«IN-RUBRIEK
,,®A ^ttuAcht
YlacAteg.aet"
Gvts hart vzcUaat.
De weg terug....
Uit mijn klas.
Nog enkele
stijlbloempjes.
DOMINEE OP 'T MATJE.
Historisch.
Vrijdag 18 Maart 1949
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
Wy namen ons voor in deze
rubriek enkele der bekendste
Zeeuwse dichters en proza
schrijvers te bespreken. Zoals
we reeds mededeelden zijn ver
schillende van onze bekendste
letterkundigen Zeeuwen van af
komst. Maar in deze rubriek
mag zeker ook niet ontbreken
een bespreking van een boeks-
ke, dat verschenen is in het jaar
1633 (dus nog tijdens de toch
tige jarige oorlog», een verzame
ling verzen, die tot titel draagt:
„Zeeusche Nachtegael", en uit
drie delen bestaat, n.l. 1. Min-
nensangen; 2. Sedensangen, en
3. Hemelsangen.
Aan deze bundel hebben heel
wat Zeeuwen van die tijd mede
gewerkt. Ook verschillende da
mes, waaronder wij noemen:
Johanna Coomans en de bekende
letterkundige Anna Roemers.
Interessant is al direct te lezen
wat de reden tot deze uitgave
bij onze Zeeuwse voorvaderen
is geweest. In het inleidend
woord: „Tot den Leser" vinden
we het volgende vermeld:
„Gunstighe Leser, het seltsame
opschrift van desen boek, dien
ick nu uyt Zeelandt U.E. van
nieus toesende, sal misschien
eenighe die Zeelandt niet en
kennen, gheheel duyster, of
gantseh souteloos mogen schij
nen; in ghevalle men niet daer
yet toe en seyde, dat tot naerder
openinghe van het selve soude
moghen dienen. So verstaet dan,
dat door een Zeeuwsch-Nachte-
gael tot noch toe, in veel plaetsen
niet anders en is verstaen ghe-
weest als een Kick-vors (ofte
om Zeeuws te spreecken) een
Puyt: daer mede spottelyck te
kennen werde ghegeven, dat
Zeelandt van geen andere Nach
tegalen voorsien en was als van
dat vuyle Water-ghedrochte ofte
Modder-vroeters: daer ymmers
evenwel de ervarentheydt, nu
vele Jaren alrecde heeft ghe-
leert, datter jae ghewisselijgk in
Zeelandt Nachtegalen te vinden
zijn, die geen hees ghewvock uyt
stinkende poelen schreeuwen,
maer een uytnernende aenghe-
naem Gesang in, en boven ver-
Na een vermoeiende schooldag
liep Joke langzaam naar huis. Hoe
wel ze erg in haar werk opging
en veel van de kinderen hield,
was ze toch blij, dat deze dag er
op zat. Na al de drukte van zo
veel kleine mensen om haar heen.
verlangde ze naar niets anders dan
stilte en rust. Het liefst zou ze
nu 'n lange wandeling gaan maken
naar de donkere bossen. Daar zou
echter wel niet veel van kunnen
komen, want er lag nog een berg
oorrectle op haar te wachten.
Thuis gekomen zette ze zich
gemakkelijk In een van de lage
fauteuils en dronk, zoals gewoon
lijk. met haar moeder een kopje
thee. Ze zou dit altyd zo gezel
lige halfuurtje met haar moeder
niet graag willen missen. Ze za
ten dan altijd rustig en stil met
elkaar wat te babbelen, voordat
de anderen thuis kwamen. Zo ook
nu! Doch waar haar moeder voor
lopig nog maar niet over besloot
te spraken, was het feit, dat er
weer een brief was gekomen van
die Peul Versr.rtvten. Ongetwijfeld
sou hun halfuurtje dan bedorven
z$n.
Toen Joke echter tenslotte op
stond oen aan haar werk te gaan.
