Bij ons thuis ÊI m m m m m m m n mm if m HP HR Hl m e M Hf m ils m 9 i§ SP IP \m m m HP Uw. u-eAjwMdaq. VOOR ZOMERSE DAGEN Een Diaconaal probleem. DE MOEILIJKE LES. Om TcuniiiMucl W^MZdaenPieJLd en. KeA&e£nheid toen, bij. fycwt en ldein Zaterdag 28 Mei 1949 T ZEEUWSGH WEEKEND Pagina 4 cdacteur: H. M. Slabbekoarn, Oostsingel 60a, Goes. Vervolg rubriek 13 Mei. De onderstaande diagramstand ia nu bereikt in de besproken party. M JÜ ffi m n ar «t m 581520. Deze zet dwingt wit tot 33—29, want alle andere zetten verliezen op tem po!! 60. 33—29 27—32. 61. 36—31 2025. De zet 3238, welke zeer kansrijk lijkt, brengt wit echter precies remise, hoewel het langs afgronden gaat en er een pro blematische variant in zit als volgt 3238, 29—24, 39—33, (38—42) 33x13 (14—19) 13x24 (4247) en nu niet 1419, want dat is uit met 4736! maar een voudig 3127 en remise is niet meer te voorkomen. 62. 3024. Dit is gedwongen want op 3934 is 14-20 uit en 2924 verliest wegens 25x43, 14—19, 43—48, 26—21, 17x37, 2420, 4825 en 2514 gewon nen. 6219x30. 63. SO BS, 3035 zwart moet deze zon derlinge variant wel toelaten. Het klopt echter allemaal als een bus! 64. 29—24, 25—30. 65. 24—19 14x23. 66. 33—28 32—38. Dit is veel beter dan 2389 waarna zwart een heel moeilijk te beslissen eindspel krijgt. De thans gekozen variant loopt op rolletjes! 67. 28X19 38—43. 68. 19—14 gedwongen want op. 3127 geeft 4943 een verloren eindspel na. 26—21, 27—22 (49—21) 19—14 (21—3) 14—10 (35—40) enz. Ook de zet 1913 brengt verlies na 43—49 (13—8 gedw.). 30—34 (8 —2) 34—39 en 2—16 is belet Wegens 4943 en 3944 met winst. 6843—49. 69. 14—10 3540. 70. 10—5 17—22. Er dreigt 2ë21 met remise. 71. 519 30 —35. 72. 19—2 40—45. Zwart kon hier ook reeds 4044 spe len waarop 216 niet mag door 4943 gew. 73. 2—16 45—50. 74. 31—27 22x31. Wit komt bedrogen uit in zijn remisepogingen. 75. 26X 37 49—43. 76. 16X49 50—44. 77. 49x40 35x44 en wit gaf op. Na afloop meende de witspeler dat inplaats van de 74ste zet (dus in de stand zwart 22 35 dammen op 49 en 50 wit 26 31 dam op 16) hij met 2621 remisekarisen had behouden. Leuk is echter, dat het dan geforceerd uit is met 5033 en wit heeft geen betere voortzet ting meer dan 162 (49x16) 3127 (22x31) 213 en zwart wint geestig met 3324 (13x36) 1627 en 35x24 gewonnen. Aardig is ookdat 4927 en 33x2, terwijl tenslotte op de .wacht" na 5033 wit 2117 en 16x7 belet is wegens „zet" 31— 26 geestig volgt 3324 en wit kan opgeven. Voor de Oplossers. Auteur: N. Corstanje, Goes. P !P a JP in vm Zwart: 4. 9. 12. 21. 22. 24. 35. Wit: 19. 30. 32. 33. 34. 42. 48. Wit begint en wint. De heer Corstanje is één van de zeer weinige Zeeuwse dam mers die problemen componeert. Moedigt hem aan en zendt allen, op een -briefkaart, binnen 14 dagen aan het redactie-adres, vermeld boven aan de rubriek, de oplossing. Dan geeft U blijk het werk te waarderen. Zelf zal ik onder de goede oplossers een prysje be schikbaar stellen. Laat het op-, lossingen regenen! Correspondentie. G. te B. o. Z. Zal een en an der nakijken, met dank voor Uw schrijven. Heeft U nog zelf gemaakte problemen? Kampioenschap van Zeeland. Zaterdag 28 Mei wordt een beslissingspartij gespeeld in Hotel „Nieuw-Goes". Tot de volgende keer. S. W,at eJi o-p 29 Mei 1940. Het burgerlijk ge zag In Nederland gaat over op de Duitse Rijkskanselier Seyss-In- quart. De Pinksterdag 28 en 29 Mei hebben de bombardementen op Ffankrijk duizenden slachtof fers gekost. In Nederland werden treinen en schepen van de binnen vaart aangevallen (1944). Prins Maurits veroverd Zutphen (1591). 30 Mei 1942. Begin der Joden vervolging in ons land. Wuppertal gebombardeerd (1943). Deventer Ingenomen (1591). 