isiflH Uit mijn klas. Even rusten BLOEMEN IN HUIS. Een praatje over opvoeding Vrijdag 17 Juni 1949 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 Er ls een tyd geweest, dat men het ontkende, dat kunst lets met moraal, godsdienst, wijsbegeerte of wereldbeschouwing te maken had. De kunst was souvereln en had haar eigen sfeer en wereld, die van het schone. Maar deze leus ls volstrekt misleidend ge weest 'en wordt dan ook ln onze tfld lang zo sterk niet meer ge propageerd. Omdat nu eenmaal de feiten zelve haar weerspreken. Wie Dante's Hel wil lezen al leen om de schoonheid van het stuk raakt nooit tot de volle diepte van het kunstwerk, dat wel terdege een tendenz heeft. Het zelfde geldt van alle clas- sleke werken, of ge Goethe leest of Ibsen of wie dan ook. En de stelling ls zelfs niet te gewaagd, dat hoe zuiverder de kunst ls, hoe sterker de tendenz zich aan de lezer opdringt. Zij wordt veel eer ln gedronken, dan b.v. wan neer dezelfde gedachte zou wor den gepropageerd ln de vorm van een zakelijke, theoretische voor dracht. De roman van Goethe over Werther heeft verschillende lezers tot zelfmoord gedreven. De vraag ls of dit ontstellend resul taat ook gevolgd zou zijn, wan neer Goethe de idee van zijn boek in een theorethlsche ver handeling had gegeven. Boeken zijn geestesvoedsel en menigmaal geestesvergif. We kunnen rustig zeggen, dat ln on ze moderne tijd de litteratuur méér dan enig ander ding het voedingsmiddel is voor het op groeiende geslacht. Hebt gij daar wel eens bij stil gestaan? En nu la het een opmerkelijk ding, dat juist dit geestesvoedsel veelal zo gemakkelijk en onop gemerkt te verkrijgen is, ook door jonge mensen. Boeken zijn voor enkele centen te huur In de volksleesbibliotheken, waar ze ongecontroleerd worden uitgege ven. Bin de vraag ls, ln hoeverre de schoolbibliotheken er wél con trole op uitoefenen. De dingen, die men daarover soms hoort zijn eveneens ontstellend. En opmerkelijk ls eveneens, dat mensen, die, wat het stoffe lijk voedsel betreft, voor een tot in het belachelijke uitgevoerde staatscontrole zijn, maar ln het harnas komen, wanneer de ge dachte wordt geoppord óók wat controle te gaan uitoefenen op het geestelijke voedsel, dat voor de jeugd zo heel gemakkelijk voor de hand ligt. Het ls de taak der ouders ln de eerste plaats, te zorgen, dat hun kinderen gecontroleerd wor den. Zij hebben die dure roeping. Wie belijdt, naar het Woord van God, en bij de Doop met zijn hei lig „ja" heeft uitgesproken, dat hij de eerste en de laatste ver antwoordelijkheid draagt voor de opvoedtng van 't gedoopte kind, wmv/.-:- Vorig jaar ln de examenperiode las lk eens: Het ls nu de tijd dat de ene helft van de bevolking de andere helft examineert. Nu in de vaeaiitletijd zouden we kunnen zeggen: Het is nu de tijd dat de ene helft van de bevolking bij de andere helft logeert. Op z'n beurt gaat tegenwoordig haast ieder eens uit. De kinderen krijgen vaeantie, en doorgaans weten ze dat al weken vooruit en dan begint het al: „Maar moeder gaan we uit? Hoe lang? Waar naar toe?" Dan gaat Moeder er ook eens over denken. En Moeder praat er eens met Vader over. Plannen ge maakt, soms weder verworpen. Maar eindelijk ls het dan toch ln orde. Vaak ls er al een uitnodiging gekomen van familie van bulten of uit de stad. En als de kinderen horen, dat we naar Oom en Tante of Grootmoe en Grootva gaan, dan gaat er wel een hoeraatje op.' Wat gaat de tijd dan lang vallen. Tenminste voor de kinderen. Voor Moeder zal het wel veel te vlug gaan. Dat begrijpt leder wel. Uit gaan met zoveel kinderen en dan voor zolang. Dat eist nog wel wat voorbereiding. v En Moeder gaat weer maar zor gen. Die moet er nog een jurk by, broer nog een pak. Voor een an der nog wat ondergoed. Dan is er nog heel wat te stellen, zoals me nig Moeder het uitdrukt. En vaa« hoort men dan de uitdrukking be zigen: „Ik ben zo moe van al die ultgaanzorgen". De kinderen hebben daar niet veel last van. Gelukkig ook maar. Die zien enkel de zonzijde maar. Ze gaan uit en wel zó lang en