De dissonant. m M m m m m m m m Om j-cunititblud fywH sla-Ui-cU-wefy itemMÈ BLOEMEN IN HUIS. Kruiswoordraadsel. I3I 1 1 1 fl>7l n BI! is fl B fl 1 Ifl!27 fl fl fl H fl B Ifl 1 B 1 1 B 1 I67 Een dappere jongen Vrijdag 4 Maart 1949 •T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. Persoonlijk kampioenschap van Zeeland. J. L. Strooband JrM. F. de Jonge 1. 33—28 18—22; 2. 38—33 12— 18; 3. 42—38 7—12; 4. 32—27 19— 23; 5. 28X19 14x23; 6. 34—29 23 X34; 7. 40X29 1—7 8. 37—32 10 —14; 9. 44- 40 14—19; 10. 31—26 22x31; 11. 26X37 19—24; 12. 50— 44 26—21; 13. 40—34 17—22; 14. 47—42 21—26; 15. 32—28 5—10; 16. 28X17 11X22; 17. 37—31 26x 37; .18. 41X32 20—25; 19. 29x20 25x14; 20. 46—41 14—19 21. 41 —37 10—14; 22. 35—30 18—23; 23. 30—25 13—18 24. 37—31 9—13; 25. 32—27; 4-9; 26. 34—30 14—20 27. 25x14 19X10; 28. 30—25 10— 14; 29. 31—26 22x31; 30. 26x37 7—11; 31. 37—32 12—17 32. 44— 40 14—19; 33. 49—44 8—12; 34. 33—29 23X34; 35. 40x29 2—8; 36. 29—24 19x30; 37. 25x34 9—14; 38. 45—40 18—23 39. 39—33 13— 19; 40. 40—35 8—13 41. 43—39 12 —18; 42. 36—31 17—22 43. 32— 27 11—17; 44. 31—26 22x31; 45. 26 x 37 17—22 46. 35—30 6—11; 47. 30—24 19X30; 48. 34 x 25 11— 16; 49. 48—43 14—19. lm 50. 37—32 22—28; 51. 33x22 18 X27; 52. 32 x 21 16 x 27; 53. 39—33 3—8; 54. 42 37 8 12 55. 37—32 12—18; 56. 32x21 23—28; 57. 33 X22 18x16; 58. 38—32 16—21; 59. 44-39 13—18; 60. 39—33 18— 22; 61. 32- 28 22—27; 62. 33—29 27 31; 63.23 23 31—37; 64. 23 X 14 37 41; Remise. Ik wil een algemene beschou wing geven over deze partij zijnde een afstandspartij waarin het tempo als strijdmiddel wordt ge bruikt. Het is zaak in zulk een partij er voor te zorgen in tempo niet achter te komen, daar dit in het eindspel tot verlies kan leiden. De spelers van deze partij kennen el- kaars spel bij uitstek. Het is een kenmerk van de witspéler dat hij „zekerheid voor alles" neemt en zeldzaam speculatief speelt. Uiter aard een lastig te overwinnen spe ler, die daardoor ook voor zichzelf de remise-mogelijkheden vergroot. De zwart-speler merkt op, dat hij van uit de diagramstand beter 1520 had kunnen spelen om dat dan het stuk op 15 in het spel komt. Inderdaad juist; ook 2227 verdient overweging. Oplossing probleem No. 14 A. Auteur: W. Heijdra, Aagtekerke Zw. 1. 2. 8. 9. 10. 16. 18. 25. 29. 42. Wit 17. 19. 21. 26. 27. 28. 30. 31. 39. 49. 1. 39—34 (29x40); 2. 17—11 (16X7); 3. 21—17 (25x34); 4. 49 —44 (40x49); 5. 28—23 (49x12); 6. 26—21 (12x37); 7. 23x5 (37X 14 of 10); 8. 5X25 wint. Oplossing probleem No. 14 B. Auteur: W. Heijdra, Aagtekerke Zw. 6. 8. 9. 10. 14. 18. 22. 23. OO OQ QO Wit' 11.' 25. 26. 31. 34. 35. 37.' 39. 40. 41. 44. 1. 35—30 (6x17); 2. 25—20 (14x25); 3. 26—21 (17x26); 4. 39—33 28 x50); 5. 37x19 (26X 46); 6. 34x5 (25x45); 7. 19—14 (46x10); 8. 5x6 wint. Volgende week zullen we de op lossingen publiceren van 15 A. en B. Voornamelijk van 15 A. zal het velen interesseren hoe deze tot winst wordt gébracht. Ook 15 B. blijkt nogal pittig te zijn daar zelfs A. oplossers er veel moeite mee hebben. Ter oplossing. Auteur: N. Corstanje, Goes. Zw. 7. 8. 9. 10. 12. 17. 19. 20. 24. -31. Wit 27. 29. 32. 33. 36. 39. 40. 41. 