isiflH
Uit mijn klas.
Even rusten
BLOEMEN IN HUIS.
Een praatje over opvoeding
Vrijdag 17 Juni 1949
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
Er ls een tyd geweest, dat men
het ontkende, dat kunst lets met
moraal, godsdienst, wijsbegeerte
of wereldbeschouwing te maken
had. De kunst was souvereln en
had haar eigen sfeer en wereld,
die van het schone. Maar deze
leus ls volstrekt misleidend ge
weest 'en wordt dan ook ln onze
tfld lang zo sterk niet meer ge
propageerd. Omdat nu eenmaal
de feiten zelve haar weerspreken.
Wie Dante's Hel wil lezen al
leen om de schoonheid van het
stuk raakt nooit tot de volle
diepte van het kunstwerk, dat
wel terdege een tendenz heeft.
Het zelfde geldt van alle clas-
sleke werken, of ge Goethe leest
of Ibsen of wie dan ook. En de
stelling ls zelfs niet te gewaagd,
dat hoe zuiverder de kunst ls,
hoe sterker de tendenz zich aan
de lezer opdringt. Zij wordt veel
eer ln gedronken, dan b.v. wan
neer dezelfde gedachte zou wor
den gepropageerd ln de vorm van
een zakelijke, theoretische voor
dracht.
De roman van Goethe over
Werther heeft verschillende lezers
tot zelfmoord gedreven. De
vraag ls of dit ontstellend resul
taat ook gevolgd zou zijn, wan
neer Goethe de idee van zijn
boek in een theorethlsche ver
handeling had gegeven.
Boeken zijn geestesvoedsel en
menigmaal geestesvergif. We
kunnen rustig zeggen, dat ln on
ze moderne tijd de litteratuur
méér dan enig ander ding het
voedingsmiddel is voor het op
groeiende geslacht.
Hebt gij daar wel eens bij stil
gestaan?
En nu la het een opmerkelijk
ding, dat juist dit geestesvoedsel
veelal zo gemakkelijk en onop
gemerkt te verkrijgen is, ook
door jonge mensen. Boeken zijn
voor enkele centen te huur In de
volksleesbibliotheken, waar ze
ongecontroleerd worden uitgege
ven. Bin de vraag ls, ln hoeverre
de schoolbibliotheken er wél con
trole op uitoefenen. De dingen,
die men daarover soms hoort
zijn eveneens ontstellend.
En opmerkelijk ls eveneens,
dat mensen, die, wat het stoffe
lijk voedsel betreft, voor een tot
in het belachelijke uitgevoerde
staatscontrole zijn, maar ln het
harnas komen, wanneer de ge
dachte wordt geoppord óók wat
controle te gaan uitoefenen op
het geestelijke voedsel, dat voor
de jeugd zo heel gemakkelijk
voor de hand ligt.
Het ls de taak der ouders ln
de eerste plaats, te zorgen, dat
hun kinderen gecontroleerd wor
den. Zij hebben die dure roeping.
Wie belijdt, naar het Woord van
God, en bij de Doop met zijn hei
lig „ja" heeft uitgesproken, dat
hij de eerste en de laatste ver
antwoordelijkheid draagt voor de
opvoedtng van 't gedoopte kind,
wmv/.-:-
Vorig jaar ln de examenperiode
las lk eens: Het ls nu de tijd dat
de ene helft van de bevolking de
andere helft examineert. Nu in de
vaeaiitletijd zouden we kunnen
zeggen: Het is nu de tijd dat de
ene helft van de bevolking bij de
andere helft logeert. Op z'n beurt
gaat tegenwoordig haast ieder
eens uit.
De kinderen krijgen vaeantie, en
doorgaans weten ze dat al weken
vooruit en dan begint het al:
„Maar moeder gaan we uit? Hoe
lang? Waar naar toe?"
Dan gaat Moeder er ook eens
over denken. En Moeder praat er
eens met Vader over. Plannen ge
maakt, soms weder verworpen.
Maar eindelijk ls het dan toch ln
orde. Vaak ls er al een uitnodiging
gekomen van familie van bulten
of uit de stad. En als de kinderen
horen, dat we naar Oom en Tante
of Grootmoe en Grootva gaan,
dan gaat er wel een hoeraatje op.'
Wat gaat de tijd dan lang vallen.
Tenminste voor de kinderen. Voor
Moeder zal het wel veel te vlug
gaan. Dat begrijpt leder wel. Uit
gaan met zoveel kinderen en dan
voor zolang. Dat eist nog wel wat
voorbereiding. v
En Moeder gaat weer maar zor
gen. Die moet er nog een jurk by,
broer nog een pak. Voor een an
der nog wat ondergoed. Dan is er
nog heel wat te stellen, zoals me
nig Moeder het uitdrukt. En vaa«
hoort men dan de uitdrukking be
zigen: „Ik ben zo moe van al
die ultgaanzorgen".
De kinderen hebben daar niet
veel last van. Gelukkig ook maar.
Die zien enkel de zonzijde maar.
Ze gaan uit en wel zó lang en zó'n
eind weg. Fijn hoor.
