De dissonant.
m
M
m
m
m
m
m
m
m
Om
j-cunititblud
fywH sla-Ui-cU-wefy
itemMÈ
BLOEMEN IN HUIS.
Kruiswoordraadsel.
I3I 1 1 1
fl>7l
n
BI! is
fl
B
fl
1 Ifl!27
fl
fl
fl
H
fl
B
Ifl
1
B
1
1
B
1 I67
Een dappere jongen
Vrijdag 4 Maart 1949
•T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Persoonlijk kampioenschap van
Zeeland.
J. L. Strooband JrM. F. de Jonge
1. 33—28 18—22; 2. 38—33 12—
18; 3. 42—38 7—12; 4. 32—27 19—
23; 5. 28X19 14x23; 6. 34—29 23
X34; 7. 40X29 1—7 8. 37—32 10
—14; 9. 44- 40 14—19; 10. 31—26
22x31; 11. 26X37 19—24; 12. 50—
44 26—21; 13. 40—34 17—22; 14.
47—42 21—26; 15. 32—28 5—10;
16. 28X17 11X22; 17. 37—31 26x
37; .18. 41X32 20—25; 19. 29x20
25x14; 20. 46—41 14—19 21. 41
—37 10—14; 22. 35—30 18—23; 23.
30—25 13—18 24. 37—31 9—13;
25. 32—27; 4-9; 26. 34—30 14—20
27. 25x14 19X10; 28. 30—25 10—
14; 29. 31—26 22x31; 30. 26x37
7—11; 31. 37—32 12—17 32. 44—
40 14—19; 33. 49—44 8—12; 34.
33—29 23X34; 35. 40x29 2—8; 36.
29—24 19x30; 37. 25x34 9—14;
38. 45—40 18—23 39. 39—33 13—
19; 40. 40—35 8—13 41. 43—39 12
—18; 42. 36—31 17—22 43. 32—
27 11—17; 44. 31—26 22x31; 45.
26 x 37 17—22 46. 35—30 6—11;
47. 30—24 19X30; 48. 34 x 25 11—
16; 49. 48—43 14—19.
lm
50. 37—32 22—28; 51. 33x22 18
X27; 52. 32 x 21 16 x 27; 53. 39—33
3—8; 54. 42 37 8 12 55. 37—32
12—18; 56. 32x21 23—28; 57. 33
X22 18x16; 58. 38—32 16—21;
59. 44-39 13—18; 60. 39—33 18—
22; 61. 32- 28 22—27; 62. 33—29
27 31; 63.23 23 31—37; 64. 23 X
14 37 41; Remise.
Ik wil een algemene beschou
wing geven over deze partij zijnde
een afstandspartij waarin het
tempo als strijdmiddel wordt ge
bruikt.
Het is zaak in zulk een partij
er voor te zorgen in tempo niet
achter te komen, daar dit in het
eindspel tot verlies kan leiden. De
spelers van deze partij kennen el-
kaars spel bij uitstek. Het is een
kenmerk van de witspéler dat hij
„zekerheid voor alles" neemt en
zeldzaam speculatief speelt. Uiter
aard een lastig te overwinnen spe
ler, die daardoor ook voor zichzelf
de remise-mogelijkheden vergroot.
De zwart-speler merkt op, dat
hij van uit de diagramstand beter
1520 had kunnen spelen om dat
dan het stuk op 15 in het spel
komt. Inderdaad juist; ook 2227
verdient overweging.
Oplossing probleem No. 14 A.
Auteur: W. Heijdra, Aagtekerke
Zw. 1. 2. 8. 9. 10. 16. 18. 25.
29. 42.
Wit 17. 19. 21. 26. 27. 28. 30.
31. 39. 49.
1. 39—34 (29x40); 2. 17—11
(16X7); 3. 21—17 (25x34); 4. 49
—44 (40x49); 5. 28—23 (49x12);
6. 26—21 (12x37); 7. 23x5 (37X
14 of 10); 8. 5X25 wint.
Oplossing probleem No. 14 B.
Auteur: W. Heijdra, Aagtekerke
Zw. 6. 8. 9. 10. 14. 18. 22. 23.
OO OQ QO
Wit' 11.' 25. 26. 31. 34. 35. 37.'
39. 40. 41. 44.
