Is Rusland economisch niet in staat een
oorlog te voeren
VL/m
Yervoersmoeiiykheden en gebrek aan
grondstoffen.
Annexatie
van Duits gebied.
Wetsartikel met juridische voetangels,
en klemmen.
sryKrsrssff&s -
DE CHR.-HIST. UNIE EN HET INDIÈ-PROBLEEM.
Beweerde gruwelen te
Peniwen.
Eenheid ondanks verscheidenheid.
Bezetting van West-Europa
zou de Rus niet baten.
©.e cUiaom u-ari de- ïïlania(c
Wie betaalt straatbelasting
Heinz betoont zich dierenvriend.
k
oensdag 30 December 1949
ZEEUWSCH DAGBLAD
Pagina 3
Het is geen toeval, dat Thorez, Toglatti en Grotewohl ter-
zelfdertijd een verklaring hebben afgelegd, dat, mocht het
Kode Leger eens naar het Westen gaan marcheren, de volke
ren hunner landen geen verzet zouden plegen.
Die verklaring was hen door Moskou ingefluisterd, dat is
logisch, want zelfs in het KREMLIN moeten lieden zijn, die
weten, dat een Russische poging, om 200 millioen vijandelijk
gezinde Europeanen te verdrukken, zeker mislukken zal.
Aldus schrijft de Zwitserse journalist Curt Riess in „Die
Weltwoche" in een artikel waarin hij nauwkeurig de moeilijk
heden nagaat waarmee Rusland zal hebben te kampen, indien
het, onverhoopt, eens tot oorlog zou besluiten.
door terreur tot grotere presta
ties tracht aan te zetten.
Pessimisten waarschuwen er
voor, zo begint hij, de Russi
sche economische moeilijkheden
niet te onderschatten.
Hitier heeft meer dan vijf jaar
oorlog gevoerd, hoewel economi
sche deskundigen voordien heb
ben becijferd, dat „die oorlog
heus niet zo lang zou duren!"
Hitier bezat, wat de S.U. niet
heeft, n.l. een oorlogsindustrie,
die er zijn mocht en waar de|
meest ingewikkelde werktuigen
vervaardigd werden.
Wat ruwe grondstoffen betreft
staat de Rus er beter voor dan
Hitier, hoewel ook hier grenzen
liggen.
STAALPRODÜCTIE.
Staal is de gewichtigste basis
voor de oorlogvoering. De Rus
sische staalproductie die thans
rond de 20 millioen ton zou lig
gen de staalproductie van het
geheele oostelijk blok bedraagt
zo 25 a 30 millioen ton is on
voldoende om oorlog te voeren.
Tijdens zijn „topproductie" in
de afgelopen oorlog bezat Duits
land een 20 millioen ton staal
waaronder begrepen de productie
van Noord-Frankrijk. Deze hoe
veelheid bleek onvoldoende te
zijn.
DE OLIE.
Met de oliewinning staat het
er anders voor. Vijf en dertig
miUioen ton wordt gewonnen. Is
dit 10 meer dan men voor
vredesgebruik nodig heeft, het
is te weinig om een oorlog te
voeren. Daar heeft men min
stens 60 millioen ton voor nodig.
Weliswaar zijn er nieuwe bron
nen. tussen het Baikalmeer en
de Oeral ontdekt, doch deze zul
len eerst na vele jaren kunnen
gaan produceren.
Rubber, echte zowel als syn
thetische wordt in slechts ge
ringe mate gewonnen, evenals
koper, lood en zink.
AMERIKAANSE HULP.
Dat Rusland Duitsland klap
pen kon geven, was niet ,het
minst aan de Amerikaanse liulp
te danken. Een geweldige hulp!
Tussen 1 Juli 1942 en 30 Juli
1943 werden door Amerika 7
millioen ton uitrustingsstukken
ter waarde van 3 milliard dol
lar geleverd, waarvan 1,1 mil
lioen ton wapens en munitie
ter waarde van 2 milliard dollar.
Het jaar daarop volgde een
even grote boeveelheid petro
leum, metalen en voedings
middelen.
IS HET DE MOEITE
WAARD WEST-EURO
PA TE BEZETTEN?
Men stelle het geval, dat het
Rode Leger eens tegen het Wes
ten zou optrekken en dat daar
door West-Europa's productie
middelen in Russische handen
zouden komen.
Dit zou een verdubbeling van
de staalproductie betekenen ter
wijl de Russen voorts de indu
strie voor het afwerken van fa-
hrikaten in handen zou val
len. Daarmede dus prima ge
schoolde arbeiders en tenslotte
grote voorraden afgewerkte pro
ducten, zoals bijv. Petroleum.
Het Is dan echter de vraag,
of de West-Europese industrieën
aan de Roer, in België of Lu
xemburg onbeschadigd in hun
handen zouden vallen.
