y I jÜl 3 uIlu
Woord-negatie.
ijy
9,
Bloembollen
):::i
ïïra
■mii
DE KINDEREN VAN
HET GROENE HUIS
Vrijdag 9 September 1949
1 ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
llwJHiJ:»i1llUllll
A
Ai]
ui
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oost singel 60a, Goes.
Zwart: Boogaard.
„Waarom verliest men een
party?" Wellicht zijn vele lezers
direct klaar met hun antwoord:
„Omdat de tegenstander sterker
is!" Toch staat de zaak niet zo
eenvoudig. Een sterkere speler
verliest ook wel eens van een
zwakkere! „Ja", zal men zeggen,
„dan heeft die sterkere zijn best
a! t gedaan". Ook dat is niet zo
zender meer juist. Het komt n.i.
voor, dat men bij een betere stand
tot elke prijs remise wil ontwij
ken. Zodra een bepaalde zet da
delijk tot remise blijkt te leiden,
speelt men die niet, hopende dat
de betere stand nog andere mo
gelijkheden zal bieden. Op winst
blijven .spelen, terwijl er niet meer
dan remise inzit. Tenslotte kan
men z'n tegenstander door een
buitengewoon brutale zet over
bluffen, terwijl ook tijdnood een
rol kan spelen. De belangstellen
de lezer ga aan de hand van de
onderstaande partijfragmenten
maar eens na, wat de oorzaak
van de ondergang was.
Zwart: Montenarl.
1
li JÉ
SE
Hl
'm 8 'm
m
m m m §n
11
üH ÉH isll
fl
8 B ÜI 18
HH
m ui §n m
H!_ iHfHÉ
Wit:Deurloo.
Zw. 3, 6, 8, 11, 12, 13, 19, 20,
24, 25.
Wit: 22, 28, 31, 32, 33, 35, 38,
39, 43, 45, 48.
Er volgde 3227. Gespeeld om
na 1217 of 1218 op te drin
gen met 2218 of 2217.
Zwart speelde echter (1116)
31—26 (24—29) ...X— (-"X29)
39—34 (...x —X34 (15—20)
4842 (20—24) 43—30 (12—18)
22—17 (3—9) 28—22 (18—23)
38—33 (23—28) 17—11 (6x17)
...X- X-X- (24—30)
..■X— (•••X---) 2721 (30—35)
2217 en wit breekt door en
wint.
Zwart: Strooband Jr.
Wit: de Ruyter.
Zw. 3, 7, 8, 10, 13, 15, 16, 18,
19, 20, 23, 24.
Wit: 22, 26, 27, 32, 33, 35, 36,
38, 39, 43, 45, 48.
Het is al dadelijk Interessant
na te gaan, dat wit maar niet
moet proberen door 3228, 26X
17 en 1711 naar de damlijn te
komen. (Dreiging 2732, 2430).
Er volgde 2217, 812, ...X—.
..•X2, 4640, 10—14, 40—34, 7—
12, 34—30 20—25, 33—28 ..-X—i
...X— 38, 28—22 15—20, ...X
20—25, 27—22 ...X—, 22—18!
3440, .„X... 4045, ...X-** 45
50 en zwart verloor.
Wij zouden de achting der
mensen minder vurig begeren,
indien we er zekerder van wa
ren haar waardig te zijn.
WitDeurloo.
Zw. 6, 8, 9, 13, 18, 19, 24, 27.
Wit 25, 35, 36, 38, 39, 40, 42, 43.
Hier volgde: 39—33 (19—23)
40—34 (13—19) 33—29 (...X—
...X— (8—13) 35—30 (9—14)
29—24 (6—11) 43—38 (11—17)
42—37 (17—22) 3833 (2328)
37—31 (...X—) —X— (27—32)
31—26 (22—27) 26—21 (...X
36—31 (16—21) 31—27 (21—26)
...X-" (2631) en zwart wint.
