ïitpraire iRonw „Zeeiiicfte ÏLacAteg.ae£" UMI Mchaat. 'are Chinezen Uit mijn klas. VxwJi cnvfre, yLeJtcejn. Wat ye&ewule, eh, op liut- uüeA^aaAdcu rijdag 6 Mei 1949 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 ehalve de drie eerder genoem- delen bevat deze Zeeuwse ndel gedichten uit 1633 nog 'n irt supplement, dat de wijdse el voert: „Taiereel van Sinne- il (waer in verscheyden rthooningen werden aenge- !sen, met Poëtische vermae- elijcke ende leersame Sinne- hten en Sangh-liedekens. Ge- :ynsaem by een ghevought en- verciert met verscheyden Co- re Platen, door A. V. V'enne. Wat in dit laatste deel uit dez ndel de aandacht trekt is de tegenheid die hier geboden prdt om met het alledaagse /en onzer voorouders rond 301630 kennis te maken. Hier :rt de „copieerlust des dage- kse levens" haar hoogtij. En :n bemerkt, dat bij alle veran- ringen die door de eeuwen en zijn tot stand gebracht fei- Ijk alles toch hetzelfde is ge- rven. Men wordt weer opnieuw ertuigd van de diepe zin van t woord: hoe meer alles ver- dert hoe meer alles hetzelfde jft. Een tweede ding, dat bij het :en van deze verzen opvalt, is: e alles precies dezèlfde geest emt als waarin „Vader Cats" n verzen heeft geschreven. Voor ons, die met ogen ener intigste eeuw tegen dit alles n kijken, is het allemaal ver- derd, ik bedoel nu dan niet t leven, dat getekend wordt, aar de manier waarop het da- lljkse leven wordt gecopieerd. aar we moeten niet vergeten, t deze bundel, evenals de ver- n van Cats b.v. voor die tijd n evenement geweest is, een beurtenis van gewicht. Een euw geluid bij een nieuwe len- misschien op het gebied van letteren van die dagen van •enveel invloed als de bewe- ng der tachtigers in de vorige uw. Immers: voor dien had men ets anders gekend dan reli- euze en kerkelijke gezangen, eestal zelfs door gebruik van het latijn buiten het bereik van het volk gehouden. Voorts waren in de vorige eeuw (de zestiende dus) en een gedeelte van de zeventiende eeuw, aller gedachten gespannen gehouden op de rampen van het vaderland, door de tachtigjarige oorlog veroorzaakt. De liederen, die gezongen en voorgedragen werden, hadden allen meestal betrekking op de gebeurtenissen, die met deze oorlog gepaard gin gen. We denken aan de geuzen liederen, de souterliedekens, be rijmde psalmvertalingen, waar van b.v. zeer bekend waren die van Willem van Zuylen van Nijeveld, daterend uit 1539. Maar nu, nu het nog wel oorlog was, maar de rampen daaraan ver bonden in de eerste periode, toch niet meer voorkwamen en Span je al meer met de handen in het haar begon te zitten, omdat het de vingers in het Noordelijke wespennest gestoken had, nu on ze voorouders verademing kre gen, kwamen daar de liederen, die betrekking hadden op eigen huiselijk leven: liefde, verloving, huwelijk, verhouding: ouders tot kinderen, ambacht, maatschap pelijk verkeer. Ze begonnen nu in de spiegel van het lied zich zelf eens te bekijken en ontdek ten toen het „costglijck mal", de humor, die ontspanning wekt. Dit moet iets veranderd heb ben in de gedachtenwereld onzer voorouders, het was iets gloed nieuws, zodat men als vanzelf begon te spreken van een „Va der" Cats, die zo uitnemend de kunst verstond om de mensen de spiegel voor te houden. Het was inderdaad een nieuw geluid! En zo zal ook in 1633 de „Zeeuwse nachtegaal", toen zij begon te zingen, de algemene aandacht ontvangen hebben, ook buiten de Zeeuwse gebieden. Maar het verwonderd dan ook niet, dat de uitgever van deze bundel, het noodzakelijk heeft geacht in de „Voorreden" als een soort „verontschuldiging" voor dit soort verzen, breedsprakerig te doen uiteenzetten waarom de ze verzen nu eigenlijk wel ge drukt werden. Immers iets nieuws moet altijd even inbur geren. Het behoort „geïntrodu ceerd" te worden. Te meer waar het nu verzen betrof, die niet gewijd waren aan hoge, voorna me en geleerde zaken, maar niet meer wilden zijn dan een spie gel van