HSffiEfTSP
£),e
Bij ons Binis
Om
PRACTISCHE MANTELCOSTUUMS
DE MOEILIJKE LES.
xn.
BLOEMEN IN HUIS.
ïa*niUe&lad
Het Woocd QckIs of>t de PdttlcsUcdap
itermre Jïpvue
Pinkster-poëzie
Vrijdag 3 Jtmi 1949
T ZEEUWSGH WEEKEND
Pagina 4
Correspondentie uitsluitend te richten aan:
J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg.
Partij gespeeld in de promo
tie-wedstrijd Middelburg IV
Zierikzee I tussen de heren C.
Coumou (wit), Zierikzee en J.
▼an Donselaar (zwart), Middel
burg IV.
Beide partijen staan na de
opening goed en proberen met
tactische wendingen voordeel te
behalen. Wit wint een pion,
maar zwart beheerst de openü-
lgn. Op de 29e zet maakt wit
een fout, hetgeen hem een offi
cier kost. Toch behoudt wit nog
goed spel, daar hij voor zijn
officier 2 pionnen had. Zijn 36e
zet was echter een blunder en
gaf hij zich gewonnen.
Wit: C. Coumou (Zierikzee I),
Zwart: J. van Donselaar (Mid
delburg IV).
Spaanse partij (z.g.n. Steinitz-
verdediging).
1. e2e4; e7eö; 2. Pglf3,
Pb8c6; 3. Lflb5, (de Spaanse
Loperzet) 3 d7d6; (met
deze zet speelt men de z.g.n.
Steinitz-verdediging) 4. c2c3,
Lc8g4, 5. d2d3, (hier was d4
beter geweest) 5h7—h6;
(belet Lg5 wat voor zwart wel
eens lastig is) 6. Lele3, Pg8
e7; (dit Paard wil over g6 naar
f4 en voorkomt tevens een dub-
belpion als wit op c6 zou slaan)
7. 0—0, a7a6; 8. Lb5—c4, g7—
g5; (versterkt het veld f4) 9.
h2h3, Lg4—h5; 10. g2—g4,
Lh5g611. Pf3h2,? (m.i. beter
direct Pbld2 en dan d4 door
zetten, wit speelt het toch, maar
een zet later waardoor zwart
nog maatregelen kan nemen)
11Lg6h7; (maakt ruim
te voor Pg6) 12. Pbld2, Pe7
g6; 13. d3d4, b7—b5; (beter
was m.i. Lg7 geweest) 14. L.c4
b3, Pc6—e7; 15. Ddl—f3, (een
kleine dreiging op f7) 15
Pg6—f4; (het P staat hier prach
tig) 16. d4xe5, d6xe5; 17. Tal
—dl, Dd8c818. Le3Xf4, g5x
f4; 19. g4g5, (een aardig plan
dat wit een pion oplevert. Zie
diagram); 19Lh7g6!;
(op hxg5; was Dh5 gevolgd met
voordeel voor wit); 20. Ph2g4
(het P. komt ook weer eens mee
spelen) 20Lf8g7 (dit
verliest een pion, maar er dreig
de Pf6t enz.); 21. g5xh6, Lg7x
h6; 22. Pg4xe5, Th8—g8; 23.
Kgl—h2, Tg8—g7; 24. Tfl—gl,
c7—c5, 25. Pe5xg6, Tg7xg6; 26.
TglXg6, f7Xg6; 27. Lb3—d5?
(nu was Dg4 wel beter b.v. DC7,
Pf3 enz. 27Ta8—a7; 28.
Tdl—gl, Dc8c7! 29. Df3—g4?
(dit kost een stuk, beter was
Khl en dan het P van d2 over
fl naar h2 en g4) 29f4
f3j; 30. Kh2—hl, Lh6xd2; 31.
