«Ztsowse ■BODM Om J-cuniUe&tad BB ons iteraire noi'ue De vicieuze cirkel. 1 n n 1i§ 'yM /yM flt i§ m m Ut' iü iü iü SBH ÉÉUI m m m n m m m m ill n m m 1 m n m m i 1 m ii§ DE MOEILIJKE LES. BLOEMEN IN HUIS. De Sansevieria. llnill •mui tun mm II! lilïlc tui Vrijdag 1 April 1949 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. Ter oplossing bieden wij aan 'n probleem, dat ls Ingezonden door M. C. Deurloo, Middelburg. iü V iü Hs 2 K W "SM Wk M m Zw.: 1, 6, 7, 9, 11, 12, 13, 14. 18, 17, 20, 24 (12 schijven) en 2 dammen op 10 en 30. ,Wlt: 21, 22, 26, 27, 28, 29, 31, 82, 33, 40, 42, 43, 44, 49 (14 schij ven) en 2 dammen op 37 en 45. Oplossingen worden zeer gaar ne Ingewacht aan het Redactie adres. Eindstand uit de wedstrijd „Middelburg"R.D.G., Den Haag halve finale clubkamploenschap Nederland. WW Zwart: 45, 40, 10 en 23. Wit: 27, 33, 39 en dam op fl. Zwart aan zet gaf ln deze •tand op! De lezers zullen wel zien, dat op 45—50 geen winst voor wit aanwezig ls. Wat gebeurt er als Wit 61 «peelt? Jammer, dat er voor Middel burg zodoende één punt verloren ging. De Redacteur van „Brabants Damnleuws", de heer M. H. Ver louw, verschalkte zijn tegenspe lers met een mooie combinatie, door op een bezet veld „dam" te maken. Zwart: 2, 3, 4, 6, 7, 8, 12, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 21, 23 (15 sch.). Wit: 25, 27, 31, 32, 33, 35. 37, 38, 40, 41, 43, 45, 47, 48 (15 sch.). Zwart had als laatste zet ge speeld (914). Wit antwoordde met een voor de hand liggende zet (3530) en liep meteen in 'n val. Hij maakte ln een tweede party een andere speler tot verliezer. Zwart: 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16, 18. 19, 26 (10 sch.). Wit: 24, 27, 28, 30, 32, 35, 37, 38, 39, 40 (10 sch.). Wat volgde er? Ik begrijp, dat men eerst even gaat proberen zelf de oplossing te vinden. Moch dit niet gelukken, dan speelt men de oplossing die Ik hierbij geef na. lste Comb.: 35—30 (2329 33 X24 (18—22)! 27X20 (12—18)!! 24x22 (15X42) 47X38 (21—27) 32x21 (16x47) wint. 2de Comb.: (15—20) 24x 15 (18—22) 27x7 (8—12) 7x18 (13x31) 30—25 (31—36) 25—20 (14x25) 15—10 (36—41) 10—4 (9—14) Waarom niet 4147 met directe winst. Ik meen ook dat inplaats van 3025 wit 3227 speelt en daar na 3024, dat zwart bezwaarlijk de partij zal kunnen winnen. De „Dambode" publiceerde een mooie partijcombinatie. Zwart: 6, 9, 11, 12, 13, 15, 16, 17, 18, 19, 23, 24, 25. Wit: 22, 27, 28, 31, 32, 33, 34, 35, 37, 38, 39, 42, 43. Wit speelde 3430 en daarna nam zwart dam door en wit verraste zwart met? Dhr A. Mantel, „Twente's Eer ste", speelde met wit in zeer slechte stand op een aardigheidje. Zwart: 12. 13, 14, 20, 26, 27. Wit: 23, 28, 33, 35, 37, 48. Wit speelde 3329. Zwart zag schijfwinst door 2732 en verloor! Het vragenhoekje. Wat is meerslag? Het slaan van de meeste stuk ken. Een dam telt bij het slaan ook voor één stuk. Bij gelijk aantal stukken slaat men dus zoals de speler zelf het beste voorkomt, ongeacht of hij met een dam of met een steen kan slaan. Drie dammen tegen één dam. Na 10 zetten moet de winst aan te tonen zijn anders ls het remise. In het spel komt zulks zeldzaam voor. S. IV. „Dat ls goed", vond Plet. „Eerst maar eens in de stal en dan ln de wagenschuur en dan naar bulten, want al 't vee van Opa is ln de wel, net als dat van ons". 