y I jÜl 3 uIlu Woord-negatie. ijy 9, Bloembollen ):::i ïïra ■mii DE KINDEREN VAN HET GROENE HUIS Vrijdag 9 September 1949 1 ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 llwJHiJ:»i1llUllll A Ai] ui Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oost singel 60a, Goes. Zwart: Boogaard. „Waarom verliest men een party?" Wellicht zijn vele lezers direct klaar met hun antwoord: „Omdat de tegenstander sterker is!" Toch staat de zaak niet zo eenvoudig. Een sterkere speler verliest ook wel eens van een zwakkere! „Ja", zal men zeggen, „dan heeft die sterkere zijn best a! t gedaan". Ook dat is niet zo zender meer juist. Het komt n.i. voor, dat men bij een betere stand tot elke prijs remise wil ontwij ken. Zodra een bepaalde zet da delijk tot remise blijkt te leiden, speelt men die niet, hopende dat de betere stand nog andere mo gelijkheden zal bieden. Op winst blijven .spelen, terwijl er niet meer dan remise inzit. Tenslotte kan men z'n tegenstander door een buitengewoon brutale zet over bluffen, terwijl ook tijdnood een rol kan spelen. De belangstellen de lezer ga aan de hand van de onderstaande partijfragmenten maar eens na, wat de oorzaak van de ondergang was. Zwart: Montenarl. 1 li JÉ SE Hl 'm 8 'm m m m m §n 11 üH ÉH isll fl 8 B ÜI 18 HH m ui §n m H!_ iHfHÉ Wit:Deurloo. Zw. 3, 6, 8, 11, 12, 13, 19, 20, 24, 25. Wit: 22, 28, 31, 32, 33, 35, 38, 39, 43, 45, 48. Er volgde 3227. Gespeeld om na 1217 of 1218 op te drin gen met 2218 of 2217. Zwart speelde echter (1116) 31—26 (24—29) ...X— (-"X29) 39—34 (...x —X34 (15—20) 4842 (20—24) 43—30 (12—18) 22—17 (3—9) 28—22 (18—23) 38—33 (23—28) 17—11 (6x17) ...X- X-X- (24—30) ..■X— (•••X---) 2721 (30—35) 2217 en wit breekt door en wint. Zwart: Strooband Jr. Wit: de Ruyter. Zw. 3, 7, 8, 10, 13, 15, 16, 18, 19, 20, 23, 24. Wit: 22, 26, 27, 32, 33, 35, 36, 38, 39, 43, 45, 48. Het is al dadelijk Interessant na te gaan, dat wit maar niet moet proberen door 3228, 26X 17 en 1711 naar de damlijn te komen. (Dreiging 2732, 2430). Er volgde 2217, 812, ...X—. ..•X2, 4640, 10—14, 40—34, 7— 12, 34—30 20—25, 33—28 ..-X—i ...X— 38, 28—22 15—20, ...X 20—25, 27—22 ...X—, 22—18! 3440, .„X... 4045, ...X-** 45 50 en zwart verloor. Wij zouden de achting der mensen minder vurig begeren, indien we er zekerder van wa ren haar waardig te zijn. WitDeurloo. Zw. 6, 8, 9, 13, 18, 19, 24, 27. Wit 25, 35, 36, 38, 39, 40, 42, 43. Hier volgde: 39—33 (19—23) 40—34 (13—19) 33—29 (...X— ...X— (8—13) 35—30 (9—14) 29—24 (6—11) 43—38 (11—17) 42—37 (17—22) 3833 (2328) 37—31 (...X—) —X— (27—32) 31—26 (22—27) 26—21 (...X 36—31 (16—21) 31—27 (21—26) ...X-" (2631) en zwart wint. Ingezonden door dhr Deurloo, waarvoor onze dank. S. ui de kcuneA. Paperwhites. De narcissen, die we in dit ar tikeltje gaan bespreken, moeten nu zo langzamerhand weer op gezet worden, om een kwekers term te gebruiken. Deze mooie witte trosnarcissen lenen zich bijzonder goed voor kamercul tuur. In een glazen schaal met grint kunnen ze omstreeks Kerstmis buitengewoon mooi bloeien. Daartoe moeten ze on geveer September opgezet wor den. Het beste is hiervoor een glazen of goed geglazuurde ste nen bak of schaal. Die wordt voor drie-vierde met grint ge vuld, de bollen daarop gezet op geveer 4 cm. van elkaar en de openingen aangevuld met grint, zodat de bollen vast staan. De schaal moet zover met water gevuld worden, dat de bollen juist niet in het water staan. Dan kan de schaal direct in het volle licht geplaatst worden. Dit in