Ingezonden door dhr Deurloo,
waarvoor onze dank. S.
ui de kcuneA.
Paperwhites.
De narcissen, die we in dit ar
tikeltje gaan bespreken, moeten
nu zo langzamerhand weer op
gezet worden, om een kwekers
term te gebruiken. Deze mooie
witte trosnarcissen lenen zich
bijzonder goed voor kamercul
tuur. In een glazen schaal met
grint kunnen ze omstreeks
Kerstmis buitengewoon mooi
bloeien. Daartoe moeten ze on
geveer September opgezet wor
den. Het beste is hiervoor een
glazen of goed geglazuurde ste
nen bak of schaal. Die wordt
voor drie-vierde met grint ge
vuld, de bollen daarop gezet op
geveer 4 cm. van elkaar en de
openingen aangevuld met grint,
zodat de bollen vast staan. De
schaal moet zover met water
gevuld worden, dat de bollen
juist niet in het water staan.
Dan kan de schaal direct in het
volle licht geplaatst worden. Dit
in tegenstelling met andere nar
cissen. Een lichte plaats geven
voor een raam en in korte tijd
zullen ze gaan groeien. Hoe lich
ter ze staan, hoe mooier ze wor
den. Geregeld de schaal met
water bijvullen, want het is
heel gauw verdampt. Als U een
paar weken later nog eens een
schaal vult, hebt U weken ach
tereen fijn geurende schalen
met narcissen in uw kamer. De
Paperwhites zijn wel duurder
dan andere narcissen, maar ze
zijn de prijs ten volle waard.
SANDERSE.
DIE KONINKLIJKE SALUUT.
In die hartjie van die Drakens-
berge was 'n sendeling eenkeer
in groot verleentheid. Daar was
'n ou man wat baie graag wou
gedoopt word, hoewel hy skyn-
baar niks kon verstaan van die
Christelike geloof nie en geen
vrae kon beantwoord nie. Einde
lik, ten einde raad, neem die sen
deling 'n Christusbeeldjie aan
die kruis en hou dit voor die ou
krygsman.
„Wat is dit?" vra hy.
Die ou barbaar met sy verflen-
terde vuil diervelle om hom en
kromgetrek van rumatielc, suk
kel langsaam om op te staan, en
steek sy hande uit bokant sy
kop.
„Bayete" roep hy met 'n tril
lende stem, en gee aan die Arm
Man van Nasaret die koninklike
saluut van die Zoeloes.
llhuCI
V'A
"UW
VA
au»
MHiï
MUM
ïlffim
Ihiiilll
Llü
i
2
3
4
5
6
7
8 9
10
11
12
13
14
15
2
1
1 1
3
1
1
4
5
1 1
6
1
7
1
8
1
1
1 1
9
10
1
11
1
1
1 1
12
13
1
14
1 1
15
Doorlopend Woordraadsel.
In dit raadsel komen geen
zwarte vakjes voor. De woorden
worden dus in horizontale en
verticale richting achter elkaar
geplaatst zonder tussenruimten.
Het totale aantal letters van
de woorden op iedere regel is
dus steeds 15.
Horizontaal. 1. verstoteling;
platform; gewoonterecht. 2. uit
holling; kunststuk; heldendicht
van Homerus. 3. dorsvloer; her
haling van het thema; jaartel
ling; 4. bloem; gebaar; zangnoot;
schop. 5. Figuur uit de 1001-
nacht; deel v. e. bijenkorf; on
der, tussen (Lat.). 6. strop; af
godisch; stukje suiker. 7. kern;
groet; wenteling. 8. ongegren-
deld; achten; tevoren; tweede
aartsvader. 9. omroepvereniging;
gevolmachtigde ener regering;
vlaktemaat. 10. bergplaats; titel;
zangnoot; deel v. d. voet; kwe
ken. 11. mondeling; bewoner van
Saksen; vrouw van Abraham;
zangnoot; 12. vorst der Rugiërs
(476 n. C.); stoomschip; kwijt
schelding. 13. voorzetsel; het spe
len; pi. in Gelderland; meisjes
naam; griezelig. 14. huidverhar
ding; voorzetsel; zot; hevig; groot
staatsbedrijf. 15. uiting van be
leefdheid; vochtig; insectenetend
zoogdiertje.
