
me dit niet aan". Doch te laat.
Jantjes vinger is opgemerkt en
op de vraag of hij het ook zo
mooi kan als Sientje zegt Jan
vrijmoedig: „Ja."
Mijn collega vraagt niet wat
de keus is, er is ook geen tijd
voor, want Jantje steekt van
wal, met groot geluidsvolume
en vrijmoedigheid.
„En dat we toffe jongens zijn,
dat
Moest je toen alle gezichten
eens zien. Ik dacht: mijn hele
bezit nu voor een camera. De
baas, het schoolbestuur, de col
lega's. Prachtig.
Toen „Het lied" uit was, en ik
enige macht over mijn stem
had, verzekerde ik met ernst,
dat dit vers niet klassikaal door
mij was ingestudeerd. Nu ze ge
loofden me.
Het was jammer, ontzettend
jammer dat het te laat was, om
ook uit de andere klassen zulke
„vrije nummers" te laten zin
gen. Ik houd wel van verras
singen. Een aardig punt van 't
program is ook, dat we een uur
eerder dan gewoonlijk naar huis
mogen. Mijn stel is voldaan, dat
kun je zien. Ze hebben prijzen
en de zuurtjes waren zo lekker
en.... Ik maak maar een eind
aan de verhalen. Zij gaan naar
huis en wij praten nog even na.
De voorzitter van het school
bestuur kijkt eens naar me en
zegt dan ernstig, we zullen bij
het volgende bezoek aan uw
klas het rooster van de te leren
versjes even controleren. Ik
trek een gezicht tegen hem.
Vandaag mag dat. De baas is
jarig en dan is er geen school -
bestuursgezag.
Morgen is het weer anders,
dan vangt het gewone leven
weer aan. R. T.
Men behandelt ons gelijk we
behandeld willen worden: wij
haten de waarheid en men ver
bergt haar ons; we willen ge
vleid zijn en men vleit ons; wij
worden gaarne bedrogen en men
bedriegt ons.
De kunst van vele artsen be
staat in het vertrouwen van hun
patiënten.
Regen maken is in
strijd met de Bijbel.
Ieder herinnert zich nog wel de
poging van Prof. Veraart om re
gen te maken.
Ook in Zuid-Afrika is men daar
mee begonnen.
Dat dit gans niet gebeurt met
instemming van allen blijkt wel
uit het onderstaande, dat wij le
zen in „Die Kerkbode" uit Zuid-
Afrika.
PROEFNEMINGS
MET REëNMAKEKY.
Van Mnr. P. J. G. Jacobs, scri
ba van die Ned. Geref. Kerk te
Delportshoop, het ons die volgen
de skrywe ontvang:
Op 'n vergadering van die Ker-
raad van die Ned. Geref. gemeen
te Delportshoop, gehou op 11 Fe-
bruarie 1949, is die volgende mo-
sie onbestrede aangeneem: Hler-
dle vergadering versoek SyEdele,
die Eerste Minister, om alle proef-
nemings met die kunstmatige
maak van reen deur wetgewing te
belet, daar dit teen die beginsels
van die Woord van God indruis.
Het is hier dus een kerk, die er
tegen in 't geweer komt.
En wel met algemene stemmen!
(onbestrede mosie).
De Joden in Zeeland
Al heeft Zeeland de naam
gastvrij te zijn, op Kerkelijk ge
bied keek men nogal wat nauw.
Zo baarde de nederzetting van
enige Jodenfamiliën in Middel
burg heel wat besogne aan de
Kerkeraad. Brazilië, werd in 1654
zonder noemenswaardige tegen
stand door de Portugezen geno
men. Dit verdreef dc Joden, en
ook enige van hen kwamen in de
Zeeuwse hoofdstad.
De Kerkeraad van Middelburg
besloot op 14 November 1654 aan
de Magistraat een missive te
richten „teneinde zij daarin ge
lieve te vigileren, tot eere van
hare stad en tot bevvaringe der
zuivere Gereformeerde Religie."
De Magistraat ontbood daarop
de Joden, die verklaarden dat er
geen andere oefeningen gepleegd
werden, dan dat zij de wet, de
psalmen en de bekende gedruk
te gebeden lazen.
De Magistraat vroeg daarop
het advies van de Kerkeraad hoe
zij verder moest handelen.
De Kerkeraad zat hier tamelijk
verlegen mee, hield vergadering
op vergadering en gaf eindelijk
een uitgebreid antwoord, dat
hierop neerkwam, dat het aan de
Joden mits niet in te grote
getale, en onder vele bezwaren
de conditiën, vergund zou zijn
in Middelburg te mogen wonen.
Toch boterde het niet tussen
gasten en gastheer. De Magi
straat nam op 3 Mei 1664 een
streng besluit, om de weelde der
Joden in te tomen en de Kerke
raad klaagde het volgende jaar
over de „exhorbitantiën", die de
Joden gezegd werden te plegen.
