11 Ons VRAGENBUS. 71 'nn s' n 11 9 s Hf ni isi8 APHORISMEN. DE MOEIMJKE LES. Vrijdag 18 Maart 1949 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 IHilMII lllllll üün TA jüüi ürnir ilüili llllll llüiiil ïiünr Redacteur: H. M. Slaboëkoórn, Oostsingel büa, Goes. Oplossing probleem No. 15 A. Auteur B. J. Pranger, Den Haag. Zw. 2 dammen op: 11 en 30. 12 schijven op: 1, 6. 7, 9, 10, 12, 13, li, .J, 17, 20, 24. ...t 2 dammen op: 37 en 45. 13 sc ven op: 21, 26, 27, 28, 29,'31, 32, 33, 40, 42, 43, 44. 49. j.. 40—35 (30 X49); 2. 28—22 (liXÓO); 3. 21—17 (11X47); 4. 45—40 (24 x33); 5. 35—30 ('<8x25); 6. 49- 44 (50 x 39); 7. 3.-42 (47 x38); 8. 32x34 (^X21); 9. 26X19 (14 X 23); 10. 4c Xo8 wint. inderdaad is het probleem als m. .i het naspeelt niet moeilijk om het te vinden is het echter met eenvoudig. On tl. aan H. Post. Cviossing probleem no. 15 B. A ..ur H. M. Slabbekoorn, Goes. .7 sch. op: 7, 8, 9, 16, 17, 11 o'J. t 7 sch. op: 19, 31, 32, 33, 41, 44, i3. Eerste publicatie H. Post. 1. 4137 dwangzet (39x50) verplicht. 2. 19—13; 3. 13x4 (lo—21) A; 4. 48—13! (36—47) geuw. 5. 4—15! (47—36) gedw. 6. 4348!! Zwart kan niet op 27 spelen door 3833 en ook niet op 22 of verder door 3227. Gedwon gen volgt dus 6(21—26) 7. 38—33 wint. Op 36—47 of 36—31 volgt 33—29 op 36—22 volgt 3227 en 2631 overmacht. 3A (36—47); 4. 4—15 (4736 gedw. want op 1621 volgt 32—27 4842 15x36) 4è -42 (16—21b). 42—38 wint. b. (36—22—18—13— ol 4) 32—27 x36) 15—4 wint. No. 15 A werd alleen goed op gelost door M. C. Deurloo te Mid delburg, zodat deze 15 punten heeft behaald en de 1ste prijs heeft verdiend. Onze felecitatie met dit resultaat. 14 punten werden behaald door de oplossers: A. Verhage, Aagte- kerke, J. Strooband Sr, Middel burg, J. v. d. Meulen Sr, Vlissin- gen, N. Corstanje, Goes, W. Pley- a.a, Aagtekerke, S. Blaas, Aagte- ke.ke, F. Walhout, Nieuwdorp. Na loting viel de 2de prijs ten deel aan: J. v. d. Meulen Sr., Vlis- singen; 3de prijs: A. Verhage, Aagtekerke. De andere deele nemers hadden 13 punten of minder. In groep B hebben we van no. 15 ook slechts één goede oplossing binnen gekregen en wel van K. Sinke te Kloetinge. Ook deze oplosser onze geluk wensen met zijn eerste prijs. 14 punten behaalde M. J. Leen- dertse, Kampei-land, 2de prijs. De andere oplossers hadden minder dan 14 punten. Hiermede is onze oplos wedstrijd beëindigd. Ter oplossing bieden wij aan: Auteur N. Corstanje, Goes. Zw. 2, 7, 8, 13, 14, 16, 18, 19, 23, 24, 30. Wit 21, 22, 27, 28, 32, 35, 38, 43, 44, 45, 48. Wit verlokt zwart tot een fout- zet! Wit wint daarna problema tisch. Ipzendingen zien wij zeer gaarne tegemoet. Het vragenlioekje. Wanneer ik de copie voor deze rubriek zit te schrijven is onze aankondiging van het „vragen- hoekje" juist verschenen, zodat ik nog geen gestelde vragen kon ont vangen, derhalve stel ik zelf een vraag aan de lezers. Sportief of onsportief? Voor enige dagen heeft U in de pers kunnen lezen dat „Middel burg" heeft gespeeld tegen en ge wonnen van „Excelsior" Den Bosch. Bij de uitslag leest U aan bord 9 en 10 niet opgekomen. Uit slag remise Middelburg bood deze remise uit „sportiviteit" aan! Waf zegt het spelreglement Bij niet „opkomen" is de partij ver loren! Afgezien van het feit of de Wed. Com. Ned. Dambond deze aangenomen uitslag zal goedkeu ren, geef ik als mijn mening te kennen dat het een