31 Mei 1940. Strijd om Dulnker ken, waar de Engelsen zich trach ten in te schepen. Einde van de oorlog tussen Engeland en Trans vaal (1902). 1 Juni 1942. Keulen hevig ge bombardeerd. Het station Roosen daal door bommen in puin gelegd (1944). 2 Juni 1941. Kreta geheel door de Duitsers bezet. Hitler en Mus solini ontmoeten elkaar op de Brennerpas (1941). De Japanners hebben thans de gehele Salomons- Archipel bezet (1942). 3 Juni 1943. F. E. Posthuma, Musserts „gemachtigde" door de ondergrondse onschadelijk ge maakt. West-Ind. Compagnie ge sticht (1621). 4 Juni 1941. Duitse ex-keizer sterft te Doorn. De Luftwaffe bombardeert Canterbury als „ver gelding" voor aanval op Keulen (1942). De Geallieerden bezetten Rome (1944). Staten van Holland verklaren, dat zij de Prins van Oranje willen verheffen tot Graaf (1584). Correspondentie Aan „Een lezer", die ons copy zond voor de rubriek: Voor de Zondag, uit Stavenisse. We namen met belangstelling kennis van Uw artikeltje, dat veel goeds bevat. Maar daar wij wekelijks voor deze rubriek een vaste medewerker hebben, kun nen we niet tot plaatsing over gaan. Redactie. •iti. Let eens op de mensen, die altijd beweren, dat succes een kwestie van toeval, van geluk is. Tien tegen één, dat het mis lukten zijn. Het Is merkwaardig hoeveel plichtsbesef wij hebben, als hei de plichten van anderen betreft. Als het mooi weer is, denken we er direct over, onze lange mantel door een kortere te vervangen. Het korte manteltje is door zijn eenvoud de pret tigste dracht voor de sportieve en moderne vrouw. Als we de kleur er van wat neutraal houden, kan het korte manteltje op alle zomerjaponnetjes worden gedra gen, evenals bij een blouse en rok. Wanneer we genoeg stof hebben, ma ken we er ook nog een rok bij van dezelfde stof, zodat er veel variaties mogelijk zijn met betrekkelijk weinig kosten. De sportieve modellen hebben meest al een paar grote zakken, waarin we op onze wandelingen onze zakdoek en portemonnaie kunnen opbergen mits deze niet te veel plaats in beslag nemen zodat we geen tas behoeven mee te nemen. Gaan we op bezoek, dan doen we dit laatste natuurlijk wél. M.P. 3125/7. De aparte vorm van de deelnaden, die in een stolpplooi ein digen, geeft dit costuum een mooie, slankmakende lijn. Kraag en zakken zijn met tres gegarneerd. Het manteltje is sterk getailleerd, en heeft met de vorm van de kraag meelopende naden. Vijf knopen vormen de sluiting. Benodigd voor 110 cm. bovenwijdte ca. 3 m. stof van 140 cm. breedte. MP. 3126/7. Ditmaal zijn het jasje en de rok elk van een andere stof. Het strak getailleerde jasje staat zeer jeugdig. Het rondlopende schootje bevat twee schuin opgzette zakjes, die van onderen rond zijn geknipt. De rok is wyd klokkend. Benodigd voor 90 cm. bovenwijdte voor de rok ca. 1.60 m. stof van 140 cm. breedte; voor het jasje ca. 1.50 m. stof van 140 cm. breedte; De klaargeknipte patronen zijn 0.95 bij de administratie van „Bella", Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen. M.P. 3125/7 is verkrijgbaar voor 98, 102 en 110 cm. bovenwijdte terwijl M.P. 3126/7 in de bovenwiidte van 90. 