In 1656 werd de Jodenstorm
opgezweept, omdat men meende
dat een meisje, uit Engeland ge
komen, gevaar liep, tot het Jo
dendom te vervallen. Later be
daarde het wel en liet men dc
Joden ongemoeid.
vlr
n?
Werk! Alleen in zijiy werken
voelt de mens, dat hij iets is.
Zwakke argumenten, hoe nie
tig ook, zijn vaak moeilijk te
weerleggen. Het is moeilijk met
een zwaard een kussen te door
klieven.
Als voortreffelijke mensen ge
straft worden, neemt hun gezag
toe.
buste vent.
Pak is aan en zet dat kind
op die auto daar, schreeuwde ik
uit alle macht.
Ik kreeg, wonderlijk genoeg,
contact. De kerel begreep de si
tuatie en nam het kind van me
over, met een handige zwaai zat
het op de rand van de auto.
Hier nog een! schreeuwde
ik opnieuw.
Hè, blijf je zo? schreeuwde
iemand van de auto terug. Zie je
niet, dat het hier ook borende vol
hangt
't Moet, een kwestie van le
ven en dood!schreeuwde ik
terug.
Ook de jongen ging de hoogte
in.
En inmiddels was de situatie
naast mij weer veranderd. Zoals
d t in een wirrelende en kokende
draaikolk betaamt.
Er was een nieuwe stuwing,
maar een zeer ongewone, zij ging
aard met gemopper, gescheld,
'aide vuisten zelfs. Van de
od will" was nu bij niemand
er iets over.
«Vat gebeurde?
Een kinderwagen drong op, zo'n
ouderwetse, op hoge veren, zon
der kap, er in lag een baby van
een half jaar, denk ik, er naast
schoof een pooier met grote pet en
lange klep, ge kent zo'n individu
wel, en er achter een vrouwsper
soon, die de wagen opduwde, voe
tje voor voetje, maar met een
ijzige consequentie.
Wat een schooier! schreeuw
de er een. Wat een sloerie, die
speculeert op de meelij, die krijge
het beste plekkie, wedde?die
komme vooran op de eerste rij te
staanwat een schobbers, om
dat ze een kind bij d'r hebbe ken
ze niks doen't mos niet
magge
Van dergelijke commentaren
ging deze langzaam opdringende
en voortbewegende stoet gepaard.
De vrouw achter de kinderwagen,
deed net alsof ze geen woord Hol
lands verstond, haar gelaat was
even onschuldig als van haar baby
in de kinderwagen, en om haar
lippen lag nog de goedmoedige,
welwillende „goodwill" glimlach,
die tot voor een uur elke Prins
jesdag-bezoeker nog gekenmerkt
had.
Ze schoven door en kwamen
vooraan op de eerste rij terecht...
De kolk sloot zich weer, nadat
dit vreemdsoortig schip voorbij
gevaren was. We werden gestuwd,
en gestompt en getrokken.
Niemand dacht nog aan de
„Gouden Koets", je had nog maar
één begeerteop je benen te
blijven
lk zag, dat de geverfde juffrouw
het weer te benauwd kreeg.
Ik val flauw, verzuchtte ze.
Dat kun je hier niet, zei ik
onverbiddelijkwant dan raakt
u onder de voet. Maar ik zag dat
ze zich niet aanstelde. Ze zag door
de verflaag heen zelfs, onrustba
rend bleek.
Help ze maar, knikte mijn
vrouw zeer onzelfzuchtig.
Helpen, maar hoe?
Ik begreep, dat ze moesten zien
meer achter de auto te komen,
dan waren we iets uit de draai
kolk van het heen en weer smijten.
Ik drong op tot ik het begeerde
plaatsje bereikt had. Mijn vrouw
voelde zich iets veiliger en toen
trok ik de juffrouw naar mij, duw
de beide handpalmen tegen de
auto en wenkte haar binnen de
veilige omrastering van mijn ar
men te komen. Ze herleefde
Toen was er even pauze
De radioman op de auto balkte:
Nog even geduld, luisteraars, er
is hier een zeer enthousiaste stoet
verzameld, vurige Oranjeklanten,
er zit een pracht stemming in,
ieder heeft zich een best plekje
veroverd en allen wachten op het
grote momenthét moment
waar ieder reikhalzend naar uit
ziet
Ik moest mij even realiseren
wat hij bedoelde, zóver was het
doel van al deze waanzin reeds
uit mijn belangstelling verdwenen
o ja't is „Prinsjesdag"...
Schuin naast me schoof een ge
lukkig paar. De man een forse
kerel had een instrument ge
maakt, dat ook de onderzeeërs
bezittenc-en periscoopIn
dit geval een houten koker met
een vernuftig stel spiegeltjes aan
het einde. De man inoe.-l er avon
den aan gewerkt hebben.
Hij rientte het instrument op
de, door de politie met man en
macht schoon gehouden rijbaan en
liet zijn verrukte vrouw naast
hem zien hoe goed het ding wel
werkte.
Je kunt alles zien zie je
wel, sprak hij met een glans van
voldoening.
Ze kniKie even verrukt.
