Bij ons thuis
Correspondentie
van de Redactie
DE SCHAAKAUTOMAAT
MET RONDE EN VIERKANTE HALS
Jaap is jarig
Het „Monument der
onbenulligheid"
Onze verantwoordelijkheid
inzake de pers
Het ligt in de bedoeling om ons
familieblad: ,,'t Zeeuwsch Week
end" voor enkele weken met va-
cantie te doen gaan. We hebben
overwogen, óók in de zomermaan
den het te laten doorverschijnen,
maar, vooral met het oog op de
plattelandsbevolking, die het in
de maanden Juli en Augustus zeer
druk heeft op het land, is.het be
ter enkele weken te stoppen. We
hopen in begin September weder
om te beginnen. Dat wordt dus
een rust van een week of zes. Het
is de tijd van ontspanning, van
uitgaan met de kinderen en ver
der van de drukke oogst. Van
krantenlezen komt dan practisch
niet veel, zelfs niet van ,,'t
Zeeuwsch Weekend", dat er bij
onze lezers goed is in gegaan. Er
is in de korte tijd van ons bestaan
een band gelegd tussen ons blad
en de huisgezinnen, zoals we uit
velerlei reacties merken mochten.
En dat was ook ons doel. Een
krant moet niet maar nieuws
doorgeven, er moet een zedelijke
band bestaan waardoor het blad
een onmisbaar deel van de ge-
zinslectuur wordt, een stuk ge-
zinsbezit, dat aansluit bij de gees
telijke sfeer, en opbouwend, ont
wikkelend werkt. Het is daarom
dat we, na een prettige vacantie
en na een goede oogsttijd, elkan
der in begin September wederom
rondom de gezinstafel hopen te
ontmoeten.
,,'t Zeeuwsch Weekend1' wenst
u prettige zomerweken en roept
u een hartelijk „tot weerziens!"
toe!
DE REDACTIE.
In de tweede Jielft der 18e
eeuw 1770 werd cle wereld in
verbazing gebracht door een
schaakautomaat. Deze was eerst
het eigendom van Baron van
Kempelen en later van de heer
Maelzel.
Men zag een mechanische Turk
voor een bord met stukken zit
ten. Het enige, wat deze kon,
was een arm opheffen, een stuk
opnemen en het verplaatsen.
Maar hij deed dit dar ook met
zulk een onfeilbare zekerheid,
dat hij overal, waar hij vertoond
werd, ieders grootste verbazing
opwekte. Lange tijd bleef hij een
volkomen mysterie. Onder de ve
len, die hun geestelijke krachten
met hem maten, behoorden o.a.
Frederik de Grote en Napoleon
I. Doch ook zij moesten de vlag
strijken. Hij was zelfs hun de
baas.
Natuurlijk verborg zich in het
mechanisme een werkelijke
schaakspeler van kleine gestalte,
die, om de zetten te zien en de
stukken te verplaatsen, gebruik
maakte van een hoogst vernuftig
stelsel van spiegels en hefbomen.
Gedurende de vele jaren dank
te de automaat zijn faam van
onoverwinnelijk schaakwonder
aan een zeer talentvol speler, de
heer Mouret.
Dat was het geheim van de
instrumentmaker, wiens schep
ping verloren ging in een brand
te Philadelphia Er is nooit een
tweede automaat gemaakt.
Zie hier een der partijen van
de automaat.
Wit: De Automaat. Zwart: N. N.
Schotse Partij.
1. e 2—e 4, e 7—e 5; 2. Pg 1—
f 3, Pb 8—c 6; 3. d 2—d 4, e 5X
4; 4. Pf 3xd 4, Dd 8—h 4.
Natuurlijk verdient deze over
ijlde aanval geen aanbeveling.
De juiste zetten zijn:
4Rf 8—c 5 of 4
Pg 8—f 6; 5. Pd 3—f 3
Het beste. Zwart wint wel de
pion c 4, maar dit gaat ten kos
te van zijn ontwikkeling, door
dat de dame zich in een wes
pennest steekt.
5Dh 4xe 4+; 6. Rf 1
e 2, d 7d 5; 7. oo
Indien direct 7. Pb 1c 3, dan
zou het damepaard met 7
Rf 8b 4 worden gepend en on
schadelijk gemaakt.