zó'n eind weg. Fijn hoor. Maar toch willen ze ook mee doen aan de voorbereidselen. Zus komt vragen of ze toch vooral haar mooie jurk wel aankrijgt en of dat mooie schort wel ingepakt wordt, en de jongens vinden weer andere dingen onmisbaar. De een vindt hier een grote verantwoor delijkheid liggen, waaraan hij zich niet mag onttrekken. We willen graag ln enkele vol gende artikelen Iets meer over de beoordeling van 't boek zeggen. Mede omdat de jeugd zalf hier ook vaak met problemen zit. z'n vllndernet, een ander z'n hen- gellat, z'n kleurboek of nog meer. Moeder probeert maar een min nelijke schikking te treffen. Dat móét mee, dat mag mee en dat misschien, als er nog een plaatsje over Is in de koffer. En Moeder gaat al meer klaai leggen, 't Wordt een hele stapel. Er ls zoveel nodig en dan ls er nog zoveel, dat zo gemakkelijk is bii de hand te hebben en dat je soms kunt nodig hebben. Intussen zal Moeder wel probe ren de steeds groeiende stapel wat voor Vader te verbergen, want niettegenstaande de voortdurende meest Ideale eensgezindheid, zal er toch over het pakken van koffers wel steeds verschil van Inzicht blijken te zijn. De man vindt ze ker 80 pdt. nodeloze ballast en de vrouw vindt alles nodig en dan in geval van nood ls dit of dat mak kelijk. Dat weten we allemaal wel. Al is het waar, dat er heel veel schromelijke overdrijving van die zijde is, die zegt, dat we veel te veel Inpakken, 't gebeurt ons toch ook wel eens, laten we het maai eerlijk zeggen, in ons vrouwen hoekje, tegen de mannen zelf zwij gen we er allemaaal natuurlijk over, het gebeurt toch ook nog wel eens, dat we nog al eens wat geheel ongebruikt mee terug bren gen. Er was een „geval van nood". Dat zeggen we zo maar onde: ons. Wat moeten we dan Wel mee nemen, vroeg my laatst een. Daar kun je werkelijk geen vas te regel voor geven. Dat hangt er vanaf waar men gaat logeren. In de stad of bulten. Of men bij fa milie, heel goede vrienden of in een pension gaat. Dat scheelt nog al wat. Wie langer dan een week wegblijven zal, begint met 't on dergoed klaar te leggen, en dan, al behoeft men op geen winterse koude te rekenen, neem behalve bühne zomèrtoiletjes een japon en voor de kinderen een jurk of pak mee, dat bij frisse koele da gen behagelijk zal zijn om aan te hebben. Maar van die zomerjurken en pakken neem daar geen heel ma gazijn van mee, „voor het vuil worden". 't Meeste wordt toch niet ge bruikt. Een flink daags dat er te gen kan ls veel beter. De kinderen voelen zich prettig en vrij er ln. Ze kunnen ravotten en 't spaart wat standjes en onaangename buien uit. Verder moet men zelf beoorde- Jen wat nodig is. Voor 't ene kind is 't nodig dat men wat speelgoed meeneemt, 't Andere kan zich best overal en met alles in z'n eentje vermaken, 't Ene kind went over al aan, 't andere zal hardnekkig weigeren te eten of te drinken als t eigen kroesje of lepeltje er niet is. Daar houdt moeder even reke ning mee. Dat bespaart een paar onaangename ogenblikken. Eindelijk ls alles klaar. Nog één keertje slapen, zegt de kleinste, nog zoveel uurtjes wachten, zegt de grotere, die al heel wat som metjes gemaakt heeft, en nu nog iaat zien dat hij toch wel goed re kenen kan. 't Is klaar. Nog even, als de koffer al te veel verzwelgen moet, zal Vader de poging wagen en zeggen: kan dat of dat nu niet thuis gelaten worden, maar Moe der is op de bres. 't Moet mee, een laatste heldhaftige poging en de koffer sluit. Wat zijn de kinderen blij, elgen- lyk opgewonden. Moeder wel wat bezorgd. Zou 't niet te druk zijn voor de gast vrouw waar we komen zullen Zou het niet dit, of zou het niet dat? Dat kun je eigenlijk zelf al we ten. De kinderen zyn by anderen zoals ze thuis zijn. Dat' is nu een maal een oonsequente doorgang. Kinderen spelen'geen dagen of we ken aan een comedle. Ze zyn niet zoeter of lastiger dan thuis. De eerste uren zijn ze misschien wat luidruchtiger. Er ls zoveel vreugde, zoveel emoties, dat moet verwerkt worden in een uitgelaten stemming. Maar dan, och dan worden ze weer gewoon als thuis. Als ze daar lastige drensen zijn, zullen ze 't bij anderen niet min der zijn. Maar als ze thuis gewoon aardige kinderen zijn, op z'n tijd eens een klein beetje ondeugend, en dan weer eens echt lief. Och kom, dan valt het bij anderen ook wel mee. Daar behoeft men geen zorg voor te hebben. Enige tyd terug hadden we zelf bij de grotere ook zo'n kleine kleu ter te gast. We behoeven niet te zeggen: „We hebben er niets geen last aan". Integendeel, we hadden er allemaal pleizier in. 