Is Rusland economisch niet in staat een oorlog te voeren VL/m Yervoersmoeiiykheden en gebrek aan grondstoffen. Annexatie van Duits gebied. Wetsartikel met juridische voetangels, en klemmen. sryKrsrssff&s - DE CHR.-HIST. UNIE EN HET INDIÈ-PROBLEEM. Beweerde gruwelen te Peniwen. Eenheid ondanks verscheidenheid. Bezetting van West-Europa zou de Rus niet baten. ©.e cUiaom u-ari de- ïïlania(c Wie betaalt straatbelasting Heinz betoont zich dierenvriend. k oensdag 30 December 1949 ZEEUWSCH DAGBLAD Pagina 3 Het is geen toeval, dat Thorez, Toglatti en Grotewohl ter- zelfdertijd een verklaring hebben afgelegd, dat, mocht het Kode Leger eens naar het Westen gaan marcheren, de volke ren hunner landen geen verzet zouden plegen. Die verklaring was hen door Moskou ingefluisterd, dat is logisch, want zelfs in het KREMLIN moeten lieden zijn, die weten, dat een Russische poging, om 200 millioen vijandelijk gezinde Europeanen te verdrukken, zeker mislukken zal. Aldus schrijft de Zwitserse journalist Curt Riess in „Die Weltwoche" in een artikel waarin hij nauwkeurig de moeilijk heden nagaat waarmee Rusland zal hebben te kampen, indien het, onverhoopt, eens tot oorlog zou besluiten. door terreur tot grotere presta ties tracht aan te zetten. Pessimisten waarschuwen er voor, zo begint hij, de Russi sche economische moeilijkheden niet te onderschatten. Hitier heeft meer dan vijf jaar oorlog gevoerd, hoewel economi sche deskundigen voordien heb ben becijferd, dat „die oorlog heus niet zo lang zou duren!" Hitier bezat, wat de S.U. niet heeft, n.l. een oorlogsindustrie, die er zijn mocht en waar de| meest ingewikkelde werktuigen vervaardigd werden. Wat ruwe grondstoffen betreft staat de Rus er beter voor dan Hitier, hoewel ook hier grenzen liggen. STAALPRODÜCTIE. Staal is de gewichtigste basis voor de oorlogvoering. De Rus sische staalproductie die thans rond de 20 millioen ton zou lig gen de staalproductie van het geheele oostelijk blok bedraagt zo 25 a 30 millioen ton is on voldoende om oorlog te voeren. Tijdens zijn „topproductie" in de afgelopen oorlog bezat Duits land een 20 millioen ton staal waaronder begrepen de productie van Noord-Frankrijk. Deze hoe veelheid bleek onvoldoende te zijn. DE OLIE. Met de oliewinning staat het er anders voor. Vijf en dertig miUioen ton wordt gewonnen. Is dit 10 meer dan men voor vredesgebruik nodig heeft, het is te weinig om een oorlog te voeren. Daar heeft men min stens 60 millioen ton voor nodig. Weliswaar zijn er nieuwe bron nen. tussen het Baikalmeer en de Oeral ontdekt, doch deze zul len eerst na vele jaren kunnen gaan produceren. Rubber, echte zowel als syn thetische wordt in slechts ge ringe mate gewonnen, evenals koper, lood en zink. AMERIKAANSE HULP. Dat Rusland Duitsland klap pen kon geven, was niet ,het minst aan de Amerikaanse liulp te danken. Een geweldige hulp! Tussen 1 Juli 1942 en 30 Juli 1943 werden door Amerika 7 millioen ton uitrustingsstukken ter waarde van 3 milliard dol lar geleverd, waarvan 1,1 mil lioen ton wapens en munitie ter waarde van 2 milliard dollar. Het jaar daarop volgde een even grote boeveelheid petro leum, metalen en voedings middelen. IS HET DE MOEITE WAARD WEST-EURO PA TE BEZETTEN? Men stelle het geval, dat het Rode Leger eens tegen het Wes ten zou optrekken en dat daar door West-Europa's productie middelen in Russische handen zouden komen. Dit zou een verdubbeling van de staalproductie betekenen ter wijl de Russen voorts de indu strie voor het afwerken van fa- hrikaten in handen zou val len. Daarmede dus prima ge schoolde arbeiders en tenslotte grote voorraden afgewerkte pro ducten, zoals bijv. Petroleum. Het Is dan echter de vraag, of de West-Europese industrieën aan de Roer, in België of Lu xemburg onbeschadigd in hun handen zouden vallen. En mócht dit werkelijk eens zo zijn, de arbeiders zouden voor hen niet willen werken. Hitier heeft het beleefd, hoe de arbeidskracht om maar niet van de arbeidsvreugde te spre ken