Verticaal. 1. voetklavier; ri
vier in Italië; zeemacht; land
bouwwerktuig. 2. oorlogsgod;
panterachtig roofdier; achting.
3. schoorsteenzwart; veelkleurig
gesteente; plaats in Noorwegen;
4. rivier in Z.W. Frankrijk; go
din der jacht; knol; bijwoord.
5. houding; adellijke strijder;
inhoudsmaat; munt. 6. ochtend
japon; godin van de dageraad;
geestdrift. 7. marterachtig roof
dier; schoenvorm; strijdperk. 8.
kartonnen kistje; water in N.
Brabant; enig; vlekje. 9. Euro
peaan; lekkernij; nagerecht. 10.
aarden vaas; bekende motor
races; bakinrichting; sierdek. 11.
lepelblad; kleur; streling; Rijks-
grens(afk.). 12. een ieder; blaam;
verzotheid; 13. derhalve; geza
menlijk; groet; godsdienst. 14.
bloeiwijze; schrijfgerei; dieren
geluid; de aanvulling van paar
den. 15. Russische vorst; afbeel
ding; ten laatste.
Het ambt moet de man zoe
ken, niet de man het ambt.
«s
Het is gemakkelijker de te
vredenheid van zijn superieuren
te verwerven dan van zijn on
dergeschikten.
In goed geregeerde staten
worden de ambten van mensen,
in slecht geregeerde de mensen
van ambten voorzien.
Onverdroten
wint alles.
arbeid over-
De afwezigen hebben ongelijk.
IflISSö
r^JCBaj r/iffTiafgfiti^j
m
Pv
door M. v. d. Bosch.
2
Deze middag was Koos er al
leen op uit getrokken; met zo'n
regen had Jannie het maar beter
gevonden dat Han thuisbleef.
Oom Dok, de oude dokter, die
jaren lang in het dorp had ge
woond, was de vorige dag voor
goed vertrokken. Hij had Koos,
die hem altijd geholpen had
voor de kippen te zorgen, deze
middag gevraagd nog even voor
het laatst naar de kippen te
willen gaan zien. Ze waren al
verkocht, maar stonden nu nog
in het schuurtje.
Koos had dat wel een beetje
vreemd gevonden. De kippen
in het schuurtje, wie deed dat
nu; maar hij had er verder niet
meer over gedacht.
Op zijn gemak was hij eerst
nog even bij de verhuizers gaan
kijken, die druk aan het in
laden waren; alleen de dokters
kamer wist hij, werd niet leeg
gehaald; dat was nu alles voor
de nieuwe dokter.
Eindelijk kwam hij ook nog
bij het schuurtje. Ja kijk, het
kippenhok was leeg. Wat onge
zellig zag dat er nu uit. Toch
raar dat oom Dok de kippen er
maar niet zo lang ingelaten had.
Koos deed de deur open, maar
alles bleef doodstil. Wat nu?
Er was geen kip te zien.
Ze zouden toch niet gestolen
zijn?
Toen ineens zag hij de fiets
staan met aan het stuur een
grote witte kaart.
Och, hij was er tussen geno
men en moest natuurlijk de fiets
naar het station brengen.
Hij nam de kaart in de hand.
Wat was dat nu?„Voor
Koos, mijn trouwe helper" stond
er met grote letters op.
Beduusd bleef Koos staan en
het duurde heus een poosje- eer
het tot hem doordrong, dat de
fiets echt voor hem was.