En mócht dit werkelijk eens
zo zijn, de arbeiders zouden
voor hen niet willen werken.
Hitier heeft het beleefd, hoe de
arbeidskracht om maar niet
van de arbeidsvreugde te spre
ken verdwijnt als men deze
Over de voedselvoorraden be
hoeft nauwelijks gesproken te
worden. De landen die Hitier
binnenviel waren rijk voorzien.
Vandaag is Europa arm en de
indringer zal hier nauwelijks te
eten vinden.
TRANSPORTNOOD.
Wij zeiden reeds, neem het
geval, dat de Russen ondanks
dit alles opmarcheren. Wat dan?
Zij zullen zich dan zeker van
hun zwakste zijde laten zien. Want
dan komen de transportproble
men en de drijfstofproblemen
aan het licht.
De Russische spoorlijnen zijn
haast allen enkelsporig en zijn
voor massavervoer ongeschikt.
De lijnen lopen door in de sate-
lietstaten en de Russische zone
in Duitsland. Dat wil zeggen,
door gebieden waarin een bevol
king woont, die voor het meren
deel niet bang zal zijn voor sa
botage.
In Oost-Duitsland de lijnen
BerlijnErfurt, Mariënburg
Maagdenburg en Berlijn. Frank
fort am Oder uitgezonderd
bestaan alle lijnen uit enkel-
spoor. Soms zijn „ok de rails
verdwenen. Hier wreekt zich
een maatregel, volgens welke de
Russen alleen al in de Duitse
Oost-zone 700.000 ton rails gede
monteerd hebben.
Trouwens, in de afgelopen
oorlog bleken de Russen al
moeilijkheden te hebben omdat
ze in ieder geval 240.000 ton
rails van de Amerikanen
vroegen.
Met het rollend materiaal ziet
het er eveneens bedroevend uit.
Er is een groot gebrek aan
wagons en locomotieven. Het
drijfstoffenprobleem baart de
Russen helemaal zorgen.
De V.S. konden gedurende de
oorlog met twee grote pijpleidin
gen vanuit Texas naar de Oost
kust van Amerika alles wat maar
olie nodig had, voorzien. Rus
land bezat zo'n pijpensijsteem
niet. Over water kan het geen
olie vervoeren want de Russi
sche handelsvloot betekent niet
veel, en de oorlogsvloot is niet
sterk genoeg om de Noordelijke
Oostzee en de Middellandse Zee
voor het Russische vervoer vrij
te houden.
Wat de vrachtauto's betreft:
gedurende de laatste oorlog kre
gen de Russen in het totaal
382.000 wagens en hoewel er
geen juiste cijfers bekend zijn,
mag wel verondersteld worden
dat er een tekort is. Zeker is,
dat, wanneer het Rode Leger
naar het Westen gaat marcheren,
dat het werkelijk marcheren
moet
Er zijn natuurlijk lezers, die
niet veel geven voor een derge
lijke becijfering. Zij geloven, dat
„alles toch anders komt".
Toen het in 1938 de wereld
duidelijk werd, dat Hitier oorlog
wilde, berekenden experts in het
buitenland, dat hjj er zichzelf
economisch „de das mee om
deed".
Twee jaar later spraken de
leken triomferend en tevens
somber: „Zie je wel het loopt
tóch anders". Immers Hitier
■scheen te gaan winnen. Later
weer bleken de experts het aan
het rechte eind gehad te hebben.
De bezetting van vreemde lan
den, zegt Curt Riess tenslotte,
is strategisch gezien slechts van
zeer geringe betekenis. Immers
Moskou kan morgen in een puin
hoop veranderen, de olievelden
van Bakoe kunnen in brand
worden gestoken en de oorlogs
productiecentra achter de Oeral
kunnen „geatomatiseerd" wor
den, onverschillig of het Rode
Leger in Frankfort of in Brest
staat.
Is de sop de kool niet waard?
ProfdrA. M. Donner toont
zich in „Trouw" weinig enthou
siast over de voorgestelde annexa
tie van Duits gebied.
Hij wijst er op, dat de berg een
muis heeft gebaard en stelt de
vraag of de kool nog wel de sop
waard is.
„Wanneer wij het goed begrij
pen, dan is het enig voordeel van
de voorgenomen grenscorrecties,
dat de grens wat minder grillig
gaat verlopen. Daardoor worden
de verbindingen in de buurt van
de grens wat makkelijker. De dou
ane krijgt ook minder moeite, om
dat de nieuwe grens makkelijker
te overzien en te bewaken is.
Maar dat is dan ook al. Men
spaart wat tijd en energie. Ver
der niet!