1. 35—30 (6x17); 2. 25—20
(14x25); 3. 26—21 (17x26); 4.
39—33 28 x50); 5. 37x19 (26X
46); 6. 34x5 (25x45); 7. 19—14
(46x10); 8. 5x6 wint.
Volgende week zullen we de op
lossingen publiceren van 15 A. en
B. Voornamelijk van 15 A. zal het
velen interesseren hoe deze tot
winst wordt gébracht.
Ook 15 B. blijkt nogal pittig te
zijn daar zelfs A. oplossers er veel
moeite mee hebben.
Ter oplossing.
Auteur: N. Corstanje, Goes.
Zw. 7. 8. 9. 10. 12. 17. 19. 20.
24. -31.
Wit 27. 29. 32. 33. 36. 39. 40.
41. 42.
Wit speelt en wint.
Oplossingen worden gaarne in
gewacht.
Vragenhoekje.
Nu onze oploswedstrijd geëin
digd is, stel ik mij voor een „vra
genhoekje" te openen.
Wat de bedoeling is? U vraagt
wat u graag wilt weten over dam
men en zijn organisatie, over
kwestie's moeilijkheden enz.
Ik zal u dan zo goed mogelijk met
inlichtingen dienen.
Alle vragen zijn welkom'.
Tot de volgende week. S.
Voorjaarsbloemen.
Maart is gewoonlijk een nogal
roerige maand. En om in die roe
rige drukte van weer en wind mee
te doen, gaan ook de bolbloemen
weer verschijnen. Juist na de win
ter gaan deze bloemen onze hui
zen feestelijk maken. We zijn ech
ter niet klaar met een bosje nar
cissen te kopen, het touwtje er af
te doen en de bloemen zo in een
vaas te laten zakken. Om er wer
kelijk plezier van te hebben moet
u daar wat anders mee omgaan.
Ook als u maar tien narcissen
hebt, zo'n gewoon bosje, is het
heus wel mogelijk, om daar een
fijn en vrolijk geheel van te ma
ken. Zoek daarvoor eerst een pas
send vaasje op. Dat mag ongeveer
20 cm hoog zijn en liefst niet al
te wijd. Ga dan de bloemen er
zorgvuldig in schikken, net zolang
tot ze er werkelijk mooi in staan.
Heel aardig is het, om wat wilgen
of elzenkatjes er door te schikken,
die in de huiskamer prachtig ont
wikkelen. Om wat meer kleur
effect te krijgen, kunt u er ook
een paar tulpen of afgesneden
hyacinthen doorheen schikken, zo
dat het een bont en vrolijk geheel
wordt. De vaas kan dan het best
bekervormig zijn. Een aardig con
trast tegen het lichte groen der
bolbloemen vormen een paar tak
ken berberis. Laat 't geheel voor
al niet stijf en regelmatig worden.
Een paar korte bloemen tussen in
en er mag ook heus wel eens een
lange tak katjes boven uitsteken.
Het geheel "hoeft er niet uit te
zien als een geschoren poedel.
Laat ze maar gerust, zoals het in
deze onstuimige maand past, zwie
rig en gedurfd in de vaas staan.
En als u nu een erg lelijke vaas
hebt, laat die dan even vallen
U zult er niet steeds door ge-
1
2 3 4 5
°lfl
7 8
9
10
11
12
14
15 116
19
201
21
22
23
24
25
261
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
1
40
41
fl 42
43
44
45
46
47
48 H
49
50
51
fl!52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
■|62
63
64
65
66
68
69
■1
70
71
Hor.: 1 slaapplaats 7 manier;
13 oud vervoermiddel; 15 voorzet
sel; 17 spoedig; 18 visgerei; 19
pers. vnw.; 20 pl. in Frankrijk; 22
oever; 24 doopvader; 26 bijwoord;
27 pl. in Gelderland; 29 vinger
sieraad; 30 bouwland; 31 drank;
33 gesteente; 34 ambtshalve (afk.)
35 verfrissing; 36 soort; 38 water
in Friesland; 39 rond dak; 40 uit
roep; 41 om te bedanken (afk.);
42 voertuig; 44 dans; 45 maat
(afk.); 47 Arens; 49 aanzienlijk;
52 ondergevel; 54 deel van een to
neelstuk; 55 broodsuiker; 56 vo
gel; 57 vaartuig; 59 roofdier; 60
troep; 61 zie 38 hor.; 62 hemel
lichaam; 64 telwoord; 65 maat;
66 schelpdier; 70 verdaging; 71
leer van het evenwicht.