se naar het schrijfbureau,
nam de brief uit de brleveustan—
daard, gat ham san Joke en zei:
heven-soet-rieckende Boomen
sijn schetterende, met groote
onderscheyden bevallicheden
van stem. Gelijek het mede, tot
heden toe, daer voor ghehouden
is gheweest, dat in Zeelandt, de
rouheydt van de Zee soo seer
de overhandt genomen hadde,
datter onder de Menschen selfs
niet als schorre kelen, en stram
me verstanden te vinden en wa
ren, het weleke van ghelijcke,
soo wel als het voor verhaelde,
gheheel anders inderwaerheyt
als nu werdt bevonden. Daerom
isset goet gevonden, om aen alle
omliggende Na-ghebueren het
tegendeel, van de voorschreven
inbeeldinge te doen verstaen;
ende dit werek (bestaende in
dry deelen ofte gesangen die
genoemt werden Minne-sang;
Seden-sang; ende Hemel-sang)
als een Mey-gifte yder werdt
toe gesonden: alle degene, die
Zeelandt aendachtelijck door-
sien, en niet gesien hebben,
weten dan datter ja ware Nach
tegalen werden gevonden: ende
die dit boeck sullen lesen (in-'
dien ick my niet en bedrieghe)
sullen bevinden datter vryelijck
soete, sachte Kunst-lievende Ver
standen zijn: bequam tot alle
dappere aerdighe invallen en
uytinghe van onse ghemeene
Tael: waer van de gunstige Leser
een voorsmake wert ghegeven,
int lesen der Namen dergene die
yder een Pluijmken tot desen
noyt ghehoorde Nachtegael heb
ben toeghebraeht; waer door hij
soo vlugghe is gheworden, dat
hy oock over water nae de om
liggende handen derf leeren
vlieghen; om sijn stemme te
laten hooren, ende sich heel
maekjes te laten handelen, oft
op de schoot leggen, om alsoo
zijn aerdighe bysondere ghedich-
te-Pluymen te laten ontvouwen
en doorsien. Soo ghy dan Leser
redelijck en Kunst-gunstich zijt,
strijekt dan voortaan een sach-
ter vonnis over onse Zeeusche
Eylanden en de Inhesetenen van
dien; en denckt, datter veel mis-
leyt sijn gheweest over de naem
van Zeeusche Nachtegael, of so
daer misschien noch yemant
ware, die sulex met voor-oordeel
noch ghesint is te doen; men
belovet hem, men sal jae t' eeni-
gher tijdt, denselve de mate soo
na legghen, dat hy, indien hy
„Een brief van Paul!"
Geschrokken scheurde Joke
hem open, haalde de brief uit de
enveloppe en las. Haar ogen vlo
gen over'de letters! Het was
maar een kort briefje en toen ze
hem weer ln de enveloppe had
gedaan, zei ze tegen haar, ln
spanning afwachtende, moeder:
„Paul Is me nog niet vergeten,
Moeke en hij wil het ook niet!"
Toen nam ze haar tas en liep
de trap op naar boven.
In haar kamer gekomen, zwaai
de ze met een diepe zucht de bal-
con-deuren open en zoog de bin
nenstromende pikante geur van
een frisse lente, met Intens genot
tot diep ln haar gezonde longen.
Vervolgens liep ze het balcon op
en met haar handen op de balu
strade steunend, tuurde ze ln de
wazige verte, Daar wist ze de
bossen en de hei. Daar wist ze
het lied van de eeuwig zingende
bomen. Ze probeerde of ze het
weemoedlg-rulsende lied kon ho
ren, maar er was een andere
klaagtoon welke haar in de oren
klonk. Het was of ze Pauls stem
weer hoorde. Zoals hij haar ge
roepen had, op de laatste avond,
waarop ze samen waren geweest.
En voor de zoveelste maal doem
de de gehele geschiedenis met
hem weer ln haar herinnering op.
Ze gingen heel vaak samen er
gens heen. zij en Paul! Meestal
naar de bossen. En onderweg
stoelden ze wel eens met elkaar,
als twee kleine kinderen. Maar
uyt de mond niet spreecken wil,
ten minsten binnen sichselven
beter van onse Zeeuwen sal ge
voelen, ofte yet tussehen de
tanden mommelen. Wel aen dan,
ick besluyte dit met een vrien-
delijek dreyghement, dat is: (by
aldien de Zeeusche Verstanden
by yder niet erkent werden) sal
ick noch ander mael mijn uyter-
ste vermoghen doen, om haer
scharp, loffelijck vernuft door
Geitjk recht voor allen.
Het is een ongeschreven wet
onder ons „mensen van vóór de
klas", dat je er geen „lievelinge
tje" op na mag houden, of dat je
op iemand, wat men noemt, „de
pik", mag hebben. Dat is de wet,
maar evenals bij elke wet, zijn
er vele overtreders.
Ik beaam die wet natuurlijk ten
volle, maar eilacy, m'n hart rede
neert niet zo verstandelijk, doch
heeft soms een zeer sterke voor
keur. 'k Weet het best, dat het
volgens die ongeschreven wet niet
mag, daarom, naarmate die voor
keur sterker is, naar die mate zet
m'n verstand zich schrap, dat ik
uiterlijk m'n favorietje geen en
kel erebaantje meer opdraag, dan
hem of haar rechtens toekomt. In
m'n hart houd ik er dus zeer
stellig lievelingetjes op na, maar
ik bewaar dat geheim daar binnen
ook weer zeer zorgvuldig.