tegenstelling met andere nar cissen. Een lichte plaats geven voor een raam en in korte tijd zullen ze gaan groeien. Hoe lich ter ze staan, hoe mooier ze wor den. Geregeld de schaal met water bijvullen, want het is heel gauw verdampt. Als U een paar weken later nog eens een schaal vult, hebt U weken ach tereen fijn geurende schalen met narcissen in uw kamer. De Paperwhites zijn wel duurder dan andere narcissen, maar ze zijn de prijs ten volle waard. SANDERSE. DIE KONINKLIJKE SALUUT. In die hartjie van die Drakens- berge was 'n sendeling eenkeer in groot verleentheid. Daar was 'n ou man wat baie graag wou gedoopt word, hoewel hy skyn- baar niks kon verstaan van die Christelike geloof nie en geen vrae kon beantwoord nie. Einde lik, ten einde raad, neem die sen deling 'n Christusbeeldjie aan die kruis en hou dit voor die ou krygsman. „Wat is dit?" vra hy. Die ou barbaar met sy verflen- terde vuil diervelle om hom en kromgetrek van rumatielc, suk kel langsaam om op te staan, en steek sy hande uit bokant sy kop. „Bayete" roep hy met 'n tril lende stem, en gee aan die Arm Man van Nasaret die koninklike saluut van die Zoeloes. llhuCI V'A "UW VA au» MHiï MUM ïlffim Ihiiilll Llü i 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 2 1 1 1 3 1 1 4 5 1 1 6 1 7 1 8 1 1 1 1 9 10 1 11 1 1 1 1 12 13 1 14 1 1 15 Doorlopend Woordraadsel. In dit raadsel komen geen zwarte vakjes voor. De woorden worden dus in horizontale en verticale richting achter elkaar geplaatst zonder tussenruimten. Het totale aantal letters van de woorden op iedere regel is dus steeds 15. Horizontaal. 1. verstoteling; platform; gewoonterecht. 2. uit holling; kunststuk; heldendicht van Homerus. 3. dorsvloer; her haling van het thema; jaartel ling; 4. bloem; gebaar; zangnoot; schop. 5. Figuur uit de 1001- nacht; deel v. e. bijenkorf; on der, tussen (Lat.). 6. strop; af godisch; stukje suiker. 7. kern; groet; wenteling. 8. ongegren- deld; achten; tevoren; tweede aartsvader. 9. omroepvereniging; gevolmachtigde ener regering; vlaktemaat. 10. bergplaats; titel; zangnoot; deel v. d. voet; kwe ken. 11. mondeling; bewoner van Saksen; vrouw van Abraham; zangnoot; 12. vorst der Rugiërs (476 n. C.); stoomschip; kwijt schelding. 13. voorzetsel; het spe len; pi. in Gelderland; meisjes naam; griezelig. 14. huidverhar ding; voorzetsel; zot; hevig; groot staatsbedrijf. 15. uiting van be leefdheid; vochtig; insectenetend zoogdiertje. Verticaal. 1. voetklavier; ri vier in Italië; zeemacht; land bouwwerktuig. 2. oorlogsgod; panterachtig roofdier; achting. 3. schoorsteenzwart; veelkleurig gesteente; plaats in Noorwegen; 4. rivier in Z.W. Frankrijk; go din der jacht; knol; bijwoord. 5. houding; adellijke strijder; inhoudsmaat; munt. 6. ochtend japon; godin van de dageraad; geestdrift. 7. marterachtig roof dier; schoenvorm; strijdperk. 8. kartonnen kistje; water in N. Brabant; enig; vlekje. 9. Euro peaan; lekkernij; nagerecht. 10. aarden vaas; bekende motor races; bakinrichting; sierdek. 11. lepelblad; kleur; streling; Rijks- grens(afk.). 12. een ieder; blaam; verzotheid; 13. derhalve; geza menlijk; groet; godsdienst. 14. bloeiwijze; schrijfgerei; dieren geluid; de aanvulling van paar den. 15. Russische vorst; afbeel ding; ten laatste. Het ambt moet de man zoe ken, niet de man het ambt. «s Het is gemakkelijker de te vredenheid van zijn superieuren te verwerven dan van zijn on dergeschikten. In goed geregeerde staten worden de ambten van mensen, in slecht geregeerde de mensen van ambten voorzien. Onverdroten wint alles. arbeid over- De afwezigen hebben ongelijk. IflISSö r^JCBaj r/iffTiafgfiti^j m Pv door M. v. d. Bosch. 