«IN-RUBRIEK ,,®A ^ttuAcht YlacAteg.aet" Gvts hart vzcUaat. De weg terug.... Uit mijn klas. Nog enkele stijlbloempjes. DOMINEE OP 'T MATJE. Historisch. Vrijdag 18 Maart 1949 T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 Wy namen ons voor in deze rubriek enkele der bekendste Zeeuwse dichters en proza schrijvers te bespreken. Zoals we reeds mededeelden zijn ver schillende van onze bekendste letterkundigen Zeeuwen van af komst. Maar in deze rubriek mag zeker ook niet ontbreken een bespreking van een boeks- ke, dat verschenen is in het jaar 1633 (dus nog tijdens de toch tige jarige oorlog», een verzame ling verzen, die tot titel draagt: „Zeeusche Nachtegael", en uit drie delen bestaat, n.l. 1. Min- nensangen; 2. Sedensangen, en 3. Hemelsangen. Aan deze bundel hebben heel wat Zeeuwen van die tijd mede gewerkt. Ook verschillende da mes, waaronder wij noemen: Johanna Coomans en de bekende letterkundige Anna Roemers. Interessant is al direct te lezen wat de reden tot deze uitgave bij onze Zeeuwse voorvaderen is geweest. In het inleidend woord: „Tot den Leser" vinden we het volgende vermeld: „Gunstighe Leser, het seltsame opschrift van desen boek, dien ick nu uyt Zeelandt U.E. van nieus toesende, sal misschien eenighe die Zeelandt niet en kennen, gheheel duyster, of gantseh souteloos mogen schij nen; in ghevalle men niet daer yet toe en seyde, dat tot naerder openinghe van het selve soude moghen dienen. So verstaet dan, dat door een Zeeuwsch-Nachte- gael tot noch toe, in veel plaetsen niet anders en is verstaen ghe- weest als een Kick-vors (ofte om Zeeuws te spreecken) een Puyt: daer mede spottelyck te kennen werde ghegeven, dat Zeelandt van geen andere Nach tegalen voorsien en was als van dat vuyle Water-ghedrochte ofte Modder-vroeters: daer ymmers evenwel de ervarentheydt, nu vele Jaren alrecde heeft ghe- leert, datter jae ghewisselijgk in Zeelandt Nachtegalen te vinden zijn, die geen hees ghewvock uyt stinkende poelen schreeuwen, maer een uytnernende aenghe- naem Gesang in, en boven ver- Na een vermoeiende schooldag liep Joke langzaam naar huis. Hoe wel ze erg in haar werk opging en veel van de kinderen hield, was ze toch blij, dat deze dag er op zat. Na al de drukte van zo veel kleine mensen om haar heen. verlangde ze naar niets anders dan stilte en rust. Het liefst zou ze nu 'n lange wandeling gaan maken naar de donkere bossen. Daar zou echter wel niet veel van kunnen komen, want er lag nog een berg oorrectle op haar te wachten. Thuis gekomen zette ze zich gemakkelijk In een van de lage fauteuils en dronk, zoals gewoon lijk. met haar moeder een kopje thee. Ze zou dit altyd zo gezel lige halfuurtje met haar moeder niet graag willen missen. Ze za ten dan altijd rustig en stil met elkaar wat te babbelen, voordat de anderen thuis kwamen. Zo ook nu! Doch waar haar moeder voor lopig nog maar niet over besloot te spraken, was het feit, dat er weer een brief was gekomen van die Peul Versr.rtvten. Ongetwijfeld sou hun halfuurtje dan bedorven z$n. Toen Joke echter tenslotte op stond oen aan haar werk te gaan. se naar het schrijfbureau, nam de brief uit de brleveustan— daard, gat ham san Joke en zei: heven-soet-rieckende Boomen sijn schetterende, met groote onderscheyden bevallicheden van stem. Gelijek het mede, tot heden toe, daer voor ghehouden is gheweest, dat in Zeelandt, de rouheydt van de Zee soo seer de overhandt genomen hadde, datter onder de Menschen selfs niet als schorre kelen, en stram me verstanden te vinden en wa ren, het weleke van ghelijcke, soo wel als het voor verhaelde, gheheel anders inderwaerheyt als nu werdt bevonden. Daerom isset goet