eins DE RAADSELSPREUK. Hl "W" ll'iii GEKLEDE JAPONNEN DE MOEILIJKE LES. Twee merkwaardige regelingen. APHORISMEN. Vrijdag 25 Maart 1949. 'T ZEEUWSGH WEEKEND Pagina 4 ■i Him ilUÜl Hier volgt een partij, gespeela in cie Wlnterwedstryd van de Middelburgse Schaakver. Groep I. Er wordt op 't ogenblik vol animo gespeeld in 6 groepen. De belde spelers In deze partij zijn oude getrouwen van de club en hebben hun sporen al ver diend. Gespeeld op 18 Februari 1949. Wit: Zwart: P. M. de Kleijn. H. Strooband. 18. Ta2—d2! (dreigt cd5, Fd5; Lh7f, Kh7Td5 enz.) 18 Ld7—c6; 19. c4xd5, Pf6xd5; 20. Ld3c4, Ta8d8; 21. b3—b4, b7 b5; 22. Lc4—b3, Td8—d7; 23. Lelb2, (dreigt Le5 enz.) 23 Tf8e824. Lb2—c4, Dd6f4; (dreigt Pc3, Lc3; Lf3, gf3; Dh2 mat); 25. g2—g3, Df4—f5; 20. Ld4e5! (de partij wordt nu in gewikkeld, op Le5 zou kunnen volgen Ld5, Ld5, Td5, Dd5 enz., er zijn nog meer varianten, een Wit begint en geeft mat in 2 (twee) zetten. Opl.: over 14 da gen. En hier de oplossing der partij stelling I van 17 Maart: 1Pd6! 2. Dd5t' KXg7. 3. Kg3! (op Dd6 volgt T c2 en Wit gaat snel mat; op Dd2 volgt DXd2 PXd2, Tc2 en Wit ver liest). 3TXc3! 4. bXc3, Pe4t; 5. Kh4, Df2t; 6. Kh5, Pg3f; 7. Kh4. Pf5t; 8. Kh5, Dh4f; 9. PX h4, Pg3 mat. Deze stelling is uit een partij, gespeeld in 1905 te Bremen. Wit: Swarts, Zwart: Dr Hartlaub. abcdefgh Stand na 26 Pd5c3. Nu en dan lijkt het er op, tenminste wat de temperatuur betreft, of het voorjaar met rasse schreden nadert Er kan echter nog genoeg koude komen, waarbij we nog aangewezen zuilen zijn op onze winterja- pon. De vlotte, hierbij afgebeelde modellen zullen dan ook zeker in aanmerking komen om nu nog aan onze garderobe te worden toegevoegd. Vooral als we ons nieuwe toilet aanvanke lijk nog voor bepaalde gelegenheden houden, zal het aanbeveling verdienen, de witte garnering met de hand in te zetten, opdat ze er gemakkelijk kan worden uitgenomen om te wassen. Gaan we de japon dagelijks dragen, dan is het wellicht verstandiger de witte zijde door donkere te vervangen, opdat we haar minder vaak behoeven te wassen. J 3005/3. Dit model Is geschikt voor de jonge vrouw, doch ook als we de dertig zijn gepasseerd, kunnen we deze getailleerde japon nog best hebben. De rok wordt van onderen zeer wijd door de diepe plooi, die middenvoor en middenachter in de taille ontspringt. Het witte vestje, dat van soepele zijde is vervaardigd, geeft de japon een aparte bekoring. (Benodigd voor 92 cm. bovenwijdte ongeveer 3 m. stof van 140 cm. breedte.) J 3006/3. Chic en apart is deze geklede japon met de mooie gar nering van witte zijde De reverskraag is ongewoon groot en eindigt luist boven het ingezette witte vest, dat- met knopen sluit. De rok van deze japon is wijd klokkend en er zijn plooien in verwerkt. (Be nodigd voor 90 cm. bovenwijdte ca. 2.70 m. stof van 140 cm. breedte, en 50 cm. witte zijde van 90 cm breedte,) De geknipte patronen tijn a f 0.95 bij de administratie van „Bella" Kromme Nieuwe Gracht 66, Utrecht, te bestellen. J 3005/3 is ver krijgbaar voor 92, 100 en 108 cm. bovenwijdte, terwijl J 3006/3 ver krijgbaar is voor 90, 98 en 108 cm. bovenwijdte. Wit begint en geeft mat in 2 zetten. Franse Verdediging (z.g. Tar- rasch variant, genoemd naar Dr Tarrasch, een Duitse Schaak meester, die deze variant veei toepaste. 1. e2e4, c7—e6; 2. d2—d4, <J7d3; 3. Pbld2 (dit Is de zet van Tarrasch, andere zetten, die ook veel gebruikt worden, zijn e5 of ed5 en Pc3) 3c7c5; 4. d4Xc5, Lf8Xc5; 5. Lfl—d3, Pb8c66. Pgl—f3, PgS—f6; 7. 