Dg4xf3, Dc7—f4; 32. Df3xf4,
Ld2xf4; 33. Tgl—g4, Lf4—cl;
34. b2b3, g6g5; 35. Khl—g2,
abcdefgh
a b
yo-9*
We herademen na de lange winter steeds
weer opnieuw als het voorjaarszonnetje zo
veel kracht krijgt, dat het bepaald een ge
noegen wordt om een lange middagwande
ling te gaan maken. Natuurlijk moeten we
er de tijd voor hebben, maardie is er
vast wel voor te vinden! Onze gezondheid
is ons immers alles waard?
Als we ons er eenmaal toe gezet hebben, er
dagelijks een uurtje op uit te trekken, dan
kunnen we er spoedig niet meer buiten.
Wellicht nemen we deze wandelingen dan
te baat om ons nieuwe voorjaarsmantel-
costuum in te wijden. Een kort manteltje
is immers een heerlijke dracht na de'periode
van de wintermantel? Overal zijn op het
ogenblik mooie stoffen te krijgen zowel
effen als bedrukte, zodat alles meewerkt
om ons toilet voor de komende zomermaan
den gereed te maken.
M.P. 3123/7. Dit prettige, sportieve man
telpak heeft laag ingezette mouwen, een
ceintuurtje in de rug en grote, opgezette zakken. De ruime rok is
achtbaans en op de nieuwe lengte 35 cm. van de grond gehou
den. De grote zakken zijn recht op het gladde schootje gezet. De slui
ting van het mantelpakje bestaat uit twee groepen van elk drie knopen.
Benodigd voor 98 cm. bovenwijde ca. 3 m. stof van 140 cm. breedte.
M.P. 3124/7. Chic is deze combinatie van lichte en donkere stof. De
laag ingezette mouw is aan het schouderpas geknipt. Behalve de ene
knoop, waarmee het manteltje sluit, zijn er nog twee knopen als gar
nering aangebracht. Het model is eveneens geschikt om van één kleur
te worden vervaardigd.
Benodigd voor 102 cm. bovenwijdte ca. 60 cm. lichte en 170 cm. don
kere stof van 140 cm. breedte.
De klaargeknipte patronen zijn 5 f 0.95 bij de administratie van
„Bella", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen.
M.P. 3123/7 is verkrijgbaar voor 90, 98 en 106 cm. bovenwijdte, ter
wijl M.P. 3124/7 verkrijgbaar is voor 96, 102 en 112 cm. bovenwijdte.
„Tc Ga eerst nog even naar
Hans en dan naar Piet. Zou de
dokter vanavond nog komen?"
„Neen, morgen vroeg weer,
maar als er iets verandering
komt, moeten we waarschuwen,
dan is hij direct bij ons."
Gelukkig, het bleef verder die
dag goed gaan. Er behoefde nie
mand de dokter te waarschuwen.
Vader was nog weer even bij
Hans gaan kijken en moeder had
haar plaats bij het bedje weer
ingenomen.
Toen was vader naar Piet ge
gaan.
Lang behoefde vader niet te
zoeken. Hij vond Piet in de
schuur.
Eerst zei vader niets, maar
hg keek Piet lang aan.
Even had Piet de ogen opge
slagen, om ze terstond voor
▼aders onderzoekende blik weer
neer te slaan.
Vader keek heel boos, vond
Piet Zou het ooit weer goed
komen? Verdiend had hij het
niet.
JKun je niet bij mij komen?"
Wel klonk vaders stem. streng,
maar er was voor z'n oudste
jongen toch ook medelijden in
zijn hart. Het was Piet aan te
zien, dat het gebeurde grote
indruk op hem gemaakt had.
Maar vader begreep wel, dat
hij nu niet eerst zijn medelijden
kon laten spreken. „Kun je niet
bij mij komen?" O Piet wilde
toch ook weer zo graag bij zijn
vader zijn, al was hij nu bang.
Hij had gevreesd' dat vader hem
nooit meer bij zich wilde hebben.