't Kereltje was net als thuis, 't Vermaakte zichzelf en de Moeder kon rustig uit zijn. Als je zo eerlijk tegenover je zelf durft wezen en jezelf af vraagt: hoe hebben we ze thuis ge leerd zich te gedragen, dan be hoef je als dat goed is, niet node loos ongerust te wezen. Da* moeten we net als met no deloze bagage, die nodeloze zorg thuis laten. Dan kun je net als de kinderen vrolijk uitgaan en genieten van al het goede dat de zomer te genie ten geeft. Een dag visite Men pleegt zo te zeggen, „door samenloop van omstandigheden". Nu, door zo'n bekende samenloop gebeurt het, dat ik ln klas één de zesde en zevende klas een dag te visite krijg. Een aardig evene ment ln de eendere dagen met mijn gehoorzame kleintjes. Terwijl ik me even ln klas ze ven vertoon ter Inspectie of daar alles voor de uittocht naar mijn lokaal goed verloopt, zie ik al 'n paar van die grote rekels gnui ven. Zo'n dagje bij 'n juffertje met zulke kleintjes, dat belooft wat! Dan heb je vry mandaat voor alles, wat je anders niet mag. Het staat duidelijk op hun oiyke snuit ten te lezen, dat ze zich heel wat van dit dagje voorstellen 'k Haast me gauw naar mijn eigen territorium en lk denk, we zullen de wijze les van het spreek woord: verdeel en heers, maar goed ter harte nemen. M'n klein tjes, voor wier rechten lk op het speelplein altyd pal sta, bedeel ik nu zelf slecht, zij krijgen niet „e beste plaatsen. De middenrijeii en wat overgeschoten plaatsen ach teraan is alles, wat zij krijgen. De volksverhuizing is gauw ge schied en na enkele minuten arri veren m'n tydelijke onderdanen. Klas zeven krijgt de ry uiterst links, zes komt helemaal rechts. De schikking valt hun tegen, dat ls duidelijk te zien. Het eerste halfuur onder Bybei- se geschiedenis gaat het goed, er ls aandacht. Maar dan Ik zie Pleun zich gereed maken om wat uit te voeren. Heel z'n jolige snuit straalt van plezier. Ohs Uact ve&Uaat. Een smal paadje onderlangs <1" dtjk, leidt er heen Het ls een oud boerderUtjc, met kleine vriendeiyke ramen, met helderwitte gordüntjes en een ro de geranium. Het ligt nu in een zacht glooi end, groen wcidje, met een ste vige heg er omheen Voor het huis staat een grote, oude pereboom, welks lange ar men een dak vormen boven het gele klinkerstraatje voor de ra men. Aan de andere zijde, tussen het huis en de heg, is een waterput met een scheefgezakte, halfver gane, houten omheining een een grote houten zwengel van de pomplnstallatie. Stil en vredig ligt het daar; het oude kleine boerderijtje, aan de voet van de grote dUk. Het is een biyde, zonnige Zon dagmorgen in April. De vogels zingen zo vrolük! Van de toren klinken acht lichte, jt-belende tonen ver over de vel den, als ik buiten kom, om melk te gaan halen, Langzaam wandel ik over het smulle paadje, onderlangs de gro te dijk, die met grillige draaien door het zonnige landschap kron kelt. Nog één bocht, en dan zie ik het kleine boerderytje voor me. De grote oude poreboom, voor het :j huis,- staat in volle bloei. Enkele kippen scharrelen al kakelend rond, een een poes ligt in de zon, op het gele klinkerpaadje. Ik open het witte hek, en loop op het huis toe. Na enige ogen blikken sta ik in de kamer, en zet m'n melkbusje op tafel. Dan moet ik gaan zitten. Ik draai me om en kyk even naar het strakke rijtje stoelen met rieten zittingen, dat langs de muur staat. Eigenlijk jammer, dat rytje te moeten verbreken. Het hoort er, zoals alles hier hoort. Toch neem ik er maar een; de buitenste, dan is het geheel niet zo erg geschonden. Nu volgt een heel interessant