ïitpraire iRonw
„Zeeiiicfte
ÏLacAteg.ae£"
UMI Mchaat.
'are Chinezen
Uit mijn klas.
VxwJi cnvfre,
yLeJtcejn.
Wat ye&ewule, eh, op
liut- uüeA^aaAdcu
rijdag 6 Mei 1949
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
ehalve de drie eerder genoem-
delen bevat deze Zeeuwse
ndel gedichten uit 1633 nog 'n
irt supplement, dat de wijdse
el voert: „Taiereel van Sinne-
il (waer in verscheyden
rthooningen werden aenge-
!sen, met Poëtische vermae-
elijcke ende leersame Sinne-
hten en Sangh-liedekens. Ge-
:ynsaem by een ghevought en-
verciert met verscheyden Co-
re Platen, door A. V. V'enne.
Wat in dit laatste deel uit dez
ndel de aandacht trekt is de
tegenheid die hier geboden
prdt om met het alledaagse
/en onzer voorouders rond
301630 kennis te maken. Hier
:rt de „copieerlust des dage-
kse levens" haar hoogtij. En
:n bemerkt, dat bij alle veran-
ringen die door de eeuwen
en zijn tot stand gebracht fei-
Ijk alles toch hetzelfde is ge-
rven. Men wordt weer opnieuw
ertuigd van de diepe zin van
t woord: hoe meer alles ver-
dert hoe meer alles hetzelfde
jft.
Een tweede ding, dat bij het
:en van deze verzen opvalt, is:
e alles precies dezèlfde geest
emt als waarin „Vader Cats"
n verzen heeft geschreven.
Voor ons, die met ogen ener
intigste eeuw tegen dit alles
n kijken, is het allemaal ver-
derd, ik bedoel nu dan niet
t leven, dat getekend wordt,
aar de manier waarop het da-
lljkse leven wordt gecopieerd.
aar we moeten niet vergeten,
t deze bundel, evenals de ver-
n van Cats b.v. voor die tijd
n evenement geweest is, een
beurtenis van gewicht. Een
euw geluid bij een nieuwe len-
misschien op het gebied van
letteren van die dagen van
•enveel invloed als de bewe-
ng der tachtigers in de vorige
uw.
Immers: voor dien had men
ets anders gekend dan reli-
euze en kerkelijke gezangen,
eestal zelfs door gebruik van
het latijn buiten het bereik van
het volk gehouden.
Voorts waren in de vorige
eeuw (de zestiende dus) en een
gedeelte van de zeventiende
eeuw, aller gedachten gespannen
gehouden op de rampen van het
vaderland, door de tachtigjarige
oorlog veroorzaakt. De liederen,
die gezongen en voorgedragen
werden, hadden allen meestal
betrekking op de gebeurtenissen,
die met deze oorlog gepaard gin
gen. We denken aan de geuzen
liederen, de souterliedekens, be
rijmde psalmvertalingen, waar
van b.v. zeer bekend waren die
van Willem van Zuylen van
Nijeveld, daterend uit 1539. Maar
nu, nu het nog wel oorlog was,
maar de rampen daaraan ver
bonden in de eerste periode, toch
niet meer voorkwamen en Span
je al meer met de handen in het
haar begon te zitten, omdat het
de vingers in het Noordelijke
wespennest gestoken had, nu on
ze voorouders verademing kre
gen, kwamen daar de liederen,
die betrekking hadden op eigen
huiselijk leven: liefde, verloving,
huwelijk, verhouding: ouders tot
kinderen, ambacht, maatschap
pelijk verkeer. Ze begonnen nu
in de spiegel van het lied zich
zelf eens te bekijken en ontdek
ten toen het „costglijck mal", de
humor, die ontspanning wekt.
Dit moet iets veranderd heb
ben in de gedachtenwereld onzer
voorouders, het was iets gloed
nieuws, zodat men als vanzelf
begon te spreken van een „Va
der" Cats, die zo uitnemend de
kunst verstond om de mensen
de spiegel voor te houden. Het
was inderdaad een nieuw geluid!
En zo zal ook in 1633 de
„Zeeuwse nachtegaal", toen zij
begon te zingen, de algemene
aandacht ontvangen hebben, ook
buiten de Zeeuwse gebieden.
Maar het verwonderd dan ook
niet, dat de uitgever van deze
bundel, het noodzakelijk heeft
geacht in de „Voorreden" als een
soort „verontschuldiging" voor
dit soort verzen, breedsprakerig
te doen uiteenzetten waarom de
ze verzen nu eigenlijk wel ge
drukt werden. Immers iets
nieuws moet altijd even inbur
geren. Het behoort „geïntrodu
ceerd" te worden. Te meer waar
het nu verzen betrof, die niet
gewijd waren aan hoge, voorna
me en geleerde zaken, maar niet
meer wilden zijn dan een spie
gel van het leven van elke dag.