het leven van elke dag. Daarom lezen we: „Het schijnt dat hier geen oude off nieuwe reden-wijsers gheroemt werden; maer het is om oorsaeck wille dat ik geen kennis (veel) aen selve hebben; daerom laet ick die als hier on-opgehaelt ende houde my aen 't rond boerach- tighe snoer, dat met de pen en penceel te samen ge vlecht is: Men heeft oock niet te dencken dat hier veel volcomenheyt in sy te vinden, ghelijk de Latijnsge- sinde dat op hun uitheemsche wyse doen verstaen: dan hier wort alleen goed-ondichthyd by de handt genomen, om eenvou- dich te ontmonden de soete eygenschap van onse vry-bor- stige Inlandsche tael: voorneme- lijck op de Hollandsche en Zeeuwsche wijse. Het is seer mis- pnjsselijck, dat men syn Vader- landtsche spraeck soeckt achter hoecken te laten, ende gebruye- ken andere schraele mengelin gen onder-volcomen soet-mondi- ge ronde woorden: dewelcke door sulcken overlantsche gemeyn- saemheyt als verbastaert werden- daer nogtans het Nederlants niet van noode is by andere te gaen ontleenen: overmits deselve jae rijek-genough bevonden werdt (soo-men anders de volcomen eyghenheydt wel uyt mommelt int letter-dichten) Uit zulke tiraden merkt men hoe onze voorouders, na de ont zaggelijke spanningen ener wre de oorlog, bezig zijn zich op te werken tot een eigen zelfbewus te nationaliteit, en daarbij tot de ontdekking komen, dat eigen taal, maar geen boers dialect is, doch schoonheden bezit, die slechts te voorschijn moeten woiden gehaald om te bewijzen dat deze taal met elke andere kan wedijveren in ongekende mogelijkheden om de diepste roerselen van de menselijke geest zuiver en klaar te vertolken. Dat is voor onze voorouders een openbaring geweest, in de eerste helft der zeventiende eeuw, het tijdperk, dat, toen men eenmaal zich zelf herkend had, de grond stoffen bood, die straks diezelfde eeuw tot de „gouden eeuw" ma ken zouden. Als zodanig hebben onze voor ouders ook deze bundel de „Zeeusche Nachtegaele" \ontvan- gen en verslonden. Waar ligt de eigenlijke schuld? In een der weekbladen las ik dezer dagen het volgende be richt: „Een Engelse onderwijzer motiveerde zijn verzoek om ont slag als volgt: „In onze scholen zijn de onderwijzers bang van de schoolbesturen, de schoolbestu ren zijn bang van de ouders, de ouders zijn bang van de kinderen en de kinderen zijn op geen en kele manier meer bang te krij gen". Natuurlijk moeten we dit be richt met een korreltje Engelse humor slikken. Maar er zit toch zoals trouwens bij alle goede hu mor, een ernstige achtergrond aan vast. Ook hier is de „lach met een traan". De waarheid is, dat er bij de jeugd, voor een groot deel een totale verkeerde levenshouding aan het groeien is. Er is geen respect, geen eerbied meer voor ouderen. Maar waar ligt de schuld? Ik denk aan een uitdrukking, die mij onlangs trof in een radio- preek: „Er zou niet zo'n ont stellend „jeugdprobeem" zijn, wanneer er niet was 't probleem van de ouderen. Van hen zijn velen de koers kwijt en daardoor gaat het mis met de z.g. „rijpere jeugd". Natuurlijk kan het ook in een goed en gaaf gezin met een der kinderen mis gaan; maar wan neer het over de gehele linie mis is, dan is het duidelijk, dat het van „boven af" al lang mis ge weest is. Ik denk aan het Engelse boek „Burgei-recht" van Hutchinson. Hier vinden we in romanvorm, het gehele probleem, waarmee we thans worstelen. „Burger recht" verscheen enkele jaren geleden na de eerste wereldoor log. Ook toen was er de grote ontreddering in heel veel levens en vooral bij het jonge geslacht. We zien in dit boek 'n klein meis je als jongste van 'n groot gezin. Geen enkele buitenstaander zou zeggen, in dat gezin is er iets niet in de haak. Toch deugt er eigenlijk niets van. De vader is een onevenwichtige egoist, doet alleen dingen waar hij zin in heeft, verder is hij een gewich- tig-doende-praatjesmaker. Z'n gez n is echter veroordeeld steeds krampachtig zuinig te leven op de