gevonden, om aen alle omliggende Na-ghebueren het tegendeel, van de voorschreven inbeeldinge te doen verstaen; ende dit werek (bestaende in dry deelen ofte gesangen die genoemt werden Minne-sang; Seden-sang; ende Hemel-sang) als een Mey-gifte yder werdt toe gesonden: alle degene, die Zeelandt aendachtelijck door- sien, en niet gesien hebben, weten dan datter ja ware Nach tegalen werden gevonden: ende die dit boeck sullen lesen (in-' dien ick my niet en bedrieghe) sullen bevinden datter vryelijck soete, sachte Kunst-lievende Ver standen zijn: bequam tot alle dappere aerdighe invallen en uytinghe van onse ghemeene Tael: waer van de gunstige Leser een voorsmake wert ghegeven, int lesen der Namen dergene die yder een Pluijmken tot desen noyt ghehoorde Nachtegael heb ben toeghebraeht; waer door hij soo vlugghe is gheworden, dat hy oock over water nae de om liggende handen derf leeren vlieghen; om sijn stemme te laten hooren, ende sich heel maekjes te laten handelen, oft op de schoot leggen, om alsoo zijn aerdighe bysondere ghedich- te-Pluymen te laten ontvouwen en doorsien. Soo ghy dan Leser redelijck en Kunst-gunstich zijt, strijekt dan voortaan een sach- ter vonnis over onse Zeeusche Eylanden en de Inhesetenen van dien; en denckt, datter veel mis- leyt sijn gheweest over de naem van Zeeusche Nachtegael, of so daer misschien noch yemant ware, die sulex met voor-oordeel noch ghesint is te doen; men belovet hem, men sal jae t' eeni- gher tijdt, denselve de mate soo na legghen, dat hy, indien hy „Een brief van Paul!" Geschrokken scheurde Joke hem open, haalde de brief uit de enveloppe en las. Haar ogen vlo gen over'de letters! Het was maar een kort briefje en toen ze hem weer ln de enveloppe had gedaan, zei ze tegen haar, ln spanning afwachtende, moeder: „Paul Is me nog niet vergeten, Moeke en hij wil het ook niet!" Toen nam ze haar tas en liep de trap op naar boven. In haar kamer gekomen, zwaai de ze met een diepe zucht de bal- con-deuren open en zoog de bin nenstromende pikante geur van een frisse lente, met Intens genot tot diep ln haar gezonde longen. Vervolgens liep ze het balcon op en met haar handen op de balu strade steunend, tuurde ze ln de wazige verte, Daar wist ze de bossen en de hei. Daar wist ze het lied van de eeuwig zingende bomen. Ze probeerde of ze het weemoedlg-rulsende lied kon ho ren, maar er was een andere klaagtoon welke haar in de oren klonk. Het was of ze Pauls stem weer hoorde. Zoals hij haar ge roepen had, op de laatste avond, waarop ze samen waren geweest. En voor de zoveelste maal doem de de gehele geschiedenis met hem weer ln haar herinnering op. Ze gingen heel vaak samen er gens heen. zij en Paul! Meestal naar de bossen. En onderweg stoelden ze wel eens met elkaar, als twee kleine kinderen. Maar uyt de mond niet spreecken wil, ten minsten binnen sichselven beter van onse Zeeuwen sal ge voelen, ofte yet tussehen de tanden mommelen. Wel aen dan, ick besluyte dit met een vrien- delijek dreyghement, dat is: (by aldien de Zeeusche Verstanden by yder niet erkent werden) sal ick noch ander mael mijn uyter- ste vermoghen doen, om haer scharp, loffelijck vernuft door Geitjk recht voor allen. Het is een ongeschreven wet onder ons „mensen van vóór de klas", dat je er geen „lievelinge tje" op na mag houden, of dat je op iemand, wat men noemt, „de pik", mag hebben. Dat is de wet, maar evenals bij elke wet, zijn er vele overtreders. Ik beaam die wet natuurlijk ten volle, maar eilacy, m'n hart rede neert niet zo verstandelijk, doch heeft soms een zeer sterke voor keur. 