7Rc 8—e 6; 8. Pb 1—
c 3, De 4—f 5; 9. Re 2—b 5, Pg 8
Om geen dubbelpion op de c-
lijn te krijgen.
10. Pf 3—d 4, Df 5—g 6; 11.
f 2—f 4, f 7—f 5.
Om de vork 12. f 4f 5 te
beletten!
12. Tf 1—e 1, Re 6—d 7; 13.
Pc 3xd 5
Dank zij de druk langs e-lijn
heeft wit zijn pion reeds terug
Wij hebben eens iemand horen zeggen:
„de hals is gans het toilet.". Er zit veel
waarheid in deze bewering. Een japon
netje krijgt door een andere halsgarnering
of door een andere wijze van halsuitsnij-
den meestal een heel ander effect. Wij
hebben jaren lang gedacht, dat een ja
ponnetje slechts gekleed was als er een zo
hoog mogelijk gesloten hals op zat, met
een dan nog liefst zo hoog mogelijk tegen
de hals opstaand boordje. Gelukkig is men
echter tot het inzicht gekomen, dat dit
niet nodig is, zeker niet voor de moderne
jonge vrouw, die weet, wat haar flatteert,
en die de wetten der heersende mode
daarbij in acht neemt. Voor het gewone
dagelijkse toilet moeten we daarbij na
tuurlijk voor de grootst mogelijke een
voud zorg dragen, doch bij een diner- of
schouwburgtoilet kunnen we met een
aparte halsgarnering of met een grote
kraag onze persoonlijke smaak sterk op
de voorgrond doen treden. Ook met kant,
fluwelen band en ruches krijgt ons toilet een zeer persoonlijk en
daardoor apart cachet.
De afgebeelde japonnetjes zijn zeer eenvoudige, daagse toiletjes, die
door bijna iederen kunnen worden gedragen.
J 3199/10. Heel eenvoudig en sober is dit jurkje met zeer korte aan
knipte mouwtjes. Langs hals en mouwen is een smal wit biesje aange
bracht, dat van voren aan de hals tevens een strik vormt. Benodigd
voor 90 cm. bovenwijdte ongeveer 4 m. stof van 90 cm. breedte.
J 3201/10. Een mooi, eenvoudig model van geruite stof. De aangeknipte
mouwtjes zijn tamelijk lang en hebben langs de randen een biesje. Ook
de halsrand en de voorsluiting zijn met zo'n zelfde biesje gegarneerd.
B mdigd voor 100 cm. bovenwijdte ongeveer 4 m. stof van 90 cm.
breedte.
De geknipte patronen zijn a f 0-95 bij de administratie van „Bella",
Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen.
J 3199/10 is verkrijgbaar voor 90, 96 en 102 cm. bovenwijdte, terwijl
,T 3201/10 kan geleverd worden voor 92, 100 en 108 cm. bovenwijdte.
De modellen zijn overgenomen uit „Bella", het Nieuwe Modeblad.
met behoud van het initiatief.
13o—o—o; 14. Rb 5
XC 6, Pe 7xc 6; 15. Pd 4—b 5,
Rf 8—c 5+; 16. Rc 1—e 3, Rd 7
—e 6.
Probeert met de toren op d 8
druk uit te oefenen langs de
d-lijn.
17. Pb 5xc 7, Rc 5xe 3+; 18.
Te lxe 3, Re 6xd 5; 19. Pc 7
Xd5, Dg 6—-f 7; 20. c 2— c4,
Nü is het gepende paard vol
doende gedekt.
20Th 8—e 8; 21. Te 3
a 3, Kc 8—b 8; 22. Ta 1—b 1,
Voorbereiding tot een ver
sterkte aanval.
22Df 7—f 8; 23. b 2
b 4!, Pc 6xb 4.
Verwacht werd: 24. Tb lxb 4?
Df 8xb 4 met kwaliteitswinst,
doch werd daarin teleurgesteld,
want wit vindt de winnende
voortzetting:
24. Dd 1—d 4!, Pb 4—c 6; 25.
Tb lxb 7+!
Dit schitterend offer lag in
wit's bedoeling of zwart het aan
neemt of niet, zijn Koning is ten
dode gedoemd.