Maar toch willen ze ook mee
doen aan de voorbereidselen. Zus
komt vragen of ze toch vooral
haar mooie jurk wel aankrijgt en
of dat mooie schort wel ingepakt
wordt, en de jongens vinden weer
andere dingen onmisbaar. De een
vindt hier een grote verantwoor
delijkheid liggen, waaraan hij
zich niet mag onttrekken.
We willen graag ln enkele vol
gende artikelen Iets meer over de
beoordeling van 't boek zeggen.
Mede omdat de jeugd zalf hier
ook vaak met problemen zit.
z'n vllndernet, een ander z'n hen-
gellat, z'n kleurboek of nog meer.
Moeder probeert maar een min
nelijke schikking te treffen. Dat
móét mee, dat mag mee en dat
misschien, als er nog een plaatsje
over Is in de koffer.
En Moeder gaat al meer klaai
leggen, 't Wordt een hele stapel.
Er ls zoveel nodig en dan ls er
nog zoveel, dat zo gemakkelijk is
bii de hand te hebben en dat je
soms kunt nodig hebben.
Intussen zal Moeder wel probe
ren de steeds groeiende stapel wat
voor Vader te verbergen, want
niettegenstaande de voortdurende
meest Ideale eensgezindheid, zal er
toch over het pakken van koffers
wel steeds verschil van Inzicht
blijken te zijn. De man vindt ze
ker 80 pdt. nodeloze ballast en de
vrouw vindt alles nodig en dan in
geval van nood ls dit of dat mak
kelijk.
Dat weten we allemaal wel.
Al is het waar, dat er heel veel
schromelijke overdrijving van die
zijde is, die zegt, dat we veel te
veel Inpakken, 't gebeurt ons toch
ook wel eens, laten we het maai
eerlijk zeggen, in ons vrouwen
hoekje, tegen de mannen zelf zwij
gen we er allemaaal natuurlijk
over, het gebeurt toch ook nog
wel eens, dat we nog al eens wat
geheel ongebruikt mee terug bren
gen. Er was een „geval van
nood".
Dat zeggen we zo maar onde:
ons.
Wat moeten we dan Wel mee
nemen, vroeg my laatst een.
Daar kun je werkelijk geen vas
te regel voor geven. Dat hangt er
vanaf waar men gaat logeren. In
de stad of bulten. Of men bij fa
milie, heel goede vrienden of in
een pension gaat. Dat scheelt nog
al wat. Wie langer dan een week
wegblijven zal, begint met 't on
dergoed klaar te leggen, en dan,
al behoeft men op geen winterse
koude te rekenen, neem behalve
bühne zomèrtoiletjes een japon
en voor de kinderen een jurk of
pak mee, dat bij frisse koele da
gen behagelijk zal zijn om aan te
hebben.
Maar van die zomerjurken en
pakken neem daar geen heel ma
gazijn van mee, „voor het vuil
worden".
't Meeste wordt toch niet ge
bruikt. Een flink daags dat er te
gen kan ls veel beter. De kinderen
voelen zich prettig en vrij er ln.
Ze kunnen ravotten en 't spaart
wat standjes en onaangename
buien uit.
Verder moet men zelf beoorde-
Jen wat nodig is. Voor 't ene kind
is 't nodig dat men wat speelgoed
meeneemt, 't Andere kan zich best
overal en met alles in z'n eentje
vermaken, 't Ene kind went over
al aan, 't andere zal hardnekkig
weigeren te eten of te drinken als
t eigen kroesje of lepeltje er niet
is. Daar houdt moeder even reke
ning mee. Dat bespaart een paar
onaangename ogenblikken.
Eindelijk ls alles klaar. Nog één
keertje slapen, zegt de kleinste,
nog zoveel uurtjes wachten, zegt
de grotere, die al heel wat som
metjes gemaakt heeft, en nu nog
iaat zien dat hij toch wel goed re
kenen kan.
't Is klaar. Nog even, als de
koffer al te veel verzwelgen moet,
zal Vader de poging wagen en
zeggen: kan dat of dat nu niet
thuis gelaten worden, maar Moe
der is op de bres. 't Moet mee, een
laatste heldhaftige poging en de
koffer sluit.
Wat zijn de kinderen blij, elgen-
lyk opgewonden.
Moeder wel wat bezorgd. Zou 't
niet te druk zijn voor de gast
vrouw waar we komen zullen
Zou het niet dit, of zou het niet
dat?
Dat kun je eigenlijk zelf al we
ten. De kinderen zyn by anderen
zoals ze thuis zijn. Dat' is nu een
maal een oonsequente doorgang.
Kinderen spelen'geen dagen of we
ken aan een comedle. Ze zyn niet
zoeter of lastiger dan thuis.
De eerste uren zijn ze misschien
wat luidruchtiger. Er ls zoveel
vreugde, zoveel emoties, dat moet
verwerkt worden in een uitgelaten
stemming. Maar dan, och dan
worden ze weer gewoon als thuis.
