„Prinsjesdag Uit mijn klas. S I s Als ghy o vrome, dickvvijls [hebt gesmaekt, ermaeckt U nu vrij, dat 't U t't herte raeckt. ooft God den Heer met singen [ende spelen", enz. Nadat de broeders hun „Ge- enck-Clanck" weer op tafel ebben gelegd, gaat men over t het afwerken van de Agenda. Een vaste gewoonte is het, dat an het eind van elke vergaöe- ing de Rederijkers enige onder erpen mee krijgen, die zij thuis dichtvorm moeten beant- oorden. De Opperprins zegt: „Punt 1". ,0 Broederen! Wilt mij Vorige week vertelde ik iets ver het pioniersleven in Ame- ika, circa 1870. Doch nu kreeg k dezer dagen een Engelse "ant in handen, waarin een tikel stond over een Canadese orlogsbruid, waaruit me wel leek, dat ook nu in deze mo- erne tijd nog heel wat mee te aken is. Het artikel over dit ruidje begint met de vraag: ,Hoe zou je het vinden als de nan, die je liefhad, meer dan 500 K.M. van je verwijderd "as, en dat met naar hem toe gaan en met hem saam te even medebrengt, dat je in een ent in de wildernis moet wo- en?" Mevrouw Lee was een Cana- ees oorlogsbruidje. Drie jaar eleden maakte ze de grote tocht ver de oceaan, naar Canada. „Toen ik er heenreisde, om ob, mijn man te ontmoeten", ertelde zij, „was ik vervuld an de schoonste dromen. Ik acht te komen in moderne teden, met prettige huizen, waarin wasmachines, ijskasten. Ons kact iiuWaal. Ik .veet niet welk ongelukkig moment mijn vrouw had, toen ze op de gedachte kwam om „Prins jesdag" te gaan meemaken. Heb je er zin in? vroeg ze na ïef zoals vrouwen kunnen zijn. Ik trok m'n schouders op. Sinds je in de geïllustreerde pers alles kunt zién en door de radio alles kunt hóren, wat er op „Prinsjes dag" in Den Haag geoeurt, zie ik de noodzaak van zo n treinreis en van al die onkosten niet meer in. Maar vrouwen zijn naief als ze dat willen, zoals ik zei, en dus gingen we naar Den Haag. We waren behooriijK op tijd, d.w.z. we konden nog behoorlijk de weg van het station naar de binnenstad, als je in Den Haag daar nog van spreken kan, begaan. Het was druk, zeker, maar een vrolijke drukte en je kon voor mekander nog uitwijken. Ieder keek dan ook vrolijk en er zat stemming in, zo iets van: we wil len allemaal goed en er van ma ken wat er van te maken is Waar zouden we het 't beste kunnen zien? vroeg mijn vrouw, een vraag die ik me zelf ook al gesteld had. Maar ook ik had een beste zin en een flinke dosis „good will' om er het beste van te maken, en daarom zij ik: we gaan een fijn plekkie uitzoeken, Kom maar mee We liepen het Buitenhof over naar de richting van de Kneuter dijk, dat is eenmaal de weg die iedere niet-Hagenaar gaat ais hij in Den Haag komt, waarom eigen lijk, weet ik niet, maar het is zo. En daar liepen we vast Aan de Kneuterdijk stond een haag van mensen, ze stonden op kisten, op stoelen, op banken, op tafeltjes en je kon er niets anders bekijken dan nylon-kousen, al of [verkonden Waar wordt in 't Bijbelwoord 'tGebruik van Zeep [gevonden?" Nauwelijks heeft de Opper prins deze woorden gesproken of talrijke handen duiken in de wambuizen en de papieren ko men te voorschijn. De Vinder (keurmeester) gaat met een bus rond. De geestesproducten worden daarin gedeponeerd. Als de bus weer voor de Opperprins staat, gaat deze on der doodse stilte de antwoorden voorlezen. Maar over die „antwoorden" de volgende week! H. M. W. Maar toen ik aankwam te Sas katchewan, was mijn droom spoedig vervlogen. Er was zelfs helemaal geen plaats om te wonen." Eerst verbleven Norah en haar man in kleine hotels, maar later kregen ze een hut in een voormalig kamp van de R.A.F. (een kamp van de luchtmacht). „Er waren een paar houten gebouwtjes in de wildernis, te midden van een kale vlakte, geen sprietje gras, geen boom te zien. Enkel mijlen met niets, omgeven door mijlen met niets." Geen wonder dat dit jonge vrouwtje dacht aan haar thuis in Engeland, waar alles was wat een jong hart maar kan be geren. In