'k Weet het best, dat het volgens die ongeschreven wet niet mag, daarom, naarmate die voor keur sterker is, naar die mate zet m'n verstand zich schrap, dat ik uiterlijk m'n favorietje geen en kel erebaantje meer opdraag, dan hem of haar rechtens toekomt. In m'n hart houd ik er dus zeer stellig lievelingetjes op na, maar ik bewaar dat geheim daar binnen ook weer zeer zorgvuldig. Nu dan, ik vind kleine Lientje een schat, en Jaantje vind ik vre selijk. Maar met de hand op het hart kan ik verzekeren, dat Jaan tje precies evenveel malen de boekjes mag ophalen, of de bord borstels kloppen als m'n kleine vriendinnetje, en ik weet ook ze ker, dat ik met even opgewekte stem een prachtletter van Jaantje prijs als wanneer Lientje die ge schreven had. Ja 'k durf heus zeg gen, die voorkeur blijft binnen in mijn hart. Nee. toch heb ik één ding op m'n geweten. Een keer scholden de jongens op het speelplein Jaan tje voor „Opoe", een naam, die ze ten volle verdient en toen heb ik net gedaan of ik niets hoorde Jaantje redeneert als een mens van tachtig, en ze fantaseert, ja... als een ik weet niet wat. 'k Hoop altijd maar, dat haar ouders haar vertelling van m'n bijbelse geschiedenisles niet al te serieus nemen, want anders word ook spraken ze dikwijls over voor hun leeftijd misschien nogal moei lijke dingen. Maar ze deden het belden erg graag. Alleen, één ding brak wel eens hun genieten. Dat was, wanneer ze het kregen over de kerk en de godsdienst! Dan kon hy daar zó smalend en minachtend over spreken, dat het haar pijn deed. Zelfs had ze ln z(jn woorden vaak een bittere haat geproefd! Trouwens, hy deed er niet meer aan, vertelde hy dan even later. Vroeger wel, maar toen móést hij er aan doen! Vooral toen hij, na heel vroeg zijn beide ouders verloren te hebben, bij een oude tante ln huls kwam. E n door haar te godsdienstige opvoe ding, zoals hy dan zei, én door het grote, lokkende leven, had hij er meer dan genoeg van ge kregen en was niet meer van plan ooit een voet in de kerk te zetten. HU wandelde liever langs het strand, dan ln de bedompte sfeer van een oud kerkje te zit ten! Op een zo voorzichtig mogelijke manier, had ze dan altyd gepro beerd hem tot andere gedachten te brengen, te „trekken". Maar helaas, op die bewuste avond, nu ruim een jaar geleden, was maar al te duidelijk gebleken, hoe bit ter weinig „succes" ze had gehad. Of Hij vertelde haar toen, terwUl ze na hun wandeling weer terug naar huls gingen, dat hU niet meer vrlendschappelUk tegenover haar stond. Maar dat er. zoals zo vaak Konst van Drucken wijder te doen verspreyen, in onse en buyten onse Landen. Vaert wel." Dat de „Zeeuwse Nachtegaal" inderdaad geen „kikvors" is, tracht men vervolgens in dit boekske aan te tonen. Daarover willen we een vol gende keer graag iets meer zeggen. ik nog eens aangeklaagd wegens verkeerde denkbeelden. Zo iets kan Jaantje me nog wel leveren. Als het Jaantjes beurt is om de bijbel se geschiedenis van de vorige dag na te vertellen, ben ik er nooit zeker van wat ik wel te horen zal krijgen. Eén keer liep het zo de spuigaten uit, dat Keesje zich niet kon inhouden; hij riep hardop door de klas: „dat heeft de juffrouw geen eens zo verteld". Al m'n zorgen en leiding baten niet, in dit opzicht, en verder kan ze zo goed leren. Als het school jaar uit komt zonder aanklacht over m'n niet zuivere denkbeel den, mag ik het prijzen. En nu, nu staat ze op het plein bij kleine Lientje. Lientje zwijgt, Jaantje redeneert. Lientjes groot moe, die bij haar thuis inwoonde is van de week gestorven, Lientje is nu voor het eerst na de begra fenis weer op school. Met haar gewone verlegen ge baartje peutert ze aan haar schort en ze kijkt met verbaasde oogtjes naar Jaantje, die