2 5Kb 8xb 7; 26. Ta 3
Xa 7+ü,
Met dit tweede offer, dat een
aanvulling is van het eerste,
wordt de Koning van zijn laat
ste beschermende pion beroofd.
2 6Pc 6xa 7; 27. Dd 4
b 6+, Kb 7—a 8 of 27
Kc 8; 28. Dc 7 mat.
28. Pd 5c 7 mat.
W. STEVENSE.
door F. P. VAN WESTENBRUGGE
Slot.
Vrijdag 8 Juli \94i
voorjaar nieuwe scheuten ge
maakt heeft. Als die ongeveer
vijf centimeter lang zijn, snijdt U
ze met een scherp mesje af, on
der een blad, verwijdert de on
derste blaadjes en stekt ze in een
pot met zuiver rivierzand. Denk
er aan: niet direct in een grote
pot. Een baby hoort in een kin
derstoel en niet in een fauteuil.
Staan ze er een poosje in en
groeien ze flink, dan nijpt U er de
top uit om een vertakt plantje te
krijgen. Later verpot U ze in een
grotere pot, in voedzame grond.
Altijd een lichte plaats, maar
geen zon. De planten steeds met
dezelfde kant naar het licht zet
ten en matig vochtig houden. Te
gen de winter tamelijk droog
houden, een lichte, vorstvrije
plaats geven en wachten op'het
voorjaar.
Als U een fuchsia gekocht hebt,
is er veel kans op, dat de blaren
en bloemen er af vallen. Daar is
niets aan te doen. De oorzaak is
het verplaatsen. In een paar we
ken is hij er weer bovenop.
SANDERSE.
Uiat qeA&uAde eA o-p
Uw. u^AjaaAdacj,
10 Juli 1584. Willem van Oranje
vermoord door Balthazar Gerards.
11 Juli 1672. Woerden en Oude
water verlaten door Luxembourg.
12 Juli 1673. De Nieuwe Schans
door Ravenhaupt ingenomen.
13 Juli 1578. Komst van den
Hertog van Anjou. De Duit
sers doorbreken „de Stalinlinie";
ze staan voor Kief en rukken op
naar Leningrad (1941).
14 Juli 1944. In Italië rukken
de Geallieerden snel op naar het
Noorden.
15 Juli 1941. Het marcheren in
gesloten colonnes in uniforme
kleding wordt, met uitzondernig
voor de N.S.B., in Nederland ver
boden.
16 Juli 1573. De Spanjaarden
slaan het beleg voor Alkmaar.
Het corps diplomatique verlaat
Den Haag (1940). - - Martinique
sluit zich aan bij de Geallieerden
(1943).
„Zo Jaap, heb je een boodschap
voor me?"
„Neen, meester, maar ik ben
jarig vandaag. Ik wordt tien jaar
en ik heb van vader een bok ge
kregen, een sterke bok".
„Zo zo, wat ben jij dan ineens
rijk geworden. Zo maar een bok
te krijgen omdat je jarig bent,
dat wil wat zeggen. Ik wou, dat ik
ook eens jarig was, misschien
kreeg ik dan ook wel een bok.
Maar kom eens binnen Jaap, mis
schien heb ik voor jou ook wel
wat".
Daar heeft Jaap nu heelemaal
niet op gerekend. Iets van de
meester te krijgen is toch wel fijn.
Jaap stapt naar binnen en de
meester zoekt iets in de kast.
Jaap denkt: „Wat zou ik wel krij
gen, een mooi potlood of 'n mooie
kaart misschien? Wat is het toch
fijn om jarig te zijn".
Daar komt de meester van
achter de kastdeur. In zijn handen
heeft hij een mooie grote plaat
Waarop twee kindertjes, samen
geknield voor hun ledikantje.
„Kijk eens Jaap, die krijg je
van mij, omdat je jarig bent. Vind
je die mooi?"
„Ja meester, heel mooi."
„Nu jongen, pas er goed op en
vraag aan moe of ze die boven
jouw bed wil hangen, dan kun je
er op turen zo lang je wilt. En
vind je het goed, dat ik vanmid
dag eens naar je bok kom
kijken?"