O, wat heerljjk! Die goeie
oom Dok toch; ja, hij had hem
wel vaak geholpen, maar dat hij
nu de fiets kreegHè, was
Han hier nu ook maar. Ja, naar
huis moest hij, en gauw ook.
Vooruit, rijden jongens, zo hard
hij' kon. Stijf hield hij het stuur
tussen zijn vingers. „Van mij,
van mij!" zong het in hem. Hij
zwaaide uitbundig naar een oud
boertje, dat aan de kant van de
weg stond. „Fijne dag vandaag",
riep hij.
Hoofdschuddend zag het oudje
hem na, zulke wilde jongens
toch. Een fjjne dag vandaag?
Niets dan regen!
Al een paar maal had Jannie
bezorgd naar Iki gekeken. Ze
had zo'n hoogrode kleur en ze
had haast niets willen eten; nu
zat ze lusteloos op vaders knie,
met haar kopje tegen zijn schou
der.
Jannie was boos op zichzelf,
't Was ook echt dom van haar,
niet beter op Iki te passen. Ze
had natuurlijk kou gevat van
middag in de tuin.
't Was ook zo'n verrassing ge-
geweest, dat Koos met die fiets
kwam. Ze hadden er al zo vaak
om gevraagd, maar 't ging niet,
daar had vader geen geld voor.
Jannie had het best begrepen.
Koos en Han ook wel, maar Dik
niet, die kon er soms zo echt
om zeuren; En nu had Koos er
toch een.
„Jannie, zou je Iki eerst maar
niet naar bed brengen? Ik ge
loof, dat het veel beter voor
haar is".
„Ja vader", schrok Jannie op.
Hè, nu was ze alweer met die
fiets bezig.
De kamer was al aan kant en
vlug bracht ze nog een paar
vergeten kopjes naar de keuken.
In de gang hoorde ze al een
vreselijk lawaai. Wat zouden ze
daar nu weer uitvoeren?
„So juffie, heb je nog potjes
of pannetjes nodig? 't Sijn moo
ie hoor, sonder lekke; vorreke
of messe? Je kunt ze ook per
stuk krijgen, Fijne koppies voor
thee, se sijn droog achter de ore,
je mag voele, juffie, drie voor
een dup, hier, neem se maar
mee, alles moet weg."
Al de pannen uit de kast had
Koos in rijtjes op de grond ge
zet; de pas gewassen kopjes en
bordjes langs de tafel en aan-
rechtrand.
In de vensterbank zat Han
met een afwaskwast te 'zwaaien.
„Alles Nederlands fabrikaat, al
les Nederlands fabrikaat!"
„We spelen markt", verduide
lijkte Koos.
Jannie schoot in een lach. Zo
iets hadden ze nu altijd, als ze
af moesten wassen. Meteen zag
ze, dat het al bijna klaar was.
„Hier nog een paar kopjes,
baas, die nog niet droog achter
de oren zijn en breng me straks
dat stelletje maar."
Ziezo, dat schoot mooi op, de
rommel zouden ze straks wel
weer opruimen.
Koos gaf er niets om als hij
moest helpen afwassen. „Hele
maal geen jongenswerk", zei Dik
altijd, maar dat vond Koos on
zin. Al ben ik een jongen, daar
om kan ik het net zo goed, hoor.
En al moest ik het midden in
de dorpsstraat doen, daar zou
ik nog niets om geven.
Hoe later het werd, hoe meer
Jannie zich ongerust maakte
over Iki.
Ze had hoge koorts nu, woel
de heen en weer in haar bedje,
en zag telkens dingen die er
helemaal niet waren.
Als moeder nu maar thuis
was, die wist overal raad op.
„Zouden we Koos niet even
om de dokter sturen?" fluisterde
Jannie tegen haar vader, met
wie ze samen bij het bedje stond.
„Ik maak me zo ongerust en de
nacht duurt zo lang."