dat kamp woonden zestien andere gezinnen. Het koken was een probleem. De dichtstbijzijnde stad was 160 K.M. ver en in de winter door sneeuw en ijs onbereikbaar. In de zomer was de temperatuur zo hoog, dat Norah 's morgens om vier uur opstond om het huiswerk klaar niet „opgehaald" en schoentjes, witte, bruine, zwarte, grijze, leren, vilten schoentjes en verder rug gen, ruggen en nog eens ruggen. Hier zien we niets, zei ik kordaat. We zullen een andere plaats opzoeken. We liepen terug en kwamen in de buurt van de Vijverberg. En daar scheen het beterik zeg nadrukkelijk „schéén" het beter, want naar ons achteraf bleek was het niets anders dan een verra derlijke val, een fuik, waar we in terectit kwamen. Alle mensen bewogen zich er in dezelfde richting, want daar aan het eind bij de tvorte Vijver berg zou de „Gouden Koets" met gevolg langs komen. Als je daar Kon zomen stond je er als het ware met je neus op. Wat denK je ei van? vroeg mijn vrouw aarzelend. We zullen is zien, zei ik reso luutkom maar mee We volgden de stoet van men sen en ae drommen werden al dichter en dichter. Hou me maar vastzei ik, eigenlijk helemaal overbodig, want mijn vrouw had me al bij m n arm en wel op een manier welke voor geen tweeërlei uitleg ging vatbaar was. Vve werden geuuwd, gestompt, gerukt, gepord, maar de stemming bieer er in. Alle mensen waren van goede wille We moeten zien vooraan te komen, zei ik met een optimisme welke alle reeële grond miste. Als 't maar kanzei m'n vrouw. Vve schuifelden verder, voetje voor voetje, listig elke hiaat, die zich maar even opende, benuttend. En kwamen verder, precies op de zelfde manier als de haring ver der komt, die eenmaal de monden van ae fuik gepasseerd is. Maar aan „naring" dacht ik dat ogen blik volstrekt nog niet. Tenslotte waren we, naar ik schat, zes lagen mensen van het front van de straat, die schoonge- te hebben als de grote hitte begon. Voor afwisseling kwamen er soms zeer plotseling hevige stofstormen, waardoor alles met grijs stof bedekt werd. Een jaar nauien werd een dochtertje ge boren en toen kreeg Norah's echtgenoot eindelijk de beschik king over een „huisje". De slaapkamer was tamelijk van afmetingen, maar de huiskamer was enkel maar een gangetje tussen de keuken en badkamer. Toen Bob, de echtgenoot, een ander baantje kreeg en zij van voren af aan moesten beginnen een huis te zoeken, besloot No rah hun spulletjes zo lang maar ergens op te bergen en even naar de beschaving terug te vluchten. Zij maakte een trip naar het ouderlijk huis met haar baby en liet manlief de tijd om weer een huis te zoeken. Wat een vreugde eindelijk weer gras te zien, al de gelui den van het moderne leven te horen. Mrs Lee zegt: „Engeland heeft zijn fouten wellicht, maar ik weet nu, dat de mensen hier niet beseffen hoe gelukkig zij hier zijn". Dat alles klinkt niet erg aan lokkelijk en Mrs Lee bekent ook, dat ze niet verrukt is over de gedachte weer in een tent te. moeten leven, maar.... ze gaat terug! Zonder aarzelen, want de man die ze liefheeft, wacht daar op haar! Dat is dan eens een gelukkig slot niet uit een roman maar in de werke- lij kheid. Boven het artikel staat: „Is het 't waard?" Ik zou zo zeggen, ja! Erger zou zijn, als zij in de man was te leurgesteld. Dat is hopeloos, maar nu, het leven heeft zovele mogelijkheden, is er altijd nog kans, dat zij in een meer ge civiliseerd gebied terecht komt. Het pleit in ieder geval voor dit vrouwtje, dat ze ernst maakt met de belofte zoals die in het Engels luidt: I take you for bet ter and for worse. Voor goede en kwade dagen. Ze heeft al kwade dagen gehad, misschien houden werd, .erwijderdtoen liepen we vast. Dat „vastlopen" moet ge in de meest letterlijke zin opvatten. Het was vast -lopen, d.w.z. we konden niet meer vooruit, ook niet meer achteruit en ook niet meer opzij, om de eenvoudige re den, dat er aan alle vier de kan ten te gelijk opgeduwd