Bij ons thuis Correspondentie van de Redactie DE SCHAAKAUTOMAAT MET RONDE EN VIERKANTE HALS Jaap is jarig Het „Monument der onbenulligheid" Onze verantwoordelijkheid inzake de pers Het ligt in de bedoeling om ons familieblad: ,,'t Zeeuwsch Week end" voor enkele weken met va- cantie te doen gaan. We hebben overwogen, óók in de zomermaan den het te laten doorverschijnen, maar, vooral met het oog op de plattelandsbevolking, die het in de maanden Juli en Augustus zeer druk heeft op het land, is.het be ter enkele weken te stoppen. We hopen in begin September weder om te beginnen. Dat wordt dus een rust van een week of zes. Het is de tijd van ontspanning, van uitgaan met de kinderen en ver der van de drukke oogst. Van krantenlezen komt dan practisch niet veel, zelfs niet van ,,'t Zeeuwsch Weekend", dat er bij onze lezers goed is in gegaan. Er is in de korte tijd van ons bestaan een band gelegd tussen ons blad en de huisgezinnen, zoals we uit velerlei reacties merken mochten. En dat was ook ons doel. Een krant moet niet maar nieuws doorgeven, er moet een zedelijke band bestaan waardoor het blad een onmisbaar deel van de ge- zinslectuur wordt, een stuk ge- zinsbezit, dat aansluit bij de gees telijke sfeer, en opbouwend, ont wikkelend werkt. Het is daarom dat we, na een prettige vacantie en na een goede oogsttijd, elkan der in begin September wederom rondom de gezinstafel hopen te ontmoeten. ,,'t Zeeuwsch Weekend1' wenst u prettige zomerweken en roept u een hartelijk „tot weerziens!" toe! DE REDACTIE. In de tweede Jielft der 18e eeuw 1770 werd cle wereld in verbazing gebracht door een schaakautomaat. Deze was eerst het eigendom van Baron van Kempelen en later van de heer Maelzel. Men zag een mechanische Turk voor een bord met stukken zit ten. Het enige, wat deze kon, was een arm opheffen, een stuk opnemen en het verplaatsen. Maar hij deed dit dar ook met zulk een onfeilbare zekerheid, dat hij overal, waar hij vertoond werd, ieders grootste verbazing opwekte. Lange tijd bleef hij een volkomen mysterie. Onder de ve len, die hun geestelijke krachten met hem maten, behoorden o.a. Frederik de Grote en Napoleon I. Doch ook zij moesten de vlag strijken. Hij was zelfs hun de baas. Natuurlijk verborg zich in het mechanisme een werkelijke schaakspeler van kleine gestalte, die, om de zetten te zien en de stukken te verplaatsen, gebruik maakte van een hoogst vernuftig stelsel van spiegels en hefbomen. Gedurende de vele jaren dank te de automaat zijn faam van onoverwinnelijk schaakwonder aan een zeer talentvol speler, de heer Mouret. Dat was het geheim van de instrumentmaker, wiens schep ping verloren ging in een brand te Philadelphia Er is nooit een tweede automaat gemaakt. Zie hier een der partijen van de automaat. Wit: De Automaat. Zwart: N. N. Schotse Partij. 1. e 2—e 4, e 7—e 5; 2. Pg 1— f 3, Pb 8—c 6; 3. d 2—d 4, e 5X 4; 4. Pf 3xd 4, Dd 8—h 4. Natuurlijk verdient deze over ijlde aanval geen aanbeveling. De juiste zetten zijn: 4Rf 8—c 5 of 4 Pg 8—f 6; 5. Pd 3—f 3 Het beste. Zwart wint wel de pion c 4, maar dit gaat ten kos te van zijn ontwikkeling, door dat de dame zich in een wes pennest steekt. 5Dh 4xe 4+; 6. Rf 1 e 2, d 7d 5; 7. oo Indien direct 7. Pb 1c 3, dan zou het damepaard met 7 Rf 8b 4 worden gepend en on schadelijk gemaakt. 7Rc 8—e 6; 8. Pb 1— c 3, De 4—f 5; 9. Re 2—b 5, Pg 8 Om geen dubbelpion op de c- lijn te krijgen. 