„DE LICHTSTAD...."
m
M
n m
BLOEMEN IN HUIS.
Om
J-amitiMacI
Hu
mé
11 H
Roem der
Zeeuwse steden.
Een dappere jongen
Vrijdag 28 Januari 1949
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
muil!
II)
uw'!
A
■i'JLUüi
7i
iUili
I
LuiUJliü
77nrF|j
in
trijp
IITJTm
mijn
nlhii
w
Redacteur: II, M. Slabbckoorn, Oostsingcl 60a, Goes.
In onze rubriek van 21 Januari
ia een vergissing geslopen, die de
lezers allen wel bemerkt zullen
hebben. Het diagram B moest on
der A afgedrukt zijn en omge
keerd.
Ik wil derhalve nogmaals de
cijferstand geven en de inzending
verlengen tot 12 Februari a.s.
Trobleem groep A.
Zw. 11 *ch. op 5, 8, 9, 10, 11, 12,
13, 14, 19, 20, 24.
Wit 11 sell, op: 21, 22, 25, 29,
83, 34, 35, 38, 39, 45, 47.
Probleem Groep II.
Auteur N. Corstanje, Goes.
Zw. 11 sell, op: 8, 11, 12, 14, 16,
17, 19, 20, 24, 35, 37.
Wit 11 ach. op: 15, 22, 25, 28,
82, 33, 38, 41, 43 44, 48.
Belde problemen wit begint en
wint.
Wedstrijd-probleem No. 1»
W/,
m m
y/m m,
m
n m m.
Zw. 7 sch. op: 1, 9, 12, 14 23,
83, 39.
Wit 7 sch. op: 20, 22, 30, 32, 36,
40, 49,
Wedstrijd-probleem No. 13 B.
m
m m
li ii it.
m
..m..
Zw. 8 sch. op: 8, 9, 12, 13, 19,
23, 24, 36.
Wit 8 sch. op: 11, 21, 22, 27, 33,
84, 41, 43.
Voor beide problemen wit be
gint en wint.
Inzendingen aan het redactie
adres, vermeld boven de rubriek.
Vervolg partljstand uit onze ru
briek vun 21 Junuurl tussen J.
Blom (thans lid van de Damclub
Yerseke) en M. Raichenbach.
Zwart J. Blom. 13 sch. op: 5,
6, 8, 11, 13, 16, 17, 19, 21, 23, 21,
26, 29.
Wit M. Raichenbach. 13 sch. op:
22, 28, 31, 32, 34, 35, 37, 38, 40,
42, 43, 45, 47.
Zoals reeds aangegeven faalt
24 -30 19 24 17x48 op 30- 25.
Verder levert de voortzetting
21-27, 23X41, 26X39 onmiddellijk
verlies voor zwart op. Probeert hij
op dam te komen door 1318,
21 -27, 32x41, 26x39 dan wint
wit door 2x48 (4146) 40—34,
12—7, 47—41, 38—32, 45x34 ter
stond.
Cijferstand na 8—12, 3127,
12—18 speelde wit 3430 en op
zwart 510 volgde toen 4741.
1 Do wereldkampioen toonde na
afloop aan dat deze beide zetten
niet verwisselbaar zijn.
Speelt men vanuit cijferstand
8—12, 31—27, 12 18 gaf Raichen-
bach aan dal 4741 fout is door
26—311! (37x26) A. 24—30,
19—24. (28x8 de beste). 17—46
en 46x2!!! gewonnen.
A. op 27x36 gedw. volgt 18x27
met lastig spel voor wit.
De nu verkregen stand bevat
o.a. de volgende varianten.
SB SR éH ,m
k is S ii
S /My W/W
•sa me me m
H
éi m
Wit mag niet spelen 3731 we
gens 21 26 en 26x30 van zwart.
Op wit 43 -39 volgt 1318 drei
gend 29 33 en 27X49 wit 39—33a
(18—22) 34—30 e.d. (21—26)
32X12 (23X43) 42 38 (43x32)
37x17 (29X38) 12—8 (11x22)
met voordeel, d. (3731) verliest
door (21 26) 32x12 (26x48)
28X17 (48X25) 12- 8e (11x22)
8 3. (5 10!!) wint door de drei
ging 10 14; op 3—8 door 2228,
23- 28, 19 23, op 3—12 door 23
—28 op 3—26 door 16—21, 8- 2
verloren wegens 2228, 2328,
19—23.
e. 41—37 (11X22) 12—7 (6—11)
7—2 verliest door 23—28.