't Werd een hele ontdekkings tocht voor Plet, Jo, Dick en Hans. Piet wist er nog 't meeste van, van de vorige keer, maar hij was er toch ook weer veel van verge ten. „Jö, wat zullen we hier fijn «pelen in de vacantle". „Ja en morgen komen er ook nog wat Jongens van 't dorp, dan hebben we een fijne club". „We mogen hier bij Qroótva en bi) ons in (ie schuren en ln de wei overal komen, behalve op de klei nen weitjes b(j ons huls. want daar loopt het nieuwe paard, 'lat Va der pas gekocht heeft, cUtïJs veel „Vader dacj^^^ nou nen. „Da's niet zo erg, als we ver der toch overal mogen komen. Komen de dorpsjongens elke dag hier of alleen morgen maar eens?" vroeg Plet, die het eerst niet zo leuk vond zo veel vreem de jongens er by. „Nou, elke dag, dat weet Ik niet hoor, maar ze zullen wel dik- wyis komen, hebben ze gezegd, vooral Jo en Han van dominé, want die gaan helemaal niet uit, want Mevrouw ls ziek. De jongens biyven nou liever thuis dan alleen uit te gaan. Het zyn wat een leuke jongens hoor. Van deze week komt Wlm van de dokter ook mee, maar die gaat de volgende week uit". „Wat naar, allemaal jongens, z(Jn er geen meisjes hier", vroeg Jo een klein beetje angstig. Jan en Henk moesten lachen. „Ja. d'r zyn wel meisjes, maar die komen er niet veel by ons, want wat moeten ze bij ons be ginnen? wy kunnen toch niet met de pop gaan spelen Je doet maar get ons mee hoor. 't Geeft niets, i'erledcn Jaar was er een mels- Eén van de planten, die voor 'n modern Intérieur zeer geschikt zijn. De grillig geplaatste, soms gedraalde bladscheden doen aan sabels denken. Op de brede vensterbanken van onze moderne huizen staan ze buitengewoon sierlijk, maar ook op een bureau, theemeubel of 'n boekenkast geven ze een mooi effect. Let er echter wei op, dat ze graag veel licht hebben. Zelfs de volle zon kunnen ze verdragen, mits U ze er geleldelyk aan ge went. Dit ls ook al weer 'n plant, die met een kleine pot tevreden ls. Neem daarom ook lage pot ten (azaleapotten). De wortels van deze plant blyven maar aan de oppervlakte en ln die diepe pot ten zou de grond te spoedig ver zuren. Heel mooi zyn ze ook, als ze geplant worden in een mooie aardewerk pot. Dit moet even wel een pot zyn met een schotel en deze pot mag aan de binnen kant niet geglazuurd zijn. Dek de bovenlaag af met een laagje fyngeklopte potscherven. De grond blijft dan beter doorlaat baar en 't staat ook mooier. Een goed grondmengsel is bladgrond met wat mestgrond, turfmolm en scherp zand. Als de plant te groot wordt, kan deze zeer goed gedeeld worden. Leg by het ver potten een flinke laag potscher ven op de bodem en houdt de plant na 't verpotten goed warm. In de zomer kunnen ze veel wa ter hebben, maar ln de winter heel weinig. De temperatuur mag ln de winter in geen geval bene den de 12 graden C. dalen, daar de plant anders spoedig gaat rot ten. In FebruariMaart bloeit de plant met kleine, witte tuiltjes. Van Maart tot October kunnen ze wekelijks Pokon hebben, waar door de plant krachtig groeit. Laat U niet wijsmaken, dat U de Sansevieria ntet in de kamer kunt houden. Deze plant is niet veeleisend, en als U er de nodige zorg aan besteed zal het best lukken. SANDERSE. Er zyn groter deugden nódig om het geluk dan om het ongeluk te dragen. Groei is het enige kenmerk van het ware geestelijke leven. Als God „heden" zegt; zegt de duivel „morgen". Er is veel meer geleerdheid dan kennis in de wereld. Hel kasteel wan M arnlx wan AlJegcnJe* De oudste bezitters van de ambachtsheerlijkheid West-Sou burg, de bekende en beroemde ge slachten Van Borssele en Van Bourgondië, bewoonden met een weelderige hofhouding het kasteel. Menigmaal strekte het tot tij delijk verblyf van vorstelijke per sonen, zoals van Karei de