verdwijnt als men deze Over de voedselvoorraden be hoeft nauwelijks gesproken te worden. De landen die Hitier binnenviel waren rijk voorzien. Vandaag is Europa arm en de indringer zal hier nauwelijks te eten vinden. TRANSPORTNOOD. Wij zeiden reeds, neem het geval, dat de Russen ondanks dit alles opmarcheren. Wat dan? Zij zullen zich dan zeker van hun zwakste zijde laten zien. Want dan komen de transportproble men en de drijfstofproblemen aan het licht. De Russische spoorlijnen zijn haast allen enkelsporig en zijn voor massavervoer ongeschikt. De lijnen lopen door in de sate- lietstaten en de Russische zone in Duitsland. Dat wil zeggen, door gebieden waarin een bevol king woont, die voor het meren deel niet bang zal zijn voor sa botage. In Oost-Duitsland de lijnen BerlijnErfurt, Mariënburg Maagdenburg en Berlijn. Frank fort am Oder uitgezonderd bestaan alle lijnen uit enkel- spoor. Soms zijn „ok de rails verdwenen. Hier wreekt zich een maatregel, volgens welke de Russen alleen al in de Duitse Oost-zone 700.000 ton rails gede monteerd hebben. Trouwens, in de afgelopen oorlog bleken de Russen al moeilijkheden te hebben omdat ze in ieder geval 240.000 ton rails van de Amerikanen vroegen. Met het rollend materiaal ziet het er eveneens bedroevend uit. Er is een groot gebrek aan wagons en locomotieven. Het drijfstoffenprobleem baart de Russen helemaal zorgen. De V.S. konden gedurende de oorlog met twee grote pijpleidin gen vanuit Texas naar de Oost kust van Amerika alles wat maar olie nodig had, voorzien. Rus land bezat zo'n pijpensijsteem niet. Over water kan het geen olie vervoeren want de Russi sche handelsvloot betekent niet veel, en de oorlogsvloot is niet sterk genoeg om de Noordelijke Oostzee en de Middellandse Zee voor het Russische vervoer vrij te houden. Wat de vrachtauto's betreft: gedurende de laatste oorlog kre gen de Russen in het totaal 382.000 wagens en hoewel er geen juiste cijfers bekend zijn, mag wel verondersteld worden dat er een tekort is. Zeker is, dat, wanneer het Rode Leger naar het Westen gaat marcheren, dat het werkelijk marcheren moet Er zijn natuurlijk lezers, die niet veel geven voor een derge lijke becijfering. Zij geloven, dat „alles toch anders komt". Toen het in 1938 de wereld duidelijk werd, dat Hitier oorlog wilde, berekenden experts in het buitenland, dat hjj er zichzelf economisch „de das mee om deed". Twee jaar later spraken de leken triomferend en tevens somber: „Zie je wel het loopt tóch anders". Immers Hitier ■scheen te gaan winnen. Later weer bleken de experts het aan het rechte eind gehad te hebben. De bezetting van vreemde lan den, zegt Curt Riess tenslotte, is strategisch gezien slechts van zeer geringe betekenis. Immers Moskou kan morgen in een puin hoop veranderen, de olievelden van Bakoe kunnen in brand worden gestoken en de oorlogs productiecentra achter de Oeral kunnen „geatomatiseerd" wor den, onverschillig of het Rode Leger in Frankfort of in Brest staat. Is de sop de kool niet waard? ProfdrA. M. Donner toont zich in „Trouw" weinig enthou siast over de voorgestelde annexa tie van Duits gebied. Hij wijst er op, dat de berg een muis heeft gebaard en stelt de vraag of de kool nog wel de sop waard is. „Wanneer wij het goed begrij pen, dan is het enig voordeel van de voorgenomen grenscorrecties, dat de grens wat minder grillig gaat verlopen. Daardoor worden de verbindingen in de buurt van de grens wat makkelijker. De dou ane krijgt ook minder moeite, om dat de nieuwe grens makkelijker te overzien en te bewaken is. Maar dat is dan ook al. Men spaart wat tijd en energie. Ver der niet! Tegenover dit kleine voordeel staan echter een aantal bezwaren, die tegen elke annexatie pleiten, onverschillig of men veel of wei nig annexeert: terwijl bij een klei ne annexatie de voordelen klein zijn, blijven de nadelen ongeveer even groot. Het is dus mogelijk, dat er een moment komt, waarbij de annexatie zo klein is, dat de nadelen de voordelen