gesprek, over van alles en nog wat. Intussen geniet ik, zoals alle andere Zondagmorgens, van alles wat ik rondom me zie. Het is een grote kamer, waar van alle züden met antiek Delfts blauwe tegeltjes bezet zyn. Nog nooit is het me gelukt twee een dere te vinden. Aan één kant onder de ramen, is 't blauw wat andws van kleur, meer paars. Dan merk ik nog een hoekje, boven in de andere muur op, waarin naast het blauw, ook nog wat roodbruin voorkomt. De houten schoorsteenmantel i-s hard groen geverfd; ook de deuren en raamkozijnen. In de muur tegenover de ramen zijn twee bedsteden met lange, rood bruine gordijnen er voor. In het midden is een deur met 'n raam pje. Dat is de' „spinde". Aan de andere kant staat een eenvoudig bruingeverfd kastje en een heel mooi bureautje met veel blinkend koper. De tafel staat by de ramen geschoven. Er ligt een h.lder gebloemd zeiltje op. Op een blaadje staan drie kop jes, een suikerpotje, een melk kannetje en een klein blikken doosje met babbelaars. (Dat weet ik want ik krijg er iedere week eentje!) By de tafel zitten twee bejaar de vrouwtjes, twee zusters, ieder aan een kant. Ze wonen hier met hu: broer, die in een grote stoel by de kachel kruipt: Kaotje, Ar- jaontje en broer Wullem. Ook zij passen hier. 't Zyn net poppen. Die kleine vrouwtjes met hun witte kappen, de mooi geplooide doeken, de dof-zwarte schorten waarvan de band strak en egaal, de tengere middeltjes omsluit. Wullem is helemaal in 't bom bazijn gekleed; broek en hemdrok. Zyn rond, wat plat hoedje, ligt naast hem op de grond. „Vin jie dad 'ok nie?" hoor ik hem plotseling vragen, maar wat ik ook vinden moet weet ik heus niet. Ik ben verdiept in alles wat ik rond me zie, en wat ik zo mooi vind. Wat moet ik nu antwoorden? Is het niet erg onhartelijk, zo weinig belangstelling te tonen? Maar ik weet in de verste verte niet, waar het over ging. „Noe," klinkt het uit het hoekje by de kachel. „Ik weet het niet," zeg ik, „Ik weet alleen wel, dat het hier mooi is." Drie verbaasde gezichten! „O, wat heb ik gezegd, hoe ne men ze dit op?" denk ik.. Maar ik hoef niet bang te zyn, want Kaotje, die 't eerst van de schrik bekomen is, zegt lachend: „Is 't toch vvaer?" en Wullem schijnt z'n hele vraag vergeten te zyn en kijkt plotseling belang stellend rond; in de hem zo be kende kamer, en nadenkend bromt hij dan, half in zichzelf: „Noe a je 't zeit, j'ei geliek! Dae ek nog nooit zö bie stil'estae. Mè nog eês, geliek ei je." „Ja, die tegeltjes," begin ik, „die vind ik toch zo mooi!" „Die bliwe dae, da binnen d' ouwste," vertelt Kaotje, „en die daezö, die binnen laeter ezel; die bin ok doenkerder van kleure. Dan je dae van die blommetjes, zié je wé Die noeme ze Blomme tjes van Gerretje." „En je d n ond en de katte a es ezie, neffen de schauwe?" vraagt Arjaontje nu. „Kom mé es ier, dan kan je 't es goed bekieke." Alle vier staan we nu voor de kachel en zy kijken even geinter- resseerd mee als ik. Naast de dieren zyn er ook nog een paar gedraaide pilaren met druivenranken omslingerd en met van onder Bijbelse voorstellingen. Dan zie ik plotseling, dat het al laat geworden is en ik nu toch voort moet gaan maken. Ik kijk eens naar hel bureautje, ei. denk: „Daar moet ik nu toch ook nog eens wat van horen, en Kaotje, die me ziet kyken, begint al. „Da's ok mooi Ja, dad' is al oud orre. Dat komt van 't ei land Borssele van vroeger, dan ka je 't wè begriepe. Dae komt de fermielje van vaoders kant vandaen. Noe, en toer? was 't tus sen dad' eiland en ier, nog aolle maele waeter, en toen is dat be- rootje in een schuutje over dat waeter ekomme, wan toen-ter- tied is de fermielje nae Baers- durp komme weune." Wat is 't leuk Kaotje zo vol vuur te horen vertellen. „Maar nu moet ik weg, anders komen jullie niet meer op tyd in de kerk," schrik ik op. „Ja, wan jie ei nog jonge be nen, mè ons worre oud en stieve en ard lópe kunne me nie mir orre!" bromt Wullem.