Stou te, Maximiliaan van Oostenryk, Filips de Schoone, en Karei V. De laatste tekende er zelfs de acte van afstand als Keizer van Duits land. Tijdens het langdurig beleg van Middelburg (1572—1574) door Oranje heeft het kasteel veel ge leden. Nadat Marnix van St. Aldegon- de in 1578 het ambacht West- Souburg met het vernielde kasteel had gekocht, heeft hij dit laatste dadelijk doen herstellen en heeft hy er verscheidene jaren gewoond. Na zijn dood in 1598 kwam het aan zijn kinderen. In 1638 werden ambacht en kasteel verkocht aan de stad Middelburg. Later kwam alles aan het geslacht Steen gracht. Toen mr Adr. Steengracht in 1773 kinderloos stierf, kwamen de beide ambachten Souburg en ook het kasteel aan zyn nicht Gravin van der Goltz (geb. Corna. Jaca. Steengracht). Daar het kasteel onbewoond bleef en slecht werd onderhouden, kwam het in verval. Op 5 Sept. 1783 werd het publiek in het oude „Landregt" voor af braak verkocht. Een gracht en een eilandje heb ben lange tijd de juiste plaats, ongev. 45 ca. groot, van het kasteel aangewezen. Het heeft tot voor enige jaren in eigendom be hoord aan de familie Schorer van de Souburgen. Thans is alles ge dempt. lil TiTiiiü niUÜ ÏÏ1ÏIT mig, Tppp piijl haiillt lllllll Oplossingen vorige puzzle's. De Erfenis. Albertus ontvangt f 7600.— Hendrlkus ontvangt f 2400. De knip-oplossing is als volgt: Invulraadsel. Prijswinnaars: le prys soldaat le klas B. van Dyk, Sanatorium Amersfoort; 2e pry's Nellie Deur loo, Middelburg. In bovenstaand figuur kunnen in horizontale richting negen woorden van de navolgende bete kenis worden ingevuld: langzaam, draaikolk, April, pl. in Groningen, vaandel, stomp, stof voor onderkleding, vloeibaar hars, wildeman. By een juiste oplossing ontstaat op de beide diagonalen een be kend spreekwoord. je by Dominé gelogeerd en die kwam altijd met Jo en Han mee, en ze vond het wat fijn. Ze kon net zo goed mee doen als wy". Jo verzoende er zich al wat mee. De neefjes waren toch wel echt aardig. Piet kon dikwyls zo naar tegen haar doen. „Kyk es jó, weet je nog wel, dat ls die ouwe Bruin, weet je 't nog, waar we vorige keer zo op gereden hebben" en zo gingen de Jongens langs de schuur naar de wei. „Kom hier, Hansje, als 't paard eens byt". „Wel nee meid, hy is net zo mak". „Ikke ls niet bang voor Bruin", zei Hans zo parmantig en hy stapte zo dapper op Bruin af, dat Jan en Henk er schik ln hadden, maar Plet voelde zich toch niet op z'n gemak, als er eens wat ge beurde. En hij dacht aan wat Va der gezegd had. „Toe jö. 't geeft niets by dat beest". Kleine Hans had nu het hart van z'n neefjes gewonnen. Die hadden zo'n schik In het leu tige, dappere kereltje. „Als we nou hier langs gaan, kunnen we eerst even naar Vader en Moeder, dat heeft Moe ge vraagd. Vanavond komt Moe ook naar Grootmoe toe". „Wat kun Je hier in die schu ren fyn verstoppertje spelen, Jan". „Ja, dat vind lk ook, we spelen veel meer hier dan by ons. Groot- va's schuren zijn groter, en we mogen altijd komen, als we maar opruimen als we rommel gemaakt hebben". Plet speurde al rond naar mooie plekjes, waar ze 'm vast niet zou den vinden. Daar zag le wat, daar boven en achter al dat houtwerk, neen maar, dat zal ie onthouden. Hij verkneuterde er zich nu al ln. Wat liep Hansje te redeneren tegen Jan en Henk, hy was al helemaal op z'n gemak. Een leuk broertje eigenlyk. Wat echt toch, zo drie weken lang met vacantle hier. „Daar komt Moe naar buiten, ze heeft ons zeker zien komen". „Ja, daar komt tante Dien al aan. Ze is ook