Piet kwam langzaam een paar
stappen nader, tot hij opeens in
een paar vlugge stappen vlak
bij vader w%s. Toen snikte hij
het uit al z'n ellende en verdriet.
„Vader, het is zo vreselijk,
allemaal mijn schuld."
Vader zei niets, maar greep
Piet's hand en nam hem weer
mee naar het kamertje, waar hij
geweest was met grootmoeder
en moeder.
„Is het alleen jouw schuld?"
„Ja, helemaal vader", en weer
kwam Piet's verhaal, hij spaar
de zichzelf niet.
En bij al vaders verdriet voel
de hij nu toch even blijdschap,
dat Piet in zijn schuld en be
rouw nu op de goede weg was.
Wat is vader lang met Piet
in dat kleine kamertje geweest.
Pe7g6; (met de dreiging Pe5
Tg3—Lf4 enz.) 36. e4—e5?? (dit
betekent het einde) 36
Pg6f4| en wit gaf meteen maar
op. Inplaats van e5 had Kfl moe
ten gebeuren, er had dan kunnen
volgen Pe5, Tg2, Th7, Th2, Lf4,
Thl enz., er was dan nog van
alles mogelijk geweest.
Hier volgt een Probleem V.
Auteur: P. Morphy.
Wit Kc8; Tal, pion b6. (3
stukken).
Zwart: Ka8; Lb8; pionnen a7
en b7. (4 stukken).
Wit geeft mat in 2 (twee)
zetten.
Probleem V. Auteur: P. Morphy
Wit geeft in 2 (twee) zetten mat.
Stand na de 19e zet van wit.
De Hortensia
Het is weer volop de tijd voor
deze niet erg sierlijke maar toch
wel waardevolle kamerplanten.
Laten we aannemen, dat U
een hortensia cadeau gekregen
hebt. Goed, dan wilt U daar na
tuurlijk lang plezier van heb
ben. Natuurlijk, daar kreeg U
hem voor. Hoe kunt U dat be
reiken? Het is alles heel erg
eenvoudig.
Tot goed begrip dit: De hor
tensia's, die nu bloeien, komen
uit kassen, waar de' zon uit ge
weerd wordt. Het is er wél heel
licht maar nooit zonnig. Daaruit
volgt dus, dat U een Hortensia
nooit in de volle zon mag zetten.
De verdamping is dan veel gro-
c d e t g h
En wat heeft hij nu goed ge
luisterd en ook wat begreep hij
nu veel beter vaders waarschu
wingen van vroeger.
Alleen kon hij nooit dit kwaad
in zijn hart bestrijden. Dan zou
hij telkens en telkens weer maar
alleen om zichzelf denken en
z'n eigen wensen het eerst ver
vullen.
En toen vader bad luisterde
Piet met zijn hart mede en heel
stil, zodat de mens het niet ho
ren kon, zei Piet aan het eind
van het gebed: „Here, help mij
altijd astublieft, Amen".
Zo begreep Piet vaders
woorden.
Het bleef verder goed gaan
met Hansje. De dokter vond
hem de volgende morgen veel
beter, „maar", zeide deze, „hij
moet nog drie dagen heel stil
in bed gehouden worden, het is
mij erg meegevallen. Als er zich
nu verder niets voordoet, zal hij
nu die drie dagen wel weer zo
goed als beter zijn. Ik laat hem
nu liever zekerheidshalve in bed.
Als hij nu al ging lopen, dan
was er gevaar, dat hij zich door
de val soms nog wat duizelig
voelt en ,dan weer valt, en dan
zou de tweede keer erger kun
nen zijn dan de eerste. De won
den en de schrammen hebben
niet zo veel te betekenen, hoor".
Wat gaven deze woorden een
verademing.
Vader zei, dat hij nog ruim
een week blijven zou. Hij kon
nu ineens zijn vacantie nemen.