C. zie diagram. 43—39 (1318)
39—33 (18—22 37—31 (21—26)
32x12 zie d. e. f.
B. diagram. 43—39 (13—18)
39—33 (18—22) 35—30 (24x44)
33X13 (22x33) 38x18 (27x47)
45—40 (44 x35) 138 met voor
deel voor zwart door 4715 en
eventueel 154.
A. 37—31 (18- 22) 31—26 (voor
39—33 zie e.d. e.f.) (22x44)
40x49 (29X40) 45x34 met schijf
voordeel voor zwart en zeer inge
wikkeld spel.
Analyse Philippe Jambon.
(In een meer dan honderd jaar
oude almanak voor Zeeland geeft
een dichter, Van Oosterzee ge
naamd, verzen over de steden van
Zeeland. Het is niet onaardig en
kele hiervan eens opnieuw te pu
bliceren.
MIDDELBURG
Men heeft voordesen mij klein
[Amsterdam genoemd,
En'ck was te land en zee om
Ikoopmanschap beroemt.
Waar eens mijn haven was, sie'ck
[welden nu en teellandl;
Mijn nieuwe dreight al mee! ai!
[geef mij niet te veel landt.
Graaf Floris gaf mijn schoot sijns
[vaders kil gebeent;
Tweehondert jaer daerna heb ik
[mijn brant beweent (1492)
'k Had naauw de mijter op, of 's
[is mij afgevallen.
Ick berg voel gouds, veel goeds,
[veel cierlijks in mijn wallen.
ZIERIKZEK
Mijn oorsprongh sich verliest in
[diepe nacht van eeuwen.
Eén storm gaf in één nacht mij
[vijfmaal hondert weeuwen (1454)
Een wonderbaar gevaert, ten
[vierde maar volbouwt,
Toont waar ick sta aan elck, die
[mij van verr' aanschauwt.
De Vlaming heeft mij fel
[bestoockt in oude tijden (1304),
De Spanjaert op mijn wal
[gebeukt aan alle sijden (1576).
't Verlies van mijn cieraet was
[van één nacht het werk
[(7 October 1832),
Nu sitt ick, voor hoelang? nog
[met een halve Kerck!
GOES
Sinds Rommerswaal door brant,
I maer meest door vioet verdween,
Staet mijne stoêmaegt op Suyd-
[Beveiandt alleen.
Jacoba's vrugtboom spreekt in
[mij van vroeger jaeren,
Al sinds oude tijden hebben
bloemen en planten een rol van
betekenis in het mensenleven
gespeeld. In do Bijbel worden de
cederen van Libanon genoemd,
de moerbeiboom, de lelie's. De
tuinen van Salomo waren be
roemd. Ook in de ongewijde ge
schiedenis wordt telkens melding
gemaakt van bloemen en plan
ten in huis en tuin. Karei de
Grote schreef in zijn „Capitulare
de Villis", dat „de landman op
het dak zijns huizes donderbaard
moest hebben", ter afwering van
blikseminslag en hagel. U kent
ze wel, die stijve, harde rozetjes
van de Sempervivum tectorum,
Huislook, die ook nu nog wel
te zien zijn op de groenbemeste
daken van oude boerenbehuizin-
gen. En nu nog zijn bloemen en
planten gewaardeerde gasten in
onze moderne huizen. Wat is het
gezellig, zo'n hele rij fleurige
bloemen voor de ramen. En heus
niet zo'n geweldige toer om het
te bereiken.
Alléén, U moet ze verzorgen.
Begin met een paar eenvoudige
planten, die weinig eisen stel
len. Primula's, Geraniums, Fuch
sia's enz. Uw geringe moeite
wordt ruimschoots beloond door
een gulle bloei. Kousen stoppen
wordt beloond met nieuwe ga
ten, planten verzorgen met een
weelde van bloemen. Doe dit
laatste, maar laat het andere
niet na! Sanderse.
Van Jan een oud gewelf, hetgeen
tde tijd bleef sparen.
Mijn heerlick Kerckgewclf, door
[boogh en bouw vermaert,
Houdt Valcke en Naercboit met
[steen en schrift bewaert.
