HSffiEfTSP £),e Bij ons Binis Om PRACTISCHE MANTELCOSTUUMS DE MOEILIJKE LES. xn. BLOEMEN IN HUIS. ïa*niUe&lad Het Woocd QckIs of>t de PdttlcsUcdap itermre Jïpvue Pinkster-poëzie Vrijdag 3 Jtmi 1949 T ZEEUWSGH WEEKEND Pagina 4 Correspondentie uitsluitend te richten aan: J. Joosse, Eigenhaardstraat 6, Middelburg. Partij gespeeld in de promo tie-wedstrijd Middelburg IV Zierikzee I tussen de heren C. Coumou (wit), Zierikzee en J. ▼an Donselaar (zwart), Middel burg IV. Beide partijen staan na de opening goed en proberen met tactische wendingen voordeel te behalen. Wit wint een pion, maar zwart beheerst de openü- lgn. Op de 29e zet maakt wit een fout, hetgeen hem een offi cier kost. Toch behoudt wit nog goed spel, daar hij voor zijn officier 2 pionnen had. Zijn 36e zet was echter een blunder en gaf hij zich gewonnen. Wit: C. Coumou (Zierikzee I), Zwart: J. van Donselaar (Mid delburg IV). Spaanse partij (z.g.n. Steinitz- verdediging). 1. e2e4; e7eö; 2. Pglf3, Pb8c6; 3. Lflb5, (de Spaanse Loperzet) 3 d7d6; (met deze zet speelt men de z.g.n. Steinitz-verdediging) 4. c2c3, Lc8g4, 5. d2d3, (hier was d4 beter geweest) 5h7—h6; (belet Lg5 wat voor zwart wel eens lastig is) 6. Lele3, Pg8 e7; (dit Paard wil over g6 naar f4 en voorkomt tevens een dub- belpion als wit op c6 zou slaan) 7. 0—0, a7a6; 8. Lb5—c4, g7— g5; (versterkt het veld f4) 9. h2h3, Lg4—h5; 10. g2—g4, Lh5g611. Pf3h2,? (m.i. beter direct Pbld2 en dan d4 door zetten, wit speelt het toch, maar een zet later waardoor zwart nog maatregelen kan nemen) 11Lg6h7; (maakt ruim te voor Pg6) 12. Pbld2, Pe7 g6; 13. d3d4, b7—b5; (beter was m.i. Lg7 geweest) 14. L.c4 b3, Pc6—e7; 15. Ddl—f3, (een kleine dreiging op f7) 15 Pg6—f4; (het P staat hier prach tig) 16. d4xe5, d6xe5; 17. Tal —dl, Dd8c818. Le3Xf4, g5x f4; 19. g4g5, (een aardig plan dat wit een pion oplevert. Zie diagram); 19Lh7g6!; (op hxg5; was Dh5 gevolgd met voordeel voor wit); 20. Ph2g4 (het P. komt ook weer eens mee spelen) 20Lf8g7 (dit verliest een pion, maar er dreig de Pf6t enz.); 21. g5xh6, Lg7x h6; 22. Pg4xe5, Th8—g8; 23. Kgl—h2, Tg8—g7; 24. Tfl—gl, c7—c5, 25. Pe5xg6, Tg7xg6; 26. TglXg6, f7Xg6; 27. Lb3—d5? (nu was Dg4 wel beter b.v. DC7, Pf3 enz. 27Ta8—a7; 28. Tdl—gl, Dc8c7! 29. Df3—g4? (dit kost een stuk, beter was Khl en dan het P van d2 over fl naar h2 en g4) 29f4 f3j; 30. Kh2—hl, Lh6xd2; 31. Dg4xf3, Dc7—f4; 32. Df3xf4, Ld2xf4; 33. Tgl—g4, Lf4—cl; 34. b2b3, g6g5; 35. Khl—g2, abcdefgh a b yo-9* We herademen na de lange winter steeds weer opnieuw als het voorjaarszonnetje zo veel kracht krijgt, dat het bepaald een ge noegen wordt om een lange middagwande ling te gaan maken. Natuurlijk moeten we er de tijd voor hebben, maardie is er vast wel voor te vinden! Onze gezondheid is ons immers alles waard? Als we ons er eenmaal toe gezet hebben, er dagelijks een uurtje op uit te trekken, dan kunnen we er spoedig niet meer buiten. Wellicht nemen we deze wandelingen dan te baat om ons nieuwe voorjaarsmantel- costuum in te wijden. Een kort manteltje is immers een heerlijke dracht na de'periode van de wintermantel? Overal zijn op het ogenblik mooie stoffen te krijgen zowel effen als bedrukte, zodat alles meewerkt om ons toilet voor de komende zomermaan den gereed te maken. M.P. 3123/7. Dit prettige, sportieve man telpak heeft laag ingezette mouwen, een ceintuurtje in de rug en grote, opgezette zakken. De ruime rok is achtbaans en op de nieuwe lengte 35 cm. van de grond gehou den. De grote zakken zijn recht op het gladde schootje