Nu kon er toch nog zo veel
goed komen.
ter, dan de blaren uit de wor
tels omhoog kunnen halen. Het
resultaat is, dat blaren en bloe
men slap gaan hangen. Is dat
eenmaal zover, dan is het cri-
tieke moment aangebroken.
Direct in een emmer water.
Zou de plant nog vijf minuten
langer in de zon blijven staan,
dan zouden blaren en bloemen
bruine vlekken vertonen gaan.
De sterk gekrompen bladcellen
zijn dan geheel verdroogd.
U moet dit dus in ieder geval
voorkomen. Een lichte, maar
niet zonnige plaats in de kamer.
En dan water, veel water. Ech
ter, de plant mag niet steeds
met de pot in het water staan.
De grond moet steeds vochtig
zijn. Verder moet U wekelijks
Pokon geven, want die grote
plant heeft geen voedsel genoeg
in de betrekkelijk- kleine pot.
Ook veel rook en tocht is
slecht voor deze planten.
Het kwam precies uit zoals
dokter gezegd had. Binnen een
paar dagen was hij weer beter.
Alleen had dokter nog gezegd,
dat hij als hij weer op mocht,
men vooreerst nog wat voorzich
tig met het kleine baasje moest
wezen. Niet al te druk spelen
of stoeien. Dan zou alles wel
terecht komen. Als Hansje maar
stillekens z'n eigen gang ging,
dan was dit het allerbeste voor
hem.
Toch nog een fijne dag.
Vader had nu ook zijn vacan
tie opeens genomen. Ze hadden,
toen ze nog thuis waren, al zo
veel plannetjes gemaakt. Dit zou
den ze doen en dat zouden ze
doen in de week, dat vader bij
hen was.
Doch nu zou er van de plan
netjes niets meer terecht komen.
Door het ongeluk met Hans
had niemand lust om er over
te beginnen, om een mooie wan
deltocht te maken of welk plan
dan ook.
Op de boerderij was het toch
ook wel erg prettig. De jongens
van oom Adriaan kwamen weer
spelen en Jo en Han van de
dominé waren ook weer een
middag geweest. Dat was ook
wel fijn. Maar Piet voerde nu
het hoogste woord niet.
O, hij zou wel weer de oude
worden. Hij zou wel weer plan
nen maken en fijn spelletjes
verzinnen, maar nu was hij nog
niet aan de indruk ontkomen.
En toch zou hij nooit weer
geheel de oude worden, want
nooit zou hij vergeten wat in
Na 'de bloei moeten ze afge
sneden worden tot op een blad
boven de houtachtige stengel, en
in de tuin geplant. Ze kunnen
daar geweldig grote struiken
vormen. Het is wel goed, om de
planten in de winter wat met
stro te omwikkelen, daar ze an
ders in strenge winters de
bloemknoppen verliezen.
SANDERSE.
Verreweg de meeste mensen
hebben hun leven lang nooit een
heldere, volkomen belichte ge
dachte in hun bewuste geest.
Deze krijgt bij hen nooit anders
dan halfdonkere, vage beelden
te zien; zij zouden niet in staat
zijn op een gegeven ogenblik
duidelijk uit te spreken, wat er
in hun geest omgaat.
deze dagen gebeurd was en wat
door zijn schuld had kunnen ge
beuren.
De weinige woorden: „Here,
help mij altijd astublieft", zal
hij nog dikwijls zeggen en dat
was de reden, dat hij niet meer
geheel de oude werd. Piet streed
niet meer alléén tegen zijn
kwaad.
Vader was al enkele dagen
op de boerderij geweest, toen
oom Adriaan met een prachtig
plan kwam.
„Hoor eens", zei oom Adriaan,
„ik moet morgen half in de och
tend in E. wezen. Nu wilde ik
maar heel vroeg weggaan met
de grote kapwagen, en dan jul
lie allemaal meenemen, dan
breng ik je naar het Uddeler-
meer, dan ga ik m'n zaken doen
en kom later bij jullie terug.
