«Ztsowse
■BODM
Om
J-cuniUe&tad
BB
ons
iteraire noi'ue
De vicieuze cirkel.
1 n n
1i§ 'yM /yM
flt
i§ m m
Ut'
iü
iü
iü
SBH
ÉÉUI
m
m m
n
m
m m m
ill
n
m m
1
m
n m m
i
1
m ii§
DE MOEILIJKE LES.
BLOEMEN IN HUIS.
De Sansevieria.
llnill
•mui
tun mm II! lilïlc
tui
Vrijdag 1 April 1949
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Ter oplossing bieden wij aan 'n
probleem, dat ls Ingezonden door
M. C. Deurloo, Middelburg.
iü V iü
Hs
2 K W
"SM Wk
M m
Zw.: 1, 6, 7, 9, 11, 12, 13, 14.
18, 17, 20, 24 (12 schijven) en 2
dammen op 10 en 30.
,Wlt: 21, 22, 26, 27, 28, 29, 31,
82, 33, 40, 42, 43, 44, 49 (14 schij
ven) en 2 dammen op 37 en 45.
Oplossingen worden zeer gaar
ne Ingewacht aan het Redactie
adres.
Eindstand uit de wedstrijd
„Middelburg"R.D.G., Den Haag
halve finale clubkamploenschap
Nederland.
WW
Zwart: 45, 40, 10 en 23.
Wit: 27, 33, 39 en dam op fl.
Zwart aan zet gaf ln deze
•tand op!
De lezers zullen wel zien, dat
op 45—50 geen winst voor wit
aanwezig ls.
Wat gebeurt er als Wit 61
«peelt?
Jammer, dat er voor Middel
burg zodoende één punt verloren
ging.
De Redacteur van „Brabants
Damnleuws", de heer M. H. Ver
louw, verschalkte zijn tegenspe
lers met een mooie combinatie,
door op een bezet veld „dam" te
maken.
Zwart: 2, 3, 4, 6, 7, 8, 12, 13,
14, 15, 16, 18, 19, 21, 23 (15 sch.).
Wit: 25, 27, 31, 32, 33, 35. 37,
38, 40, 41, 43, 45, 47, 48 (15 sch.).
Zwart had als laatste zet ge
speeld (914). Wit antwoordde
met een voor de hand liggende
zet (3530) en liep meteen in 'n
val.
Hij maakte ln een tweede party
een andere speler tot verliezer.
Zwart: 8, 9, 12, 13, 14, 15, 16,
18. 19, 26 (10 sch.).
Wit: 24, 27, 28, 30, 32, 35, 37,
38, 39, 40 (10 sch.).
Wat volgde er?
Ik begrijp, dat men eerst even
gaat proberen zelf de oplossing te
vinden. Moch dit niet gelukken,
dan speelt men de oplossing die
Ik hierbij geef na.
lste Comb.: 35—30 (2329 33
X24 (18—22)! 27X20 (12—18)!!
24x22 (15X42) 47X38 (21—27)
32x21 (16x47) wint.
2de Comb.: (15—20) 24x
15 (18—22) 27x7 (8—12) 7x18
(13x31) 30—25 (31—36) 25—20
(14x25) 15—10 (36—41) 10—4
(9—14) Waarom niet 4147
met directe winst.
Ik meen ook dat inplaats van
3025 wit 3227 speelt en daar
na 3024, dat zwart bezwaarlijk
de partij zal kunnen winnen.
De „Dambode" publiceerde een
mooie partijcombinatie.
Zwart: 6, 9, 11, 12, 13, 15, 16,
17, 18, 19, 23, 24, 25.
Wit: 22, 27, 28, 31, 32, 33, 34,
35, 37, 38, 39, 42, 43.
Wit speelde 3430 en daarna
nam zwart dam door en wit
verraste zwart met?
Dhr A. Mantel, „Twente's Eer
ste", speelde met wit in zeer
slechte stand op een aardigheidje.