^ Na een vrolijk afscheid vet-trek ik. Met m'n melkbusje aan m'n hand, loop ik weer over het smal le paadje. Van de toren klinken nu negen jubelende tonen ver over de vel den Jachtende, rusteloze wereld, die altijd verder snelt! Waar heen? En wij jonge mensen, die nog jonge benen hebben, en dus hard lopen kunnen, wij snellen mee; snellen mee in de wervel wind, jagen voort, dag in, dag uit. Soms zyn we moe, moe van de wilde rit, waar Tyd met z'n zweep klapt Dan moeten we evenrus ten. En juist dan valt soms ons oog op iets moois, iets waar we op onze snelle tocht aan voorbij gingen. Het lijkt heel gewoon en 't is soms zo eenvoudig. Maar ook het gewone en eenvoudige kan zijn bijzondere bekoring hebben; het kan zyn als het oude kleine boer derytje aan de voet van de grote dijk Het kan zyn, treffend door har monie en sfeer; treffend ook door de rust en vrede, die er van kan uitgaan. E. van Vlaanderen. Vrijdag 17 Juni 1949 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 <s><as=&<a?:c><as:;&<a£?><as:&<2js&<a£&<a#tb<ass6><as»5>,S£:6><a£5><&i:6><a#B>^ ïïloJi^WtltyCUtq, SDaar schuift het morgenlicht van 's hemels aangezicht Sde duisternis en dampen. De dagtoorts, die nooit rust, verschijnt weer blij, en bluscht, a al 't nachtlicht met zijn lampen. v! fAl wat nu adem haalt, in woud of weide dwaalt,- v de lucht doorsnijdt met pennen, begroet, elk op zijn wijs, g) Sde dageraad ten prijs van d' Almacht, düs te kennen. 5 d.' Onzichtbre toont alom, 5 X is 't hart niet blind en dom, Y (x zich zichtbaar in zijn werken; W? hoe rijst mijn ziel zoo traag, fhoe zweeft ze nog zoo laag langs d' aarde met haar vlerken. q) O Schepper van de zon, a o aller lichten bron, verlicht mijn hart, dus duister; 5 Y dat 's werelds valsche schijn Y a en boo ze drift verdwijn w voor die genadeluister. JOHANNES VOLLENHOVE (1631—1708). <as=s> <a^B> <as55> <&5e> <25=5» ^=c> «as5© <a?5> <as=c> Hij probeert z'n omgeving te mo biliseren. De anderen grinniken en kyken steeds onder de bank. Ze denken een „reuze-kans" te heb ben. Als lk zo oud was als zij nu was ik geen duit beter. Ik neem het hun niet kwalijk, maar ik denk, dat zy het mij dade- lyk wel kwalijk zullen nemen, als ik hun plannetje verijdel. Het zij dan maar zo, dat is de kwade kans van het vak. De kleintjes maken schriftelijk werk, en gedragen zich voorbeel dig, maar ik heb vanmorgen dan ook geweldig op hun eergevoel gewerkt voor de komst van de groten. Pleun denkt z'n kans schoon te zien, om met z'n zakmes een flin ke hap van z'n paardepeen af te snijden voor z'n bankbuur Jaap. „Pleun, kom eens hier met je wortel". Pleun mompelt verschrikt een woord, dat ik zowat op de klank af versta, maar dat ik hier niet durf herhalen, enblijft zitten. De aandacht van de kleintjes is gewekt, ze durven zich niet ver roeren, zo'n ontzettend iets de juffrouw roepten je komt niet't Kan niet erger. „Pleun, kom hier". Pleun blijft zitten. Heel kalm, alsof het een ple- zlergang is, doorwandel ik de rij en en arriveer ten slotte bij Pleun, die eer hij erop verdacht is bij de schouder is gepakt en met een fikse duw in z'n rug met één gro te stap voor de klas aanlandt. Pleun gelooft zelf niet, dat het zo gauw kan gaan, want hy kijkt nog even schichtig om naar z'n Begrijpen wij onze kinderen. n. Gebeurt het maar niet al te vaak, dat lieve, meegaande kin deren worden vertroeteld en ge prezen en vaak terecht, hoe wel we er geen erg ln hebben, dat we soms bezig zijn met het kwe ken van duiveltjes van hoogmoed en eigengerechtigheid. Gebeurt het maar niet al te vaak, dat stoute, soms balorige kinderen worden gestraft niet al leen, maar ook met minachting bejegend, dat scherpe spot van de zjjde der opvoeders, die kinderen voor goed van zich stoot. Waar om zouden die kinderen hun best nog doen om goed te zijn? Zy zijn Immers in de ogen van degenen, die voor hen te zorgen hebben, maar de niet-deugers, die opgroei en voor galg en rad, die straks maar een schande voor hun fat soenlijke familie worden? Weet ge wel, welk een adeldom van karakter soms nog onder de vagebonden, die wij maar al te vlug aanzien voor het uitvaagsel der maatschappij, voor wie we onze neus