Jullie kunnen je bij het meer
best een paar uur vermaken.
Niet te laat stappen we weer op
en dan gaan we langs een mooie
weg terug."
Jonge, jonge, wat was dat een
fijn plan. Piet stond ouder ge
woonte weer opgewonden te
trappelen van plezier. Nee maar,
dat was onverwachts een buiten
kansje hoor.
Daar kon ie op school fijn
van vertellen, dat hij bij het
Uddelermeer was geweest.
„Kunnen we allemaal mee?"
vroeg Grootva.
„Ja, wij gaan al met z'n vie
ren. Ik heb 't werk al geregeld
met de knechts. En de jongens
geven we maar een nauw plaats
je", zei oom, terwijl hij Dick
wat plagend aan zijn kuif trok.
(Wordt vervolgd.)
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD
van 3 JUNI 1949
eemscN
u/eexe/fD
VOOR DE ZONDAG
Toen, het was nog vóór de
oorlog, in Amsterdam op een
tweede Pinksterdag, een inter
nationaal congres van de socia
listische jeugd werd gehouden,
was het 't dagblad „Het Volk",
dat deze samenkomst als volgt
bij zijn lezers introduceerde:
„Arbeiderskinderenjuit aller
lei landen zullen hier „een
drachtelijk" bijeen zijn. Zij
zullen allen vervuld zijn van
een heilige geest. Zij zullen
allen spreken, „met andere ta
len". En toch, ieder van ons,
die om hen heen zal staan, zal
ze horen spreken in „zijne
eigene taal". Slechts hierin is
het verschil met de Bijbel:
niemand zal van hen onder
stellen: „zij zijn vol zoeten
wijns". Die tijden zijn voor
bij! Maar de geest van broe
derschap en vrede is uitge
stort over déze kinderen van
de dienstknechten en dienst
maagden der mensheid, en het
is deze bewustheid der jonge
ren, die tot een teken moet
worden op de aarde be
neden „bloed en vuur en rook
damp".
Zij zullen worden „behou
den van dit verkeerd ge
slacht". Zij zullen „met vreug
de en eenvoudigheid des har
ten hun brood eten". En aldus,
uit de mond van alle volken,
met verschillende tongen, één
taal van broederschap en vre
de sprekende, zijn zij de kin-,
deren van onze internationale
arbeidersjeugd, de levende
voltrekking van het aloude
Pinksterverhaal.
Men kan niet zonder ont
stelling deze profanatie van het
Pinksterwonder lezen.
Er is wel eens gezegd dat de
anti-christ zich zal openbaren
als de pseudo-christ, d.w.z. als
een persoon, die in alles de
Christus zal na-doen. In elk ge
val hebben we in dergelijke lec
tuur een pogen te zien 'van de
uitholling van het christendom
door de terminologie, de vorm
te annexeren voor de idee van
wat anti-christelijk is.
In Mei 1940 is deze „interna
tionale" aan stukken geslagen
en zat de socialistische jeugd bij
de wrakken van wat men haar
had voorgespiegeld als het schit
terende gebouw -der 'toekomst,
dat onwankelbaar zou zijn, wijl
gefundeerd op „vrede en broe
derschap".
En sinds 1945 is men opnieuw
begonnen. De autonome mens
zal opnieuw tonen, dat hij zijn
geluk, zijn paradijs in eigen
handen heeft en geen Heiland
en geen Pinkstergeest-uitstor
ting van boven behoeft. En de
scharen, die er zo over denken
zijn in 1949 groter dan in 1936
toen dit rode pinksterfeest ge
houden werd. Dat is het beang
stigende. Men heeft niets, maar
dan ook letterlijk niets geleerd
door oe vreselijke oorlogsjaren,
die toch als een ban over de
volkeren van Europa gekomen
zijn.
En hoe staat het met ons, ons
die zich „christelijk" noemen?
Hebben wij vee'l geleerd?