gezet. De slui ting van het mantelpakje bestaat uit twee groepen van elk drie knopen. Benodigd voor 98 cm. bovenwijde ca. 3 m. stof van 140 cm. breedte. M.P. 3124/7. Chic is deze combinatie van lichte en donkere stof. De laag ingezette mouw is aan het schouderpas geknipt. Behalve de ene knoop, waarmee het manteltje sluit, zijn er nog twee knopen als gar nering aangebracht. Het model is eveneens geschikt om van één kleur te worden vervaardigd. Benodigd voor 102 cm. bovenwijdte ca. 60 cm. lichte en 170 cm. don kere stof van 140 cm. breedte. De klaargeknipte patronen zijn 5 f 0.95 bij de administratie van „Bella", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen. M.P. 3123/7 is verkrijgbaar voor 90, 98 en 106 cm. bovenwijdte, ter wijl M.P. 3124/7 verkrijgbaar is voor 96, 102 en 112 cm. bovenwijdte. „Tc Ga eerst nog even naar Hans en dan naar Piet. Zou de dokter vanavond nog komen?" „Neen, morgen vroeg weer, maar als er iets verandering komt, moeten we waarschuwen, dan is hij direct bij ons." Gelukkig, het bleef verder die dag goed gaan. Er behoefde nie mand de dokter te waarschuwen. Vader was nog weer even bij Hans gaan kijken en moeder had haar plaats bij het bedje weer ingenomen. Toen was vader naar Piet ge gaan. Lang behoefde vader niet te zoeken. Hij vond Piet in de schuur. Eerst zei vader niets, maar hg keek Piet lang aan. Even had Piet de ogen opge slagen, om ze terstond voor ▼aders onderzoekende blik weer neer te slaan. Vader keek heel boos, vond Piet Zou het ooit weer goed komen? Verdiend had hij het niet. JKun je niet bij mij komen?" Wel klonk vaders stem. streng, maar er was voor z'n oudste jongen toch ook medelijden in zijn hart. Het was Piet aan te zien, dat het gebeurde grote indruk op hem gemaakt had. Maar vader begreep wel, dat hij nu niet eerst zijn medelijden kon laten spreken. „Kun je niet bij mij komen?" O Piet wilde toch ook weer zo graag bij zijn vader zijn, al was hij nu bang. Hij had gevreesd' dat vader hem nooit meer bij zich wilde hebben. Piet kwam langzaam een paar stappen nader, tot hij opeens in een paar vlugge stappen vlak bij vader w%s. Toen snikte hij het uit al z'n ellende en verdriet. „Vader, het is zo vreselijk, allemaal mijn schuld." Vader zei niets, maar greep Piet's hand en nam hem weer mee naar het kamertje, waar hij geweest was met grootmoeder en moeder. „Is het alleen jouw schuld?" „Ja, helemaal vader", en weer kwam Piet's verhaal, hij spaar de zichzelf niet. En bij al vaders verdriet voel de hij nu toch even blijdschap, dat Piet in zijn schuld en be rouw nu op de goede weg was. Wat is vader lang met Piet in dat kleine kamertje geweest. Pe7g6; (met de dreiging Pe5 Tg3—Lf4 enz.) 36. e4—e5?? (dit betekent het einde) 36 Pg6f4| en wit gaf meteen maar op. Inplaats van e5 had Kfl moe ten gebeuren, er had dan kunnen volgen Pe5, Tg2, Th7, Th2, Lf4, Thl enz., er was dan nog van alles mogelijk geweest. Hier volgt een Probleem V. Auteur: P. Morphy. Wit Kc8; Tal, pion b6. (3 stukken). Zwart: Ka8; Lb8; pionnen a7 en b7. (4 stukken). Wit geeft mat in 2 (twee) zetten. Probleem V. Auteur: P. Morphy Wit geeft in 2 (twee) zetten mat. Stand na de 19e zet van wit. De Hortensia Het is weer volop de tijd voor deze niet erg sierlijke maar toch wel waardevolle kamerplanten. Laten we aannemen, dat U een hortensia cadeau gekregen hebt. Goed, dan wilt U daar na tuurlijk lang plezier van heb ben. Natuurlijk, daar kreeg U hem voor. Hoe kunt U dat be reiken? Het is alles heel erg eenvoudig. Tot goed begrip