werd. Vlak voor ons, ik denk op drie mensen lagen afstand, stond een grote, zware legerauto met open bak. Die bak was afgeladen met men sen, met een man an de radio, en met een persfotograaf. Die hadden prachtig zicht. Wie achter die auto stond zag niets, met ge volg, dat niemand er achter wilde staan, tenminste op dat moment nog niet, en ieder, die er per on geluk achter kwam, opduwde om op zij te komen. Links van ons rezen de huizen hoog op, met afgeladen balkons, vensters en daken, allemaal men sen met het air: „niemand doet ons hier wat", ze stonden te la chen en pret te maken om ons, die niets anders zeggen konden dan: ieder doet me wat Zouden we hier iets kunnen zien? vroeg mijn vrouw, weer on weerstaanbaar naief. We zullen moeten afwachten, zei ik, een beetje schijnheilig, want voor mezelf wist ik al over tuigend positief, dat we niemen dal zouden te zien krijgen, ten minste van de stoet niet. Maar dat kom je pas te weten als je in de verraderlijke luik zit. Zolang je er nog vóór bent, ben je optimist en dring je dus op, dat deden dan ook de duizenden die achter ons stonden. En dat werd catastrofaal. Naast mij, rechts stond een juf frouw, een zeer behoorlijke juf frouw, maar wel een beetje erg geverfd en gepoederd, waar ik nu eenmaal een onberedeneerde hekel aan heb, want ik vind: jonge meis jes en vrouwen hebben het niet nodig, als ze goed sunlightzeep ge bruiken en oudere vrouwen ma komen de goede nu. Die Canadees heeft het zo slecht nog niet getroffen. Alleen zou ik andere meisjes, als ze er nog aan moesten be ginnen wel raden: tracht eens uit te vinden, waar je terecht komt. Canada is nog al groot en soms onherbergzaam. Feest De baas is jarig geweest. Nee, geen mens hoeft te luisteren, of hij achter deze mededeling een verstolen zucht hoort. Het geeft eigenlijk geen pas, voor 'n oud en wijs mens om van zulke festijnen te genieten, maar het feit ligt er nu eenmaal toe. En ik geloof me niet al te zeer te vergissen, als ik beweer, dat al de collega's er zo over den ken. Dat komt eerstens om dat de baas is.... ja, laat ik het oordeel van m'n collega, die al tijd beweert veel mensenkennis te hebben, maar weergeven. Die zegt: „De baas is eigenlijk zo'n fidele vent." Nu is het er de baas niet om te doen om eens een dagje ge fêteerd te worden, dat zou het oordeel van m'n collega omver werpen. Integendeel, de baas houdt zelf van deze dag omdat het een pracht gelegenheid is om gezellig bijeen te zijn. Ech ter, we hebben onze consignes. Het „cadeau" mag nooit duurder zijn, dan vijl of zes cent per kind, en de bloemen mogen al leen uit eigen tuintjes komen. Het volgende gebod is, dat de „festiviteiten" pas om tien uur mogen beginnen, na de Bijbelse geschiedenisles. Verder hebben we vrij mandaat. Het enige wat we ons veroorloven is, dat we op de grote dag, tot tien uur des morgens de school voor de baas blokkeren. De collega uit zes vertelt dan voor twee lokalen. Maar dan om tien uur! We bergen de hele schoolbevolking in drie lokalen, zetten een rij ken zich er belachelijk mee. 't Kan wezen dat ik helemaal verkeerd ben, maar ik zeg dan ook, dat ik een „onberedeneerde" hekel er aan heb. Ik krijg het benauwd, zuchtte ze en keek me hulpbehoevend aan. lk knikte. Wat moet je anders doen in zulk een situatie Achter me stond n andere dame, niet-ge- verfd en niet gepoederd. Een flink postuur, die nog de sporen van de welwillende glimlach van die mor gen op haar goedmoedig gelaat oewaard had (bij de andere om standers waren die nergens meer te zien). Deze dame gaf de raad aan de hulpzoekende andere da me: Kijk, u moet zó doen net als ikZe demonstreerde hoe zij deed en ik geel dit advies hier ten dienste van rmjn lezers en vooral lezeressen, door, voor het geval, dat ze ooit in een volksop loop bekneld raken. Ze had haar ellebogen tot schouderhoogte op- getrokKen, hield haar handen, zeer devoot gevouwen en hield zó ruimte