2 Deze middag was Koos er al leen op uit getrokken; met zo'n regen had Jannie het maar beter gevonden dat Han thuisbleef. Oom Dok, de oude dokter, die jaren lang in het dorp had ge woond, was de vorige dag voor goed vertrokken. Hij had Koos, die hem altijd geholpen had voor de kippen te zorgen, deze middag gevraagd nog even voor het laatst naar de kippen te willen gaan zien. Ze waren al verkocht, maar stonden nu nog in het schuurtje. Koos had dat wel een beetje vreemd gevonden. De kippen in het schuurtje, wie deed dat nu; maar hij had er verder niet meer over gedacht. Op zijn gemak was hij eerst nog even bij de verhuizers gaan kijken, die druk aan het in laden waren; alleen de dokters kamer wist hij, werd niet leeg gehaald; dat was nu alles voor de nieuwe dokter. Eindelijk kwam hij ook nog bij het schuurtje. Ja kijk, het kippenhok was leeg. Wat onge zellig zag dat er nu uit. Toch raar dat oom Dok de kippen er maar niet zo lang ingelaten had. Koos deed de deur open, maar alles bleef doodstil. Wat nu? Er was geen kip te zien. Ze zouden toch niet gestolen zijn? Toen ineens zag hij de fiets staan met aan het stuur een grote witte kaart. Och, hij was er tussen geno men en moest natuurlijk de fiets naar het station brengen. Hij nam de kaart in de hand. Wat was dat nu?„Voor Koos, mijn trouwe helper" stond er met grote letters op. Beduusd bleef Koos staan en het duurde heus een poosje- eer het tot hem doordrong, dat de fiets echt voor hem was. O, wat heerljjk! Die goeie oom Dok toch; ja, hij had hem wel vaak geholpen, maar dat hij nu de fiets kreegHè, was Han hier nu ook maar. Ja, naar huis moest hij, en gauw ook. Vooruit, rijden jongens, zo hard hij' kon. Stijf hield hij het stuur tussen zijn vingers. „Van mij, van mij!" zong het in hem. Hij zwaaide uitbundig naar een oud boertje, dat aan de kant van de weg stond. „Fijne dag vandaag", riep hij. Hoofdschuddend zag het oudje hem na, zulke wilde jongens toch. Een fjjne dag vandaag? Niets dan regen! Al een paar maal had Jannie bezorgd naar Iki gekeken. Ze had zo'n hoogrode kleur en ze had haast niets willen eten; nu zat ze lusteloos op vaders knie, met haar kopje tegen zijn schou der. Jannie was boos op zichzelf, 't Was ook echt dom van haar, niet beter op Iki te passen. Ze had natuurlijk kou gevat van middag in de tuin. 't Was ook zo'n verrassing ge- geweest, dat Koos met die fiets kwam. Ze hadden er al zo vaak om gevraagd, maar 't ging niet, daar had vader geen geld voor. Jannie had het best begrepen. Koos en Han ook wel, maar Dik niet, die kon er soms zo echt om zeuren; En nu had Koos er toch een. „Jannie, zou je Iki eerst maar niet naar bed brengen? Ik ge loof, dat het veel beter voor haar is". „Ja vader", schrok Jannie op. Hè, nu was ze alweer met die fiets bezig. De kamer was al aan kant en vlug bracht ze nog een paar vergeten kopjes naar de keuken. In de gang hoorde ze al een vreselijk lawaai. Wat zouden ze daar nu weer uitvoeren? „So juffie, heb je nog potjes of pannetjes nodig? 