staat te vertellen over héér Opoe. Lientje weet daar geen weg mee, haar oogjes zeggen dat dui delijk, voor Jaantje bestaan er geen vragen, die redeneert maar Dat belooft weer wat voor straks. Dan moet ik de sluizen van welsprekendheid weer stop pen, zoals zo dikwijls. Dat belooft ook wat voor later, 'k Geloof, dat ik er nu al van zuchten kan en denken, arme man die jou later trouwt Toch is het vanmorgen net Jaan tjes beurt om de boekjes op te halen. Ze zal die beurt hebben ook, want ik weet het zo goed, je mag er geen lievelingetjes op na houdenR. T. het geval is, langzaam lets by hem gegroeid was. Ja, dat hy haar onzegbaar Uef had gekre gen en voor zyn liefdesverlangen by haar alleen bevrediging zocht, omdat zij de enige was, die hem dat kon schenken! Met opzet had hU over kerk en godsdienst ge zwegen vrezende dat ze daardoor wel eens zou kunnen weigeren! Juist dat had Joke echter bij zijn woorden gemist en daarom infor meerde ze daar juist vooral naar! En gezegd, dat ze anders zelfs geen vrienden meer mochten bly- ven. Vreselyk teleurstellend waren de gevolgen geweest. Heel erg be ledigend had hij gesproken over God en aan de kerk de schuld van alles gegeven. En toen zy welbe wust met haar hoofd geschud had. toen had hU Christus' naam vloekend over de straatstenen ge slingerd. Ze had begrepen, dat het ogen blik van voor goed afscheid nemen toen gekomen was en terwUl ze hem een hand gaf, had ze ge zegd: „Paul, zó nietzó nooit!" Hartstochtelyk had hU haar te ruggeroepen, toen ze daarna weg was gegaan. Ze had hem noch met woorden, noch metterdaad antwoord gegeven, omdat ze wist dat ze niet anders mocht! Maar een ontzettende vraag be stormde haar gedachten: Als Paul eens voor eeuwig verloren gingDoch, ls Jezus niet een Herder der schapen? En HU Dat niet alleen een huis vestingscommissie, maar ook een gasfabriek-administrateur wel eens lachen moet, bewijst 't vol gende bouquetje stijlbloempjes: Mijn moeder werd door de tand des tijds gedwongen bij mij te ko men inwonen. Wij hebben een ka mer verhuurd aan een oude dame van 86 jaar, waarin de hele dag een gaskachel moet branden. Ik gebruik wekelijsch zowat 29 muntjes per maand. Mijn gezin telt vier ledematen. Het orgel waar ik les op geef, wordt electriseh voortbewogen. Ik begrijp natuulijk wel, die brief is meer bedoeld als pro-me- mentomorie. Myn man doet zeer zwart werk. Daar myn vrouw een zoon ter aarde heeft geschonken. Myn vrouw moet hete zitbaden gebruiken. Als de kachel brande kon ze het daarop doen. Verzoeke meer gas, daar mijn vrouw in een kinderbed ligt. Daar ik twee babies heeft, welke convuse kinderen zyn. Bij een bombardement heeft myn zuster haar echtgenoot en haar gehele verdere inboedel ver loren. Verzoeke meer gas, daar ik 14 April een zoon erby heb geboren 't was door de drukte geheel door het hoofd gegaan. Verzoeke beleefd een kleine toe slag voor gebruik van de geyzer, daar wy in zes jaar geen bad heb ben durven nemen. Door omstandigheden van een kwaal moet ik me meermalen per week wassen. Daar ik alles in het donker moet doen, zo verzoek ik U vriendelijk of U mij een eindje tegemoet wil komen. Wat ons koken betreft, staan wy op een zeer laag standpunt. Daar ik zorg heb voor mijn tweelingen u zou zeggen op de kachel, maar dat doe ik niet uit finantiëel oogpunt. zoekt toch vooral het verlorene? Weer tuurde Joke ln de verte en luisterde. Maar haar gedach ten waren bU Paul. Totdat een blijde groet haar even tot de wer kelijkheid terug riep. Die groet was afkomstig van enkele school kinderen die aan de overzUde van de straat passeerden. Ze hadden al een paar keer geroepen, maar Juf had zeker