11
Ons
VRAGENBUS.
71
'nn
s' n
11 9
s
Hf ni
isi8
APHORISMEN.
DE MOEIMJKE LES.
Vrijdag 18 Maart 1949
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
IHilMII
lllllll
üün
TA
jüüi
ürnir
ilüili
llllll
llüiiil
ïiünr
Redacteur: H. M. Slaboëkoórn, Oostsingel büa, Goes.
Oplossing probleem No. 15 A.
Auteur B. J. Pranger, Den Haag.
Zw. 2 dammen op: 11 en 30. 12
schijven op: 1, 6. 7, 9, 10, 12, 13,
li, .J, 17, 20, 24.
...t 2 dammen op: 37 en 45. 13
sc ven op: 21, 26, 27, 28, 29,'31,
32, 33, 40, 42, 43, 44. 49.
j.. 40—35 (30 X49); 2. 28—22
(liXÓO); 3. 21—17 (11X47); 4.
45—40 (24 x33); 5. 35—30
('<8x25); 6. 49- 44 (50 x 39); 7.
3.-42 (47 x38); 8. 32x34
(^X21); 9. 26X19 (14 X 23); 10.
4c Xo8 wint.
inderdaad is het probleem als
m. .i het naspeelt niet moeilijk
om het te vinden is het echter
met eenvoudig. On tl. aan H. Post.
Cviossing probleem no. 15 B.
A ..ur H. M. Slabbekoorn, Goes.
.7 sch. op: 7, 8, 9, 16, 17,
11 o'J.
t 7 sch. op: 19, 31, 32, 33, 41,
44, i3.
Eerste publicatie H. Post.
1. 4137 dwangzet (39x50)
verplicht. 2. 19—13; 3. 13x4
(lo—21) A; 4. 48—13! (36—47)
geuw. 5. 4—15! (47—36) gedw. 6.
4348!! Zwart kan niet op 27
spelen door 3833 en ook niet op
22 of verder door 3227. Gedwon
gen volgt dus 6(21—26)
7. 38—33 wint. Op 36—47 of
36—31 volgt 33—29 op 36—22
volgt 3227 en 2631 overmacht.
3A (36—47); 4. 4—15
(4736 gedw. want op 1621
volgt 32—27 4842 15x36)
4è -42 (16—21b). 42—38 wint.
b. (36—22—18—13— ol 4)
32—27 x36) 15—4 wint.
No. 15 A werd alleen goed op
gelost door M. C. Deurloo te Mid
delburg, zodat deze 15 punten
heeft behaald en de 1ste prijs
heeft verdiend. Onze felecitatie
met dit resultaat.
14 punten werden behaald door
de oplossers: A. Verhage, Aagte-
kerke, J. Strooband Sr, Middel
burg, J. v. d. Meulen Sr, Vlissin-
gen, N. Corstanje, Goes, W. Pley-
a.a, Aagtekerke, S. Blaas, Aagte-
ke.ke, F. Walhout, Nieuwdorp.
Na loting viel de 2de prijs ten
deel aan: J. v. d. Meulen Sr., Vlis-
singen; 3de prijs: A. Verhage,
Aagtekerke.
De andere deele nemers hadden
13 punten of minder.
In groep B hebben we van no.
15 ook slechts één goede oplossing
binnen gekregen en wel van K.
Sinke te Kloetinge.
Ook deze oplosser onze geluk
wensen met zijn eerste prijs.
14 punten behaalde M. J. Leen-
dertse, Kampei-land, 2de prijs.
De andere oplossers hadden
minder dan 14 punten.
Hiermede is onze oplos wedstrijd
beëindigd.
Ter oplossing bieden wij aan:
Auteur N. Corstanje, Goes.
Zw. 2, 7, 8, 13, 14, 16, 18, 19,
23, 24, 30.
Wit 21, 22, 27, 28, 32, 35, 38, 43,
44, 45, 48.
Wit verlokt zwart tot een fout-
zet! Wit wint daarna problema
tisch.
Ipzendingen zien wij zeer gaarne
tegemoet.
Het vragenlioekje.
Wanneer ik de copie voor deze
rubriek zit te schrijven is onze
aankondiging van het „vragen-
hoekje" juist verschenen, zodat ik
nog geen gestelde vragen kon ont
vangen, derhalve stel ik zelf een
vraag aan de lezers.