Wat is Jaap gelukkig! Een
prachtige plaat van de meester
en dan bovendien na schooltijd
meester op bezoek. Wat een ge
luk, wat een geluk! Maar nu zal
Jaap wel oppassen, dat hij niet in
zijn pyama. zit zoals de vorige
keer. Als het nu regent, dan zal
Jaap van moeder zijn Zondagse
pak w«|» aankrijgen, want hij ver
jaart en "dan de meester op be
zoek!
Die dag op school is een heel
bijzondere. Gelukkig, dat de mees
ter Jaap maar niet vraagt over
kwartieren en andere sommen,
want mogelijk zou Jaap nog dom
mere antwoorden geven dan de
vorige keer, niet omdat hij met
de wind aan het stoeien is of een
sterke stad inneemt, neen. nu
speelt Jaap met zijn bok en
dan niet te vergeten: de meester
komt naar zijn bok kijken!
Die dag kruipt erg traag voor
bij, veel te traag naar Jaap zijn
zin. Eindelijk wordt het half vier
en kan Jaap naar huis. De mees
ter knipoogt nog even naar hem
en zegt: „Tot straks Jaap, zorg
'T ZEEUWSCH WEEKEND
dat je bok er keurig uitziet."
Van blijdschap weet ons ventje
niet wat hij zeggen moet. Hij lacht
maar eens. Haastig spoedt Jaap
zich voort. Een uurtje later komt
hij thuis, hijgend.
„Moeder, vader, kijk eens wat
een mooie plaat ik van de meester
heb gekregen. Die moet ik ophan
gen boven mijn bed. En straks
komt de meester naar mijn bok
kijken heeft hij gezegd."
Jaap is zo blij, dat hij totaal
vergeet zijn ouders en zijn groot
vader die intussen ook gekomen
was te groeten en daarom zegt
zijn moeder:
„Zeg Jaap, zie je opa niet zitten
moet je hem niet 'n hand geven?"
Grootvader begrijpt zijn kleine
Jaap en zegt:
„Kom jij maar eens bij me, jon
gen. Hoe oud word jij nu van
daag?"
„Tien jaar, opa."
„Zo jongen, dan feliciteer ik jou
hoor. Je bent zeker wel erg blij
met je bok die ik daar straks ge
zien heb? Maar heb je nu al een
bokkewagen?"
Maar die durft Jaap niet te ver
wachten. Wie zou hem nu een
bokkewagen geven? Hij voelt zich
al rijk mot zijn bok alleen.
„Kom Jaap," zegt grootvader,
„gaan wij samen eens naar de bok
kijken?"
Dat vindt Jaap best en nu stap
pen ze samen naar de schuur.
Vader en moeder gaan ook mee.
Ze hebben schik in hun jongen.
Vader doet de schuurdeur open.
„Nu Jaap, ga maar eens kijken".
Jaap stapt naar binnen en ziet
tot zijn grote verbazing naast zijn
bok een mooie nieuwe bokkewa
gen staan! Daarmee zijn al zijn
wensen vervuld. Wat is hij rijk!
„En hoe vind je die wagen?"
vraagt moeder.
Jaaps stralend gezicht, z'n blij
de ogen, ze vertellen moeder ge
noeg. Hij kan van blijdschap haast
geen woord zeggen.
„Nu Jaap", zegt moeder, „je
mag grootvader wel eens heel
vriendelijk bedanken voor die
mooie wagen".
Dat doet Jaap. Hij geeft groot
vader de hand en bedankt hem
hartelijk.
„Ik denk, dat je wel eens rijden
wilt, hé Jaap?" zegt vader. Hij
maakt intussen de bok los en
spant hem voor de wagen. Jaap
mag de leidsels vast houden en
met zijn spannetje het erf eens
rondrijden. Hij voelt zich over
gelukkig. Niemand van zijn
vriendjes heeft zo iets! O, o, wat
zal de meester daarvan toch wel
zeggen? De bok doet nog wat
onwennig. Af en toe maakt hij
wat rare sprongen en dan is Jaap
heus niet erg op zijn gemak. Hij
heeft ook nog nooit eerder een
bok gehad.
„Kijk", zegt vader, „je moet
maar zien dat je vlug goede
maatjes met je bok wordt, dan
zal hij zulke rare sprongen wel
niet meer maken. En als hij aan
jou gewend Is, dan mag je er eens
mee buiten het erf komen".