overtreding is van de bepalingen en die rang schikt men niet onder „sportivi teit". Want waar dienen anders bepalingen voor bij het spel en de wedstrijd We vestigen er nog even de aan dacht op, dat deze rubriek voortaan om de 14 dagen ver schijnt. S. Oplossing vorige puzzle Horiz.: 1 veldbed, 7 methode, 13 paardentram, 15 op, 17 dra, 18 sim, 19 ge, 20 Nimes, 22 wal, 24 peter, 26 daar, 27 Wamel, 29 ring, 30 enk, 31 jenever, 33 lei, 34 r.o., 35 bad, 36 ras, 38 Ee, 39 koepel, 40 jakkes, 41 p.r., 42 kar, 44 rei, 45 k.m., 47 lus, 49 notabel, 52 pui, 53 akte, 55 melis, 56 gent, 57 tjalk, 59 los, 60 bende, 61 Ee, 62 zon, 64 een, 65 el, 66 pareloester, 70 uitstel, 71 statica. Vert.: 1 vlonder, 2 l.p., 3 dader, 4 bars, 5 era, 6 d.d., 7 m.n., 8 ets, 9 trip, 10 hamer, 11 om, 12 energie, 14 examen, 16 piano krukje, 19 geneeskunde, 21 mak, 22 wan, 23 lev, 25 til, 27 weder om, 28 lerares, 31 Japan, 32 rakel, 35 bek, 37 ski, 41 plateau, 43 Salomo, 46 mitella, 48 sta, 50 tel, 51 bis, 52 pen, 54 Elzas, 56 genet, 58 kort, 60 beta, 63 nee, 64 Est, 66 p.t., 67 1.1., 68 es, 69 r.i. Op deze puzzle ontvingen we een stroom van goede oplossin gen. De prijzen vielen ten deel aan: Mej. S. Sturm, Middelburg en J. H. Jonker, Goes. Ter afwisseling geven wjj nu geen kruiswoordraadsel, doch hieronder volgt een opgave voor potlood en schaar. De Erfenis. Een vader liet aan zijn twee zoons Albertus en Hendrikus een kapitaal van f 10.000.na. Daar echter een van de zoons invalide was, zou het kapitaal niet in gelijke helften verdeeld worden. In het testament was dan ook bepaald, dat het geld zodanig tussen de twee zoons verdeeld moest worden, dat het verschil tussen het vierde deel van de erfenis welke Albertus ontving en het derde gedeelte van Hen drikus' legaat f 1100.zou be dragen. Hoeveel erfden Albertus en Hendrikus ieder? De „H" van Hersengymnastiek. De afbeelding welke u hier ziet, moet een kartonnen schild voorstellen met een daarin in gesneden letter H. Wilt U nu eens trachten dit schild in acht gelijke stukken te snijden. De reeds aangebrachte insnijdingen zullen u nu goed van pas komen. Ten overvloede maken wij u er op attent, dat met gelijke stukken bedoeld wordt gelijk van vorm en gelijk van opper vlakte. B. Oplossingen inzenden aan re dactie „Zeeuwsch Dagblad", Goes met vermelding „Puzzle". N. M. te M. vraagt: Hoe denkt gij over het kaarten, b.v. joke ren, als het zonder geld gebeurt, dus enkel om het spel. Bestaat er dan verschil of men kwartet spel speelt of speelt met het gewone kaartspel? Antwoord: Volgens de alge mene christelijke ethiek, reeds door onze voorvaderen in prak tijk gebracht, wordt het kans spel veroordeeld. Het criterium ligt dus niet of er met geld ge speeld wordt, maar of het een z.g. „gelukspel" is, waarbij be rekening, vaardigheid, nadenken enz. zo goed als geen invloed hebben op de uitslag. Kwartet spel is dus iets anders dan het gewone kaartspel. Bij het kwar tetspel beslissen scherpe op merkingsgaven, een sterk ge heugen en een op zijn „qui vive" zijn; bij kaartspel beslist de loutere „kans". Ik geloof, dat wij goed doen ons aan deze ethiek te houden. Mej. P. A. v. D. te Z. vraagt hoe wij oordelen over de z.g. „christelijke bioscoop". Mogen wij onze kinderen daar heen zenden Antwoord: In het maken en vertonen van een film op zich zelf ligt geen zonde, evenmin als