Het ziet er niet naar uit. Er
is een ontstellende oppervlak
kigheid in spreken en handelen.
De stijl van ons leven draagt
vaak meer het stempel dezer
wereld, die voorbij gaat, dan die
der eerste christengemeente,
waarvan het Pinksterverhaal ons
vertelt.
We behoeven daar niet diep
op in te gaan. Men leze maar
eens het eenvoudige verhaal zo
als het er staat en vrage zich
dan af of wij, die zich „chris
tenen" noemen, daaraan nog als
zodanig te herkennen zijn.
Maar het is de zegen van het
Pinksterwonder, dat de Heilige
Geest is uitgestort, dat wil zeg
gen: onder ons woont en werkt
en heerst, schiftend, en brekend,
maar daardoor ook verenigende
en bouwende, allen die het éne
fundament, dat is de leer der
Apostelen, lief hebben.
Het „eendrachtig bijeen" zijn,
zal straks opnieuw heerlijk
openbaar worden, zij het, dat
God ze door Zijn Geest bijeen
zal drijven met de geesels van
het Beest, die tenslotte en
dat troost óók slechts instru
ment in Zijn Goddelijke vinge
ren is en blijft.
„En van hen werden gezien verdeelde tongen als van
vuur en het zat op een iegelijk nan lien. Hand. 2:3.
De Pinksterdag en het
Woord, de Pinkstergeest en
het Woord, kunnen deze wel
samengaan?
Velen ontkennen' dit. Zij
rukken deze twee uit elkaar
en zeggen: het Woord kan er
zijn zonder de Geest en de
Geest kan er zijn zonder het
Woord. Zij verheffen de Geest
ten koste van het Woord.
Hoe onbijbels! Let op Hand.
2! Hier wordt ons medege
deeld het machtig wonder van
de uitstorting des H. Geestes.
De verhoogde Christus zendt
vuur en het zat op een iegelijk
van hen".
Op ieder lid van de jonge
Pinksterkerk flakkerde iets,
dat leek op een vlammetje,
maar dat flakkerende vlam
metje had de vorm van een
TONG. Hel werd gezien als
een vuur-TONG. Maar wie
„tong" zegt, zegt „spreken" en
wie „spreken" zegt, zegt
„woord". Dat dit de betekenis
is, blijkt uit het vervolg: „en
zij werden allen vervuld met
de H. Geest en begonnen te
spreken....". En dat dit geen
de H. Geest neer in Zijn Kerk. ijle klanken waren zonder zin,
Is die Pinkstergeest op de
Pinksterdag zonder het Woord
en werkt Hij buiten het Woord
om?
Neen, toch! Hand. 2 laat ons
zeer duidelijk zien de samen
hang en de samengang van de
Pinkstergeest en het Woord.
Zie vooral ons tekstvers, dat
zegt: „En van hen werden ge
zien verdeelde tongen als van
blijkt uit het feil, dat er hoor
ders waren, die kwamen tot de
bekentenis: „wij horen hen in
onze talen de grote werken
Gods spreken".
De H. Geest, die met Zijn
hemelse krachten neergedaald
is, bindt Zich met Zijn krach
ten aan het Woord. Hij wil en
zal door het Woord geweld
doen en de wegen van Gods
Koninkrijk openbreken en ba
nen. Hij wil en zal door dat
levende en krachtige Woord
harten aangrijpen, zondaren
toebrengen, de Kcrlc vergade
ren, maar ook het oordeel
Gods uitdragen over de vijan
den des Kruises.