Tegenover dit kleine voordeel
staan echter een aantal bezwaren,
die tegen elke annexatie pleiten,
onverschillig of men veel of wei
nig annexeert: terwijl bij een klei
ne annexatie de voordelen klein
zijn, blijven de nadelen ongeveer
even groot. Het is dus mogelijk,
dat er een moment komt, waarbij
de annexatie zo klein is, dat de
nadelen de voordelen gaan over
treffen."
Daarbij komt, dat wij er op
moeten rekenen, dat deze grens
correcties ons duchtig in rekening
zullen worden gebracht.
Het mag dan waar zijn, dat die
correcties ons goed beschouwd
geen voordeel opleveren en voor
Duitsland geen schade meebren
gen, maar In deze dingen rekent
men niet als een zakenman. An
nexatie, hoe klein ook, blijft an
nexatie en dat weegt moreel heel
zwaar. Voor de buitenwereld heb
ben wij dan toch maar ons stukje
land gehad. Verder kunnen wij
dan niet al te veel meer met on
ze aanspraken tegen Duitsland
werken. Dat maakt weinig indruk.
Zelfs al zouden wij ook zon
der deze correcties niets van
Duitsland kunnen halen, dan blij
ken wij nog zwak te staan, want
wij hebben iets gehad en daar
door is aan onze morele aanspraak
de kracht voor een goed stuk ont
nomen. Het zou beter kunnen zijn,
die morele aanspraak voor de vol
le honderd procent te behouden,
dan er voor dezen schotel zónder
linzenmoes afstand van te doen.
Dat is ook tegenover Duitsland
zelf beter.
Wij mogen ons terecht ergeren
aan de manier waarop de Duit
sers zich aanstellen als de ver
moorde onschuld. Die houding
past hun niet. Het is echter wei
nig gelukkig er daarentegen op
te wijzen, dat de correcties 'zo „on
benullig" zijn. Want daarop kan
men met enig recht antwoorden:
„Waarom houdt gij er dan aan
vast? Dat is dan alleen onï toch
maar in principe gelijk te krijgen"
Dat krenkt juist omdat de zaak
zelf zo onbenullig is. Juist de
Duitsers zullen dit blijven opbla
zen tot iets gewichtigs.
Wij behoeven hier niet op te
halen hoeveel kwaad bloed de
grenswijzigingen van na 1918 al
tijd hebben gezet. Wij geven door
aeze „onbenullige" grenscorrecties
de Duitser het middel in de hand
om te verkondigen, dat de reke-
ring tussen hem en ons vereffend
is. Dan geeft de onbetaalde reke
ning ons toch veel meer gezag.
Hier kopen wij een stuiver voor
j een gouden tientje
De regering heeft nu volmach-
ten gevraagd voor het uitvoeren
1 der correcties. De Staten-Gene-
j raai moeten dus kiezen wat zij
1 willen.
Het lijkt ons, dat men èn tech
nisch ên moreel de Nederlandse
zaak het beste dient door een
weigering van deze volmachten,
d.w.z. door het afwijzen van deze
waardeloze en onbenullige beta
ling op onze rekening."
Dit voorjaar zullen In totaal
ruim 140 Nederlandse bedrijven
deelnemen aan collectieve expo
sities op de internationale jaar
beurzen te Milaan, Lyon, Poznan
(Polen) en Brussel.
Naar aanleiding van zijn pu
blicatie, waarin een Nederlands
troepenonderdeel te Peniwen
beschuldigd werd van gruwelen
heeft ds Hildering thans een
aanvullende verklaring het licht
doen zien.
Daarin zegt hij o.m.: „Nadat
de Oost-Javaanse kerk zelf de
zaak-Peniwen bij de militaire
commandant van Malang had
voorgebracht, trok het gebeurde
ook de aandacht van de terri
toriale commandant van Oost-
Java.
In een onderhoud met deze,
bleek dat reeds een ernstig on
derzoek werd ingesteld naar
hetgeen bij Peniwen was voor
gevallen. Dit onderzoek wordt
nog voortgezet De generaal zeg
de toe, persoonlek zijn aandacht
op het geval gericht te houden
en de strengste straffen te zul
len toedelen aan degenen, die
zich misdragen mochten hebben.
Omdat zulks ten enenmale in
strijd zou zijn met de scherpe
orders, die hij had doen uitgaan
en waaraan hij ook stipt de hand
hield, omdat naar zijn eigen
zeggen de strijd slecht^ gaat
tegen kwaadwillige elementen,
en niet tegen vrouwen, burgers
en kinderen. Gaarne geef ik dit
aanvullend bericht, omdat iede
re medaille twee zijden heeft
en omdat ik door langdurige
contacten overtuigd ben, dat
deze commandant en meerderen
met hem als oprechte Christen
mensen een even grote afschuw
van wandaden als de gesigna
leerde hebben en slechts bege
ren, op integere wijze hun moei
lijke plicht te doen".