't Sijn moo ie hoor, sonder lekke; vorreke of messe? Je kunt ze ook per stuk krijgen, Fijne koppies voor thee, se sijn droog achter de ore, je mag voele, juffie, drie voor een dup, hier, neem se maar mee, alles moet weg." Al de pannen uit de kast had Koos in rijtjes op de grond ge zet; de pas gewassen kopjes en bordjes langs de tafel en aan- rechtrand. In de vensterbank zat Han met een afwaskwast te 'zwaaien. „Alles Nederlands fabrikaat, al les Nederlands fabrikaat!" „We spelen markt", verduide lijkte Koos. Jannie schoot in een lach. Zo iets hadden ze nu altijd, als ze af moesten wassen. Meteen zag ze, dat het al bijna klaar was. „Hier nog een paar kopjes, baas, die nog niet droog achter de oren zijn en breng me straks dat stelletje maar." Ziezo, dat schoot mooi op, de rommel zouden ze straks wel weer opruimen. Koos gaf er niets om als hij moest helpen afwassen. „Hele maal geen jongenswerk", zei Dik altijd, maar dat vond Koos on zin. Al ben ik een jongen, daar om kan ik het net zo goed, hoor. En al moest ik het midden in de dorpsstraat doen, daar zou ik nog niets om geven. Hoe later het werd, hoe meer Jannie zich ongerust maakte over Iki. Ze had hoge koorts nu, woel de heen en weer in haar bedje, en zag telkens dingen die er helemaal niet waren. Als moeder nu maar thuis was, die wist overal raad op. „Zouden we Koos niet even om de dokter sturen?" fluisterde Jannie tegen haar vader, met wie ze samen bij het bedje stond. „Ik maak me zo ongerust en de nacht duurt zo lang." „Ja, maar het is al zo laat, en dan die nieuwe dokter." Toch ging vader even later naar beneden. In de kamer za ten de drie kinderen stil bij el kaar, allen bedrukt omdat Iki nu zo ziek in haar bedje lag. Vader keek eens op de klok, half tien al, Dik had allang bo ven moeten zijn, maar nu moest eerst Koos maar weg. (Wondt vervolgd), &HS ratnilieUaa behorende bij het ZEEUWSCH DAGBLAD en 't SCHOUWSCH DAGBLAD van 9 SEPT. 1949 eeuu/scH u/eexem VOOR DE ZONDAG Een vorige week schreven we, dat de mens der twintigste eeuw geieerd heeft, dat de geest der negentiende eeuw, de eeuw van oe aanbidding van stof en kracht, van het bruutst materialisme, hem niet gelukkig kon maken. En hij heeft zich er van afge wend. Inderdaad men zag weer, dat de mens óók nog een „ziel" bezat, een ziel die haar rechten opeist en niet straffeloos ge- aoogt, dat men haar verwaar loost. Maar met dit veranderde inzicht is de mens der twintigste eeuw nog niet beter geworden dan die der negentiende. Van ongeloof kwam men niet tot geloof, maar tot bijgeloof. Occulte wetenschappen gingen floreren, religie naar de mens deed haar intrede, humanisme met een godsdienstige inslag, waarvan Amerika het recept schijnt te bezitten. Maar men keerde zich niet tot het Woord van God, zoals dit in de Bijbel ons geopenbaard is. Bukken voor de Waarheid van dat oude Boek weigert men zeer pertinent. Integendeel de haat tegen de Waarheid is gebleven. En dat kan ook moeilijk an ders, want die Waarheid is vlijm scherp en ontneemt de mens zijn masker, dat hij zo graag dragen wil. ue mens wil, veel loslaten als het er op aankomt, maar één ding kan hij niet verloochenen: zijn geloof in de goede wil van de mens, het arminianisme zit hem in vlees en bloed. En daarmede ligt ook de twin tigste eeuw onder het oordeel der negentiende, en hebben wij niets anders dan 'n faillissement te verwachten. Die onwil om zich te bukken onder het Woord komt telkens heel sterk naar voren. Gij ziet het in de Raad der naties te Straatsburg, waar niet geluisterd werd naar het verzoek der Ne derlandse delegatie om enkele minuten stilte in acht te nemen voor het persoonlijk gebed, van wie wilde bidden bij de opening der vergadering. Integendeel, de voorzitter doorspekte zijn rede met citaten van de Christus- haier Nietschze en de heidens