Vert.: 1 slootplank; 2 loco-pre
sident (afk.); 3 uitvoerder; 4 on
vriendelijk; 5 jaartelling; 6 de
dato (afk.); 7 met name (afk.);
8 gravure; 9 uitstapje; 10 gereed
schap; 11 voorzetsel; 12 geest
kracht; 14 onderzoek; 16 zitbank
je; 19 bepaalde wetenschap; 21
gedwee; 22 korenzeef; 23 vr.
munt; 25 vogelverblijf; 27 bij
woord; 28 vr. beroep; 31 deel van
Azië; 32 pook; 35 snavel; 37 lange
lat; 41 hoogte; 43 beroemd wijs
geer; 46 driehoekig verband; 48
bevel; 50 ogenblik; 51 nogmaals;
ergerd worden. Een paar mooie
vazen is een steeds terugkerende
vreugde, maar dat ene lelijke ding
Scherven brengen geluk.
Sanders e.
52 schrijfgerei; 54 deel van Frank
rijk; 56 rijdier; 58 beknopt; 60
letter van het Gr. alphabet; 63
ontkenning; 64 Europeaan; 66 ten
tijde (afk.); 67 laatstleden (afk.);
68 noot; 69 't Rom. Rijk (afk.).
Oplossing vorige puzzle.
Hor.: 2 koffiemolen; 12 em; 14
biet; 15 soes; 16 ar; 17 las; 19 1.1.;
21 m.n.; 22 val; 23 actie; 25 aak;
27 stere; 29 Thor; 30 plaat; 32
sela; 33 eik; 34 reepnet; 36 man;
37 n.n.; 38 vet; 39 git; 41 N.S.;
42 elegie; 43 beraad; 44 d.g.; 45
Let; 47 lak; 48 er; 50 eer; 52 li
totes; 55 k.r.o.; 56 kwab; 58 eigen;
59 have; 60 kemel; 62 lel; 63 pij
ler; 64 iep; 65 al; 67 si; 68 mep;
69 nr.; 70 asem; 72 Olst; 74 N.I.;
75 rattestaart.
Vert.; 1 gelaten; 3 Ob; 4 file;
5 fel; 6 it; 7 m.s.; 8 oom; 9 lens; 10
es; 11 Orleans; 13 machinegeweer;
16 Aarlanderveen; 18 stok; 20
raaps; 22 veem; 24 ir. 2;5 ale; 26
kan; 28 t.s.; 30 petitie; 31 Tegelen;
34 regel; 35 tiras; 38 vel; 40 tak; 44
dekking; 46 kogel; 49 roerpin; 51
ramp; 53 til; 54 tel; 55 kalm; 57
be; 59 hij; 61 last; 63 Pisa; 66 Let;
67 sla; 70 Aa; 71 me; 72 O.T.
73 Ar.
Alle puzzelaars (sters) op één
na zijn gestruikeld over horizon
taal 25. Dit moet niet zijn ark
doch aak. Slechts één goede op
lossing hebben we deze maal, n.l.
J. Stoel, Bruinisse. Deze puzzelaar,
die ook vorige maal een prijs ont
ving, verdient een felicitatie!
door M. VAN DE BOSCH.
(Slot)
In de stille kamer ligt Dik op
de divan.
Meester en zijn vrouw zitten bij
hem, wachtend op de dokter.
Eindelijk daar slaat Dik zijn
oogen op.
„Dik", zegt meester. „Dik, zie
je me?"
„Ja", prevelt Dik.
Meteen gaan zijn oogen verder
open. Vragend gaat zu'n blik van
meester naar mevrouw. Dan fluis
tert hij:
„De vlag, is de vlag gered?"
„Ja, jongen. Ja. K(ik, hier is ze."
Mevrouw houdt het uiteinde
omhoog voor Dikhet rood,
het wit. het blauw.
Een blijde glimlach komt over
zijn gelaat.
„Gelukkig."
Hü slaakt een diepe zucht en
sluit zijn oogen.
Voor het laatst.