Nu dan, ik vind kleine Lientje
een schat, en Jaantje vind ik vre
selijk. Maar met de hand op het
hart kan ik verzekeren, dat Jaan
tje precies evenveel malen de
boekjes mag ophalen, of de bord
borstels kloppen als m'n kleine
vriendinnetje, en ik weet ook ze
ker, dat ik met even opgewekte
stem een prachtletter van Jaantje
prijs als wanneer Lientje die ge
schreven had. Ja 'k durf heus zeg
gen, die voorkeur blijft binnen in
mijn hart.
Nee. toch heb ik één ding op
m'n geweten. Een keer scholden
de jongens op het speelplein Jaan
tje voor „Opoe", een naam,
die ze ten volle verdient en toen
heb ik net gedaan of ik niets
hoorde
Jaantje redeneert als een mens
van tachtig, en ze fantaseert, ja...
als een ik weet niet wat.
'k Hoop altijd maar, dat haar
ouders haar vertelling van m'n
bijbelse geschiedenisles niet al te
serieus nemen, want anders word
ook spraken ze dikwijls over voor
hun leeftijd misschien nogal moei
lijke dingen. Maar ze deden het
belden erg graag. Alleen, één
ding brak wel eens hun genieten.
Dat was, wanneer ze het kregen
over de kerk en de godsdienst!
Dan kon hy daar zó smalend en
minachtend over spreken, dat het
haar pijn deed. Zelfs had ze ln
z(jn woorden vaak een bittere
haat geproefd! Trouwens, hy deed
er niet meer aan, vertelde hy dan
even later. Vroeger wel, maar toen
móést hij er aan doen! Vooral
toen hij, na heel vroeg zijn beide
ouders verloren te hebben, bij een
oude tante ln huls kwam. E n
door haar te godsdienstige opvoe
ding, zoals hy dan zei, én door
het grote, lokkende leven, had
hij er meer dan genoeg van ge
kregen en was niet meer van
plan ooit een voet in de kerk te
zetten. HU wandelde liever langs
het strand, dan ln de bedompte
sfeer van een oud kerkje te zit
ten!
Op een zo voorzichtig mogelijke
manier, had ze dan altyd gepro
beerd hem tot andere gedachten
te brengen, te „trekken". Maar
helaas, op die bewuste avond, nu
ruim een jaar geleden, was maar
al te duidelijk gebleken, hoe bit
ter weinig „succes" ze had gehad.
Of
Hij vertelde haar toen, terwUl
ze na hun wandeling weer terug
naar huls gingen, dat hU niet meer
vrlendschappelUk tegenover haar
stond. Maar dat er. zoals zo vaak
Konst van Drucken wijder te
doen verspreyen, in onse en
buyten onse Landen.
Vaert wel."
Dat de „Zeeuwse Nachtegaal"
inderdaad geen „kikvors" is,
tracht men vervolgens in dit
boekske aan te tonen.
Daarover willen we een vol
gende keer graag iets meer
zeggen.
ik nog eens aangeklaagd wegens
verkeerde denkbeelden. Zo iets kan
Jaantje me nog wel leveren. Als
het Jaantjes beurt is om de bijbel
se geschiedenis van de vorige dag
na te vertellen, ben ik er nooit
zeker van wat ik wel te horen zal
krijgen. Eén keer liep het zo de
spuigaten uit, dat Keesje zich niet
kon inhouden; hij riep hardop door
de klas: „dat heeft de juffrouw
geen eens zo verteld".
Al m'n zorgen en leiding baten
niet, in dit opzicht, en verder kan
ze zo goed leren. Als het school
jaar uit komt zonder aanklacht
over m'n niet zuivere denkbeel
den, mag ik het prijzen.
En nu, nu staat ze op het plein
bij kleine Lientje. Lientje zwijgt,
Jaantje redeneert. Lientjes groot
moe, die bij haar thuis inwoonde
is van de week gestorven, Lientje
is nu voor het eerst na de begra
fenis weer op school.
Met haar gewone verlegen ge
baartje peutert ze aan haar
schort en ze kijkt met verbaasde
oogtjes naar Jaantje, die staat te
vertellen over héér Opoe.