Sportief of onsportief?
Voor enige dagen heeft U in de
pers kunnen lezen dat „Middel
burg" heeft gespeeld tegen en ge
wonnen van „Excelsior" Den
Bosch. Bij de uitslag leest U aan
bord 9 en 10 niet opgekomen. Uit
slag remise Middelburg bood deze
remise uit „sportiviteit" aan!
Waf zegt het spelreglement Bij
niet „opkomen" is de partij ver
loren! Afgezien van het feit of de
Wed. Com. Ned. Dambond deze
aangenomen uitslag zal goedkeu
ren, geef ik als mijn mening te
kennen dat het een overtreding is
van de bepalingen en die rang
schikt men niet onder „sportivi
teit". Want waar dienen anders
bepalingen voor bij het spel en de
wedstrijd
We vestigen er nog even de aan
dacht op, dat deze rubriek
voortaan om de 14 dagen ver
schijnt. S.
Oplossing vorige puzzle
Horiz.: 1 veldbed, 7 methode,
13 paardentram, 15 op, 17 dra,
18 sim, 19 ge, 20 Nimes, 22 wal,
24 peter, 26 daar, 27 Wamel, 29
ring, 30 enk, 31 jenever, 33 lei,
34 r.o., 35 bad, 36 ras, 38 Ee,
39 koepel, 40 jakkes, 41 p.r., 42
kar, 44 rei, 45 k.m., 47 lus, 49
notabel, 52 pui, 53 akte, 55 melis,
56 gent, 57 tjalk, 59 los, 60 bende,
61 Ee, 62 zon, 64 een, 65 el, 66
pareloester, 70 uitstel, 71 statica.
Vert.: 1 vlonder, 2 l.p., 3 dader,
4 bars, 5 era, 6 d.d., 7 m.n., 8
ets, 9 trip, 10 hamer, 11 om, 12
energie, 14 examen, 16 piano
krukje, 19 geneeskunde, 21 mak,
22 wan, 23 lev, 25 til, 27 weder
om, 28 lerares, 31 Japan, 32
rakel, 35 bek, 37 ski, 41 plateau,
43 Salomo, 46 mitella, 48 sta, 50
tel, 51 bis, 52 pen, 54 Elzas, 56
genet, 58 kort, 60 beta, 63 nee,
64 Est, 66 p.t., 67 1.1., 68 es, 69 r.i.
Op deze puzzle ontvingen we
een stroom van goede oplossin
gen. De prijzen vielen ten deel
aan: Mej. S. Sturm, Middelburg
en J. H. Jonker, Goes.
Ter afwisseling geven wjj nu
geen kruiswoordraadsel, doch
hieronder volgt een opgave voor
potlood en schaar.
De Erfenis.
Een vader liet aan zijn twee
zoons Albertus en Hendrikus
een kapitaal van f 10.000.na.
Daar echter een van de zoons
invalide was, zou het kapitaal
niet in gelijke helften verdeeld
worden.
In het testament was dan ook
bepaald, dat het geld zodanig
tussen de twee zoons verdeeld
moest worden, dat het verschil
tussen het vierde deel van de
erfenis welke Albertus ontving
en het derde gedeelte van Hen
drikus' legaat f 1100.zou be
dragen.
Hoeveel erfden Albertus en
Hendrikus ieder?
De „H" van Hersengymnastiek.
De afbeelding welke u hier
ziet, moet een kartonnen schild
voorstellen met een daarin in
gesneden letter H. Wilt U nu
eens trachten dit schild in acht
gelijke stukken te snijden. De
reeds aangebrachte insnijdingen
zullen u nu goed van pas komen.
Ten overvloede maken wij u
er op attent, dat met gelijke
stukken bedoeld wordt gelijk
van vorm en gelijk van opper
vlakte. B.
Oplossingen inzenden aan re
dactie „Zeeuwsch Dagblad", Goes
met vermelding „Puzzle".
N. M. te M. vraagt: Hoe denkt
gij over het kaarten, b.v. joke
ren, als het zonder geld gebeurt,
dus enkel om het spel. Bestaat
er dan verschil of men kwartet
spel speelt of speelt met het
gewone kaartspel?