nieuwsgierig om de neefjes en het nichtje weer te zien. Ze groet Piet, Dick en Jo heel hartelyk, maar kleine Hans krygt toch een extra beurt. Ze pakt hem op en geeft hem een stevige kus. Kleine Hans is werkelyk verbluft. Dat gebeurt hem niet dikwyls. Maar dat komt omdat hy tante nog niet kent. De anderen zyn hier al meer geweest en Tante Dien ls ook wel eens by hen in de stad geweest, maar daar kan Hans zich niets meer van her inneren. Hy biyft tante maar ver baasd aankyken als ze hem neer zet. „Toe Hansje, zeg Tante gen- dag", helpt Jo haar broertje. Ja, daar ls Hans wel bereid toe. Hij heeft tante Dien eens goed Opgenomen en het onderzoek valt mee. Hy vindt die tante wel aardig, dat staat vast. Hy geeft tante een hand en begint natuur- lyk een verhaal tegen haar. Zo ls Hansje nu eenmaal. Hy vertelt allesi van de reis. Tante Dien weet wel, hoe ze het hart van de logeetjes moet winnen. Ze roept hen ln de ka mer, daar wacht op allemaal een heerlyk stuk koek. Toch wil Plet niet zo lang bin nen blijven. Er valt buiten te veel te beleven. En wat Plet wil, weet hij meestal ook wel aardig klaar te spelen. Ze zijn gauw weer bul ten en gaan weer op verkenning uit. Het is, dat begryp je wel, veel te vlug weer tyd om naar Grootva's huis te gaan. Piet zou wel willen blyven zwerven. Maar de anderen vinden het wel goed, dat ze naar binnen moeten. Het kost Moeder dan later ook weer niet veel moeite om haar viertal tydlg In bed te krygen. Ze zyn moe. Het was ook een dag vol belevenissen. Plet zegt: „Ik ga gauw slapen, dan ls het gauw weer morgenen morgen is weer een dag vol verrassingen. Dat Is altyd zo op een boerdery. 'Wordt vervolgd.) behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD' van 1 APRIL 1949 eewscH u/eexe/fD VOOR DE ZONDAG. Het boek Prediker is het boek van de vicieuze cirkel, die geen schepsel ooit vermag te ver breken. Alles is ijdelheid en alles keert terug, er is geen nieuws onder de zon. De zon gaat op en zij gaat onder, de rivieren gaan naar de zee en verdampend worden zij sneeuw en ijs op de bergtoppen om opnieuw de stroomloop te beginnen. Er is een tijd van blijdschap en een van smart, een van leven en een van ster ven. Er is onrecht by de mach tigen en rechteloosheid bij de machtelozen. Alles blijft zoals het geweest is en men wordt er eindeloos moe van het te zien en te ervaren Maar de mens is niet gebo ren voor deze droeve cirkelgang en daarom wil hij hem verbre ken. In humanistisch pogen ge looft hij in de doorbraak van wat de Prediker als een ban over de mensheid heeft zien liggen. Heel de wereldgeschiedenis is een geschiedenis van ongegrond geloof aan de „doorbraak" van de cirkelgang. En telkens, wanneer de mens weer terug gevallen is in de ver moeiende kringloop, wil hij zich bruggen bouwen die sterker zijn. Hij probeert het opnieuw en nu zal hij slagen. Zo was het ook na de rampen zee van 19391945. De grote „doorbraak" zou nü komen. Als een phenix zou de mensheid uit de as verrijzen en iets nieuws scheppen op de aarde. „Doorbraak"? het woord heeft duizenden, ook inons land ge fascineerd en vastgegrepen. Het oude mocht in geen geval weer keren. Er moest een dikke streep onder. Oude politieke en kerke lijke verhoudingen moesten ra dicaal worden doorbroken en door nieuwe vervangen. Reeds in Londen was dat voorbereid en toen we in het Zuiden wat vroe ger dan in het Noorden de vrij heid zagen, kregen we er al direct mee te maken. Wat is er van terecht ge komen? Alles wordt weer beheerst door de oude wet