De N. Haagsche Crt. merkt
hierbij op:
„Naar men weet is er reeds
gebleken, dat de zaak veel min
der eenvoudig is dan de publi
catie van ds Hildering deed
vermoeden. Er is n.l. een gevecht
geweest in en om een hospitaal.
We hopen, dat de zaak spoedig
tot klaarheid komt. Onze jon
gens, die dag en nacht hun
plicht doen en reeds genoeg te
lijden hebben van anonieme
vuilspuiterij en van buitenland
se correspondenten, hebben recht
op een snel onderzoek, wanneer
er gespecificeerde beschuldigin
gen worden geuit".
Commandant strijdkrachten
te velde benoemd.
Dezer dagen is ingesteld de
functie van aangewezen Com
mandant Strijdkrachten te Vel
de (C.S.V.), die rechtstreeks
ressorteert onder de bevelen
van de chef van de generale staf
en opgenomen is in het hoofd
kwartier van de generale staf.
In deze functie is benoemd
generaal-majoor A. T. C. Op-
somer, tot voor kort bevelhebber
in het 4e militaire gewest.
De taak van de C.S.V. omvat
o.m. het invloed uitoefenen op
de plannen voor de verdediging
van het grondgebied door de
troepen te velde en op de tac
tische vorming van de daarbij
betrokken commandanten, het
zich op de hoogte stellen van de
tactische opvattingen en van de
stafdienst der landstrijdkrach
ten van West-Europa, alsmede
het deelnemen aan oefeningen
in dat verband.
Vragen aan de minister over
het gebeurde in Peniwen.
Het lid der Tweede Kamer,
de heer van de Wetering (C.H.)
heeft aan de minister-president
en aan de minister van overzee
se gebiedsdelen a.i. de volgende
vragen gesteld:
1. Hebben de ministers kennis
genomen van een mededeling
van ds H. A. C. Hildering in 't
maandblad voor de Oost-Javaan
se Kerk „Pawartos Ringkes",
waarin wordt verklaard, dat
een onderdeel van het Neder
landse leger op weerzinwekken
de wijze in de dessa Peniwen
(Oost-Java) is opgetreden?
2. Zijn de ministers bereid om
een onderzoek te doen instellen
naar de door genoemde predikant
vermelde feiten?
De Niwin heeft de opnamen
voltooid voor een film over het
leven van Nederlandse militairen
op de buitenposten ln Indonesië.
In Juni a.s. zullen te Brussel
verscheidene plechtigheden wor
den gehouden ter viering van de
100ste verjaardag van de uitgif
te van de eerste postzegel ln Bel
gië.
FEUILLETON
84.
F. HORACE ROSE
„Jullie bent een grote troep
moordenaars en lafaards", barst
te ze los. De verschrikking en
de opwinding van die nacht had
den haar te sterk aangegrepen
en nu gaf zij haar gevoelens de
vrije teugel. „Ja, een troep moor
denaars, zelfs mijn eigen vader,
vroeger zo goed, is totaal bedor
ven door die troep atheïsten en
moordenaars van U. Denk meer
aan die arme Lennia en En-
rigo! Fielten en moordenaars
jullie allemaal, en U, Thara Me-
nechu, de ergste en afschuwe-j
lijke en beestachtigste van alle-
maal."
„En toch," antwoordde Thara
woedend, „was jij, de verheven
en reine Treso Vencin, bereid
om je lichaam te verkopen, in
ruil voor de macht, die ik je
wilde geven!"
'l9eej hem geen antwoord,"
luidde de waarschuwing nu van
mij.
„Ik zal hem antwoorden!"
schreeuwde Treso. „Wat hij zegt
is waar, Treso-ik was bereid om
niet alleen mijn lichaam, maar
ook mijn ziel te verkopen. Maar
ik zou het voor anderen gedaan
hebben, niet voor mijzelf. Nu
dank ik God dat mijn ogen ge
opend zijn voor het te laat was."
„Je krabbelde pas terug toen
je wist, dat we misschien wer
den aangevallen en ik niet in
staat was of zou zijn om mijn
deel van de koop na te komen,"
schreeuwde Thara.
„Neen, ik deinsde al veel eer
der terug, zoals U ook wel weit.
Want noch U noch mijn vader
konden mij- overhalen accoord
te gaan met mijn huwelijk, „k
deinsde terug toen Faos niet
weerkwam en ik meende dat hij
zijn leven voor mij en voor ons
allemaal had gegeven. En daar
om leg ik Uw woorden bij rr.'i
neer, Thara ik ben niet meer
bang voor U, U praat over wraak
en over straf en misschien hebt
U in Uw totaal bedorven hart
ook al iets uitgebroed om wraaK
te verkrijgen en misschien hebt
U een plan om zelfs nu nog Uw
duivelse plannen tegen de we
reld uit te voeren. Maar als dat
zo is, dan zult U mij niet naast
U hebben zoals U hoopte!"