in het maken van een foto grafie. Een film over de zending, een natuurfilm, enz. kan heel nuttig en leerzaam zijn. Maar een „christelijke bioscoop" kun nen wij niet goedkeuren. Het argument: maar onze jongelui mogen toch wel eens wat heb ben, geldt hier niet. We moeten onze jongelui vroeg leren, dat zij uit een andere levensstijl te leven hebben dan de wereld en het kan paedagogisch goed zijn hen er vroeg aan te wennen, dat zij om 's Heren wil zich of fers moeten kunnen getroosten. Toen Dma, de dochter van Jacob heen ging om de „dochteren des lands te bezien", verongelukte ze.- Bovendien, wanneer onze jeugd doet wat zij op het eigen christelijke erf doen moet, heeft zij het druk genoeg en behoeft zij heus niet met lege handen te zitten. In de tweede plaats, geloven wij niet, dat een „chris telijke bioscoop" mogelijk is. Tenminste wanneer we nog waarde hechten aan dat woord christelijk zoals de Catechis mus ons dat uitlegt in Zon dag 12. En een andere opvat ting weigeren wij te aanvaarden. De ervaring leert, dat „de chris telijke" film in de praktijk be tekent: een wereldse film, waar uit het „kwaad" weggeknipt is. Alsof men dan een „christelijke" film krijgt! Het wijst op een ontstellende geestelijke armoe, zo achter de wereld aan te wil len sloffen. In het algemeen zullen wa moeten leren ons te onthouden van negatieve vragen als „mag dit?" of „mag dat?" Het ware christendom leeft uit een po sitieve stijl en laat zich dus niet beheersen door wat „mag" maar door wat „moet". En daar hebben we onze han den vol aan, óók onze gedoopte jeugd. Kennis bezitten geeft twee voor delen: met oordeelt minder en men oordeelt beter. Adelaars vliegen alleen, maar eenden vliegen in troepen. Wie over de liefde verstandig wil redeneren verliest zijn ver stand. Die het minst weet, redeneert het meest. De jeugd warmt zich aan de zon der hoop, de ouderdom aan de kachel der herinnering. ii. Vader had even ondeugend een beetje gewacht. Hij zag wel, dat die grote Plet stond te trappelen van ongeduld, maar Piet durfde vader toch niet in de rede vallen, want daar hield vader niet van. „Dan kan ik ook nog vertellen, dat het by oom en tante, en de m 'jes ook heel goed gaat". u, o, wat kan die vader toch p' en! .aar daar zou ik haast nog vt -ten te vertellen, dat Groot moe het goed vindt, dat we alle maal komen. Wel hoe kon lk dat toch haast vergeten". Naar nu begrepen de kinderen v dat vader weer grapjes kle, en ze lachten allemaal, ze wilden Vader pakken, die h. zo nieuwsgierig had gelaten. grote sterke Vader was ze e er te vlug af. Het werd een stoeipartij van belang, tot vader zich door kleine Hans had laten vangen. Wat had Plet het druk die mid dag op school. .Hij had zoveel te vertellen over z'n grote reis, en over 't fijne dorp, waar ze heen gingen. „Nou hoor, fijn", was 't besluit, „wat heb je in je vacantle ook eigenlyk in zo'n nare stad. Hier kun je nu letterlijk niets doen", en Plet vergat z'n talloze spelle tjes, hier zo prettig gespeeld, waar ze niet mee konden ophou den, totdat Piet met gloeiende wangen en schitterende ogen riep „Toe jongens, 'k moet weg hoor, 't ls mijn tijd". Ze hadden 't er eigenlijk alle maal druk over. Zelfs Hans had veel te vragen en zelfs ook veel te zeggen, al was hjj er nog nooit geweest. Die kleine Hans toch. Hij liep met veel zekerheid tegen Dlck te