42. Wit speelt en wint. Oplossingen worden gaarne in gewacht. Vragenhoekje. Nu onze oploswedstrijd geëin digd is, stel ik mij voor een „vra genhoekje" te openen. Wat de bedoeling is? U vraagt wat u graag wilt weten over dam men en zijn organisatie, over kwestie's moeilijkheden enz. Ik zal u dan zo goed mogelijk met inlichtingen dienen. Alle vragen zijn welkom'. Tot de volgende week. S. Voorjaarsbloemen. Maart is gewoonlijk een nogal roerige maand. En om in die roe rige drukte van weer en wind mee te doen, gaan ook de bolbloemen weer verschijnen. Juist na de win ter gaan deze bloemen onze hui zen feestelijk maken. We zijn ech ter niet klaar met een bosje nar cissen te kopen, het touwtje er af te doen en de bloemen zo in een vaas te laten zakken. Om er wer kelijk plezier van te hebben moet u daar wat anders mee omgaan. Ook als u maar tien narcissen hebt, zo'n gewoon bosje, is het heus wel mogelijk, om daar een fijn en vrolijk geheel van te ma ken. Zoek daarvoor eerst een pas send vaasje op. Dat mag ongeveer 20 cm hoog zijn en liefst niet al te wijd. Ga dan de bloemen er zorgvuldig in schikken, net zolang tot ze er werkelijk mooi in staan. Heel aardig is het, om wat wilgen of elzenkatjes er door te schikken, die in de huiskamer prachtig ont wikkelen. Om wat meer kleur effect te krijgen, kunt u er ook een paar tulpen of afgesneden hyacinthen doorheen schikken, zo dat het een bont en vrolijk geheel wordt. De vaas kan dan het best bekervormig zijn. Een aardig con trast tegen het lichte groen der bolbloemen vormen een paar tak ken berberis. Laat 't geheel voor al niet stijf en regelmatig worden. Een paar korte bloemen tussen in en er mag ook heus wel eens een lange tak katjes boven uitsteken. Het geheel "hoeft er niet uit te zien als een geschoren poedel. Laat ze maar gerust, zoals het in deze onstuimige maand past, zwie rig en gedurfd in de vaas staan. En als u nu een erg lelijke vaas hebt, laat die dan even vallen U zult er niet steeds door ge- 1 2 3 4 5 °lfl 7 8 9 10 11 12 14 15 116 19 201 21 22 23 24 25 261 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 1 40 41 fl 42 43 44 45 46 47 48 H 49 50 51 fl!52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 ■|62 63 64 65 66 68 69 ■1 70 71 Hor.: 1 slaapplaats 7 manier; 13 oud vervoermiddel; 15 voorzet sel; 17 spoedig; 18 visgerei; 19 pers. vnw.; 20 pl. in Frankrijk; 22 oever; 24 doopvader; 26 bijwoord; 27 pl. in Gelderland; 29 vinger sieraad; 30 bouwland; 31 drank; 33 gesteente; 34 ambtshalve (afk.) 35 verfrissing; 36 soort; 38 water in Friesland; 39 rond dak; 40 uit roep; 41 om te bedanken (afk.); 42 voertuig; 44 dans; 45 maat (afk.); 47 Arens; 49 aanzienlijk; 52 ondergevel; 54 deel van een to neelstuk; 55 broodsuiker; 56 vo gel; 57 vaartuig; 59 roofdier; 60 troep; 61 zie 38 hor.; 62 hemel lichaam; 64 telwoord; 65 maat; 66 schelpdier; 70 verdaging; 71 leer van het evenwicht. Vert.: 1 slootplank; 2 loco-pre sident (afk.); 3 uitvoerder; 4 on vriendelijk; 5 jaartelling; 6 de dato (afk.); 7 met name (afk.); 8 gravure; 9 uitstapje; 10 gereed schap; 11 voorzetsel; 12 geest kracht; 14 onderzoek; 16 zitbank je; 19 bepaalde wetenschap; 21 gedwee; 22 korenzeef; 23 vr. munt; 25 vogelverblijf; 27 bij woord; 28 vr. beroep; 31 deel van Azië; 32 pook; 35 snavel; 37 lange lat; 