Van verr' tuur ick in 't Noord, 't
[Scheld over in een meelandt
Schouwen)
Maer meer nogh van nabij in 't
[Paradijs van Zcelandt.
VLISSINGEN
Toen Alva moordd' en brandd' op
[Neerlandts doodsnik hopend,
Heb ick mijn poorten voor de vrij-
[heid 't eerst geopend (1572)
Ick gingh heel Neerlandt voor, en
[waagde goed en bloed,
Maer gingh in iaeter tijd meer
tglory te gemoet.
Ick gaf aen menigh held en
[Waterleeuw het leven,
De Ruyter bovenal, die heeft mijn
[roem verheven.
Nu pronek ick met sijn beeld,
[waeraen de wereld siet:
Het danckbaer Vaderlandt vergeet
[sijn helden niet.
VEERE
Van Wolfaert reecken ick mijn
[mijn allereerst begin.
De handel braght eertijds mij geld
[en welvaert in.
Het is voorbij, dat ick op schatt'
[van Oost en West hoop.
Nu sitt ick arm en naekt, als
[Job satt' op den mesthoop.
O Gy, die mij bcsoekt, aensiet
[mijn droeven staet,
En denck, dat soo de glans der
[waereld ondergaet.
Mijn voorbeclt leert het u, als
[menschon syn de steden:
Den eenen gaet omhoogh, den
[andren nacr hencden!
SLUIS
Van all' mijn oude pracht en mogt
[ick niets behouwen.
Mijn haven is verzand: de keur
[der praelgebouwen (kasteel)
De suster van Parijs ligt in het
Istof vergruisd;
Mijn scheepvaart is gesloopt,
[mijn handel is verhuisd.
Nogh voel ick Parma's vuist mij
tot een puinhoop maecken; (1587)
Nogh roost mijn ingewant der
[Bruggenaren vlaecken; (1323)
Nogh quyn ick aan de wond, die
[mij de Franschman sloeg (1794)
Voor sulck oen kleine stadt, lofs,
[liefs en leed genoegh!
HULST
Ick kan van Spaens verraed en
LMaurits moed' getuigen (1575 en
[1583)
'Ck moest beurtelings voor Spanje
[en Hollands waepnen buigen.
En eenmael in de magt van
[Fredrik Hendricks zwaerd.
Heeft men mijn grijsen wal noch
[vestingwerek bewaert.
Het vrugtbaerst korenvelt omringt
[mij allerwegen;
Diep ben ick nooyt gedaelt; lioogh
[ben ick nooyt gesteegen.
Kom vreemdelingh, en segg' is
[niet de mlddelmaet,
Het beste voor een mensch, een
[dorp, een stadt, een staet?
AXEL
Als gy de klagt verneemt der
[Zeeuwsche sustersteden,
Van 't geen er eertijds was, en 't
[geen er is op heden,
Dan magh ick spreecken mee: mij
[sloegh een dubble vlam,
Tot tweemael in het lijf, eerst
Tbrant, toen oorlogh quam
[(1452, 1574, 1586, 1794)
Toch klaeg ick niet, want schoon
[mijn poorten sijn gevallen,
In tuyn en landt verkeert mijn
[vesten en mijn wallen,
Besitt' ick naem en rang, een
[Zeeuwsche stad te syn:
Ei, leser! wat is meer, het wesen
[of de schijn
door M. VAN DE BOSCH.
DE VLAG.
Op school in do klas Js het muis-
Itll. Alle kinderen zitten over hun
schriften gebogen en piekeren
over hun sommen, die vnnnag
toch wel erg moeilijk zijn.
Af en toe klikt Dik peinzend
naar bulten. Z'n ogen op do vlag
gericht. Nu echter zonder haar
te zien.
Meester zit aan zijn lessenaar.
Z'n ogen dwalen over de klas en
dan Ineens heft hl) luisterend het
hoofd op.
Op straat wordt gezongen
heeft hij het goed verstaan?
Weer hoort hij hot, half, on
duidelijk.
„Stil dan!" zegt hij opeens hard
op, hoewel niemand iets zei. Mnni-
nu Is er gestommel en 1 «-weging.
Vragend kijken de kinderen hem
aan.
Weer klinkt daar buiten een
roep en nu horen ze het allemaal.