gaan over treffen." Daarbij komt, dat wij er op moeten rekenen, dat deze grens correcties ons duchtig in rekening zullen worden gebracht. Het mag dan waar zijn, dat die correcties ons goed beschouwd geen voordeel opleveren en voor Duitsland geen schade meebren gen, maar In deze dingen rekent men niet als een zakenman. An nexatie, hoe klein ook, blijft an nexatie en dat weegt moreel heel zwaar. Voor de buitenwereld heb ben wij dan toch maar ons stukje land gehad. Verder kunnen wij dan niet al te veel meer met on ze aanspraken tegen Duitsland werken. Dat maakt weinig indruk. Zelfs al zouden wij ook zon der deze correcties niets van Duitsland kunnen halen, dan blij ken wij nog zwak te staan, want wij hebben iets gehad en daar door is aan onze morele aanspraak de kracht voor een goed stuk ont nomen. Het zou beter kunnen zijn, die morele aanspraak voor de vol le honderd procent te behouden, dan er voor dezen schotel zónder linzenmoes afstand van te doen. Dat is ook tegenover Duitsland zelf beter. Wij mogen ons terecht ergeren aan de manier waarop de Duit sers zich aanstellen als de ver moorde onschuld. Die houding past hun niet. Het is echter wei nig gelukkig er daarentegen op te wijzen, dat de correcties 'zo „on benullig" zijn. Want daarop kan men met enig recht antwoorden: „Waarom houdt gij er dan aan vast? Dat is dan alleen onï toch maar in principe gelijk te krijgen" Dat krenkt juist omdat de zaak zelf zo onbenullig is. Juist de Duitsers zullen dit blijven opbla zen tot iets gewichtigs. Wij behoeven hier niet op te halen hoeveel kwaad bloed de grenswijzigingen van na 1918 al tijd hebben gezet. Wij geven door aeze „onbenullige" grenscorrecties de Duitser het middel in de hand om te verkondigen, dat de reke- ring tussen hem en ons vereffend is. Dan geeft de onbetaalde reke ning ons toch veel meer gezag. Hier kopen wij een stuiver voor j een gouden tientje De regering heeft nu volmach- ten gevraagd voor het uitvoeren 1 der correcties. De Staten-Gene- j raai moeten dus kiezen wat zij 1 willen. Het lijkt ons, dat men èn tech nisch ên moreel de Nederlandse zaak het beste dient door een weigering van deze volmachten, d.w.z. door het afwijzen van deze waardeloze en onbenullige beta ling op onze rekening." Dit voorjaar zullen In totaal ruim 140 Nederlandse bedrijven deelnemen aan collectieve expo sities op de internationale jaar beurzen te Milaan, Lyon, Poznan (Polen) en Brussel. Naar aanleiding van zijn pu blicatie, waarin een Nederlands troepenonderdeel te Peniwen beschuldigd werd van gruwelen heeft ds Hildering thans een aanvullende verklaring het licht doen zien. Daarin zegt hij o.m.: „Nadat de Oost-Javaanse kerk zelf de zaak-Peniwen bij de militaire commandant van Malang had voorgebracht, trok het gebeurde ook de aandacht van de terri toriale commandant van Oost- Java. In een onderhoud met deze, bleek dat reeds een ernstig on derzoek werd ingesteld naar hetgeen bij Peniwen was voor gevallen. Dit onderzoek wordt nog voortgezet De generaal zeg de toe, persoonlek zijn aandacht op het geval gericht te houden en de strengste straffen te zul len toedelen aan degenen, die zich misdragen mochten hebben. Omdat zulks ten enenmale in strijd zou zijn met de scherpe orders, die hij had doen uitgaan en waaraan hij ook stipt de hand hield, omdat naar zijn eigen zeggen de strijd slecht^ gaat tegen kwaadwillige elementen, en niet tegen vrouwen, burgers en kinderen. Gaarne geef ik dit aanvullend bericht, omdat iede re medaille twee zijden heeft en omdat ik door langdurige contacten overtuigd ben, dat deze commandant en meerderen met hem als oprechte Christen mensen een even grote afschuw van wandaden als de gesigna leerde hebben en slechts bege ren, op integere wijze hun moei lijke plicht te doen". De N. Haagsche Crt. merkt hierbij op: „Naar men weet is er reeds gebleken, dat de zaak veel min der eenvoudig is dan de publi catie van ds Hildering deed vermoeden. Er is n.l. een gevecht geweest