ophalen, wordt gevon den. Vaak vindt men onder hen mensen met een sterke vryhelds- zm, maar hun opvoeders hebben deze niet geleid, doch die trach ten te vernietigen. Ze vonden tegenover zich een liefde, die brak, niet een hart, dat begreep! Onder hen, die bandieten zyn geworden, vindt men vaak mensen, die een grote liefde bezit ten tot kinderen, een roerende liefde tot dieren, een saamhorig heidsgevoel, dat ons beschaamd maakt. In New York bestond er een kolonie van bedelaarskinderen, 'n verzameling van kolonisten bene den de 20 jaar. Op zekere dag bracht men in de kolonie een ventje van 9 jaar, die reeds wegens diefstal met In braak was veroordeeld. Men ver trouwde hem in de kolonie toe aan een kolonist van 19 jaar de oudere kolonisten voedden daar de jongere kolonisten op. De 19-jarige jongen had reeds heel wat achter de rug. Wegens het stelen van een paard had hy 2 jaar in de gevangenis gezeten. Daarna was hy op de kolonie geplaatst en hij paste nu goed op.. Aan hem wera dus de opvoeding van het 9-jarige boefje opgedragen. Hy voedde zijn kwekeling streng op, sloeg hem pas verlaten plaatsje, of hij daar soms nog zitten kon, kijkt dan weer eens voor de klas rond en het ls alsof hij daar zichzelf vindt. Ja, daar staat-ie nou 'k Neem de wortel, een reus in z'n soort, uit z'n handen en zeg spottend: „Stakker, heb je zon honger, dan moet je eerst maar eens wat eten", ?n met mijn mes snijd ik een fikse hap af. Pleun krijgt een behoorlijke portie, en hij moet nu eten, of hij wil of niet. Maar het gaat nu niet van harte. Hij kauwt en knauwt, maar het eerst zo begeerde hapje ls niet weg te krijgen, 'k Ga rustig met mijn werk verder alsof er geen Pleun op de hele wereld is. Als hij ruimschoots de tijd heeft gehad, z'n stevige brok te verwer ken, zeg ik: „Je moest maar gaan zitten, m'n kleintjes zijn zulke dwaze vertoningen niet gewend, 't Is bar kinderachtig van je". Pleun stapt kleintjes naar z'n plaats en gaat met verwoede ijver sommen maken. Om twaalf uur, als Pleun een opmerkelijke haast heeft om de gang uit te komen, botst hij tegen Keesje uit mijn klas aan. Nu ls dat Keesje met al z'n zes jaren, thuis de oudste van vijf hummels. Soms kan hij zo ouwelijk iets zeg gen of doen, dat je goed kunt mer ken, dat hem, „het oudste zijn" goed wordt gezegd thuis. Tegen Keesje nu botst Pleun op, en dan zegt Keesje met een onna volgbaar hautain gebaar: „Zeg, doe jij nou hier ook niet zo kinder achtig". 's Middags is Pleun als een lam metje. R. T. veel en het gevolg was, dat het 9-jarige Kareltje weg liep. Hel ventje werd evenwel opgespoora en naar de kolonie terug gebracht. Nu kreeg hij een andere pleegva der, ook een kolonist. Maar deze pakte de zaak anders aan. Hy zelf was als straatjongen een schrik van de politie geweest. Nu was hij 17 jaar. Hij nam Kareltje mee op zrjn kamertje. Kareltje, zei hij daar, ik houd van je. Je bent, net als lk, een slechte jongen geweest, maar lk wil een man van je ma ken. We zullen om hulp bidden. En op hun knieën gebogen bad dlo 17-jarige straatjongen, eens de schrik der politie, met het 9-jarig ventje. En een paar maanden la ter was Kareltje de lieveling der kolonie. Hoeveel onbegrepenen wa ren door liefdevol begrijpen nog te redden geweest! Menige traan is geschreid door een robbedoes van een kind, dat door vader en moe der, of meester of juffrouw is af- gesnouwd omdat die toch nergens om geeft, terwijl het 's avonds ln zijn bedje Iet uitsnikt, omdat het hunkert naar een liefde, die hem of haar niet ten deel valt. En wanneer onze kinderen ge zondigd hebben en hun geweten spreekt en zij hun schuld oelijden, laten we dan toch voorzichtig, te der, barmhartig zijnDoor verzwe gen kwaad kunnen onze kinderen het zo moeily'k hebben. Er waren eens 2 vriendjes, kereltjes van een jaar of acht. Ze waren altijd bij elkaar. Flinke jongens voor hun leeftijd, Piet en Huug. Huug's moeder bemerkte op een keer, dat naar ventje de laatste dagen zo humeurig en prikkelbaar was! Hy was ongezeglijk en begon soms zo maar om niets te schrei en. Tot