Als ze daar lastige drensen zijn,
zullen ze 't bij anderen niet min
der zijn. Maar als ze thuis gewoon
aardige kinderen zijn, op z'n tijd
eens een klein beetje ondeugend,
en dan weer eens echt lief. Och
kom, dan valt het bij anderen ook
wel mee. Daar behoeft men geen
zorg voor te hebben.
Enige tyd terug hadden we zelf
bij de grotere ook zo'n kleine kleu
ter te gast. We behoeven niet te
zeggen: „We hebben er niets geen
last aan". Integendeel, we hadden
er allemaal pleizier in. 't Kereltje
was net als thuis, 't Vermaakte
zichzelf en de Moeder kon rustig
uit zijn.
Als je zo eerlijk tegenover je
zelf durft wezen en jezelf af
vraagt: hoe hebben we ze thuis ge
leerd zich te gedragen, dan be
hoef je als dat goed is, niet node
loos ongerust te wezen.
Da* moeten we net als met no
deloze bagage, die nodeloze zorg
thuis laten.
Dan kun je net als de kinderen
vrolijk uitgaan en genieten van al
het goede dat de zomer te genie
ten geeft.
Een dag visite
Men pleegt zo te zeggen, „door
samenloop van omstandigheden".
Nu, door zo'n bekende samenloop
gebeurt het, dat ik ln klas één
de zesde en zevende klas een dag
te visite krijg. Een aardig evene
ment ln de eendere dagen met
mijn gehoorzame kleintjes.
Terwijl ik me even ln klas ze
ven vertoon ter Inspectie of daar
alles voor de uittocht naar mijn
lokaal goed verloopt, zie ik al 'n
paar van die grote rekels gnui
ven. Zo'n dagje bij 'n juffertje
met zulke kleintjes, dat belooft
wat! Dan heb je vry mandaat voor
alles, wat je anders niet mag. Het
staat duidelijk op hun oiyke snuit
ten te lezen, dat ze zich heel wat
van dit dagje voorstellen
'k Haast me gauw naar mijn
eigen territorium en lk denk, we
zullen de wijze les van het spreek
woord: verdeel en heers, maar
goed ter harte nemen. M'n klein
tjes, voor wier rechten lk op het
speelplein altyd pal sta, bedeel ik
nu zelf slecht, zij krijgen niet „e
beste plaatsen. De middenrijeii en
wat overgeschoten plaatsen ach
teraan is alles, wat zij krijgen.
De volksverhuizing is gauw ge
schied en na enkele minuten arri
veren m'n tydelijke onderdanen.
Klas zeven krijgt de ry uiterst
links, zes komt helemaal rechts.
De schikking valt hun tegen, dat
ls duidelijk te zien.
Het eerste halfuur onder Bybei-
se geschiedenis gaat het goed, er
ls aandacht. Maar dan
Ik zie Pleun zich gereed maken
om wat uit te voeren. Heel z'n
jolige snuit straalt van plezier.
Ohs Uact ve&Uaat.
Een smal paadje onderlangs <1"
dtjk, leidt er heen
Het ls een oud boerderUtjc, met
kleine vriendeiyke ramen, met
helderwitte gordüntjes en een ro
de geranium.
Het ligt nu in een zacht glooi
end, groen wcidje, met een ste
vige heg er omheen
Voor het huis staat een grote,
oude pereboom, welks lange ar
men een dak vormen boven het
gele klinkerstraatje voor de ra
men.
Aan de andere zijde, tussen het
huis en de heg, is een waterput
met een scheefgezakte, halfver
gane, houten omheining een een
grote houten zwengel van de
pomplnstallatie.
Stil en vredig ligt het daar; het
oude kleine boerderijtje, aan de
voet van de grote dUk.
Het is een biyde, zonnige Zon
dagmorgen in April.
De vogels zingen zo vrolük!
Van de toren klinken acht lichte,
jt-belende tonen ver over de vel
den, als ik buiten kom, om melk
te gaan halen,
Langzaam wandel ik over het
smulle paadje, onderlangs de gro
te dijk, die met grillige draaien
door het zonnige landschap kron
kelt.
Nog één bocht, en dan zie ik
het kleine boerderytje voor me.
De grote oude poreboom, voor het
:j huis,- staat in volle bloei. Enkele
kippen scharrelen al kakelend
rond, een een poes ligt in de
zon, op het gele klinkerpaadje.
Ik open het witte hek, en loop
op het huis toe. Na enige ogen
blikken sta ik in de kamer, en
zet m'n melkbusje op tafel. Dan
moet ik gaan zitten.
Ik draai me om en kyk even
naar het strakke rijtje stoelen
met rieten zittingen, dat langs de
muur staat. Eigenlijk jammer, dat
rytje te moeten verbreken.
Het hoort er, zoals alles hier
hoort. Toch neem ik er maar een;
de buitenste, dan is het geheel
niet zo erg geschonden.
Nu volgt een heel interessant
gesprek, over van alles en nog
wat. Intussen geniet ik, zoals alle
andere Zondagmorgens, van alles
wat ik rondom me zie.