10. Pf 3—d 4, Df 5—g 6; 11. f 2—f 4, f 7—f 5. Om de vork 12. f 4f 5 te beletten! 12. Tf 1—e 1, Re 6—d 7; 13. Pc 3xd 5 Dank zij de druk langs e-lijn heeft wit zijn pion reeds terug Wij hebben eens iemand horen zeggen: „de hals is gans het toilet.". Er zit veel waarheid in deze bewering. Een japon netje krijgt door een andere halsgarnering of door een andere wijze van halsuitsnij- den meestal een heel ander effect. Wij hebben jaren lang gedacht, dat een ja ponnetje slechts gekleed was als er een zo hoog mogelijk gesloten hals op zat, met een dan nog liefst zo hoog mogelijk tegen de hals opstaand boordje. Gelukkig is men echter tot het inzicht gekomen, dat dit niet nodig is, zeker niet voor de moderne jonge vrouw, die weet, wat haar flatteert, en die de wetten der heersende mode daarbij in acht neemt. Voor het gewone dagelijkse toilet moeten we daarbij na tuurlijk voor de grootst mogelijke een voud zorg dragen, doch bij een diner- of schouwburgtoilet kunnen we met een aparte halsgarnering of met een grote kraag onze persoonlijke smaak sterk op de voorgrond doen treden. Ook met kant, fluwelen band en ruches krijgt ons toilet een zeer persoonlijk en daardoor apart cachet. De afgebeelde japonnetjes zijn zeer eenvoudige, daagse toiletjes, die door bijna iederen kunnen worden gedragen. J 3199/10. Heel eenvoudig en sober is dit jurkje met zeer korte aan knipte mouwtjes. Langs hals en mouwen is een smal wit biesje aange bracht, dat van voren aan de hals tevens een strik vormt. Benodigd voor 90 cm. bovenwijdte ongeveer 4 m. stof van 90 cm. breedte. J 3201/10. Een mooi, eenvoudig model van geruite stof. De aangeknipte mouwtjes zijn tamelijk lang en hebben langs de randen een biesje. Ook de halsrand en de voorsluiting zijn met zo'n zelfde biesje gegarneerd. B mdigd voor 100 cm. bovenwijdte ongeveer 4 m. stof van 90 cm. breedte. De geknipte patronen zijn a f 0-95 bij de administratie van „Bella", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen. J 3199/10 is verkrijgbaar voor 90, 96 en 102 cm. bovenwijdte, terwijl ,T 3201/10 kan geleverd worden voor 92, 100 en 108 cm. bovenwijdte. De modellen zijn overgenomen uit „Bella", het Nieuwe Modeblad. met behoud van het initiatief. 13o—o—o; 14. Rb 5 XC 6, Pe 7xc 6; 15. Pd 4—b 5, Rf 8—c 5+; 16. Rc 1—e 3, Rd 7 —e 6. Probeert met de toren op d 8 druk uit te oefenen langs de d-lijn. 17. Pb 5xc 7, Rc 5xe 3+; 18. Te lxe 3, Re 6xd 5; 19. Pc 7 Xd5, Dg 6—-f 7; 20. c 2— c4, Nü is het gepende paard vol doende gedekt. 20Th 8—e 8; 21. Te 3 a 3, Kc 8—b 8; 22. Ta 1—b 1, Voorbereiding tot een ver sterkte aanval. 22Df 7—f 8; 23. b 2 b 4!, Pc 6xb 4. Verwacht werd: 24. Tb lxb 4? Df 8xb 4 met kwaliteitswinst, doch werd daarin teleurgesteld, want wit vindt de winnende voortzetting: 24. Dd 1—d 4!, Pb 4—c 6; 25. Tb lxb 7+! Dit schitterend offer lag in wit's bedoeling of zwart het aan neemt of niet, zijn Koning is ten dode gedoemd. 2 5Kb 8xb 7; 26. Ta 3 Xa 7+ü, Met dit tweede offer, dat een aanvulling is van het eerste, wordt de Koning van zijn laat ste beschermende pion beroofd. 