98 en 106 cm. verkrijgbaar is. Een eigenaardig geval deed er zich in een Zeeuwse dorpsgemeen te voor. Des Zondags ging de dia ken in de kerk met het zakje rond, doch de leden van de ge meenteraad („die de wet uijtma- ken") weigeren iets te geven. Wat mocht daarvan toch de reden zijn? De mannen der wet erger den zich, dat een zekere zieke slechts vijf schellingen 's weeks kreeg van het diakonie-armbe- stuur. Zou dat nu enkel uit be langstelling voor de kranke zijn geweest, of ook uit bezorgdheid dat de plaatselijke „armen" dan des te meer hadden bij te dragen Hoe dit ook zij, men blijft wei geren, Zondags iets in het zakje te geven. De kerkeraad spreekt er de heren over aan, maar het helpt niet veel. Nu be sluiten de broeders, dat zij bij het collecteren de leden van de ge meenteraad zullen voorbijgaan, hetgeen in de gemeente als een grote schande werd aangemerkt. Eindelijk begint de ambachtsheer er zich mede te bemoeien en deze geeft de wens te kennen, dat de plichten der beide armbesturen onderling zouden geregeld worden, opdat men in goede harmonie zou samenwerken. Deze regeling komt dan ook waarlijk tot stand; maar uit de acte van overeenkomst blijkt duidelijk genoeg, dat het plaatselijk armbestuur, de z.g.n. „grote armen", verreweg de grootste opdracht voor de bede ling kreeg. Onder anderen moest dit college zorgen voor „sulke meerderjarige personen, die we gens krankheid van sinnen of lighamelyke gebreken onbequaem zijn om op haer selfs huy's te hou den", waarbij nog de bedeling van kleren gevoegd werd, terwijl de diakonie hoofdzakelijk voor mond behoeften te zorgen had. Door de zorgen van de ambachtsheer ging de gemeenteraad des Zondags weer bijdragen. Hieruit blijkt, dat de Ambachts heren ook nog wel een rol in het kerkelijk leven speelden. XI. Tc Ben blij, dat ik wat gerust stellende berichten kan vertellen. Wlm heeft wel een vreselijke reis •chter de rug. Kom, lk ga maar, dan hoef lk niet hard te rijden, •t Beste hoor. Wacht, ik heb nog wel even tijd, 'k zal nog even bij de dokter aanrijden om te zeggen hoe 't nu gaat; en als Wlm er is kom lk zo vlug mogelijk hierheen gereden. Bemoedigend knikte oom Adrlaan Moe nog eens toe en reed toen fluks weg. Tante zei: „lk blijf nog maar wat by jullie, misschien kgn lk nog wat helpen. Wil lk nu ever. heel stil by Hansje gaan zitten, ga jy dan maar even naar buiten, 'k Zal o zo goed naar hem kijken". Tante zei dat maar, omdat Moe nog zo wit zag. Heel even ging Moe wat naar bulten, niet lang, want liever zat ze maar by Hansje's bed. 't Ging nu goed. Maar er kon toch nog verandering komen, had dokter gezegd. Na een enkel ogenblikje was Moe weer terug bij Han's bedje, waar Tante rustig zat. ,.Hy slaapt nog rustig", fluister de Tante. Moe knikte en al waren er nog tranen in haar ogen, die verdrie tige trek van straks was nu toch niet meer op Moeders gezicht. „Ik blyf nu maar liever stil hier, bul ten heb lk toch geen rust". Tante begreep er alles van. Jo was nog steeds druk in de weer om Grootmoe te helpen Wat had zy 't toch druk. Neen maar, als zy er niet was. tan kwam Grootmoe nu vast niet klaar. Met gewichtig gezichtje liep zy al maar bedryvig heen en weer van de keuken naar de ka mer. Er was toch heus wel veel te doen hoor. En Grootmoe liet het kleine meisje maar bezig. Grootmoe dacht: „dan komen ze allen wat over hun verdriet en schrik heen, anders komt Vadei by zoveel verdrietige mensen. En dat ls zo naar". Dick had al bijna een prachtig huls gebouwd, maar Grootmoe vond, dat de kamers toch wel een beetje klein waren, en Dlck ging weer dapper zijn huls groter ma ken. Grootva kwam telkens even binnen, telkens weer wilde hy weten hoe het nu ging met klein broertje. Piet slenterde maar buiten heen en weer. Hij deed niets en hy zei ook niets. Piet had zo vreselijk veel om aan te denken. Veel meer dan 'n jongen' van elf jaar gewoonlyk heeft om te denken. Eerst hun mooie spel, toen dat vreselijke, en daarna over wat hy met Grootmoe en Moe gesproken heeft. Wanneer zou Vader hier zyn? Hoe laat was 't nu toch eigen- lyk? Twee vragen, waarop Plet geen antwoord wist. Wacht, even binnenlopen, dan