Nu rent meester naar liet raam.
klimt in een ogenblik op do ven
sterbank en kan zo met z'n hoofd
precies bij iiet bovenraampjo dat
hall' openstaat.
Daar klinken weer de opgewon
den jongensstemmen buiten.
Ja, nu heeft meester het ver
staan.
„Invasie"! roepen do jongens.
„Invasie, in Frankrijk en Bel-
glöi"
Meester tuimelt haast naar be
neden. Hij is opeens meester niet
meer, maar een Nederlander, een
vaderlander die voelt, dat de vrlj-
held nadert.
De vrijheid waar ze zo naar
verlangd hebben, waar ze zo om
hebben gebeden.
„Jongens, invasie, invasie".
Het is een groot tumult. Ze
nemen 't allemaal over, die roep:
Invasie, invasie!
„Rustig blijven!" commandeert
meester dan, ik gn even naar mijn
vrouw, misschien dat zij iets
weet".
Een paar andere onderwijzers
zlfn al op de gang. Wat Is er toch
aan de hand?
..Invasie!" meloen rent hl) weg.
Roept zijn vrouw uit de keuken
en samen kruipen ze in de don
kere gangkast waar het radio
toestel verborgen is.
Daar horen ze de waarheid.
Do Engelsen zijn geland in Nor-
mandiö. Met grote oorlogsbodems
brengen ze kleine landingsvaar
tuigen tot dicht aan de kust.
Zo hebben de voljjbns de Duit
sers onneembare Atlantlcwal
doorbroken.
Mevrouw heeft de kaart van
Frankrijk er al bij.
„Hier, nee, daar, daar ligt
Caen".
„Caen", hardop zeggen ze het
„Caen".
Meester holt' weer terug naar
school. Het rumoer komt hem al
tegemoet. In geen een klas wordt
meer gewerkt. De onderwijzers
staan in een groepje bij elkaar op
do gang te praten.
„Ja, hot is waar, ln Frankrijk,
bij Caen".
Caen!!!
En dan joelt het door de loka
len.. de Engelsen zijn in Frank
rijk geland. „Invasie! De inva
sie!!"
De jongens schreeuwen en gil
len. Ze staan boven op de banken
met hun nrmen to zwaaien. Er is
geen houden meer aan en ze wor
den op staande voet naar huis
gestuurd.
Geen netto rijen twee aan twee,
klas voor klasKlossende voe
tenjongens en meisjes, die
elkaar verdringen. Zo puilen ze
de pakhuisschool uit. Eén roep...
Invasie!! Invasie!!
Bulten verspreiden ze zich,
maar Dik en nog wat jongens
blijven bij school. Dik hecl't wel
het hardst van allemaal ge-
schreewd. Want nu zullen vader
en moeder gauw vrijkomen. I-Ioeft
hij niet lang meer bij oom en tan
te te blijven.
En de moffen aan de overkant
wat doen zehoe kijken
zezijn ze benauwd en nu
geschrokken
Er is alleen maar een schild
wacht die rustig heen en weer
loopt, met nietszeggend gezicht.
Maar dan komt er een prachti
ge wagen aangereden. De jongens
hollen er naar toe nu willen ze
wel eens zien, hoe ze kijken.
Een paar hoge omes stappen
er uit. Nu draaien de jongens hun
trotse Hollandse hoofden niet om.
Ze stoten elkaar aan. Zie je
wel hoe benauwd ze kijken. Ge
loof maar, dat ze hem knijpen".
En dan zingt het weer van bin
nen in henInvasie! Invasie!
Als Dik eindelijk thuis komt
weten ze het daar ook al van de
invasie. Marie en Jet vinden het
angstig. Als die geallieerde legers
nu werkelijk eens door slaan en
de Duitsers het nu toch gaan ver
liezen.
Hitier heeft steeds gezegd dat
de Atlanticwal nooit doorbroken
zou kunnen worden en nu Is het
wél gebeurd.
Oom lacht er om.
„Jullie behoeft heus niet te ril
len en te beven nu de Engelsen
ook eens een keer een overwin
ning hebben. Trouwens, overwin
ning. Overwinning staat nog te
bezien.
Het. kan wel een krijgslist zijn
van do Duitse generaals. Ze eerst
maar eens zoetjes aan land te la
ten komen en dan de pan Inhak
ken.