2 6Pc 6xa 7; 27. Dd 4 b 6+, Kb 7—a 8 of 27 Kc 8; 28. Dc 7 mat. 28. Pd 5c 7 mat. W. STEVENSE. door F. P. VAN WESTENBRUGGE Slot. Vrijdag 8 Juli \94i voorjaar nieuwe scheuten ge maakt heeft. Als die ongeveer vijf centimeter lang zijn, snijdt U ze met een scherp mesje af, on der een blad, verwijdert de on derste blaadjes en stekt ze in een pot met zuiver rivierzand. Denk er aan: niet direct in een grote pot. Een baby hoort in een kin derstoel en niet in een fauteuil. Staan ze er een poosje in en groeien ze flink, dan nijpt U er de top uit om een vertakt plantje te krijgen. Later verpot U ze in een grotere pot, in voedzame grond. Altijd een lichte plaats, maar geen zon. De planten steeds met dezelfde kant naar het licht zet ten en matig vochtig houden. Te gen de winter tamelijk droog houden, een lichte, vorstvrije plaats geven en wachten op'het voorjaar. Als U een fuchsia gekocht hebt, is er veel kans op, dat de blaren en bloemen er af vallen. Daar is niets aan te doen. De oorzaak is het verplaatsen. In een paar we ken is hij er weer bovenop. SANDERSE. Uiat qeA&uAde eA o-p Uw. u^AjaaAdacj, 10 Juli 1584. Willem van Oranje vermoord door Balthazar Gerards. 11 Juli 1672. Woerden en Oude water verlaten door Luxembourg. 12 Juli 1673. De Nieuwe Schans door Ravenhaupt ingenomen. 13 Juli 1578. Komst van den Hertog van Anjou. De Duit sers doorbreken „de Stalinlinie"; ze staan voor Kief en rukken op naar Leningrad (1941). 14 Juli 1944. In Italië rukken de Geallieerden snel op naar het Noorden. 15 Juli 1941. Het marcheren in gesloten colonnes in uniforme kleding wordt, met uitzondernig voor de N.S.B., in Nederland ver boden. 16 Juli 1573. De Spanjaarden slaan het beleg voor Alkmaar. Het corps diplomatique verlaat Den Haag (1940). - - Martinique sluit zich aan bij de Geallieerden (1943). „Zo Jaap, heb je een boodschap voor me?" „Neen, meester, maar ik ben jarig vandaag. Ik wordt tien jaar en ik heb van vader een bok ge kregen, een sterke bok". „Zo zo, wat ben jij dan ineens rijk geworden. Zo maar een bok te krijgen omdat je jarig bent, dat wil wat zeggen. Ik wou, dat ik ook eens jarig was, misschien kreeg ik dan ook wel een bok. Maar kom eens binnen Jaap, mis schien heb ik voor jou ook wel wat". Daar heeft Jaap nu heelemaal niet op gerekend. Iets van de meester te krijgen is toch wel fijn. Jaap stapt naar binnen en de meester zoekt iets in de kast. Jaap denkt: „Wat zou ik wel krij gen, een mooi potlood of 'n mooie kaart misschien? Wat is het toch fijn om jarig te zijn". Daar komt de meester van achter de kastdeur. In zijn handen heeft hij een mooie grote plaat Waarop twee kindertjes, samen geknield voor hun ledikantje. „Kijk eens Jaap, die krijg je van mij, omdat je jarig bent. Vind je die mooi?" „Ja meester, heel mooi." „Nu jongen, pas er goed op en vraag aan moe of ze die boven jouw bed wil hangen, dan kun je er op turen zo lang je wilt. En vind je het goed, dat ik vanmid dag eens naar je bok kom kijken?" Wat is Jaap gelukkig! Een prachtige plaat van de meester en dan bovendien na schooltijd meester op bezoek. Wat een ge luk, wat een geluk! Maar nu zal Jaap wel oppassen, dat hij niet in zijn pyama. zit zoals de vorige keer. Als het nu regent, dan zal Jaap van moeder zijn Zondagse pak w«|» aankrijgen, want hij ver jaart en "dan de meester op be zoek! Die dag op school is een heel bijzondere. Gelukkig, dat de mees ter Jaap maar niet vraagt over kwartieren en andere sommen, want mogelijk zou Jaap nog dom mere antwoorden geven dan de vorige keer, niet omdat hij met de wind aan het stoeien is of een sterke stad inneemt, neen. nu speelt Jaap met