41 hoogte; 43 beroemd wijs geer; 46 driehoekig verband; 48 bevel; 50 ogenblik; 51 nogmaals; ergerd worden. Een paar mooie vazen is een steeds terugkerende vreugde, maar dat ene lelijke ding Scherven brengen geluk. Sanders e. 52 schrijfgerei; 54 deel van Frank rijk; 56 rijdier; 58 beknopt; 60 letter van het Gr. alphabet; 63 ontkenning; 64 Europeaan; 66 ten tijde (afk.); 67 laatstleden (afk.); 68 noot; 69 't Rom. Rijk (afk.). Oplossing vorige puzzle. Hor.: 2 koffiemolen; 12 em; 14 biet; 15 soes; 16 ar; 17 las; 19 1.1.; 21 m.n.; 22 val; 23 actie; 25 aak; 27 stere; 29 Thor; 30 plaat; 32 sela; 33 eik; 34 reepnet; 36 man; 37 n.n.; 38 vet; 39 git; 41 N.S.; 42 elegie; 43 beraad; 44 d.g.; 45 Let; 47 lak; 48 er; 50 eer; 52 li totes; 55 k.r.o.; 56 kwab; 58 eigen; 59 have; 60 kemel; 62 lel; 63 pij ler; 64 iep; 65 al; 67 si; 68 mep; 69 nr.; 70 asem; 72 Olst; 74 N.I.; 75 rattestaart. Vert.; 1 gelaten; 3 Ob; 4 file; 5 fel; 6 it; 7 m.s.; 8 oom; 9 lens; 10 es; 11 Orleans; 13 machinegeweer; 16 Aarlanderveen; 18 stok; 20 raaps; 22 veem; 24 ir. 2;5 ale; 26 kan; 28 t.s.; 30 petitie; 31 Tegelen; 34 regel; 35 tiras; 38 vel; 40 tak; 44 dekking; 46 kogel; 49 roerpin; 51 ramp; 53 til; 54 tel; 55 kalm; 57 be; 59 hij; 61 last; 63 Pisa; 66 Let; 67 sla; 70 Aa; 71 me; 72 O.T. 73 Ar. Alle puzzelaars (sters) op één na zijn gestruikeld over horizon taal 25. Dit moet niet zijn ark doch aak. Slechts één goede op lossing hebben we deze maal, n.l. J. Stoel, Bruinisse. Deze puzzelaar, die ook vorige maal een prijs ont ving, verdient een felicitatie! door M. VAN DE BOSCH. (Slot) In de stille kamer ligt Dik op de divan. Meester en zijn vrouw zitten bij hem, wachtend op de dokter. Eindelijk daar slaat Dik zijn oogen op. „Dik", zegt meester. „Dik, zie je me?" „Ja", prevelt Dik. Meteen gaan zijn oogen verder open. Vragend gaat zu'n blik van meester naar mevrouw. Dan fluis tert hij: „De vlag, is de vlag gered?" „Ja, jongen. Ja. K(ik, hier is ze." Mevrouw houdt het uiteinde omhoog voor Dikhet rood, het wit. het blauw. Een blijde glimlach komt over zijn gelaat. „Gelukkig." Hü slaakt een diepe zucht en sluit zijn oogen. Voor het laatst. Het is een jaar later. Nederland viert zijn bevi "gs- feest. Het is in Holland precies als op Dik zijn tekening. Overal uit de huizen, van ker ken, van scholen wappert de Ne derlandse driekleur, met naast het rood de Oranjewimpel. Toen Dik de vlag hees, was Ne derland nog niet bevrijd. De Duitsers werden wel terug gedreven door Frankrijk en Bel gië, maar in Nederland hielden zij stand. Er moest nog veel gestreden en geleden worden in Nederland. Steden en dorpen werden ver woest. Uitgestrekte landerijen on der water gezet. Menschen uit hun hu.zen gejaagd en voortgedreven al maar verder en verder. Steeds meer bloed vloeide er. Het bloed van hen die streden voor de vrij heid van ons vaderland. En het bloed van de weerlozen, die zich niet konden beschermen tegen de bommen en granaten. En dan was er nog de honger. Die vreeselijke honger. Waardoor de moeders aan hun kinderen geen eten konden geven. Waardoor ve len stierven doordat er geen brood meer was. Geen enkel kruimeltje brood om die erge honger te stil len. Maar in de Hemel woont God. En in Nederland