Zwart: 12. 13, 14, 20, 26, 27.
Wit: 23, 28, 33, 35, 37, 48.
Wit speelde 3329. Zwart zag
schijfwinst door 2732 en verloor!
Het vragenhoekje.
Wat is meerslag?
Het slaan van de meeste stuk
ken. Een dam telt bij het slaan
ook voor één stuk.
Bij gelijk aantal stukken slaat
men dus zoals de speler zelf het
beste voorkomt, ongeacht of hij
met een dam of met een steen
kan slaan.
Drie dammen tegen één dam.
Na 10 zetten moet de winst
aan te tonen zijn anders ls het
remise. In het spel komt zulks
zeldzaam voor. S.
IV.
„Dat ls goed", vond Plet.
„Eerst maar eens in de stal en
dan ln de wagenschuur en dan
naar bulten, want al 't vee van
Opa is ln de wel, net als dat van
ons".
't Werd een hele ontdekkings
tocht voor Plet, Jo, Dick en Hans.
Piet wist er nog 't meeste van,
van de vorige keer, maar hij was
er toch ook weer veel van verge
ten.
„Jö, wat zullen we hier fijn
«pelen in de vacantle".
„Ja en morgen komen er ook
nog wat Jongens van 't dorp, dan
hebben we een fijne club".
„We mogen hier bij Qroótva en
bi) ons in (ie schuren en ln de wei
overal komen, behalve op de klei
nen weitjes b(j ons huls. want daar
loopt het nieuwe paard, 'lat Va
der pas gekocht heeft, cUtïJs veel
„Vader dacj^^^ nou
nen.
„Da's niet zo erg, als we ver
der toch overal mogen komen.
Komen de dorpsjongens elke dag
hier of alleen morgen maar
eens?" vroeg Plet, die het eerst
niet zo leuk vond zo veel vreem
de jongens er by.
„Nou, elke dag, dat weet Ik
niet hoor, maar ze zullen wel dik-
wyis komen, hebben ze gezegd,
vooral Jo en Han van dominé,
want die gaan helemaal niet uit,
want Mevrouw ls ziek.
De jongens biyven nou liever
thuis dan alleen uit te gaan. Het
zyn wat een leuke jongens hoor.
Van deze week komt Wlm van
de dokter ook mee, maar die gaat
de volgende week uit".
„Wat naar, allemaal jongens,
z(Jn er geen meisjes hier", vroeg
Jo een klein beetje angstig.
Jan en Henk moesten lachen.
„Ja. d'r zyn wel meisjes, maar
die komen er niet veel by ons,
want wat moeten ze bij ons be
ginnen? wy kunnen toch niet met
de pop gaan spelen Je doet maar
get ons mee hoor. 't Geeft niets,
i'erledcn Jaar was er een mels-
Eén van de planten, die voor
'n modern Intérieur zeer geschikt
zijn. De grillig geplaatste, soms
gedraalde bladscheden doen aan
sabels denken.
Op de brede vensterbanken van
onze moderne huizen staan ze
buitengewoon sierlijk, maar ook
op een bureau, theemeubel of 'n
boekenkast geven ze een mooi
effect. Let er echter wei op, dat
ze graag veel licht hebben. Zelfs
de volle zon kunnen ze verdragen,
mits U ze er geleldelyk aan ge
went. Dit ls ook al weer 'n plant,
die met een kleine pot tevreden
ls. Neem daarom ook lage pot
ten (azaleapotten). De wortels
van deze plant blyven maar aan
de oppervlakte en ln die diepe pot
ten zou de grond te spoedig ver
zuren. Heel mooi zyn ze ook, als
ze geplant worden in een mooie
aardewerk pot. Dit moet even
wel een pot zyn met een schotel
en deze pot mag aan de binnen
kant niet geglazuurd zijn. Dek
de bovenlaag af met een laagje
fyngeklopte potscherven. De
grond blijft dan beter doorlaat
baar en 't staat ook mooier. Een
goed grondmengsel is bladgrond
met wat mestgrond, turfmolm en
scherp zand. Als de plant te
groot wordt, kan deze zeer goed
gedeeld worden. Leg by het ver
potten een flinke laag potscher
ven op de bodem en houdt de
plant na 't verpotten goed warm.