zijn bok en dan niet te vergeten: de meester komt naar zijn bok kijken! Die dag kruipt erg traag voor bij, veel te traag naar Jaap zijn zin. Eindelijk wordt het half vier en kan Jaap naar huis. De mees ter knipoogt nog even naar hem en zegt: „Tot straks Jaap, zorg 'T ZEEUWSCH WEEKEND dat je bok er keurig uitziet." Van blijdschap weet ons ventje niet wat hij zeggen moet. Hij lacht maar eens. Haastig spoedt Jaap zich voort. Een uurtje later komt hij thuis, hijgend. „Moeder, vader, kijk eens wat een mooie plaat ik van de meester heb gekregen. Die moet ik ophan gen boven mijn bed. En straks komt de meester naar mijn bok kijken heeft hij gezegd." Jaap is zo blij, dat hij totaal vergeet zijn ouders en zijn groot vader die intussen ook gekomen was te groeten en daarom zegt zijn moeder: „Zeg Jaap, zie je opa niet zitten moet je hem niet 'n hand geven?" Grootvader begrijpt zijn kleine Jaap en zegt: „Kom jij maar eens bij me, jon gen. Hoe oud word jij nu van daag?" „Tien jaar, opa." „Zo jongen, dan feliciteer ik jou hoor. Je bent zeker wel erg blij met je bok die ik daar straks ge zien heb? Maar heb je nu al een bokkewagen?" Maar die durft Jaap niet te ver wachten. Wie zou hem nu een bokkewagen geven? Hij voelt zich al rijk mot zijn bok alleen. „Kom Jaap," zegt grootvader, „gaan wij samen eens naar de bok kijken?" Dat vindt Jaap best en nu stap pen ze samen naar de schuur. Vader en moeder gaan ook mee. Ze hebben schik in hun jongen. Vader doet de schuurdeur open. „Nu Jaap, ga maar eens kijken". Jaap stapt naar binnen en ziet tot zijn grote verbazing naast zijn bok een mooie nieuwe bokkewa gen staan! Daarmee zijn al zijn wensen vervuld. Wat is hij rijk! „En hoe vind je die wagen?" vraagt moeder. Jaaps stralend gezicht, z'n blij de ogen, ze vertellen moeder ge noeg. Hij kan van blijdschap haast geen woord zeggen. „Nu Jaap", zegt moeder, „je mag grootvader wel eens heel vriendelijk bedanken voor die mooie wagen". Dat doet Jaap. Hij geeft groot vader de hand en bedankt hem hartelijk. „Ik denk, dat je wel eens rijden wilt, hé Jaap?" zegt vader. Hij maakt intussen de bok los en spant hem voor de wagen. Jaap mag de leidsels vast houden en met zijn spannetje het erf eens rondrijden. Hij voelt zich over gelukkig. Niemand van zijn vriendjes heeft zo iets! O, o, wat zal de meester daarvan toch wel zeggen? De bok doet nog wat onwennig. Af en toe maakt hij wat rare sprongen en dan is Jaap heus niet erg op zijn gemak. Hij heeft ook nog nooit eerder een bok gehad. „Kijk", zegt vader, „je moet maar zien dat je vlug goede maatjes met je bok wordt, dan zal hij zulke rare sprongen wel niet meer maken. En als hij aan jou gewend Is, dan mag je er eens mee buiten het erf komen". Dat vindt Jaap uitstekend. Stel je voor, dat hij er straks eens mee naar school mag rijden, wat zullen de jongens dan kijken! „Kijk eens Jaap, daar komt de meester aan op de fiets", roept moede.r Daar heeft Jaap nog geen erg in gehad. Zo goed en zo kwaad het gaat, draait hij zijn bokkespan om en rijdt de meester tegemoet. Deze is intussen al op het erf aangekomen en feliciteert Jaaps familie. „Zo Jaap", zegt hij, „ik dacht, dat je alleen maar een bok had Pagina 4 gekregen, maar nu zie ik, dat je er ook een wagen bij hebt". „Die heb ik van opa gekregen meester, maar die was er van morgen nog niet". „Kerel, wat een goeie opa heb jij. Nou, je bent maar fijn inge spannen hoor". Jaap glundert. Hij kan zijn vreugde niet aan. 