in en om een hospitaal. We hopen, dat de zaak spoedig tot klaarheid komt. Onze jon gens, die dag en nacht hun plicht doen en reeds genoeg te lijden hebben van anonieme vuilspuiterij en van buitenland se correspondenten, hebben recht op een snel onderzoek, wanneer er gespecificeerde beschuldigin gen worden geuit". Commandant strijdkrachten te velde benoemd. Dezer dagen is ingesteld de functie van aangewezen Com mandant Strijdkrachten te Vel de (C.S.V.), die rechtstreeks ressorteert onder de bevelen van de chef van de generale staf en opgenomen is in het hoofd kwartier van de generale staf. In deze functie is benoemd generaal-majoor A. T. C. Op- somer, tot voor kort bevelhebber in het 4e militaire gewest. De taak van de C.S.V. omvat o.m. het invloed uitoefenen op de plannen voor de verdediging van het grondgebied door de troepen te velde en op de tac tische vorming van de daarbij betrokken commandanten, het zich op de hoogte stellen van de tactische opvattingen en van de stafdienst der landstrijdkrach ten van West-Europa, alsmede het deelnemen aan oefeningen in dat verband. Vragen aan de minister over het gebeurde in Peniwen. Het lid der Tweede Kamer, de heer van de Wetering (C.H.) heeft aan de minister-president en aan de minister van overzee se gebiedsdelen a.i. de volgende vragen gesteld: 1. Hebben de ministers kennis genomen van een mededeling van ds H. A. C. Hildering in 't maandblad voor de Oost-Javaan se Kerk „Pawartos Ringkes", waarin wordt verklaard, dat een onderdeel van het Neder landse leger op weerzinwekken de wijze in de dessa Peniwen (Oost-Java) is opgetreden? 2. Zijn de ministers bereid om een onderzoek te doen instellen naar de door genoemde predikant vermelde feiten? De Niwin heeft de opnamen voltooid voor een film over het leven van Nederlandse militairen op de buitenposten ln Indonesië. In Juni a.s. zullen te Brussel verscheidene plechtigheden wor den gehouden ter viering van de 100ste verjaardag van de uitgif te van de eerste postzegel ln Bel gië. FEUILLETON 84. F. HORACE ROSE „Jullie bent een grote troep moordenaars en lafaards", barst te ze los. De verschrikking en de opwinding van die nacht had den haar te sterk aangegrepen en nu gaf zij haar gevoelens de vrije teugel. „Ja, een troep moor denaars, zelfs mijn eigen vader, vroeger zo goed, is totaal bedor ven door die troep atheïsten en moordenaars van U. Denk meer aan die arme Lennia en En- rigo! Fielten en moordenaars jullie allemaal, en U, Thara Me- nechu, de ergste en afschuwe-j lijke en beestachtigste van alle- maal." „En toch," antwoordde Thara woedend, „was jij, de verheven en reine Treso Vencin, bereid om je lichaam te verkopen, in ruil voor de macht, die ik je wilde geven!" 'l9eej hem geen antwoord," luidde de waarschuwing nu van mij. „Ik zal hem antwoorden!" schreeuwde Treso. „Wat hij zegt is waar, Treso-ik was bereid om niet alleen mijn lichaam, maar ook mijn ziel te verkopen. Maar ik zou het voor anderen gedaan hebben, niet voor mijzelf. Nu dank ik God dat mijn ogen ge opend zijn voor het te laat was." „Je krabbelde pas terug toen je wist, dat we misschien wer den aangevallen en ik niet in staat was of zou zijn om mijn deel van de koop na te komen," schreeuwde Thara. „Neen, ik deinsde al veel eer der terug, zoals U ook wel weit. Want noch U noch mijn vader konden mij- overhalen accoord te gaan met mijn huwelijk, „k deinsde terug toen Faos niet weerkwam en ik meende dat hij zijn leven voor mij en voor ons allemaal had gegeven. En daar om leg ik Uw woorden bij rr.'i neer, Thara ik ben niet meer bang voor U, U praat over wraak en over straf en misschien hebt U in Uw totaal bedorven hart ook al iets uitgebroed om wraaK te verkrijgen en misschien hebt U een plan om zelfs nu nog Uw duivelse plannen tegen de we reld uit te voeren. Maar als dat zo is, dan zult U mij niet naast U hebben zoals U hoopte!" „Houd op", kwam Mozana nu, die wilde dat we zo snel moge lijk uit het gezicht verdwenen en