niets gehoord. En toch stond ze daar op het balcon naar buiten te kijken. Maar ein- delyk had ze dan toch terugge- zwaaid. En Inderdaad had Joka hun geroep beantwoord met een korte groet. Even had ze terug- gezwaaid, zij het met een mat ge baar. De kinderen hadden in ieder geval hun zin en waren trots en tevreden. Ze was toch een goeie Juf. Al deed ze wel een beetje raar! Diezelfde goeie Juf haalde Pauls brief weer te voorschijn en herlas: „De laatste tUd ben Ik weer naar de kerk gegaan, al be grijp ik er niet zo heel veel van. Ook ben ik nu op de catechisatie, maar dat is nog moeilyker. In ieder geval, Joke, hoop ik dat ik nu weer bU je terug mag komen. Want mUn liefde voor jou ls niet ver flauwd. En als ik nu nog niet ko men mag, welnu ik zal wach ten Och, dacht Joke, hU gaat voor my' naar de kerk! En ze fluister de haast hoorbaar: „Paul, Ik még niet, want tk kén niet! Ik tal o zo dankbaar zijn. wanneer je weer naar de kerk Vrijdag 18 Maart 1949 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 3 lijk van de kansel, dat de Vroed schap van Arnemuiden geen knip voor de neus waard is1" Zeer verbolgen waren de Op straat groepte men samen., Vroedschapsleden thuis geko men. En dat ze het er niet bij lieten zitten, zagen we reeds. Nauwelijks was het besluit ge nomen of de halve stad wist dat hun herder en leraar voor de Vroedschap was gedaagd. Op straat groepte men saam. Waar zou dat op uitdraaien? Verbannen worden, als Ds Koelman van Sluis, die ook de rechten der Overheid op het ter rein der Kerk niet wilde erken nen. Op 't bepaalde uur verscheen de vrijmoedige Leraar „Of Dominee zich niet schaamde voor z'n gedrag van jongstleden Zon dag?" vroeg de burge meester. ,,'k Heb de waarheid gezegd", verweerde deze zich. „Nu nog mooier!" schoot de burgemeester uit. „Hij houdt z'n bele digingen vol! Wel domi nee, we zullen korte met ten maken! A.s. Zondag morgen krijgt U gelegen heid uw woorden te her roepen. En zó niet, dan moet U er maar rekening mee houden, dat U hier de langste tijd geweest bent. Wij hebben hier ook nog zo iets als het recht van verbanning.... ,,'t Zal gebeuren heren", beloofde Ds Molentiel es ging heen. De vroedschapsleden wreven zich in de hen den. Ze hadden het im mers gewonnen?" Allen namen zich voor Zondagmorgen in de dienst aanwezig te zijn. Zy wilden het „Ik heb gezondigd" pereoonlyk beluisteren. Er zaten schier nog meer toehoorders dan bi) de intrede. De Vroedschapsleden waren er allemaal. Alsof er niets aan de hand was, betrad Da Molentiel de kansel, en onder ademloze spanning, sprak hij, na de preek: „Gemeente van Arne muiden! Vorige week heb ik aan 't einde van mijn preek iets gezegd over de Vroedschap van onze stad, omdat zij haar roe ping niet verstond, om mee te werken de Sab bath te heiligen. Ik heb beweerd, dat dit college geen knip voor de neus waard is. Welnu gemeente, ik heb spijt van deze uitdrukking en neem haar terug en verklaar alsnu openlijk, dat de Vroedschap van onze stad wel een knip voor de neus waard is! De historie vermeldt niet, of de Vroedschap nog een derde verklaring gevraagd heeft. A. M. WESSELS. Gaarne zou ik in aanmerking willen komen voor gezinsvermeer dering met een baby. Ondergetekende gebruikte tot voor kort en gas en olie, doch heeft bovendien ook nog een schoonmoeder in huis. -Tot voor kort bereidde myn vrouw alle spyzen met petroleum. Ik ben niet iemand die zo maar gas laat vliegen. En daarmee moet ik vijf grote mensen bewassen, bekoken en bestrijken. Ik ben een staande vrouw alleen. Ik héb me laten krabben voor vast recht. En wilt U dan meteen zo goed zijn mij als lid van het vast recht af te