Lientje weet daar geen weg
mee, haar oogjes zeggen dat dui
delijk, voor Jaantje bestaan er
geen vragen, die redeneert
maar
Dat belooft weer wat voor
straks. Dan moet ik de sluizen
van welsprekendheid weer stop
pen, zoals zo dikwijls.
Dat belooft ook wat voor later,
'k Geloof, dat ik er nu al van
zuchten kan en denken, arme man
die jou later trouwt
Toch is het vanmorgen net Jaan
tjes beurt om de boekjes op te
halen. Ze zal die beurt hebben
ook, want ik weet het zo goed,
je mag er geen lievelingetjes op
na houdenR. T.
het geval is, langzaam lets by
hem gegroeid was. Ja, dat hy
haar onzegbaar Uef had gekre
gen en voor zyn liefdesverlangen
by haar alleen bevrediging zocht,
omdat zij de enige was, die hem
dat kon schenken! Met opzet had
hU over kerk en godsdienst ge
zwegen vrezende dat ze daardoor
wel eens zou kunnen weigeren!
Juist dat had Joke echter bij zijn
woorden gemist en daarom infor
meerde ze daar juist vooral naar!
En gezegd, dat ze anders zelfs
geen vrienden meer mochten bly-
ven.
Vreselyk teleurstellend waren
de gevolgen geweest. Heel erg be
ledigend had hij gesproken over
God en aan de kerk de schuld van
alles gegeven. En toen zy welbe
wust met haar hoofd geschud
had. toen had hU Christus' naam
vloekend over de straatstenen ge
slingerd.
Ze had begrepen, dat het ogen
blik van voor goed afscheid nemen
toen gekomen was en terwUl ze
hem een hand gaf, had ze ge
zegd:
„Paul, zó nietzó nooit!"
Hartstochtelyk had hU haar te
ruggeroepen, toen ze daarna weg
was gegaan. Ze had hem noch
met woorden, noch metterdaad
antwoord gegeven, omdat ze wist
dat ze niet anders mocht!
Maar een ontzettende vraag be
stormde haar gedachten: Als
Paul eens voor eeuwig verloren
gingDoch, ls Jezus niet een
Herder der schapen? En HU
Dat niet alleen een huis
vestingscommissie, maar ook een
gasfabriek-administrateur wel
eens lachen moet, bewijst 't vol
gende bouquetje stijlbloempjes:
Mijn moeder werd door de tand
des tijds gedwongen bij mij te ko
men inwonen. Wij hebben een ka
mer verhuurd aan een oude dame
van 86 jaar, waarin de hele dag
een gaskachel moet branden.
Ik gebruik wekelijsch zowat 29
muntjes per maand.
Mijn gezin telt vier ledematen.
Het orgel waar ik les op geef,
wordt electriseh voortbewogen.
Ik begrijp natuulijk wel, die
brief is meer bedoeld als pro-me-
mentomorie.
Myn man doet zeer zwart werk.
Daar myn vrouw een zoon ter
aarde heeft geschonken.
Myn vrouw moet hete zitbaden
gebruiken. Als de kachel brande
kon ze het daarop doen.
Verzoeke meer gas, daar mijn
vrouw in een kinderbed ligt.
Daar ik twee babies heeft,
welke convuse kinderen zyn.
Bij een bombardement heeft
myn zuster haar echtgenoot en
haar gehele verdere inboedel ver
loren.
Verzoeke meer gas, daar ik 14
April een zoon erby heb geboren
't was door de drukte geheel door
het hoofd gegaan.
Verzoeke beleefd een kleine toe
slag voor gebruik van de geyzer,
daar wy in zes jaar geen bad heb
ben durven nemen.
Door omstandigheden van een
kwaal moet ik me meermalen per
week wassen. Daar ik alles in het
donker moet doen, zo verzoek ik
U vriendelijk of U mij een eindje
tegemoet wil komen.
Wat ons koken betreft, staan
wy op een zeer laag standpunt.
Daar ik zorg heb voor mijn
tweelingen u zou zeggen op de
kachel, maar dat doe ik niet uit
finantiëel oogpunt.
zoekt toch vooral het verlorene?
Weer tuurde Joke ln de verte
en luisterde. Maar haar gedach
ten waren bU Paul. Totdat een
blijde groet haar even tot de wer
kelijkheid terug riep. Die groet
was afkomstig van enkele school
kinderen die aan de overzUde van
de straat passeerden. Ze hadden
al een paar keer geroepen, maar
Juf had zeker niets gehoord. En
toch stond ze daar op het balcon
naar buiten te kijken. Maar ein-
delyk had ze dan toch terugge-
zwaaid. En Inderdaad had Joka
hun geroep beantwoord met een
korte groet. Even had ze terug-
gezwaaid, zij het met een mat ge
baar. De kinderen hadden in ieder
geval hun zin en waren trots en
tevreden. Ze was toch een goeie
Juf. Al deed ze wel een beetje
raar!