Het is een grote kamer, waar
van alle züden met antiek Delfts
blauwe tegeltjes bezet zyn. Nog
nooit is het me gelukt twee een
dere te vinden.
Aan één kant onder de ramen,
is 't blauw wat andws van kleur,
meer paars. Dan merk ik nog een
hoekje, boven in de andere muur
op, waarin naast het blauw, ook
nog wat roodbruin voorkomt.
De houten schoorsteenmantel
i-s hard groen geverfd; ook de
deuren en raamkozijnen. In de
muur tegenover de ramen zijn
twee bedsteden met lange, rood
bruine gordijnen er voor. In het
midden is een deur met 'n raam
pje. Dat is de' „spinde".
Aan de andere kant staat een
eenvoudig bruingeverfd kastje en
een heel mooi bureautje met veel
blinkend koper. De tafel staat by
de ramen geschoven. Er ligt een
h.lder gebloemd zeiltje op.
Op een blaadje staan drie kop
jes, een suikerpotje, een melk
kannetje en een klein blikken
doosje met babbelaars. (Dat weet
ik want ik krijg er iedere week
eentje!)
By de tafel zitten twee bejaar
de vrouwtjes, twee zusters, ieder
aan een kant. Ze wonen hier met
hu: broer, die in een grote stoel
by de kachel kruipt: Kaotje, Ar-
jaontje en broer Wullem. Ook zij
passen hier. 't Zyn net poppen.
Die kleine vrouwtjes met hun
witte kappen, de mooi geplooide
doeken, de dof-zwarte schorten
waarvan de band strak en egaal,
de tengere middeltjes omsluit.
Wullem is helemaal in 't bom
bazijn gekleed; broek en hemdrok.
Zyn rond, wat plat hoedje, ligt
naast hem op de grond.
„Vin jie dad 'ok nie?" hoor ik
hem plotseling vragen, maar wat
ik ook vinden moet weet ik heus
niet. Ik ben verdiept in alles wat
ik rond me zie, en wat ik zo
mooi vind.
Wat moet ik nu antwoorden?
Is het niet erg onhartelijk, zo
weinig belangstelling te tonen?
Maar ik weet in de verste verte
niet, waar het over ging.
„Noe," klinkt het uit het hoekje
by de kachel.
„Ik weet het niet," zeg ik, „Ik
weet alleen wel, dat het hier
mooi is."
Drie verbaasde gezichten!
„O, wat heb ik gezegd, hoe ne
men ze dit op?" denk ik..
Maar ik hoef niet bang te zyn,
want Kaotje, die 't eerst van de
schrik bekomen is, zegt lachend:
„Is 't toch vvaer?" en Wullem
schijnt z'n hele vraag vergeten te
zyn en kijkt plotseling belang
stellend rond; in de hem zo be
kende kamer, en nadenkend
bromt hij dan, half in zichzelf:
„Noe a je 't zeit, j'ei geliek! Dae
ek nog nooit zö bie stil'estae. Mè
nog eês, geliek ei je."
„Ja, die tegeltjes," begin ik,
„die vind ik toch zo mooi!"
„Die bliwe dae, da binnen
d' ouwste," vertelt Kaotje, „en die
daezö, die binnen laeter ezel; die
bin ok doenkerder van kleure.
Dan je dae van die blommetjes,
zié je wé Die noeme ze Blomme
tjes van Gerretje."
„En je d n ond en de katte a
es ezie, neffen de schauwe?"
vraagt Arjaontje nu. „Kom mé es
ier, dan kan je 't es goed bekieke."
Alle vier staan we nu voor de
kachel en zy kijken even geinter-
resseerd mee als ik.
Naast de dieren zyn er ook nog
een paar gedraaide pilaren met
druivenranken omslingerd en met
van onder Bijbelse voorstellingen.
Dan zie ik plotseling, dat het al
laat geworden is en ik nu toch
voort moet gaan maken.
Ik kijk eens naar hel bureautje,
ei. denk: „Daar moet ik nu toch
ook nog eens wat van horen, en
Kaotje, die me ziet kyken, begint
al.
„Da's ok mooi Ja, dad' is
al oud orre. Dat komt van 't ei
land Borssele van vroeger, dan
ka je 't wè begriepe. Dae komt
de fermielje van vaoders kant
vandaen. Noe, en toer? was 't tus
sen dad' eiland en ier, nog aolle
maele waeter, en toen is dat be-
rootje in een schuutje over dat
waeter ekomme, wan toen-ter-
tied is de fermielje nae Baers-
durp komme weune."
Wat is 't leuk Kaotje zo vol
vuur te horen vertellen.
„Maar nu moet ik weg, anders
komen jullie niet meer op tyd in
de kerk," schrik ik op.
„Ja, wan jie ei nog jonge be
nen, mè ons worre oud en stieve
en ard lópe kunne me nie mir
orre!" bromt Wullem.^
Na een vrolijk afscheid vet-trek
ik. Met m'n melkbusje aan m'n
hand, loop ik weer over het smal
le paadje.