Antwoord: Volgens de alge
mene christelijke ethiek, reeds
door onze voorvaderen in prak
tijk gebracht, wordt het kans
spel veroordeeld. Het criterium
ligt dus niet of er met geld ge
speeld wordt, maar of het een
z.g. „gelukspel" is, waarbij be
rekening, vaardigheid, nadenken
enz. zo goed als geen invloed
hebben op de uitslag. Kwartet
spel is dus iets anders dan het
gewone kaartspel. Bij het kwar
tetspel beslissen scherpe op
merkingsgaven, een sterk ge
heugen en een op zijn „qui vive"
zijn; bij kaartspel beslist de
loutere „kans".
Ik geloof, dat wij goed doen
ons aan deze ethiek te houden.
Mej. P. A. v. D. te Z. vraagt
hoe wij oordelen over de z.g.
„christelijke bioscoop". Mogen
wij onze kinderen daar heen
zenden
Antwoord: In het maken en
vertonen van een film op zich
zelf ligt geen zonde, evenmin
als in het maken van een foto
grafie. Een film over de zending,
een natuurfilm, enz. kan heel
nuttig en leerzaam zijn. Maar
een „christelijke bioscoop" kun
nen wij niet goedkeuren. Het
argument: maar onze jongelui
mogen toch wel eens wat heb
ben, geldt hier niet. We moeten
onze jongelui vroeg leren, dat
zij uit een andere levensstijl te
leven hebben dan de wereld en
het kan paedagogisch goed zijn
hen er vroeg aan te wennen,
dat zij om 's Heren wil zich of
fers moeten kunnen getroosten.
Toen Dma, de dochter van Jacob
heen ging om de „dochteren des
lands te bezien", verongelukte
ze.- Bovendien, wanneer onze
jeugd doet wat zij op het eigen
christelijke erf doen moet, heeft
zij het druk genoeg en behoeft
zij heus niet met lege handen
te zitten. In de tweede plaats,
geloven wij niet, dat een „chris
telijke bioscoop" mogelijk is.
Tenminste wanneer we nog
waarde hechten aan dat woord
christelijk zoals de Catechis
mus ons dat uitlegt in Zon
dag 12. En een andere opvat
ting weigeren wij te aanvaarden.
De ervaring leert, dat „de chris
telijke" film in de praktijk be
tekent: een wereldse film, waar
uit het „kwaad" weggeknipt is.
Alsof men dan een „christelijke"
film krijgt! Het wijst op een
ontstellende geestelijke armoe,
zo achter de wereld aan te wil
len sloffen.
In het algemeen zullen wa
moeten leren ons te onthouden
van negatieve vragen als „mag
dit?" of „mag dat?" Het ware
christendom leeft uit een po
sitieve stijl en laat zich dus
niet beheersen door wat „mag"
maar door wat „moet".
En daar hebben we onze han
den vol aan, óók onze gedoopte
jeugd.
Kennis bezitten geeft twee voor
delen: met oordeelt minder en
men oordeelt beter.
Adelaars vliegen alleen, maar
eenden vliegen in troepen.
Wie over de liefde verstandig
wil redeneren verliest zijn ver
stand.
Die het minst weet, redeneert
het meest.
De jeugd warmt zich aan de zon
der hoop, de ouderdom aan de
kachel der herinnering.
ii.
Vader had even ondeugend een
beetje gewacht. Hij zag wel, dat
die grote Plet stond te trappelen
van ongeduld, maar Piet durfde
vader toch niet in de rede vallen,
want daar hield vader niet van.
„Dan kan ik ook nog vertellen,
dat het by oom en tante, en de
m 'jes ook heel goed gaat".
u, o, wat kan die vader toch
p' en!
.aar daar zou ik haast nog
vt -ten te vertellen, dat Groot
moe het goed vindt, dat we alle
maal komen. Wel hoe kon lk dat
toch haast vergeten".
Naar nu begrepen de kinderen
v dat vader weer grapjes
kle, en ze lachten allemaal,
ze wilden Vader pakken, die
h. zo nieuwsgierig had gelaten.
grote sterke Vader was ze
e er te vlug af. Het werd een
stoeipartij van belang, tot vader
zich door kleine Hans had laten
vangen.
Wat had Plet het druk die mid
dag op school. .Hij had zoveel te
vertellen over z'n grote reis, en
over 't fijne dorp, waar ze heen
gingen.