vertellen: „Ikke weet Grootmoe's huis. Daar is zo'n grote (eigen lijk zei Hans nog gote) tuin". Maar Dick, die toen niet ln z'n beste bul was, zei: „Hoe weet jy dat nou, jy bent er nog nooit ge weest", wat die kleine Hans boos maakte. Daar ging het op een rekenen, hoe lang het nog precies duurde eer de vacantle aanbrak. Het scheen Piet, Dick en Hans een geweldig lange tyd. Moeder had het druk met het viertal, dat toch zoveel te vragen en ook te vertellen had. Plet oordeelde, dat beslist zijn vlieger mee moest, zyn knikkers zou hij zelf wel voor zorgen, en o, er was toch zoveel, dat ze mee wilden hebben. Piet wilde reeds drie weken van te voren hebben, dat Moe het al vast maar ging klaar leggen. Dick en Jo hadden ook nog al wat wensen, alleen Hans stelde zich enkel met 't uitgaan tevre den, mits z'n ene lieveling Bruin maar mee mocht, de mollige beer met z'n ruige bruine vacht, die elke nacht aan het voeteneind van broers bed moest zitten, an ders kon deze onmogelijk de slaap vatten. Moeder lachte maar eens wat met haar opgewonden troepje. Ze beloofde: „Ik zal meenemen wat ik kan hoor, en als 't niet kan, laat lk maar wielen onder ons huis maken, dan hebben we alles by ons". Daar had Dlck pret om hoor! Verbeeld je, wielen onder 't huis! Toch was door al die drukte de wachttijd nog gauw voorbij. Eindelijk: „nog een nachtje sla pen", zei Hans, „dan gaan we uit". „Gelukkig", dacht moeder ook, want de kinderen kwamen hoe langer hoe meer ln een uitgaans- stemming. Vanmiddag waren ze opgewon den thuisgekomen. „Hoera", had Piet geschreeuwd, vacantle en rapport. Nou kun je wel begrijpen, als een jongen zó thuis komt, dat het met z'n rapport niet slecht staat. Ja, Plet had een fyn rapport. Plet kon goed leren en dan ook wie zou by die leuke meester niet z'n best doen waarbij ook nog komt, dat, al was meester nog zo leuk, hi) toch ook lang niet mals kon wezen als je je werk ver slonsde. Nou, een enkele keer wist Plet er van mee te praten. Weet je wat ook nog scheelde ln Plet's leren? Hij was graag haantje de voorste ln 't spel, maar ook in 't werk. Plet wilde graag nummer één zijn. „Jo en Dlck hebben 't ook best gemaakt hoor", zei Moe. „Jullie hebt wel eens vacantle verdiend, hé Dlck?" Dlck knikte geweldig van ja. Daar was tie 't mee eens. En nou morgen uit. In dolle uitgelatenheid pakte Plet Jo, Dlck en Hans en danste om Moe heen. „Jongens, jongens toch", zei Moe, maar boos was Moe niet. Ze wist best, als je een mooi rap port hebt, en drie weken fijn uit gaan ln 't zicht, dat je dan maar niet zo heel kalmpjes blijft. Maar toch zei Moe ook: „Gelukkig nog één nachtje sla pen en dan gaan we uit". Ze dacht als ze eenmaal uit zijn, zullen ze wel wat bedaren. De volgende morgen behoefde Moe geen tweemaal te roepen, ze waren al klaar wakker eer Moe in de kamer kwam; alleen Hans bleef nog rustig doorslapen, „Laat hem nog maar een ogen blikje slapen, hoor", zei Moe, „doe maar wat rustig aan, jullie kunt me wel wat helpen en voor Hans zal 't nog een hele reis zijn". Eindelijk allen klaar voor de reis. Vader gaat mee naar de trein, maar nog niet mee naar Grootmoe, volgende week komt Vader pas. Hans heeft heel de morgen Bruin geen ogenblik in de steek gelaten, hij was bang dat hy hem vergeten zou. Bruin kon niet in de koffer en nu mocht hij hem zelf dragen. „Fyn hé" zei Dlck, „uitgaan". „Jammer, dat