In de zomer kunnen ze veel wa
ter hebben, maar ln de winter
heel weinig. De temperatuur mag
ln de winter in geen geval bene
den de 12 graden C. dalen, daar
de plant anders spoedig gaat rot
ten.
In FebruariMaart bloeit de
plant met kleine, witte tuiltjes.
Van Maart tot October kunnen
ze wekelijks Pokon hebben, waar
door de plant krachtig groeit.
Laat U niet wijsmaken, dat U
de Sansevieria ntet in de kamer
kunt houden. Deze plant is niet
veeleisend, en als U er de nodige
zorg aan besteed zal het best
lukken. SANDERSE.
Er zyn groter deugden nódig
om het geluk dan om het ongeluk
te dragen.
Groei is het enige kenmerk van
het ware geestelijke leven.
Als God „heden" zegt; zegt de
duivel „morgen".
Er is veel meer geleerdheid dan
kennis in de wereld.
Hel kasteel wan M arnlx wan
AlJegcnJe*
De oudste bezitters van de
ambachtsheerlijkheid West-Sou
burg, de bekende en beroemde ge
slachten Van Borssele en Van
Bourgondië, bewoonden met een
weelderige hofhouding het
kasteel.
Menigmaal strekte het tot tij
delijk verblyf van vorstelijke per
sonen, zoals van Karei de Stou
te, Maximiliaan van Oostenryk,
Filips de Schoone, en Karei V. De
laatste tekende er zelfs de acte
van afstand als Keizer van Duits
land.
Tijdens het langdurig beleg van
Middelburg (1572—1574) door
Oranje heeft het kasteel veel ge
leden.
Nadat Marnix van St. Aldegon-
de in 1578 het ambacht West-
Souburg met het vernielde kasteel
had gekocht, heeft hij dit laatste
dadelijk doen herstellen en heeft
hy er verscheidene jaren gewoond.
Na zijn dood in 1598 kwam het
aan zijn kinderen. In 1638 werden
ambacht en kasteel verkocht aan
de stad Middelburg. Later kwam
alles aan het geslacht Steen
gracht.
Toen mr Adr. Steengracht in
1773 kinderloos stierf, kwamen de
beide ambachten Souburg en ook
het kasteel aan zyn nicht Gravin
van der Goltz (geb. Corna. Jaca.
Steengracht). Daar het kasteel
onbewoond bleef en slecht werd
onderhouden, kwam het in verval.
Op 5 Sept. 1783 werd het publiek
in het oude „Landregt" voor af
braak verkocht.
Een gracht en een eilandje heb
ben lange tijd de juiste plaats,
ongev. 45 ca. groot, van het
kasteel aangewezen. Het heeft tot
voor enige jaren in eigendom be
hoord aan de familie Schorer van
de Souburgen. Thans is alles ge
dempt.
lil
TiTiiiü
niUÜ
ÏÏ1ÏIT
mig,
Tppp
piijl
haiillt
lllllll
Oplossingen vorige puzzle's.
De Erfenis.
Albertus ontvangt f 7600.—
Hendrlkus ontvangt f 2400.
De knip-oplossing is als volgt:
Invulraadsel.
Prijswinnaars: le prys soldaat
le klas B. van Dyk, Sanatorium
Amersfoort; 2e pry's Nellie Deur
loo, Middelburg.
In bovenstaand figuur kunnen
in horizontale richting negen
woorden van de navolgende bete
kenis worden ingevuld:
langzaam, draaikolk, April, pl.
in Groningen, vaandel, stomp,
stof voor onderkleding, vloeibaar
hars, wildeman.