„Nou hoor, fijn", was 't besluit,
„wat heb je in je vacantle ook
eigenlyk in zo'n nare stad. Hier
kun je nu letterlijk niets doen",
en Plet vergat z'n talloze spelle
tjes, hier zo prettig gespeeld,
waar ze niet mee konden ophou
den, totdat Piet met gloeiende
wangen en schitterende ogen riep
„Toe jongens, 'k moet weg hoor,
't ls mijn tijd".
Ze hadden 't er eigenlijk alle
maal druk over.
Zelfs Hans had veel te vragen
en zelfs ook veel te zeggen, al
was hjj er nog nooit geweest.
Die kleine Hans toch. Hij liep
met veel zekerheid tegen Dlck te
vertellen: „Ikke weet Grootmoe's
huis. Daar is zo'n grote (eigen
lijk zei Hans nog gote) tuin".
Maar Dick, die toen niet ln z'n
beste bul was, zei: „Hoe weet jy
dat nou, jy bent er nog nooit ge
weest", wat die kleine Hans boos
maakte.
Daar ging het op een rekenen,
hoe lang het nog precies duurde
eer de vacantle aanbrak.
Het scheen Piet, Dick en Hans
een geweldig lange tyd.
Moeder had het druk met het
viertal, dat toch zoveel te vragen
en ook te vertellen had.
Plet oordeelde, dat beslist zijn
vlieger mee moest, zyn knikkers
zou hij zelf wel voor zorgen, en
o, er was toch zoveel, dat ze mee
wilden hebben. Piet wilde reeds
drie weken van te voren hebben,
dat Moe het al vast maar ging
klaar leggen.
Dick en Jo hadden ook nog al
wat wensen, alleen Hans stelde
zich enkel met 't uitgaan tevre
den, mits z'n ene lieveling Bruin
maar mee mocht, de mollige beer
met z'n ruige bruine vacht, die
elke nacht aan het voeteneind
van broers bed moest zitten, an
ders kon deze onmogelijk de slaap
vatten.
Moeder lachte maar eens wat
met haar opgewonden troepje. Ze
beloofde: „Ik zal meenemen wat
ik kan hoor, en als 't niet kan,
laat lk maar wielen onder ons
huis maken, dan hebben we alles
by ons".
Daar had Dlck pret om hoor!
Verbeeld je, wielen onder 't huis!
Toch was door al die drukte de
wachttijd nog gauw voorbij.
Eindelijk: „nog een nachtje sla
pen", zei Hans, „dan gaan we
uit".
„Gelukkig", dacht moeder ook,
want de kinderen kwamen hoe
langer hoe meer ln een uitgaans-
stemming.
Vanmiddag waren ze opgewon
den thuisgekomen.
„Hoera", had Piet geschreeuwd,
vacantle en rapport.
Nou kun je wel begrijpen, als
een jongen zó thuis komt, dat het
met z'n rapport niet slecht staat.
Ja, Plet had een fyn rapport.
Plet kon goed leren en dan ook
wie zou by die leuke meester niet
z'n best doen waarbij ook nog
komt, dat, al was meester nog zo
leuk, hi) toch ook lang niet mals
kon wezen als je je werk ver
slonsde. Nou, een enkele keer wist
Plet er van mee te praten. Weet
je wat ook nog scheelde ln Plet's
leren? Hij was graag haantje de
voorste ln 't spel, maar ook in 't
werk. Plet wilde graag nummer
één zijn.
„Jo en Dlck hebben 't ook best
gemaakt hoor", zei Moe. „Jullie
hebt wel eens vacantle verdiend,
hé Dlck?"
Dlck knikte geweldig van ja.
Daar was tie 't mee eens.
En nou morgen uit. In dolle
uitgelatenheid pakte Plet Jo, Dlck
en Hans en danste om Moe heen.
„Jongens, jongens toch", zei
Moe, maar boos was Moe niet. Ze
wist best, als je een mooi rap
port hebt, en drie weken fijn uit
gaan ln 't zicht, dat je dan maar
niet zo heel kalmpjes blijft. Maar
toch zei Moe ook:
„Gelukkig nog één nachtje sla
pen en dan gaan we uit". Ze dacht
als ze eenmaal uit zijn, zullen ze
wel wat bedaren.
De volgende morgen behoefde
Moe geen tweemaal te roepen, ze
waren al klaar wakker eer Moe
in de kamer kwam; alleen Hans
bleef nog rustig doorslapen,
„Laat hem nog maar een ogen
blikje slapen, hoor", zei Moe, „doe
maar wat rustig aan, jullie kunt
me wel wat helpen en voor Hans
zal 't nog een hele reis zijn".