„Houd op", kwam Mozana nu,
die wilde dat we zo snel moge
lijk uit het gezicht verdwenen
en die natuurlijk niet kon ver
staan waarover de twist ging.
Maar hij had niet gerekend op
de opkomende woede van een
vrouw, wier zenuwen tot het
uiterste gespannen waren.
„Een keer heb ik Uw leven
gered," ging Treso voort, „fk
wou nu dat ik het mes had la
ten vallen en U het hart door
stoken had. Uw lichaam zóu nu
al in het graf zijn geweest en
Uw ziel in de hel, het bestaan
waarvan U altijd hebt ontkend,
van geoordeeld te worden door
de God, die U steeds hebt ver
acht."
Ze hield even op, naar adem
hijgend. Ik legde mijn arm om
haar middel en mijn hand op
haar mond, zoals ze bij mij ge
daan had toen ik voor de sla
pende gestalte in de Witte Hut
stond.
„Ik weet niet wanneer je miin
leven gered hebt, of wie mij
wilde doden," zei Thara, kalmer
dan tevoren. „Tenzij" en hij
keek naar mij „tenzij jij het
was, mijn jaloerse vriend?"
„Ja, ik was het."
„Dan," zei Thara, „zou je mij
gedood hebben, terwijl mijn
hand zich uitstrekte naar de
heerschappij over de wereld.
Wel, ik vergeef je, Faos; je res
sentiment was natuurlijk. Maar
ik ben jou geen dank verschul
digd, Treso. Ik vermoede dat
we binnenkort over de midde
len beschikken om onze ietwat
ingewikkelde rekeningen te ver
effenen en op een manier die
sommigen van ons zal verras
sen en mogelijk anderen wel zal
verrassen en verschrikken."
„Mozana dringt er op aan dat
we nu de tunnel ingaan", zei ik,
om een eind aan het gesprek te
krijgen.
„Laat ons dan gaan." Thara
knikte en ging dan naar binnen.
Maar eerst wendde hy zich nog
om, voor een laatste blik. De
rode gloed verspreidde zich te
gen de laag hangende wolken.
Op hetzelfde ogenblik werd al
les als bij daglicht verlicht door
een flitsende bliksemstraal.
„Grote branden!" riep Thara
uit. „Brand op de aarde, brand
in de hemel, brand in het hoofd
en brand in het hart!Over
al prachtige brandende
wereld is er vol van, de aarde
is er met overdekt. Spoedig zul
len ze opspringen tot in de hoog
ste hemelen, waar al die bran
den samen komen tot een grote
pilaar van vlammen die zich
verheft tot in de eeuwige ruim
ten en verder tot in de
eeuwige duisternis en voort
voorf door de ongemeten af
standen van het Universum
een vlam en een boodschap
een vlam om uit te vorsen de
God, waar jullie zo graag over
spreekt, een boodschap om de
wereld te zeggen, dat er geen
God is, maar alleen de mens en
dat de mens en niet God, heer
en meester is."
Met deze woorden op zijn lip
pen, draaide Thara zich om en
verdween in de gapende tunnel
voor ons.
(Wordt vervolgd.)
„Wegens gebouwde eigendom
men en daarby behorende erven,
die aan openbare land- of water
wegen in de gemeente belenden of
in de onmiddellijke nabijheid daar
van gelegen zijn, en wegens on
gebouwde eigendommen, die aan
deze wegen belenden of op deze
wegen uitgang hebben, kan een
belasting geheven worden naar
grondslagen, volgens welke een
billijke bijdrage gevorderd wordt
in de kosten ten laste der gemeen
te komende voor aanleg en onder
houd dier land- of waterwegen,
voor hun verlichting en voor af
voer van water en vuil" (art. 280
Gemeentewet).
Dit artikel of liever de uitleg
ging van dit artikel, heeft in het
dorp Nieuwkoop, de laatste jaren
heel wat stof doen opwaaien.
Er doen zich bij de uitlegging
en de toepassing van dit artikel
heel wat moeilijkheden voor.
Er is verschil van mening over
de vraag wat een gebouwd eigen
dom is. Behoort daartoe ook een
tank die van tijd tot tijd van
plaats verandert? De Hoge Raad
der Nederlanden gaf hierop een
toestemmend antwoord. Een an
dere vraag is wanneer een erf bij
een gebouwd eigendom behoort en
wanneer een gebouw in de onmid
dellijke nabijheid van een weg
ligt. Dit laatste is een zeer rek
kelijk begrip. In 1926 besliste de
Hoge Raad dat 54 of 58 m. van
de openbare weg niet in de on
middellijke omgeving van die weg
is. In 1930 echter, werd door het
zelfde college een afstand van
87% m. wel als in de onmiddel
lijke nabijheid beschouwd.