Daarom lezen we: „Het schijnt
dat hier geen oude off nieuwe
reden-wijsers gheroemt werden;
maer het is om oorsaeck wille
dat ik geen kennis (veel) aen
selve hebben; daerom laet ick
die als hier on-opgehaelt ende
houde my aen 't rond boerach-
tighe snoer, dat met de pen en
penceel te samen ge vlecht is:
Men heeft oock niet te dencken
dat hier veel volcomenheyt in sy
te vinden, ghelijk de Latijnsge-
sinde dat op hun uitheemsche
wyse doen verstaen: dan hier
wort alleen goed-ondichthyd by
de handt genomen, om eenvou-
dich te ontmonden de soete
eygenschap van onse vry-bor-
stige Inlandsche tael: voorneme-
lijck op de Hollandsche en
Zeeuwsche wijse. Het is seer mis-
pnjsselijck, dat men syn Vader-
landtsche spraeck soeckt achter
hoecken te laten, ende gebruye-
ken andere schraele mengelin
gen onder-volcomen soet-mondi-
ge ronde woorden: dewelcke door
sulcken overlantsche gemeyn-
saemheyt als verbastaert werden-
daer nogtans het Nederlants niet
van noode is by andere te gaen
ontleenen: overmits deselve jae
rijek-genough bevonden werdt
(soo-men anders de volcomen
eyghenheydt wel uyt mommelt
int letter-dichten)
Uit zulke tiraden merkt men
hoe onze voorouders, na de ont
zaggelijke spanningen ener wre
de oorlog, bezig zijn zich op te
werken tot een eigen zelfbewus
te nationaliteit, en daarbij tot de
ontdekking komen, dat eigen
taal, maar geen boers dialect is,
doch schoonheden bezit, die
slechts te voorschijn moeten
woiden gehaald om te bewijzen
dat deze taal met elke andere
kan wedijveren in ongekende
mogelijkheden om de diepste
roerselen van de menselijke geest
zuiver en klaar te vertolken. Dat
is voor onze voorouders een
openbaring geweest, in de eerste
helft der zeventiende eeuw, het
tijdperk, dat, toen men eenmaal
zich zelf herkend had, de grond
stoffen bood, die straks diezelfde
eeuw tot de „gouden eeuw" ma
ken zouden.
Als zodanig hebben onze voor
ouders ook deze bundel de
„Zeeusche Nachtegaele" \ontvan-
gen en verslonden.
Waar ligt de eigenlijke schuld?
In een der weekbladen las ik
dezer dagen het volgende be
richt: „Een Engelse onderwijzer
motiveerde zijn verzoek om ont
slag als volgt: „In onze scholen
zijn de onderwijzers bang van de
schoolbesturen, de schoolbestu
ren zijn bang van de ouders, de
ouders zijn bang van de kinderen
en de kinderen zijn op geen en
kele manier meer bang te krij
gen".
Natuurlijk moeten we dit be
richt met een korreltje Engelse
humor slikken. Maar er zit toch
zoals trouwens bij alle goede hu
mor, een ernstige achtergrond
aan vast. Ook hier is de „lach
met een traan".
De waarheid is, dat er bij de
jeugd, voor een groot deel een
totale verkeerde levenshouding
aan het groeien is. Er is geen
respect, geen eerbied meer voor
ouderen.
Maar waar ligt de schuld?
Ik denk aan een uitdrukking,
die mij onlangs trof in een radio-
preek: „Er zou niet zo'n ont
stellend „jeugdprobeem" zijn,
wanneer er niet was 't probleem
van de ouderen. Van hen zijn
velen de koers kwijt en daardoor
gaat het mis met de z.g. „rijpere
jeugd".
Natuurlijk kan het ook in een
goed en gaaf gezin met een der
kinderen mis gaan; maar wan
neer het over de gehele linie mis
is, dan is het duidelijk, dat het
van „boven af" al lang mis ge
weest is.
Ik denk aan het Engelse boek
„Burgei-recht" van Hutchinson.
Hier vinden we in romanvorm,
het gehele probleem, waarmee
we thans worstelen. „Burger
recht" verscheen enkele jaren
geleden na de eerste wereldoor
log. Ook toen was er de grote
ontreddering in heel veel levens
en vooral bij het jonge geslacht.
We zien in dit boek 'n klein meis
je als jongste van 'n groot gezin.
Geen enkele buitenstaander zou
zeggen, in dat gezin is er iets
niet in de haak. Toch deugt er
eigenlijk niets van. De vader is
een onevenwichtige egoist, doet
alleen dingen waar hij zin in
heeft, verder is hij een gewich-
tig-doende-praatjesmaker. Z'n
gez n is echter veroordeeld steeds
krampachtig zuinig te leven op
de grens van fatsoenlijke armoe.