„Ja, maar het is al zo laat, en
dan die nieuwe dokter."
Toch ging vader even later
naar beneden. In de kamer za
ten de drie kinderen stil bij el
kaar, allen bedrukt omdat Iki
nu zo ziek in haar bedje lag.
Vader keek eens op de klok,
half tien al, Dik had allang bo
ven moeten zijn, maar nu moest
eerst Koos maar weg.
(Wondt vervolgd),
&HS
ratnilieUaa
behorende bij het
ZEEUWSCH DAGBLAD en
't SCHOUWSCH DAGBLAD
van 9 SEPT. 1949
eeuu/scH
u/eexem
VOOR DE ZONDAG
Een vorige week schreven we,
dat de mens der twintigste eeuw
geieerd heeft, dat de geest der
negentiende eeuw, de eeuw van
oe aanbidding van stof en kracht,
van het bruutst materialisme,
hem niet gelukkig kon maken.
En hij heeft zich er van afge
wend. Inderdaad men zag weer,
dat de mens óók nog een „ziel"
bezat, een ziel die haar rechten
opeist en niet straffeloos ge-
aoogt, dat men haar verwaar
loost. Maar met dit veranderde
inzicht is de mens der twintigste
eeuw nog niet beter geworden
dan die der negentiende.
Van ongeloof kwam men niet
tot geloof, maar tot bijgeloof.
Occulte wetenschappen gingen
floreren, religie naar de mens
deed haar intrede, humanisme
met een godsdienstige inslag,
waarvan Amerika het recept
schijnt te bezitten.
Maar men keerde zich niet tot
het Woord van God, zoals dit in
de Bijbel ons geopenbaard is.
Bukken voor de Waarheid van
dat oude Boek weigert men zeer
pertinent. Integendeel de haat
tegen de Waarheid is gebleven.
En dat kan ook moeilijk an
ders, want die Waarheid is vlijm
scherp en ontneemt de mens zijn
masker, dat hij zo graag dragen
wil.
ue mens wil, veel loslaten als
het er op aankomt, maar één
ding kan hij niet verloochenen:
zijn geloof in de goede wil van
de mens, het arminianisme zit
hem in vlees en bloed.
En daarmede ligt ook de twin
tigste eeuw onder het oordeel
der negentiende, en hebben wij
niets anders dan 'n faillissement
te verwachten.
Die onwil om zich te bukken
onder het Woord komt telkens
heel sterk naar voren. Gij ziet
het in de Raad der naties te
Straatsburg, waar niet geluisterd
werd naar het verzoek der Ne
derlandse delegatie om enkele
minuten stilte in acht te nemen
voor het persoonlijk gebed, van
wie wilde bidden bij de opening
der vergadering. Integendeel, de
voorzitter doorspekte zijn rede
met citaten van de Christus-
haier Nietschze en de heidens
georiënteerde filosoof Hegel. Zij
waren zijn krachtbronnen, niet
ae Bijbel, niet het Woord van
God.
Men wil nog wel vroom praten
en zelfs wel Bijbelteksten cite
ren, mits men zich zelve maar
kan handhaven.
En dat is de vloek van onze
tijd.
Want, ook al negeert men Gods
Woord, het blijft toch als de
grote realiteit te midden der we
reldcrisis staan. Want dat Woord
is maar niet een woord, een ge
dachte, zoals de woorden en ge
dachten van iemand als Goethe,
die men pas weer verheerlijkt
heeft, maar woorden en gedach
ten zijn. Het Woord van God is
een KRACHT, is een ENERGIE.
Zoals het een energie was bij
de Schepping. Door het WOORD
zijn alle dingen gemaakt en er
is geen ding dat zonder het
WOORD gemaakt is.
Daarom is de negatie van het
WOORD zo vreselijk. Want wie
het WOORD negeert, wordt door
het WOORD verteerd. Het valt
niet te negéren, zo min men de
zon negéren kan.