Dat vindt Jaap uitstekend. Stel
je voor, dat hij er straks eens
mee naar school mag rijden, wat
zullen de jongens dan kijken!
„Kijk eens Jaap, daar komt de
meester aan op de fiets", roept
moede.r
Daar heeft Jaap nog geen erg
in gehad. Zo goed en zo kwaad
het gaat, draait hij zijn bokkespan
om en rijdt de meester tegemoet.
Deze is intussen al op het erf
aangekomen en feliciteert Jaaps
familie.
„Zo Jaap", zegt hij, „ik dacht,
dat je alleen maar een bok had
Pagina 4
gekregen, maar nu zie ik, dat je
er ook een wagen bij hebt".
„Die heb ik van opa gekregen
meester, maar die was er van
morgen nog niet".
„Kerel, wat een goeie opa heb
jij. Nou, je bent maar fijn inge
spannen hoor".
Jaap glundert. Hij kan zijn
vreugde niet aan. 't Is me maar
niet wat ook: een bok van vader
en moeder, een bokkenwagen van
opa, een mooie plaat van de mees
ter en bovendien de meester nog
op bezoek! Hij mag van vader nog
een poosje op het erf blijven rond
rijden tot het etenstijd wordt. Dan
mag hij zelf zijn bok uitspannen
en hem in de stal brengen.
Jaap neemt "zich voor steeds
goed voor zijn bok te zorgen, 't
Moet een grote, sterke bok wor
den. En wat de wagen betreft,
daar zal Jaap ook voor zorgen.
Om acht uur moet Jaap naar bed.
Omdat hij jarig is, mag hij 'n half
uurtje langer opblijven dan an
ders.
„Hoor eens Jaap", zegt opa,
„zal je goed op je mooie wagen
passen?"
Dat belooft Jaap en geeft opa
de hand. Ook de meester krijgt
een hand.
„Oppassen Jaap, dat je niet in
de vaart rijdt hoor, want ik haal
je er niet uit", zegt de meester.
Vader en moeder krijgen een
dikke kus van Jaap. Dan knielt
Jaap voor zijn bed nec-r. Zijn ge
wone gebedje wordt deze avond
een paar regels langer want Jaap
weet, dat de Heer hem deze goede
dag heeft geschonken. Dan
springt hij in bed, moeder stopt
hem nog eens warm toe en dan...
dan gaat Jaap dromen van zijn
nieuwe bokkenspan.
Om
tdiniUMuci
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD
van 8 JULI 1949
eeuu/scH
u/eeKe/fD
VOOR DK ZONDAG
We krijgen er weer eens een
„standbeeld" bij. Een standbeeld
voorHans Brinker.
Nooit van gehoord zegt U?
Dan zijt ge toch geen goed
vaderlander, want Hans Brinker
heeft eens het Vaderland gered,
en dat diende ge toch te weten?
En als ge het U nog niet her
innert zijt ge achterlijker dan
de Amerikanen, want dié weten
het wèl. Dié hebben het reeds
in hun kinder-schoolboekjes ge
lezen en als zij nu Nederland
komen bezoeken en zij komën
in de buurt van de Spaarndam-
merdijk dan vragen zij naar de
plaats waar Hans Brinker het
Vaderland gered heeft.
Het verhaal luidt, dat de klei
ne Hans Brinker, een paar
eeuwen geleden zijn opa bezocht
had en op de terugweg naar
huis in de Spaarndammerdijk bij
Haarlem een klein gaatje in de
dijk ontdekte. Toen stak hij daar
zijn vingertje in, zodat het wa
ter er niet meer door kon sij
pelen. De dominé vond hem de
volgende morgen, volkomen uit
geput, maar nog steeds met zijn
vingertje in het gaatjeEn
zo werd Nederland voor een
grote overstroming bewaard.