Wees maar niet bang. De Duit
se legers zijn onoverwinnelijk,
daar kan niets of niemand tegen
op."
Behalve de Heere God, denkt
Dik. Er zijn zo ontzettend veel
mensen die bidden om de over
winning en dat ons land weer be
vrijd wordt. En als God dan eens
dat bidden wil verhoren. Dik weet
het zeker, dan kómen we vrij.
Want voor God is niets te mach
tig. Nog geen honderd sterke
Duitse legers.
Maar oom blijft niet lachen.
Want de Geallieerde legers in
Frankrijk trekken op. Steeds ver
der en verder. Ze zijn niet tegen
te houden. En een krijgslist? Nee,
dit is geen krijgslist.
Dik weet nu dat er Hollandse
oorlogsschepen bij waren en ook
Hollandse soldaten zo dapper mee
gevochten hebben bij de landin
gen.
Ze hadden natuurlijk maar één
gedachteNederland gaan be
vrijden!!!
(Wordt vervolgd)
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD"
van 28 JANUARI 1949.
eeuu/scH
u/ee/cem
VOOR DE ZONDAG.
We lezen in een onzer week
bladen:
Wij zitten in een trein naar
Amsterdam waarde lezer, het is
al laat in de namiddag en met
ons in deze wagon zit een aan
tal arbeiders, die zeker net als
wij, met het avondeten thuis
hopen te zijn. Ze zijn moe, deze
mensen, die zeker grondwerk
hebben gedaan, de geelgrijze klei
kleeft nog aan hun grove werk
schoenen, Ze zitten zwaar en
zeggen niet veel, de ouderen
roken een pijpje, de jonge kerels
natuurlijk een sigaret. Er heerst
een gezellige, prettige sfeer in
deze wagen, die met zijn lage
tussenschotten bijna iets huise
lijks heeft.
Onze rust mag helaas niet
lang duren, de trein stopt bij
het volgende station, een indu
strieplaats, en meteen worden
wij opgeschrikt door een gegil
en gekrijs, hoog en schel. Daar
komen ze al binnengedrongen,
de arbeidsters, ze duwen elkaar
opzij vloekend en tierend. Ze
ploffen neer op de banken, on
der luid gejoel komt er zo'n
meid terecht op de knieën van
één der mannen. Handtastelijk
heden volgen en de meest lie
derlijke taal klinkt door de ge
hele wagon.
Enkele mannen hebben zich
afgewend en ook wij kijken el
kaar aan, U en ik, en dezelfde
gedachte komt bij ons op: zijn
dit de toekomstige Moeders van
de Nederlandse stam?
Moeten deze wezens zo straks
het jonge geslacht opvoeden in
zijn meest ontvankelijke iaren,
„de hoop des Vaderlands"?
Antoon Coolen schrijft in een
van zijn boeken over „De Licht
stad", waarmede klaarblijkelijk
Eindhoven is bedoeld.
Deze schrijver behandelt daar
in hetzelfde probleem, dat wij
hier bespreken: de trek van het
platteland naar de grote stad,
vooral van de jonge meisjes, die
door fabrieken en kantoren ver
zwolgen worden.
De stad, het „cultuur-cen
trum", zoals het heet. Maar de
ze magneet, vooral voor alles
wat jong is, vernietigt de cul
tuur.
Wat is „cultuur"?
Je vindt ze niet in de grote
sleden, ge moet haar zoeken op
het platteland.
Kent ge het boek van Ing-
wersen: „Wee mijn volk?" Het
is verschenen in 1935, en is vrij
wel doodgezwegen door de pers,
wellicht omdat het in onze ge-
sapige, kleinburgerliike rust van
toen neerplonsde als een steen
in een vijver. Het boek verstoor
de inderdaad de rust, trachtte
dit althans te doen, maar het is
toen genegeerd.
Maar deze man, die architect
ln Amsterdam is, weet wat
„CULTUUR" is. Hij vond haar
niet in de hoofdstad van ons
land, hij vond haar in.... het
polderland, in de Haarlemmer
meer,
Het was daar, dat hij de land
bouwer kennen leerde.