Het is een jaar later.
Nederland viert zijn bevi "gs-
feest.
Het is in Holland precies als
op Dik zijn tekening.
Overal uit de huizen, van ker
ken, van scholen wappert de Ne
derlandse driekleur, met naast het
rood de Oranjewimpel.
Toen Dik de vlag hees, was Ne
derland nog niet bevrijd.
De Duitsers werden wel terug
gedreven door Frankrijk en Bel
gië, maar in Nederland hielden zij
stand.
Er moest nog veel gestreden en
geleden worden in Nederland.
Steden en dorpen werden ver
woest. Uitgestrekte landerijen on
der water gezet. Menschen uit hun
hu.zen gejaagd en voortgedreven
al maar verder en verder. Steeds
meer bloed vloeide er. Het bloed
van hen die streden voor de vrij
heid van ons vaderland. En het
bloed van de weerlozen, die zich
niet konden beschermen tegen de
bommen en granaten.
En dan was er nog de honger.
Die vreeselijke honger. Waardoor
de moeders aan hun kinderen geen
eten konden geven. Waardoor ve
len stierven doordat er geen brood
meer was. Geen enkel kruimeltje
brood om die erge honger te stil
len.
Maar in de Hemel woont God.
En in Nederland bidden en sme
ken de mensen hem om uitkomst.
O Heere, redt Gij ons toch. Geef
toch uitkomst uit deze grote nood.
Geeft God geen uitkomst?
Wil Hij het bidden niet horen?
Moeten ons land en volk dan
ondergaan
Nee. In de allergrootste nood,
als geen redding meer mogelijk
schijnt, dan geeft God de uit
komst.
Vliegtuigen strooien het brood,
het voedsel uit over ons lage land
je aan de zee.
En de vijand capituleert.
Hitler, die zich de onoverwin
nelijke noemde, moest de strijd op
geven. Het vechten werd gestaakt
en Nederland, heel Nederland
werd nu bevrijd uit de handen van
de vijand.
De dag die komt.
Heel Nederland is in vlaggen-
tooi. Alles wemelt van het rood,
wit, blauw en oranje. Muziek
schalt .vrolijk op. Feestliederen
weerklinken.
En temidden van dit blijde volk
is daar de Koningin, zijn daar de
Prins en Prinses en de kleine
Prinsesjes.
Zij allen zijn teruggekeerd na
jaren van ballingschap. Vieren
mee het feest van Neerlands be
vrijding, nu vier maanden geleden.
Daar komt een lange, lange
stoet schoolkinderen.
Meisjes in vrolijke lichte feest-
jurkjes. met brede Oranje sjerpen;
er om. groen en bloemen. i
Joneens. met vaandels en vlagJ
gen. Een kleurige fleurige feest
stoet. Ze lopen op de maat van
de muziek.
Ze zingen: „Oranje boven" en
„O schitt'rende kleuren van Ne
derlands vlag", „Wij leven vrij, wij
leven blij".
Zo komen ze bij de school, lopen
langs het brede hek en langs het
smalle hek. En dan blijven ze
staan.
Het pakhuis staat nu leeg. De
school is de school weeren
meester woont weer in zijn eigen
huis.
In de schooltuin staan de vader
en moeder van Dik, beiden voor
goed gered uit de handen van de
vijand.
Aggie is bij hen en meester en
mevrouwZe missen Dik erg,
o ze missen hun jongen zo.
Maar het is niet enkel verdriet
om hem. Ook blijdschap.
Blijdschap, omdat hun jongen
een dappere trouwe Hollandse
jongen was. Blijdschap omdat ze
weten, dat hij in de Hemel is.
De muziek speelt niet meer, de
kinderen zingen.
Een zacht windje ruist door de
bladeren van de bomen, beweegt,
hoog daar boven de vlag, die haar
banen nu fier mag ontplooien.
In de schooltuin, daar, waar Dik
viel is een klein perk aangebracht
en in dat perk een grijze steen,
waarop mt zwarte letters staat:
„Hier viel Dik. Hij heeft de vlag
gehesen en redde haar."
De jongens uit Dik zijn klas
hebben dit alles zelf bedacht. Ze
konden Dik niet Vergeten.
Vanmorgen vroeg hebben ze de
steen er zelf heen gebracht. Witte
kiezels er keurig omheen gerang
schikt.