om adem te halen, terwijl ze, als ze even kans zag die elle bogen op de schouders van haar evennaaste liet rusten. K zó, zei ze nog eens, haar ellebogen even oprichtend. De hulpzoekende dame keek het even aan en begon toen met haar armen te werken, d.w.z. zij probeerde deze naar boven te brengen, maar dat lukte niet, ze waren stijf langs haar lichaam ge klemd, hoe ze trok en rukte, de armen bleven omlaag hangen. Ik ontfermde me over haar, want het geschilderde gelaat wekte inder daad medelijden. Ik duwde even met kracht naar de andere zijde, werkte mijn eigen ellebogen naar boven en brak ruimte open voor de juffrouw om hetzelfde te doen. Ze slaakte een zucht van verlich ting, want inderdaad werkt het middel perfect. Je borst komt wat in de ruimte en je hebt kans tus senbeide adem te halen. Maar het opdringen ging ge staag doorWe werden ge- stoelen klaar voor de bestuurs leden, die komen kunnen en na tuurlijk ook voor „mevrouw van mijnheer". Wij bergen ons zelf tussen eigen kroost, behalve de man, die dit jaar de leiding heeft en dat is van 't jaar de collega uit zes, uit welke klas dan ook een leerling „het ca deau" mag aanbieden. Ik ben blij, dat ik het vorig jaar mijn beurt weer heb gehad voor enkele jaren. Het feestprogram begint na tuurlijk met een speech van de leider van deze dag, waarna Leen Hoek uit zijn klas het ca deau aanbiedt. Nee, het is echt geen schemerlamp, dit zijnde boven onze financiële krachten. Het is een prachtboek met veel platen, een benijdenswaardig bezit bij Aardrijkskunde. Ik kijk niet naar het cadeau, maar naar mijn eigen klassenkroost. Moet je dat span zien! Je kunt de vraag: „Hoe zou mijnheer dat wel vinden?" zomaar van hun snuitjes aflezen. Wim's knuistjes wriemelen in elkan der van plezierige spanning, Mientjes mondje gaat open, als van een baby. Had ik ze zo maar op een plaatje. Vanzelfsprekend gaat dan de baas speechen, op zijn eigen manier. We luisteren allemaal, het grut uit mijn klas, de groten uit de andere klassen, ons acht baar stel bestuursleden en wij zelf niet in het minst. Ik luister ook, maar als de baas dan zon eter blikken of blozen zegt, dat het dit keer toch echt een ver rassing was, want dat hij tevo ren niets merkte, dan schud ik toch het wijze hoofd en denk: zulk jo'iken. Verder zingen we die dag als lijsters en doen met enthousias me spelletjes. Gelukkig is de collega uit vier het muzikale genie van onze school, wat zeg ik, van heel ons dorp! Die is dan ook onze hulp in de kunst en heeft hij wat betreft zang en muziek de leiding. Bij de spel letjes kun je prijzen winnen, die „mevrouw van mijnheer" te duwd, getrokken, gestompt, heen en weer gesmakt. Ken de plisie der niks an doen? schreeuwde een echt Haags juffertje, die hard genoeg schreeuwde, zodat de agent die tegen de huizenrij gedrukt stond het horen kon. Maar hij trok machteloos zijn schouders op. Wié was in staat hier iets te doen We waren dan ook niet langer in een haringfuik, het was véél erger, we zaten in een kolk, in een sluis, waar het bruisende water opdrong en machtige draaikolken veroor zaakten. Je stond binnen de ruim te van een vierkante meter met 12 of 16 of 20, geteld heb ik niet, andere slachtoffers heen en weer te golven, te stromen, te zwem men Plots hoorde ik een kind huilen, vlak achter mij, een ventje van tien jaar, hij had een zusje van acht tegen zich aan geklemd, een écht Haags schooiertje, met een vuile neus. Ik zag meteen, dat hier levensgevaar was. Wanneer dat ventje of meisje, viel, wer den ze vertrapt. Maar wat moest ik doen? Wat heb je? trachtte mijn vrouw te zeggen, die ook haar el lebogen boven zich had geplant op mijn schouder enerzijds en op de schouder van een andere mijn heer, anderzijds. Kun je je even alleen red den? vroeg ik. Ik drukte, met mijn rug tegen de geverfde dame geschoord, van mij af. Mijn armen strekten zich en ik wrong met bovenmenselijke inspanning ruimte vóór mij. Hei daarschreeuwde een kerel, ......wat mot dat, denk ie dat je allenig in 't Haagie ben? Ik zei niets, ik bukte me snel en trok de jongen en het meisje naar mij toe; het gat sloot zich automatischHet meisje tilde ik op mijn arm en het ventje stond tussen mijn knieën gewrongen. Ik begreep, dat dit niet lang kon duren. Toen kreeg ik een illustere gedachte. Vóór mij stond een ro- e><a#s>^?