Een ander bekend twistpunt is,
of de straatbelasting ook geheven
mag worden voor percelen, die
liggen aan openbare wegen, waar
aan de gemeente geen kosten be
steedt.
Kijkt men, aldus J. v. d. Haar in
het orgaan van de Ned. Chr. Bond
van Overheidspersoneel, naar de
redactie van artikel 280, dan heeft
men de neiging te zeggen, dat dit
niet opgaat. Immers., zo zegt dit
artikel, er mag een Billijke bijdra
ge gevorderd worden in de ten
laste der gemeente komende kos
ten voor aanleg en onderhoud dier
land- of waterwegen, voor hun
verlichting en afvoer van water
en vuil.
Het gaat er nu maar om, wat
men onder „die" wegen verstaat.
Zijn het alleen de wegen, waaraan
zich eigendommen bevinden,
waarvoor men is aangeslagen of
moet men dat begrip „wegen" hier
in zeer algemeen verband be
schouwen
Daar ging het nu in de Nieuw-
koopse kwestie over.
Iemand had een bezwaarschrift
ingediend tegen zijn aanslag in de
straatbelasting.
Reclamants stelling, dat de
Nieuwkoopse plassen geen open
baar vaarwater zijn, aangezien zij
alleen bevaren worden en kunnen
worden door lichte vaartuigen van
watertoeristen, ging de Hoge
Raad voorbij, nu reclamant daar
over tegenover de Raad van Be
roep niet had gesproken, terwijl
zulks, aldus de Hoge Raad, niet
met vrucht voor het eerst in cas
satie kan geschieden. Temeer aan-
NEDERLANDSE BLOEMEN
WEELDE TE NEW-YORK.
Meer dan 5000 vroege rode en
witte dubbele tulpen uit Neder
land zullen van Donderdag af
twee weken worden tentoonge
steld in Channel Gardens, Roc
kefeller Center, te New-York.
De bollen zijn vorig jaar Octo
ber uit Nederland geïmporteerd.
Later zal te New-York een col
lectie uit Nederland geïmpor
teerde blauwe, gele en witte
Irissen worden geëxposeerd.
dacht wjjdde de Hoge Raad daar- ONTSTELLEND.
dening de heffing van straatbeias- J?" „I'S ZZt'
ting alleen toelaten terzake van 1 „ZlfL**
het belenden aan wegen, voor Zi f.JZT
Sen'komefajT Hier Tolge^ enkel? staaltjes,
overgenomen uit „De Christe-
der gemeentewet bedoeld.
De Hoge Raad kwalificeerde de-
lijke School".
Een leraar bij het M.O. ver-
313 °?JU'st' «aandientelde, dat op een bijeenkomst
ook beschouwd m van meisjesstudenten 20 van de
het licht der historie! - een be- 22 jenever dronken.
perking van die aard met inhoudt. Een andere leraar in Den
De quintessens van 's Hogen Haag maakte het mee, dat een
Raads beslissing is deze, dat de jongen \s middags onderuit in
heffing van wegbelasting niet al- de bank gleed, omdat hij in de
leen geoorloofd is wegens peree-middagpauze met een paar kor-
len, belendende aan openbare we- 71 uiten een wedstrijd had ge-
gen, waaraan de gemeente kosten houden wie de meeste borrels
besteedt, maar dat het reeds vol-kon drinken.
doende is, wanneer de gemeente
kosten heeft te maken voor open
bare land- of waterwegen in de
gemeente in het algemeen.
In dit geval mag de heffing ge
schieden voor alle percelen, die
Het hoofd van een U.L.O.-
school in Amsterdam deelde
mee, dat een van zijn leerlingen
een meisje van 14 jaar, zo nu
en dan om 3 of 4 uur 's nachts
thuiskomt, „zonder dat de ou
ders daartegen iets kunnen
aan een openbare weg belenden, doen".
onverschillig of de gemeente nu. Dat zijn ontstellende feitens
juist aan deze weg kosten moetNatuurlijk mogen we hieruit
besteden of 'dat zij dit doet ten niet concluderen: „zo is nu de
aanzien van andere, ook in de ge
meente gelegen, openbare wegen
jeugd".
Maar als bij het kijken achter
Dit arrest van de Hoge Raad de schermen zo hier en daar
dateert van 27 October 1948 en is dergelijke dingen openbaar
derhalve recent. Twintig jaren ge
leden, in 1928 dus, besliste de Ho
ge Raad ongeveer in gelijke geest.
Wat dit aangaat is hij derhalve
niet overstag gegaan. De juris
prudentie op dit punt is dus met
terdaad „constant".
worden, dan is er toch wel re
den voor grote bezorgdheid.
Vanwege de jeugd.
Maar niet minder met be
trekking tot de gezinnen, waar
van deze jeugd een deel uit
maakt.