Hjj zegt dan ook: „De land
bouwer is de oorsprong der ze
delijke en intellectuele gezond
heid en macht der steden. De
stad wordt aangevuld door het
land. De mannen der steden,
welke laatste de middelpunten
zijn van geestkracht, de drijf
raderen van handel, politiek en
practische kunsten, zij allen te
ren op de kracht, welke het
kloeke, stille leven hunner va
deren in de worsteling met de
natuur heeft verkregen. De
landbouwer regelt zich naar de
natuur en verkrijgt dit taaie ge
duld, hetwelk haar eigen is. Hij
kent ieder geheim van de ar
beid, hij verandert het gelaat
van het landschap, zegt Emer
son. Zet hem op een nieuwe pla
neet, hij weet wat te beginnen.
Wie is er dan ook op onze wqreld
zo goed op z'n plaats, als de land
bouwer? Door zijn eenvoud in
manieren en kleding kan hij in
paleizen niet schitteren. Hij is
er zelfs niet geduld. En toch,
hoe zouden de salonhelden, wan
neer zij naast hem geplaatst
werden, inéénschrompelen. Hij
is Adam gelijk, maar ook een
held als Homerus. Zelfs kan hij
eiken ware dichter verstaan, of
die David, Milton, Dante of Von
del heet. Dat komt omdat hjj
werkelijk een stuk van de oude
natuur is, dat vergeleken kan
worden met zon of maan, woud
of stroom, en is evenals alle na
tuurlijke personen een vertegen
woordiger der natuur."
Aldus Ingwersen, die deze
„cultuurmens" ontdekte in de
vlakke polder van de Haarlem
mermeer, dé Haarlemmermeer,
waar je de hemel en dc aarde
ziet en anders niet, waar de ho
rizon steunt als een machtige
koepel op het vlak der aarde,
waar de torens in de dorpen
slechts naalden schijnen, cn
waar Babels toren waarschijnlijk
de gedachte zou wekken aan een
naaldenkoker. Hier was het dat
cf
maar de rechtvaardige zal door zijn
geloof leven. Hab. 24b.
De woorden, die Habakuk gericht komt, en het is onont- van HabaJcuk de profeet, dat
de profeet in de naam des koombaar. straks aan het geweld der
HEEREN tot Juda, dat kleine En toch, ook in dit schijn- Chaldeeën ten offer zou vallen,
overblijfsel van het volk des baar volkomen uitzichtloze Dat is de troost van dat
verbonds moet spreken, zijn woord klinkt de slem van het Woord voor de kerk van van-
wel allerminst strelend voor evangelie door. Dwars door daag.
het vlees. het gericht dat onontkoombaar Het wordt in de wereld al
De maat van Juda's zonden is, blijft daar een weg ter benauwder. De dreigingen
is volgemeten. En daarom ontkoming over. En dat is nu van een nieuwe wereldver-
gaat de HEERE nu ook over de weg van het geloof. schrikking nemen al scherper
dit overblijfsel van Zijn bonds- Wie in geloof zich aan het vormen aan. God gaat door,
volk het eindgericht voltrek- Woord des HEEREN, aan Zijn ons met Zijn gerichten te tref-
ken. De Chaldeeën zullen ko- vaste beloften blijft vastklem- fen. Maar wie temidden van
men, en zij zullen aan Juda's men, die zal, ook wanneer het de grote benauwdheid zich
zelfstandig volksbestaan in het gericht zich voltrekken gaat, vastklemt aan Gods beloften,
land der belofte voor goed een niet sterven, maar leven. wie gelovig de handen uit
einde maken. Ook in het gericht, dat ko- strekt naar Zijn genade, in
God gaat de wraak des ver- men moet en komen zal, ver- Jezus Christus ons gcopen-
bonds over Zijn schuldig volk geet God niet genadig te zijn, baard, die zal niet sterven,
voltrekken. Het gericht komt, doch blijft Hij een weg banen maar leven. Hij is op weg naar
het is niet meer te keren. voor het overblijfsel naar de het gezegend aardrijk, waar
Dat zijn dus wel harde verkiezing der genade; houdt het alles door Gods sabbaths-
woorden, die Habakuk in de Hij de weg open naar de ko- vrede bloeien zal.
naam des HEEREN tot zijn mende Christus heen! Want de rechtvaardige tal
volk moet spreken. Hier Dat was de troost van het door Zijn geloof leven,
schijnt geen enkel uitzicht Woord des HEEREN voor het
meer voorhanden te zijn. Het volk des verbonds in de dagen Goes. A. HORDIJK.
hij de mens der cultuur ont
dekte
Wanneer de „Lichtstad" onze
meisjes, onze toekomstige moe
ders, gaan trekken, dan gaan we
onder, want die lichtstad is niet
meer dan de walmende kaars,
die de vlinder vlêugels verzengt
in haar flakkerend licht.