kon hy zien hoe Iaat 't was, mis schien hoorde hy dan wel hoe laat Vader verwacht werd. Vragen wilde Piet 't maar lie ver niet. Kon hy gelijk maar weer even by broertjes bedje kykén. Maar dat mocht niet. Volstrekt niet! Broertje moest rust hebben. En al verlangde hij nog zo erg, hij zou wachten, al duurde 't ook nog zo tang. niet graag zou hy nu weer iets doen wat broertje schaden kon. Plotseling vloog 'n schrikschok door Piet heen. Hy hoorde de wagen! Kon dat Vader al zijn? Nou al! Plet dacht er niet aan, dat hy zo lang buiten had lopen denken en tobben over al het gebeurde. Ja, dat was Vaders stem en haastige stappen kwamen naar de deur toe. Zonder eigenlijk te weten wat hy deed, haastte Plet zich weg, weer terug naar buiten, naar de schuur toe. Schuw verlegen en beangst weer bleef hy daar alleen wachten, tot later eindelyk Vader by hem kwam. Moeder had Vader ook al ge hoord en voorzichtig deed ze de kamerdeur al open en wenkte Vader binnen te komen, maar Moeder hield de vinger op de lip pen, daaruit begreep Vader, dat hy o zo stil moest doen. O zo zacht fluisterde Moe: het gaat gelukkig goed, en bemoedi gend knikte Moeder Vader toe, die toch al zo'n nare reis gehad had. In de trein aldoor die grote angst: „Hoe zou 't zijn met onze Hans?" Aan 't station had Oom Adrlaan hem wat gerust gesteld, maar Vader had toch niet gerust kun nen wezen voor hij hun kleine Haas gezien had. Alles had Oom Adrlaan moeten vertellen, maar op vele vragen had Oom ook geen antwoord geweten, want Oom was Immers pas later gekomen, en toen was hij ook weer gauw weg gegaan naar 't station. Vader vroeg maar en dan luis terde hij, maar steeds was in zijn hart een gebed voor z'n kleine lieve jongen. De wagen reed zo langzaam, vond Vader. Maar dat was niet zo, dat kwam enkel maar door z'n ongeduld. Daar was elndelijk Grootva's huls geweest en nu was hij bij Hans en bij allemaal. Vader schrok heel erg toen hij z'n levenslustige, vrolijke, kleine Hans zo stil en zo wit in 't bedje zag liggen. Moeder wenkt Vader weer by 't bedje vandaan te gaan. Hansje moest het Immers stil hebben, dan kon hy gauw weer beter zijn. Tante kwam even binnen: „Ik zal wel oppassen, dan kunnen jul lie by Grootmoe even praten." En bij Grootmoe hoorde Vader weer wat er gebeurd was, nu vol lediger dan van Oom Adrlaan. Vader was verdrietig. Verdrietig, omdat Hansje dit lijden moest. Verdrietig om Plet, z'n oudste jongen, op wie hy zo graag trots wilde zijn, van wlen hij zo graag goede dingen hoorde. En nu had hy dit moeten horen. (Wordt vervolgd.) behorende b(j het „ZEEUWSCH DAGBLAD' van 28 MEI 1949 eet/u/scH u/eem/fo VOOR DE ZONDAG. We merkten de vorige week op, dat er geen sprake van kan zijn, Sat^ de wereld zich nog in haar huidige situatie kan stabi liseren. We leven in een over gangstoestand naar een volstrekt andere wereldorde. Het „Panta rei!" der oude Grieken (alles stroomt of alles beweegt) geldt van de dynamische tijd, waarin wij leven méér dan van enige periode die voorafging. En de tendenzen zijn zeer dui delijk waarneembaar, dat we heen snellen naar de grote wereld-eenheid, waarbij de na tionale grenzen geen rol, of een zeer ondergeschikte zullen spe len. En op zichzelf behoeft hier tegen nog geen principiële be zwaren te rijzen; want deze wereld-eenheid lag immers ook in Gods oorspronkelijk schep pingsplan. De grote vraag is ech ter: door welke geest wordt die wereld-eenheid straks beheerst, door die van de Geest of van het Beest? En nu laat Gods Woord zelf geen twijfel aangaande het ant woord op deze alles beheersende vraag. We weten, dat de „mens der zonde" tot openbaring moet komen. De