dit: De hor tensia's, die nu bloeien, komen uit kassen, waar de' zon uit ge weerd wordt. Het is er wél heel licht maar nooit zonnig. Daaruit volgt dus, dat U een Hortensia nooit in de volle zon mag zetten. De verdamping is dan veel gro- c d e t g h En wat heeft hij nu goed ge luisterd en ook wat begreep hij nu veel beter vaders waarschu wingen van vroeger. Alleen kon hij nooit dit kwaad in zijn hart bestrijden. Dan zou hij telkens en telkens weer maar alleen om zichzelf denken en z'n eigen wensen het eerst ver vullen. En toen vader bad luisterde Piet met zijn hart mede en heel stil, zodat de mens het niet ho ren kon, zei Piet aan het eind van het gebed: „Here, help mij altijd astublieft, Amen". Zo begreep Piet vaders woorden. Het bleef verder goed gaan met Hansje. De dokter vond hem de volgende morgen veel beter, „maar", zeide deze, „hij moet nog drie dagen heel stil in bed gehouden worden, het is mij erg meegevallen. Als er zich nu verder niets voordoet, zal hij nu die drie dagen wel weer zo goed als beter zijn. Ik laat hem nu liever zekerheidshalve in bed. Als hij nu al ging lopen, dan was er gevaar, dat hij zich door de val soms nog wat duizelig voelt en ,dan weer valt, en dan zou de tweede keer erger kun nen zijn dan de eerste. De won den en de schrammen hebben niet zo veel te betekenen, hoor". Wat gaven deze woorden een verademing. Vader zei, dat hij nog ruim een week blijven zou. Hij kon nu ineens zijn vacantie nemen. Nu kon er toch nog zo veel goed komen. ter, dan de blaren uit de wor tels omhoog kunnen halen. Het resultaat is, dat blaren en bloe men slap gaan hangen. Is dat eenmaal zover, dan is het cri- tieke moment aangebroken. Direct in een emmer water. Zou de plant nog vijf minuten langer in de zon blijven staan, dan zouden blaren en bloemen bruine vlekken vertonen gaan. De sterk gekrompen bladcellen zijn dan geheel verdroogd. U moet dit dus in ieder geval voorkomen. Een lichte, maar niet zonnige plaats in de kamer. En dan water, veel water. Ech ter, de plant mag niet steeds met de pot in het water staan. De grond moet steeds vochtig zijn. Verder moet U wekelijks Pokon geven, want die grote plant heeft geen voedsel genoeg in de betrekkelijk- kleine pot. Ook veel rook en tocht is slecht voor deze planten. Het kwam precies uit zoals dokter gezegd had. Binnen een paar dagen was hij weer beter. Alleen had dokter nog gezegd, dat hij als hij weer op mocht, men vooreerst nog wat voorzich tig met het kleine baasje moest wezen. Niet al te druk spelen of stoeien. Dan zou alles wel terecht komen. Als Hansje maar stillekens z'n eigen gang ging, dan was dit het allerbeste voor hem. Toch nog een fijne dag. Vader had nu ook zijn vacan tie opeens genomen. Ze hadden, toen ze nog thuis waren, al zo veel plannetjes gemaakt. Dit zou den ze doen en dat zouden ze doen in de week, dat vader bij hen was. Doch nu zou er van de plan netjes niets meer terecht komen. Door het ongeluk met Hans had niemand lust om er over te beginnen, om een mooie wan deltocht te maken of welk plan dan ook. Op de boerderij was het toch ook wel erg prettig. De jongens van oom Adriaan kwamen weer spelen en Jo en Han van de dominé waren ook weer een middag geweest. Dat was ook wel fijn. Maar Piet voerde nu het hoogste woord niet. O, hij zou wel weer de oude worden. Hij zou wel weer plan nen maken en fijn spelletjes verzinnen, maar nu was hij nog niet aan de indruk ontkomen. En toch zou hij nooit weer geheel de oude worden, want nooit zou hij vergeten wat in