Va zo alleen blyft een hele week Moe". „Ja kindje, maar Vader gaat overdag naar tante Suus en vol gende week komt Vader een hele week by ons". „Dat ls 't fijnste hoor". (Wordt vervolgd.) behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD' van 18 MAART 1949 eeumcH u/eeKew tUat yij, do-etdo-e het haaiiiq,!" VOOR DE ZONDAG Wanneer wij, zoals de Bijbel het eist, verwerpen 't geloof aan 'n tweegodenleer (zoals de Per zen en eigenlijk ook de moderne humanisten doen) dan is daar mede het geweldige probleem van de macht van het kwade nog met opgelost. Wij weten, dat God heilig is en geen auteur van het kwaad kan zijn, het zou reeds godslaster lijk zijn zo iets ook maar te ver onderstellen. Velen hebben nu de goedkope oplossing aanvaard, dat het kwaad geschiedt onder Gods „toelating". God, de Here zou dan niet de verwekker van het kwade zijn, maar het kwaad, dat zijn oorsprong in de zonde val heeft, zou nu plaats hebben onder Gods toelating. Toch komt ook deze stelling met Gods Woord in strijd. God is niet passief inzake het kwade, hij laat het niet slechts lijdelijk toe, maar Hij gebruikt het kwade, nu het er eenmaal is, om Zijn heilig, Goddelijk doel met Zijn schepping te bewerk stelligen. Daarvan geeft de Heilige Schrift vele voorbeelden. En wij hebben een vorige maal ge zegd, dat is enerzijds een troost voor ieder, die gelooft, maar het is ook tegelijk een verschrik kelijke waarheid voor ieder, die niet gelooft. Want nu dringt en stuwt God alle dingen naar hun eindbestem ming: het goede tot volmaking, dat is de hemel en het kwade tot zijn afschuwelijke volheid en dat is de hel. Wanneer wij spreken over een oordeel der verharding, dan is daarmede gezegd, wat wij hier bedoelen. In 2 Thessal. 2 vers 11 lezen wij: „En daarom zal hun God zenden een kracht der dwa ling, dat zij de leugen zouden geloven". Wij stellen het nog graag zo voor, dat God een beetje mach teloos staat tegenover het kwa de. Door evangelisatie enz. moe ten we daarom zoveel mogelijk mensen het Evangelie brengen. Dat tr niet meer mensen zalig worden, is dan feitelijk onze schuld. Vaak wordt er dan nog bij gezegd: Wanneer de kerk me ar waarlijk was, wat zij wezen moet, ook in haar beleven van haar belijdenis, zouden nog wel vele mensen getrokken worden uit de duisternis tot het licht. Wij geloven daar niets van. Jezus was de Volmaakte in pre diking en in het beleven van Zijn belijdenis beiden, maar aan het eind van Zijn ambtswerk moest Hy zien, dat ieder Hem verliet en zegt Hij tot Zijn wei nige discipelen: „Wilt gijlieden ook niet heen gaan?" Lag dit ontbreken aan „succes" aan de Heiland? Neen immers. Het komt daar vandaan, dat overal waar God werkt, werkt Hij naar twee zijden: tot bekering en tot verharding. God brengt over allen, die niet gehoorzamen een energie der dwaling. In de ge schiedenis, ons verhaald in 1 Kon. 22, de verzen 20 v.v., lezen we precies hetzelfde. God zelf zendt een leugengeest. Dat is iets vreselijks. Want wat God werkt, dat werkt Hij radi caal tot het gezegende of het bittere einde. Dat heeft ook Farao ondervonden, die Israël verdrukte en waarvan de Bijbel zegt: „Toen verstokte God Fa rao's hart, dat hij Israël niet liet trekken". God laat hot kwaad niet maar toe, neen, Hij dirigeert het kwade, Hij gebruikt het. Hij brengt het tot volle ontplooi ing. We zijn weer