En nu, terwijl het stil is op het
plein en in de tuin, heel stil, ko
men twee van hen naar voren.
Ze dragen een grote groene
krans tussen zich in, volgestoken
met Oranjebloemen, en rood, wit
en blauwe linten er omheen ge
slingerd.
Ze gaan de tuin in en leggen de
krans neer bij het perk.
En op dat ogenblik zet de mu
ziek het Wilhelmus in.
Het Wilhelmusgespeeld
voor Dik.
Stil staan de jongens er bij
Onbeweeglijk.
Ze durven niet op te kijken. Dit
is zo mooi, zo mooienoh,
het doet ook pijn. Ergens van bin
nen. Om Dik, die er niet meer is.
Alle kinderen zingen mee.
Het Wilhelmus dat ze al zo vaak
gezongen hebben. Er. dat vandaag
toch weer zo heel anders klinkt.
Als het uit is gaan de kinderen
weer verder, één lange kleurige
stoet.
In de verte klinkt muziek. Ze
gaan weer i.aar het feest, maar
hun vroeger vriendje hebben ze
niet vergeten.
Dik's vader en moeder kijken
hen na, al die vrolijke kinderen,
waar hun Dik ook eens bij hoorde.
Langzaam verdwijnen ze uit het
oog en ver weg klinkt nog hun ge
zang:
Wij willen Holland houen,
Ons Holland fier maar klein!
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD'
van 4 MAART 1949
eeuu/scH
u/eexem
VOOR DE ZONDAG
In de achtste eeuw vóór Chris
tus' geboorte staat Israël op een
„cultureel" zeer hoog plan. En
economisch is er welvaart, als
schier nooit te voren. Het gaat
de Kerk des Heren zeer „naar
den vlese", zoals dat heet.
De „cultuurdragers" van die
tijd wonen in ebbenhouten pa
leizen, zij hebben hun zomer7
huizen en winterverblijven. Deze
woningen zijn bekleed met de
duurste tapijten en kostbaarste
elpenbenen wandversieringen.
Die mensen van de moderne
cultuur weten te léven. De dames
hebben verstand van toilet ma
ken. Dure parfums komen van
ver over de grenzen en hun
„new look" is inderdaad volgens
de allerlaatste creatie. Het
nieuwste van Parijs, zouden wij
zeggen.
Deze mensen wéten wat „cul
tuur" is. Ze zijn op de hoogte
en kennen hun vormen en ma
nieren, ze weten van de „bon
ton" en wat wèl of niet „comme
il faut" is.
En, daarbij: ze zijn ook zéér
godsdienstig. Religieus zijn ze
zonder enige twijfel. Dat be-
behoort ook bij hun beschaving.
En zijn ze tenslotte niet het
„Bondsvolk"? Zij hebben hun
rechten als mens en burger,
maar Jehova heeft eveneens
„Zijn rechten". De kerk moet in
het midden blijven.
Aan hun offerlust mankeert
er dan ook niets. Hun „gods
dienstplichten" nemen ze zeer
ijverig waar. Vandaag zouden
we zeggen: ze komen twee keer
in de kerk. Stel je voor, dat
zij eens een keer oversloegen,
het zou gewoon geen Zondag
zijn.
En zo valt er van deze be
schaafde mensen uiterlijk niets
te zeggen dan goeds. En dat
weten ze zelf ook. Ze zijn de
gerusten te Sion. Ze zijn de
„arrivé's", ze hebben hun schaap
jes op het droge. Ze zijn geeste
lijke renteniers, die er stoffe
lijk en geestelijk beide „boven
op" zijn.
Alle dagen levende overdadig
en geen ding gebrek hebbende.
O, ze zijn zo tevreden met
hun beschaving, met hun cul
tuur
Maar, innerlijk is de hele boel
corrupt. Het is zo voos als een
rotte appel, die van binnen be
dorven is, en alleen nog maar
een mooie, glimmende schil ver
toont.
De zonde kruipt rond als een
giftige slang, als een pest in het
duister.
En daar komt die „onbeschaaf
de boer" hen nu op wijzen, die
veehandelaar en tuinder, die van
hun beschaving niets af weet.