grens van fatsoenlijke armoe. De jongens worden als „heren" bediend. Het vrouwelijk deel is slavtnvolk. Maar naar buiten lijki alles zo echt netjes, dat nie mand erg heeft in de wantoe stand Zets de eigen moeder en de dochters hebben er geen erg in. dat er m hun eigen gezins leven iets niet in dc haak is. Ze denken, dat het zo hoort. Maar het kleine jonge ding ziet het op haar manier wel en in haar groeit het complex: je moet toch eigenlijk man zijn om iets moois van het leven te maken. Bij het opgloeien gaat ze dan ook die kant op. Ze heeft een helder ver stand en een goed zaken-inzicht en ze verovert zich een prachtige pos/tie. En ze trouwt bovendien ook een ideale jonge man, die zijn geëmancipeerd vrouwtje vol komen begrijpt en er mee ac- cooid gaat, dat ze samen afzon derlijk hun eigen wereldje be houden en dat ook zij haar po sitie blijft bekleden. Ook in huis marcheert alles best, door de hulp van goed betaalde krachten. En wanneer ze drie keer moeder worat, blijft dan ook haar positie op het kantoor voor haar gere serveerd, want men ziet haar weer graag terug. Het gaat alles prachtigals in een goed ge organiseerd restaurant. Maar ont roerend is de voorzichtige vraag van de man op een keer of zij er niets voor voelt nu maar voor goed thuis te komen, want z'n uitstekend georganiseerd huis is geen „home". Bij het opgroeien gaat het met alle drie de kinderen grondig mis. De oudste, vaders trots moet het land uitvluchten als dief en falsaris. Doda, het beminnelijke dochtertje sterft, nauwelijks vol wassen, na een vreselijk lijden, ten gevolge van haar verdorven leven. En de jongste zoon, die het zusje verafgood had, pleegt zelfmoord. Dan is er eindelijk het moment, dat de moeder het aan de borst van haar man uit snikt: „Het is niet de fout der kinderen! Het is mijn schuld. Het leven is offeren en ik heb nooit willen offerenMaar Het spreekwoord zegt: er zijn tjf christenen nodig om één >od te bedriegen en er zijn vijf >den nodig om één griek te be- riegen en cr zijn vijf grieken odig om één chinees te bedrie- en. Toch gebeuren er in dat China ire dingen. Daaronder behoort et geval met de Chinees Hsioen- iai. Hij heeft zijn bezittingen te janghai, die hij er zich als jon- eling reeds verworven had, en Itijd door heeft kunnen bewa- en. Zelfs, toen de Japanners wamen, heeft geen enkele Jap et voorrecht gesmaakt hem arm kunnen maken en zich met ijn rijkdommen kunnen verrij- en. Dat wil heel wat zeggen bij ó'n invasie. Maar er zijn méér !hinezen die dit Hsioen-Kai kun- ,en nazeggen. Toen de Jappen oor de atoomsplitsing van Hiro- jima uit hun oorlogsroes ont maakten en Sjanghai evenals zo eel andere dingen, moesten los- aten, kwam er verandering, naar weinig verbetering. Immers vas Sjanghai voorheen gezegend oor de tegenwoordigheid van Vesterse concessies, die er wel- raart, orde en rust gebracht had- len, nu kregen de Chinezen de tad zelf in handen en dat bete rende nieuwe ellende: armoe, ■oof, moord, intrige enz. Maar Isioen-Kai bracht het er tot he den netjes af. Dat wil zeggen: tot nu toe. Want er is één ge vaar, dat hem op de duur zal kunnen ondermijnen, zoals het kwelwater onze Nederlandse dij ken ondermijnen kan. Dat is het gevaar van de zwervers, die dagelijks op de straten de hongerdood gaan ster ven. Deze mensen veroorzaken bij hun dood de samenleving, voor zo ver er in Sjanghai van samenleving gesproken kan wor den, méér last dan zij het bij hun leven gedaan hebben. Want er is een gemeente-verordening in Sjanghai, dat de huiseigenaar, voor wiens huis een zwerver sterft, moet zorgen voor diens doodkist en dat wil tegenwoordig heel wat zeggen. Want doodkis ten behoren tot de duurste ar tikelen in deze stad. Het is nu eenmaal een heilige traditie in het hemelse rijk, dat men in een doodkist dient begraven te wor den. Zelfs een zwerver maakt op deze gulden regel geen uit zondering. Op welke regel hij echter wel weer een uitzonde