Diezelfde goeie Juf haalde
Pauls brief weer te voorschijn en
herlas: „De laatste tUd ben Ik
weer naar de kerk gegaan, al be
grijp ik er niet zo heel veel van.
Ook ben ik nu op de catechisatie,
maar dat is nog moeilyker. In ieder
geval, Joke, hoop ik dat ik nu weer
bU je terug mag komen. Want
mUn liefde voor jou ls niet ver
flauwd. En als ik nu nog niet ko
men mag, welnu ik zal wach
ten
Och, dacht Joke, hU gaat voor
my' naar de kerk! En ze fluister
de haast hoorbaar:
„Paul, Ik még niet, want tk kén
niet! Ik tal o zo dankbaar zijn.
wanneer je weer naar de kerk
Vrijdag 18 Maart 1949
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 3
lijk van de kansel, dat de Vroed
schap van Arnemuiden geen knip
voor de neus waard is1"
Zeer verbolgen waren de
Op straat groepte men samen.,
Vroedschapsleden thuis geko
men.
En dat ze het er niet bij lieten
zitten, zagen we reeds.
Nauwelijks was het besluit ge
nomen of de halve stad wist dat
hun herder en leraar voor de
Vroedschap was gedaagd.
Op straat groepte men saam.
Waar zou dat op uitdraaien?
Verbannen worden, als Ds
Koelman van Sluis, die ook de
rechten der Overheid op het ter
rein der Kerk niet wilde erken
nen.
Op 't bepaalde uur verscheen
de vrijmoedige Leraar
„Of Dominee zich niet
schaamde voor z'n gedrag
van jongstleden Zon
dag?" vroeg de burge
meester.
,,'k Heb de waarheid
gezegd", verweerde deze
zich.
„Nu nog mooier!"
schoot de burgemeester
uit. „Hij houdt z'n bele
digingen vol! Wel domi
nee, we zullen korte met
ten maken! A.s. Zondag
morgen krijgt U gelegen
heid uw woorden te her
roepen. En zó niet, dan
moet U er maar rekening
mee houden, dat U hier
de langste tijd geweest
bent. Wij hebben hier
ook nog zo iets als het
recht van verbanning....
,,'t Zal gebeuren heren",
beloofde Ds Molentiel es
ging heen.
De vroedschapsleden
wreven zich in de hen
den. Ze hadden het im
mers gewonnen?"
Allen namen zich voor
Zondagmorgen in de
dienst aanwezig te zijn.
Zy wilden het „Ik heb
gezondigd" pereoonlyk
beluisteren.
Er zaten schier nog
meer toehoorders dan bi)
de intrede.
De Vroedschapsleden
waren er allemaal.
Alsof er niets aan de
hand was, betrad Da
Molentiel de kansel, en
onder ademloze spanning,
sprak hij, na de preek:
„Gemeente van Arne
muiden! Vorige week heb
ik aan 't einde van mijn
preek iets gezegd over de
Vroedschap van onze
stad, omdat zij haar roe
ping niet verstond, om
mee te werken de Sab
bath te heiligen. Ik heb
beweerd, dat dit college
geen knip voor de neus waard is.
Welnu gemeente, ik heb spijt
van deze uitdrukking en neem
haar terug en verklaar alsnu
openlijk, dat de Vroedschap van
onze stad wel een knip voor de
neus waard is!
De historie vermeldt niet, of
de Vroedschap nog een derde
verklaring gevraagd heeft.
A. M. WESSELS.
Gaarne zou ik in aanmerking
willen komen voor gezinsvermeer
dering met een baby.
Ondergetekende gebruikte tot
voor kort en gas en olie, doch
heeft bovendien ook nog een
schoonmoeder in huis.
-Tot voor kort bereidde myn
vrouw alle spyzen met petroleum.
Ik ben niet iemand die zo maar
gas laat vliegen.
En daarmee moet ik vijf grote
mensen bewassen, bekoken en
bestrijken.
Ik ben een staande vrouw
alleen.
Ik héb me laten krabben voor
vast recht.
En wilt U dan meteen zo goed
zijn mij als lid van het vast
recht af te laten vloeien?
Menheer, toen ik een kachel
had, dee ik vaak een hoop op de
kachel, maar nu moet ik alles op
het gasfornuis doen.