bidden en sme ken de mensen hem om uitkomst. O Heere, redt Gij ons toch. Geef toch uitkomst uit deze grote nood. Geeft God geen uitkomst? Wil Hij het bidden niet horen? Moeten ons land en volk dan ondergaan Nee. In de allergrootste nood, als geen redding meer mogelijk schijnt, dan geeft God de uit komst. Vliegtuigen strooien het brood, het voedsel uit over ons lage land je aan de zee. En de vijand capituleert. Hitler, die zich de onoverwin nelijke noemde, moest de strijd op geven. Het vechten werd gestaakt en Nederland, heel Nederland werd nu bevrijd uit de handen van de vijand. De dag die komt. Heel Nederland is in vlaggen- tooi. Alles wemelt van het rood, wit, blauw en oranje. Muziek schalt .vrolijk op. Feestliederen weerklinken. En temidden van dit blijde volk is daar de Koningin, zijn daar de Prins en Prinses en de kleine Prinsesjes. Zij allen zijn teruggekeerd na jaren van ballingschap. Vieren mee het feest van Neerlands be vrijding, nu vier maanden geleden. Daar komt een lange, lange stoet schoolkinderen. Meisjes in vrolijke lichte feest- jurkjes. met brede Oranje sjerpen; er om. groen en bloemen. i Joneens. met vaandels en vlagJ gen. Een kleurige fleurige feest stoet. Ze lopen op de maat van de muziek. Ze zingen: „Oranje boven" en „O schitt'rende kleuren van Ne derlands vlag", „Wij leven vrij, wij leven blij". Zo komen ze bij de school, lopen langs het brede hek en langs het smalle hek. En dan blijven ze staan. Het pakhuis staat nu leeg. De school is de school weeren meester woont weer in zijn eigen huis. In de schooltuin staan de vader en moeder van Dik, beiden voor goed gered uit de handen van de vijand. Aggie is bij hen en meester en mevrouwZe missen Dik erg, o ze missen hun jongen zo. Maar het is niet enkel verdriet om hem. Ook blijdschap. Blijdschap, omdat hun jongen een dappere trouwe Hollandse jongen was. Blijdschap omdat ze weten, dat hij in de Hemel is. De muziek speelt niet meer, de kinderen zingen. Een zacht windje ruist door de bladeren van de bomen, beweegt, hoog daar boven de vlag, die haar banen nu fier mag ontplooien. In de schooltuin, daar, waar Dik viel is een klein perk aangebracht en in dat perk een grijze steen, waarop mt zwarte letters staat: „Hier viel Dik. Hij heeft de vlag gehesen en redde haar." De jongens uit Dik zijn klas hebben dit alles zelf bedacht. Ze konden Dik niet Vergeten. Vanmorgen vroeg hebben ze de steen er zelf heen gebracht. Witte kiezels er keurig omheen gerang schikt. En nu, terwijl het stil is op het plein en in de tuin, heel stil, ko men twee van hen naar voren. Ze dragen een grote groene krans tussen zich in, volgestoken met Oranjebloemen, en rood, wit en blauwe linten er omheen ge slingerd. Ze gaan de tuin in en leggen de krans neer bij het perk. En op dat ogenblik zet de mu ziek het Wilhelmus in. Het Wilhelmusgespeeld voor Dik. Stil staan de jongens er bij Onbeweeglijk. Ze durven niet op te kijken. Dit is zo mooi, zo mooienoh, het doet ook pijn. Ergens van bin nen. Om Dik, die er niet meer is. Alle kinderen zingen mee. Het Wilhelmus dat ze al zo vaak gezongen hebben. Er. dat vandaag toch weer zo heel anders klinkt. Als het uit is gaan de kinderen weer verder, één lange