georiënteerde filosoof Hegel. Zij waren zijn krachtbronnen, niet ae Bijbel, niet het Woord van God. Men wil nog wel vroom praten en zelfs wel Bijbelteksten cite ren, mits men zich zelve maar kan handhaven. En dat is de vloek van onze tijd. Want, ook al negeert men Gods Woord, het blijft toch als de grote realiteit te midden der we reldcrisis staan. Want dat Woord is maar niet een woord, een ge dachte, zoals de woorden en ge dachten van iemand als Goethe, die men pas weer verheerlijkt heeft, maar woorden en gedach ten zijn. Het Woord van God is een KRACHT, is een ENERGIE. Zoals het een energie was bij de Schepping. Door het WOORD zijn alle dingen gemaakt en er is geen ding dat zonder het WOORD gemaakt is. Daarom is de negatie van het WOORD zo vreselijk. Want wie het WOORD negeert, wordt door het WOORD verteerd. Het valt niet te negéren, zo min men de zon negéren kan. En daarom zal dat WOORD heersen van seconde tot seconde, ook in de Raad der volkeren, óók bij de Ronde-tafel-conferentie, óók in de Veiligheidsraad, óók in het Kremlin, óók in Den Haag op het Binnenhof. Het arminianisme denkt vaak, dat de mens van „goede wil" het WOORD nog een handje moet helpen. Dat is ook zo diep tra gisch bij de roomse kerk, die op het ogenblik bezig is het gevaar van het communisme weg te bidden, door de kracht van de mensen, die van goede wille zijn. Maar bij dit alles wordt één ding totaal over het hoofd ge zien: de boodschap van het WOORD, dat alles in dienst van God staat en dat niet alleen de kracht der Waarheid, maar óók de kracht der Dwaling in Zijn dienst staat. God roept de goede dingen zowel als de kwade op. Het is niet een strijd tussen boze en goede machten, zoals de Per zen in hun dualistische gods dienst dat geloofden, waarbij dan uiteindelijk de goede mach ten de overwinning zouden be halen. Als het zó was, zou het er inderdaad treurig voor staan. Want er is geen enkele reden om dan te geloven, dat de „goede machten" het ooit winnen zou den. Oók niet al vermenigvuldig de het gebed der z.g. „goedwil- lenden" zich duizendmaal. Neen het is zo, dat God Zijn WOORD uitwerkt, al Zijn wel behagen doet en dat ieder schep sel, ook Stalin, ook de groot machten der aarde, slechts werk- SXe SXauw- in het kleine. En een man uit het huis van Levi ging en nam een dochter van Levi. Exodus 2 1 Dat is het begin. Het begin van Gods verlos singswerk voor Zijn volk, dat kreunt onder zware dwang arbeid. Dit begin is onopvallend. Zo onopvallend, dat niemand er op let. Een armelijke plech tigheid. De trouwdag van een slaaf. Op zijn stam rust zelfs een extra vloek. Niettemin legt God hier het fundament voor de glorieuze redding uit Egypte! Hij plant het gezin, dat Mozes en Aaron en Mirjam, dat Isrels toekomst in de schoot bergt. Zo doet God. Wij verwach ten de uitkomst van gewichti ge conferenties of van grote contra-machten. Wij worden ongeduldig en angstig, en ons gebed verflauwt, als er „niets" schijnt te gebeuren. Maar God is een God, die in de stilte werkt. Die ook Zijn Zoon niet met groot gerucht, maar in het onopvallende Nazareth bij een vernederd, vergeten ge slacht in de wereld bracht. Laten wij het in de nood van onze kerken, van onze wereld, ons eigen leven, toch verwachten van deze God al leen. Hij is tot de verhoring van onze gebeden misschien reeds lang aan het werk. Vóórdat wij het zien. Ja, menigmaal is Hij al bezig, gelijk hier, vóórdat Zijn volk in de nood tot Hem gaat roepen! En let er ook op: Hij doet o zo dik