De jongens worden als „heren"
bediend. Het vrouwelijk deel is
slavtnvolk. Maar naar buiten
lijki alles zo echt netjes, dat nie
mand erg heeft in de wantoe
stand Zets de eigen moeder en
de dochters hebben er geen erg
in. dat er m hun eigen gezins
leven iets niet in dc haak is. Ze
denken, dat het zo hoort. Maar
het kleine jonge ding ziet het op
haar manier wel en in haar
groeit het complex: je moet toch
eigenlijk man zijn om iets moois
van het leven te maken. Bij het
opgloeien gaat ze dan ook die
kant op. Ze heeft een helder ver
stand en een goed zaken-inzicht
en ze verovert zich een prachtige
pos/tie. En ze trouwt bovendien
ook een ideale jonge man, die
zijn geëmancipeerd vrouwtje vol
komen begrijpt en er mee ac-
cooid gaat, dat ze samen afzon
derlijk hun eigen wereldje be
houden en dat ook zij haar po
sitie blijft bekleden. Ook in huis
marcheert alles best, door de hulp
van goed betaalde krachten. En
wanneer ze drie keer moeder
worat, blijft dan ook haar positie
op het kantoor voor haar gere
serveerd, want men ziet haar
weer graag terug. Het gaat alles
prachtigals in een goed ge
organiseerd restaurant. Maar ont
roerend is de voorzichtige vraag
van de man op een keer of zij er
niets voor voelt nu maar voor
goed thuis te komen, want z'n
uitstekend georganiseerd huis is
geen „home".
Bij het opgroeien gaat het met
alle drie de kinderen grondig
mis. De oudste, vaders trots moet
het land uitvluchten als dief en
falsaris. Doda, het beminnelijke
dochtertje sterft, nauwelijks vol
wassen, na een vreselijk lijden,
ten gevolge van haar verdorven
leven. En de jongste zoon, die
het zusje verafgood had, pleegt
zelfmoord. Dan is er eindelijk
het moment, dat de moeder het
aan de borst van haar man uit
snikt: „Het is niet de fout der
kinderen! Het is mijn schuld.
Het leven is offeren en ik heb
nooit willen offerenMaar
Het spreekwoord zegt: er zijn
tjf christenen nodig om één
>od te bedriegen en er zijn vijf
>den nodig om één griek te be-
riegen en cr zijn vijf grieken
odig om één chinees te bedrie-
en.
Toch gebeuren er in dat China
ire dingen. Daaronder behoort
et geval met de Chinees Hsioen-
iai.
Hij heeft zijn bezittingen te
janghai, die hij er zich als jon-
eling reeds verworven had, en
Itijd door heeft kunnen bewa-
en. Zelfs, toen de Japanners
wamen, heeft geen enkele Jap
et voorrecht gesmaakt hem arm
kunnen maken en zich met
ijn rijkdommen kunnen verrij-
en. Dat wil heel wat zeggen bij
ó'n invasie. Maar er zijn méér
!hinezen die dit Hsioen-Kai kun-
,en nazeggen. Toen de Jappen
oor de atoomsplitsing van Hiro-
jima uit hun oorlogsroes ont
maakten en Sjanghai evenals zo
eel andere dingen, moesten los-
aten, kwam er verandering,
naar weinig verbetering. Immers
vas Sjanghai voorheen gezegend
oor de tegenwoordigheid van
Vesterse concessies, die er wel-
raart, orde en rust gebracht had-
len, nu kregen de Chinezen de
tad zelf in handen en dat bete
rende nieuwe ellende: armoe,
■oof, moord, intrige enz. Maar
Isioen-Kai bracht het er tot he
den netjes af. Dat wil zeggen:
tot nu toe. Want er is één ge
vaar, dat hem op de duur zal
kunnen ondermijnen, zoals het
kwelwater onze Nederlandse dij
ken ondermijnen kan.
Dat is het gevaar van de
zwervers, die dagelijks op de
straten de hongerdood gaan ster
ven. Deze mensen veroorzaken
bij hun dood de samenleving,
voor zo ver er in Sjanghai van
samenleving gesproken kan wor
den, méér last dan zij het bij
hun leven gedaan hebben. Want
er is een gemeente-verordening
in Sjanghai, dat de huiseigenaar,
voor wiens huis een zwerver
sterft, moet zorgen voor diens
doodkist en dat wil tegenwoordig
heel wat zeggen. Want doodkis
ten behoren tot de duurste ar
tikelen in deze stad. Het is nu
eenmaal een heilige traditie in
het hemelse rijk, dat men in een
doodkist dient begraven te wor
den. Zelfs een zwerver maakt
op deze gulden regel geen uit
zondering. Op welke regel hij
echter wel weer een uitzonde
ring maakt is, dat iedere Chinees
bij zijn leven zijn doodkist koopt
en als een kostbaar pronkstuk
dit nuttige voorwerp in zijn huis
bewaart. Aangezien een zwerver
echter nu eenmaal geen huis
heeft kan hij er ook geen dood
kist neerzetten en daar hij geen
huis heeft omdat hij geen geld
heeft er een te kopen en zelfs
niet om er een te huren, ook al
zou 'tmaar 'n varkenskrot zijn,
heeft hij natuurlijk ook geen
geld om zijn doodkist te kopen,
gesteld al, dat hij ergens een
plaatsje had om deze onderdak
te verlenen.