satan zal een korte poos alle kansen hebben om zich geheel in de menseti uit te leven en daarbij de grote massa ach ter zich te krijgen. Hij zal won deren en tekenen verrichten op de aarde en hij zal zó ge raffineerd te werk gaan, dat zelfs indien het mogelijk ware de uitverkorenen nog verleid zouden worden. Hij zal als een god zitten in zijn tempel en zich niet anti-goddelyk en evenmin a-religieus openbaren, integendeel hij zal een mens zijn van cultuur en religie. Hij zal de kerken der aarde aan zich dienstbaar maken, de schijn gevende, dat hij haar dienen wil, en vele leidende figuren in die kerken zullen niet eens beseffen, dat zij in dienst van de anti christ staan. Hij zal de bekende bijbelse terminologie gebruiken, klanken die vertrouwd aandoen. Hij zal óók spreken van ver lossing en zaligheid, van broeder schap en naastenliefde, en juist dit zal voor velen zo verleide lijk blijken. Vandaar dat de Schrift waarschuwt: er zullen vele valse Christussen opstaan en men zal zeggen: zie, hiér is de Christus en zie, daar is de Christus! Daarom, omdat de Heiland dit alles voorzien heeft, heeft Hij ook in dat ontroerende hoofd stuk van Johannes 17, in Zijn hogepriesterlijk gebed de Vader gesmeekt om de eenheid der Kerk te willen bewaren. Dit tekstwoord is vaak ver keerd verstaan, als zou het be doelen, dat de Heiland bidt, dat de gelovigen van de nieuw-tes- tamentische kerk één mochten blijven en onder elkander niet verdeeld raken. Inderdaad kan ook dit niet de wil van de Hei land zijn. De verdeeldheid der kerk is een zonde voor Zijn aangezicht. Maar dit heeft de Heiland in Johannes 17 toch niet op het oog. Daar bidt Hij voor iets anders. In het begin van dit hoofdstuk bidt de Heiland voor Zichzelve (vers 1 tot 8), daarna bidt hij voor de discipelen, die straks de apostelen der Kerk zullen zyn en waarop deze als op een fundament zal worden opgetrokken (verzen 9 tot 19), en daarna bidt Hij voor de Kerk, voor hen, die in de nieuw-testa- mentische bedeling zullen wor den toegebracht. En nu bidt de Heiland, dat tussen die aposte len en die Kerk, die komen zal, de eenheid bewaard moge bly- ven, d.w.z. dat die Kerk door alle eeuwen heen zal blijven staan op het fundament der Apostelen. Dat is de eenheid waarom de Heiland hier bidt. Hij heeft gezegd van de b e 1 y- d e n i s, die Petrus uitsprak (dus niet van de persoon van Petrus): Gij zij tv Petra en op deze Petra zal ik mijn gemeente bouwen. Het gaat dus in Jo hannes 17 om de eenheid tus sen het apostolisch fun- d a me n t der belijdenis en de Kerk, die nog geboren moet worden, opdat die kerk nooit van dit fundament zal afschui ven, want dan zou de Kerk immers geen Kerk meer zijn. Dat is wel heel iets anders dan wat men er van gemaakt heeft. Hier is geen gebed om de ver deeldheid tussen de kerken onderling te voorkomen. Want helaas, die verdeeldheid is er en dan zou het gebed van de Heiland dus onverhoord zijn gebleven. En dat kan niet. Het gaat er om, dat door alle eeuwen heen de Kerk op het fundament der Apostelen blyft staan. Van daar dat in vers 21 te lezen staat „dat ook zij in ons één zijn". En wie het zó leest, weet uit de kerkgeschiedenis, dat dit gebed altijd weer verhoord is door de Vader. Want wanneer de eenheid dreigde te verbreken en de kerk van het fundament der Apostelen dreigde af te scheuren, door de goede belijde nis los te laten, gaf de Here in Zijn Kerk reformatoren, man nen, die in kracht des Geestes de eenheid hersteld hebben. ....want in ons is geen kracht tegen deze grote menigte, die tegen ons komt, en wij weten niet, wat wij doen zullen: maar onze ogen zijn op U. 2 Kron. 20 12 b en c. Een tempel stampvol met Hoe komt U klaar met de grote mensen, jonge mensen angst, groot mens? Lééft U en kinderen. Allen bedreigd door de ondergang, één in angst, ieder daarin ook weer eenzaam, want ieder zag zich zelf en 't zijne in 't bijzonder bedreigd Zo ook nu: er leefden nog nooit zoveel mensen op aarde Uw kinderen Achab's of Josa- fats oplossing vóór? (Hfdst. 