laten vloeien? Menheer, toen ik een kachel had, dee ik vaak een hoop op de kachel, maar nu moet ik alles op het gasfornuis doen. Wegens ziekte van myn vrouw heb ik tydelyk een andere vrouw gehad (als hulp). Een leraar op een landbouw school, ergens op een dorpje in Zeeland, vertelde zyn leerlingen aangaande de Bijbel, het volgende, (blykbaar een 60 jaar achteraan komend wat betreft zyn Bijbel- critiek) „Jullie moeten de Bybel niet letterlyk opvatten. Het is een dichterlijk boek, waar je de waar heid moet uit halen. Wanneer er b.v. staat dat Methusalem 969 jaar oud werd, dan is dat natuurlijk niet zo letterlyk bedoeld. Een mens kan eenvoudig zó oud niet worden, geen enkel menselyk hart is daar sterk genoeg voor, maar de Bijbel bedoelt daarmee, dat het nageslacht van Methusalem zo oud geworden is. Begrepen, jongens? Even stilte in de klas, dan gaat er van een der jongens een vinger omhoog en hij vraagt: „Mynheer mag ik wat vragen? Wanneer er in de Bijbel staat, dat Adam 930 oud jaar oud werd, wil dat dan zeggen dat na 930 jaar Adams geslacht was uitgestor ven?" De leraar zegt: „Hmhm..." hij kucht, snuit zijn neus en mom pelt tenslotte: „Daar zullen we later nog wel eens over praten". En de klas grinnikt zachtjes voor zich heen blUft gton, als je het tenminste niet om mij doet. Ik mag Je graag, Paul, maar iemand mogen is nog niet iemand liefhebben!" Ondertussen was het al donker geworden, zodat ze de verre bos sen helemaal niet meer onder schelden kon. Bovendien kon ze door de aanwakkerende wind, die af en toe met de balcondeuren sloeg, het lied van het woud tocli ook niet meer horen. Het werd trouwens nogal fris ook! Daarom ging ze tenslotte maar naar bin nen en sloot de deuren. 's Avonds bracht ze een brief voor Paul naar de bus. Daarin spoorde ze hem dringend aan vooral veel te bidden. En dat ze hem niet wilde beïnvloeden. Op geen enkele manier! Met opzet had ze zUn dringen de vraag niet beantwoord. Hem ln de gegeven omstandigheden ronduit weigeren, zou wellicht schadelijk zyn voor zijn schynbaar geestelijk herstel. En dat wilde ze ln leder geval voorkomen! Enkele dagen later ontving Paul de brief van Joke. En de Inhoud ervan gaf hem bU herha ling de overtuiging, dat zU het waard was bemind te worden! Hoe hield hU van haar! Vooral haar aansporingen en adviezen gaven hem een dankbaar gevoel van medeleven en sympathie. En telkens, wanneer hij hem herlas, kwam hU steeds meer tot de ge dachte, dat zU misschien wel ge- „Is er nog iemand die iets heeft voor deze vergadering?" „Jawel burgemeester". Van Belzen, die z'n pet al ge grepen had, daar hij elk ogen blik de laatste slag van de voor zittershamer verwachtte en er dan vlug tussenuit wilde, legde het ding even neer. Hij wist, dat Schroevers lang van stof was. ,,'t Woord is aan Schroevers". „Voorzitter, ik wilde het heb ben over de dominee. Die heeft het Zondagmiddag te bar ge maakt. Hoe durft hij óns, Magi straat van Arnemuiden, zo grof te beledigen, 't Is ongehoord. U hebt het toch wel gehoord, want ik zag u ook in de kerk en uw gezicht stond op kwaad weer". „Je hebt gelijk Schroevers, dat leek nergens naar" viel van Bel zen bij. „We behoeven ons maar niet alles te laten zeggen. Die man maakt van de preek een steekstoel „Nu jullie die zaak te berde brengen, wil ik er ook wel iets over zeggen, 'k Stem toe, 't was grof en ik acht me als burge meester zeer gegriefd, 'k Stel voor dat wy de vrijpostige spre ker maar eens ter verantwoor ding roepen, 't Gezag is in 't ge ding en wij kunen zoiets niet tolereren". „Precies burgemeester, we moeten hem eens op 't matje la ten komen" zei Schroevers. Aldus werd met algemene