Licht, dat staalt, dat sterkt,
dat ontwikkelt, dat een volk cul
tureel opvoert, komt van de
zon, die het platteland beschijnt,
waar ruimte is en de mens lééft
in contact met de natuur.
WiiiBi|||iiijj|iiii
iwimliilhml
Hl)
himlll
Uittil
r"i
•«ii
limit
ïïiïïï
A
ïïTjïïmïïiï
kuil
|>M>
iiuu!
die nog an z'n moeder schrijft:
ik maak het best, maak je geen
zorge, as ik ken ga ik naar de
kerk en ik lees elke dag in het
bijbeltje dat je me mee gegeve
heb...." kijk dan krijg je on
willekeurig trane in je oge en
zeg je: waar heb ik 't an ver
diend? Die zelfde God die heel
het wereldbestuur in hande
houdt, zorgt ook voor m'n kind
daar ergens in de rimboe, zoas
ze dat noeme. En as je dat be
denkt word je weer rustig.
Er benne plentie mense, die
bang zijn voor de Russe. Ik ge
loof dat 80 percent van die emi
greren gaan, dat hierom allenig
doen. Wat heb ie, as je zo mot
leve een erm bestaantje. Ik weet
ook wel, dat de toekomst er niet
best uit ziet, maar as je wete
mag, dat God voor je zorgt, en
ook voor je kinders, wel dan
durf je die toekomst toch tege
gaan, zeg ik maar. En die God
is overal, in Indië, in Canada of
Amerika, maar ook in Neder
land, ook as de Russe is komrae
zouwe. Hij blijft de baas en dan
denk ik an dat bekende versie:
Rust m'n ziel, uw God is Ko
ning, heel de wereld Zijn ge
bied".
En daar hou ik het dan maar
bij. Zou dat niet 't beste weze?
As altijd, je
FLIP BRAMSE.
Deze week was er een brief
van onze zeun in Indië.
Dié heit dan wat meegemaakt!
Niet dat ze hard gevochten lieb-
be. Dat niet. Ilij schrijft, asdat
het eigenlijk geen vechten ge
weest is wat z» gedaan hebbe.
't Was meer een snel opmarche
ren van de ene plek naar de
andere. Maar wat ze daarbij ont
moet hebbe, schreit ten hemel.
Wat benne die arme Javaners
onderdrukt door die kerels,
waarvan de Veiligheidsraad zegt,
dat ze de eigenlijke regeerders
benne! Overal uitgeteerde stak
kers, die bij de soldaten kwa
men bedelen om een stukkie
brood of een beetje rijst. De
kleine kindertjes liepen met
magere lichaampjes cn gezich
tjes als doodshoofden cn bijna
de gehele bevolking was ziek
en over hun lichamen bedekt
met wonden. Dat was liet geze
gende bestuur van Soekarno en
consorten. M'n zeun kwam soms
door plekke waar de Chinezen-
lijken op hopen lagen, allemaal
vermoord, omdat ze bang wa
ren, dat zo het met de Hollan
ders eens zou weze. Ken oen
mens met een beetje gezond
verstand nou begrijpe hoe er
nog iemand in de wereld to vin-
de is die het voor dat z.g. Indo
nesische bewind ken opneme?
Maar m'n zeune, ik bedoel Leen,
die nou naar Amerika gaat, zeit:
dat het allemaal om do olie te
doen is. En om de andere din-
ge, waar Indië zo veul van heit.
Nou as dét waar is, is het hele-
gaar een smerige boel en moste
ze die Veiligheidsraad maar af-
schaffe of een andere naam geve,
b.v. „Veiligheidsraad voor de
olie", dan wete we tenminste
waar we an toe benne. Intus
sen, de wereld is niet veul ver
beterd sinds Hitler d'r niet meer
is. Je leest wel is van die ad
vertenties, als een zakenman
dood is, „de zaak wordt op de
oude voet voort gezet". Nou dat
kenne ze hier ook wel van zeg
ge. 't Wordt allegaar op de oude
voet voort gezet. De mensen
worde d'r an gewaagd. Ze ge-
bruike allegare mooie woorden,
zoals „Vrijheid" en „democra
tie", „vrijheid van menings
uiting", en „vrij van angst" hoe
ware die punte van Roosevelt
ook weer, maar as je dat alle
gare leest, denk er dan maar ge
rust bij: olie, olie en nog is olie.