Die ruw en plomp scheldt en
tiert als een marktventer, die
de dissonant aanbrengt in hun
harmonische en welluidende
levensmuziek.
Wat wil die boer eigenlijk,
die plattelander?
Wat dan hun zonden zoal
zijn?
Wel eenvoudig, dat ze brute
egoïsten zijn, mensen die alléén
om zichzelf denken, die lekker
willen leven en er niet om
geven hoe zij hun winsten
binnenkrijgen. Ze weten niet
wat barmhartigheid is, wat
naastenliefde is, wat ontferming
is. Een arm mens verkopen zij
om een paar schoenen, zó wei
nig wordt het leven van de
arme geacht. En dat gaat maar
niet tersluiks, dat gaat openbaar,
voor de rechter, die z.g. de „wet"
toepast. En wat zijn de barm
hartigheden dezer goddelozen
wreed!
Had iemand schuld en hij
kon niet betalen, dan kon hij
slavendiensten verrichten, ook
al was zijn schuld niet meer
dan die van een paar sandalen.
De niet-bezitters werden ont
roofd wat ze nog hadden, opdat
de welgestelden akker aan ak
ker konden trekken.
En naast hun sociale zonden
hebben ze gruwelijke zonden op
't gebied der zedelijkheid. Een
vader en zyn zoon gaan tot de
zelfde vrouw om ontucht te
plegen Welvaart en ledigheid:
deze vorm van „cultureel leven"
kweekt zonde op sexueel ge
bied.
En dan komt daar tenslotte
nog bij de gruwelijke ontering
van de Godsdienst. Want wel
zijn ze nog religieus, maar, bij
de altaren waar ze offeren lig
gen ze op de verpande klede
ren der armen, en drinken ze
volop wijn, die de arme schul
denaars hen in natura geven
moesten, omdat ze hun schul
den niet betalen konden.
Dat is de „cultuur" dezer men
sen. Hun „beschaving". Lees het
maar eens na in Amos twee.
En dan komt die oordeel-aan-
En Zijne discipelen tot Hem komende, baden Hem, zeg
gende: Laat haar van U; want zij roept ons na.
Matth. 1523.
In de geschiedenis van de
Kananése vrouw, die met al
de zorg van haar hart tot Je
zus wil komen, maken de dis
cipelen geen goede beurt.
Dat komt nogal eens meer
voor in het Evangelie. Daarom
kan het goed zijn ons zelf op
dit punt eens flink te onder
zoeken.
Christus zelf was aanvanke
lijk ook niet al te tegemoet
komend voor deze vrouw. Zijn
zwijgen en terughoudendheid
gaat echter spoedig over in
blijde lof over de grootheid
van haar geloof, waar zij op
Hem vertrouwt door alle hin
dernissen heen.
Jezus afstoten is een schijn
baar afstoten. In wezen blijft
Hij trekken.
Helaas stoten de volgelingen
van Christus maar al te dik
wijls werkelijk af, omdat zij
meer rekening houden met
eigen gedachte en wil, dan met
de wil van de Vader in de
hemel.
Met alle goede bedoelingen
kunnen „kerkmensen" een gro
te sta-in-de-weg zijn om
„niet-kerkmensen" bij Christus
en bij Zijn zegen te laten.
Zonder het zelf te weten,
staan zij meer in dienst van de
Boze dan van de Meester.
Het is waar: niets is zo ver
verwijderd van elkaar als Je
zus en de zonde.
Maar het is ook waar; niets
behoort zo dicht bij elkaar als
Jezus en de zondaar.
Wanneer een zondaar Jezus
vindt, dan is er blijdschap in
de hemel over zulk een won
der van genade. De Engelen
verheugen zich.
Is die oprechte blijdschap
ook in ons hart?
Of laten wij ons daarbij lie
ver leiden door de critische
en beperkende bepalingen van
onze eigen smaak?
God te vinden in Christus
Jezus, Hem te leren kennen
en liefhebben, zal ons tot de
dagelijkse bede brengen; Here
geef dat ik geen sta-in-de-
weg zij om anderen tot U te
brengen en verleen mij de ge
nade om Uw kracht in mijn
zwakheid te ontvangen en
door te geven tot Uw eer!
zegger! Die plattelander, die
veekoopman en gaat het van de
daken verkondigen hoe het zoal
met dit volk gesteld is.