Wegens ziekte van myn vrouw
heb ik tydelyk een andere vrouw
gehad (als hulp).
Een leraar op een landbouw
school, ergens op een dorpje in
Zeeland, vertelde zyn leerlingen
aangaande de Bijbel, het volgende,
(blykbaar een 60 jaar achteraan
komend wat betreft zyn Bijbel-
critiek)
„Jullie moeten de Bybel niet
letterlyk opvatten. Het is een
dichterlijk boek, waar je de waar
heid moet uit halen. Wanneer er
b.v. staat dat Methusalem 969 jaar
oud werd, dan is dat natuurlijk
niet zo letterlyk bedoeld. Een
mens kan eenvoudig zó oud niet
worden, geen enkel menselyk hart
is daar sterk genoeg voor, maar
de Bijbel bedoelt daarmee, dat het
nageslacht van Methusalem zo oud
geworden is. Begrepen, jongens?
Even stilte in de klas, dan gaat
er van een der jongens een vinger
omhoog en hij vraagt:
„Mynheer mag ik wat vragen?
Wanneer er in de Bijbel staat, dat
Adam 930 oud jaar oud werd, wil
dat dan zeggen dat na 930 jaar
Adams geslacht was uitgestor
ven?"
De leraar zegt: „Hmhm..."
hij kucht, snuit zijn neus en mom
pelt tenslotte: „Daar zullen we
later nog wel eens over praten".
En de klas grinnikt zachtjes
voor zich heen
blUft gton, als je het tenminste
niet om mij doet. Ik mag Je graag,
Paul, maar iemand mogen is nog
niet iemand liefhebben!"
Ondertussen was het al donker
geworden, zodat ze de verre bos
sen helemaal niet meer onder
schelden kon. Bovendien kon ze
door de aanwakkerende wind, die
af en toe met de balcondeuren
sloeg, het lied van het woud tocli
ook niet meer horen. Het werd
trouwens nogal fris ook! Daarom
ging ze tenslotte maar naar bin
nen en sloot de deuren.
's Avonds bracht ze een brief
voor Paul naar de bus. Daarin
spoorde ze hem dringend aan
vooral veel te bidden. En dat
ze hem niet wilde beïnvloeden.
Op geen enkele manier!
Met opzet had ze zUn dringen
de vraag niet beantwoord. Hem
ln de gegeven omstandigheden
ronduit weigeren, zou wellicht
schadelijk zyn voor zijn schynbaar
geestelijk herstel. En dat wilde ze
ln leder geval voorkomen!
Enkele dagen later ontving
Paul de brief van Joke. En de
Inhoud ervan gaf hem bU herha
ling de overtuiging, dat zU het
waard was bemind te worden!
Hoe hield hU van haar! Vooral
haar aansporingen en adviezen
gaven hem een dankbaar gevoel
van medeleven en sympathie. En
telkens, wanneer hij hem herlas,
kwam hU steeds meer tot de ge
dachte, dat zU misschien wel ge-
„Is er nog iemand die iets
heeft voor deze vergadering?"
„Jawel burgemeester".
Van Belzen, die z'n pet al ge
grepen had, daar hij elk ogen
blik de laatste slag van de voor
zittershamer verwachtte en er
dan vlug tussenuit wilde, legde
het ding even neer. Hij wist, dat
Schroevers lang van stof was.
,,'t Woord is aan Schroevers".
„Voorzitter, ik wilde het heb
ben over de dominee. Die heeft
het Zondagmiddag te bar ge
maakt. Hoe durft hij óns, Magi
straat van Arnemuiden, zo grof
te beledigen, 't Is ongehoord. U
hebt het toch wel gehoord, want
ik zag u ook in de kerk en uw
gezicht stond op kwaad weer".
„Je hebt gelijk Schroevers, dat
leek nergens naar" viel van Bel
zen bij. „We behoeven ons maar
niet alles te laten zeggen. Die
man maakt van de preek een
steekstoel
„Nu jullie die zaak te berde
brengen, wil ik er ook wel iets
over zeggen, 'k Stem toe, 't was
grof en ik acht me als burge
meester zeer gegriefd, 'k Stel
voor dat wy de vrijpostige spre
ker maar eens ter verantwoor
ding roepen, 't Gezag is in 't ge
ding en wij kunen zoiets niet
tolereren".
„Precies burgemeester, we
moeten hem eens op 't matje la
ten komen" zei Schroevers.
Aldus werd met algemene
stemmen besloten.