in de lijdens weken en straks vertoeven we met onze gedachten in de Paas- zaal, en daarbij komt ook weer de indroeve figuur van Judas ter sprake. Ook daar lezen we, dat Christus tot Judas zegt (wetend dat hij Hem verraden zal): „Wat gij doet, doe dat haas tig". Christus weet wat Judas wil gaan doen, maar Hij houdt hem niet terug. Integendeel Hij dringt tot spoed aan. Met de wereldgeschiedenis is het principiëel hetzelfde. Daar om is niet waar, dat wanneer de kerk maar beter haar belij denis beleefde, de wereld ge makkelijker getrokken kon wor den. Juist het tegendeel is waar: wanneer de Kerk beter haar belijdenis beleefde, zou zij zich veel hatelijker en onverdrage- lijker maken in het oog dei- wereld. Dat de Kerk nog zulk een goede plaats heeft in de wereld, komt alleen omdat zij nog lang niet is wat zij wezen lijk moet zijn. Er is tussen Kerk en wereld niet die kloof, welke tussen het goed en het kwaad zyn moet. Er is bij de wereld geen begeerte tot God en het goede, maar een begeerte tot satan en het kwade. Deze antithese heeft God zelf in de wereld gesteld, na de zondeval. Gen. 3 vers 15 is wel de „moederbelofte", maar zij is tevens een oorlogsverklaring aan satan, de overste dezer wereld. Tot hem richt God zich en dit ultimatum beheerst de loop der ganse wereldgeschie denis. Een energie van dwaling, van verblinding, het is God zelf, die deze gebracht heeft over deze wereld, om haar te persen tot het einde: wat gij doet, doe dat haastig! SatntnwuUiHQ, en strijd. Als wij de eerste zestien ver zen van Matth. 26 ais in vo gelvlucht overzien, worden wij getroffen door een aller wonderlijkste SAMENWER KING, die hier aan het licht treedt. Wij zien hier God zelf, door Zijn Zoon alles voorbereiden voor het Kruis. Wij horen Je zus zeggen, dat Hij na twee dagen overgeleverd zal wor den om gekruisigd te worden, en dit geschiedt, naar het woord,, dat Petrus op de Pinksterdag sprak, „naar den bepaalden raad en voorkennis Gods". Maar wij zien ook Satan, door zijn kinderen, alles voor bereiden voor het Kruis, vast besloten, dat het zal worden opgericht'. Verder 'zien wij Maria van Bethanië de kostbare nardus over haar Meester uitgieten „tot een voorbereiding van Zijn begrafenis". Met fijne, vrouwelijke intuïtie voelde zij, dat Zijn dood aanstaande was, en begeerde zij iets te doen om Hem te tonen, dat zij Hem verstond en hoe zij vol liefde met Hem meeleefde. Naast de drang van haar liefhebbend hart, waaraan alle berekening vreemd was, goot zij de ganse inhoud van de albasten fles over Jezus' hoofd en voeten uit! Maar dadelijk daarop zien wij Judas naar de overpries- ters gaan en horen wij hem zeggen: ,Wat wilt gij mij ge ven, en ik. zal u hem overleve ren?" Judas treft ZIJN voor bereiding voor Jezus' begra fenis! Hoe vreemd en wonderlijk is dat alles! God, door Zijn Zoon. wil het Kruis en doet alles daarop uitlopen. Satan wil het Kruis, en treft, door zijn kinderen, zijn maatregelen daarvoor. Maria, die de Heiland zo te der liefheeft zalft Hem tot een voorbereiding van Zijn begrafenis. Judas bereidt door zijn laag verraad, de dood van Jezus voor. God en Satan, Maria en Ju das, allen werken samen, met het Kruis tot einddoel! Hoe vreemd is dat alles.' V Maar even duidelijk als de samenwerking is, is de STRIJD, die al die machten voeren, en het verschillend doel, dat zij