Na 'de bloei moeten ze afge sneden worden tot op een blad boven de houtachtige stengel, en in de tuin geplant. Ze kunnen daar geweldig grote struiken vormen. Het is wel goed, om de planten in de winter wat met stro te omwikkelen, daar ze an ders in strenge winters de bloemknoppen verliezen. SANDERSE. Verreweg de meeste mensen hebben hun leven lang nooit een heldere, volkomen belichte ge dachte in hun bewuste geest. Deze krijgt bij hen nooit anders dan halfdonkere, vage beelden te zien; zij zouden niet in staat zijn op een gegeven ogenblik duidelijk uit te spreken, wat er in hun geest omgaat. deze dagen gebeurd was en wat door zijn schuld had kunnen ge beuren. De weinige woorden: „Here, help mij altijd astublieft", zal hij nog dikwijls zeggen en dat was de reden, dat hij niet meer geheel de oude werd. Piet streed niet meer alléén tegen zijn kwaad. Vader was al enkele dagen op de boerderij geweest, toen oom Adriaan met een prachtig plan kwam. „Hoor eens", zei oom Adriaan, „ik moet morgen half in de och tend in E. wezen. Nu wilde ik maar heel vroeg weggaan met de grote kapwagen, en dan jul lie allemaal meenemen, dan breng ik je naar het Uddeler- meer, dan ga ik m'n zaken doen en kom later bij jullie terug. Jullie kunnen je bij het meer best een paar uur vermaken. Niet te laat stappen we weer op en dan gaan we langs een mooie weg terug." Jonge, jonge, wat was dat een fijn plan. Piet stond ouder ge woonte weer opgewonden te trappelen van plezier. Nee maar, dat was onverwachts een buiten kansje hoor. Daar kon ie op school fijn van vertellen, dat hij bij het Uddelermeer was geweest. „Kunnen we allemaal mee?" vroeg Grootva. „Ja, wij gaan al met z'n vie ren. Ik heb 't werk al geregeld met de knechts. En de jongens geven we maar een nauw plaats je", zei oom, terwijl hij Dick wat plagend aan zijn kuif trok. (Wordt vervolgd.) behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD van 3 JUNI 1949 eemscN u/eexe/fD VOOR DE ZONDAG Toen, het was nog vóór de oorlog, in Amsterdam op een tweede Pinksterdag, een inter nationaal congres van de socia listische jeugd werd gehouden, was het 't dagblad „Het Volk", dat deze samenkomst als volgt bij zijn lezers introduceerde: „Arbeiderskinderenjuit aller lei landen zullen hier „een drachtelijk" bijeen zijn. Zij zullen allen vervuld zijn van een heilige geest. Zij zullen allen spreken, „met andere ta len". En toch, ieder van ons, die om hen heen zal staan, zal ze horen spreken in „zijne eigene taal". Slechts hierin is het verschil met de Bijbel: niemand zal van hen onder stellen: „zij zijn vol zoeten wijns". Die tijden zijn voor bij! Maar de geest van broe derschap en vrede is uitge stort over déze kinderen van de dienstknechten en dienst maagden der mensheid, en het is deze bewustheid der jonge ren, die tot een teken moet worden op de aarde be neden „bloed en vuur en rook damp". Zij zullen worden „behou den van dit verkeerd ge slacht". Zij zullen „met vreug de en eenvoudigheid des har ten hun brood eten". En aldus, uit de mond van alle volken, met verschillende tongen, één taal van broederschap en vre de sprekende, zijn zij de kin-, deren van onze internationale arbeidersjeugd, de levende voltrekking van het aloude Pinksterverhaal. Men kan niet zonder ont stelling deze profanatie van het Pinksterwonder lezen. Er is wel eens gezegd dat de anti-christ zich zal openbaren als de pseudo-christ, d.w.z. als een persoon, die in alles de Christus zal na-doen. In elk ge val hebben we in dergelijke lec tuur