En nu komen de Amerikanen
ons land bezoeken en vragen
natuurlijk waar nu die plaats
geweest is, waar het dappere
kereltje zijn vinger in het gaatje
hield. En daarom zegt de Vereni
ging voor Vreemdelingenverkeer:
daar zitten deviezen in! En zij
komen met het plan een stand
beeld voor Hans Brinker (die
natuurlijk nooit bestaap heeft!)
op te richten op een mooi en
geschikt plekje aan de Spaarn
dammerdijk, zodat de Amerika
nen hun hart kunnen ophalen
en hun rolfilms kunnen afdraai
en op de „historische plek", waar
een knaapje Nederland „gered"
heeft. En Geuep. Staten keuren
een bedrag van f 1500.goed
voor het voetstuk van het mo
nument en de Haagse beeld
houwster Greta Rueb zal het
knielende knaapje, dat zijn
duimpje in het gaatje houdt, in
graniet uithouwen
Aldus voor waar en zeker na
verteld door het weekblad „De
Zwerver", die zeer juistdit
standbeeld een „Monument der
onbenulligheid" noemde.
En op die manier gaan we
maar door ons belachelijk te
maken voor de wereld. We zijn
al „beroemd" door onze klompen
dansen, molenwiekengedraai en
zwarte tulpen. Er kan nog meer
bijIk denk zo, dat iedere
provincie wel uit de voorraad
kindersprookjes en legenden zo'n
held weet op te scharrelen om
er een standbeeld voor op te
richten. We zijn straks Indië
kwijt, op de wereldmarkt hebben
we niets meer te vertellen, we
kunnen ons voortbestaan ver
zekeren, althans nog wat rek
ken door als polderlandje van
rariteiten dienst te doen.
We leggen de zaakjes kalm
in handen van de Vereen, voor
Vreemdelingenverkeer, we krij
gen overal juffrouwen die vlot
Engels spreken natuurlijk, die
allerlei moppen des gewenst
ook wel schunnige over ons
land en volk vertellen aan de
grinnekende en gapende Ameri
kanen en Engelsen en dan de
hand ophouden voor de fooi.
Inderdaad daar gaan we heen.
Vertelde mij pas nog niet een
Amerikaan, dat een juffrouw
op Volendam corsetten liet zien
en in vlot Engels er de stan
daardmop bij vertelde, die te
schunnig is om hier na te ver
tellen
En op die manier gaan we
naar de kelder. Hebt ge niet
gehoord van de schunnigheden
welke het bekende Amerikaanse
tijdschrift „Life", met foto's en
al te vertellen wist over Stap
horst en omgeving? En zo is er
ook pas weer een Amerikaans
kinderboek verschenen, getiteld:
„Anne and Maryke", geschreven
door Alice Fabrès, waarin heel
Holland weer dapper op klompen
rondwandelt en, meer van die
annecdotes, waardoor de Ameri
kaanse jeugd zich een beeld ver
krijgt van ons landje, dat ons
alleen maar belachelijk maakt
en bezienswaardig vanwege de
rariteiten.
En zelf spelen we graag de
rol van de „Chinezen van
Europa", verlust als we zijn op
de fooien, die uit Amerikaanse
zakken zullen rollen.
Een spreekwoord zegt: „het
belachelijke is moordend" en
een wijsgeer heeft eens opge
merkt: „het belachelijke onteert
méér dan de oneer".
Bange vrees kan ons soms be
kruipen, dat we hard op weg
zijn ons zelf als natie kapot te
maken. Ons treurig geknoei in
zake Indië, de woordbreking
tegenover hen, die in Indië op
ons hoopten, ons kruipen voor
buitenlandse machten en ook
onze eigen stijlloosheid van van-
Hei waacaMitye. UefhMcH
Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad, zo z&n
wij ook schuldig elkander lief te hebben. 1 Joh. 4:11.
Het menselijk leven raakt
hoe langer hoe meer vast in
zichzelf. Wij kunnen rustig
zeggen: Dat is de grote nood
van ons leven. Ieder redeneert
van zichzelf uit. Zo denken, zo
leven wij. Dat is de grote
zonde: het zich isoleren van
God en medemens. De alles
beheersende gedachte is: er is
eigenlijk maar één mens, om
wie alles draaien moet en dat
ben ik. Zo begon het in het
Paradijs. De mens scheurde
zich los van God en zijn naaste.
Daarom weten wij niet meer
wat liefde is. Wel wordt er
veel over liefde gesproken en
geschreven, maar wat wij lief
de noemen is slechts surrogaat.
Wij zeggen immers: de liefde
kan van één kant niet komen?