Zo bindt dan de Pinkster
geest ons al de dagen van de
Pinksterbedeling aan hei
Woord Gods. Daaraan alléén
en daaraan ten vólle. Hij roept
ons tol geloven en belijden
van dat Woord. De Kerk-van-
de-Geest heeft te zijn de
Kerk-van-het-Woord. En dat
Woord voor zichzelf te laten
gelden, maar dan ook uit te
dragen in het vólle leven, tn
alle levensverbanden. Make
Gods Geest ons allen hierin
getrouw! Rijze dagelijks onze
bede omhoog:
Heer, ai, maak mij Uwe wegen
Door Uw Woord en Geest
lbekend
Terneuzen. J. TEN HOVE.
l-titiT
As je dit onder je ogen krijgt
is het alhaast weer Pinksteren.
Ik vind die christelijke feest
dagen altoos een groot genot.
Eigenlijk is dat elke Zondag
opnieuw. Je ken dan je door-
weekse spulletjes aflegge en je
ken je eige losmake van al die
beslommeringen, waarmee je de
hele week bezig ben. En dan ga
je naar de kerk met heel je ge
zin. Ik vind dat altoos zo fijn,
as ik met al die kinders van
me naar de kerk ken gaan, dat
ik er vaak klein onder word.
Want in hoeveul gezinne zie je
niet, dat bij het opgroeie de kin
ders andere begeerte gaan krijge
en zo'n beetje kreupel gaan lope
naar de kant van de wereld toe?
Het is allenig genade as je daar
voor bewaard mag blijve. Maar
dan met die feestdagen vind ik
dat dubbel fijn. Je begint er thuis
al mee, as je afwijkt van het
vervolgkapittel, dat aan de orde
is om aan tafel te lezen. Je zoekt
het Pinksterverhaal op uit Han
delingen en je komt vanzelf al
in de stemming van dat heer
lijk Pinksterfeest, toen de Geest
werd uitgestort om woning te
maken onder de mensen, niet
alleen onder knappe koppen,
maar, zelfs nog veuleer, onder
eenvoudige stakkers. Want wat
ware die vissers eigenlijk anders
dan maar eenvoudige hand-
werkslui, gelijk wij dat nog
benne? En toch komt die Geest
daar nou juist woning make. Ik
zegge dat is te groot om door
te denke. En vanzelvers ga je
daar over an 't prate met je
kinders. En dan is er niks heer
lijkers asdat je kinders er ore
naar hebbe en ze beginn'e te
vrage, hoe dat nou in mekaar
zit. Netuurlijk weet je dan op
alles geen antwoord. Maar dat
hoeft ook niet. Ik heb me nooit
geschaamd om teuge me kinders
te zegge: daar weet ik geen ant
woord op. Daar wordt je niks
minder van en het is een rede
dikwijls voor je kinders om er
een antwoord op te zoeke, bij
d'r domenie of waar dan ook.
Ik vind het een weelde an tafel
er over te prate en ik vraag
me wel is af, doen we dat eige-
lijk allegaar nog niet veul te
weinig? Wat in de wereld is er
waar je beter over prate ken?
En mijn ervaring is asdat wan
neer je er eenmaal over begint
je kinders het zeivers ook fijn
vinde. En later beginne ze zelf
al met vrage als je de bijbel
gelezen heb.
En nou ben ik een beetje van
m'n onderwerp afgedwaald, maar
dat vergeef je me wel.
Zondag is het Pinksteren. De
wereld viert het feest op z'n
eige menier, maar ik vind, dat
je het niet beter ken doen dan
in de gemeenschap van heel de
kerk, met al je kinders er bij.
Ik vind het een weelde, dat in
ons rustig durpje gelukkig de
meeste er nog zo over denke,
ook al mot er bij gezeit worde,
dat het groepje, dat eige wege
begint te gaan ook hier al groter
wordt. Ik hope maar dat mijn
kinders er voor bewaard blijve.
Want het is toch geen kleine
zaak, as je wete mag, dat de
Heilige Geest zeivers op aarde
gekomme is om woning te ma
ken in de harte van zondige
mense en dat dit gebeure ken,
allenig omdat aan Pinksteren
eerst Kerstfeest, Goede Vrijdag
en Pasen en Hemelvaartsdag
zijn vooraf gegaan.