najagen. Let op het tegengesteld DOEL, dat God en Satan na jagen. Wat is Gods duel, als Hij het Kruis van Christus wil? Wij kunnen het hee'. kort zeggen: Hij wil, tot iederen prijs, zondaren redden en za-' lig maken. Wat is Satan's doel? Hij wil tot iederen prijs de Zalig maker vernietigen. Let ook op de tegengestelde METHODE. De overpriesters zeiden: „Niet op het feest". Waarom niet? Het was de taal van een po litiek, die zich wist te plooien naar de omstandigheden. Z:j waren bang voor oproer. Maar Jezus zegt: Wél op het feest! Waarom? Omdat het Joodse Paasfeest, de herdenking van de verlos sing van Gods volk uit Egypte, en het slachten van het Paas lam, een voorafschaduwing was van het ware Pascha, als Matth. 26:1—16. geslacht zou worden het Lam, dat de zonde der wereld weg neemt, en daardoor verlossing zou worden bereid voor allen, die zuchten in het diensthuis van zonde en Satan. Let ten slotte op de tegen gestelde HOUDING. Maria, die met kwistige hand de ganse fles met kost bare nardus over haar geliefde Meester uitgiet. En Judas, die met zijn zelf zuchtige zuinigheid critiek oefent op Maria's daad. Ach, wat heeft die brave Judas een medelijden met de armen! De vraag, waar het voor 'ons op aankomt, is NIET, of wij staan aan de z\jde van al diegenen, die begeerden de Zaligmaker te doden, óf aan de zijde van God, die besloten had, zondaren zalig te maken. Die vraag is reeds lang beant woord! Door onze zonde heb ben wij met de overpriesters en Judas ingestemd, en mede gewerkt tot Jezus' dood. Voor ons is slechts de vraag deze, hoe wij, zondaars, slaan tegenover het Kruis van Christus. Zullen wij er op vertrouwen en met Petrus spreken van „het dierbaar bloed van Christus"? Of zullen wij in ongeloof het Kruis ver smaden en verachten? Van het antwoord op deze vraag zal het voor ons, die bkt Evangelie hebben gehoord en gekend, afhangen, welke on ze verhouding tot God en Zijn Christus zal zijn, in dit leven èn in de toekomende eeuw, afhangen ons eeuwig wel of wee. M. VAN VOORTS VADER. iikiuü We hebben een slechte weke achter de rug. Onze zeun Leen en zijn vrouwe, Dina met derlui zeuntje hebben we naar de boot gebracht. As 'k naer me gemoed te werk ga, dan ken ik er maar het beste over z wij ge, want al wat ik er van zeit raakt toch de kern van de zaak niet. Nou, tenslotte was ik eigen lijk maar blij, asdat de dag was angebroke, want op leste zit je daar toch eigenlijk maar op te wachte. Je bent uitgepraat teu- ge mekare en je zeit honderd keer dezelfde dingers. Zo is een mens nou eenmaal. Ik hebbe met Bram, m'n zeun van 22 jaar en een broer van Dora ze naar de boot gebracht. Moeder wou maar liever thuis blijve, waar ik goed ken in- komme. 't Mens had zoveul te verwerke en of je nou afscheid neemt bij je thuis of an de boot, dat maakt zoveul niet uit. Leen vond het ook maar 't beste zo. Een vrouw helt anders weinig verstand van zo'n vreemd land. Ze docht nou maar, asdat het er nog zo gevaarlijk was, van wilde heeste en zo, en ook nog van de Indiane. Je heit moeite om d'r an d'r verstand te bren- ge, dat het wat'dat betreft, net is as hier. Maar afijn, Leen ken z'n woordje wel doen en hij heit z'n moeder geduldig uitgeleid hoe het daar nou was en toen was ze een beetje gerust gesteld. Maar toch schudde ze iedere keer d'r hoofd en mompelde maar: „Ik begrijpe niet wat je