een pogen te zien 'van de uitholling van het christendom door de terminologie, de vorm te annexeren voor de idee van wat anti-christelijk is. In Mei 1940 is deze „interna tionale" aan stukken geslagen en zat de socialistische jeugd bij de wrakken van wat men haar had voorgespiegeld als het schit terende gebouw -der 'toekomst, dat onwankelbaar zou zijn, wijl gefundeerd op „vrede en broe derschap". En sinds 1945 is men opnieuw begonnen. De autonome mens zal opnieuw tonen, dat hij zijn geluk, zijn paradijs in eigen handen heeft en geen Heiland en geen Pinkstergeest-uitstor ting van boven behoeft. En de scharen, die er zo over denken zijn in 1949 groter dan in 1936 toen dit rode pinksterfeest ge houden werd. Dat is het beang stigende. Men heeft niets, maar dan ook letterlijk niets geleerd door oe vreselijke oorlogsjaren, die toch als een ban over de volkeren van Europa gekomen zijn. En hoe staat het met ons, ons die zich „christelijk" noemen? Hebben wij vee'l geleerd? Het ziet er niet naar uit. Er is een ontstellende oppervlak kigheid in spreken en handelen. De stijl van ons leven draagt vaak meer het stempel dezer wereld, die voorbij gaat, dan die der eerste christengemeente, waarvan het Pinksterverhaal ons vertelt. We behoeven daar niet diep op in te gaan. Men leze maar eens het eenvoudige verhaal zo als het er staat en vrage zich dan af of wij, die zich „chris tenen" noemen, daaraan nog als zodanig te herkennen zijn. Maar het is de zegen van het Pinksterwonder, dat de Heilige Geest is uitgestort, dat wil zeg gen: onder ons woont en werkt en heerst, schiftend, en brekend, maar daardoor ook verenigende en bouwende, allen die het éne fundament, dat is de leer der Apostelen, lief hebben. Het „eendrachtig bijeen" zijn, zal straks opnieuw heerlijk openbaar worden, zij het, dat God ze door Zijn Geest bijeen zal drijven met de geesels van het Beest, die tenslotte en dat troost óók slechts instru ment in Zijn Goddelijke vinge ren is en blijft. „En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur en het zat op een iegelijk nan lien. Hand. 2:3. De Pinksterdag en het Woord, de Pinkstergeest en het Woord, kunnen deze wel samengaan? Velen ontkennen' dit. Zij rukken deze twee uit elkaar en zeggen: het Woord kan er zijn zonder de Geest en de Geest kan er zijn zonder het Woord. Zij verheffen de Geest ten koste van het Woord. Hoe onbijbels! Let op Hand. 2! Hier wordt ons medege deeld het machtig wonder van de uitstorting des H. Geestes. De verhoogde Christus zendt vuur en het zat op een iegelijk van hen". Op ieder lid van de jonge Pinksterkerk flakkerde iets, dat leek op een vlammetje, maar dat flakkerende vlam metje had de vorm van een TONG. Hel werd gezien als een vuur-TONG. Maar wie „tong" zegt, zegt „spreken" en wie „spreken" zegt, zegt „woord". Dat dit de betekenis is, blijkt uit het vervolg: „en zij werden allen vervuld met de H. Geest en begonnen te spreken....". En dat dit geen de H. Geest neer in Zijn Kerk. ijle klanken waren zonder zin, Is die Pinkstergeest op de Pinksterdag zonder het Woord en werkt Hij buiten het Woord om? Neen, toch! Hand. 2 laat ons zeer duidelijk zien de samen hang en de samengang van de Pinkstergeest en het Woord. Zie vooral ons tekstvers, dat zegt: „En van hen werden ge zien verdeelde tongen als van blijkt uit het feil, dat er hoor ders waren, die kwamen tot de bekentenis: „wij horen hen in onze talen de grote werken Gods spreken". De H. Geest, die met Zijn hemelse krachten neergedaald is, bindt