Mense ik wens jullie allegaar
met geheel je gezin en al je
kinders een rijk Pinksterfeest,
beter is er in heel de waereld
niet te vinde!
Je FLIP BRAMSE
Het is niet gemakkelijk uit
onze rijke schat aan poëzie een
flinke bloemlezing goede Pink
ster-verzen saam te lezen.
Zolang het over Kerstmis en
Pasen ging hebben door alle
eeuwen heen onze dichters
steeds voldoende inspiratie ge
had om uiting te geven aan wat
in hun hart leefde.
Maar het schijnt wel alsof op
Pinksterfeest de inspiratie
zweeg.
En toch zou men mogen ver
wachten, dat het juist anders
om zou zijn. Pinksterfeest im
mers zet de kroon op de heils-
feiten, hier is de climax bereikt,
de Heilige Geest is uitgestort,
God heeft weer woning gemaakt
bij de mensen. En dat als vrucht
van dje heilsfeiten, die hieraan
zijn vooraf gegaan. Pinkstven
vloeit er logisch uit voort en het
doel waarvoor Christus op aar
de kwam en in het vlees gele
den heeft, is bereikt.
Dat Kerstfeest meer dan Pink
steren tot de wereld spreekt,
voor zover hier van „spreken"
gewag gemaakt kan worden,
ligt voor de hand. Op Kerst
feest is alles heel reëel en zin-
tuigelijk waarneembaar. Kerst
feest spreekt tot de mens con
crete taal en vertelt van echt
menselijke dingen.
Bij Pasen is dat al iets anders.
Het Paasfeit zelf ontgaat reeds
aan de natuurlijke waarneming,
de Hemelvaart staat nog alver
der van de niet-Schrift-gelovi-
ge af. Willem Kloos spotte in
een polemiek met dr Kuyper
over diens „oud-modische-theo-
logie die nog letterlijk geloof
de in wat de Schrift ver
telde over Christus' Hemelvaart.
En van Pinksteren zullen de
meeste wereldlingen nu nóg bij
voorkeur getuigen, dat de disci
pelen „vol zoete wijns" waren.
Het ligt alles zo voor de hand.
Hoe sterker de Geest, werkt in
deze wereld, hoe minder de we
reld zelf cr van zien kan, want
de natuurlijke mens verstaat
niet de dingen die des Geestes
zijn. Daarom zal een volwassen
Kerk, waarin dus het teken niet
meer gegeven zal worden, om
dat het teken bij onmondigheid,
bij het kinder-zijn behoort, hoe
dichter zij bij het einde komt,
al minder door de wereld ver
staan en aanvaard worden.
Maar wij mogen toch ver
wachten, dat het bij de Kerk
zelf anders is?
Wij weten toch dat Pasen
méér dan Kerstmis en Pinkste
ren méér dan Pasen is, zo goed
als straks de parousie, de weder
komst, méér dan Pinksteren
wezen zal?
En toch, onze Christen-dich
ters openbaren maar schaars de
rijkdom, die de climax in de
heilsfeiten, de mensen „des wel-
behagens" geeft.
Er valt hier nog een tweede
symptoom op te merken.
Wanneer men de oogst aan
Christelijke dichtkunst, voor
zover deze do Heilsfeiten be
zingt, eens nagaat, blijkt, voor
zover ook het Pinksterfeest be
zongen wordt, dat deze meestal
oplost in subjectivistische lyriek,
in tegenstelling met b.v. de
Kerst- en Paaszangen. In deze
laatste staat het objectieve Feit
van Christus' geboorte en van
Zijn opstanding dan meestal
wel in het centrum en wordt de
gemeenschap daar nog wel bij
betrokken, ziel men soms ook
nog de Kerk; wel, maar in de
Pinksterzangen gaat het meestal
over eigen zielebelevenissen en
wat men aan de Geest voor
eigen leven en zaligheid en
stichting en mystiek heeft.