En om aan deze puzzle nu een
goede en eenvoudige en voor de
stad goedkope oplossing te geven
is de hierboven genoemde ver
ordening in het leven geroepen.
En deze verordening nu wordt
langzamerhand een nagel aan de
doodkist van de rijke Hsioen-
Kai.
Want er rijzen nu allerlei zor
gen in zijn brein. In de eerste
plaats, zoals we al zeiden: dood
kisten zijn duur en in de tweede
plaats: waar is het eind? Want
zo min er in China ooit een eind
kaï. .omen aan de rattenplaag,
evenmin komt er ooit een eind
aan het aantal zwervers, dat op
straat het tijdelijke met het
eeuwige verwisselt. Deze mensen
moeten tenslotte toch ook er
gens kunnen dood gaan, als ze
zelf geen huis hebben, waarin
zij het aardse leven kunnen
verlaten? En waarom zouden zij
niet even goed kunnen doodgaan
vlak voor de woning van Hsioen-
Kai als voor de woning van diens
buurman?
Deze vragen hebben de ge
moedsrust van de rijke chinees
geschokt, deden de sluimering
van zijn oogleden wijken en
maakte hem het leven tot een
kwelling.
Hij weet er tenslotte maar
één ding op: iedere morgen heel
vroeg, wanneer de straat nog
slaapt, zijn leger te verlaten,
zich te kleden en voor zijn wo
ning te kijken of er het lichaam
van een overleden zwerver lag.
Mocht dit onverhoopt het geval
blijken, dan kon hij, door zijn
buren nog onbespied, het lichaam
wegslepen tot voor de deur van
zijn buurman. En aangezien dit
geheim moest blijven, moest hij
elke morgen dat zaakje zelf op
knappen. Hij kon er geen van
zijn bedienden mede belasten,
want wie kan zelfs zijn trouw
ste bediende vertrouwen?
Dit wordt oorzaak, dat het met
de rust van Hsioen-Kai gedaan
is. Want het is niet voldoende
het bed uit te stappen, dat hem
vooral tegen de tijd van het
hanengekraai zo dierbaar wordt,
en te zien of het voor zijn deur
„schoon" is, hij moet waakzaam
blijven tot heel de straat wak
ker is en het gewone dagleven
een aanvang neemt. Want wie
kan hem de verzekering geven,
dat, wanneer hij om half vijf
is wezen kijken, niet om kwart
vóór vijf, of wanneer hij om
kwart voor vijf is wezen zien,
niet om kwart over vijf de een
of andere zwerver het plan op
neemt om juist de plaats voor
zijn woning uit te zoeken voor
een eeuwig afscheid uit dit
tranendal?
Precies dus op het tijdstip, dat
de slaap het diepst en de rust
het aangenaamst wordt, moet
Hsioen-Kai nu elke morgen op
staan om het zenuwspannende
werk van geheime wacht achter
een kier van zijn tuindeur te
gaan vervullen, een arbeid, die
op de duur zó zenuwslopend
wordt, dat hij zelfs bijna zou
gaan wensen, dat die blanken
uit het Westland maar weer be
zit kwamen nemen van de vroe
gere concessies, waardoor althans
dit ergerlijke probleem alras zou
worden opgelost. Maar dit ge
heim verlangen onderdrukt hij
toch weer snel, want hij voelt
het als de grootste zonde tegen
zijn eigen ras en voorgeslacht.
Hij weet immers: alleen zoals
de chinezen het doen kan het
slechts goed en volmaakt zijn.
Het hemelse rijk kan nooit door
Westerse witmensen beter ge
regeerd worden dan de inwoners
van dit rijk het zelve kunnen
doen. Zijn zij niet de uitverko
renen van de grote Geest, die
hen het hemelse rijk ten ge
schenke gaf?
Maar met dit al ondermijnt
de nooit te onderbreken morgen-
wacht zijn zenuwgestel. Hij
wordt prikkelbaar en heeft alle
zelfbeheersing nodig om niet
zijn gezicht te verliezen tegen
over zijn ondergeschikten.
Maar dan op een morgen heeft
hij toch, wat men zou kunnen
noemen: „succes".