die natuurlijk niet kon ver staan waarover de twist ging. Maar hij had niet gerekend op de opkomende woede van een vrouw, wier zenuwen tot het uiterste gespannen waren. „Een keer heb ik Uw leven gered," ging Treso voort, „fk wou nu dat ik het mes had la ten vallen en U het hart door stoken had. Uw lichaam zóu nu al in het graf zijn geweest en Uw ziel in de hel, het bestaan waarvan U altijd hebt ontkend, van geoordeeld te worden door de God, die U steeds hebt ver acht." Ze hield even op, naar adem hijgend. Ik legde mijn arm om haar middel en mijn hand op haar mond, zoals ze bij mij ge daan had toen ik voor de sla pende gestalte in de Witte Hut stond. „Ik weet niet wanneer je miin leven gered hebt, of wie mij wilde doden," zei Thara, kalmer dan tevoren. „Tenzij" en hij keek naar mij „tenzij jij het was, mijn jaloerse vriend?" „Ja, ik was het." „Dan," zei Thara, „zou je mij gedood hebben, terwijl mijn hand zich uitstrekte naar de heerschappij over de wereld. Wel, ik vergeef je, Faos; je res sentiment was natuurlijk. Maar ik ben jou geen dank verschul digd, Treso. Ik vermoede dat we binnenkort over de midde len beschikken om onze ietwat ingewikkelde rekeningen te ver effenen en op een manier die sommigen van ons zal verras sen en mogelijk anderen wel zal verrassen en verschrikken." „Mozana dringt er op aan dat we nu de tunnel ingaan", zei ik, om een eind aan het gesprek te krijgen. „Laat ons dan gaan." Thara knikte en ging dan naar binnen. Maar eerst wendde hy zich nog om, voor een laatste blik. De rode gloed verspreidde zich te gen de laag hangende wolken. Op hetzelfde ogenblik werd al les als bij daglicht verlicht door een flitsende bliksemstraal. „Grote branden!" riep Thara uit. „Brand op de aarde, brand in de hemel, brand in het hoofd en brand in het hart!Over al prachtige brandende wereld is er vol van, de aarde is er met overdekt. Spoedig zul len ze opspringen tot in de hoog ste hemelen, waar al die bran den samen komen tot een grote pilaar van vlammen die zich verheft tot in de eeuwige ruim ten en verder tot in de eeuwige duisternis en voort voorf door de ongemeten af standen van het Universum een vlam en een boodschap een vlam om uit te vorsen de God, waar jullie zo graag over spreekt, een boodschap om de wereld te zeggen, dat er geen God is, maar alleen de mens en dat de mens en niet God, heer en meester is." Met deze woorden op zijn lip pen, draaide Thara zich om en verdween in de gapende tunnel voor ons. (Wordt vervolgd.) „Wegens gebouwde eigendom men en daarby behorende erven, die aan openbare land- of water wegen in de gemeente belenden of in de onmiddellijke nabijheid daar van gelegen zijn, en wegens on gebouwde eigendommen, die aan deze wegen belenden of op deze wegen uitgang hebben, kan een belasting geheven worden naar grondslagen, volgens welke een billijke bijdrage gevorderd wordt in de kosten ten laste der gemeen te komende voor aanleg en onder houd dier land- of waterwegen, voor hun verlichting en voor af voer van water en vuil" (art. 280 Gemeentewet). Dit artikel of liever de uitleg ging van dit artikel, heeft in het dorp Nieuwkoop, de laatste jaren heel wat stof doen opwaaien. Er doen zich bij de uitlegging en de toepassing van dit artikel heel wat moeilijkheden voor. Er is verschil van mening over de vraag wat een gebouwd eigen dom is. Behoort daartoe ook een tank die van tijd tot tijd van plaats verandert? De Hoge Raad der Nederlanden gaf hierop een toestemmend antwoord. Een an dere vraag is wanneer een erf bij een gebouwd eigendom behoort en wanneer een gebouw in de onmid dellijke nabijheid van een weg ligt. Dit laatste is een zeer rek kelijk begrip. In 1926 besliste de Hoge Raad dat 54 of 58 m. van de openbare weg niet in de on middellijke omgeving van die weg is. In 1930 echter, werd door het zelfde college een afstand van 87% m. wel als in de onmiddel lijke nabijheid beschouwd. Een ander bekend twistpunt is, of de straatbelasting ook geheven mag