kleurige stoet. In de verte klinkt muziek. Ze gaan weer i.aar het feest, maar hun vroeger vriendje hebben ze niet vergeten. Dik's vader en moeder kijken hen na, al die vrolijke kinderen, waar hun Dik ook eens bij hoorde. Langzaam verdwijnen ze uit het oog en ver weg klinkt nog hun ge zang: Wij willen Holland houen, Ons Holland fier maar klein! behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD' van 4 MAART 1949 eeuu/scH u/eexem VOOR DE ZONDAG In de achtste eeuw vóór Chris tus' geboorte staat Israël op een „cultureel" zeer hoog plan. En economisch is er welvaart, als schier nooit te voren. Het gaat de Kerk des Heren zeer „naar den vlese", zoals dat heet. De „cultuurdragers" van die tijd wonen in ebbenhouten pa leizen, zij hebben hun zomer7 huizen en winterverblijven. Deze woningen zijn bekleed met de duurste tapijten en kostbaarste elpenbenen wandversieringen. Die mensen van de moderne cultuur weten te léven. De dames hebben verstand van toilet ma ken. Dure parfums komen van ver over de grenzen en hun „new look" is inderdaad volgens de allerlaatste creatie. Het nieuwste van Parijs, zouden wij zeggen. Deze mensen wéten wat „cul tuur" is. Ze zijn op de hoogte en kennen hun vormen en ma nieren, ze weten van de „bon ton" en wat wèl of niet „comme il faut" is. En, daarbij: ze zijn ook zéér godsdienstig. Religieus zijn ze zonder enige twijfel. Dat be- behoort ook bij hun beschaving. En zijn ze tenslotte niet het „Bondsvolk"? Zij hebben hun rechten als mens en burger, maar Jehova heeft eveneens „Zijn rechten". De kerk moet in het midden blijven. Aan hun offerlust mankeert er dan ook niets. Hun „gods dienstplichten" nemen ze zeer ijverig waar. Vandaag zouden we zeggen: ze komen twee keer in de kerk. Stel je voor, dat zij eens een keer oversloegen, het zou gewoon geen Zondag zijn. En zo valt er van deze be schaafde mensen uiterlijk niets te zeggen dan goeds. En dat weten ze zelf ook. Ze zijn de gerusten te Sion. Ze zijn de „arrivé's", ze hebben hun schaap jes op het droge. Ze zijn geeste lijke renteniers, die er stoffe lijk en geestelijk beide „boven op" zijn. Alle dagen levende overdadig en geen ding gebrek hebbende. O, ze zijn zo tevreden met hun beschaving, met hun cul tuur Maar, innerlijk is de hele boel corrupt. Het is zo voos als een rotte appel, die van binnen be dorven is, en alleen nog maar een mooie, glimmende schil ver toont. De zonde kruipt rond als een giftige slang, als een pest in het duister. En daar komt die „onbeschaaf de boer" hen nu op wijzen, die veehandelaar en tuinder, die van hun beschaving niets af weet. Die ruw en plomp scheldt en tiert als een marktventer, die de dissonant aanbrengt in hun harmonische en welluidende levensmuziek. Wat wil die boer eigenlijk, die plattelander? Wat dan hun zonden zoal zijn? Wel eenvoudig, dat ze brute egoïsten zijn, mensen die alléén om zichzelf denken, die lekker willen leven en er niet om geven hoe zij hun winsten binnenkrijgen. Ze weten niet wat barmhartigheid is, wat naastenliefde is, wat ontferming is. Een arm mens verkopen zij om een paar schoenen, zó wei nig wordt het leven van de arme geacht. En dat gaat maar niet tersluiks, dat gaat openbaar, voor de rechter, die z.g. de „wet" toepast. En wat zijn de barm hartigheden dezer goddelozen wreed! Had iemand schuld en hij kon niet betalen, dan kon hij slavendiensten verrichten, ook al was zijn schuld niet meer dan die van een paar sandalen. De niet-bezitters werden ont roofd wat ze nog hadden, opdat de welgestelden akker aan ak ker konden trekken. En naast hun sociale zonden hebben ze gruwelijke zonden op 't gebied der zedelijkheid. Een vader en zyn zoon gaan tot de zelfde vrouw om ontucht te plegen Welvaart en ledigheid: deze vorm van „cultureel leven" kweekt zonde op sexueel ge bied. En dan komt daar tenslotte nog bij de gruwelijke ontering van de Godsdienst. Want wel zijn ze nog religieus, maar, bij de altaren waar ze offeren lig gen ze op de verpande klede ren der armen, en drinken ze volop wijn, die de arme schul denaars hen in natura geven moesten, omdat ze hun schul den niet betalen konden. Dat is de „cultuur" dezer men sen. Hun „beschaving". Lees het maar eens na in Amos twee. En dan komt die oordeel-aan- En Zijne discipelen tot Hem komende, baden Hem, zeg gende: Laat haar van U; want zij roept ons na. Matth. 1523. In de geschiedenis van de Kananése vrouw, die met al de zorg van haar hart tot Je zus wil komen, maken de dis cipelen geen goede beurt. Dat komt nogal eens meer voor in het Evangelie. Daarom kan het goed zijn ons zelf op dit punt eens flink te onder zoeken. Christus zelf was aanvanke lijk ook niet al te tegemoet komend voor deze vrouw. Zijn zwijgen en terughoudendheid gaat echter spoedig over in blijde lof over de grootheid van haar geloof, waar zij op Hem vertrouwt door alle hin dernissen heen. Jezus afstoten is een schijn baar afstoten. In wezen blijft Hij trekken. Helaas stoten de volgelingen van Christus maar al te dik wijls werkelijk af, omdat zij meer rekening houden met eigen gedachte en wil, dan met de wil van de Vader in de hemel. Met alle goede bedoelingen kunnen „kerkmensen" een gro te sta-in-de-weg zijn om „niet-kerkmensen" bij Christus en bij Zijn zegen te laten. Zonder het zelf te weten, staan zij meer in dienst van de Boze dan van de Meester. Het is waar: niets is zo ver verwijderd van elkaar als Je zus en de zonde. Maar het is ook waar; niets behoort zo dicht bij elkaar als Jezus en de zondaar. Wanneer een zondaar Jezus vindt, dan is er blijdschap in de hemel over zulk een won der van genade. De Engelen verheugen zich. Is die oprechte blijdschap ook in ons hart? Of laten wij ons daarbij lie ver leiden door de critische en beperkende bepalingen van onze eigen smaak? God te vinden in Christus Jezus, Hem te leren kennen en liefhebben, zal ons tot de dagelijkse bede brengen; Here geef dat ik geen sta-in-de- weg zij om anderen tot U te brengen en verleen mij de ge nade om Uw kracht in mijn zwakheid te ontvangen en door te geven tot Uw eer! zegger! Die plattelander, die veekoopman en gaat het van de daken verkondigen hoe het zoal met dit volk gesteld is. De schrille dissonant in dit koor van vrolijke harmonieuze klanken, ener decadente, brood dronken, afvallige kerkgemeen schap. Een mens z'n leve is altoos vol verrassingen. As je 'smor- ges van bedde komme ken je niet zegge wat er op de dag ge- beure zal. Dat heb ik eergistere ook