Eindelijk allen klaar voor de
reis. Vader gaat mee naar de
trein, maar nog niet mee naar
Grootmoe, volgende week komt
Vader pas.
Hans heeft heel de morgen
Bruin geen ogenblik in de steek
gelaten, hij was bang dat hy hem
vergeten zou. Bruin kon niet in
de koffer en nu mocht hij hem
zelf dragen.
„Fyn hé" zei Dlck, „uitgaan".
„Jammer, dat Va zo alleen
blyft een hele week Moe".
„Ja kindje, maar Vader gaat
overdag naar tante Suus en vol
gende week komt Vader een hele
week by ons".
„Dat ls 't fijnste hoor".
(Wordt vervolgd.)
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD'
van 18 MAART 1949
eeumcH
u/eeKew
tUat yij, do-etdo-e het haaiiiq,!"
VOOR DE ZONDAG
Wanneer wij, zoals de Bijbel
het eist, verwerpen 't geloof aan
'n tweegodenleer (zoals de Per
zen en eigenlijk ook de moderne
humanisten doen) dan is daar
mede het geweldige probleem
van de macht van het kwade
nog met opgelost.
Wij weten, dat God heilig is
en geen auteur van het kwaad
kan zijn, het zou reeds godslaster
lijk zijn zo iets ook maar te ver
onderstellen. Velen hebben nu
de goedkope oplossing aanvaard,
dat het kwaad geschiedt onder
Gods „toelating". God, de Here
zou dan niet de verwekker van
het kwade zijn, maar het kwaad,
dat zijn oorsprong in de zonde
val heeft, zou nu plaats hebben
onder Gods toelating.
Toch komt ook deze stelling
met Gods Woord in strijd.
God is niet passief inzake het
kwade, hij laat het niet slechts
lijdelijk toe, maar Hij gebruikt
het kwade, nu het er eenmaal
is, om Zijn heilig, Goddelijk doel
met Zijn schepping te bewerk
stelligen.
Daarvan geeft de Heilige
Schrift vele voorbeelden. En
wij hebben een vorige maal ge
zegd, dat is enerzijds een troost
voor ieder, die gelooft, maar
het is ook tegelijk een verschrik
kelijke waarheid voor ieder, die
niet gelooft.
Want nu dringt en stuwt God
alle dingen naar hun eindbestem
ming: het goede tot volmaking,
dat is de hemel en het kwade
tot zijn afschuwelijke volheid en
dat is de hel.
Wanneer wij spreken over een
oordeel der verharding, dan is
daarmede gezegd, wat wij hier
bedoelen. In 2 Thessal. 2 vers 11
lezen wij: „En daarom zal hun
God zenden een kracht der dwa
ling, dat zij de leugen zouden
geloven".
Wij stellen het nog graag zo
voor, dat God een beetje mach
teloos staat tegenover het kwa
de. Door evangelisatie enz. moe
ten we daarom zoveel mogelijk
mensen het Evangelie brengen.
Dat tr niet meer mensen zalig
worden, is dan feitelijk onze
schuld. Vaak wordt er dan nog
bij gezegd: Wanneer de kerk
me ar waarlijk was, wat zij wezen
moet, ook in haar beleven van
haar belijdenis, zouden nog wel
vele mensen getrokken worden
uit de duisternis tot het licht.
Wij geloven daar niets van.
Jezus was de Volmaakte in pre
diking en in het beleven van
Zijn belijdenis beiden, maar aan
het eind van Zijn ambtswerk
moest Hy zien, dat ieder Hem
verliet en zegt Hij tot Zijn wei
nige discipelen: „Wilt gijlieden
ook niet heen gaan?" Lag dit
ontbreken aan „succes" aan de
Heiland? Neen immers. Het
komt daar vandaan, dat overal
waar God werkt, werkt Hij naar
twee zijden: tot bekering en tot
verharding. God brengt over
allen, die niet gehoorzamen een
energie der dwaling. In de ge
schiedenis, ons verhaald in 1
Kon. 22, de verzen 20 v.v.,
lezen we precies hetzelfde. God
zelf zendt een leugengeest.