worden voor percelen, die liggen aan openbare wegen, waar aan de gemeente geen kosten be steedt. Kijkt men, aldus J. v. d. Haar in het orgaan van de Ned. Chr. Bond van Overheidspersoneel, naar de redactie van artikel 280, dan heeft men de neiging te zeggen, dat dit niet opgaat. Immers., zo zegt dit artikel, er mag een Billijke bijdra ge gevorderd worden in de ten laste der gemeente komende kos ten voor aanleg en onderhoud dier land- of waterwegen, voor hun verlichting en afvoer van water en vuil. Het gaat er nu maar om, wat men onder „die" wegen verstaat. Zijn het alleen de wegen, waaraan zich eigendommen bevinden, waarvoor men is aangeslagen of moet men dat begrip „wegen" hier in zeer algemeen verband be schouwen Daar ging het nu in de Nieuw- koopse kwestie over. Iemand had een bezwaarschrift ingediend tegen zijn aanslag in de straatbelasting. Reclamants stelling, dat de Nieuwkoopse plassen geen open baar vaarwater zijn, aangezien zij alleen bevaren worden en kunnen worden door lichte vaartuigen van watertoeristen, ging de Hoge Raad voorbij, nu reclamant daar over tegenover de Raad van Be roep niet had gesproken, terwijl zulks, aldus de Hoge Raad, niet met vrucht voor het eerst in cas satie kan geschieden. Temeer aan- NEDERLANDSE BLOEMEN WEELDE TE NEW-YORK. Meer dan 5000 vroege rode en witte dubbele tulpen uit Neder land zullen van Donderdag af twee weken worden tentoonge steld in Channel Gardens, Roc kefeller Center, te New-York. De bollen zijn vorig jaar Octo ber uit Nederland geïmporteerd. Later zal te New-York een col lectie uit Nederland geïmpor teerde blauwe, gele en witte Irissen worden geëxposeerd. dacht wjjdde de Hoge Raad daar- ONTSTELLEND. dening de heffing van straatbeias- J?" „I'S ZZt' ting alleen toelaten terzake van 1 „ZlfL** het belenden aan wegen, voor Zi f.JZT Sen'komefajT Hier Tolge^ enkel? staaltjes, overgenomen uit „De Christe- der gemeentewet bedoeld. De Hoge Raad kwalificeerde de- lijke School". Een leraar bij het M.O. ver- 313 °?JU'st' «aandientelde, dat op een bijeenkomst ook beschouwd m van meisjesstudenten 20 van de het licht der historie! - een be- 22 jenever dronken. perking van die aard met inhoudt. Een andere leraar in Den De quintessens van 's Hogen Haag maakte het mee, dat een Raads beslissing is deze, dat de jongen \s middags onderuit in heffing van wegbelasting niet al- de bank gleed, omdat hij in de leen geoorloofd is wegens peree-middagpauze met een paar kor- len, belendende aan openbare we- 71 uiten een wedstrijd had ge- gen, waaraan de gemeente kosten houden wie de meeste borrels besteedt, maar dat het reeds vol-kon drinken. doende is, wanneer de gemeente kosten heeft te maken voor open bare land- of waterwegen in de gemeente in het algemeen. In dit geval mag de heffing ge schieden voor alle percelen, die Het hoofd van een U.L.O.- school in Amsterdam deelde mee, dat een van zijn leerlingen een meisje van 14 jaar, zo nu en dan om 3 of 4 uur 's nachts thuiskomt, „zonder dat de ou ders daartegen iets kunnen aan een openbare weg belenden, doen". onverschillig of de gemeente nu. Dat zijn ontstellende feitens juist aan deze weg kosten moetNatuurlijk mogen we hieruit besteden of 'dat zij dit doet ten niet concluderen: „zo is nu de aanzien van andere, ook in de ge meente gelegen, openbare wegen jeugd". Maar als bij het kijken achter Dit arrest van de Hoge Raad de schermen zo hier en daar dateert van 27 October 1948 en is dergelijke dingen openbaar derhalve recent. Twintig jaren ge leden, in 1928 dus, besliste de Ho ge Raad ongeveer in gelijke geest. Wat dit aangaat is hij derhalve niet overstag gegaan. De juris prudentie op dit punt is dus met terdaad „constant". worden, dan is er toch wel re den voor grote bezorgdheid. Vanwege de jeugd. Maar niet minder met be trekking tot de gezinnen, waar van deze jeugd een deel uit maakt. BRIEF UIT IN DIE. Een schaap als steen des aanstoots. Natuurlijk was het Heinz, die met dat schaap op de proppen