BRIEF UIT IN DIE.
Een schaap als steen des
aanstoots.
Natuurlijk was het Heinz, die
met dat schaap op de proppen
kwam. Hij was begonnen met
duiven, die een dag later hun
hok gehalveerd zagen, omdat er
marmotten bij kwamen. Daar
na waren het ganzen, die hij
voor doea ringgit van een have
loos jongetje kocht. Zeg nu zelf,
vijf piek is eigenlijk geen geld
voor twee vette ganzen. Maar
met die ganzen was het nog niet
afgelopen. Er volgden kampong
honden (met'en zonder schurft)
klapperratten, bètets, natuurlijk
ook een aap en verder nog wat
kleingoed dat ik niet goed thuis
kon brengen, doel, in grote lij
nen met hagedissen kan worden
vergeleken. Nu is Heinz niet al
leen op het gebied van dieren
een groot organisator, doch ook
op het terrein van allerlei an
dere zaken.
Wij zagen dus, omdat dat veel
voordeliger was, maar veel door
de vingers. Het schaap, de laat
ste aanwinst, was echter te erg.
Ik noem het nu nog een schaap,
doch eigenlijk is het die -naam
niet waard. Veeleer was het een
gewetenloze plaaggeest. Niet al
leen dat hij zich meer dan dik
at aan ons wasgoed, want dat
zou nog tot daar aan toe zijn.
Tenslotte zijn er nog lieden als
fouriers in het leger. Nee, het
meest verschrikkelijke was wel
dat geblaat. Steeds op de meest
ongelegen momenten zette hij
een „hooischuur" open en dien
tengevolge werd de middagrust
vaneen gereten, de nachtrust
verstoord en werden onze su
blieme tafelgesprekken bespot
telijk gemaakt. Hoe wij ook
scholden, het hielp niets, want
het beest trok er zich geen zier
van aan. Geen wonder dat we
daarom maar tegen Heinz be
gonnen. Ik zal U ons arsenaal
van scheldwoorden besparen,
maar het varieerde van tinnef
(dat zei Kei) tot a-sociaal indi
vidu (door mij) Heinz trachtte
met veel tact de zaak te sussen,
doch het hielp niet veel. Het
schaap dat eerst erg dun was,
doch langzamerhand een be
hoorlijke omvang begon te krij
gen werd met de dag vitaler en
ging hoe langer hoe harder te
keer.
Trek in sate!
Stegeman, de verfijnde Stege-
man, die niet van scheiden hield,
was de eerste die beweerde dat
hij trek in sate had. Erg link
weer van die Stegeman. Ook
onze uitbarstingen werden min
der, doch onze behoefte aan
sate, steeg omgekeerd evenre
dig. Deze behoefte werd zelfs
zo groot, dat de dikke Soen gis
teren kwam om het schaap, dat
Willem heette, te slachten. Zo
aten we vandaag dus sate. Be
halve Heinz, die het niet naar
binnen kreeg omdat een an
dere brok in de weg zat. Het
was weer een rustige dag van
daag en we hebben ook weer
eens lekker gegeten. Geen en
kele maal werd onze ergernis
opgewekt en een ieder leek ver
zoend met dat barre leven van
ons.
Maar terwijl ik dit alles schrijf,
zit Heinz op het muurtje voor
het huis eenzaam een cigaret te
roken. Het is een verlaten troos
teloze schim in deze donkere
avond. De duiven, de aap en de
andere beesten vergaan van de
honger, omdat de baas ze van
daag is vergeten.
Arme Heinz, toen de sate op
was hebben we hem een nieuw
schaap beloofd.
ALMA MUSICA NAAR
ENGELAND.
Het Nederlandse Kamermu-
ziekensemble „Alma Musica",
bestaande uit de dames -Gusta
van Royen en Etiennette Alva-
res Correa en de heren Everard
van Royen, Paul Godwin, Carel
van Leeuwen Boomkamp en
Haakon Stotijn, zal op Maandag
28 Maart voor de B.B.C. in Lon
den optreden. Het ensemble
werd tevens uitgenodigd een
recital in Chelsea en Lincoln te
geven op resp. 29 en 30 Maart.
In de kringen der Chr. Hist.
Unie heerst over het Indië-pro-
bleem verschil van mening.
Mr W. F. E. Baron van der
Feltz, wijdt hieraan een be
schouwing in de „Nederlander".
„Er zyn, zo zegt hij, in hoofd
zaak twee opvattingen.
Er zijn er die menen, dat al
zijn wy door het verkeerde be
leid van de Kabinetten Scher-
merhorn en Beel en door het
beleid van het tegenwoordige
Kabinet, dat heeft voortgebouwd
op het werk der vorige Kabi
netten, ten opzichte van Indië
in een toestand gekomen, die
zonder hoop lijkt, wij toch niet
mogen nalaten, in deze tijd met
zijn ontzaggelijke moeilijkheden
en zorgen de Regering te steu
nen.