weer ondervonde. Ik hebbe je verteld van dat bezoek in ene weke van vier ambtenare en dan denkt 'n mens ontwilkeurig dat ie er voorlopig weer van af is. Maar je ken begrijpe wat er in me omging toen ik eergistere al weer een vent op een motor d'n dijk zag afkomme naar m'n steetje. En toen ik goed keek, zag ik al gauw asdat 't dezelfde vent was van de vorige keer. Je weet wel, dat er toen twee op de fiets, één met de moter en één met een dienstauto ge- komme benhe. Nou die kerel van de moter kwam daar werom. Ik mot eerlijk zegge asdat ik kookte van binne. Want d'r komt nog bij asdat we toch al een beetje uit de koers benne met dat vertrek van m'n zeune naar Amerika. Hij heit nog al veul kennisse, als zeg ik het zeivers, en nou die de paar leste dage met z'n gezin bij mijn op de hofstee deurbringt, komt iedereen 'm nog is gedag zegge. Dat vind ik netuurlijk al lemaal best al brengt 't veul drukte mee en al houdt 't je ge stadig an uit de koers. Maar dan mot er geen ambte naren bij komme en zeker geen kerels die nog maar een weke geleje ook al geweest benne. Je komt dan in een toestand om kort en goed de moter om te draie, d'n kerel d'r op te zette en te zeggen: asje blieft daar heb ie de damme en nou maak je sebiet dat je wegkomme en la 'k je voorlopig nie meer zieje. Nou in zo'n gemoedstoestand was ik, toen de kerel op me af kwam, z'n moter stopte, z'n lere handschoene uittrok en lachend me >n hand wou geve as of ie m'n oudste broer was. Ik dee of ik 't niet zag en keek 'm een beetje grimmig an en ik zei maar niks. Maar ik vroeg 'm ook niet of ie verder wou komme. Eigelijk dee ik of ie locht was. Toen zeit ie vent: „Zeit Bram- se, ken je me nie meer?" En daarmee had ie het hart van de roos geraakt, mot je be- griepe, want 't was juist dat ik 'm maar al te goed kende. Wou die vent de draak met me steke? Ik knikte maar is en hield m'n mond stijf dicht, want ik docht as die open gaat komt er meer uit as dat ik verantwoor de ken. Toen zeit ie: „Ik ben verleje weke nog hier geweest". Je begrijpt, dat dat teveul voor me was, en ik zegge: „As je somwijle wat nieuws te ver- telle heit hou ik me anbevole, om oud nieuws ben ik niet ver lege." „Slecht geslape vannacht?" zeit ie. En toen keek ik 'm is goed an, wat ik anders een ambtenaar nog nooit gedaan heb, want ik doch: as die vent hier komt om de draak met me te steke, mot ik wete met wie ik te doen hebbe. Hij was nog maar een jonge kerel, denkelijk, niet ouwcr as drie of vier en twin tig jaar. En eerlijk gezeit: z'n gezicht stond er niet naar, as dat ie een mens zo maar voor de gek kwam houwe. Ik docht: wal ben je eigenlijk voor een rare snuiter? Maar ik zei nog maar niks. Dat is 't beste wat je doen ken, daar maak je ze razend mee en je houdt je gedekt. Toen zeit ie: „Heb ik ie vori ge weke zo slecht behandeld, dat ik geen woord meer waard ben?" Nou eerljjk gezeit, hij was een fatsoenlijke vent geweest, dat mot ik zegge. Hij heit niet meer gedaan dan z'n plicht was ge weest. Maar ik zei maar niks. Toen zeit ie: „Ik docht dat je vriendelijker was. Je schijnt niet veul met ambtenaren op te heb ben, is 't wel Bramse?" Nou toen heb ik maar gezeit wat ik er van docht. Ik zeggfe teuge z'n: „Ik