18 en dit.) En jullie, meisjes, jongens, als de groten geen voorbeeld geven? Als de vij andige bondgenoten (begeer lijkheid, ongeduldig vooruit grijpen en zelfzucht) onover- en toch, hoeveel eenzaamheid winlijk lijken, dan NIET je en angst is er! Bij ouden èn „groot-houden". jongen. Ook als toen: we zien onze kracht in 'tniet verzin ken, de vijanden zijn BOND GENOTEN, TEGEN ons, wij zijn radeloos. Weten niet, wal te doen. De hele tempel was vol mensen, die 'tvan elkaar wis Heilige Geest TOEN, mei Pinksteren en vandaag bij U, bij jou. Hij geeft 't vertrouwen weer, de durf tóch te leven, want gij (die uw zwakheid EN geloof beleden hebt) moet niet vrezen, trekt morgen op, in 't heldere licht, en zie, dat de strijd NIET uwe, maar Go- des is! (Vs. 15.) Dat gaf ook Achab toe, heel anders, de pijl wist hem in zijn vermomming toch te vinden. ten, wat hier boven staat. Ook Niet versloppen, uitstellen, de discipelen na de hemel vaart. Zij waren echter één in maar SAMEN Gód bouwen! vast op onze dat „MAAR" en dan komt de Aardenburg. D. v. d. Meulen. De Kerkreformatie is verhoring van het gebed van de Heiland in Johannes 17 opge tekend. Welnu, waar dit troostrijk ge bed er ligt voor Gods troon, behoeft de Kerk, ook in de ko mende tijden niet bang te zijn, dat de eenheid met de goede apostolische belijdenis zal ver broken worden. Zeker, de massa zal zich afwenden. Men zal zich blind staren op mooie tempels en op de grote massa, maar God bewaart Zyn Kerk bij de een heid met de Apostelen. Daar is het Hogepriesterlijk gebed borg voor. En dat kan troosten een ieder, die de goede belijdenis lief heeft en wie het, bij het gezicht op wat komen gaat, soms bang te moede zou worden. Want dedynamiek van deze tijd is geweldig. Het „Panta rei" der oude Grieken, het alles beweegt, is in onze tijd van zo ontzaglijke geladenheid, als het nooit voor ons, in de wereldgeschiedenis geweest is. Van de weke was ik bij een buur van me, die een tuinderij heit. Hij liet me een hoek peen zien, die nog maar net boven de grond uitkwam, kostelijke peen, gezond en groen om zo te zien. En toen vertelde die me asdat hij het onkruid in die peen op een nieuwe menier had ge wied. Je weet wel hoe dat al toos ging. Je most op je hurken of op je knietjes een hele dag in zo'n hoek peen legge krupe en vuultje voor vuultje er uit- trekke. Dat kostte je soms dage lang werk. Maar nou hebbe ze een nieuw product uitgevonde, dat spuit je over zo'n hoek land en met één slag is alle onkruid dood en allenig de peen blyft fris en gezond staan. Wat zeg je me daar van? As ik het niet met eige oge gezien had, zou ik het niet geloofd hebbe. De wetenschap staat teuges- woordig nerges meer voor. Hy Maar toen ik daar zo is over an het prakkizere was, docht ik nog wat verder en moest toen vanzelverS denke: al die uitvin- dingc benne toch eigelyk van de Schepper afkomstig. Die heit dat allegaar in Zijn hand en in oorsprong heb 't allegaar in de schepping gelege. Hij geeft het alleen in de mense derlui harte om het op Zijn tijd uit te denke en toe te passé. Dat is dan wat het tijdelijke anbelangt. Maar nou docht ik zo: waar om kan dat nou in de wereld van het geestelijke ook niet? Heel de waereld staat op z'n kop, de mense benne d'r altijd nog