Van de toren klinken nu negen
jubelende tonen ver over de vel
den
Jachtende, rusteloze wereld,
die altijd verder snelt! Waar
heen? En wij jonge mensen, die
nog jonge benen hebben, en dus
hard lopen kunnen, wij snellen
mee; snellen mee in de wervel
wind, jagen voort, dag in, dag
uit.
Soms zyn we moe, moe van de
wilde rit, waar Tyd met z'n zweep
klapt
Dan moeten we evenrus
ten. En juist dan valt soms ons
oog op iets moois, iets waar we
op onze snelle tocht aan voorbij
gingen.
Het lijkt heel gewoon en 't is
soms zo eenvoudig. Maar ook het
gewone en eenvoudige kan zijn
bijzondere bekoring hebben; het
kan zyn als het oude kleine boer
derytje aan de voet van de grote
dijk
Het kan zyn, treffend door har
monie en sfeer; treffend ook
door de rust en vrede, die er van
kan uitgaan.
E. van Vlaanderen.
Vrijdag 17 Juni 1949
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
<s><as=&<a?:c><as:;&<a£?><as:&<2js&<a£&<a#tb<ass6><as»5>,S£:6><a£5><&i:6><a#B>^
ïïloJi^WtltyCUtq,
SDaar schuift het morgenlicht
van 's hemels aangezicht
Sde duisternis en dampen.
De dagtoorts, die nooit rust,
verschijnt weer blij, en bluscht, a
al 't nachtlicht met zijn lampen. v!
fAl wat nu adem haalt,
in woud of weide dwaalt,- v
de lucht doorsnijdt met pennen,
begroet, elk op zijn wijs, g)
Sde dageraad ten prijs
van d' Almacht, düs te kennen.
5 d.' Onzichtbre toont alom, 5
X is 't hart niet blind en dom, Y
(x zich zichtbaar in zijn werken; W?
hoe rijst mijn ziel zoo traag,
fhoe zweeft ze nog zoo laag
langs d' aarde met haar vlerken. q)
O Schepper van de zon,
a o aller lichten bron,
verlicht mijn hart, dus duister; 5
Y dat 's werelds valsche schijn Y
a en boo ze drift verdwijn w
voor die genadeluister.
JOHANNES VOLLENHOVE
(1631—1708).
<as=s> <a^B> <as55> <&5e> <25=5» ^=c> «as5© <a?5> <as=c>
Hij probeert z'n omgeving te mo
biliseren. De anderen grinniken en
kyken steeds onder de bank. Ze
denken een „reuze-kans" te heb
ben. Als lk zo oud was als zij nu
was ik geen duit beter. Ik
neem het hun niet kwalijk, maar
ik denk, dat zy het mij dade-
lyk wel kwalijk zullen nemen, als
ik hun plannetje verijdel. Het zij
dan maar zo, dat is de kwade
kans van het vak.
De kleintjes maken schriftelijk
werk, en gedragen zich voorbeel
dig, maar ik heb vanmorgen dan
ook geweldig op hun eergevoel
gewerkt voor de komst van de
groten.
Pleun denkt z'n kans schoon te
zien, om met z'n zakmes een flin
ke hap van z'n paardepeen af te
snijden voor z'n bankbuur Jaap.
„Pleun, kom eens hier met je
wortel".
Pleun mompelt verschrikt een
woord, dat ik zowat op de klank
af versta, maar dat ik hier niet
durf herhalen, enblijft zitten.
De aandacht van de kleintjes is
gewekt, ze durven zich niet ver
roeren, zo'n ontzettend iets
de juffrouw roepten je komt
niet't Kan niet erger.
„Pleun, kom hier".
Pleun blijft zitten.
Heel kalm, alsof het een ple-
zlergang is, doorwandel ik de rij
en en arriveer ten slotte bij Pleun,
die eer hij erop verdacht is bij de
schouder is gepakt en met een
fikse duw in z'n rug met één gro
te stap voor de klas aanlandt.
Pleun gelooft zelf niet, dat het
zo gauw kan gaan, want hy kijkt
nog even schichtig om naar z'n
Begrijpen wij onze
kinderen.
n.
Gebeurt het maar niet al te
vaak, dat lieve, meegaande kin
deren worden vertroeteld en ge
prezen en vaak terecht, hoe
wel we er geen erg ln hebben, dat
we soms bezig zijn met het kwe
ken van duiveltjes van hoogmoed
en eigengerechtigheid.
Gebeurt het maar niet al te
vaak, dat stoute, soms balorige
kinderen worden gestraft niet al
leen, maar ook met minachting
bejegend, dat scherpe spot van de
zjjde der opvoeders, die kinderen
voor goed van zich stoot. Waar
om zouden die kinderen hun best
nog doen om goed te zijn? Zy zijn
Immers in de ogen van degenen,
die voor hen te zorgen hebben,
maar de niet-deugers, die opgroei
en voor galg en rad, die straks
maar een schande voor hun fat
soenlijke familie worden?