wijls grote dingen daar, waar twee mensen samen zich bui gen onder Zijn oordeel, en het toch in de stille trouw van het geloof alleen .van Hem verwachten. Haamstede, G. v. SWIGHEM. tuigen en niets meer dan dat in Zijn hand zijn. Hij gebruikt ze, zonder meer. En wanneer er is de strijd tussen Waarheid en leugen, dan is dat, omdat God een „energie der dwaling" over de wereld uitgiet. Hij doét dat Zelf, door de kracht van Zijn WOORD. Zo staat het in de Bij bel, en dat gebeurt dus, ook al negeert men Hem. En wanneer de voorzitter van de Raad der Natiën zijn wijsheid putten gaat uit Nietschze en Hegel, dan zegt God: goed, ik zal je hun „wijsheid" geven en de ongelukken, die er dan ge beuren, komen op Gods bevel. ons Ik hebbe beloofd asdat ik wat over m'n zeune in Amerika zou schrijve. Nou ik ken beginne met te zegge asdat ie trouw is in het schrijve an z'n ouwers. En de brieve die we krijge benne al toos vol goede moed. Hij schijnt het er nogal te kenne wennen. Hij zit in het landbouwbedrijf en heit nou een boerderij om de helft. M'n jonge die op de U.L.O. gaat, Jan, mesehien ken je die nog wel herinnere, die zeit, in Amerika noeme ze dat „Fiftie- fiftie", maar wat die schooljon- ges klesse daar ken je altoos niet van op an. In ieder geval heit ie het naar z'n zin. In Pella weu- ne veul Hollanders. Het is een stadje, dat door Ds Scholte ge sticht is. Er was toen, dat is nou honderd jaar geleje, niks anders te vinde dan woestenij en bos. Én nou, schreef me zeune, nou is het alegaar bouwgrond en bes te ook. Je heb t'r ook veel ge mengd bedrijf en varkes meste- rije. Dat komt daar vandaan dat je er ook maisbouw heb. De zo mers benne daar dan ook van zelfsprekend heter as hier. Wat m'n zeune vooral anstaat is dat ie vrjj is om te doen en te laten wat ie wil. Er is geen ambtenarij, die overal eerst toe stemming voor geven mot. Je ken verbouwen wat je wil, je ken zoveul varkes houwe as je wil en kippen en je ken an je huis en schure verbouwen wat je wil en er is geen mens die er zich mee bemoeit. En het mooi ste is, ze doen dat daar allemaal zeivers. Vaklui komt er niet veul an te pas. Alle boeren benne ook timmerlui en bankwerkers. Ze hebben zelf derlui gereedschap en knappen de boel zeivers op. Het mag dan niet zo precies en netjes weze as van een vakman, het is even sterk en doelmatig en dus het eerste verdiend. Kijk, dat zijn allemaal dingers, die me wel anstaan. En as je een beetje doordenkt ken je ook wel begrijpe hoe dat allemaal komt. De Amerikanen benne dat zo ge wend van begin af an. Ze benne daar netuurlijk gekome in een woestenij en moeste zeivers al les opknappe. D'r ware geen tim merlui, en smeden en ververs en stukadoors, die ze een handje kwamme helpen. Het most alle gaar met eige krachten. En dat is er nou in blijve zitte. En dat maakt het leve daar zo goedkoop, en gemakkelijk. M'n zeune schrijft asdat je er netuurlijk niet zo nauw mot kijke as we dat in Nederland gewend benne, het gaat er wat ruwer naar toe, maar as je je eenmaal heb an- gepast, loopt het van een leije dakkie en krijg je er schik in, as je alles zeivers doen ken. En kijk nou is in Holland om je heen. Wat een spektakel om niks! Heel de wereld zit hier vol met knappe koppen, am bachtslui met ik weet niet hoe- veul diploma's in derlui zak, koppe vol geleerdheid en ze bouwe maar ambachtsschole of het niks kost en wee je gebeen te as je zeivers is wat an je huis prutse wil. De wereld staat er van overend. As je hier of daar in