En voor dit echtpaar stonden
twee eveneens robuste kerels met
een vrouw lussen hen in, die ze
beide een arm gegeven had. Ze
zagen niets, net zo min als de
rest, maar ze hadden een merk
waardig geduld
Toen kwam er eindelijk veran
dering in de steeds benarder wor
dende situatie.
De radioman riep: Nu komt
hét gróte moment, luisteraars
nog evende mensen strekken
hun halzener komt deining
in de massa(alsof er al niet
een uur lang deining geweest
was!) ja ja, de Konink
lijke Koets nadert
Mijn vrouw keek mij gelaten
aan en trok de schouders op. We
konden niets zien, maar daarmee
hadden we ons allang verzoend.
Ook de geverfde juffrouw bleef
in een lethargische toestand, zo
als de meeste mensen om mij heen.
Alleen de kleine jongen met de
snotneus, die ik op de auto getild
had schreeuwde dansend van pret:
O Marrigie, kaik is, kaik hoe
mooi, daor hei je de grinnediers
en jaogersKaik is.......
En Marrigie knikte voldaan, zij
zagen het
Toen richtte de man met de pe-
riskoop, eveneens met een brede
glimlach van voldoening op het
gelaat, zijn instrument en hield
het zijn vrouw gedienstig voor de
ogen.
En vóór mij tilden de twee ro
buste kerels, elk met de hand on
der een zitvlak van de dikke da
me, deze omhoog en deed haar
rusten met gezegde zitvlakken op
de schouders der beide mannen,
die zich opschoor gezet hadden en
hun hand aan de zijde, waar de
schouder belast was, in de zijde
plantten. Je kon zien dat alles
tevoren berekend was. Ze hadden
zich getraind
Toen barstte er een gejuich los,
de „Gouden Koets" kwam in
't zicht.
Maar op datzelfde ogenblik ge
beurde het
De man met de periskoop, zag
plots niets meer dan een grijze
massa: de brede rug van de dame,
die voor hem op de schouders der
twee mannen troonde. Hij keek
even verbluft. Zijn vrouw trok
haar wenkbrauwen op regen, en
toen nam hij een resoluut, een
zéér menselijk en een zéér af
doend besluithij trok een
speld uil de revers van zijn jas en
prikte die definitief in het achter
werk, dat hem het uitzicht door
de periscoop beroofd had
Een ijselijke gil, danau
auauze hebbe me ge
priktik mot d'r afik mot
d'r afen meteen gleed de
vleesmassa naar omlaag, zeer in
decent de rokken naar boven
geschoven, zodat méér zichtbaar
was, dan de betamelijkheid ge
doogde
En op dat moment was de
„Gouden Koets" gepasseerd
De man met de periscoop richt
te nog even zijn instrument, maar
het was ai te laat. Hjj trok de
schouders op en zei: Ik zag
nog nét de Oranje cocarde van
de palfenier
Maar wanneer hij nog meer had
willen zeggen, werd hem dit wel
terdege belet. Een der twee kerels
duwde hem de vuist onder de neus
en schreeuwde schorwacht,
als er straks ruimte komt, ik ver-
morsel je
En er kwam ruimte, maar zoals
dat in een draaikolk pleegt te
gaan, men werd richtingen uitge
sleurd waarin men niet wilde en
zo ook de gebelgde mannen en de
juffrouw die geprikt was. Ze wer
den uit elkander geduwd. Ze bal
den nog hun vuisten tussen de
schouders van andere opdringen
de mensen heen en ik hoorde nog
eens de schorre stem, als van
iemand, die voor het laatst zijn
hand uitsteekt eer de draaikolk
hem voor goed verzwelgt:
wacht maar vrouwen-
aanrander als ik je in me knuis
ten krijg
Toen verzwolg hem de draai
kolk en de speldeprikker scheen
ook niet de minste behoefte te ge
voelen op hem te wachten. Hij
streelde zijn instrument, schikte
het onder de arm en trok zijn diep
teleurgestelde vrouw mee
Kom maar, een andere keer
beter, riep hij haar lie moedigend
toe.
Toen kwam ik tot het besef,
dat ik ook nog een vrouw had. De
geverfde juffrouw was spoorloos
en ondankbaar verdwenen, of ook
misschien wel weggesleurd, ik
weet het niet en ik zei ook tot
mijn vrouw: Kom maar.._..
doch liet er op volgen: dat was
ééns maar nóóit weer
Terwijl we trachtten weg te
schuifelen, hoorde ik de radio-man
opgewekt zijn luisteraars vertel
len: Het was in één woord
prachtig, luisteraarsde saam-
gepakte menigte gedroeg zich
schitterend, alle lof voor de Haag
se politie, die voor een uitstekende
regeling gezorgd had en niet min
der voor het enthousiaste publiek,
dat in grote zelftucht, die politie
maatregelen onnodig maakte
Het vieze jongetje stond naast
de radio-man en keek hem vol
verbazing aan. Hij had nog niet
de minste ambitie zijn mooie
standplaats op te geven