&o^6>^'a#ë><a55è>^5><ss=ë><a5^><ss:5><a#s><assc><&®^5><ft#a>«s's>«' ïïlaóAeU I A De mensen ze hebben een masker voor, M Ze spelen een rol in het leven, fZe spelen een rol, van buiten geleerd, a Een blijspel o} drama om 't even. 5 SDe mensen ze doen zo heel graag alsof, Ze lachen, ze knikken, ze buigen, 0 SZe schudden je hand, ze doen erg druk, A Want anders valt d' aoond in duigen. SDe mensen doen lief, maar achter je rug (s Bekletsen en last'ren ze daagtijks. V fZe rodd'len maar raak, hun oordeel is vlug, (f Om gevolgen denken ze nauw'lijks. 9 Geef mij maar een vent, die niet „aangenaam" zegt a Bij de eerste ontmoeting op aarde, A Maar een poot geeft zo dat je rilt en je beeft S X En niet zegt: Hoe gaat 't, m'n waarde?" w Geef mij maar een kerel met trouw tn 't oog (P En 'n hart, dat hem zegt hoe te hand'len; (f g) Geef mij maar een man, geen marionet, 9 Die weet hoe z'n weg te bemand'!en. SDe mensen ze hebben een masker voor, A Ze spelen hun rol tot na elven. A STe middernacht: slot! Het masker valt weg, a Dan zijn ze te laat pas zichzelven! 5 De Schijnwerper. V voorschijn tovert, evenals de overvloedige tractatie. De spel letjes vormen natuurlijk ook 'n hoogtepunt van de dag. We hebben allemaal gelijke kansen om een prijs te winnen. Als ik denk een goede kans te maken, grist Henkie die voor mijn neus weg. Een troost, het blijft in de familie, want Henk zit in mijn klas. Alleen stak het me, dat de voorzitter van het schoolbestuur wel geluk had, doch toen de man grootmoedig zijn knikkers weer afstond en de prijs ten laatste weer in klas één beland de, was ik weer verzoend. Des middags voortzetting van de fuif, waarbij je de collega uit vier in zijn kracht kunt zien, of liever horen. We zingen alle maal, er zingen clubjes, door hem geleerd, wat wonderaardig klinkt. Zou hem dat overmoe dig maken? Hij gaat wat wagen. „Wie durft nu alleen een mooi versje zingen, wat je niet op school leerde? Eerst eens bij de kleintjes vragen. Wie durft!" Er volgt een kleine pantomine. Sientje kijkt naar mij en ik knik haar goedkeurend toe, dan gaat haar vinger omhoog. Col lega kijkt naar mij en ik knik weer, dan wordt Sientje uitge nodigd „Naar voren" te komen. Ik voel me rustig, want :k weet dit wordt goed, al ben ik wel benieuwd naar de keuze. Heel teer en heel zuiver klinkt het dan: Daar boven juicht een grote schaar. Het hele „publiek" jong en oud heeft geluisterd en wie ho ren kan heeft genoten. Ik voel, dat mijn collega waar is, als hij zegt, dat dit mooi was, en ik ben blij om Sientje. Maar o, o na dit succes komt de tegenslag. Mijn collega wilde ook aan de jongens uit mijn klas een kans geven. Overmoedig steekt Jantje zijn vinger op, houd mijn hart vast en probeer mijn col lega een geheimzinnige waar schuwing te geven. „Man doe me dit niet aan". Doch te laat. Jantjes vinger is opgemerkt en op de vraag of hij het ook zo mooi kan als Sientje zegt Jan vrijmoedig: „Ja." Mijn collega vraagt niet wat de keus is, er is ook geen tijd voor, want Jantje steekt van wal, met groot geluidsvolume en vrijmoedigheid. „En dat we toffe jongens zijn, dat Moest je toen alle gezichten eens zien. Ik dacht: mijn hele bezit nu voor een camera. De baas, het schoolbestuur, de col lega's. Prachtig. Toen „Het lied" uit was, en ik enige macht over mijn stem had, verzekerde ik met ernst, dat dit vers niet klassikaal door mij was ingestudeerd. Nu ze ge loofden me. Het was jammer, ontzettend jammer dat het te laat was, om ook uit de andere klassen zulke „vrije nummers" te laten zin gen. Ik houd wel van verras singen. Een aardig punt van 't program is ook, dat we een uur eerder dan gewoonlijk naar huis mogen. Mijn stel is voldaan, dat kun je zien. Ze hebben prijzen en de zuurtjes waren zo lekker en.... Ik maak maar een eind aan de verhalen. Zij gaan naar huis en wij praten nog even na. De voorzitter van het school bestuur kijkt eens naar me en zegt dan ernstig, we zullen bij het volgende bezoek aan uw klas het rooster van de te leren versjes even controleren. Ik trek een gezicht tegen hem. Vandaag mag dat. De baas is jarig en dan is er geen school - bestuursgezag. Morgen is het weer anders, dan vangt het gewone leven weer aan. R. T. Men behandelt ons gelijk we behandeld willen worden: wij haten de waarheid en men ver bergt haar ons; we willen ge vleid zijn en men vleit ons; wij worden gaarne bedrogen en men bedriegt ons. De kunst van vele artsen be staat in het vertrouwen van hun patiënten. Regen maken is in strijd met de Bijbel. Ieder herinnert zich nog wel de poging van Prof. Veraart om re gen te maken. Ook in Zuid-Afrika is men daar mee begonnen. Dat dit gans niet gebeurt met instemming van allen blijkt wel uit het onderstaande, dat wij le zen in „Die Kerkbode" uit Zuid- Afrika. PROEFNEMINGS MET REëNMAKEKY. Van Mnr. P. J. G. Jacobs, scri ba van die Ned. Geref. Kerk te Delportshoop, het ons die volgen de skrywe ontvang: Op 'n vergadering van die Ker- raad van die Ned. Geref. gemeen te Delportshoop, gehou op 11 Fe- bruarie 1949, is die volgende mo- sie onbestrede aangeneem: Hler- dle vergadering versoek SyEdele, die Eerste Minister, om alle proef- nemings met die kunstmatige maak van reen deur wetgewing te belet, daar dit teen die beginsels van die Woord van God indruis. Het is hier dus een kerk, die er tegen in 't geweer komt. En wel met algemene stemmen! (onbestrede mosie). De Joden in Zeeland Al heeft Zeeland de naam gastvrij te zijn, op Kerkelijk ge bied keek men nogal wat nauw. Zo baarde de nederzetting van enige Jodenfamiliën in Middel burg heel wat besogne aan de Kerkeraad. Brazilië, werd in 1654 zonder noemenswaardige tegen stand door de Portugezen geno men. Dit verdreef dc Joden, en ook enige van hen kwamen in de Zeeuwse hoofdstad. De Kerkeraad van Middelburg besloot op 14 November 1654 aan de Magistraat een missive te richten „teneinde zij daarin ge lieve te vigileren, tot eere van hare stad en tot bevvaringe der zuivere Gereformeerde Religie." De Magistraat ontbood daarop de Joden, die verklaarden dat er geen andere oefeningen gepleegd werden, dan dat zij de wet, de psalmen en de bekende gedruk te gebeden lazen. De Magistraat vroeg daarop het advies van de Kerkeraad hoe zij verder moest handelen. De Kerkeraad zat hier tamelijk verlegen mee, hield vergadering op vergadering en gaf eindelijk een uitgebreid antwoord, dat hierop neerkwam, dat het aan de Joden mits niet in te grote getale, en onder vele bezwaren de conditiën, vergund zou zijn in Middelburg te mogen wonen. Toch boterde het niet tussen gasten en gastheer. De Magi straat nam op 3 Mei 1664 een streng besluit, om de weelde der Joden in te tomen en de Kerke raad klaagde het volgende jaar over de „exhorbitantiën", die de Joden gezegd werden te plegen. In 1656 werd de Jodenstorm opgezweept, omdat men meende dat een meisje, uit Engeland ge komen, gevaar liep, tot het Jo dendom te vervallen. Later be daarde het wel en liet men dc Joden ongemoeid. vlr n? Werk! Alleen in zijiy werken voelt de mens, dat hij iets is. Zwakke argumenten, hoe nie tig ook, zijn vaak moeilijk te weerleggen. Het is moeilijk met een zwaard een kussen te door klieven. Als voortreffelijke mensen ge straft worden, neemt hun gezag toe. buste vent. Pak is aan en zet dat kind op die auto daar, schreeuwde ik uit alle macht. Ik kreeg, wonderlijk genoeg, contact. De kerel begreep de si tuatie en nam het kind van me over, met een handige