't Is me maar niet wat ook: een bok van vader en moeder, een bokkenwagen van opa, een mooie plaat van de mees ter en bovendien de meester nog op bezoek! Hij mag van vader nog een poosje op het erf blijven rond rijden tot het etenstijd wordt. Dan mag hij zelf zijn bok uitspannen en hem in de stal brengen. Jaap neemt "zich voor steeds goed voor zijn bok te zorgen, 't Moet een grote, sterke bok wor den. En wat de wagen betreft, daar zal Jaap ook voor zorgen. Om acht uur moet Jaap naar bed. Omdat hij jarig is, mag hij 'n half uurtje langer opblijven dan an ders. „Hoor eens Jaap", zegt opa, „zal je goed op je mooie wagen passen?" Dat belooft Jaap en geeft opa de hand. Ook de meester krijgt een hand. „Oppassen Jaap, dat je niet in de vaart rijdt hoor, want ik haal je er niet uit", zegt de meester. Vader en moeder krijgen een dikke kus van Jaap. Dan knielt Jaap voor zijn bed nec-r. Zijn ge wone gebedje wordt deze avond een paar regels langer want Jaap weet, dat de Heer hem deze goede dag heeft geschonken. Dan springt hij in bed, moeder stopt hem nog eens warm toe en dan... dan gaat Jaap dromen van zijn nieuwe bokkenspan. Om tdiniUMuci behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD van 8 JULI 1949 eeuu/scH u/eeKe/fD VOOR DK ZONDAG We krijgen er weer eens een „standbeeld" bij. Een standbeeld voorHans Brinker. Nooit van gehoord zegt U? Dan zijt ge toch geen goed vaderlander, want Hans Brinker heeft eens het Vaderland gered, en dat diende ge toch te weten? En als ge het U nog niet her innert zijt ge achterlijker dan de Amerikanen, want dié weten het wèl. Dié hebben het reeds in hun kinder-schoolboekjes ge lezen en als zij nu Nederland komen bezoeken en zij komën in de buurt van de Spaarndam- merdijk dan vragen zij naar de plaats waar Hans Brinker het Vaderland gered heeft. Het verhaal luidt, dat de klei ne Hans Brinker, een paar eeuwen geleden zijn opa bezocht had en op de terugweg naar huis in de Spaarndammerdijk bij Haarlem een klein gaatje in de dijk ontdekte. Toen stak hij daar zijn vingertje in, zodat het wa ter er niet meer door kon sij pelen. De dominé vond hem de volgende morgen, volkomen uit geput, maar nog steeds met zijn vingertje in het gaatjeEn zo werd Nederland voor een grote overstroming bewaard. En nu komen de Amerikanen ons land bezoeken en vragen natuurlijk waar nu die plaats geweest is, waar het dappere kereltje zijn vinger in het gaatje hield. En daarom zegt de Vereni ging voor Vreemdelingenverkeer: daar zitten deviezen in! En zij komen met het plan een stand beeld voor Hans Brinker (die natuurlijk nooit bestaap heeft!) op te richten op een mooi en geschikt plekje aan de Spaarn dammerdijk, zodat de Amerika nen hun hart kunnen ophalen en hun rolfilms kunnen afdraai en op de „historische plek", waar een knaapje Nederland „gered" heeft. En Geuep. Staten keuren een bedrag van f 1500.goed voor het voetstuk van het mo nument en de Haagse beeld houwster Greta Rueb zal het knielende knaapje, dat zijn duimpje in het gaatje houdt, in graniet uithouwen Aldus voor waar en zeker na verteld door het weekblad „De Zwerver", die zeer juistdit standbeeld een „Monument der onbenulligheid" noemde. En op die manier gaan we maar door ons belachelijk te maken voor de wereld. We zijn al „beroemd" door onze klompen dansen, molenwiekengedraai en zwarte tulpen. Er kan nog meer bijIk denk zo, dat iedere provincie wel uit de voorraad kindersprookjes en legenden zo'n held weet op te scharrelen om er een standbeeld voor op te richten. We zijn straks Indië kwijt, op de wereldmarkt hebben we niets meer te vertellen, we kunnen ons voortbestaan ver zekeren, althans nog wat rek ken door als polderlandje van rariteiten dienst te doen. We leggen de zaakjes kalm in handen van de Vereen, voor Vreemdelingenverkeer, we krij gen overal juffrouwen die vlot Engels spreken natuurlijk, die allerlei moppen des gewenst ook wel schunnige over ons land en volk vertellen aan de grinnekende en gapende Ameri kanen en Engelsen en dan de hand ophouden voor de fooi. Inderdaad daar gaan we heen. Vertelde mij pas nog niet een Amerikaan, dat een juffrouw op Volendam corsetten liet zien en in vlot Engels er de stan daardmop bij vertelde, die te schunnig is om hier na te ver tellen En op die manier gaan we naar de kelder. Hebt ge niet gehoord van de schunnigheden welke het bekende Amerikaanse tijdschrift „Life", met foto's en al te vertellen wist over Stap horst en omgeving? En zo is er ook pas weer een Amerikaans kinderboek verschenen, getiteld: „Anne and Maryke", geschreven door Alice Fabrès, waarin heel Holland weer dapper op klompen rondwandelt en, meer van die annecdotes, waardoor de Ameri kaanse jeugd zich een beeld ver krijgt van ons landje, dat ons alleen maar belachelijk maakt en bezienswaardig vanwege de rariteiten. En zelf spelen we graag de rol van de „Chinezen van Europa", verlust als we zijn op de fooien, die uit Amerikaanse zakken zullen rollen. Een spreekwoord zegt: „het belachelijke is moordend" en een wijsgeer heeft eens opge merkt: „het belachelijke onteert méér dan de oneer". Bange vrees kan ons soms be kruipen, dat we hard op weg zijn ons zelf als natie kapot te maken. Ons treurig geknoei in zake Indië, de woordbreking tegenover hen, die in Indië op ons hoopten, ons kruipen voor buitenlandse machten en ook onze eigen stijlloosheid van van- Hei waacaMitye. UefhMcH Geliefden, indien God ons alzo lief heeft gehad, zo z&n wij ook schuldig elkander lief te hebben. 1 Joh. 4:11. Het menselijk leven raakt hoe langer hoe meer vast in zichzelf. Wij kunnen rustig zeggen: Dat is de grote nood van ons leven. Ieder redeneert van zichzelf uit. Zo denken, zo leven wij. Dat is de grote zonde: het zich isoleren van God en medemens. De alles beheersende gedachte is: er is eigenlijk maar één mens, om wie alles draaien moet en dat ben ik. Zo begon het in het Paradijs. De mens scheurde zich los van God en zijn naaste. Daarom weten wij niet meer wat liefde is. Wel wordt er veel over liefde gesproken en geschreven, maar wat wij lief de noemen is slechts surrogaat. Wij zeggen immers: de liefde kan van één kant niet komen? Daarin ligt al onze armoede uitgedrukt. Onze „liefde" is afhankelijk van het voorwerp dat wij liefhebben. Wordt onze liefde niet beantwoord dan sterft zij. Onze liefde is in de grond van de zaak louter egoïsme. Wij geven alleen om te ontvangen. Gods liefde is anders. Hij heeft Zijn vijanden lief. Geeft voor Hem-vijandig-gezinde- mensen Zijn Zoon. Geeft Zich in die Zpon geheel en al, rest loos.. De liefde is dan ook uit God. Hij alleen kan ons leren wat liefde is. Doet het ons ZIEN in Jezus