En daarom zal dat WOORD
heersen van seconde tot seconde,
ook in de Raad der volkeren, óók
bij de Ronde-tafel-conferentie,
óók in de Veiligheidsraad, óók in
het Kremlin, óók in Den Haag op
het Binnenhof.
Het arminianisme denkt vaak,
dat de mens van „goede wil" het
WOORD nog een handje moet
helpen. Dat is ook zo diep tra
gisch bij de roomse kerk, die op
het ogenblik bezig is het gevaar
van het communisme weg te
bidden, door de kracht van de
mensen, die van goede wille zijn.
Maar bij dit alles wordt één
ding totaal over het hoofd ge
zien: de boodschap van het
WOORD, dat alles in dienst van
God staat en dat niet alleen de
kracht der Waarheid, maar óók
de kracht der Dwaling in Zijn
dienst staat. God roept de goede
dingen zowel als de kwade op.
Het is niet een strijd tussen boze
en goede machten, zoals de Per
zen in hun dualistische gods
dienst dat geloofden, waarbij
dan uiteindelijk de goede mach
ten de overwinning zouden be
halen. Als het zó was, zou het er
inderdaad treurig voor staan.
Want er is geen enkele reden
om dan te geloven, dat de „goede
machten" het ooit winnen zou
den. Oók niet al vermenigvuldig
de het gebed der z.g. „goedwil-
lenden" zich duizendmaal.
Neen het is zo, dat God Zijn
WOORD uitwerkt, al Zijn wel
behagen doet en dat ieder schep
sel, ook Stalin, ook de groot
machten der aarde, slechts werk-
SXe SXauw- in het kleine.
En een man uit het huis van Levi ging en nam een
dochter van Levi. Exodus 2 1
Dat is het begin.
Het begin van Gods verlos
singswerk voor Zijn volk, dat
kreunt onder zware dwang
arbeid.
Dit begin is onopvallend.
Zo onopvallend, dat niemand
er op let. Een armelijke plech
tigheid. De trouwdag van een
slaaf. Op zijn stam rust zelfs
een extra vloek.
Niettemin legt God hier het
fundament voor de glorieuze
redding uit Egypte! Hij plant
het gezin, dat Mozes en Aaron
en Mirjam, dat Isrels toekomst
in de schoot bergt.
Zo doet God. Wij verwach
ten de uitkomst van gewichti
ge conferenties of van grote
contra-machten. Wij worden
ongeduldig en angstig, en ons
gebed verflauwt, als er „niets"
schijnt te gebeuren. Maar God
is een God, die in de stilte
werkt. Die ook Zijn Zoon niet
met groot gerucht, maar in
het onopvallende Nazareth bij
een vernederd, vergeten ge
slacht in de wereld bracht.
Laten wij het in de nood
van onze kerken, van onze
wereld, ons eigen leven, toch
verwachten van deze God al
leen.
Hij is tot de verhoring van
onze gebeden misschien reeds
lang aan het werk. Vóórdat
wij het zien. Ja, menigmaal
is Hij al bezig, gelijk hier,
vóórdat Zijn volk in de nood
tot Hem gaat roepen! En let
er ook op: Hij doet o zo dik
wijls grote dingen daar, waar
twee mensen samen zich bui
gen onder Zijn oordeel, en het
toch in de stille trouw van
het geloof alleen .van Hem
verwachten.
Haamstede, G. v. SWIGHEM.
tuigen en niets meer dan dat
in Zijn hand zijn. Hij gebruikt
ze, zonder meer. En wanneer er
is de strijd tussen Waarheid en
leugen, dan is dat, omdat God
een „energie der dwaling" over
de wereld uitgiet. Hij doét dat
Zelf, door de kracht van Zijn
WOORD. Zo staat het in de Bij
bel, en dat gebeurt dus, ook al
negeert men Hem.