Wanneer hij, op het gewone
tijdstip, wanneer het nog don
ker is en nog maar één keer
heel in de verte een schor
hanengekraai vernomen werd,
door wie met mocht slapen (zo
als Hsioen-Kai) langs zijn tuin
muur sluipt en door een kier
van de deur gluurt, ziet hij fyet
lichaam van een in lompen ge
hulde zwerver liggen, vlak voor
zijn domein. Hij gluurt de straat
af en wanneer hij niemand ziet,
trekt hij snel het lichaam voor
de deur van zijn buurman en
verdwijnt weer geruisloos ach
ter zijn tuinmuur.
Vrijdag 6 Mei t®49
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagioa i
dat is wel wat laat, want er zijn
tweegraven. Er kan niet
veel meer worden goed gemaakt.
Ze tracht nu haar zondig leven
nog wat op te kalefateren door
het kindje van hun oudste zoon
in huis te nemen en dat kind
krijgt dan werkelijk een „thuis".
Dit boek legt de vinger bij de
wonde plek in duizenden van
onze gezinnen. We kennen niet
meer het leven van het persoon
lijke offer. We handhaven ons
zelf en ons eigen bestaantje, dat
ons heilig en boven alles lief is.
En daar ligt de bron van veel
ellende bij de jeugd, die liefde
nodig heeft, maar intuïtief voelt,
dat liefde hetzelfde is als zelf
opoffering en volkomen over
gave.
„Ik heb nooit willen offeren
Deze zelfbekentenis is de late
vrucht van menig verknoeid
leven.
We moeten altijd weer terug
naar de absolute waarheid van
Gods heilig Woord, dat ons de
enige weg wijst.
„De meeste van deze is de
liefde.
Het diepste geheim van elke
opvoeding.
Maar we moeten dan ook ver
staan wat liefde is!
Het nieuwe begin
De gang zit er weer in. Het
schip vaart weer.
De schuchtere nieuwelingetjes
zijn alweer gewone schoolkin
deren geworden, die weten hoe
het hoort.
Jammer en gelukkig tegelijk.
Gelukkig, want het geett een
rustiger gevoel en het maakt
het werken gemakkelijker als
ae eerste schroom en angst bij
de peuters voorbij is. J
Jammer ook, want in hun
„gewoon schoolkind" zijn, gaat
wel eens wat van de frisse ori
ginaliteit verloren. Ze weten al
zo gauw, wat ze zeggen en wat
ze zwijgen moeten. De klasse
idee heeft hen al te pakken.
Als ze zich eens laten gaan,
dan is daar behalve het oordeel
van de juffrouw, dat meestal
wei barmhartig is, ook het oor
deel van „de klas", en dat is
meestal onbarmhartig. Ook al bij
die kleine pukjes.
De gevreesde 1-Meidag is ook
nu weer tranenloos verlopen,
ondanks de talrijke Moeder-
schaar, wie het afscheid nemen
zwaar viel.
Dat is altijd weer een glorie
voor me.
Maar ik zet ook alles op alles
om het die dag „droog" te hou
den, want ik weet het: als er
één traan vloeit, volgen er oce
anen.
Dus, 'tkost wat het kost, dat
nóóit
'k Zal eerlijk opbiechten, dat
op de vermaarde 1-Mei m'n akte
tas altijd een zoete inhoud heeft.
Er zit dan een behoorlijke por
tie kostelijke zuurtjes in. Genoeg
voor verscheidene rondgangen
door m'n nieuwe klas.
„Zwakheid, mens", bromde
een oudere mannelijke collega,
een wijs paedagoog, tegen me.
Nu het zij zo!
Van 'tjaar heb ik me er toch
weer aan schuldig gemaakt en
ik vermoed, dat ik me er elke
keer als ik een nieuwe „lich
ting" krijg, weer aan zal schul
dig maken. Het enige verschil
is, dat ik me ook op dit gebied
stipt aan de mode houd, 'kkies
beslist alleen die zuurtjes, die
op dat ogenblik en vogue zijn.
De zuurtjes verschillen dus wel
eens.
Nu dan, dank zij die zuurtjes,
zullen we maar zeggen, verliep
alles tranenloos en ondanks die
zelfde zoetigheid blijf ik het toch
een overwinning vinden.
Denk eens aan, ons dorp is
geen bewaarschool rijk. Voor al
len is dit dus de eerste schrede
op het doornig pad der weten
schap.
Ik weet best, dat vooral moe
ders met grote gezinnen, wie de
kleuters danig in de weg gaan
lopen, en allerlei kwaad uitvoe
ren, ze tegen de komende Mei al
gaan dreigen: „Wacht maar, als je
naar school gaat, dan.Volgens
de moederlijke voorspellingen,
hangen die kleine rakkers in
school allerlei duistere onheilen
boven het hoofd.