Christus. Maar WIL ons ook leren liefhebben. Door de verzoening in Jezus Christus neemt Hij ons op in Zijn liefde. En leert ons door de H. Geest ons egotisme af Alleen de Christen kan. lief hebben omdat Hij door de Geest van Christus wordt be heerst. Daar wordt de liefde onze schuld, die wij moeten afbetalen. Maar, waar is die liefde? Waar die kracht, om onafhankelijk van de houding van de ander, onszelf te ge ven? Wij zien er zo weinig meer van. Laat het eenvoudige Evan gelie, dat ons Gods liefde pre dikt, weer ons gaan LEVEN, opdat wij leren lief te hebben en de ijskoude wereld zich verwarmen kan aan de liefde van allen, die zich Christen noemen. Zierikzee. GREYING. daag, wat een verloochening van onze geschiedenis uit het helden tijdvak van hen, die ons naar de gouden eeuw opgestuwd heb ben, een tijdperk, waarin de Franse gezant aan Lodewijk XIV schreef: „Een vergadering van Burgemeesteren van Amsterdam maakt de indruk van een samen zijn van Koningen...." Nü, anno 1949, richten we standbeeldjes op van jongentjes, die nooit bestaan hebben, om er bij te gaan staan bedelen om wat dollars Het is om er bij te wenen. Die ene zeune van me heit al z'n leve wat raars. Onderleste ware we in de stad naar een vergadering van de landbouwers en toen zeit ie teuge me, na d'n middagete in het melksalonnetje: „Ik docht, we moste is naar de rechtbank gaan, daar wordt een N.S.B.-er berecht". Nou was 'thelegaer m'n be doeling niet daar heen te gaan, maar jaet, wat zal ik zegge, ik was er nog nooit geweest en ik wou ook wel is zien, hoe dat nou in z'n werk gong. Dus wij er op af. Toen we er binne kwamme was er net een lange man an 't woord, die ze ansprakke as de „prokkereur". Nou die wist niet veul goeds van de verdachte te vertelle. Er deugde zo wat niks van en toen ie in een rede van een drie kwartier, denk ik, eindelijk ophield, docht ik: die kaerel moste ze maar levenslang opsluite, want as die weer vrij komt is niemand z'n leve zeker. Maar toen krege we de keer zij van de medalje te zien, want er ging een man, ook al in toga, in een hokkie opstaan en dat bleek een advekaat te weze en die sprak bekant twee uur en toen die klaar was, docht ik bij me eige: het is een gruwel, dat ze de arme verdachte nog een uur langer vasthouwe, die vent heit tijdens de bezetting zóveul goeds beweze an dc Zeeuwse bevolking, dat ze hem sebiet z'n vrijheid behore werom te geve onder ekskuses van al het on recht dat ie geleje heit. En na z'n dood behore ze hem een standbeeld te geve naast dat van Machiel de Ruyter te Vlissingen, vanwege al z'n verdienste an Zeeland beweze. Maar de rechtbank scheen er toch nog anders over te denke, want die besloot hem nog een poosje vast te houwe. Ik begrijp eigenlijk niet waarom, na die keurige verdediging van de ad vekaat. Ik was er wel een beetje beduusd ven. En toen stapte we in de bus, omdat het tijd wier weer is naar moeder de vrouw te gaan. Maar in de bus ware de mense ook al vol van die rechtzitting, want teugeover me zatte er een paar, die ware het helemaal niet met de rechtbank eens, niet dat ze het met de verdediger eens ware, maar ze hadde gewild as- dat de verdachte nog langer gekrege had dan de rechtbank hem had toebedacht. En toen begreep ik er helemaal niks meer van. Ik zegge teuge die kaerels: maar hebbe jullie dan niet gehoord wat die advekaat allemaal gezeit