ring maakt is, dat iedere Chinees bij zijn leven zijn doodkist koopt en als een kostbaar pronkstuk dit nuttige voorwerp in zijn huis bewaart. Aangezien een zwerver echter nu eenmaal geen huis heeft kan hij er ook geen dood kist neerzetten en daar hij geen huis heeft omdat hij geen geld heeft er een te kopen en zelfs niet om er een te huren, ook al zou 'tmaar 'n varkenskrot zijn, heeft hij natuurlijk ook geen geld om zijn doodkist te kopen, gesteld al, dat hij ergens een plaatsje had om deze onderdak te verlenen. En om aan deze puzzle nu een goede en eenvoudige en voor de stad goedkope oplossing te geven is de hierboven genoemde ver ordening in het leven geroepen. En deze verordening nu wordt langzamerhand een nagel aan de doodkist van de rijke Hsioen- Kai. Want er rijzen nu allerlei zor gen in zijn brein. In de eerste plaats, zoals we al zeiden: dood kisten zijn duur en in de tweede plaats: waar is het eind? Want zo min er in China ooit een eind kaï. .omen aan de rattenplaag, evenmin komt er ooit een eind aan het aantal zwervers, dat op straat het tijdelijke met het eeuwige verwisselt. Deze mensen moeten tenslotte toch ook er gens kunnen dood gaan, als ze zelf geen huis hebben, waarin zij het aardse leven kunnen verlaten? En waarom zouden zij niet even goed kunnen doodgaan vlak voor de woning van Hsioen- Kai als voor de woning van diens buurman? Deze vragen hebben de ge moedsrust van de rijke chinees geschokt, deden de sluimering van zijn oogleden wijken en maakte hem het leven tot een kwelling. Hij weet er tenslotte maar één ding op: iedere morgen heel vroeg, wanneer de straat nog slaapt, zijn leger te verlaten, zich te kleden en voor zijn wo ning te kijken of er het lichaam van een overleden zwerver lag. Mocht dit onverhoopt het geval blijken, dan kon hij, door zijn buren nog onbespied, het lichaam wegslepen tot voor de deur van zijn buurman. En aangezien dit geheim moest blijven, moest hij elke morgen dat zaakje zelf op knappen. Hij kon er geen van zijn bedienden mede belasten, want wie kan zelfs zijn trouw ste bediende vertrouwen? Dit wordt oorzaak, dat het met de rust van Hsioen-Kai gedaan is. Want het is niet voldoende het bed uit te stappen, dat hem vooral tegen de tijd van het hanengekraai zo dierbaar wordt, en te zien of het voor zijn deur „schoon" is, hij moet waakzaam blijven tot heel de straat wak ker is en het gewone dagleven een aanvang neemt. Want wie kan hem de verzekering geven, dat, wanneer hij om half vijf is wezen kijken, niet om kwart vóór vijf, of wanneer hij om kwart voor vijf is wezen zien, niet om kwart over vijf de een of andere zwerver het plan op neemt om juist de plaats voor zijn woning uit te zoeken voor een eeuwig afscheid uit dit tranendal? Precies dus op het tijdstip, dat de slaap het diepst en de rust het aangenaamst wordt, moet Hsioen-Kai nu elke morgen op staan om het zenuwspannende werk van geheime wacht achter een kier van zijn tuindeur te gaan vervullen, een arbeid, die op de duur zó zenuwslopend wordt, dat hij zelfs bijna zou gaan wensen, dat die blanken uit het Westland maar weer be zit kwamen nemen van de vroe gere concessies, waardoor althans dit ergerlijke probleem alras zou worden opgelost. Maar dit ge heim verlangen onderdrukt hij toch weer snel, want hij voelt het als de grootste zonde tegen zijn eigen ras en voorgeslacht. Hij weet immers: alleen zoals de chinezen het doen kan het slechts goed en volmaakt zijn. Het hemelse rijk kan nooit door Westerse witmensen beter ge regeerd worden dan de inwoners van dit rijk het zelve kunnen doen. Zijn zij niet de uitverko renen van de grote Geest, die hen het hemelse rijk ten ge schenke gaf? Maar met dit al ondermijnt de nooit te onderbreken morgen- wacht zijn zenuwgestel. Hij wordt prikkelbaar en heeft alle zelfbeheersing nodig om niet zijn gezicht te verliezen tegen over zijn ondergeschikten. Maar dan op een morgen heeft hij toch, wat