zwaai zat het op de rand van de auto. Hier nog een! schreeuwde ik opnieuw. Hè, blijf je zo? schreeuwde iemand van de auto terug. Zie je niet, dat het hier ook borende vol hangt 't Moet, een kwestie van le ven en dood!schreeuwde ik terug. Ook de jongen ging de hoogte in. En inmiddels was de situatie naast mij weer veranderd. Zoals d t in een wirrelende en kokende draaikolk betaamt. Er was een nieuwe stuwing, maar een zeer ongewone, zij ging aard met gemopper, gescheld, 'aide vuisten zelfs. Van de od will" was nu bij niemand er iets over. «Vat gebeurde? Een kinderwagen drong op, zo'n ouderwetse, op hoge veren, zon der kap, er in lag een baby van een half jaar, denk ik, er naast schoof een pooier met grote pet en lange klep, ge kent zo'n individu wel, en er achter een vrouwsper soon, die de wagen opduwde, voe tje voor voetje, maar met een ijzige consequentie. Wat een schooier! schreeuw de er een. Wat een sloerie, die speculeert op de meelij, die krijge het beste plekkie, wedde?die komme vooran op de eerste rij te staanwat een schobbers, om dat ze een kind bij d'r hebbe ken ze niks doen't mos niet magge Van dergelijke commentaren ging deze langzaam opdringende en voortbewegende stoet gepaard. De vrouw achter de kinderwagen, deed net alsof ze geen woord Hol lands verstond, haar gelaat was even onschuldig als van haar baby in de kinderwagen, en om haar lippen lag nog de goedmoedige, welwillende „goodwill" glimlach, die tot voor een uur elke Prins jesdag-bezoeker nog gekenmerkt had. Ze schoven door en kwamen vooraan op de eerste rij terecht... De kolk sloot zich weer, nadat dit vreemdsoortig schip voorbij gevaren was. We werden gestuwd, en gestompt en getrokken. Niemand dacht nog aan de „Gouden Koets", je had nog maar één begeerteop je benen te blijven lk zag, dat de geverfde juffrouw het weer te benauwd kreeg. Ik val flauw, verzuchtte ze. Dat kun je hier niet, zei ik onverbiddelijkwant dan raakt u onder de voet. Maar ik zag dat ze zich niet aanstelde. Ze zag door de verflaag heen zelfs, onrustba rend bleek. Help ze maar, knikte mijn vrouw zeer onzelfzuchtig. Helpen, maar hoe? Ik begreep, dat ze moesten zien meer achter de auto te komen, dan waren we iets uit de draai kolk van het heen en weer smijten. Ik drong op tot ik het begeerde plaatsje bereikt had. Mijn vrouw voelde zich iets veiliger en toen trok ik de juffrouw naar mij, duw de beide handpalmen tegen de auto en wenkte haar binnen de veilige omrastering van mijn ar men te komen. Ze herleefde Toen was er even pauze De radioman op de auto balkte: Nog even geduld, luisteraars, er is hier een zeer enthousiaste stoet verzameld, vurige Oranjeklanten, er zit een pracht stemming in, ieder heeft zich een best plekje veroverd en allen wachten op het grote momenthét moment waar ieder reikhalzend naar uit ziet Ik moest mij even realiseren wat hij bedoelde, zóver was het doel van al deze waanzin reeds uit mijn belangstelling verdwenen o ja't is „Prinsjesdag"... Schuin naast me schoof een ge lukkig paar. De man een forse kerel had een instrument ge maakt, dat ook de onderzeeërs bezittenc-en periscoopIn dit geval een houten koker met een vernuftig stel spiegeltjes aan het einde. De man inoe.-l er avon den aan gewerkt hebben. Hij rientte het instrument op de, door de politie met man en macht schoon gehouden rijbaan en liet zijn verrukte vrouw naast hem zien hoe goed het ding wel werkte. Je kunt alles zien zie je wel, sprak hij met een glans van voldoening. Ze kniKie even verrukt. En voor dit echtpaar stonden twee eveneens robuste kerels met een vrouw lussen hen in, die ze beide een arm gegeven had. Ze zagen niets, net zo min als de rest, maar ze hadden een merk waardig geduld Toen kwam er eindelijk veran dering in de steeds benarder wor dende situatie. De radioman riep: Nu komt hét gróte moment, luisteraars nog evende mensen strekken hun halzener komt deining in de massa(alsof