heit? De man heit ommers nog zoveul goed gedaan tijdens de bezetting? En toen begonne ze allebei te lache dat het daverde. De één zeit toen: „Ze moste al die kerels een merkteken gere, dat je der leven lang kon zie, met wie je te doen heb". En de ander zeit toen: „Maar dat krijge ze ook, wist je dat nog niet?" Toen zeit de ene weer: „Wat vertel je me daar nou? Daar heb ik nog niks van gehoord". „Jaet" zeit de ander weer: „Over een paar jaar krijge ze allegaer een lintje voor beweze dienste, is dat dan geen merkteken?" Nou en toen begon nen ze weer te lache en ik heb er het zwijge maar an toe ge daan, want ik begon er het mijne van te denke. Eigelijk ben ik er niet erg tevreje met, dat ik die verga dering van de boeren er voor in de steek gelate heb, maar dat was de schuld van die jonge van me, die altoos wat nieuws weet te bedenke. Ik heb er later nog is over nagedocht en kwam toen tot de konklusie, dat het maar een zege zal weze as we van heel die berechting maar is een keer af komme. Het heit zo zachies an lang genocht geduurd en niemand is het met de ander eens hoe groot de straf nou wel weze mot. En daar komt nog bij, dat we ai lang weer leve in een andere wereld met an dere probleme. Ik denk dat de kommuniste niet veql beter ben- ne. Wanneer de Russe het is in derlui hoofd krege de grens over te stappe, zalle die niet veel anders doen dan wat Mussert gedaan heit. In beginsel benne ze geen haar beter. En die kom muniste lopen overal vrij rond. Het is nou eenmaal zo: het kwaad kan eerst gestraft worde als het gedaan is. Maar dan hebbe we de ellende gehad. In één ding ben ik toch nog blij, dat ik op die rechtzitting ge weest ben. Die advekaat ken nou de waarheid gesproke hebbe of geleugend hebbe, daar blijf ik af, maar in ons landje kenne ze nog zegge wat ze wille in het belang van de beklaagde. Onder de Duitsers was dat anders, daar was geen eens een rechtbank meer en in Hongarije en Rus land is het ook anders, daar is ook geen rechtbank meer, maar worde de mense zo maar opge ruimd, en dan meestal onschul dig en as ze voor de vorm nog een rechtbank maken, geve ze de stakkers, die ze uit de weg wille ruime eerst een goedje zodat der wil verlamd wordt en je ze ken late zegge wat je maa wil. Begrijpe je nou eindelijk ho er nog mense kenne weze, dk naar die toestanden verlange kenne? Ze benne bezig an der- lui eige slavenketens te smeden die domme stakkers, blinde mol len die ze zijn. Maar nou eindig ik, want ben ik vanzelvers an de politi begonne en daar hou ik helemaal» niet van. Verders prettige zomer, want we nen een paar wekies afscheid mekander. 't Wordt te' druk het land en dus maar tot de nazomer, bij leve en welwezej Je FLIP BRAMSF jteraire Jtww We hebben in enkele voor gaande artikelen gewezen op de invloed, die er van het boek op ons en op onze kinderen uit gaat. En wat wij schreven in betrekking tot het boek geldt zeer zeker ook van ons dag- en weekblad. Er zijn nog maal al te veel men sen, die hier weinig of geen oog voor hebben. Maar toch, voor ons dagblad en zijn inhoi: liggen de normen vast in Gou» Woord. Het is een bekend ge zegde van Spurgeon geweest: „Ik lees mijn krant om te weten hoe God de wereld regeert". Ook het dagblad gaat van zeker levensbeschouwing uit. De gees,, van ieder dagblad is bepaald

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 5