anhaalt, zover weg te gaan Nou dat ben ik met d'r eens, maar daar motte we nou over heen. An de boot moste we achter het glas blijve, terwijl ze de loopplank opginge en toen konde we nog achter het glas vandaan een tijdje naar mekaar zwaaien. Ik vind 'teen beetje gekke ver toning. Al die mense met die zwaaihandjes, en dat geschreeuw door het glas, waar toch geen mens wat van begrijpe ken. Ik heb maar gezwege en op m'n jonge gelet, net zolang as ik kon. Z'n vrouwe stond naast hem en al gebaarde ik, dat ze maar naar binne moste gaan van wege de kou, ze bleve netjes an dek, met d'r krage op en de kleine jonge op z'n arm, die telkens naar z'n grootvader zwaaie most. Afijn, tenslotte kwam d'r een eind an en ging de boot van wal. Het duurde een hele tijd eer ie goed en wel los was van de wal, maar toen werd m'n jonge al kleinder en kleinder. Ik docht maar: blij dat moeder d'r niet by is, want ik wil zulke dinge niet graag voor een tweede keer meemaken. Op 't leste zie je al- lenig nog maar een zwaaiende zakdoek en dan mot je maar raaje of ie van je zeune is of van een ander. En dan zie je niks meer. Ik most m'n neuze snuite van verkoudheid, en de trane liepe me langs m'n wange zo koud as 't was. Nou en toen benne we maar opgestapt. Leen Was weg met z'n Dina en d'r kind en wat mot je dan? In de verte zie je een boot en die neemt je vlees en bloed mee, dat is wat er tenslotte van over blijft. Toen benne we weer op huis an gegaan. We hebbe in de wachtkamer van de trein nog een broodje gegeten en gezeit asdat het koud was en toen de trein kwam ben ik stilletjes in een hoekje gekrope.... Nee, 'tvalt toch niet mee, ik ben blij, asdat moeder maar thuis ge- bleve is. Hij was zo'n arige jonge. We hebbe nooit veul last met 'm gehad. Hij had veul liefde voor z'n ouwers en voor z'n moeder was 'm nooit wat te veul, al zeg ik het zelf. In de trein beleefde ik nog een arig voorvalletje. Een heertje van denkelijk vijf en zestig jaar ging op lest tegenover me zitte en wou met alle geweld prate. Nou toen ben ik voor de aflei ding maar een gesprek met 'm begonne en heb ik 'm verteld, asdat ik tien kinders had. Hij sloeg z'n handen in mekare en vroeg of m'n vrouwe goed ge zond was. Ik zegge teuge z'n: „Gezond? mijnheer, as ik niet oppasse springt ze me nog over de kop heen!" „Heb je plezier van je kin ders?" vroeg ie toen. Ik zegge: „Van allegare, ik zou niet kun nen zegge van wie ik het meeste plezier hebbe". Toen schudde hij z'n hoofd en zeit: „Toen m'n vrouw en ik jong ware hebben we het verkeerd angeleid. Toen wouwe we eerst nog geen kin ders hebbe. We wouwe een beetje plezier van 'tleve hebbe. Later hebben we twee kinder» gehad en toen vonden we het welletjes. Een jonge en een meis je. M'n jonge is Verleden jaar in Indië gesneuveld en m'n dochter is nou getrouwd. Die zien we weinig meer. En nou voele we ons zo allenig. Ik den- ke nou wel is, we hadde beter net kenne doen as jullie. Maar nou is 'tlaat...." Ik zegge teuge z'n: „Mijnheer, berouw komt altijd na de zonde, maar as je 'tnou maar as zonde mag zien, dan krijg je d'r wel geen kinders deur, maar krijg je misschien nog vrede voor je harte". Maar daar gaf ie geen ant woord op. En nou tot volgende weke. Zo gauw as ik wat uit Pella hoor, zal 'k het doorgeve. Ge groet van Je FLIP BRAMSS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 7