Daarin ligt al onze armoede
uitgedrukt. Onze „liefde" is
afhankelijk van het voorwerp
dat wij liefhebben. Wordt onze
liefde niet beantwoord dan
sterft zij. Onze liefde is in de
grond van de zaak louter
egoïsme. Wij geven alleen om
te ontvangen.
Gods liefde is anders. Hij
heeft Zijn vijanden lief. Geeft
voor Hem-vijandig-gezinde-
mensen Zijn Zoon. Geeft Zich
in die Zpon geheel en al, rest
loos.. De liefde is dan ook uit
God. Hij alleen kan ons leren
wat liefde is. Doet het ons
ZIEN in Jezus Christus. Maar
WIL ons ook leren liefhebben.
Door de verzoening in Jezus
Christus neemt Hij ons op in
Zijn liefde. En leert ons door
de H. Geest ons egotisme af
Alleen de Christen kan. lief
hebben omdat Hij door de
Geest van Christus wordt be
heerst. Daar wordt de liefde
onze schuld, die wij moeten
afbetalen. Maar, waar is die
liefde? Waar die kracht, om
onafhankelijk van de houding
van de ander, onszelf te ge
ven? Wij zien er zo weinig
meer van.
Laat het eenvoudige Evan
gelie, dat ons Gods liefde pre
dikt, weer ons gaan LEVEN,
opdat wij leren lief te hebben
en de ijskoude wereld zich
verwarmen kan aan de liefde
van allen, die zich Christen
noemen.
Zierikzee.
GREYING.
daag, wat een verloochening van
onze geschiedenis uit het helden
tijdvak van hen, die ons naar
de gouden eeuw opgestuwd heb
ben, een tijdperk, waarin de
Franse gezant aan Lodewijk XIV
schreef: „Een vergadering van
Burgemeesteren van Amsterdam
maakt de indruk van een samen
zijn van Koningen...."
Nü, anno 1949, richten we
standbeeldjes op van jongentjes,
die nooit bestaan hebben, om er
bij te gaan staan bedelen om
wat dollars
Het is om er bij te wenen.
Die ene zeune van me heit al
z'n leve wat raars.
Onderleste ware we in de stad
naar een vergadering van de
landbouwers en toen zeit ie
teuge me, na d'n middagete in
het melksalonnetje: „Ik docht,
we moste is naar de rechtbank
gaan, daar wordt een N.S.B.-er
berecht".
Nou was 'thelegaer m'n be
doeling niet daar heen te gaan,
maar jaet, wat zal ik zegge, ik
was er nog nooit geweest en ik
wou ook wel is zien, hoe dat
nou in z'n werk gong. Dus wij
er op af.
Toen we er binne kwamme
was er net een lange man an
't woord, die ze ansprakke as
de „prokkereur". Nou die wist
niet veul goeds van de verdachte
te vertelle. Er deugde zo wat
niks van en toen ie in een rede
van een drie kwartier, denk ik,
eindelijk ophield, docht ik: die
kaerel moste ze maar levenslang
opsluite, want as die weer vrij
komt is niemand z'n leve zeker.
Maar toen krege we de keer
zij van de medalje te zien, want
er ging een man, ook al in toga,
in een hokkie opstaan en dat
bleek een advekaat te weze en
die sprak bekant twee uur en
toen die klaar was, docht ik bij
me eige: het is een gruwel, dat
ze de arme verdachte nog een
uur langer vasthouwe, die vent
heit tijdens de bezetting zóveul
goeds beweze an dc Zeeuwse
bevolking, dat ze hem sebiet z'n
vrijheid behore werom te geve
onder ekskuses van al het on
recht dat ie geleje heit. En na
z'n dood behore ze hem een
standbeeld te geve naast dat van
Machiel de Ruyter te Vlissingen,
vanwege al z'n verdienste an
Zeeland beweze.
Maar de rechtbank scheen er
toch nog anders over te denke,
want die besloot hem nog een
poosje vast te houwe. Ik begrijp
eigenlijk niet waarom, na die
keurige verdediging van de ad
vekaat. Ik was er wel een beetje
beduusd ven.
En toen stapte we in de bus,
omdat het tijd wier weer is naar
moeder de vrouw te gaan.