Weet ge wel, welk een adeldom
van karakter soms nog onder de
vagebonden, die wij maar al te
vlug aanzien voor het uitvaagsel
der maatschappij, voor wie we
onze neus ophalen, wordt gevon
den. Vaak vindt men onder hen
mensen met een sterke vryhelds-
zm, maar hun opvoeders hebben
deze niet geleid, doch die trach
ten te vernietigen.
Ze vonden tegenover zich een
liefde, die brak, niet een hart, dat
begreep! Onder hen, die bandieten
zyn geworden, vindt men vaak
mensen, die een grote liefde bezit
ten tot kinderen, een roerende
liefde tot dieren, een saamhorig
heidsgevoel, dat ons beschaamd
maakt.
In New York bestond er een
kolonie van bedelaarskinderen, 'n
verzameling van kolonisten bene
den de 20 jaar.
Op zekere dag bracht men in
de kolonie een ventje van 9 jaar,
die reeds wegens diefstal met In
braak was veroordeeld. Men ver
trouwde hem in de kolonie toe aan
een kolonist van 19 jaar de
oudere kolonisten voedden daar de
jongere kolonisten op. De 19-jarige
jongen had reeds heel wat achter
de rug. Wegens het stelen van
een paard had hy 2 jaar in de
gevangenis gezeten. Daarna was
hy op de kolonie geplaatst en hij
paste nu goed op.. Aan hem wera
dus de opvoeding van het 9-jarige
boefje opgedragen. Hy voedde zijn
kwekeling streng op, sloeg hem
pas verlaten plaatsje, of hij daar
soms nog zitten kon, kijkt dan
weer eens voor de klas rond en
het ls alsof hij daar zichzelf vindt.
Ja, daar staat-ie nou
'k Neem de wortel, een reus in
z'n soort, uit z'n handen en zeg
spottend: „Stakker, heb je zon
honger, dan moet je eerst maar
eens wat eten", ?n met mijn mes
snijd ik een fikse hap af. Pleun
krijgt een behoorlijke portie, en
hij moet nu eten, of hij wil of niet.
Maar het gaat nu niet van harte.
Hij kauwt en knauwt, maar het
eerst zo begeerde hapje ls niet
weg te krijgen, 'k Ga rustig met
mijn werk verder alsof er geen
Pleun op de hele wereld is.
Als hij ruimschoots de tijd heeft
gehad, z'n stevige brok te verwer
ken, zeg ik: „Je moest maar gaan
zitten, m'n kleintjes zijn zulke
dwaze vertoningen niet gewend,
't Is bar kinderachtig van je".
Pleun stapt kleintjes naar z'n
plaats en gaat met verwoede ijver
sommen maken.
Om twaalf uur, als Pleun een
opmerkelijke haast heeft om de
gang uit te komen, botst hij tegen
Keesje uit mijn klas aan. Nu ls
dat Keesje met al z'n zes jaren,
thuis de oudste van vijf hummels.
Soms kan hij zo ouwelijk iets zeg
gen of doen, dat je goed kunt mer
ken, dat hem, „het oudste zijn"
goed wordt gezegd thuis.
Tegen Keesje nu botst Pleun op,
en dan zegt Keesje met een onna
volgbaar hautain gebaar: „Zeg,
doe jij nou hier ook niet zo kinder
achtig".
's Middags is Pleun als een lam
metje. R. T.
veel en het gevolg was, dat het
9-jarige Kareltje weg liep. Hel
ventje werd evenwel opgespoora
en naar de kolonie terug gebracht.
Nu kreeg hij een andere pleegva
der, ook een kolonist. Maar deze
pakte de zaak anders aan. Hy zelf
was als straatjongen een schrik
van de politie geweest. Nu was
hij 17 jaar. Hij nam Kareltje mee
op zrjn kamertje. Kareltje, zei hij
daar, ik houd van je. Je bent, net
als lk, een slechte jongen geweest,
maar lk wil een man van je ma
ken. We zullen om hulp bidden.
En op hun knieën gebogen bad dlo
17-jarige straatjongen, eens de
schrik der politie, met het 9-jarig
ventje. En een paar maanden la
ter was Kareltje de lieveling der
kolonie. Hoeveel onbegrepenen wa
ren door liefdevol begrijpen nog te
redden geweest! Menige traan is
geschreid door een robbedoes van
een kind, dat door vader en moe
der, of meester of juffrouw is af-
gesnouwd omdat die toch nergens
om geeft, terwijl het 's avonds ln
zijn bedje Iet uitsnikt, omdat het
hunkert naar een liefde, die hem
of haar niet ten deel valt.
En wanneer onze kinderen ge
zondigd hebben en hun geweten
spreekt en zij hun schuld oelijden,
laten we dan toch voorzichtig, te
der, barmhartig zijnDoor verzwe
gen kwaad kunnen onze kinderen
het zo moeily'k hebben. Er waren
eens 2 vriendjes, kereltjes van een
jaar of acht. Ze waren altijd bij
elkaar. Flinke jongens voor hun
leeftijd, Piet en Huug. Huug's
moeder bemerkte op een keer, dat
naar ventje de laatste dagen zo
humeurig en prikkelbaar was!