haar schrik bemerkte ze op een avond, dat hij zyn avond gebedje niet deed. Waarom bidt je niet, Huug, vroeg moeder. O, moeder, zei hy, ik was het ver geten, en daarop begon hij te schreien. Moeder vroeg, waarom hjj zo eigenaardig deed, maar ze kreeg het er niet uit, ook niet met brommen en slaan. Ze ver telde deze geschiedenis aan haar man. De volgende dag kwam Huug voor het verhoor. Huug, zo vroeg vader, waarom wou je gls- gisteravond je gebedje niet op zeggen Zwijgen. Toe, Huug, orong moe der aan, je moet toch antwoorn geven, als vader je wat vraagt. Opnieuw stilzwijgen. Toe. jon gen, bulderde vader, zul je ant woorden? En toen kwam het er uit. Ja, vader, ikik durfde niet. En waarom durfde je niet? Ik.... ik heb gestolen. Gestolen? Wat zeg je, jongen Ik heb een reep caocola gestolenvan ae toonbankbij Piet! Toen kwam de bui. Jongen, wie had dit van jou verwaent? Wie had gedacht, dat jij vader en moeder zulk een schande zou aandoen? Voor straf mag je niet uit met vaeantie. Je moet verge ving vragen aan Vader, aan moe deraan Godaan Piet zijn ouders. Eerst wilde Huug nog zeggen: Piet doet het zo dikwijls, maai bij bedacht zich. Neen, zijn vriendje verraden zou laf zijn en hij zweeg. Hij perste de lippen op elkaar. De volgende dag ging Huug naar Piet's ouders om vergeving vragen. Hy vroeg vergeving en het werd hem vergeven. Maar 's avonds kregen Huug's oudere een briefje van de vader en moe der van Piet, waarin ze schre ven, dat ze toch liever maar had den, dat „hun" Piet maar niet meer met Huug speelde, omdat deze neigingen tot diefstal had. Ja, jongen, hoonde vader, dat komt er nou vanmooi zo, dat heb je nu van je stelen. Ik speel ook liever niet meer met Piet, zei Huug, en hij zei dat met een goede bedoeling, daar hij ge loofde, dat Piet zyn verleider was. Maar vader zag dit laatste ge zegde voor een uiting van kop pigheid aan enHuug kreeg nog eens de volle laag. Sinds dit voorval kwam Huug steeds ver der van zijn ouders af te staan. Op 17-jarlge leeftijd vertelde Huug deze geschiedenis aan zijn dominee en hij eindigde zijn ver haal met de woordendat ls het begin geweest, dommee, - van mijn leven alleen, mijn op zich zelf zyn; thuis snappen ze je toch niet! Om wat loden soldaatjes „Met zes en twintig loden sol daatjes heb ik de wereld ver overd Geachte Lezer (en niet minder lezeres!), hebt ge al eens bij dit wonder stil gestaan? Nu eerlijk gezegd, ik óók niet, dus ge behoeft u zelf er niet voor te schamen. Maar toch is het wel goed, dat ge weet wat een scherpzinnig schrijver (in „Prikkels", een huisorgaan van een papierfirma) er over zegt. Luister eens even. Eerlijkheids halve moeten we er echter aan toevoegen, dat hij het ook al weer niet van zichzelf heeft, maar hij heeft toch de verdien ste, dat hij het ergens bij een andere schrijver opnieuw ont dekt heeft en dat heeft óók zijn verdienste. Het was Francis Meynell die schreef'. „Met 25 loden soldaten. Het moge al niet waar zijn voor het individu, en het algemeen stellig wel. Alle hoogte en diep ten en breedten van tastbare en natuurlijke zaken landschap pen, 'zonsondergangen, de geur van hooi, het zoemen der bijen, de schoonheid van oogleden (die ten onrechte worden toegeschre ven aan de ogen)alle onmeet bare ontroeringen en bewegin gen van de menselijke geest, die aan geen grenzen gebonden schijnen; lelijke, verschrikkelij ke en geheimzinnige gedachten en dingen, evenals schone dat alles wordt bestuurd, geordend in een nietig hoopje letters. Zes en twintig tekens! De vol ledige uitrusting van mijn zes jarige zoon en van Shakes peare! Twee dozijn krabbels, zodanig gekozen en gerang schikt dat ze Koning Lear of de Sonnetten vormen! Zij vormen de sleutel van de eeuwigheid en zij zijn de traptreden tot de sterren. En wij gebruiken ze, de een voor zijn betweterij, een ander om een wissel te vervalsen, een derde om loterij-briefjes in te boeken, weer een ander om een artikel te schrijven, dat juist zoveel woorden zal bevatten als nodig zijn om een Inleiding als deze te schrijven. Een ogenblik beminde lezer. Keer terug van de oever van deze diepe vijver van gevoel en waarheid. Beschouw ook dit, om het Wonder te temperen. Gelijk de litteratuur wordt omvat in een groep tekens, zo wordt het leven beheerst door een andere, kortere reeks. Ik maak mij sterk, dat ik met elf loden sol daten elf, niet meer, heel de wereld zou kunnen veroveren. Ge twijfelt er aan? Ziet: 9876543210.