Een nieuwe herder en leraar
Johannis Molentiel had in een
stampvolle kerk z'n intrede ge
daan bij de Nederlands Her
vormde Kerk te Arnemuiden.
De bevolking meende het echt,
toen ze hem de bekende zegen
bede toe zong.
Vóór echter een paar maanden
verlopen waren, was het gety
wat gekeerd.
„Geen katje zonder handschoe
nen" oordeelden de vissersvrou
wen.
„Hy moet zich met de kerk,
maar niet met onze particuliere
zaken bemoeien" mopperden de
vissers der smalstad.
Een paar maal was er al wrij
ving geweest.
Dominee Molentiel was een
vurig voorvechter van de Sab-
bathsheiliging, zoals die door
Voetius, Lodensteyn en Teelinck
werd voorgestaan.
lijk had. Hij moest Inderdaad eer-
lyk en onbeïnvloed tegenover zich
zelf staan, maar vooral tegenover
God, Wlen hU ln zUn jeugdjaren
de rug had toegekeerd. Dat
schreef Joke!
Ja, misschien had ze wel ge-
lUk
Een ding echter had hem diep
teleurgesteld. Ze had zijn vraag
onbeantwoord gelaten. Zou ze
soms niets meer voor hem voe
len? Zou hij Joke misschien reeds
verloren hebben? Maar neen, dat
kon toch niet! Dat zou God toch
nooit toestaan. Hij had haar Im
mers juist ln deze maanden zo
hard nodig. O, als hy nu eens met
haar kon gaan wandelen en eens
praten over al die moeilijke pro
blemen waar hij mee worstelde!
En waarvoor hU maar geen af
doend antwoord kon vinden! O,
hoe had hij haar nodig! Doch ge
lukkig betrapte hy' zich onmid-
dellijk op het feit, dat hy te véél
aan haar dacht en te weinig aan
Hem tot Wie hij terug moest
keren!
Ja, dacht hij toen, misschien
heeft Joke wel gelijk
Zo streed Paul zyn stille stryc.
Weken-, maandenlang! Doch er
was een Stem, Die riep! En Die
bleef roepen, totdat
Ongeveer een jaar later!
Ook ditmaal had de lente reeds
heel vroeg haar Intrede gedaan.
Overal bloeiden de sneeuwklokjes
ln een zuivere tere pracht. De zon
overgoot het nieuwe leven met
Hij wilde in z'n nieuwe ge
meente de opvattingen van deze
leidslieden in alles doorvoeren.
Maar daar waren vele Arne-
muidse vissers niet van gediend.
Ze wilden zó maar niet van hun
zekere „Sabbathsvrijheid" af
stappen.
Dominee had er hun inziens
niets mee te maken als ze b.v.
op Zondag na de dienst in de
Vis- of Klapbank bijeen school
den en de gebeurtenissen van de
dag bespraken.
Dat was Ds Molentiel een
doorn in het oog.
Hij wees er in z'n preken op,
maar dat hielp niet.
Dominee bezocht nu de burge
meester en Vroedschapsleden en
riep o.a. hun hulp in, om in een
Keur het verblijf in de Klap
bank op Zondag te verbieden.
Als zy z'n voorstellen aannamen,
was de Sabbathsheiliging verze
kerd.
,,'t Komt wel in orde dominee"
beloofden ze stuk voor stuk,
maar als Vroedschap waren ze
helemaal niet genegen, zo maar
op stel en sprong Ds Molentiel
in z'n plannen te steunen.
Ze zeiden nietsmaar stel
den de zaak eenvoudig niet aan
de orde.
Ds Molentiel doorzag dit spel
letje, en wilde niet met zich la
ten sollen.
Hij zou die Vroedschap, die zó
haar Goddelijke roeping ver
zaakte, wel leren.
De volgende Zondag zag hij de
burgemeester en de meeste
Vroedschapsleden onders z'n ge
hoor en besloot deze gelegenheid
aan te grijpen om hen ongezou
ten de waarheid te zeggen.
't Viel prachtig! Juist was de
Zondag van de Heidelbergse Ca
techismus aan de orde, waarin
gehandeld wordt over het heili
gen van 's Heren dag.
Na de mening der Geref. be
lijdenis hieromtrent uiteengezet
te hebben besloot hij:
„Gemeente van Arnemuiden!
Gij allen weet zeer wel, hoe de
Sabbath in onze stad ontheiligd
wordt en Gods misnoegen daar
over zal niet achterblijven! De
Vroedschap is hieraan ook zeer
schuldig, daar zy niet mee wil
helpen, om deze zonde, volgens
haar dure plicht te helpen be
strijden. En daarom zeg ik open
stralen van zegeningen voor de
toekomst.