van diploma tie, politieke berekening, intri ge, machteloosheid iets goeds te doen. En de desillusie is reeds nu weer algemeen. De mensheid is moedeloos en moe, zodat hij het niet zou kunnen uitspreken. En internationaal is het al precies zo. Wat komt er terecht v-n de vier mooie, humanisti sche levensregels, welke de „grote drie" hadden opgesteld? Velen hadden hun hoop gesteld op het „jonge Amerika", „dat immers geen antecedenten, geen „verleden" had, en in staat zou zijn de doorbraak te forceren. Wat komt er van terecht? Ame rikaanse staatslieden blijken precies als de rest te zijn, wan neer zij aan het internationale schaakbord gaan mee spelen. Politiek spel, eigen economisch voordeel, strategische kracht van eigen natie, kortom bruut egoïsme beheerst ook hier de politieke intrige. Men ziet het aan het grievend, onrechtvaardig gesol met Indië. Er is inderdaad „niets nieuws onder de zon". Toch, de vicieuze cirkel is doorbroken Het lijdens-evangelie zegt het ons met Goddelijke zekerheid. Eén is er die de kracht ontving de cirkelloop te doorbreken. „Geboren uit de maagd Maria", deze geloofsbelijdenis is er ons borg voor, dat Eén de macht kreeg, omdat hij reeds in Zyn geboorte de oer-oude cirkelgang doorbrak van de wet van vlees en bloed en God en mens één deed worden. En wanneer in de lijdensnacht het gordijn van de tempel van boven naar beneden scheurt, is dat opnieuw het be wijs, dat de cirkel doorbroken werd, die de mens gebonden hield in de sleurgang van kerk en kerkdienst, die slechts te rade ging met vlees en bloed. We spreken van het „ijzeren gordijn" dat Rusland maakte. Ik geloof, dat de scheidslijn anders loopt, het ijzeren gordijn hangt daar, waar de wedergeboren en onwedergeboren mens leven. Dat kan dwars door uw huisgezin, dwars door de kerk, dwars door de intiemste gemeenschap zijn. Twee op één akker, twee op één bed.... zegt Christus. Daar hangt het ijzeren gordijn". Wedergeboorte beslist, en dié alléén, over de doorbraak van de kringloop van de moe-maken de vicieuze cirkel. Christus in de wereld, Chris- o*i<ze> wettwcUnCf,. Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herderl Zach. 137a. In de lijdensgeschiedenis past Jezus dit woord op zich zelf toe. Hij was de van God bestel de Herder, de goede Herder, die zijn schapen het eeuwige leven moest geven. Maar te vens was Hij God, boven al les te prijzen, want in het zelfde vers noemt de Vader Hem de man, die zijn Metge zel is en voor wie Hij geen geheimen had. Het zwaard is het symbool der wrekende gerechtigheid, waardoor de zonde gestraft wordt. Onze overheden dragen daarom het zwaard niet tever geefs. Maar ook de Opperheer heeft een zwaard, want Zijn gerechtigheid kan de zonde niet ongewroken laten. Dit geweldige zwaard, waar van de slag vernietigend is, had sinds de zondeval in de schede gerust. Een stroom van ongerechtigheden was door de wereld gegaan, er u>as gevloekt en gelasterd, geroofd en ge moord, maar het was alsof God alles over Zijn kant liet gaan, het zwaard bleef slapen in de schede. Maar toen kwam de Herder in de wereld. In zijn blanke ziel zoog hij de zonde der wereld op, zoals het blanke vloei, de zwarte inkt in zich opzuigt. Hij werd zonde voor ons ge maakt. En toen de ganse zonde der wereld in Hem voor Gods aan gezicht was, toen viel de slag: Zwaard ontwaak tegen Mijn Herder! De Herder is onder de zwaardslag van Golgotha ge vallen; het klievende zwaard was voor Hem. Maar de bal sem des vredes was voor ons, die geloven, dat Hij in onze plaats de straf der zonde ge dragen heeft. Want Hij is om onze over- tredmg gewond; om onze on gerechtigheid is Hij verbrij zeld. K. G. tus in uw leven is de beslissen de factor, want Hij alléén is in staat geweest de cirkelloop, zo als Prediker die aanschouwd had, radicaal en finaal te door breken. Door het wonder van Zijn geboorte en door het Wonder van Zijn sterven 't Klinkt raar voor een man, al zeg ik het zelf, maar ik dacht van de weke zo by mezelvers: daar ben ik nou haast blij met de schoonmaak. 