—" We voegen er geen woord bij. Laat ons er eens over medite ren! DE GERANIUM. Onder deze naam kennen we een groep van planten, die éigen- lijk Pelargonium heten. In goed Nederlands: Ooievaarsbek. Een heel oude bekende is het. Op oude Italiaanse gebouwen zijn nog fres co's te vinden met motieven van geraniumblaren. Hun land van oorsprong is Kaap de Goede Hoop. We onderscheiden ze in drie groe pen, n.l. de zonale of „staande" geranium, de peltatum, dat is de nanggeranium en de Odier of Franse geranium. We hebben liet in deze rubriek over bloemen in huis, en dus geven we alleen hel „recept" voor de huiskamer en niet voor de tuin. We beginnen mei stekken. De beste tijd daar voor is Augustus-September. U neemt korte, stevige scheuten van ongeveer 7 cm. lengte en snijdt die met een scherp mesje juist onder de bladstengel af. Bij die bladstengel zit een beetje reservevoedsel en daar maken we gebruik van. De onderste bladeren snijdt U er af, maar laat een gedeelte van 'nel stengeltje zitten. Erg grote blade ren Kunt U gerust een kopje klei ner maken. Een dag laten liggen en dan afzonderlijk in een klein potje zetten met eei. lichte grondsoort. Het blad vochtig houden en de patiënten een koel plaatsje ge ven. Ongeveer zes weken duurt het voor er wortel aan zit en dan gaat de rest van zelf. Steeds koel nouden, anders groeien ze de ka mer uit. Naarmate ze groter wor den, verpotten in een voedzame tuingrond, en om mooi vertakte planten te krijgen, de top er uil nijpen. In de winter weinig en in de zomer veel water geven. En U weet: Het oog des meesters maakt het paard (lees gerani um) vet! SANDERSE. Utcut g-eth-eWide. eA o-p Uw- u-&lfaaAclcu}. 19 Juni 1628. Pascal wordt te Clermont Ferrand geboren. De eerste vliegreis van H.M. de Ko ningin met een bommenwerper naar Amerika voor een tweeweeks bezoek aan Prinses Juliana en aan President Roosevelt (1942). 20 Juni 1789. Eed in de kaats baan. Karei de Eerste wint de stad Venlo (1173). Tobroek door de As bezet (1942). 21 Juni 1637. Graaf Hendrik van Nassau neemt Breda. - Berlijn on dergaat zijn zwaarste luchtaanval, welke het tot dusver gehad heeft, 'met 2200 toestellen (1944). 22 Juni 1940. In het bos van Compiègne, op de plaats waar ln 1918 Duitsland capituleerde, wordt het Duits-Frans wapenstilstands- verdrag ondertekend. 23 Juni 1944. De Russen begin nen hun verwachte zomeroffensief, waarvoor 9 millioen man klaar staan. In Duitsland moeten zich alle mannen van 16 tot 65 en alle vrouwen van 17 tot 45 jaar aan melden bij de arbeldsbureaux. 24 Juni 1941. Hongarije en Slo wakije verbreken de betrekkingen met Rusland. Turkije zal neutraal blijven. 25 Juni 1530. De Augsburgse Confessie. - Hitier vaardigt de vol gende oproep uit: „Duits volk, uw soldaten hebben ln nauwelijks zes weken, na een heroïeke strijd, de oorlog in het Westen tegen een dappere tegenstander geëindigd. Hun daden zullen in de geschiede nis opgetekend worden als de roemrijkste overwinning aller tij den. ln deemoed danken wij de Here God voor Zijn zegen. Ik be veel het uitsteken der vlaggen in het Ryk voor 10, het lulden der Klokken voor 7 dagen" (1940). O APHORISMEN. Gij kunt de lamp slechts ln haar eigen licht zien; evenzo kunt gy de Bijbel alleen uit hemzelven be grijpen. Er zijn mensen die, in plaats van te horen naar wat men hen zegt, reeds horen naar wat zij zeit gaan zeggen. Zwijgen is een grote kunst bjj de conversatie. De knappe begint daar te den nen, waar de domme ophoudt. Zotte en verstandige mensen 7$jn even onschadelijk. Slechts de halfgekken en de halfwijzen, die zyn het gevaarlijkst.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 5