docht dat je te- vreje was verleje weke en ik je het eerste jaar niet werom zou zien. Je denkt joch niet as dat ik je beduveld hebbe?" Toen begon ie te lache en zeit; „O, maar je weet nog niet eens wat ik kom doen, Bramse. Je spreekt voor je beurte". Nou, ik had gedocht asdat ik nog al aardig gezwege had in plekke van voor m'n beurte te spreke. Dus keek ik 'm maar weer zwijgend an. Toen zeit ie: „Ik kom hier niet in m'n kwaliteit als ambtenaar Nou, je ken begrijpe wat toen docht. Eerst vertikte ik om te prate, maar nou kón i een ogenblik niet prate. Ik na~ m'n püppe uit m'n mond en kee 'm stom verbaasd an. Ik mot e wel een beetje onnozel uitgezie hebbe, want hij begon te lache en zeit: „Maar meschien bedan je er voor een ambtenaar to schoonzoon te hebbe." Ik zeit teuge 'm: „Weet Truus dervan?" Netuurlijk een dwaz vraag. Die twee ware 't al lang met mekare eens, zoals ik al gauw an.de weet kwam. Maar wist niet precies wat ik anders vrage of zegge most, ik was er nog steeds beduusd van. En wat er nou verder gezeit en gebeurd is, dat zal ik volgen de weke wel vertelle, want m'n blaadje is weer vol, en de krante heit gezeit asdat ik binne de schreef mot blijve. Maar ja, d'r öLuicci. iiiui, uiijve. maar ja, ar in de uitoefening van z'n func- benne wel is van die omstandig- tie, maar as toekomstige schoon zoon van je, teminste as je me as zodanig erkenne wil. Ik kom je namelijk vrage om de hand van je dochter Truus." hede dat het harte vol is, nie waar, en dan loopt je penne wel is over. Maar nou gegroet van je FLIP BRAMSE. fyo&cui de. Rfuuie.. Heel wat minder bekend dan „Vader Cats" is diens tijdgenoot Johan de Brune, overigens ook een echte Zeeuw, wat reeds uit de naam kan worden afgeleid. Johan de Brune werd in 1589 te Middelburg geboren. Hij is zijn vaderstad altijd trouw gebleven en overleed daar in 1658. Hij is dus maar 69 jaar oud geworden. Jacob Cats werd 83. Johan de Brune heeft zich ove rigens, evenals z'n tijdgenoot Cats, op verschillend gebied bewogen. In 1640 werd hij raadpensionna- ris van Zeeland, maar hij heeft zich, behalve met de politiek, ook met de theologie bezig gehouden. Trouwens, deze beide terreinen la gen in dit tijdvak onzer historie niet zo heel veel van elkander. Behalve zün godgeleerde wer ken schreef hij: Emblemata, Nieuwe wijn in oude leer-zacken; Banketwerck van goede gedachten en CL Pavids-Psalmen, uyt de He breeuw- -he in de Nederlandsche tale woerd tot woord overgeset, (in ongenïeten rijm). Dat hij het zeggen durfde blijkt b.v. uit zijn philippica tegen de „Nieuwe Mode"; want, waarde lezer (en vooral lezeres) zelfs de mode van rond het jaar V H) was eens „de Nieuwe Mode"! Luis'er eens: - „Wat vind men al moyaerds en teutebellen, die niet en denken of en 'spreken, dan van kragen en hongerlingen (vrouwenlijf met panden) a la mode. De kleeren van ouden date zijn by haer be- spotteiick: zy weten ook reden te geven waerom de gramgaten (vrouwenlijf zonder mouwen) en boffen (bolle opnaaisels aan de mouwen) buyten gebruyek ge- raeckt zijn, en waerom de Joffers nu van achter gerijght werden. Socrates dede de wijsheyt uyt den hemel op de aerde dalen; en deze

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 5