By een juiste oplossing ontstaat
op de beide diagonalen een be
kend spreekwoord.
je by Dominé gelogeerd en die
kwam altijd met Jo en Han mee,
en ze vond het wat fijn. Ze kon
net zo goed mee doen als wy".
Jo verzoende er zich al wat
mee. De neefjes waren toch wel
echt aardig. Piet kon dikwyls zo
naar tegen haar doen.
„Kyk es jó, weet je nog wel,
dat ls die ouwe Bruin, weet je 't
nog, waar we vorige keer zo op
gereden hebben" en zo gingen de
Jongens langs de schuur naar de
wei.
„Kom hier, Hansje, als 't paard
eens byt".
„Wel nee meid, hy is net zo
mak".
„Ikke ls niet bang voor Bruin",
zei Hans zo parmantig en hy
stapte zo dapper op Bruin af, dat
Jan en Henk er schik ln hadden,
maar Plet voelde zich toch niet
op z'n gemak, als er eens wat ge
beurde. En hij dacht aan wat Va
der gezegd had.
„Toe jö. 't geeft niets by dat
beest". Kleine Hans had nu het
hart van z'n neefjes gewonnen.
Die hadden zo'n schik In het leu
tige, dappere kereltje.
„Als we nou hier langs gaan,
kunnen we eerst even naar Vader
en Moeder, dat heeft Moe ge
vraagd. Vanavond komt Moe ook
naar Grootmoe toe".
„Wat kun Je hier in die schu
ren fyn verstoppertje spelen,
Jan".
„Ja, dat vind lk ook, we spelen
veel meer hier dan by ons. Groot-
va's schuren zijn groter, en we
mogen altijd komen, als we maar
opruimen als we rommel gemaakt
hebben".
Plet speurde al rond naar mooie
plekjes, waar ze 'm vast niet zou
den vinden.
Daar zag le wat, daar boven en
achter al dat houtwerk, neen
maar, dat zal ie onthouden.
Hij verkneuterde er zich nu al
ln.
Wat liep Hansje te redeneren
tegen Jan en Henk, hy was al
helemaal op z'n gemak. Een leuk
broertje eigenlyk.
Wat echt toch, zo drie weken
lang met vacantle hier.
„Daar komt Moe naar buiten,
ze heeft ons zeker zien komen".
„Ja, daar komt tante Dien al
aan. Ze is ook nieuwsgierig om
de neefjes en het nichtje weer te
zien. Ze groet Piet, Dick en Jo
heel hartelyk, maar kleine Hans
krygt toch een extra beurt. Ze
pakt hem op en geeft hem een
stevige kus.
Kleine Hans is werkelyk verbluft.
Dat gebeurt hem niet dikwyls.
Maar dat komt omdat hy tante
nog niet kent. De anderen zyn
hier al meer geweest en Tante
Dien ls ook wel eens by hen in de
stad geweest, maar daar kan
Hans zich niets meer van her
inneren. Hy biyft tante maar ver
baasd aankyken als ze hem neer
zet.
„Toe Hansje, zeg Tante gen-
dag", helpt Jo haar broertje.
Ja, daar ls Hans wel bereid
toe. Hij heeft tante Dien eens
goed Opgenomen en het onderzoek
valt mee. Hy vindt die tante wel
aardig, dat staat vast. Hy geeft
tante een hand en begint natuur-
lyk een verhaal tegen haar. Zo
ls Hansje nu eenmaal. Hy vertelt
allesi van de reis.
Tante Dien weet wel, hoe ze
het hart van de logeetjes moet
winnen. Ze roept hen ln de ka
mer, daar wacht op allemaal een
heerlyk stuk koek.
Toch wil Plet niet zo lang bin
nen blijven. Er valt buiten te veel
te beleven. En wat Plet wil, weet
hij meestal ook wel aardig klaar
te spelen. Ze zijn gauw weer bul
ten en gaan weer op verkenning
uit. Het is, dat begryp je wel,
veel te vlug weer tyd om naar
Grootva's huis te gaan. Piet zou
wel willen blyven zwerven. Maar
de anderen vinden het wel goed,
dat ze naar binnen moeten. Het
kost Moeder dan later ook weer
niet veel moeite om haar viertal
tydlg In bed te krygen. Ze zyn
moe. Het was ook een dag vol
belevenissen. Plet zegt: „Ik ga
gauw slapen, dan ls het gauw
weer morgenen morgen is
weer een dag vol verrassingen.