Maar in de bus ware de mense
ook al vol van die rechtzitting,
want teugeover me zatte er een
paar, die ware het helemaal niet
met de rechtbank eens, niet dat
ze het met de verdediger eens
ware, maar ze hadde gewild as-
dat de verdachte nog langer
gekrege had dan de rechtbank
hem had toebedacht. En toen
begreep ik er helemaal niks
meer van. Ik zegge teuge die
kaerels: maar hebbe jullie dan
niet gehoord wat die advekaat
allemaal gezeit heit? De man
heit ommers nog zoveul goed
gedaan tijdens de bezetting? En
toen begonne ze allebei te lache
dat het daverde. De één zeit
toen: „Ze moste al die kerels een
merkteken gere, dat je der leven
lang kon zie, met wie je te doen
heb". En de ander zeit toen:
„Maar dat krijge ze ook, wist
je dat nog niet?" Toen zeit de
ene weer: „Wat vertel je me
daar nou? Daar heb ik nog niks
van gehoord". „Jaet" zeit de
ander weer: „Over een paar jaar
krijge ze allegaer een lintje voor
beweze dienste, is dat dan geen
merkteken?" Nou en toen begon
nen ze weer te lache en ik heb
er het zwijge maar an toe ge
daan, want ik begon er het mijne
van te denke.
Eigelijk ben ik er niet erg
tevreje met, dat ik die verga
dering van de boeren er voor in
de steek gelate heb, maar dat
was de schuld van die jonge van
me, die altoos wat nieuws weet
te bedenke. Ik heb er later nog
is over nagedocht en kwam toen
tot de konklusie, dat het maar
een zege zal weze as we van
heel die berechting maar is een
keer af komme. Het heit zo
zachies an lang genocht geduurd
en niemand is het met de ander
eens hoe groot de straf nou wel
weze mot. En daar komt nog
bij, dat we ai lang weer leve
in een andere wereld met an
dere probleme. Ik denk dat de
kommuniste niet veql beter ben-
ne. Wanneer de Russe het is in
derlui hoofd krege de grens over
te stappe, zalle die niet veel
anders doen dan wat Mussert
gedaan heit. In beginsel benne
ze geen haar beter. En die kom
muniste lopen overal vrij rond.
Het is nou eenmaal zo: het
kwaad kan eerst gestraft worde
als het gedaan is. Maar dan
hebbe we de ellende gehad. In
één ding ben ik toch nog blij,
dat ik op die rechtzitting ge
weest ben. Die advekaat ken nou
de waarheid gesproke hebbe of
geleugend hebbe, daar blijf ik
af, maar in ons landje kenne ze
nog zegge wat ze wille in het
belang van de beklaagde. Onder
de Duitsers was dat anders, daar
was geen eens een rechtbank
meer en in Hongarije en Rus
land is het ook anders, daar is
ook geen rechtbank meer, maar
worde de mense zo maar opge
ruimd, en dan meestal onschul
dig en as ze voor de vorm nog
een rechtbank maken, geve ze
de stakkers, die ze uit de weg
wille ruime eerst een goedje
zodat der wil verlamd wordt en
je ze ken late zegge wat je maa
wil. Begrijpe je nou eindelijk ho
er nog mense kenne weze, dk
naar die toestanden verlange
kenne? Ze benne bezig an der-
lui eige slavenketens te smeden
die domme stakkers, blinde mol
len die ze zijn.
Maar nou eindig ik, want
ben ik vanzelvers an de politi
begonne en daar hou ik
helemaal» niet van. Verders
prettige zomer, want we nen
een paar wekies afscheid
mekander. 't Wordt te' druk
het land en dus maar tot
de nazomer, bij leve en welwezej
Je FLIP BRAMSF
jteraire Jtww
We hebben in enkele voor
gaande artikelen gewezen op de
invloed, die er van het boek
op ons en op onze kinderen uit
gaat. En wat wij schreven in
betrekking tot het boek geldt
zeer zeker ook van ons dag- en
weekblad.
Er zijn nog maal al te veel men
sen, die hier weinig of geen oog
voor hebben. Maar toch,
voor ons dagblad en zijn inhoi:
liggen de normen vast in Gou»
Woord. Het is een bekend ge
zegde van Spurgeon geweest: „Ik
lees mijn krant om te weten
hoe God de wereld regeert". Ook
het dagblad gaat van zeker
levensbeschouwing uit. De gees,,
van ieder dagblad is bepaald