men zou kunnen noemen: „succes". Wanneer hij, op het gewone tijdstip, wanneer het nog don ker is en nog maar één keer heel in de verte een schor hanengekraai vernomen werd, door wie met mocht slapen (zo als Hsioen-Kai) langs zijn tuin muur sluipt en door een kier van de deur gluurt, ziet hij fyet lichaam van een in lompen ge hulde zwerver liggen, vlak voor zijn domein. Hij gluurt de straat af en wanneer hij niemand ziet, trekt hij snel het lichaam voor de deur van zijn buurman en verdwijnt weer geruisloos ach ter zijn tuinmuur. Vrijdag 6 Mei t®49 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagioa i dat is wel wat laat, want er zijn tweegraven. Er kan niet veel meer worden goed gemaakt. Ze tracht nu haar zondig leven nog wat op te kalefateren door het kindje van hun oudste zoon in huis te nemen en dat kind krijgt dan werkelijk een „thuis". Dit boek legt de vinger bij de wonde plek in duizenden van onze gezinnen. We kennen niet meer het leven van het persoon lijke offer. We handhaven ons zelf en ons eigen bestaantje, dat ons heilig en boven alles lief is. En daar ligt de bron van veel ellende bij de jeugd, die liefde nodig heeft, maar intuïtief voelt, dat liefde hetzelfde is als zelf opoffering en volkomen over gave. „Ik heb nooit willen offeren Deze zelfbekentenis is de late vrucht van menig verknoeid leven. We moeten altijd weer terug naar de absolute waarheid van Gods heilig Woord, dat ons de enige weg wijst. „De meeste van deze is de liefde. Het diepste geheim van elke opvoeding. Maar we moeten dan ook ver staan wat liefde is! Het nieuwe begin De gang zit er weer in. Het schip vaart weer. De schuchtere nieuwelingetjes zijn alweer gewone schoolkin deren geworden, die weten hoe het hoort. Jammer en gelukkig tegelijk. Gelukkig, want het geett een rustiger gevoel en het maakt het werken gemakkelijker als ae eerste schroom en angst bij de peuters voorbij is. J Jammer ook, want in hun „gewoon schoolkind" zijn, gaat wel eens wat van de frisse ori ginaliteit verloren. Ze weten al zo gauw, wat ze zeggen en wat ze zwijgen moeten. De klasse idee heeft hen al te pakken. Als ze zich eens laten gaan, dan is daar behalve het oordeel van de juffrouw, dat meestal wei barmhartig is, ook het oor deel van „de klas", en dat is meestal onbarmhartig. Ook al bij die kleine pukjes. De gevreesde 1-Meidag is ook nu weer tranenloos verlopen, ondanks de talrijke Moeder- schaar, wie het afscheid nemen zwaar viel. Dat is altijd weer een glorie voor me. Maar ik zet ook alles op alles om het die dag „droog" te hou den, want ik weet het: als er één traan vloeit, volgen er oce anen. Dus, 'tkost wat het kost, dat nóóit 'k Zal eerlijk opbiechten, dat op de vermaarde 1-Mei m'n akte tas altijd een zoete inhoud heeft. Er zit dan een behoorlijke por tie kostelijke zuurtjes in. Genoeg voor verscheidene rondgangen door m'n nieuwe klas. „Zwakheid, mens", bromde een oudere mannelijke collega, een wijs paedagoog, tegen me. Nu het zij zo! Van 'tjaar heb ik me er toch weer aan schuldig gemaakt en ik vermoed, dat ik me er elke keer als ik een nieuwe „lich ting" krijg, weer aan zal schul dig maken. Het enige verschil is, dat ik me ook op dit gebied stipt aan de mode houd, 'kkies beslist alleen die zuurtjes, die op dat ogenblik en vogue zijn. De zuurtjes verschillen dus wel eens. Nu dan, dank zij die zuurtjes, zullen we maar zeggen, verliep alles tranenloos en ondanks die zelfde zoetigheid blijf ik het toch een overwinning vinden. Denk eens aan, ons dorp is geen bewaarschool rijk. Voor al len is dit dus de eerste schrede op het doornig pad der weten schap. Ik weet best, dat vooral moe ders met grote gezinnen, wie de kleuters danig in de weg gaan lopen, en allerlei kwaad uitvoe ren, ze tegen de komende Mei al gaan dreigen: „Wacht maar, als je naar school gaat, dan.Volgens de moederlijke voorspellingen, hangen die kleine rakkers in school allerlei duistere onheilen boven