Dat Is altyd zo op een boerdery.
'Wordt vervolgd.)
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD'
van 1 APRIL 1949
eewscH
u/eexe/fD
VOOR DE ZONDAG.
Het boek Prediker is het boek
van de vicieuze cirkel, die geen
schepsel ooit vermag te ver
breken.
Alles is ijdelheid en alles keert
terug, er is geen nieuws onder de
zon. De zon gaat op en zij gaat
onder, de rivieren gaan naar de
zee en verdampend worden zij
sneeuw en ijs op de bergtoppen
om opnieuw de stroomloop te
beginnen. Er is een tijd van
blijdschap en een van smart,
een van leven en een van ster
ven. Er is onrecht by de mach
tigen en rechteloosheid bij de
machtelozen. Alles blijft zoals
het geweest is en men wordt er
eindeloos moe van het te zien
en te ervaren
Maar de mens is niet gebo
ren voor deze droeve cirkelgang
en daarom wil hij hem verbre
ken. In humanistisch pogen ge
looft hij in de doorbraak van wat
de Prediker als een ban over
de mensheid heeft zien liggen.
Heel de wereldgeschiedenis is
een geschiedenis van ongegrond
geloof aan de „doorbraak" van
de cirkelgang.
En telkens, wanneer de mens
weer terug gevallen is in de ver
moeiende kringloop, wil hij zich
bruggen bouwen die sterker zijn.
Hij probeert het opnieuw en nu
zal hij slagen.
Zo was het ook na de rampen
zee van 19391945. De grote
„doorbraak" zou nü komen. Als
een phenix zou de mensheid uit
de as verrijzen en iets nieuws
scheppen op de aarde.
„Doorbraak"? het woord heeft
duizenden, ook inons land ge
fascineerd en vastgegrepen. Het
oude mocht in geen geval weer
keren. Er moest een dikke streep
onder. Oude politieke en kerke
lijke verhoudingen moesten ra
dicaal worden doorbroken en
door nieuwe vervangen. Reeds in
Londen was dat voorbereid en
toen we in het Zuiden wat vroe
ger dan in het Noorden de vrij
heid zagen, kregen we er al
direct mee te maken.
Wat is er van terecht ge
komen?
Alles wordt weer beheerst
door de oude wet van diploma
tie, politieke berekening, intri
ge, machteloosheid iets goeds te
doen.
En de desillusie is reeds nu
weer algemeen. De mensheid is
moedeloos en moe, zodat hij het
niet zou kunnen uitspreken.
En internationaal is het al
precies zo. Wat komt er terecht
v-n de vier mooie, humanisti
sche levensregels, welke de
„grote drie" hadden opgesteld?
Velen hadden hun hoop gesteld
op het „jonge Amerika", „dat
immers geen antecedenten, geen
„verleden" had, en in staat zou
zijn de doorbraak te forceren.
Wat komt er van terecht? Ame
rikaanse staatslieden blijken
precies als de rest te zijn, wan
neer zij aan het internationale
schaakbord gaan mee spelen.
Politiek spel, eigen economisch
voordeel, strategische kracht
van eigen natie, kortom bruut
egoïsme beheerst ook hier de
politieke intrige. Men ziet het
aan het grievend, onrechtvaardig
gesol met Indië.
Er is inderdaad „niets nieuws
onder de zon".
Toch, de vicieuze cirkel is
doorbroken
Het lijdens-evangelie zegt het
ons met Goddelijke zekerheid.
Eén is er die de kracht ontving
de cirkelloop te doorbreken.