Hy was ongezeglijk en begon
soms zo maar om niets te schrei
en. Tot haar schrik bemerkte ze
op een avond, dat hij zyn avond
gebedje niet deed. Waarom bidt
je niet, Huug, vroeg moeder. O,
moeder, zei hy, ik was het ver
geten, en daarop begon hij te
schreien. Moeder vroeg, waarom
hjj zo eigenaardig deed, maar ze
kreeg het er niet uit, ook niet
met brommen en slaan. Ze ver
telde deze geschiedenis aan haar
man. De volgende dag kwam
Huug voor het verhoor. Huug, zo
vroeg vader, waarom wou je gls-
gisteravond je gebedje niet op
zeggen
Zwijgen. Toe, Huug, orong moe
der aan, je moet toch antwoorn
geven, als vader je wat vraagt.
Opnieuw stilzwijgen. Toe. jon
gen, bulderde vader, zul je ant
woorden? En toen kwam het er
uit. Ja, vader, ikik durfde
niet. En waarom durfde je niet?
Ik.... ik heb gestolen. Gestolen?
Wat zeg je, jongen Ik heb een
reep caocola gestolenvan ae
toonbankbij Piet!
Toen kwam de bui. Jongen, wie
had dit van jou verwaent? Wie
had gedacht, dat jij vader en
moeder zulk een schande zou
aandoen? Voor straf mag je niet
uit met vaeantie. Je moet verge
ving vragen aan Vader, aan moe
deraan Godaan Piet zijn
ouders.
Eerst wilde Huug nog zeggen:
Piet doet het zo dikwijls, maai
bij bedacht zich. Neen, zijn
vriendje verraden zou laf zijn en
hij zweeg. Hij perste de lippen op
elkaar.
De volgende dag ging Huug
naar Piet's ouders om vergeving
vragen. Hy vroeg vergeving en
het werd hem vergeven. Maar
's avonds kregen Huug's oudere
een briefje van de vader en moe
der van Piet, waarin ze schre
ven, dat ze toch liever maar had
den, dat „hun" Piet maar niet
meer met Huug speelde, omdat
deze neigingen tot diefstal had.
Ja, jongen, hoonde vader, dat
komt er nou vanmooi zo,
dat heb je nu van je stelen. Ik
speel ook liever niet meer met
Piet, zei Huug, en hij zei dat met
een goede bedoeling, daar hij ge
loofde, dat Piet zyn verleider
was.
Maar vader zag dit laatste ge
zegde voor een uiting van kop
pigheid aan enHuug kreeg
nog eens de volle laag. Sinds dit
voorval kwam Huug steeds ver
der van zijn ouders af te staan.
Op 17-jarlge leeftijd vertelde
Huug deze geschiedenis aan zijn
dominee en hij eindigde zijn ver
haal met de woordendat ls
het begin geweest, dommee, - van
mijn leven alleen, mijn op zich
zelf zyn; thuis snappen ze je toch
niet!
Om wat loden
soldaatjes
„Met zes en twintig loden sol
daatjes heb ik de wereld ver
overd
Geachte Lezer (en niet minder
lezeres!), hebt ge al eens bij
dit wonder stil gestaan?
Nu eerlijk gezegd, ik óók niet,
dus ge behoeft u zelf er niet
voor te schamen. Maar toch is
het wel goed, dat ge weet wat
een scherpzinnig schrijver (in
„Prikkels", een huisorgaan van
een papierfirma) er over zegt.
Luister eens even. Eerlijkheids
halve moeten we er echter aan
toevoegen, dat hij het ook al
weer niet van zichzelf heeft,
maar hij heeft toch de verdien
ste, dat hij het ergens bij een
andere schrijver opnieuw ont
dekt heeft en dat heeft óók zijn
verdienste.
Het was Francis Meynell die
schreef'.
„Met 25 loden soldaten.
Het moge al niet waar zijn voor
het individu, en het algemeen
stellig wel. Alle hoogte en diep
ten en breedten van tastbare en
natuurlijke zaken landschap
pen, 'zonsondergangen, de geur
van hooi, het zoemen der bijen,
de schoonheid van oogleden (die
ten onrechte worden toegeschre
ven aan de ogen)alle onmeet
bare ontroeringen en bewegin
gen van de menselijke geest, die
aan geen grenzen gebonden
schijnen; lelijke, verschrikkelij
ke en geheimzinnige gedachten
en dingen, evenals schone dat
alles wordt bestuurd, geordend
in een nietig hoopje letters.
Zes en twintig tekens! De vol
ledige uitrusting van mijn zes
jarige zoon en van Shakes
peare! Twee dozijn krabbels,
zodanig gekozen en gerang
schikt dat ze Koning Lear of de
Sonnetten vormen! Zij vormen
de sleutel van de eeuwigheid en
zij zijn de traptreden tot de
sterren.
En wij gebruiken ze, de een
voor zijn betweterij, een ander
om een wissel te vervalsen, een
derde om loterij-briefjes in te
boeken, weer een ander om een
artikel te schrijven, dat juist
zoveel woorden zal bevatten als
nodig zijn om een Inleiding als
deze te schrijven.