er al niet een uur lang deining geweest was!) ja ja, de Konink lijke Koets nadert Mijn vrouw keek mij gelaten aan en trok de schouders op. We konden niets zien, maar daarmee hadden we ons allang verzoend. Ook de geverfde juffrouw bleef in een lethargische toestand, zo als de meeste mensen om mij heen. Alleen de kleine jongen met de snotneus, die ik op de auto getild had schreeuwde dansend van pret: O Marrigie, kaik is, kaik hoe mooi, daor hei je de grinnediers en jaogersKaik is....... En Marrigie knikte voldaan, zij zagen het Toen richtte de man met de pe- riskoop, eveneens met een brede glimlach van voldoening op het gelaat, zijn instrument en hield het zijn vrouw gedienstig voor de ogen. En vóór mij tilden de twee ro buste kerels, elk met de hand on der een zitvlak van de dikke da me, deze omhoog en deed haar rusten met gezegde zitvlakken op de schouders der beide mannen, die zich opschoor gezet hadden en hun hand aan de zijde, waar de schouder belast was, in de zijde plantten. Je kon zien dat alles tevoren berekend was. Ze hadden zich getraind Toen barstte er een gejuich los, de „Gouden Koets" kwam in 't zicht. Maar op datzelfde ogenblik ge beurde het De man met de periskoop, zag plots niets meer dan een grijze massa: de brede rug van de dame, die voor hem op de schouders der twee mannen troonde. Hij keek even verbluft. Zijn vrouw trok haar wenkbrauwen op regen, en toen nam hij een resoluut, een zéér menselijk en een zéér af doend besluithij trok een speld uil de revers van zijn jas en prikte die definitief in het achter werk, dat hem het uitzicht door de periscoop beroofd had Een ijselijke gil, danau auauze hebbe me ge priktik mot d'r afik mot d'r afen meteen gleed de vleesmassa naar omlaag, zeer in decent de rokken naar boven geschoven, zodat méér zichtbaar was, dan de betamelijkheid ge doogde En op dat moment was de „Gouden Koets" gepasseerd De man met de periscoop richt te nog even zijn instrument, maar het was ai te laat. Hjj trok de schouders op en zei: Ik zag nog nét de Oranje cocarde van de palfenier Maar wanneer hij nog meer had willen zeggen, werd hem dit wel terdege belet. Een der twee kerels duwde hem de vuist onder de neus en schreeuwde schorwacht, als er straks ruimte komt, ik ver- morsel je En er kwam ruimte, maar zoals dat in een draaikolk pleegt te gaan, men werd richtingen uitge sleurd waarin men niet wilde en zo ook de gebelgde mannen en de juffrouw die geprikt was. Ze wer den uit elkander geduwd. Ze bal den nog hun vuisten tussen de schouders van andere opdringen de mensen heen en ik hoorde nog eens de schorre stem, als van iemand, die voor het laatst zijn hand uitsteekt eer de draaikolk hem voor goed verzwelgt: wacht maar vrouwen- aanrander als ik je in me knuis ten krijg Toen verzwolg hem de draai kolk en de speldeprikker scheen ook niet de minste behoefte te ge voelen op hem te wachten. Hij streelde zijn instrument, schikte het onder de arm en trok zijn diep teleurgestelde vrouw mee Kom maar, een andere keer beter, riep hij haar lie moedigend toe. Toen kwam ik tot het besef, dat ik ook nog een vrouw had. De geverfde juffrouw was spoorloos en ondankbaar verdwenen, of ook misschien wel weggesleurd, ik weet het niet en ik zei ook tot mijn vrouw: Kom maar.._.. doch liet er op volgen: dat was ééns maar nóóit weer Terwijl we trachtten weg te schuifelen, hoorde ik de radio-man opgewekt zijn luisteraars vertel len: Het was in één woord prachtig, luisteraarsde saam- gepakte menigte gedroeg zich schitterend, alle lof voor de Haag se politie, die voor een uitstekende regeling gezorgd had en niet min der voor het enthousiaste publiek, dat in grote zelftucht, die politie maatregelen onnodig maakte Het vieze jongetje stond naast de radio-man en keek hem vol verbazing aan. Hij had nog niet de minste ambitie zijn mooie standplaats op te geven

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 6