stemmen besloten. Een nieuwe herder en leraar Johannis Molentiel had in een stampvolle kerk z'n intrede ge daan bij de Nederlands Her vormde Kerk te Arnemuiden. De bevolking meende het echt, toen ze hem de bekende zegen bede toe zong. Vóór echter een paar maanden verlopen waren, was het gety wat gekeerd. „Geen katje zonder handschoe nen" oordeelden de vissersvrou wen. „Hy moet zich met de kerk, maar niet met onze particuliere zaken bemoeien" mopperden de vissers der smalstad. Een paar maal was er al wrij ving geweest. Dominee Molentiel was een vurig voorvechter van de Sab- bathsheiliging, zoals die door Voetius, Lodensteyn en Teelinck werd voorgestaan. lijk had. Hij moest Inderdaad eer- lyk en onbeïnvloed tegenover zich zelf staan, maar vooral tegenover God, Wlen hU ln zUn jeugdjaren de rug had toegekeerd. Dat schreef Joke! Ja, misschien had ze wel ge- lUk Een ding echter had hem diep teleurgesteld. Ze had zijn vraag onbeantwoord gelaten. Zou ze soms niets meer voor hem voe len? Zou hij Joke misschien reeds verloren hebben? Maar neen, dat kon toch niet! Dat zou God toch nooit toestaan. Hij had haar Im mers juist ln deze maanden zo hard nodig. O, als hy nu eens met haar kon gaan wandelen en eens praten over al die moeilijke pro blemen waar hij mee worstelde! En waarvoor hU maar geen af doend antwoord kon vinden! O, hoe had hij haar nodig! Doch ge lukkig betrapte hy' zich onmid- dellijk op het feit, dat hy te véél aan haar dacht en te weinig aan Hem tot Wie hij terug moest keren! Ja, dacht hij toen, misschien heeft Joke wel gelijk Zo streed Paul zyn stille stryc. Weken-, maandenlang! Doch er was een Stem, Die riep! En Die bleef roepen, totdat Ongeveer een jaar later! Ook ditmaal had de lente reeds heel vroeg haar Intrede gedaan. Overal bloeiden de sneeuwklokjes ln een zuivere tere pracht. De zon overgoot het nieuwe leven met Hij wilde in z'n nieuwe ge meente de opvattingen van deze leidslieden in alles doorvoeren. Maar daar waren vele Arne- muidse vissers niet van gediend. Ze wilden zó maar niet van hun zekere „Sabbathsvrijheid" af stappen. Dominee had er hun inziens niets mee te maken als ze b.v. op Zondag na de dienst in de Vis- of Klapbank bijeen school den en de gebeurtenissen van de dag bespraken. Dat was Ds Molentiel een doorn in het oog. Hij wees er in z'n preken op, maar dat hielp niet. Dominee bezocht nu de burge meester en Vroedschapsleden en riep o.a. hun hulp in, om in een Keur het verblijf in de Klap bank op Zondag te verbieden. Als zy z'n voorstellen aannamen, was de Sabbathsheiliging verze kerd. ,,'t Komt wel in orde dominee" beloofden ze stuk voor stuk, maar als Vroedschap waren ze helemaal niet genegen, zo maar op stel en sprong Ds Molentiel in z'n plannen te steunen. Ze zeiden nietsmaar stel den de zaak eenvoudig niet aan de orde. Ds Molentiel doorzag dit spel letje, en wilde niet met zich la ten sollen. Hij zou die Vroedschap, die zó haar Goddelijke roeping ver zaakte, wel leren. De volgende Zondag zag hij de burgemeester en de meeste Vroedschapsleden onders z'n ge hoor en besloot deze gelegenheid aan te grijpen om hen ongezou ten de waarheid te zeggen. 