Dat is iets vreselijks. Want wat
God werkt, dat werkt Hij radi
caal tot het gezegende of het
bittere einde. Dat heeft ook
Farao ondervonden, die Israël
verdrukte en waarvan de Bijbel
zegt: „Toen verstokte God Fa
rao's hart, dat hij Israël niet
liet trekken".
God laat hot kwaad niet maar
toe, neen, Hij dirigeert het
kwade, Hij gebruikt het. Hij
brengt het tot volle ontplooi
ing. We zijn weer in de lijdens
weken en straks vertoeven we
met onze gedachten in de Paas-
zaal, en daarbij komt ook weer
de indroeve figuur van Judas ter
sprake. Ook daar lezen we, dat
Christus tot Judas zegt (wetend
dat hij Hem verraden zal):
„Wat gij doet, doe dat haas
tig". Christus weet wat Judas
wil gaan doen, maar Hij houdt
hem niet terug. Integendeel Hij
dringt tot spoed aan.
Met de wereldgeschiedenis is
het principiëel hetzelfde. Daar
om is niet waar, dat wanneer
de kerk maar beter haar belij
denis beleefde, de wereld ge
makkelijker getrokken kon wor
den. Juist het tegendeel is waar:
wanneer de Kerk beter haar
belijdenis beleefde, zou zij zich
veel hatelijker en onverdrage-
lijker maken in het oog dei-
wereld. Dat de Kerk nog zulk
een goede plaats heeft in de
wereld, komt alleen omdat zij
nog lang niet is wat zij wezen
lijk moet zijn. Er is tussen Kerk
en wereld niet die kloof, welke
tussen het goed en het kwaad
zyn moet. Er is bij de wereld
geen begeerte tot God en het
goede, maar een begeerte tot
satan en het kwade.
Deze antithese heeft God zelf
in de wereld gesteld, na de
zondeval. Gen. 3 vers 15 is wel
de „moederbelofte", maar zij is
tevens een oorlogsverklaring
aan satan, de overste dezer
wereld. Tot hem richt God zich
en dit ultimatum beheerst de
loop der ganse wereldgeschie
denis.
Een energie van dwaling, van
verblinding, het is God zelf, die
deze gebracht heeft over deze
wereld, om haar te persen tot
het einde: wat gij doet, doe dat
haastig!
SatntnwuUiHQ, en strijd.
Als wij de eerste zestien ver
zen van Matth. 26 ais in vo
gelvlucht overzien, worden
wij getroffen door een aller
wonderlijkste SAMENWER
KING, die hier aan het licht
treedt.
Wij zien hier God zelf, door
Zijn Zoon alles voorbereiden
voor het Kruis. Wij horen Je
zus zeggen, dat Hij na twee
dagen overgeleverd zal wor
den om gekruisigd te worden,
en dit geschiedt, naar het
woord,, dat Petrus op de
Pinksterdag sprak, „naar den
bepaalden raad en voorkennis
Gods".
Maar wij zien ook Satan,
door zijn kinderen, alles voor
bereiden voor het Kruis, vast
besloten, dat het zal worden
opgericht'.
Verder 'zien wij Maria van
Bethanië de kostbare nardus
over haar Meester uitgieten
„tot een voorbereiding van
Zijn begrafenis". Met fijne,
vrouwelijke intuïtie voelde zij,
dat Zijn dood aanstaande was,
en begeerde zij iets te doen
om Hem te tonen, dat zij Hem
verstond en hoe zij vol liefde
met Hem meeleefde. Naast de
drang van haar liefhebbend
hart, waaraan alle berekening
vreemd was, goot zij de ganse
inhoud van de albasten fles
over Jezus' hoofd en voeten
uit!
Maar dadelijk daarop zien
wij Judas naar de overpries-
ters gaan en horen wij hem
zeggen: ,Wat wilt gij mij ge
ven, en ik. zal u hem overleve
ren?" Judas treft ZIJN voor
bereiding voor Jezus' begra
fenis!
Hoe vreemd en wonderlijk
is dat alles!
God, door Zijn Zoon. wil
het Kruis en doet alles daarop
uitlopen. Satan wil het Kruis,
en treft, door zijn kinderen,
zijn maatregelen daarvoor.
Maria, die de Heiland zo te
der liefheeft zalft Hem tot
een voorbereiding van Zijn
begrafenis. Judas bereidt door
zijn laag verraad, de dood van
Jezus voor.