En wanneer de voorzitter van
de Raad der Natiën zijn wijsheid
putten gaat uit Nietschze en
Hegel, dan zegt God: goed, ik
zal je hun „wijsheid" geven en
de ongelukken, die er dan ge
beuren, komen op Gods bevel.
ons
Ik hebbe beloofd asdat ik wat
over m'n zeune in Amerika zou
schrijve.
Nou ik ken beginne met te
zegge asdat ie trouw is in het
schrijve an z'n ouwers. En de
brieve die we krijge benne al
toos vol goede moed. Hij schijnt
het er nogal te kenne wennen.
Hij zit in het landbouwbedrijf en
heit nou een boerderij om de
helft. M'n jonge die op de U.L.O.
gaat, Jan, mesehien ken je die
nog wel herinnere, die zeit, in
Amerika noeme ze dat „Fiftie-
fiftie", maar wat die schooljon-
ges klesse daar ken je altoos niet
van op an. In ieder geval heit
ie het naar z'n zin. In Pella weu-
ne veul Hollanders. Het is een
stadje, dat door Ds Scholte ge
sticht is. Er was toen, dat is nou
honderd jaar geleje, niks anders
te vinde dan woestenij en bos.
Én nou, schreef me zeune, nou
is het alegaar bouwgrond en bes
te ook. Je heb t'r ook veel ge
mengd bedrijf en varkes meste-
rije. Dat komt daar vandaan dat
je er ook maisbouw heb. De zo
mers benne daar dan ook van
zelfsprekend heter as hier.
Wat m'n zeune vooral anstaat
is dat ie vrjj is om te doen en
te laten wat ie wil. Er is geen
ambtenarij, die overal eerst toe
stemming voor geven mot. Je
ken verbouwen wat je wil, je
ken zoveul varkes houwe as je
wil en kippen en je ken an je
huis en schure verbouwen wat
je wil en er is geen mens die er
zich mee bemoeit. En het mooi
ste is, ze doen dat daar allemaal
zeivers. Vaklui komt er niet veul
an te pas. Alle boeren benne ook
timmerlui en bankwerkers. Ze
hebben zelf derlui gereedschap
en knappen de boel zeivers op.
Het mag dan niet zo precies en
netjes weze as van een vakman,
het is even sterk en doelmatig
en dus het eerste verdiend.
Kijk, dat zijn allemaal dingers,
die me wel anstaan. En as je een
beetje doordenkt ken je ook wel
begrijpe hoe dat allemaal komt.
De Amerikanen benne dat zo ge
wend van begin af an. Ze benne
daar netuurlijk gekome in een
woestenij en moeste zeivers al
les opknappe. D'r ware geen tim
merlui, en smeden en ververs en
stukadoors, die ze een handje
kwamme helpen. Het most alle
gaar met eige krachten. En dat
is er nou in blijve zitte. En dat
maakt het leve daar zo goedkoop,
en gemakkelijk. M'n zeune
schrijft asdat je er netuurlijk
niet zo nauw mot kijke as we
dat in Nederland gewend benne,
het gaat er wat ruwer naar toe,
maar as je je eenmaal heb an-
gepast, loopt het van een leije
dakkie en krijg je er schik in,
as je alles zeivers doen ken.
En kijk nou is in Holland om
je heen. Wat een spektakel om
niks! Heel de wereld zit hier
vol met knappe koppen, am
bachtslui met ik weet niet hoe-
veul diploma's in derlui zak,
koppe vol geleerdheid en ze
bouwe maar ambachtsschole of
het niks kost en wee je gebeen
te as je zeivers is wat an je huis
prutse wil. De wereld staat er
van overend. As je hier of daar
in een afgelege plekkie een
noodwoninkie wil bouwe, zoas
onderleste in de krant stond, om
een zieke te helpe die veel zon
mot helpe, dan komt de bouw-
pelisie en breekt alles weer af.
Zó gaat het er bij ons naar toe.