't Viel prachtig! Juist was de Zondag van de Heidelbergse Ca techismus aan de orde, waarin gehandeld wordt over het heili gen van 's Heren dag. Na de mening der Geref. be lijdenis hieromtrent uiteengezet te hebben besloot hij: „Gemeente van Arnemuiden! Gij allen weet zeer wel, hoe de Sabbath in onze stad ontheiligd wordt en Gods misnoegen daar over zal niet achterblijven! De Vroedschap is hieraan ook zeer schuldig, daar zy niet mee wil helpen, om deze zonde, volgens haar dure plicht te helpen be strijden. En daarom zeg ik open stralen van zegeningen voor de toekomst. Joke kon er echter op dat mo ment geen oog voor hebben, want ln zenuwachtige spanning stond ze op het perron, bij de Ingang van de tunnel te wachten op de aankomst van twee treinen. Met de ene zou Fer aankomen. Fer, die zij liefhad en die ook haar nooit meer zou kunnen missen, zoals hij haar ln elke brief ge schreven had. En met de andere trein uit de tegenovergestelde richting, zou Paul arriveren! Ze had hem, na de heerlijke brief die hij haar geschreven had, met een rustig hart kunnen beloven, dat hij door Fer en haar zou wor den afgehaald. Toch zag ze er tegenop. Als Fer maar het eerst aankwam, dan zou het wel mee vallen! Een brief, ja! Na een heel jaar wachten, had Paul weer voor het eerst geschreven. En Joke was er zo dankbaar voor, dat ze ln de stilte van haar kamer ,er voor gedankt had! Paul zou morgen, gelyk met Fer en nog vele anderen, belijde nis doen! Paul.... beiydenls doen! Met geen woord had h'ij gerept over zijn verhouding tot haar. Ook zijn vraag had hij niet her haald! Dat hy haar echter nog steeds vurig liefhad, wist Joke natuur lijk niet. Zy hoopte dat hy haar, vooral in deze dagen, volkomen los zou kunnen laten. En Paul zou bewijzen, dét hy dat kon, hoe moeiiyk het ook voor hem was! Joke keek op de grote stati onsklok. Fer's trein had reeds lang binnen moeten zyn. O, als ze hem maar het eerst zou ontmoeten 1 Ze stond daar nog over na te denken, toen de trein van Paul het stati on binnen reed. Een ogenblik la ter stroomde het menschen over het perron en zochten de tallozen hun weg naar de uitgang. Alle mensen moesten eerst door de tunnel, dus kwamen allemaal haar kant uit. Joke zocht met haar ogen de schare af. Ja, daar was Paul! Er schoot een brok ln haar keel en haar ogen werden vochtig. Ook Paul was zichtbaar ontrc door dit weerzien. „Dag Paul!" „Joke!" Toen gaven ze elkaar .i ,nd en Paul keek haar even aan. Doch ze spraken geen woord. Woorden zouden trouwens ook overbodig geweest zijn! Gelukkig dat spoe dig daarop de aankomst van Fer's trein voor de nodige afleiding zorgde. Weldra hadden ze elkaar ontdekt en gevonden. De kennis making tussen Fer en Paul liep vlotter dan die van zoëven. Maar oaar waren dan ook redenen voor! Gedrieën liepen ze naar huis. Joke liep tussen in, Fer aan haar linkerkant en Paul rechts. Is het wonder, dat Joke, nadat ze Paul thuis gebracht hadden aan Fer móést vertellen, hoe Intens gelukkig ze zich voelde? De volgende morgen Het de zon verstek gaan. Donkere wolken dreven langs de hemel en af en toe daalde een zachte metregen neer. Dat was jammer. Want hoe mooi kan de zon het leven ma ken! Doch met niet minder ge- loofs-enthousiasme rezen in de stampvolle kerk een twintigtal jonge menschen van hun zitplaat sen om plechtig hun ja-woord te geven. En Paul stond naast Fer! De predikant las één voor één de namen en na ieders antwoord las hy een korte tekst. Joke telde. Nog drie, dan was Fer aan de beurt. Nu nog twee, nog éénToen klonk heel dui delijk Fer's ja-woord door de st'lle kerk. Joke ontroerde er va- En een oge»blik later: Paul Verstraten! „Ja!" Toen kon Joke zich niet 1. _,er bedwingen. Maar de kerkmuren weergalmden dit overtuigend ant woord en het was alsof de Enge len begonnen te jubelen „Zoek de Here, terwyl Hy te vin den is, roept Hem aan terwyl H(J naby is!" Deze tekst was voor Paul! Toen brak de zon door de wol ken heen en vervulde de kerk met een stralend hemels licht Als de Zon van Gods Liefde! Het verloren schaap had d» weg terug weer gevonden! AD HAVERMAN.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 8