00, Lc5b6; 8. a2a3 (om Pb* te beletten en ook om b4 door te zetten), 800; 9. e4Xd5, e8Xd5; 10. h2—h3, (belet Lg4 wat wel eens lastig kan zijn) 10. Lc8d711. b2b3 (in consequent, nu was b4 vereist, zie 8. o2a3) 11Dd8—c712. c2c4, Pc6e5! (Zwart neemt natuurlijk niet op c4, maar wil zijn stelling verbeteren)13. Pf3 Xe5 (wel gedwongen, anders verliest wit een pion op c4) 13. Dc7Xe5; 14. Tala2, Lbo c7 (een kleine dreiging); 15. Pgl—f3, DeS—hS; 16. Pf3—h2, Dh5—e5; 17. Ph2—f3, De5—d6; nr. Hé, 't was een hele rust toen allen veilig met pak en zak op het perron stonden. Vader had de kaartjes aan Moeder gegeven en toen keek Va der Plet aan; „Piet, jongen, je bent nu Moeders hulp, met alles hoor, en niet eerst om jezelf den ken". Beschaamd sloeg Piet even de ogen neer. Dat Vader dat nu eerst nog zeg gen moest. Nou, eigenlijk had Vader er toch wel reden toe, maar nu zou h(j eens tonen, dat hij ook flink kon zjjn en recht keek h\j Vader in de ogen: „Ja Vader, ik zal mijn best doen". Moe had het zo druk met Hans, die had zoveel te vertellen over wat h(j zag. „Moe, Moe, kijk eens daar", en don moest Moe weer aan de andere kant zien. O Hans vond alles zo mooi. Ze hoefden niet zo lang meer te wachten of dnar kwam de trein met veel geraas het station bin nen stomen. mooie stand voor de lezers die zelf eens proberen te vinden) 26. Pd5c3! (zie diagram); 27. Td2Xd7! (een mooi dame-offer dat zwart wel moet aannemen, an ders verliest hij een officier, b.v. Dd7, Dd7, Ld7, Lc3); 27 Pc3Xdl; 28. Td7Xf7, Df5Xf7; (wel het beste, anders loopt zwart mat, wat wel niet zijn bedoeling zal zijn. Bekijkt het maar eens) 29. LbXf7t, Kg8Xf7; 30. Pf3— g5f, Kf7—g«; 31. Le5Xc7, Pdl— c3; 32. h3h4, h7—h6; 33. Pg5 h3, Pc3e2f; 34. Kgl—h2, Pe2 d41; 35. Ph3—gl. Hier werd tot remise besloten; wel heeft wit een pion meer, maar de Lopers van ongelijke kleur verhogen de remisekansen. Een aardige partij. En hier een probleem. Auteur: v. d. Obigen (Le Regence 1895). Wit: Kc4, Da3, Pe4, Lh3 (4 stukken). Zwart: Kf4. Hans' kleine knuistje kneep angstig vast in Moeder's hand, dat vond hij toch ook wel wat eng. „Hier Moeder, hier ls een lege coupé, fijn hoor, ik bij het raam pje!" riep Plet. „O ja, jij bij het raampje?" vroeg Vader. Daar had je 't nu al, schrok Piet van zichzelf. Maar gelukkig, ze kregen allen een mooi plaats je. Fijn hoor! Er stapten nog meer mensen ln ende trein vertrok. Even trok Hans een lipje, toen Va zo alleen achterbleef, maar al gauw kreeg hij zoveel te zien, dat hij zijn verdriet zo weer vergat. Ieder moest lachen om zijn leu ke uitroepen. „O Moeke, die kerk loopt weg, kijk maar daar gaat Ie". Hans was nog zo klein, dat hij niet begreep, dat het kwam, om dat hy zelf zo hard vooruit ging met de trein. Wat hadden ze allen een pret om dat leuke kleine kereltje en Moeder genoot met haar viertal mee. De reis duurde niemand te lang. Geen wonder, er was zoveel te zien. Wij hebben een en ander ver teld over Arnemuiden. Een tweetal merkwaardige be sluiten willen wij U nog meede len. Ze geven een typisch beeld van de gang van zaken in deze gemeente. Zo werd door de Kerkeraad vastgesteld: „dat men op de bid- en vastdagh het volck van- Arne muiden vermaenen sal nae den twelven weder in de Kerkcke te verschijnen om uyt Godts Woort te lesen en Psalmen te singen en haer besig te houden, totdat men de tweede predicatie beginnen sal". De bedoeling van dit Kerkelijk besluit was, dat na het middag maal, dat om 12 uur genuttigd werd, de mensen direct naar de kerk zouden terugkomen, opdat het volk, „zich niet door attrou- Elndelijk