'tWas de leste weke niet ple zierig thuis en verleje weke was het helemaal erg. Bij fermielje van m'n vrouwe hadde ze be richt gekrege asdat een zeun gesneuveld was in Indië. Nou dan ken je begrijpe, dat m'n vrouwe van streek was, die dacht aldoor maar an d'r eige jonge in Indië. En dan die andere zeune van me, die nou pas naar Amerika is. Je vraag je zeivers wel is af: waar brenge we de kinders voor groot? Ja we hadde het nou niet zo gemakkelijk, maar een man gaat er is op uit, hij heit z'n werk buite de deure en dan spreekt ie nog al is iemand en hij heit dus afleiding. Maar voor een vrouwe is dat anders. Die zit maar in huis en heit de tijd om te tobbe en daar om was ik maar blij dat ze met de schoonmaak is begonne. Dat geeft afleiding. Druk werke is nog .altoos een goeie heelmees ter voor veul wonde (Volgende dag).... x Nou heb ik motte stoppe met schrijve want een kerel kwam praatte over kunstmest. En zake gaan voor, weet je. Maar nou heb ik nog is over- geleze wat ik gisteravond heb geschreven over die schoonmaak. Mens nog an toe, vandage denk ik er weer heel anders over. Je most 't is kenne zien hoe ik er bij zit. Toen ik geweun an tafel wou gaan zitte zoals dat behoort, zeit m'n vrouwe: „wat ga je nou doen, toch niet an tafel zitte schrijve hoop ik? Ik heb de tafel nodig, want ik ga hier alvast begini\e Nou ben ik een man die ge makkelijk wat toegeeft, al zeg ik het zelf, maar dat ging nou toch niet op. De krante mot op tijd z'n brief hebbe, dus ik zegge tege m'n vrouw: „wat ik doe gaat voor". Nou is ze heimelijk ook wel een beetje groots dat ik voor de krante schrijve, zo dat we tot een kompromis ge- komme benne, zoals ik is iemand heb hore zegge. Ze heit een beddeplank genomen en die met de ene kant op het raamkozijn geleid en met de andere kant op een klein blommetafeltje ge leid. Nou mot ik wel heel voor zichtig doen, maar met een beetje geduld ken ik toch een lettertje op het pampier krijge. Ik mot wel voorzichtig weze met d'n inktpot, dat die niet om kukelt, want dan ken ik wel make dat ik wegkom, dat spreekt. Maar ja, toen ik zo op m'n pen- houwer zat te bij te om is te kijke wat ik schrijve zou, zette m'n vrouw, die bezig was een kast uit te hale, zoas ze dat noeme, een ouwe doos op het end van de beddeplank. Nou ben ik nog al nieuwsgierig van anleg, al zeg ik het zelf en keek is onder het deksel en toen zag ik een stapeltje ouwe pampier- tjes met gedichtjes en zo wat. Ik zegge: wat hei jou daar nou? Ze kleurde en wou de doos weer weggraaie, maar daar was ik zeivers bij. Ik pakte de doos beet en ze kreeg geen kans meer. Toen, zo oud as ze al is, begon ze te kleure as een meidje van zestien jare en ze zeit: „Geef hiere!" Ik zegge, geen sprake van, geen geheime tusse man en vrouwe! Ik keek is naar zo'n pampiertje en daar zag ik een versie, dat ik heel vroeger zei- vers is gemaakt had, toen we nog niet eens getrouwd ware. Bel mens, toen was het mijn beurte om te kleure, maar ik geloof niet dat dat bij myn nog meugelyk