„Geboren uit de maagd Maria",
deze geloofsbelijdenis is er ons
borg voor, dat Eén de macht
kreeg, omdat hij reeds in Zyn
geboorte de oer-oude cirkelgang
doorbrak van de wet van vlees
en bloed en God en mens één
deed worden. En wanneer in de
lijdensnacht het gordijn van de
tempel van boven naar beneden
scheurt, is dat opnieuw het be
wijs, dat de cirkel doorbroken
werd, die de mens gebonden
hield in de sleurgang van kerk
en kerkdienst, die slechts te
rade ging met vlees en bloed.
We spreken van het „ijzeren
gordijn" dat Rusland maakte. Ik
geloof, dat de scheidslijn anders
loopt, het ijzeren gordijn hangt
daar, waar de wedergeboren en
onwedergeboren mens leven. Dat
kan dwars door uw huisgezin,
dwars door de kerk, dwars door
de intiemste gemeenschap zijn.
Twee op één akker, twee op één
bed.... zegt Christus. Daar
hangt het ijzeren gordijn".
Wedergeboorte beslist, en dié
alléén, over de doorbraak van
de kringloop van de moe-maken
de vicieuze cirkel.
Christus in de wereld, Chris-
o*i<ze> wettwcUnCf,.
Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herderl
Zach. 137a.
In de lijdensgeschiedenis
past Jezus dit woord op zich
zelf toe.
Hij was de van God bestel
de Herder, de goede Herder,
die zijn schapen het eeuwige
leven moest geven. Maar te
vens was Hij God, boven al
les te prijzen, want in het
zelfde vers noemt de Vader
Hem de man, die zijn Metge
zel is en voor wie Hij geen
geheimen had.
Het zwaard is het symbool
der wrekende gerechtigheid,
waardoor de zonde gestraft
wordt.
Onze overheden dragen
daarom het zwaard niet tever
geefs.
Maar ook de Opperheer
heeft een zwaard, want Zijn
gerechtigheid kan de zonde
niet ongewroken laten.
Dit geweldige zwaard, waar
van de slag vernietigend is,
had sinds de zondeval in de
schede gerust. Een stroom van
ongerechtigheden was door de
wereld gegaan, er u>as gevloekt
en gelasterd, geroofd en ge
moord, maar het was alsof God
alles over Zijn kant liet gaan,
het zwaard bleef slapen in
de schede.
Maar toen kwam de Herder
in de wereld. In zijn blanke
ziel zoog hij de zonde der
wereld op, zoals het blanke
vloei, de zwarte inkt in zich
opzuigt.
Hij werd zonde voor ons ge
maakt.
En toen de ganse zonde der
wereld in Hem voor Gods aan
gezicht was, toen viel de slag:
Zwaard ontwaak tegen Mijn
Herder!
De Herder is onder de
zwaardslag van Golgotha ge
vallen; het klievende zwaard
was voor Hem. Maar de bal
sem des vredes was voor ons,
die geloven, dat Hij in onze
plaats de straf der zonde ge
dragen heeft.
Want Hij is om onze over-
tredmg gewond; om onze on
gerechtigheid is Hij verbrij
zeld.
K.
G.
tus in uw leven is de beslissen
de factor, want Hij alléén is in
staat geweest de cirkelloop, zo
als Prediker die aanschouwd
had, radicaal en finaal te door
breken.
Door het wonder van Zijn
geboorte en door het Wonder
van Zijn sterven
't Klinkt raar voor een man,
al zeg ik het zelf, maar ik dacht
van de weke zo by mezelvers:
daar ben ik nou haast blij met
de schoonmaak.
'tWas de leste weke niet ple
zierig thuis en verleje weke was
het helemaal erg. Bij fermielje
van m'n vrouwe hadde ze be
richt gekrege asdat een zeun
gesneuveld was in Indië. Nou
dan ken je begrijpe, dat m'n
vrouwe van streek was, die dacht
aldoor maar an d'r eige jonge
in Indië. En dan die andere
zeune van me, die nou pas naar
Amerika is. Je vraag je zeivers
wel is af: waar brenge we de
kinders voor groot? Ja we hadde
het nou niet zo gemakkelijk,
maar een man gaat er is op uit,
hij heit z'n werk buite de deure
en dan spreekt ie nog al is
iemand en hij heit dus afleiding.