In de allerlaatste dagen voor
1 Mei komt er dan nog dit bij,
dat bij het minste kattekwaad
gezegd wordt: ,,'k Zal het wel
eens aan de juffrouw vertellen,
cue zal je wel
Al geloven kleine kinderen
niet alles, wat hun moeder zegt
en dreigt, dit blijft hen toch wel
bij, dat zo'n juffrouw iets vrese-
lijKS is, waarvan je alles kunt
verwachten, behalve iets goeds.
Zeg nu zelve, zijn nu niet alle
factoren aanwezig om te vrezen
voor ware wolkbreuken?
Vergeet daarbij niet de ge
varen van een enkel enigst kind.
Die zijn vaak al in tranen, voor
ze de school nog gezien hebben.
We ontvingen van een onzer
lezeressen onderstaand sympa
thiek briefje met gedicht, dat we
hier gaarne een plaatsje geven:
Mijnheer de Redacteur,
Misschien kunt u dit gedichtje
in 't Zeeuwsch Weekend plaatsen
voor onze zieken, want ik heb
zo genoten van het heerlijk voor
jaar en van de bloesempracht. Ik
dacht zo, wat moeten onze zieken
veel missen, die zien nu wel heel
weinig van de voorjaarsweelde,
en daarom heb ik getracht in een
gedichtje onze zieken te laten
meegenieten van de lente
Met vriendelijke groeten,
M. A. B. W.
't Is Lente
De Lente is weer in ons
[landje gekomen!
Met bloesem en blad siert
[zij struiken en bomen.
De aarde heeft zich met
[een bruidskleed getooid
Het gras is met madeliefjes
[bestrooid.
Zelfs de oude knotwilg aan
[de dijk staat te bloeien
Op het land is de gerst en
[de tarwe aan het groeien
Het siert de velden met
[een groen tapijt
In deze wonderschone lentetijd.
In de tuin is het alles
[doortinteld van kleuren
Tulpen, Narcis en Hyacint
[verspreiden haar geuren
Daarover welft de hemel met
[een blauw azuren boog
De boomgaard is nu een
[lust voor het oog
De pereboom heeft zich in
[witte weelde gestoken
En aan de appelboom zijn
[zachtrose bloemen ontloken
Ook de pruimeboom tooit zich
[met bloesems, zo mooi en zo fijn
H e e 1 de bongerd viert n u
[zijn lentefestijn
Alles koestert zich weer
[in de heerlijke zon
De duisternis week en het
[licht overwon
Door Gods Geest werd
[onze/dorre aard
Herschapen tot een bloeiende
[rozegaard
O, Here, kom nu ook in ons
Lhart met Uw Geest
Dan wordt het bij ons waarlijk
[een vruchtzettend lentefeest!
M. A. B. W.
Vanwege al die gevaren, waag
ik er een zak met zuurtjes aan.
Doch die periode is nu voor
bij. Zpu er nu één het wagen
een traan te storten, dan is daal
de juffrouw om te troosten, en
dan is daar ook „de klas", die
zoiets kinderachtig vindt. Dat
laatste helpt het meest om de
tranen te drogen.
Het kwaadste is dus weer
voorbij, ook het aardigste. Dat
is ook waar, want Bertje zal nu
niet meer heel triomfant uit
zijn achterste bankje komen
stappen, m'n hand met m'n pols
horloge naar zich toe draaien
en dan heel, héél trots zeggen:
„Ik weet hoe laat het is, van
me vader geleerd".
Zelf vinü je zoiets aardig en
het mag ook wel de eerste dagen.
Je verbiedt dat ook niet, maar
toch gebeurt het niet meer
„De klas" gaat dat „gek" vinden.
We gaan nu weer werken. Spe
lend werken, maar toch ook
wérken.
'k Heb m'n nieuwe span al wat
bestudeerd, en rekening houden
de met de mij bekende voorgan
gers uit dezelfde gezinnen, waag
ik het voor me zelf voorspellin
gen te doen.
Als Piet uit het geslacht van
de Van Dijken rekenen kan, nu
dan fuif ik mezelf op wat ik
graag lust.
Het ziet er niet naar uit. Dat
weet ik nu al wel.
Toch maar volhouden, op hoop
tegen hoop. Wie weet....
Het leven is vol verrassingen,
ook het kleine leven, besloten
tussen de vier muren van een
schoollokaal. R. T.
8 Mei 1942. In de Koraalzee
wordl een grote zeeslag geleverd
tussen de Japanse en de Ameri
kaans—Engelse vloten, waarbij
de Jappen 37 schepen en 100
vliegtuigen verliezen.
9 Mei 1569. Streng plakkaat
van Philips II. Italië viert voor
de 7e maal de „dag van het leger
en van het imperium". Mussolini
zegt: „Hun die thans willen be
weren, dat wij het Imperium
hebben verloren, antwoorden
wij, dat wij niets verloren heb
ben. De slag duurt voort en wij
zullen in het Imperium terug
keren". (1943.)