op uit om elkander het leve onmogelijk te make. De éne oor log is nog maar net voorbij of ze prate al weer over de andere. Het hart van de mens is geneigd om kwaad te doen en er lope een hoop mense teugeswoordig met een levensangst rond. Waar om is er in de schepping nou niet een kruid gewasse, dat je de mense, om nou maar is wat te zegge, ken ingeve, zodat alle onkruid meteen verbrand en al- lenig de goeie peetjes blijve staan. Dat zou toch gemakkelijk weze en dan ware we meteen van al die ellende af? As dat nou in de schepping van de stoffelijke dinge ken, waarom ken dat dan ook met in de schepping van de geestelijke dinge? Ze benne toch allebei van één en dezelfde Schepper afkomstig? En toen most ik opeens an vertelde me, dat het een uitvin ding is van de Sheil-benzine en dat het perfect werkt. Je zag al de vuulte verbrand op de grond legge, wanneer je het aanraakte verpulferde het as stof, maar de peentjes stonden groen en fris en gezond overend. In de tijd van een uurtje was alles ge beurd en je ken begrijpe asdat hij blij was met die vinding, want de arbeiderslonen hange er teugeswoordig in. Een mens denkt wel is asdat we zo langzamerhand an het end gekomme benne met allerlei ont- dekkinge en dan vraag je je eigc af: nou zal het end er toch wel is van weze, je weet niet wat ze nog meer zouwe kenne ont- dekke. Maar dan op eens heb ie weer wat nieuws, waar je je hoofd over schudt en dat je eerst zeivers mot gezien hebbe wil je het kenne gelove. En wie weet wat onze kinders straks nog zalle beleve. de Schrift denke. Haddc de dienstknechte in die gelijkenis al niet precies eender gedocht as ik nou doe? Wilde die ook niet meteen maar alle onkruid uit- roeie om allenig het goeie zaad te behouwe? En wat geit de Here? Laat ze allebei opgroeie en rijp worden voor de oogst, zowel het kwaje zaad as het goeie en straks zal ik wel kom- me om het onkruid te verbrande en het goeie zal ik vergadere in mijn schure. Toen was ik er weer klaar mee. Niet dat ik nou een ant woord had op m'n vrage, maar ik begreep, dat ik te ver ge gaan was in m'n gedachte. Ik wou een ogenblik in Gods rech terstoel gaan zitte en docht in m'n onverstand, dat ik het beter wist dan Hij, dwaas die ik was. Maar de Schrift zeit, dat het goed gaat zoas het gaat en dat we het maar an God motte over- late. Op Zijn tijd komt alles in orde. Er komt een tijd dat de peetjes rijp benne en het on kruid zal er geen kwaad an doen, daar is Hij Borg voor. Maar eerst mot duidelijk blyke wat peen is en wat onkruid, dat mot allebei openbaar worde in deze wereld. En toen had ik er vrede moe en wist m'n plaatsie weer. Waar een stukkie peenland een mens met z'n gedachte al niet brenge ken. Tot volgende i weke, je FLIP BRAMSE. n. £aca(kcó fi&ttamy. Bekend is de vertelling „Roosje" van deze dichter, dat aldus begint: „Daar was, ln Zeeland, eens een man, Hij hadt een aartlg kind, Een meisje, dat van ledereen Om 't zeerste werd bemind." In de zomer, wanneer „de zui denwind langs kleene golfjes speelt", gaat de Zeeuwse jeugd met spade en ploeg naar het vlak ke strand en grypt daar in de op- geploegde voor de vis, die „voor der Zeeuwen kieschen smaak een lekker voedsel ls". Roosje was de bloem van de Zeeuwse meisjes. Iedere jongeling speelde graag met haar. Maar één heeft haar lief en speels grijpt hij haar by het vissen en voert haar mee. Hy' zegt: „Zo gy mij nu geen kusje geeft dan draag ik u ln zee". Maar ze ontvlucht hem en dan roept heel de jeugd aan het strand: „Draag Roosje nu ln zee!' En hy doet het, maar dan ge beurt het ongeluk: hy voert haar

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 7