Zich met Zijn krach ten aan het Woord. Hij wil en zal door het Woord geweld doen en de wegen van Gods Koninkrijk openbreken en ba nen. Hij wil en zal door dat levende en krachtige Woord harten aangrijpen, zondaren toebrengen, de Kcrlc vergade ren, maar ook het oordeel Gods uitdragen over de vijan den des Kruises. Zo bindt dan de Pinkster geest ons al de dagen van de Pinksterbedeling aan hei Woord Gods. Daaraan alléén en daaraan ten vólle. Hij roept ons tol geloven en belijden van dat Woord. De Kerk-van- de-Geest heeft te zijn de Kerk-van-het-Woord. En dat Woord voor zichzelf te laten gelden, maar dan ook uit te dragen in het vólle leven, tn alle levensverbanden. Make Gods Geest ons allen hierin getrouw! Rijze dagelijks onze bede omhoog: Heer, ai, maak mij Uwe wegen Door Uw Woord en Geest lbekend Terneuzen. J. TEN HOVE. l-titiT As je dit onder je ogen krijgt is het alhaast weer Pinksteren. Ik vind die christelijke feest dagen altoos een groot genot. Eigenlijk is dat elke Zondag opnieuw. Je ken dan je door- weekse spulletjes aflegge en je ken je eige losmake van al die beslommeringen, waarmee je de hele week bezig ben. En dan ga je naar de kerk met heel je ge zin. Ik vind dat altoos zo fijn, as ik met al die kinders van me naar de kerk ken gaan, dat ik er vaak klein onder word. Want in hoeveul gezinne zie je niet, dat bij het opgroeie de kin ders andere begeerte gaan krijge en zo'n beetje kreupel gaan lope naar de kant van de wereld toe? Het is allenig genade as je daar voor bewaard mag blijve. Maar dan met die feestdagen vind ik dat dubbel fijn. Je begint er thuis al mee, as je afwijkt van het vervolgkapittel, dat aan de orde is om aan tafel te lezen. Je zoekt het Pinksterverhaal op uit Han delingen en je komt vanzelf al in de stemming van dat heer lijk Pinksterfeest, toen de Geest werd uitgestort om woning te maken onder de mensen, niet alleen onder knappe koppen, maar, zelfs nog veuleer, onder eenvoudige stakkers. Want wat ware die vissers eigenlijk anders dan maar eenvoudige hand- werkslui, gelijk wij dat nog benne? En toch komt die Geest daar nou juist woning make. Ik zegge dat is te groot om door te denke. En vanzelvers ga je daar over an 't prate met je kinders. En dan is er niks heer lijkers asdat je kinders er ore naar hebbe en ze beginn'e te vrage, hoe dat nou in mekaar zit. Netuurlijk weet je dan op alles geen antwoord. Maar dat hoeft ook niet. Ik heb me nooit geschaamd om teuge me kinders te zegge: daar weet ik geen ant woord op. Daar wordt je niks minder van en het is een rede dikwijls voor je kinders om er een antwoord op te zoeke, bij d'r domenie of waar dan ook. Ik vind het een weelde an tafel er over te prate en ik vraag me wel is af, doen we dat eige- lijk allegaar nog niet veul te weinig? Wat in de wereld is er waar je beter over prate ken? En mijn ervaring is asdat wan neer je er eenmaal over begint je kinders het zeivers ook fijn vinde. En later beginne ze zelf al met vrage als je de bijbel gelezen heb. En nou ben ik een beetje van m'n onderwerp afgedwaald, maar dat vergeef je me wel. Zondag is het Pinksteren. De wereld viert het feest op z'n eige menier, maar ik vind, dat je het niet beter ken doen dan in de gemeenschap van heel de kerk, met al je kinders er bij. Ik vind het een weelde, dat in ons rustig durpje gelukkig de meeste er nog zo over denke, ook al mot er bij gezeit worde, dat het groepje, dat eige wege begint te gaan ook hier al groter wordt. Ik hope maar dat mijn kinders er voor bewaard