Dat noeme ze dan een „geculti
veerde" samenleving, hoorde ik
onderleste zegge. Nou ze kenne
die „gecultiveerde samenleving"
van mijn cadeau krijgen, geef
mijn maar wat Amerika, wat
mijn betreft zo verdund as een
homoepatisch geneesmiddel, dan
benne we er toch nog beter mee,
asdat het nou is.
Maar nou hou ik hier over op,
want daar kom ik alweer bij de
polletiek terecht, waar ik niet
van wete wil, 't is of je er met
'n dommekracht naar toegezoge
wordt. Ik wou wat over m'n zeu
ne in Amerika schrijve. Nou dat
heb ik dan gedaan. Hij schreef
nog wel meer, maar daarover
maar weer een volgende keer.
Je FLIP BRAMSE.
fëxudenój een- Zeetttaie cUcAteb.
We zeiden, dat Boutens slechts
verstaan kan worden tegen de
achtergrond van zijn Walcherse
jeugd.
Zijn calvinistische opvoeding,
gaf hem de nooit uit te wissen
herinnering aan het christelijk
levensmilieu, de schoonheid van
het Walcherse landschap, het
duin, de zee, de luchten gaf hem
de schoonheidsontroering, waar
van zijn verzen spreken en ten
slotte zijn studie van de klassie
ke letteren beheerst zijn „ge
loof".
Geloof hier met aanhalings
tekens, want het christelijk ge
loof heeft hij op volwassen leef
tijd verworpen. Waar hij van
Christus zingt, doet hij het door
Christus te stellen in het vage
schoonheidslicht, waarin de Hei
land een symbolische figuur
wordt van alles wat goed en
schoon is.
Dr Eringa, zegt van déze
dichter:
„En zo verschijnt ons Boutens'
kunst als een griekse tempel,
zuiver van lijn, harmonisch van
afmeting, met blanke marmer
zuilen afstekend tegen het azuur
van de wolkenloze hemel, of de -
grauwe onweerslucht. Daar bin
nen hij, de priester der schoon
heid, de rug naar de onverschil
lige of bewonderende menigte
toegewend, wierook brandend,
die in blauwe spiralen opkron-
kelt voor Oerania, het beeld dat
in stille majesteit troont achter
de hoge pilaren
De zekerheid van het christe
lijk geloof, de fundamenten voor
ons leven, zijn bjj Boutens weg
geslagen en wat hij overhield
was zijn schoonheidsontroering.
Goedheid en schoonheid zijn bij
hem synoniem gewórden en
daarin zoekt hij compensatie
voor wat hem in zijn geloofsver-
looehening ontviel. Maar daar
mee is zijn kunst dan ook ge
kluisterd en steriel geworden.
Wie zich van de Christus der
Schriften afwendt, komt als klas-
sicus noodwendig terecht bij de
leer van Plato ep Plato de hei
dense filosoof is dan ook de „hei
land" van Boutens geworden.
Maar een heiland, die niet red
den kan, die alleen maar ons de
ogen kan sluiten voor de reali
teiten des levens en des doods,
door ze te bedekken onder het
misleidend kleed ener schoon
heidscultus.
Boutens heeft in de^schoon-
heid zijn godheid aangebeden.
En deze godheid laat ieder
sterveling, óók Boutens in de
steek, is het niet in dit leven,
dan bij het sterven.
Boutens heeft tijden gekend,
dat hij zeide niet bang te zijn
voor de dood. Het Platonisch
stoicijns aanvaarden van dood
en leven scheen hem ook de
hoogste wijsheid en de bron van
alle geluk, zodat hy eens zong
over de lieve dood, gelijk ook
Kloos dat gedaan heeft. Boutens
zag toen de dood aldus in het
gelaat:
Alle schoon dat de aard kan
[geven
Blijkt een pad dat tot u voert
En alleen is leven leven
Als het tot den dood ontroert.