het hoofd. In de allerlaatste dagen voor 1 Mei komt er dan nog dit bij, dat bij het minste kattekwaad gezegd wordt: ,,'k Zal het wel eens aan de juffrouw vertellen, cue zal je wel Al geloven kleine kinderen niet alles, wat hun moeder zegt en dreigt, dit blijft hen toch wel bij, dat zo'n juffrouw iets vrese- lijKS is, waarvan je alles kunt verwachten, behalve iets goeds. Zeg nu zelve, zijn nu niet alle factoren aanwezig om te vrezen voor ware wolkbreuken? Vergeet daarbij niet de ge varen van een enkel enigst kind. Die zijn vaak al in tranen, voor ze de school nog gezien hebben. We ontvingen van een onzer lezeressen onderstaand sympa thiek briefje met gedicht, dat we hier gaarne een plaatsje geven: Mijnheer de Redacteur, Misschien kunt u dit gedichtje in 't Zeeuwsch Weekend plaatsen voor onze zieken, want ik heb zo genoten van het heerlijk voor jaar en van de bloesempracht. Ik dacht zo, wat moeten onze zieken veel missen, die zien nu wel heel weinig van de voorjaarsweelde, en daarom heb ik getracht in een gedichtje onze zieken te laten meegenieten van de lente Met vriendelijke groeten, M. A. B. W. 't Is Lente De Lente is weer in ons [landje gekomen! Met bloesem en blad siert [zij struiken en bomen. De aarde heeft zich met [een bruidskleed getooid Het gras is met madeliefjes [bestrooid. Zelfs de oude knotwilg aan [de dijk staat te bloeien Op het land is de gerst en [de tarwe aan het groeien Het siert de velden met [een groen tapijt In deze wonderschone lentetijd. In de tuin is het alles [doortinteld van kleuren Tulpen, Narcis en Hyacint [verspreiden haar geuren Daarover welft de hemel met [een blauw azuren boog De boomgaard is nu een [lust voor het oog De pereboom heeft zich in [witte weelde gestoken En aan de appelboom zijn [zachtrose bloemen ontloken Ook de pruimeboom tooit zich [met bloesems, zo mooi en zo fijn H e e 1 de bongerd viert n u [zijn lentefestijn Alles koestert zich weer [in de heerlijke zon De duisternis week en het [licht overwon Door Gods Geest werd [onze/dorre aard Herschapen tot een bloeiende [rozegaard O, Here, kom nu ook in ons Lhart met Uw Geest Dan wordt het bij ons waarlijk [een vruchtzettend lentefeest! M. A. B. W. Vanwege al die gevaren, waag ik er een zak met zuurtjes aan. Doch die periode is nu voor bij. Zpu er nu één het wagen een traan te storten, dan is daal de juffrouw om te troosten, en dan is daar ook „de klas", die zoiets kinderachtig vindt. Dat laatste helpt het meest om de tranen te drogen. Het kwaadste is dus weer voorbij, ook het aardigste. Dat is ook waar, want Bertje zal nu niet meer heel triomfant uit zijn achterste bankje komen stappen, m'n hand met m'n pols horloge naar zich toe draaien en dan heel, héél trots zeggen: „Ik weet hoe laat het is, van me vader geleerd". Zelf vinü je zoiets aardig en het mag ook wel de eerste dagen. Je verbiedt dat ook niet, maar toch gebeurt het niet meer „De klas" gaat dat „gek" vinden. We gaan nu weer werken. Spe lend werken, maar toch ook wérken. 'k Heb m'n nieuwe span al wat bestudeerd, en rekening houden de met de mij bekende voorgan gers uit dezelfde gezinnen, waag ik het voor me zelf voorspellin gen te doen. Als Piet uit het geslacht van de Van Dijken rekenen kan, nu dan fuif ik mezelf op wat ik graag lust. Het ziet er niet naar uit. Dat weet ik nu al wel. Toch maar volhouden, op hoop tegen hoop. Wie weet.... Het leven is vol verrassingen, ook het kleine leven, besloten tussen de vier muren van een schoollokaal. R. T. 8 Mei 1942. In de Koraalzee wordl een grote zeeslag geleverd tussen de Japanse en de Ameri kaans—Engelse vloten, waarbij de Jappen 37 schepen en 100 vliegtuigen verliezen. 9 Mei 1569. Streng plakkaat van Philips II. Italië viert voor de 7e maal de „dag van het leger en van het imperium". Mussolini zegt: „Hun die thans willen be weren, dat wij het Imperium hebben verloren, antwoorden wij, dat wij niets verloren heb ben. De slag duurt voort en wij zullen in het Imperium terug keren". (1943.) 