blijve. Want het is toch geen kleine zaak, as je wete mag, dat de Heilige Geest zeivers op aarde gekomme is om woning te ma ken in de harte van zondige mense en dat dit gebeure ken, allenig omdat aan Pinksteren eerst Kerstfeest, Goede Vrijdag en Pasen en Hemelvaartsdag zijn vooraf gegaan. Mense ik wens jullie allegaar met geheel je gezin en al je kinders een rijk Pinksterfeest, beter is er in heel de waereld niet te vinde! Je FLIP BRAMSE Het is niet gemakkelijk uit onze rijke schat aan poëzie een flinke bloemlezing goede Pink ster-verzen saam te lezen. Zolang het over Kerstmis en Pasen ging hebben door alle eeuwen heen onze dichters steeds voldoende inspiratie ge had om uiting te geven aan wat in hun hart leefde. Maar het schijnt wel alsof op Pinksterfeest de inspiratie zweeg. En toch zou men mogen ver wachten, dat het juist anders om zou zijn. Pinksterfeest im mers zet de kroon op de heils- feiten, hier is de climax bereikt, de Heilige Geest is uitgestort, God heeft weer woning gemaakt bij de mensen. En dat als vrucht van dje heilsfeiten, die hieraan zijn vooraf gegaan. Pinkstven vloeit er logisch uit voort en het doel waarvoor Christus op aar de kwam en in het vlees gele den heeft, is bereikt. Dat Kerstfeest meer dan Pink steren tot de wereld spreekt, voor zover hier van „spreken" gewag gemaakt kan worden, ligt voor de hand. Op Kerst feest is alles heel reëel en zin- tuigelijk waarneembaar. Kerst feest spreekt tot de mens con crete taal en vertelt van echt menselijke dingen. Bij Pasen is dat al iets anders. Het Paasfeit zelf ontgaat reeds aan de natuurlijke waarneming, de Hemelvaart staat nog alver der van de niet-Schrift-gelovi- ge af. Willem Kloos spotte in een polemiek met dr Kuyper over diens „oud-modische-theo- logie die nog letterlijk geloof de in wat de Schrift ver telde over Christus' Hemelvaart. En van Pinksteren zullen de meeste wereldlingen nu nóg bij voorkeur getuigen, dat de disci pelen „vol zoete wijns" waren. Het ligt alles zo voor de hand. Hoe sterker de Geest, werkt in deze wereld, hoe minder de we reld zelf cr van zien kan, want de natuurlijke mens verstaat niet de dingen die des Geestes zijn. Daarom zal een volwassen Kerk, waarin dus het teken niet meer gegeven zal worden, om dat het teken bij onmondigheid, bij het kinder-zijn behoort, hoe dichter zij bij het einde komt, al minder door de wereld ver staan en aanvaard worden. Maar wij mogen toch ver wachten, dat het bij de Kerk zelf anders is? Wij weten toch dat Pasen méér dan Kerstmis en Pinkste ren méér dan Pasen is, zo goed als straks de parousie, de weder komst, méér dan Pinksteren wezen zal? En toch, onze Christen-dich ters openbaren maar schaars de rijkdom, die de climax in de heilsfeiten, de mensen „des wel- behagens" geeft. Er valt hier nog een tweede symptoom op te merken. Wanneer men de oogst aan Christelijke dichtkunst, voor zover deze do Heilsfeiten be zingt, eens nagaat, blijkt, voor zover ook het Pinksterfeest be zongen wordt, dat deze meestal oplost in subjectivistische lyriek, in tegenstelling met b.v. de Kerst- en Paaszangen. In deze laatste staat het objectieve Feit van Christus' geboorte en van Zijn opstanding dan meestal wel in het centrum en wordt de gemeenschap daar nog wel bij betrokken, ziel men soms ook nog de Kerk; wel, maar in de Pinksterzangen gaat het meestal over eigen zielebelevenissen en wat men aan de Geest voor eigen leven en zaligheid en stichting en mystiek heeft.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 6