kwam. Hij was begonnen met duiven, die een dag later hun hok gehalveerd zagen, omdat er marmotten bij kwamen. Daar na waren het ganzen, die hij voor doea ringgit van een have loos jongetje kocht. Zeg nu zelf, vijf piek is eigenlijk geen geld voor twee vette ganzen. Maar met die ganzen was het nog niet afgelopen. Er volgden kampong honden (met'en zonder schurft) klapperratten, bètets, natuurlijk ook een aap en verder nog wat kleingoed dat ik niet goed thuis kon brengen, doel, in grote lij nen met hagedissen kan worden vergeleken. Nu is Heinz niet al leen op het gebied van dieren een groot organisator, doch ook op het terrein van allerlei an dere zaken. Wij zagen dus, omdat dat veel voordeliger was, maar veel door de vingers. Het schaap, de laat ste aanwinst, was echter te erg. Ik noem het nu nog een schaap, doch eigenlijk is het die -naam niet waard. Veeleer was het een gewetenloze plaaggeest. Niet al leen dat hij zich meer dan dik at aan ons wasgoed, want dat zou nog tot daar aan toe zijn. Tenslotte zijn er nog lieden als fouriers in het leger. Nee, het meest verschrikkelijke was wel dat geblaat. Steeds op de meest ongelegen momenten zette hij een „hooischuur" open en dien tengevolge werd de middagrust vaneen gereten, de nachtrust verstoord en werden onze su blieme tafelgesprekken bespot telijk gemaakt. Hoe wij ook scholden, het hielp niets, want het beest trok er zich geen zier van aan. Geen wonder dat we daarom maar tegen Heinz be gonnen. Ik zal U ons arsenaal van scheldwoorden besparen, maar het varieerde van tinnef (dat zei Kei) tot a-sociaal indi vidu (door mij) Heinz trachtte met veel tact de zaak te sussen, doch het hielp niet veel. Het schaap dat eerst erg dun was, doch langzamerhand een be hoorlijke omvang begon te krij gen werd met de dag vitaler en ging hoe langer hoe harder te keer. Trek in sate! Stegeman, de verfijnde Stege- man, die niet van scheiden hield, was de eerste die beweerde dat hij trek in sate had. Erg link weer van die Stegeman. Ook onze uitbarstingen werden min der, doch onze behoefte aan sate, steeg omgekeerd evenre dig. Deze behoefte werd zelfs zo groot, dat de dikke Soen gis teren kwam om het schaap, dat Willem heette, te slachten. Zo aten we vandaag dus sate. Be halve Heinz, die het niet naar binnen kreeg omdat een an dere brok in de weg zat. Het was weer een rustige dag van daag en we hebben ook weer eens lekker gegeten. Geen en kele maal werd onze ergernis opgewekt en een ieder leek ver zoend met dat barre leven van ons. Maar terwijl ik dit alles schrijf, zit Heinz op het muurtje voor het huis eenzaam een cigaret te roken. Het is een verlaten troos teloze schim in deze donkere avond. De duiven, de aap en de andere beesten vergaan van de honger, omdat de baas ze van daag is vergeten. Arme Heinz, toen de sate op was hebben we hem een nieuw schaap beloofd. ALMA MUSICA NAAR ENGELAND. Het Nederlandse Kamermu- ziekensemble „Alma Musica", bestaande uit de dames -Gusta van Royen en Etiennette Alva- res Correa en de heren Everard van Royen, Paul Godwin, Carel van Leeuwen Boomkamp en Haakon Stotijn, zal op Maandag 28 Maart voor de B.B.C. in Lon den optreden. Het ensemble werd tevens uitgenodigd een recital in Chelsea en Lincoln te geven op resp. 29 en 30 Maart. In de kringen der Chr. Hist. Unie heerst over het Indië-pro- bleem verschil van mening. Mr W. F. E. Baron van der Feltz, wijdt hieraan een be schouwing in de „Nederlander". „Er zyn, zo zegt hij, in hoofd zaak twee opvattingen. Er zijn er die menen, dat al zijn wy door het verkeerde be leid van de Kabinetten Scher- merhorn en Beel en door het beleid van het tegenwoordige Kabinet, dat heeft voortgebouwd op het werk der vorige Kabi netten, ten opzichte van Indië in een toestand gekomen, die zonder hoop lijkt, wij toch niet mogen nalaten, in deze tijd met zijn ontzaggelijke moeilijkheden en zorgen de Regering te steu nen. Wij moeten er oog voor heb ben, dat de Regering onder zware internationale