zei Moe: „Nou gaan we ons wat klaarmaken hoor, we zijn er zo". Moeder zette de koffers alvast klaar en zorgde, dat haar vlertai geen kleren vergat aan te trek ken. Toen de trein langzamer ging rjjden, keken ze al uit of ze iemand van de familie zagen staan. Ja, ze zagen Grootva. O, de trein reed te ver door. O, kvlk eens, die oude Grootva kon nog heel hard lopen. Hij had zijn lo gees ook gezien, daarom liep h(j zo hard hij kon met de trein mee om b(j het uitstappen te kunnen helpen. Wat was dat fijn, dat Grootva er was Nee, hy gunde hen nog niet veel tyd om te praten. De wagen stond vlak voor het station. Daar klom men ze allemaal ln en rrrrt daar ging het naar huls, naar Groot moe toe. „Dadeiyk gaan we ver tellen", zei Grootva. „Grootmoe is zo verlangend om jullie alle maal te zien. Huuup Bles, vort, naar huls!" Nu Bles wilde wel lopen. Dat deed hy nog liever dan voor dat station wachten, waar die verve lende treinen zo gillen konden, dat al zyn paardeharen ten berge rezen. Ze waren in een wip op de boerdery by Grootmoe. Die had ook niet langer kunnen wachten. Ze stond al op de uitkyk om het biyde troepje te begroeten. „Hè, hè", zei Moeder, ,dat ls pementen op straat of in de „vischbanke" te zeer zou ver strooien van gedachten, om de namiddagdienst wèl gestemd te kunnen bijwonen. Ten opzichte van de voorlezing werd op 7 Juni 1587 besloten: „ordentelic te vervolgen de ca- pittelen, uytgenomen de capitte- len die vol naemen sijn, en de wijl sommige ouderlingen niet wel connen lesen, dat de diena ren des Heeren elc een maend sullen lesen". En omtrent het zingen lezen wij (5 Januari 1575): „Es noch beslooten dat men de Psalmen sal singen, volgende soo se staen, uytgenomen Sondagh nadenmid dag sal men voor de predicatie singen het Vader onser en na de predicatie de tien geboden sin gen". Zo kon het dus in Arnemuiden voorkomen, dat men op het een hele rust hoor, dat we hier zyn". „Zijn ze zoo ondeugend geweest op reis, moeder, dan stuur lk ze meteen maar terug". Grootva knipoogde tegen Moe der, die begreep wel, dat Groot va 't zo niet meende. „Nee Grootva, 't ging best op reis en elgeniyk hebben zy zich aldoor goed gedragen, maar de klok ziet u, die is de schuld". „De klok „Ja, de klok, want die wilde re laatste drie weken maar niet vlug ger lopen, de tijd dat ze hierheen mochten, duurde te lang en daar door werden ze ongeduldig, en dan, Ja dan begrijpt u 't wel". „O ja, maar daar kunnen ze niets aan doen hoor moeder, nou, ze mogen dan wel hier blijven". „O, daar heb je 't nu al" en in een wip waren ze met Grootva aan 't stoelen. Grootmoe liep maar bedrüvig af en aan, die zorgde voor Moe en ook voor de kinderen, ze liep maar stlllekens te genieten nu haar kleinkinderen weer bij haar waren. Jan en Henk van oom Adriaan en tante Dien die waren ook ai gauw van de party. „Gaan jullie mee naar buiten?' „Mag 't Moe?" „Eerst even de daagse pakken uit de koffer halen en die aan trekken, anders weet lk er alle» van. Ik ben met vier nette hin ders op reis gegaan en ik zou te rugkomen met een paar haveloze straatbengels". Kerstfeest een vredesfeest bij uitnemendheid de dienst aan ving met Ps. 68 1 of andere Psalmen die van krijg gewagen. Hoe weinig samenhang tussen prediking en gezang W. Humor is geen gave van da geest maar van het hart. Elk jaar neemt iets van ons weg. Zijn de Joden goed, dan zijn ze beter, zijn ze slecht dan zijn ze slechter dan de christenen. De kunst van schrijven is de kunst belangstelling te wekken. Een badarts heeft het getuigt: dikwyis kost de reparatie meer dan het gehele voorwerp waard is. „Ja, dacht Piet, dat is fijn, dan kun je er tegen. Wat waren ze gauw klaar. „Daar gaan we, hoor Moe". „Ikke ook mee", kwam Hans parmantig meegestapt. „Nee hoor, biyf jy maar bij Moe". Hans trok een pruillipje en klaagde bij Moe zyn verdriet. „Piet, Hansje gaat mee, je bent pas hier, zo ver behoef je nu nog niet weg te gaan, je biyft nu toch rondom 't huls en de schuren en hier vlak by, by oom Adriaan, je kunt dus best op Hans letten. Ik ïeken er op". Dat laatste kwam er weer zo kalm, maar ook zeker uit, zoals Moe dat alleen maar zeggen kon. Je begreep dan vanzelf wel, dat je 't eenvoudig doen moest. Onwillig schokte Piet z'n schou ders. „Dat is een mooi begin; als 'k nu dadelijk al kindermeid ben", en z'n uitgelaten vreugdestemming dreigde over te slaan in één van Plet's boze buien, nu het niet naai sijn zin ging. Doch de neefjes, die al wat ver der doorgelopen waren, hadden alles niet precies gehoord, ze be gonnen nu zoveel te vertellen, dat Piet's bul nogal gauw zakte. En kleine Hans maakte 't ook niet moeliyk voor hem, zijn babbel mondje stond ook geen ogenblik stil en Jan en Henk moesten tel kens om hem lachen. „Laten we eerst hier maar eens gaan kijken en dan naar ons huls", zei Jan van oom Adriaan. (Wordt vervolgd.), ÖM TamtUUad behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD" van 25 MAART 1949 eeuu/scH VOOR DE ZONDAG. Christus heeft er zich meerma len van bediend tijdens Zijn om wandeling op aarde. Eén van deze raadselspreuken (in het Hebreeuws „masjaal" genoemd) is het bekende woord, dat hü sprak, al direct by Zyn openbaar optreden, drie jaar voor Zijn lijden en sterven. Hij zei toen te^en de Joden (Joh. 219:) „Breekt deze tempel af en in drie dagen zal Ik hem oprichten". Deze raadselspreuk hebben zij niet begrepen. Jezus sprak tot hen dus in raadselen. En na drie jaar wordt ditzelfde woord door de val se getuigen aangevoerd (zü het met verdraaiing van de woorden) om iets te vinden waarop Chris tus ter dood veroordeeld kon wor den. Natuurlijk heeft Christus ge weten, toen hij deze Masjaal sprak, dat dit woord eenmaal Zijn doodvonnis zou betekenen. Toch laat hy hen rustig in raadselen wandelen. En ook wanneer de Hogepriester Hem vraagt: „Ant woordt gü niets?" zwijgt Jezus stil. v.aarom is dat? Yve hebben hier te maken met wat we een vorige keer reeds op- meraten: De Heiland stookt zyn vuren onder deze wereld. Hij haalt het kwaad, dat er ln zit, uit te voorscnyn. v.anneer Christus eens niet ge- boicn was en niet onder de Jouen veiscnenen was, zou de vrome tempeldienst rustig zyn blijven voo. Lgaan. De Pharizeers zouden hun vrome geDeden ei. kerkhande- liiióen ongestoord heboen voort gezet en het Joodse volk zou scmjnbaar een vroom kerkvolk gtz.even zyn. Maar Christus brt„gt dat kerkvolk nu in de cri sis. r-iy haalt er diep uit te voor- sc.-j.i, wat er eigemyk in zit. En nu unjkt, dat heel die tempel dienst voos en beurs en verdorven- is, ja, dat dit kerkvolk zó diep is weggezonken, dat het in staat is de allervreselijkste'zonde te doen, die gedaan kan worden; zich ver- gi.,..