een afgelege plekkie een noodwoninkie wil bouwe, zoas onderleste in de krant stond, om een zieke te helpe die veel zon mot helpe, dan komt de bouw- pelisie en breekt alles weer af. Zó gaat het er bij ons naar toe. Dat noeme ze dan een „geculti veerde" samenleving, hoorde ik onderleste zegge. Nou ze kenne die „gecultiveerde samenleving" van mijn cadeau krijgen, geef mijn maar wat Amerika, wat mijn betreft zo verdund as een homoepatisch geneesmiddel, dan benne we er toch nog beter mee, asdat het nou is. Maar nou hou ik hier over op, want daar kom ik alweer bij de polletiek terecht, waar ik niet van wete wil, 't is of je er met 'n dommekracht naar toegezoge wordt. Ik wou wat over m'n zeu ne in Amerika schrijve. Nou dat heb ik dan gedaan. Hij schreef nog wel meer, maar daarover maar weer een volgende keer. Je FLIP BRAMSE. fëxudenój een- Zeetttaie cUcAteb. We zeiden, dat Boutens slechts verstaan kan worden tegen de achtergrond van zijn Walcherse jeugd. Zijn calvinistische opvoeding, gaf hem de nooit uit te wissen herinnering aan het christelijk levensmilieu, de schoonheid van het Walcherse landschap, het duin, de zee, de luchten gaf hem de schoonheidsontroering, waar van zijn verzen spreken en ten slotte zijn studie van de klassie ke letteren beheerst zijn „ge loof". Geloof hier met aanhalings tekens, want het christelijk ge loof heeft hij op volwassen leef tijd verworpen. Waar hij van Christus zingt, doet hij het door Christus te stellen in het vage schoonheidslicht, waarin de Hei land een symbolische figuur wordt van alles wat goed en schoon is. Dr Eringa, zegt van déze dichter: „En zo verschijnt ons Boutens' kunst als een griekse tempel, zuiver van lijn, harmonisch van afmeting, met blanke marmer zuilen afstekend tegen het azuur van de wolkenloze hemel, of de - grauwe onweerslucht. Daar bin nen hij, de priester der schoon heid, de rug naar de onverschil lige of bewonderende menigte toegewend, wierook brandend, die in blauwe spiralen opkron- kelt voor Oerania, het beeld dat in stille majesteit troont achter de hoge pilaren De zekerheid van het christe lijk geloof, de fundamenten voor ons leven, zijn bjj Boutens weg geslagen en wat hij overhield was zijn schoonheidsontroering. Goedheid en schoonheid zijn bij hem synoniem gewórden en daarin zoekt hij compensatie voor wat hem in zijn geloofsver- looehening ontviel. Maar daar mee is zijn kunst dan ook ge kluisterd en steriel geworden. Wie zich van de Christus der Schriften afwendt, komt als klas- sicus noodwendig terecht bij de leer van Plato ep Plato de hei dense filosoof is dan ook de „hei land" van Boutens geworden. Maar een heiland, die niet red den kan, die alleen maar ons de ogen kan sluiten voor de reali teiten des levens en des doods, door ze te bedekken onder het misleidend kleed ener schoon heidscultus. Boutens heeft in de^schoon- heid zijn godheid aangebeden. En deze godheid laat ieder sterveling, óók Boutens in de steek, is het niet in dit leven, dan bij het sterven. Boutens heeft tijden gekend, dat hij zeide niet bang te zijn voor de dood. Het Platonisch stoicijns aanvaarden van dood en leven scheen hem ook de hoogste wijsheid en de bron van alle geluk, zodat hy eens zong over de lieve dood, gelijk ook Kloos dat gedaan heeft. Boutens zag toen de dood aldus in het gelaat: Alle schoon dat de aard kan [geven Blijkt een pad dat tot u voert En alleen is leven leven Als het tot den dood ontroert.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 7