10 Mei 1940. Nazi-Duitsland valt Nederland binnen. De Rus sen heroveren Sebastopol.(1944.) 11 Mei 1940. Het eiland in Rotterdam geheel in Duitse handen. Hoge watervloed in Holland. (1173.) 12 Mei 1940. Prinses Juliana verlaat Nederland met Haar ge zin. Fransen vechten in Noord- Brabant. Huwelijk Willem II met Maria Stuart. (1641.) 13 Mei 1940. Moerdijkbrug door Duitsers overschreden. In Grebbelinie wordt hevig gevoch ten. Koningin Wilhelmina be geeft zich naar Engeland. 14 Mei 1940. Bombardement van Rotterdam en capitulatie. Bonn bij verdrag ingenomen. (1703.) Een oude legende. Er staat een enorme lots aan de Zwitserse zijde van de Sint Gotthardweg, waaromtrent een oude legende verteld wordt. De duivel was eens bezig, deze steen te borstelen, toen hem 'n oude vrome vrouw ontmoette, die, ont hutst op het gezicht van deze on verwachte verschijning, begon te bidden. Zoveel vermocht haar ge bed, dat de boze de steen opeens Het vallen, en daar ligt het ge vaarte nu als een onbetwistbaar getuigenis, dat de duivel niet op gewassen ls tegen oude vrouwen, die de hulp des hemels Inroepen. In deze legende ligt een troost volle waarheid. Laat de gelovigen toch de vijand der zielen doen be ven, door zonder ophouden te bid den. De zwakste heilige zal op zijn knieën alle machten der bei overwinnen. SPURGBOJi. Maar wie schildert zijn ont steltenis, wanneer hij een kwar tier later hetzelfde lichaam weer ontdekt onder zijn eigen muur? Zijn hersens weiKen snel cn hij begrijpt terstond, dat zijn buur man dat moet hebben gedaan. Die is dus even waakzaam als hij en hij mompelt stille ver wensingen aan het adres van zijn Duurman, met wie hij ove rigens goede vrienden was. Wat te doen? Het spelletje herhalen? Maar dan opeens bedenkt hij, dat zijn buurman al weer eer op had kunnen zijn, en dat de zwer ver inderdaad voor de woning van zijn buurman zijn aardse omhulsel verlaten kon hebben en deze het lijk voor zypn deur gesleept kan hébben. Dat zou inderdaad een gemene streek geweest zijn, vindt hij! Een reden te meer om het hem be taald te zetten en dus opnieuw het lichaam naar de oude plaats te slepen. Want ook bij een chi nees geldt het: wat men gaarne wenst, dat gelooft men gaarne, en dus geioofde hij nu zéker, dat de zwerver zo beleefd geweest was niet voor zijn deur maar voor de woning van zijn buur man zijn laatste rustplaats te kiezen. Daarom sluipt hij opnieuw naar buiten en trekt wederom het lichaam tot voor de woning van zijn onbetrouwbare buur man. Hierop neemt hij weer plaats achter zijn tuinmuur en aan schouwt peinzend de lichtende parelmoeren luchten, herauten in kleurige feestdos, die de komst van het grote licht aankondigen. En dan, na een nieuw kwar tier stelt hij zich weer op achter de kier van zijn deur om op nieuw tot zijn schrik en wocae de ontdekking te doen, dat zijn buurman het lichaam wederom op de vorige plaats voor zijn woning heeft gelegd. Wat nu? Het wordt reeds een waagstuk het lijk opnieuw terug te slepen, want de chinees is matineus als er wat te verdienen valt en de straat zal dus gauw ontwaken, zo zij al niet ont waakt is. Hij loert de straat af en vraagt zichzelf: zal ik 't kun nen wagen? Hij beseft: het gaat er nu maar om wie hier de gelukkige is. Wanneer hij het nog één keer wagen kan is het mogelijk, dat zijn buurman de stille strijd moet opgeven en dus in de buidel moet tasten, zoals het ook rechtens behoort. Hij denkt aan de hoge som, die het nuttige voorwerp hem kosten gaat, wanneer hij dit over zijn kant laat gaan. Snel sluipt hij zijn poort uit en grijpt op nieuw het levenloze lichaam beet. Maar, terwijl hij het aan de benen trekt om het van de plaats te sjorren, slaat hem een koude schrik om het hart. Want plots komt er leven in. De benen rukken zich met geweld uit zijn greep en eer hij zijn eigen ogen geloven kan staat het lichaam in levende lijve voor