„-n aan de Zoon van God en h„..i Kruisigen. uat haalt Christus er uit. Hy is ae God van het licht, maar óók va.i ue Duisternis. Hy maakt niet aL—n zalig, maar Hy stookt ook de .uren van de hel, openbaart de uiepste goddeloosheid, die in de mt-.s schuilt. Daarom spreekt hij in „raad selen Zijn gelovige kinderen be grijpen die raadselen ook niet, maar hun geloof dringt hen tot de Heiland met de vraag: „Here ver klaar ons de gelijkenis, wij kunnen haar zo niet begrijpen." En dan krijgen zy de verklaring en hun ziel is gered. Maar de wereld hoort óók de Masjaal, maar zij wendt zich niet tot Christus, zy ergert zich aan Zyn Woord en de raadseispreuk woelt hun diepste „Ik" naar boven en 'teind is, dat zij Zyn Woord misbruiken om Hem te kruisigen, en daarmede natuurlijk tegelijk hun eigen von nis ondertekenen. Zó werkt Christus in deze we reld (vandaag nog!) steeds naar twee richtingen. Misschien was zonder Zyn komst deze Wereld nog tamelyk bewoonbaar gebleven, misschien nog wel een fatsoenlijke wereld (uiterlijk althans!). Maar nü is er Zijn Kerk, nu gaf Hij Zyn Woord en daarmede wierp Hy het vuur op de aarde, en wordt het Woord: „Ik zal vijandschap zet ten". tot een verschrikkeiyke re aliteit. Met dat Woord, met die Kerk heeft nu heel de wereld te ma ken, dat beheerst de gehele mens heid en de gehele wereldgeschie denis. Dat brengt de wereld in de crisis, dat beheerst Rusland en Amerika, China en Indië. Dat ver klaart alles. De wereld heeft te maken met de Masjaal. Zy be grijpt het teken des kruises niet, het is haar een ergernis en een dwaasheid, zy stoot zich er aan en zal zich er eenmaal op te plet ter lopen, want zy heeft niet ge loofd en niet gevraagd: „Here, verklaar ons het teken!" Maar de crisis-wet, die deze we reld beheerst, beheerst ook en my persoonlijk, beheerst óók de kerk, waarvan gij lid zyt. Ook wij, ook de Kerk heeft met dezelf de Masjaal te maken. Want ver geet niet: het Joodse volk was eenmaal de Kerk, de officiële Kerk. Haar zonde was niet, dat zy geen ijver genoeg meer had, ook niet, dat zy niet trouw meer was in de offerdienst, haar zonde was, dat zij geen geloof meer had en zich daarmee dus had gelyk- geschakeld met de wereld. En daarom verstond zy de Masjaal niet meer, ergerde zich er aan en heeft er zich door te gronde ge richt. Zo is het vandaag nog. Uiterlij ke vroomheid, zelfs ijver, zelfs of ferande, zijn niet het criterium waaraan de Kerk te herkennen is. Dat ligt uitsluitend in haar ge loof, in haar volstrekt buigen voor de Schriften, het Woord van God. Doet zy dat, dan verstaat zij de Masjaal, de raadselspreuk, want zij heeft de sleutel, die het slot van de raadselspreuk opent, zij Hei Baaslam waM tot hei fraasfeeU. Gaat gijlieden op tot dit feest; Ik ga nog niet op tot dit feest, want Mijn tijd is nog niet vervuld. Joh. 78. De Deere Jezus is door Zijn broeders aangespoord om Zich toch vooral met het Loofhut tenfeest naar Jeruzalem te be geven. Want Hij moet nu maar eens ophouden met dat incon sequente gedoe. Hij verricht machtige wonderen ze wil len het niet ontkennen ech ter zodra Hij een grote aan hang krijgt, trekt Hij Zich te rug. En dan is Hij ook nog zo dwaas Galileo, een uithoek van Kana'dn, als Zijn operatieter rein te kiezen. Laat Hij Zyn verstond gebruiken en met Loofhuttenfeest naar Jeruza lem gaan. Daar is dan heel de wereld, gans Israël uit vele landen verzameld. En indien Hij voor de ogen van die we reld Zijn tekenen doet, heeft Hij tenminste kans als Messias want zoiets schijnt Hij on danks alles te begeren ge huldigd te worden. Op deze manier echter bereikt Hij niets. Maar de Heiland spreekt tot Zijn broeders: Gaat gij rustig op tot dit feest. Ik ga nog niet op tot dit feest. Ik ben niet van plan tot dit feest op te gaan om Mij te openbaren aan gans Israël als de beloofde Verlosser. Met de Loofhutten- zetting is Mijn tijd nog niet vervuld. Ik wacht op het Pascha. Want Pasen is Mijn feest. Het