De schrille dissonant in dit
koor van vrolijke harmonieuze
klanken, ener decadente, brood
dronken, afvallige kerkgemeen
schap.
Een mens z'n leve is altoos
vol verrassingen. As je 'smor-
ges van bedde komme ken je
niet zegge wat er op de dag ge-
beure zal.
Dat heb ik eergistere ook
weer ondervonde.
Ik hebbe je verteld van dat
bezoek in ene weke van vier
ambtenare en dan denkt 'n
mens ontwilkeurig dat ie er
voorlopig weer van af is.
Maar je ken begrijpe wat er
in me omging toen ik eergistere
al weer een vent op een motor
d'n dijk zag afkomme naar m'n
steetje. En toen ik goed keek,
zag ik al gauw asdat 't dezelfde
vent was van de vorige keer.
Je weet wel, dat er toen twee
op de fiets, één met de moter
en één met een dienstauto ge-
komme benhe. Nou die kerel
van de moter kwam daar werom.
Ik mot eerlijk zegge asdat ik
kookte van binne.
Want d'r komt nog bij asdat
we toch al een beetje uit de
koers benne met dat vertrek
van m'n zeune naar Amerika.
Hij heit nog al veul kennisse, als
zeg ik het zeivers, en nou die de
paar leste dage met z'n gezin bij
mijn op de hofstee deurbringt,
komt iedereen 'm nog is gedag
zegge. Dat vind ik netuurlijk al
lemaal best al brengt 't veul
drukte mee en al houdt 't je ge
stadig an uit de koers.
Maar dan mot er geen ambte
naren bij komme en zeker geen
kerels die nog maar een weke
geleje ook al geweest benne. Je
komt dan in een toestand om
kort en goed de moter om te
draie, d'n kerel d'r op te zette
en te zeggen: asje blieft daar heb
ie de damme en nou maak je
sebiet dat je wegkomme en la
'k je voorlopig nie meer zieje.
Nou in zo'n gemoedstoestand
was ik, toen de kerel op me af
kwam, z'n moter stopte, z'n lere
handschoene uittrok en lachend
me >n hand wou geve as of ie
m'n oudste broer was.
Ik dee of ik 't niet zag en
keek 'm een beetje grimmig an
en ik zei maar niks. Maar ik
vroeg 'm ook niet of ie verder
wou komme. Eigelijk dee ik of
ie locht was.
Toen zeit ie vent: „Zeit Bram-
se, ken je me nie meer?"
En daarmee had ie het hart
van de roos geraakt, mot je be-
griepe, want 't was juist dat ik
'm maar al te goed kende. Wou die
vent de draak met me steke?
Ik knikte maar is en hield
m'n mond stijf dicht, want ik
docht as die open gaat komt er
meer uit as dat ik verantwoor
de ken.
Toen zeit ie: „Ik ben verleje
weke nog hier geweest".
Je begrijpt, dat dat teveul
voor me was, en ik zegge: „As
je somwijle wat nieuws te ver-
telle heit hou ik me anbevole,
om oud nieuws ben ik niet ver
lege."
„Slecht geslape vannacht?"
zeit ie.
En toen keek ik 'm is goed an,
wat ik anders een ambtenaar
nog nooit gedaan heb, want ik
doch: as die vent hier komt om
de draak met me te steke, mot
ik wete met wie ik te doen
hebbe. Hij was nog maar een
jonge kerel, denkelijk, niet
ouwcr as drie of vier en twin
tig jaar. En eerlijk gezeit: z'n
gezicht stond er niet naar, as
dat ie een mens zo maar voor de
gek kwam houwe. Ik docht: wal
ben je eigenlijk voor een rare
snuiter?
Maar ik zei nog maar niks.
Dat is 't beste wat je doen ken,
daar maak je ze razend mee en
je houdt je gedekt.
Toen zeit ie: „Heb ik ie vori
ge weke zo slecht behandeld, dat
ik geen woord meer waard ben?"
Nou eerljjk gezeit, hij was een
fatsoenlijke vent geweest, dat
mot ik zegge. Hij heit niet meer
gedaan dan z'n plicht was ge
weest. Maar ik zei maar niks.
Toen zeit ie: „Ik docht dat je
vriendelijker was. Je schijnt niet
veul met ambtenaren op te heb
ben, is 't wel Bramse?"