Maar voor een vrouwe is dat
anders. Die zit maar in huis en
heit de tijd om te tobbe en daar
om was ik maar blij dat ze met
de schoonmaak is begonne. Dat
geeft afleiding. Druk werke is
nog .altoos een goeie heelmees
ter voor veul wonde
(Volgende dag).... x
Nou heb ik motte stoppe met
schrijve want een kerel kwam
praatte over kunstmest. En zake
gaan voor, weet je.
Maar nou heb ik nog is over-
geleze wat ik gisteravond heb
geschreven over die schoonmaak.
Mens nog an toe, vandage denk
ik er weer heel anders over. Je
most 't is kenne zien hoe ik er
bij zit. Toen ik geweun an tafel
wou gaan zitte zoals dat behoort,
zeit m'n vrouwe: „wat ga je
nou doen, toch niet an tafel zitte
schrijve hoop ik? Ik heb de tafel
nodig, want ik ga hier alvast
begini\e
Nou ben ik een man die ge
makkelijk wat toegeeft, al zeg
ik het zelf, maar dat ging nou
toch niet op. De krante mot op
tijd z'n brief hebbe, dus ik zegge
tege m'n vrouw: „wat ik doe
gaat voor". Nou is ze heimelijk
ook wel een beetje groots dat
ik voor de krante schrijve, zo
dat we tot een kompromis ge-
komme benne, zoals ik is iemand
heb hore zegge. Ze heit een
beddeplank genomen en die met
de ene kant op het raamkozijn
geleid en met de andere kant
op een klein blommetafeltje ge
leid. Nou mot ik wel heel voor
zichtig doen, maar met een
beetje geduld ken ik toch een
lettertje op het pampier krijge.
Ik mot wel voorzichtig weze met
d'n inktpot, dat die niet om
kukelt, want dan ken ik wel
make dat ik wegkom, dat spreekt.
Maar ja, toen ik zo op m'n pen-
houwer zat te bij te om is te
kijke wat ik schrijve zou, zette
m'n vrouw, die bezig was een
kast uit te hale, zoas ze dat
noeme, een ouwe doos op het
end van de beddeplank. Nou
ben ik nog al nieuwsgierig van
anleg, al zeg ik het zelf en keek
is onder het deksel en toen zag
ik een stapeltje ouwe pampier-
tjes met gedichtjes en zo wat.
Ik zegge: wat hei jou daar nou?
Ze kleurde en wou de doos weer
weggraaie, maar daar was ik
zeivers bij. Ik pakte de doos beet
en ze kreeg geen kans meer.
Toen, zo oud as ze al is, begon
ze te kleure as een meidje van
zestien jare en ze zeit: „Geef
hiere!" Ik zegge, geen sprake
van, geen geheime tusse man en
vrouwe! Ik keek is naar zo'n
pampiertje en daar zag ik een
versie, dat ik heel vroeger zei-
vers is gemaakt had, toen we
nog niet eens getrouwd ware.
Bel mens, toen was het mijn
beurte om te kleure, maar ik
geloof niet dat dat bij myn nog
meugelyk is.
Er lag een hele stapel van die
dingers, ja, al zeg ik het zeivers,
ik heb al vroeg interesse voor
letters gehad. Veul bizonders is
't nooit geweest, maar m'n vrou
we dacht daar anders over, zoas
ik zag. Ik zegge: Bel mens, mot
je die poppekast nou altyd be
ware? Ze zeit: Heit het hart niet,
dat je er ietewat van in de kx'ante
zet hoor, dan zal je 'twete
Ik trok m'n schouwers is op,
wat mot een mens doen bij zulk
een gelegenheid. Maar ik begon
toch is in de doze te grabbelen.