hem. Hij trilt op beide voeten van schikt en angst. Wat kan dit beduiden? En dan hoort hij een schor, geniepig lachje. Het levend ge worden lijk gaat spreken. Hij hoort het zeggen: „Zo, dus u wilde uw buur man bedriegen, het doen voor komen alsol ik voor zijn be zitting en niet voor de uwe ge storven was, hè? Een mooie buurman bent u. U is een groot bedrieger. Maar ik zeg u, dat u mijn doodkist zult moeten betalen cn niet uw buurman. Ik ben voor uw huis gestorven cn niet voor het zijne." Nu vindt een Chinees het niet zo heel erg een bedrieger te zijn, wanneer het maar door niemand geweten wordt. De schande komt pas als het bekend wordt en men dus zijn gezicht verliest. Daarom striemden de woor den van de zwerver hem als zweepslagen. „Maar hoe kan ik een bedrie ger zijn, je bent niet eens dood? Ik ben je geen doodkist ver schuldigd!" roept de man ont hutst uit. „Al ben ik niet dood, gij dacht dat ik het waart cn gij hebt tweemaal mijn lijk ver sjouwd naar het huis van uw buurman. Ik was er immers zelf bij? U moet mijn doodkist be talen." „Maar hoe kan ik verplicht worden je doodkist te betalen, wanneer je toch niet dood bent?" vraagt Hsioen-kai. „Ik was ditmaal niet dood, maar eenmaal zal ik sterven en dan moet ik een doodkist heb ben en die moet gij nu betalen. Want gij dacht, dat ik dood was en gij hebt mijn lijk voor de woning van uw buurman willen slepen. Wanneer gij niet aan uw verplichtingen voldoet, zal ik uw bedriegelijke handelingen openbaar maken, bij al uw be dienden en zeker óók bij uw buurman; dan zult gij in het vervolg stellig nooit meer kun nen waken bij uw poort, op het uur dat de hanen beginnen te kraaien en hoevele zwervers kunnen er dan niet uw bezitting de eer aandoen daar te gaan sterven? Gij zult voorgoed uw ge zicht verloren hebben, wanneer gij niet aan uw verplichtingen voldoet." Het klopte allemaal precies. Het was Chinese logica bij uit nemendheid. Ssioen-kai verbleekt en rilt van de morgenkoude. „Hoe wéét je, dat ik des mor gens niet op mijn legerstede lig?" vraagt hij. „Zwervers hebben honger en zij weten dus heel veel", zegt de man eenvoudig, maar overtui gend. „Geef mij mijn doodkist, of ik maak het alom bekend, dat de rijke Hsioen-kai iedere nacht, vóór de haan kraait, ach ter zijn tuinmuur rondsluipt, om zijn buurman de doodkisten te laten betalen." Hsioen-kai denkt vlug na. Hij begrijpt, dat hij deze man niet kan aanklagen bij de rechter, want dan weet heel de stad van zijn gedrag. Maar een dure dood kist voor een zwerver, die niet eens gestorven is en dat juist, omdat hij vele, vele maanden lang iedere morgen zich zijn kostbare ochtendslaap ontroofd heeft, juist om er voor te zor gen, dat hij zulk een hoog be drag niet behoeft te betalen, dat vindt hij héél erg. Een ongeken de woede maakt zich van hem meester. „Waarom ben je niet voor de woning van mijn buurman gaan liggen?" sist hij tussen zijn gele' tanden. „Misschien krijgt die een vol gende keer de beurt", zegt de zwerver. „Geef mij nu mijn doodkist maar, dan zal ik zwij gen of ik inderdaad gestorven ware." Hsioen-kai denkt opnieuw na. Dan ontwaakt hij uit z#n ge peins en zegt: „Goed, laat je maat maar nemen en ik zal er een bestei len, waar moet zij bezorgd worden?" Zijn laatste hoop is, dat de zwerver geen adres kan opgeven. Maar ook die hoop is ijdeL Prompt komt terstond de maat en het adres en Hsioen-kai is niet zo goed of hij bestelt diezelfde dag een doodkist, van de goed koopste soort, maar alevel toch tegen hoge prijs, want doodkisten zijn heel duur in Sjanghai. En wanneer de zwerver de doodkist in ontvangst genomen heeft, verkoopt hij het voorwerp aan een chinees voor de halve waarde en die heeft een huis om hem te pronk te zetten. Want wat moet en zwerver met een doodkist doen? Bovendien: slechts weinige dagen daarna zal hij in een an dere straat weer een nieuwe gaan verdienen

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 6