Een ogenblik beminde lezer.
Keer terug van de oever van
deze diepe vijver van gevoel en
waarheid. Beschouw ook dit, om
het Wonder te temperen. Gelijk
de litteratuur wordt omvat in
een groep tekens, zo wordt het
leven beheerst door een andere,
kortere reeks. Ik maak mij
sterk, dat ik met elf loden sol
daten elf, niet meer, heel de
wereld zou kunnen veroveren.
Ge twijfelt er aan?
Ziet: 9876543210.—"
We voegen er geen woord bij.
Laat ons er eens over medite
ren!
DE GERANIUM.
Onder deze naam kennen we
een groep van planten, die éigen-
lijk Pelargonium heten. In goed
Nederlands: Ooievaarsbek. Een
heel oude bekende is het. Op oude
Italiaanse gebouwen zijn nog fres
co's te vinden met motieven van
geraniumblaren. Hun land van
oorsprong is Kaap de Goede Hoop.
We onderscheiden ze in drie groe
pen, n.l. de zonale of „staande"
geranium, de peltatum, dat is de
nanggeranium en de Odier of
Franse geranium. We hebben liet
in deze rubriek over bloemen in
huis, en dus geven we alleen hel
„recept" voor de huiskamer en
niet voor de tuin. We beginnen
mei stekken. De beste tijd daar
voor is Augustus-September. U
neemt korte, stevige scheuten van
ongeveer 7 cm. lengte en snijdt
die met een scherp mesje juist
onder de bladstengel af.
Bij die bladstengel zit een
beetje reservevoedsel en daar
maken we gebruik van. De
onderste bladeren snijdt U er af,
maar laat een gedeelte van 'nel
stengeltje zitten. Erg grote blade
ren Kunt U gerust een kopje klei
ner maken. Een dag laten liggen
en dan afzonderlijk in een klein
potje zetten met eei. lichte
grondsoort.
Het blad vochtig houden en
de patiënten een koel plaatsje ge
ven. Ongeveer zes weken duurt
het voor er wortel aan zit en dan
gaat de rest van zelf. Steeds koel
nouden, anders groeien ze de ka
mer uit. Naarmate ze groter wor
den, verpotten in een voedzame
tuingrond, en om mooi vertakte
planten te krijgen, de top er uil
nijpen. In de winter weinig en in
de zomer veel water geven. En U
weet: Het oog des meesters
maakt het paard (lees gerani
um) vet! SANDERSE.
Utcut g-eth-eWide. eA o-p
Uw- u-&lfaaAclcu}.
19 Juni 1628. Pascal wordt te
Clermont Ferrand geboren. De
eerste vliegreis van H.M. de Ko
ningin met een bommenwerper
naar Amerika voor een tweeweeks
bezoek aan Prinses Juliana en aan
President Roosevelt (1942).
20 Juni 1789. Eed in de kaats
baan. Karei de Eerste wint de
stad Venlo (1173). Tobroek door
de As bezet (1942).
21 Juni 1637. Graaf Hendrik van
Nassau neemt Breda. - Berlijn on
dergaat zijn zwaarste luchtaanval,
welke het tot dusver gehad heeft,
'met 2200 toestellen (1944).
22 Juni 1940. In het bos van
Compiègne, op de plaats waar ln
1918 Duitsland capituleerde, wordt
het Duits-Frans wapenstilstands-
verdrag ondertekend.
23 Juni 1944. De Russen begin
nen hun verwachte zomeroffensief,
waarvoor 9 millioen man klaar
staan. In Duitsland moeten zich
alle mannen van 16 tot 65 en alle
vrouwen van 17 tot 45 jaar aan
melden bij de arbeldsbureaux.
24 Juni 1941. Hongarije en Slo
wakije verbreken de betrekkingen
met Rusland. Turkije zal neutraal
blijven.
25 Juni 1530. De Augsburgse
Confessie. - Hitier vaardigt de vol
gende oproep uit: „Duits volk, uw
soldaten hebben ln nauwelijks zes
weken, na een heroïeke strijd, de
oorlog in het Westen tegen een
dappere tegenstander geëindigd.
Hun daden zullen in de geschiede
nis opgetekend worden als de
roemrijkste overwinning aller tij
den. ln deemoed danken wij de
Here God voor Zijn zegen. Ik be
veel het uitsteken der vlaggen in
het Ryk voor 10, het lulden der
Klokken voor 7 dagen" (1940).
O
APHORISMEN.
Gij kunt de lamp slechts ln haar
eigen licht zien; evenzo kunt gy
de Bijbel alleen uit hemzelven be
grijpen.
Er zijn mensen die, in plaats
van te horen naar wat men hen
zegt, reeds horen naar wat zij zeit
gaan zeggen.
Zwijgen is een grote kunst bjj
de conversatie.
De knappe begint daar te den
nen, waar de domme ophoudt.
Zotte en verstandige mensen
7$jn even onschadelijk. Slechts de
halfgekken en de halfwijzen, die
zyn het gevaarlijkst.