feest van de ver- gieting van het bloed, het feest van de bevrijding uit het diensthuis, het feest van de gemeenschap met de HEERE. Want Ik ben het waarachtige Paaslam. Gij kunt heengaan en vro lijk zijn. Ik zal Mij temidden van Uw vreugde niet verhef fen, opdat gij Mij uitroept tot nationale leider, die de over stelpende blijdschap van de verdrijving der Romeinen be reidt. Ik zoek niet het vleese- iijk succes, waarheen gij Mij drijven wilt. Ik zal Mij open baren aan de wereld op Mijn ure. Doch dan dien Ik te wach ten tot het Paasfeest, daar Ik ben het echte Paaslam. Ik zal opgaan tot het feest, echter eerst tot het feest van Pasen, om Mij publiek gans Israël te vertonen aan het vloekhout. Zo heeft de Christus ge wacht opdat wij, gelovend in Hem, elke dag ons kunnen verblijden in de zegen des HEEREN. Axel. D. ZEMEL. verstaat alle dingen, want zij heeft de zalving des Geestes. Doet zij dat niet, dan is zy tot de vre selijkste zonde in staat, leeft zij op één lijn met de wereld. Wat doet gij met de Masjaal? Bedenk, zij laat u nooit meer los: zij redt u of zij is uw verderf. Gij kunt er niet neutraal tegenover staan. Het Kruis betekent niet alleen de zaligheid, het betekent óók de crisis, het is gezet tot een opstan ding maar óók tot een val. We beleve toch een rare wereld. Daar heb lk na een hele poos weer ls een briefie gekrege van m'n zeun in Indië. Nou die post zo ongeregeld ls, ben je altoos maar weer blij wan neer je een briefie krijgt. Want het gaat daar maar weer raar naar toe. Iedere weke hoor je door de radio en lees je ln de krante van gesneuvelden en as dan je tl ge kind daar ook ln zit, dan ken je as ouwer wezende daar snachts wel ls een paar uur van wakker legge. Nou, we krege dan weer is een briefie en je staat versteld as je leest wat die jonges daar alle gaar meemake. Hij schreef ons, dat ie net terug was van een zo genaamde zutverlngsaktie, waar- an zo ongeveer een 250 man had deel genomen. Ze benne toen naar een plekke geweest erges ln de rimboe waar ze een 250 Chinezen en Javanen hebben gered uit de klauwe van die moordenaars, die extremiste, die net gereed stonde om al die 250 slachtoffers neer te schlete. De vrouwen van die Chinezen waren met gloeiende staven mishandeld, ze hadden grote brandplekke an der lichaam en ze waren gedwongen om bij het neerschlete van hun eigen manne tegenwoord'g te wezen. Nou kwamme on- jonges net precies op tijd or de stakkers r.o" te redden. De moordenaars- "e werd uiteen gejaagd en had je motte zien hoe danZt- baar die stakkers ware! De jon gens werde letterlyk omhelsd en met dankwoorde overlaje. Ze heb ben die mense geholpe en ze toen mee genome naar Solo. Nou vind lk het alleen maar jammer, dat een vent as Truman daar nou niet is bij geweest heb. Of al was het die andere maar geweest, die Jessup, heet le, as lk het wel heb. Ja we leven wel ln 'n rare wereld. Nou benne ze weer an het onder- zoeke of onze jonges wreedhede an der „slachtoffers" gepleegd hebbe. Je mot toch maar durve, zeg lk maar. En zo staat heel de wereld op z'n kop. In ons land benne d'r ook nog van die sukkels, die vroeger met een gebroken geweertje op derlul Jassie llepe en nou steen en been klage dat onze jonges an 't vechte benne. Dat zijn de zo genaamde vredelievende mense, zie je. Die zouwe maar wille as- dat de moordenaarsbende van Soekarno en dat andere stelletje rustig de arme Javanen konden uitmoorden, as die niet believe naar hun pijpen te dansen. Ik heb me verlede weke daaran ook nog zo geërgerd. Komt mo daar