Joke kon er echter op dat mo
ment geen oog voor hebben, want
ln zenuwachtige spanning stond
ze op het perron, bij de Ingang
van de tunnel te wachten op de
aankomst van twee treinen. Met
de ene zou Fer aankomen. Fer,
die zij liefhad en die ook haar
nooit meer zou kunnen missen,
zoals hij haar ln elke brief ge
schreven had. En met de andere
trein uit de tegenovergestelde
richting, zou Paul arriveren! Ze
had hem, na de heerlijke brief
die hij haar geschreven had, met
een rustig hart kunnen beloven,
dat hij door Fer en haar zou wor
den afgehaald. Toch zag ze er
tegenop. Als Fer maar het eerst
aankwam, dan zou het wel mee
vallen!
Een brief, ja! Na een heel jaar
wachten, had Paul weer voor het
eerst geschreven. En Joke was
er zo dankbaar voor, dat ze ln de
stilte van haar kamer ,er voor
gedankt had!
Paul zou morgen, gelyk met
Fer en nog vele anderen, belijde
nis doen! Paul.... beiydenls doen!
Met geen woord had h'ij gerept
over zijn verhouding tot haar.
Ook zijn vraag had hij niet her
haald!
Dat hy haar echter nog steeds
vurig liefhad, wist Joke natuur
lijk niet. Zy hoopte dat hy haar,
vooral in deze dagen, volkomen
los zou kunnen laten. En Paul
zou bewijzen, dét hy dat kon, hoe
moeiiyk het ook voor hem was!
Joke keek op de grote stati
onsklok. Fer's trein had reeds lang
binnen moeten zyn. O, als ze hem
maar het eerst zou ontmoeten 1 Ze
stond daar nog over na te denken,
toen de trein van Paul het stati
on binnen reed. Een ogenblik la
ter stroomde het menschen over
het perron en zochten de tallozen
hun weg naar de uitgang. Alle
mensen moesten eerst door de
tunnel, dus kwamen allemaal
haar kant uit. Joke zocht met
haar ogen de schare af. Ja, daar
was Paul!
Er schoot een brok ln haar keel
en haar ogen werden vochtig. Ook
Paul was zichtbaar ontrc door
dit weerzien.
„Dag Paul!"
„Joke!"
Toen gaven ze elkaar .i ,nd
en Paul keek haar even aan. Doch
ze spraken geen woord. Woorden
zouden trouwens ook overbodig
geweest zijn! Gelukkig dat spoe
dig daarop de aankomst van Fer's
trein voor de nodige afleiding
zorgde. Weldra hadden ze elkaar
ontdekt en gevonden. De kennis
making tussen Fer en Paul liep
vlotter dan die van zoëven. Maar
oaar waren dan ook redenen
voor!
Gedrieën liepen ze naar
huis. Joke liep tussen in, Fer aan
haar linkerkant en Paul rechts.
Is het wonder, dat Joke, nadat
ze Paul thuis gebracht hadden aan
Fer móést vertellen, hoe Intens
gelukkig ze zich voelde?
De volgende morgen Het de zon
verstek gaan. Donkere wolken
dreven langs de hemel en af en
toe daalde een zachte metregen
neer. Dat was jammer. Want hoe
mooi kan de zon het leven ma
ken! Doch met niet minder ge-
loofs-enthousiasme rezen in de
stampvolle kerk een twintigtal
jonge menschen van hun zitplaat
sen om plechtig hun ja-woord te
geven. En Paul stond naast Fer!
De predikant las één voor één
de namen en na ieders antwoord
las hy een korte tekst.
Joke telde. Nog drie, dan was
Fer aan de beurt. Nu nog twee,
nog éénToen klonk heel dui
delijk Fer's ja-woord door de st'lle
kerk. Joke ontroerde er va- En
een oge»blik later:
Paul Verstraten!
„Ja!"
Toen kon Joke zich niet 1. _,er
bedwingen. Maar de kerkmuren
weergalmden dit overtuigend ant
woord en het was alsof de Enge
len begonnen te jubelen
„Zoek de Here, terwyl Hy te vin
den is, roept Hem aan terwyl H(J
naby is!"
Deze tekst was voor Paul!
Toen brak de zon door de wol
ken heen en vervulde de kerk met
een stralend hemels licht
Als de Zon van Gods Liefde!
Het verloren schaap had d»
weg terug weer gevonden!
AD HAVERMAN.