Wij moeten er oog voor heb
ben, dat de Regering onder
zware internationale druk staat,
die het haar uiterst moeilijk
maakt bij haar beleid niet te
wijken voor die druk. Daarom
past ons zachtheid in ons oor
deel tegenover de Regering.
Daarom moeten wij de toestand
nog niet moeilijker maken door
ons van de Regering af te wen
den. Daarom moeten wij achter
de Regering blijven staan on
danks de barst, die er gekomen
is in het vertrouwen in het Ka
binet.
En de andere opvatting is die
van hen, die zich met stijgende
ongerustheid afvragen, of wij
door mogen gaan op de onheils-
volle weg waarop wij ons, wat
Indonesië betreft, bevinden.
Mogen wij de Regering bly-
ven volgen op een weg, die
rechtstreeks leidt naar het ver
lies van Indonesië? Leggen de
meer dan 300 jaren, die wij met
Indonesië verbonden zyn geweest
ons geen morele verplichtingen
op en verzaken wü niet een
taak, die God ons met betrekking
tot Indonesië heeft opgelegd,
wanneer wij niet het uiterste
doen om te trachten te voorko
men, dat Indonesië van ons land
wordt losgescheurd en overge
geven wordt aan de chaos en de
terreur van de Republikeinse
extremisten?
Sturen wij daarvoor onze jon
gens naar Indonesië en zijn wij
de tweede politionele actie be
gonnen, waarbij meerdere Ne
derlandse jongens zijn gesneu
veld, om tenslotte het gezag van
de Republikeinse leiders Soe-
karno en Hatta weer in Djokja
te herstellen en hen op den
duur geheel Indonesië over te
leveren. Soekarno en Hatta van
wie onze afgevaardigde in de
Veiligheidsraad Mr. van Klef-
fens indertijd zeide, dat zij sa
menzweerders en collaborateurs
met Japan waren geweest tij
dens de oorlog.
En toch, die. weg gaat het uit,
wanneer onze Regering door
blijft gaan om steeds te wijken
voor internationale druk, om
steeds te buigen voor de Veilig
heidsraad, die niet allereerst 't
recht wil dienen, maar de belan
gen der verschillende deelne
mende staten ten koste van Ne
derland en Indië.
Mogen wij de Regering op de
ze verkeerde weg volgen?
Moeten wij niet eisen, dat 'n
andere weg wordt ingeslagen,
dat de Regering weerstand
biedt aan de internationale druk
aan de eisen van de Veiligheids
raad, hoe moeilijk dat ook is
geworden door het steeds weer
toegeven van onze Regering?
Moeten wij niet uitspreken,
dat wij tegenover Indonesië een
roeping hebben te vervullen er
kome wat wil in de overtuiging,
dat geen zwaardere beproevin
gen over het Nederlandse volk
kunnen komen dan God over ons
zal toelaten?
Moeten wij tenslotte niet als
ons oordeel uitspreken, dat deze
Regering maar beter kan ver
dwijnen, omdat zij wel voldoen
de heeft aangetoond, dat het
haar ontbreekt aan de nodige
moed en durf, dat haar beleid
rechtstreeks voert tot de breuk
van het Koninkrijk, tot een
ramp voor Nederland en Indo
nesië?
Of de Indonesische aangele
genheid niet zo verknoeid is, dat
redding ook door een nieuwe
Regering niet meer mogelijk is,
weten wij niet. Maar wat wel
vaststaat is, dat van deze Rege
ring niet meer kan worden ver
wacht, dat zij de Indonesische
zaak nog in goede banen zal
weten te leiden.
Daarom mogen wij niet zijn
vóór deze Regering en haar In
donesisch beleid".
De tegenstelling is groot.
De heer v. d. Feltz ziet dit
echter niet als een bezwaar:
„Wanneer wij maar één zijn
in onze diepere beginselen, wan
neer wij gezamenlijk trouw zijn
in het geloof, dat Gods ordon
nantiën, dat de Heilige Schrift
de grondslag moet zijn van heel
ons leven, van heel ons denken
ook op politiek gebied, dan zie
ik die verdeeldheid inzake In
donesië, hoe uitermate belang
rijk ook, toch als een verheu
gend iets uit partij-oogpunt.
Want daaruit blijkt het zelf
standig medeleven van de leden
der Chr.-Hist. Unie, de inner
lijke kracht van onze partij,
waarover wij ons allen oprecht
mogen verblijden".
(Dit neemt niet weg, dat een
groot deel van de Unie liever
zou hebben gezien, mede op
grond van de verkiezingscam
pagne 1948, dat de C.H.-Kamer-
j fractie zich op het tweede hier
genoemde standpunt had gesteld.
Red. Z.D.).