God en Satan, Maria en Ju
das, allen werken samen, met
het Kruis tot einddoel! Hoe
vreemd is dat alles.'
V
Maar even duidelijk als de
samenwerking is, is de
STRIJD, die al die machten
voeren, en het verschillend
doel, dat zij najagen.
Let op het tegengesteld
DOEL, dat God en Satan na
jagen.
Wat is Gods duel, als Hij het
Kruis van Christus wil?
Wij kunnen het hee'. kort
zeggen: Hij wil, tot iederen
prijs, zondaren redden en za-'
lig maken.
Wat is Satan's doel? Hij wil
tot iederen prijs de Zalig
maker vernietigen.
Let ook op de tegengestelde
METHODE.
De overpriesters zeiden:
„Niet op het feest". Waarom
niet?
Het was de taal van een po
litiek, die zich wist te plooien
naar de omstandigheden. Z:j
waren bang voor oproer.
Maar Jezus zegt: Wél op het
feest! Waarom?
Omdat het Joodse Paasfeest,
de herdenking van de verlos
sing van Gods volk uit Egypte,
en het slachten van het Paas
lam, een voorafschaduwing
was van het ware Pascha, als
Matth. 26:1—16.
geslacht zou worden het Lam,
dat de zonde der wereld weg
neemt, en daardoor verlossing
zou worden bereid voor allen,
die zuchten in het diensthuis
van zonde en Satan.
Let ten slotte op de tegen
gestelde HOUDING.
Maria, die met kwistige
hand de ganse fles met kost
bare nardus over haar geliefde
Meester uitgiet.
En Judas, die met zijn zelf
zuchtige zuinigheid critiek
oefent op Maria's daad. Ach,
wat heeft die brave Judas een
medelijden met de armen!
De vraag, waar het voor
'ons op aankomt, is NIET, of
wij staan aan de z\jde van al
diegenen, die begeerden de
Zaligmaker te doden, óf aan
de zijde van God, die besloten
had, zondaren zalig te maken.
Die vraag is reeds lang beant
woord! Door onze zonde heb
ben wij met de overpriesters
en Judas ingestemd, en mede
gewerkt tot Jezus' dood.
Voor ons is slechts de vraag
deze, hoe wij, zondaars, slaan
tegenover het Kruis van
Christus. Zullen wij er op
vertrouwen en met Petrus
spreken van „het dierbaar
bloed van Christus"? Of zullen
wij in ongeloof het Kruis ver
smaden en verachten?
Van het antwoord op deze
vraag zal het voor ons, die bkt
Evangelie hebben gehoord en
gekend, afhangen, welke on ze
verhouding tot God en Zijn
Christus zal zijn, in dit leven
èn in de toekomende eeuw,
afhangen ons eeuwig wel of
wee.
M. VAN VOORTS VADER.
iikiuü
We hebben een slechte weke
achter de rug. Onze zeun Leen
en zijn vrouwe, Dina met derlui
zeuntje hebben we naar de boot
gebracht. As 'k naer me gemoed
te werk ga, dan ken ik er maar
het beste over z wij ge, want al
wat ik er van zeit raakt toch
de kern van de zaak niet.
Nou, tenslotte was ik eigen
lijk maar blij, asdat de dag was
angebroke, want op leste zit je
daar toch eigenlijk maar op te
wachte. Je bent uitgepraat teu-
ge mekare en je zeit honderd
keer dezelfde dingers. Zo is een
mens nou eenmaal.
Ik hebbe met Bram, m'n zeun
van 22 jaar en een broer van
Dora ze naar de boot gebracht.
Moeder wou maar liever thuis
blijve, waar ik goed ken in-
komme. 't Mens had zoveul te
verwerke en of je nou afscheid
neemt bij je thuis of an de boot,
dat maakt zoveul niet uit. Leen
vond het ook maar 't beste zo.
Een vrouw helt anders weinig
verstand van zo'n vreemd land.
Ze docht nou maar, asdat het
er nog zo gevaarlijk was, van
wilde heeste en zo, en ook nog
van de Indiane. Je heit moeite
om d'r an d'r verstand te bren-
ge, dat het wat'dat betreft, net
is as hier. Maar afijn, Leen ken
z'n woordje wel doen en hij heit
z'n moeder geduldig uitgeleid
hoe het daar nou was en toen
was ze een beetje gerust gesteld.