10 Mei 1940. Nazi-Duitsland
valt Nederland binnen. De Rus
sen heroveren Sebastopol.(1944.)
11 Mei 1940. Het eiland in
Rotterdam geheel in Duitse
handen. Hoge watervloed in
Holland. (1173.)
12 Mei 1940. Prinses Juliana
verlaat Nederland met Haar ge
zin. Fransen vechten in Noord-
Brabant. Huwelijk Willem II
met Maria Stuart. (1641.)
13 Mei 1940. Moerdijkbrug
door Duitsers overschreden. In
Grebbelinie wordt hevig gevoch
ten. Koningin Wilhelmina be
geeft zich naar Engeland.
14 Mei 1940. Bombardement
van Rotterdam en capitulatie.
Bonn bij verdrag ingenomen.
(1703.)
Een oude legende.
Er staat een enorme lots aan
de Zwitserse zijde van de Sint
Gotthardweg, waaromtrent een
oude legende verteld wordt.
De duivel was eens bezig, deze
steen te borstelen, toen hem 'n oude
vrome vrouw ontmoette, die, ont
hutst op het gezicht van deze on
verwachte verschijning, begon te
bidden. Zoveel vermocht haar ge
bed, dat de boze de steen opeens
Het vallen, en daar ligt het ge
vaarte nu als een onbetwistbaar
getuigenis, dat de duivel niet op
gewassen ls tegen oude vrouwen,
die de hulp des hemels Inroepen.
In deze legende ligt een troost
volle waarheid. Laat de gelovigen
toch de vijand der zielen doen be
ven, door zonder ophouden te bid
den. De zwakste heilige zal op
zijn knieën alle machten der bei
overwinnen. SPURGBOJi.
Maar wie schildert zijn ont
steltenis, wanneer hij een kwar
tier later hetzelfde lichaam weer
ontdekt onder zijn eigen muur?
Zijn hersens weiKen snel cn hij
begrijpt terstond, dat zijn buur
man dat moet hebben gedaan.
Die is dus even waakzaam als
hij en hij mompelt stille ver
wensingen aan het adres van
zijn Duurman, met wie hij ove
rigens goede vrienden was. Wat
te doen? Het spelletje herhalen?
Maar dan opeens bedenkt hij, dat
zijn buurman al weer eer op
had kunnen zijn, en dat de zwer
ver inderdaad voor de woning
van zijn buurman zijn aardse
omhulsel verlaten kon hebben
en deze het lijk voor zypn deur
gesleept kan hébben. Dat zou
inderdaad een gemene streek
geweest zijn, vindt hij! Een
reden te meer om het hem be
taald te zetten en dus opnieuw
het lichaam naar de oude plaats
te slepen. Want ook bij een chi
nees geldt het: wat men gaarne
wenst, dat gelooft men gaarne,
en dus geioofde hij nu zéker, dat
de zwerver zo beleefd geweest
was niet voor zijn deur maar
voor de woning van zijn buur
man zijn laatste rustplaats te
kiezen.
Daarom sluipt hij opnieuw
naar buiten en trekt wederom
het lichaam tot voor de woning
van zijn onbetrouwbare buur
man.
Hierop neemt hij weer plaats
achter zijn tuinmuur en aan
schouwt peinzend de lichtende
parelmoeren luchten, herauten
in kleurige feestdos, die de komst
van het grote licht aankondigen.
En dan, na een nieuw kwar
tier stelt hij zich weer op achter
de kier van zijn deur om op
nieuw tot zijn schrik en wocae
de ontdekking te doen, dat zijn
buurman het lichaam wederom
op de vorige plaats voor zijn
woning heeft gelegd.
Wat nu? Het wordt reeds een
waagstuk het lijk opnieuw terug
te slepen, want de chinees is
matineus als er wat te verdienen
valt en de straat zal dus gauw
ontwaken, zo zij al niet ont
waakt is. Hij loert de straat af
en vraagt zichzelf: zal ik 't kun
nen wagen? Hij beseft: het gaat
er nu maar om wie hier de
gelukkige is. Wanneer hij het
nog één keer wagen kan is het
mogelijk, dat zijn buurman de
stille strijd moet opgeven en
dus in de buidel moet tasten,
zoals het ook rechtens behoort.
Hij denkt aan de hoge som,
die het nuttige voorwerp hem
kosten gaat, wanneer hij dit over
zijn kant laat gaan. Snel sluipt
hij zijn poort uit en grijpt op
nieuw het levenloze lichaam
beet. Maar, terwijl hij het aan
de benen trekt om het van de
plaats te sjorren, slaat hem een
koude schrik om het hart. Want
plots komt er leven in. De benen
rukken zich met geweld uit zijn
greep en eer hij zijn eigen ogen
geloven kan staat het lichaam
in levende lijve voor hem.