is. Er lag een hele stapel van die dingers, ja, al zeg ik het zeivers, ik heb al vroeg interesse voor letters gehad. Veul bizonders is 't nooit geweest, maar m'n vrou we dacht daar anders over, zoas ik zag. Ik zegge: Bel mens, mot je die poppekast nou altyd be ware? Ze zeit: Heit het hart niet, dat je er ietewat van in de kx'ante zet hoor, dan zal je 'twete Ik trok m'n schouwers is op, wat mot een mens doen bij zulk een gelegenheid. Maar ik begon toch is in de doze te grabbelen. Ik most m'n hoofd schudde over al de onzin, die ik toen te lezen kreeg. Er ware dingers bij over het landleven, over d'n oegst, over paarde, over ik weet 'niet wat. Ik most denke an Poot, die ook as boer zijnde nog gedichte heit gemaakt. Maar 't slot was, dat ie een eige grafgedicht maak te: Hier leit Poot, hij is dood. Nou as dichter ben ik ook dood. Ik zou geen twee regels meer op pampier kenne krijge as het rijme most. Ik bladerde nog wat deur en kwam toen een hopie versies teuge waar een ampart lintje om zat. M'n vrouw, die zoas ik merkte, achter m'n rug om me in de gate hield, kwam weer op me toe en zeit: Daar blijf je af, hoor! Ik zegge: waar om mens, 't benne toch m'n eige gedichte? Ze zeit afblyve, zeg ik! Nou most ik netuurlijk zeker is kyke. Ik trok het lintje er af en jawel allemaal versies over m'n meisje, rooie wangetjes, mollige ermpies, blauwe ogieg, enz. Toen heb ik de doze maar weer gauw dicht gedaan en m'n vrouwe trok 'm bij me vandaan as een dierbre schat. Ik zegge nog: laat de kinders d'r maar niet ankomme. Ik krabbelde ia achter m'n ore, want het zakie had me helegaar van streek ge- brocht. Ik wist niet meer wat ik schrijve most voor de krante en daarom heb ik er maar een punte achter gezet. Wat zo'n schoonmaak een mens toch niet ken oplevere.... Als altijd je FLIP BRAMSE. feeubche. ïlacMeq.ae£" Ook een zekere I. Rogiers bleef niet achter Anna Roemers by haar komst in de hoofdstad van Zeeland het welkom toe te roepen. Zyn aanspraak luidde: „Welcom- gedlcht aen de eer en achtbare deueht en konstryeke Jonck-vrou Anna Roemers, in Zeelandt co- mende". Deze dichter brengt het er tamelyk goed af, gemeten met de maatstaven der twintigste eeuw. Hij bemoeit zich althans niet met haar „maegdom" zoals de meesten, maar bepaalt zich tot haar kunst, waarbij hy wei wat hoogdravend wordt, maar dat toch goed bedoeld ls. Ick heet u wellecom, o bloeme deser eeuwen, O kroone van ons lant, die nu besoeckt de Zeeuwen, O clersel onses tïjts, ick heet u wellecom, Ick prys u groote deueht, ick geef u eer en rom; Int corte, weerde Maecht, wat wil lek langer breecken Met woorden u gedult? wat sal ick vorder spreeeken Tot cierlng uwes naemfl? ach! mijn verdwaelde sin En weet aen uwen lof noch eynde noch begin; En wat voor eer en prijs kan lek u voren legghen? Ick! dien u maer en ken alleen van hooren seggen Want vraegh je wie dat doch u dese groete brenght, Het ls een ronde Zeeuw, dies u ter liefde schenkt. Rogiers tekent zyn naam met het toepasselyk devies: „Myn ge- luck ls in druck". Behalve vele welkomsllederen kreeg Anna Roemers tydens haar verblijf ln Middelburg ook nog vele gelegenheidsgedichten te ver werken. Eens, tydens de Middelburgse kermis, stond zy tegeiyk met 'n Ingezetene van Middelburg op de weegschaal. Nu was Anna Roemers een aar dig „dlkkertje", zoals Busken Huet, het ln zyn: „Land van Rem brandt", een beetje ondeugend zegt. Er stroomde meer „mlnne- moeders-melk dan Saffo-bloed"

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 5