Nou toen heb ik maar gezeit
wat ik er van docht. Ik zeggfe
teuge z'n: „Ik docht dat je te-
vreje was verleje weke en ik je
het eerste jaar niet werom zou
zien. Je denkt joch niet as dat
ik je beduveld hebbe?"
Toen begon ie te lache en zeit;
„O, maar je weet nog niet eens
wat ik kom doen, Bramse. Je
spreekt voor je beurte".
Nou, ik had gedocht asdat ik
nog al aardig gezwege had in
plekke van voor m'n beurte te
spreke. Dus keek ik 'm maar
weer zwijgend an.
Toen zeit ie: „Ik kom hier niet
in m'n kwaliteit als ambtenaar
Nou, je ken begrijpe wat
toen docht. Eerst vertikte ik
om te prate, maar nou kón i
een ogenblik niet prate. Ik na~
m'n püppe uit m'n mond en kee
'm stom verbaasd an. Ik mot e
wel een beetje onnozel uitgezie
hebbe, want hij begon te lache
en zeit: „Maar meschien bedan
je er voor een ambtenaar to
schoonzoon te hebbe."
Ik zeit teuge 'm: „Weet Truus
dervan?" Netuurlijk een dwaz
vraag. Die twee ware 't al lang
met mekare eens, zoals ik al
gauw an.de weet kwam. Maar
wist niet precies wat ik anders
vrage of zegge most, ik was er
nog steeds beduusd van.
En wat er nou verder gezeit
en gebeurd is, dat zal ik volgen
de weke wel vertelle, want m'n
blaadje is weer vol, en de krante
heit gezeit asdat ik binne de
schreef mot blijve. Maar ja, d'r
öLuicci. iiiui, uiijve. maar ja, ar
in de uitoefening van z'n func- benne wel is van die omstandig-
tie, maar as toekomstige schoon
zoon van je, teminste as je me
as zodanig erkenne wil. Ik kom
je namelijk vrage om de hand
van je dochter Truus."
hede dat het harte vol is, nie
waar, en dan loopt je penne wel
is over.
Maar nou gegroet van je
FLIP BRAMSE.
fyo&cui de. Rfuuie..
Heel wat minder bekend dan
„Vader Cats" is diens tijdgenoot
Johan de Brune, overigens ook een
echte Zeeuw, wat reeds uit de
naam kan worden afgeleid.
Johan de Brune werd in 1589
te Middelburg geboren. Hij is zijn
vaderstad altijd trouw gebleven
en overleed daar in 1658. Hij is
dus maar 69 jaar oud geworden.
Jacob Cats werd 83.
Johan de Brune heeft zich ove
rigens, evenals z'n tijdgenoot Cats,
op verschillend gebied bewogen.
In 1640 werd hij raadpensionna-
ris van Zeeland, maar hij heeft
zich, behalve met de politiek, ook
met de theologie bezig gehouden.
Trouwens, deze beide terreinen la
gen in dit tijdvak onzer historie
niet zo heel veel van elkander.
Behalve zün godgeleerde wer
ken schreef hij: Emblemata,
Nieuwe wijn in oude leer-zacken;
Banketwerck van goede gedachten
en CL Pavids-Psalmen, uyt de He
breeuw- -he in de Nederlandsche
tale woerd tot woord overgeset, (in
ongenïeten rijm).
Dat hij het zeggen durfde blijkt
b.v. uit zijn philippica tegen de
„Nieuwe Mode"; want, waarde
lezer (en vooral lezeres) zelfs de
mode van rond het jaar V H) was
eens „de Nieuwe Mode"! Luis'er
eens: -
„Wat vind men al moyaerds en
teutebellen, die niet en denken of
en 'spreken, dan van kragen en
hongerlingen (vrouwenlijf met
panden) a la mode. De kleeren
van ouden date zijn by haer be-
spotteiick: zy weten ook reden te
geven waerom de gramgaten
(vrouwenlijf zonder mouwen) en
boffen (bolle opnaaisels aan de
mouwen) buyten gebruyek ge-
raeckt zijn, en waerom de Joffers
nu van achter gerijght werden.
Socrates dede de wijsheyt uyt den
hemel op de aerde dalen; en deze