druk staat, die het haar uiterst moeilijk maakt bij haar beleid niet te wijken voor die druk. Daarom past ons zachtheid in ons oor deel tegenover de Regering. Daarom moeten wij de toestand nog niet moeilijker maken door ons van de Regering af te wen den. Daarom moeten wij achter de Regering blijven staan on danks de barst, die er gekomen is in het vertrouwen in het Ka binet. En de andere opvatting is die van hen, die zich met stijgende ongerustheid afvragen, of wij door mogen gaan op de onheils- volle weg waarop wij ons, wat Indonesië betreft, bevinden. Mogen wij de Regering bly- ven volgen op een weg, die rechtstreeks leidt naar het ver lies van Indonesië? Leggen de meer dan 300 jaren, die wij met Indonesië verbonden zyn geweest ons geen morele verplichtingen op en verzaken wü niet een taak, die God ons met betrekking tot Indonesië heeft opgelegd, wanneer wij niet het uiterste doen om te trachten te voorko men, dat Indonesië van ons land wordt losgescheurd en overge geven wordt aan de chaos en de terreur van de Republikeinse extremisten? Sturen wij daarvoor onze jon gens naar Indonesië en zijn wij de tweede politionele actie be gonnen, waarbij meerdere Ne derlandse jongens zijn gesneu veld, om tenslotte het gezag van de Republikeinse leiders Soe- karno en Hatta weer in Djokja te herstellen en hen op den duur geheel Indonesië over te leveren. Soekarno en Hatta van wie onze afgevaardigde in de Veiligheidsraad Mr. van Klef- fens indertijd zeide, dat zij sa menzweerders en collaborateurs met Japan waren geweest tij dens de oorlog. En toch, die. weg gaat het uit, wanneer onze Regering door blijft gaan om steeds te wijken voor internationale druk, om steeds te buigen voor de Veilig heidsraad, die niet allereerst 't recht wil dienen, maar de belan gen der verschillende deelne mende staten ten koste van Ne derland en Indië. Mogen wij de Regering op de ze verkeerde weg volgen? Moeten wij niet eisen, dat 'n andere weg wordt ingeslagen, dat de Regering weerstand biedt aan de internationale druk aan de eisen van de Veiligheids raad, hoe moeilijk dat ook is geworden door het steeds weer toegeven van onze Regering? Moeten wij niet uitspreken, dat wij tegenover Indonesië een roeping hebben te vervullen er kome wat wil in de overtuiging, dat geen zwaardere beproevin gen over het Nederlandse volk kunnen komen dan God over ons zal toelaten? Moeten wij tenslotte niet als ons oordeel uitspreken, dat deze Regering maar beter kan ver dwijnen, omdat zij wel voldoen de heeft aangetoond, dat het haar ontbreekt aan de nodige moed en durf, dat haar beleid rechtstreeks voert tot de breuk van het Koninkrijk, tot een ramp voor Nederland en Indo nesië? Of de Indonesische aangele genheid niet zo verknoeid is, dat redding ook door een nieuwe Regering niet meer mogelijk is, weten wij niet. Maar wat wel vaststaat is, dat van deze Rege ring niet meer kan worden ver wacht, dat zij de Indonesische zaak nog in goede banen zal weten te leiden. Daarom mogen wij niet zijn vóór deze Regering en haar In donesisch beleid". De tegenstelling is groot. De heer v. d. Feltz ziet dit echter niet als een bezwaar: „Wanneer wij maar één zijn in onze diepere beginselen, wan neer wij gezamenlijk trouw zijn in het geloof, dat Gods ordon nantiën, dat de Heilige Schrift de grondslag moet zijn van heel ons leven, van heel ons denken ook op politiek gebied, dan zie ik die verdeeldheid inzake In donesië, hoe uitermate belang rijk ook, toch als een verheu gend iets uit partij-oogpunt. Want daaruit blijkt het zelf standig medeleven van de leden der Chr.-Hist. Unie, de inner lijke kracht van onze partij, waarover wij ons allen oprecht mogen verblijden". (Dit neemt niet weg, dat een groot deel van de Unie liever zou hebben gezien, mede op grond van de verkiezingscam pagne 1948, dat de C.H.-Kamer- j fractie zich op het tweede hier genoemde standpunt had gesteld. Red. Z.D.).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 3