Maar toch schudde ze iedere
keer d'r hoofd en mompelde
maar: „Ik begrijpe niet wat je
anhaalt, zover weg te gaan
Nou dat ben ik met d'r eens,
maar daar motte we nou over
heen.
An de boot moste we achter
het glas blijve, terwijl ze de
loopplank opginge en toen konde
we nog achter het glas vandaan
een tijdje naar mekaar zwaaien.
Ik vind 'teen beetje gekke ver
toning. Al die mense met die
zwaaihandjes, en dat geschreeuw
door het glas, waar toch geen
mens wat van begrijpe ken. Ik
heb maar gezwege en op m'n
jonge gelet, net zolang as ik
kon.
Z'n vrouwe stond naast hem
en al gebaarde ik, dat ze maar
naar binne moste gaan van
wege de kou, ze bleve netjes
an dek, met d'r krage op en
de kleine jonge op z'n arm, die
telkens naar z'n grootvader
zwaaie most.
Afijn, tenslotte kwam d'r een
eind an en ging de boot van wal.
Het duurde een hele tijd eer ie
goed en wel los was van de wal,
maar toen werd m'n jonge al
kleinder en kleinder. Ik docht
maar: blij dat moeder d'r niet
by is, want ik wil zulke dinge
niet graag voor een tweede keer
meemaken. Op 't leste zie je al-
lenig nog maar een zwaaiende
zakdoek en dan mot je maar
raaje of ie van je zeune is of
van een ander. En dan zie je
niks meer. Ik most m'n neuze
snuite van verkoudheid, en de
trane liepe me langs m'n wange
zo koud as 't was.
Nou en toen benne we maar
opgestapt. Leen Was weg met
z'n Dina en d'r kind en wat mot
je dan?
In de verte zie je een boot en
die neemt je vlees en bloed mee,
dat is wat er tenslotte van over
blijft.
Toen benne we weer op huis
an gegaan. We hebbe in de
wachtkamer van de trein nog
een broodje gegeten en gezeit
asdat het koud was en toen de
trein kwam ben ik stilletjes in
een hoekje gekrope.... Nee,
'tvalt toch niet mee, ik ben blij,
asdat moeder maar thuis ge-
bleve is.
Hij was zo'n arige jonge. We
hebbe nooit veul last met 'm
gehad. Hij had veul liefde voor
z'n ouwers en voor z'n moeder
was 'm nooit wat te veul, al
zeg ik het zelf.
In de trein beleefde ik nog een
arig voorvalletje. Een heertje
van denkelijk vijf en zestig jaar
ging op lest tegenover me zitte
en wou met alle geweld prate.
Nou toen ben ik voor de aflei
ding maar een gesprek met 'm
begonne en heb ik 'm verteld,
asdat ik tien kinders had. Hij
sloeg z'n handen in mekare en
vroeg of m'n vrouwe goed ge
zond was. Ik zegge teuge z'n:
„Gezond? mijnheer, as ik niet
oppasse springt ze me nog over
de kop heen!"
„Heb je plezier van je kin
ders?" vroeg ie toen. Ik zegge:
„Van allegare, ik zou niet kun
nen zegge van wie ik het meeste
plezier hebbe". Toen schudde hij
z'n hoofd en zeit: „Toen m'n
vrouw en ik jong ware hebben
we het verkeerd angeleid. Toen
wouwe we eerst nog geen kin
ders hebbe. We wouwe een
beetje plezier van 'tleve hebbe.
Later hebben we twee kinder»
gehad en toen vonden we het
welletjes. Een jonge en een meis
je. M'n jonge is Verleden jaar
in Indië gesneuveld en m'n
dochter is nou getrouwd. Die
zien we weinig meer. En nou
voele we ons zo allenig. Ik den-
ke nou wel is, we hadde beter
net kenne doen as jullie. Maar
nou is 'tlaat...."
Ik zegge teuge z'n: „Mijnheer,
berouw komt altijd na de zonde,
maar as je 'tnou maar as zonde
mag zien, dan krijg je d'r wel
geen kinders deur, maar krijg
je misschien nog vrede voor je
harte".
Maar daar gaf ie geen ant
woord op.
En nou tot volgende weke.
Zo gauw as ik wat uit Pella
hoor, zal 'k het doorgeve. Ge
groet van
Je FLIP BRAMSS.