Hij trilt op beide voeten van
schikt en angst. Wat kan dit
beduiden?
En dan hoort hij een schor,
geniepig lachje. Het levend ge
worden lijk gaat spreken. Hij
hoort het zeggen:
„Zo, dus u wilde uw buur
man bedriegen, het doen voor
komen alsol ik voor zijn be
zitting en niet voor de uwe ge
storven was, hè? Een mooie
buurman bent u. U is een groot
bedrieger. Maar ik zeg u, dat
u mijn doodkist zult moeten
betalen cn niet uw buurman. Ik
ben voor uw huis gestorven cn
niet voor het zijne."
Nu vindt een Chinees het niet
zo heel erg een bedrieger te
zijn, wanneer het maar door
niemand geweten wordt. De
schande komt pas als het bekend
wordt en men dus zijn gezicht
verliest.
Daarom striemden de woor
den van de zwerver hem als
zweepslagen.
„Maar hoe kan ik een bedrie
ger zijn, je bent niet eens dood?
Ik ben je geen doodkist ver
schuldigd!" roept de man ont
hutst uit.
„Al ben ik niet dood, gij
dacht dat ik het waart cn gij
hebt tweemaal mijn lijk ver
sjouwd naar het huis van uw
buurman. Ik was er immers zelf
bij? U moet mijn doodkist be
talen."
„Maar hoe kan ik verplicht
worden je doodkist te betalen,
wanneer je toch niet dood
bent?" vraagt Hsioen-kai.
„Ik was ditmaal niet dood,
maar eenmaal zal ik sterven en
dan moet ik een doodkist heb
ben en die moet gij nu betalen.
Want gij dacht, dat ik dood was
en gij hebt mijn lijk voor de
woning van uw buurman willen
slepen. Wanneer gij niet aan uw
verplichtingen voldoet, zal ik
uw bedriegelijke handelingen
openbaar maken, bij al uw be
dienden en zeker óók bij uw
buurman; dan zult gij in het
vervolg stellig nooit meer kun
nen waken bij uw poort, op het
uur dat de hanen beginnen te
kraaien en hoevele zwervers
kunnen er dan niet uw bezitting
de eer aandoen daar te gaan
sterven? Gij zult voorgoed uw ge
zicht verloren hebben, wanneer
gij niet aan uw verplichtingen
voldoet."
Het klopte allemaal precies.
Het was Chinese logica bij uit
nemendheid.
Ssioen-kai verbleekt en rilt
van de morgenkoude.
„Hoe wéét je, dat ik des mor
gens niet op mijn legerstede
lig?" vraagt hij.
„Zwervers hebben honger en
zij weten dus heel veel", zegt de
man eenvoudig, maar overtui
gend. „Geef mij mijn doodkist,
of ik maak het alom bekend,
dat de rijke Hsioen-kai iedere
nacht, vóór de haan kraait, ach
ter zijn tuinmuur rondsluipt, om
zijn buurman de doodkisten te
laten betalen."
Hsioen-kai denkt vlug na. Hij
begrijpt, dat hij deze man niet
kan aanklagen bij de rechter,
want dan weet heel de stad van
zijn gedrag. Maar een dure dood
kist voor een zwerver, die niet
eens gestorven is en dat juist,
omdat hij vele, vele maanden
lang iedere morgen zich zijn
kostbare ochtendslaap ontroofd
heeft, juist om er voor te zor
gen, dat hij zulk een hoog be
drag niet behoeft te betalen, dat
vindt hij héél erg. Een ongeken
de woede maakt zich van hem
meester.
„Waarom ben je niet voor de
woning van mijn buurman gaan
liggen?" sist hij tussen zijn gele'
tanden.
„Misschien krijgt die een vol
gende keer de beurt", zegt de
zwerver. „Geef mij nu mijn
doodkist maar, dan zal ik zwij
gen of ik inderdaad gestorven
ware."
Hsioen-kai denkt opnieuw na.
Dan ontwaakt hij uit z#n ge
peins en zegt:
„Goed, laat je maat maar
nemen en ik zal er een bestei
len, waar moet zij bezorgd
worden?"
Zijn laatste hoop is, dat de
zwerver geen adres kan opgeven.
Maar ook die hoop is ijdeL
Prompt komt terstond de maat en
het adres en Hsioen-kai is niet
zo goed of hij bestelt diezelfde
dag een doodkist, van de goed
koopste soort, maar alevel toch
tegen hoge prijs, want doodkisten
zijn heel duur in Sjanghai.
En wanneer de zwerver de
doodkist in ontvangst genomen
heeft, verkoopt hij het voorwerp
aan een chinees voor de halve
waarde en die heeft een huis
om hem te pronk te zetten.
Want wat moet en zwerver
met een doodkist doen?
Bovendien: slechts weinige
dagen daarna zal hij in een an
dere straat weer een nieuwe
gaan verdienen