Ik most m'n hoofd schudde over
al de onzin, die ik toen te lezen
kreeg. Er ware dingers bij over
het landleven, over d'n oegst,
over paarde, over ik weet 'niet
wat. Ik most denke an Poot, die
ook as boer zijnde nog gedichte
heit gemaakt. Maar 't slot was,
dat ie een eige grafgedicht maak
te: Hier leit Poot, hij is dood.
Nou as dichter ben ik ook dood.
Ik zou geen twee regels meer
op pampier kenne krijge as het
rijme most. Ik bladerde nog wat
deur en kwam toen een hopie
versies teuge waar een ampart
lintje om zat. M'n vrouw, die
zoas ik merkte, achter m'n rug
om me in de gate hield, kwam
weer op me toe en zeit: Daar
blijf je af, hoor! Ik zegge: waar
om mens, 't benne toch m'n eige
gedichte? Ze zeit afblyve, zeg
ik! Nou most ik netuurlijk zeker
is kyke. Ik trok het lintje er
af en jawel allemaal versies over
m'n meisje, rooie wangetjes,
mollige ermpies, blauwe ogieg,
enz. Toen heb ik de doze maar
weer gauw dicht gedaan en m'n
vrouwe trok 'm bij me vandaan
as een dierbre schat. Ik zegge
nog: laat de kinders d'r maar
niet ankomme. Ik krabbelde ia
achter m'n ore, want het zakie
had me helegaar van streek ge-
brocht. Ik wist niet meer wat
ik schrijve most voor de krante
en daarom heb ik er maar een
punte achter gezet.
Wat zo'n schoonmaak een
mens toch niet ken oplevere....
Als altijd je
FLIP BRAMSE.
feeubche.
ïlacMeq.ae£"
Ook een zekere I. Rogiers bleef
niet achter Anna Roemers by
haar komst in de hoofdstad van
Zeeland het welkom toe te roepen.
Zyn aanspraak luidde: „Welcom-
gedlcht aen de eer en achtbare
deueht en konstryeke Jonck-vrou
Anna Roemers, in Zeelandt co-
mende". Deze dichter brengt het
er tamelyk goed af, gemeten met
de maatstaven der twintigste
eeuw. Hij bemoeit zich althans
niet met haar „maegdom" zoals
de meesten, maar bepaalt zich tot
haar kunst, waarbij hy wei wat
hoogdravend wordt, maar dat
toch goed bedoeld ls.
Ick heet u wellecom,
o bloeme deser eeuwen,
O kroone van ons lant,
die nu besoeckt de Zeeuwen,
O clersel onses tïjts,
ick heet u wellecom,
Ick prys u groote deueht,
ick geef u eer en rom;
Int corte, weerde Maecht,
wat wil lek langer breecken
Met woorden u gedult?
wat sal ick vorder spreeeken
Tot cierlng uwes naemfl?
ach! mijn verdwaelde sin
En weet aen uwen lof
noch eynde noch begin;
En wat voor eer en prijs
kan lek u voren legghen?
Ick! dien u maer en ken
alleen van hooren seggen
Want vraegh je wie dat doch
u dese groete brenght,
Het ls een ronde Zeeuw,
dies u ter liefde schenkt.
Rogiers tekent zyn naam met
het toepasselyk devies: „Myn ge-
luck ls in druck".
Behalve vele welkomsllederen
kreeg Anna Roemers tydens haar
verblijf ln Middelburg ook nog
vele gelegenheidsgedichten te ver
werken.
Eens, tydens de Middelburgse
kermis, stond zy tegeiyk met 'n
Ingezetene van Middelburg op de
weegschaal.
Nu was Anna Roemers een aar
dig „dlkkertje", zoals Busken
Huet, het ln zyn: „Land van Rem
brandt", een beetje ondeugend
zegt. Er stroomde meer „mlnne-
moeders-melk dan Saffo-bloed"