een van me jonges thuis met een tijdschrift, dat le an een sta tion in Kruninge gekocht ha „O.V.N." heet het, geloof lk. No op de voorpagina zag lk al diri het levensgrote portret van dit Soekarno. Ik zegge, wat mot Je met die rommel hier doen, Jonge Maar hij zei: bekijk 't maar ls, vader! Nou lk heb 't gedaan en toen zag lk dat het blad een goed werk gedaan helt. Je vindt er een hele bende foto's in van die ver- rajer, toen ie tijdens de bezetting van Indië met de Jappe heulde. Op een foto zie je 'm an Tojo, die smerige vent, die ze later op- gehange hebbe, de hand as een welkom geve. Op een andere foto drinkt le met Hatta samen een glas wyn met die Japanse gene raal. Op een andere foto zie je 'm in Japan, waar le de gast is van het keizerlijke leger. Op een an dere foto zie je 'm met z'n vrouw Japanse soldaten ontvangen in de tuin van d'r woning en zo ga je maar door. Op een maaltijd met Japanse officieren te Batavia spreekt ie over de samenwerking van Java met Japan en over het vernietigen van Amerika en En geland. Nou lk zei teuge m'n zeun: dat blad motte ze maar ls naar de veiligheidsraad sture. Hy zeit: dat benne ze ook van plan. Kijk maar, d'r staat een ope briei In an de veiligheidsraad. Of het helpe zal 'k Geloof er geen biet van. De wereld wordt beheerst door de poletlek en die is an alle kante vuul, net zo vuul as m'n mlstkarre as ik er een dag mist mee gekroje heb. Zo ls de wereld nou eenmaal. De één hange ze op en de ander wordt omdat le hetzelfde kwaad uitgehaald helt op de troon gezet, net zo as 't ln derlul kraam te pas komt. Maar onze arme jonges ln In dië kenne de kastanjes uit het J vuur hale. En dat ken me wel is begrote. Gelukkig dat er een God is die regeert en dan zeg lk met wijle Paul Kruger maar: Alles sal reg kom! En dat schrijf lk ook maar an m'n Jonge. Gegroet van je FLIP BRAMSHL „2Xe ^eeuicAe ïlachitqaet" In deze dichtbundel wordt nog al eens de naam van „Anna Roe mers" genoemd. Er worden ge dichten ter harer ere gemaakt en zelve heeft zij ook in deze bundel enkele verzen ten beste gegeven. Voor hen, die Anna Roemers niet kennen, even een korte infor matie. Anna Roemers is één van de twee beroemde dochters van de dichter Roemer Visscher. Haar zuster is Maria Tesselschade Vis scher. Tesselschade (dit tussen haakjes) is een naam haar gege ven, ter herinnering aan het feit, dat bij haar geboorte in 't jaar 1593, bij een geweldige storm, grote schade werd aangericht aan een vloot van 140 schepen, welke te Texel zeilreê lag. Beide vrouwen behoren tot de bekende „Muiderkring", een be roemd gezelschap van tams te- naars, dat op gezette tijden op het Muidersiot bijeen kwam. Beid» dames waren daar zeer gezien en menige dichter heeft de lof van deze kunstzinnige meisjes bezon gen. De letterkundige, Jonckbloet zegt van hen: „beide zusters wa ren schitterende sterren aan de intellectuele hemel der zeventien de eeuw; beiden, vooral de jong ste, waren een sieraad in het mid delpunt van den Muiderkring, ge lijk zij vroeger geweest waren van ,,'t saligh Roemers huys". Anna was goed bevriend met „Vader Cats", zij volgde hem in zijn trant van verzen maken. Welnu, zij bracht eens een be zoek aan Middelburg en men kan zich voorstellen, dat dit iets ge weldigs voor de Zeeuwen, die lite rair een beetje meeleefden, moet geweest zijn, Zy heeft een vers aan hen ge wijd, waarin we haar dichtkunst kunnen bewonderen. Het houdt verband met het boekske „De Zeeusche Nachtegael" waarover

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 5