Ze wille allegare Indië hebbe en
daarom mot Nederland liet
lootje legge. Zó is de toestand
en die arme stakkers op Java
kenne terwijl krepere.
Ja, as je dat allemaal zo be
denkt. word je wel is een beetje
kriebelig en vraag je jozelvers
af: waar gaan we naar toe? Den-
ke de mense nou werkelijk, dat
God dal allegare gedogen zal?
Hitler heit het ook zo gepro
beerd en hij is er bij onder ge
gaan. Denke de mense die het
nou voor het zegge hebbe, wer
kelijk dat zij hetzelfde wèl straf
feloos konne doen? Wat is de
mensheid toch stekeblind as ze
in geen God of gebod gelove.
Met al d'r lui wijsheid benne ze
blind as de molle.
En intusse zilte onze jonges
nog maar op Indië, die kenne
de kastanjes uit het vuur hale.
Gelukkig as je een jonge heit,
'Cffmyvgm
UadeA 6ató
Zeeland heelt heel wat dichters
en schrijvers voortgebracht. We
noemen er een paar: Jacob. Cats;
Jolian de Brune; Jacobus Bella
my; Elizubeth Bekkcr (beter be
kend als „Belje Wolff"); Carol
Scharlen; P. C. Boutens; P. II.
van Moerkerken, Joclicm van
Bruggen. Wc zullen hel hierbij
laten.
We willen eens enkele van deze
adelijken naar de geest onze lite
raire revue laten passeren.
Iedere Zeeuw moet er toch iets
van weten wat eigen bodem zoal
liepft voortgebracht.
De allerbekendste liguur is ze
ker wel Jacob Cats, die in 1577 te
Brouwershaven werd geboren.
Zijn eerste opvoeding ontving hij
van een oom te Zierikzee, die na
de vroege dood van zijn moeder
en het hertrouwen van zijn vader
zich over hem ontfermd had. Hij
studeerde in dc Rechten tc Leiden
en te Orleans, huwde met een
rijke vrouw en bracht (naar de
biograaf vermeldt) „rustige en
aangenamen dagen door op zijn
landgoed te Grijpskerke. In 1621
werd hij Pensionnaris van Middel
burg, in 1623 van Dordrecht, werd
in 1627 gezant in Engeland en
werd in 1636 Raadpensionnaris
van Holland. In 1651 was hij voor
zitter van de bekende „Grote Ver
gadering". In 1652 ging hij nog
maals als gezant naar Engeland.
I-Iicrna woonde liij tot zijn dood
op zijn buitengoed „Sorgh-vliet"
te Scheveningcn, dat hijzelf daar
in het duinzand had doen aanleg
gen.
Jacob Cats kwam eerst op latei-
leeftijd tol het dichten. Wel had
liij reeds in zijn jeugd verzen ge
maakt, maar die had hij wijselijk
in portefeuille gehouden. Zijn eer
ste bundel, die hij uitgaf heet:
„Sinnebeelden", verschenen in
1618. In een voorrede vertelt hij
wat dé oorsprong van deze bundel
Is geweest. Hij bladerde toevallig
in enige oude papieren en kreeg
daarbij losse gedichten uit zijn
jeugd in de hand en daarbij kwam
hij op het denkbeeld deze aan te
vullen lot een beeld van het men
selijke leven, gelijk hij hot zelf
zegt: „dc ydele Minnebeelden on-
ser jonkheyt tot Sinnebeelden van
sticbtelicker bedcnckingen, 't on-
ser ocffeninghe te gebruyeken".
En eenmaal aan bet dichten is
er geen eind meer. Hij geelt de
ene bundel na de andere uit. Zijn
„Houwolijck" wordt beroemd en
reeds in 1655 schat zijn uitgever
Schippers liet aantal exemplaren
van deze bundel op 50.000, een
verbazende oplage voor die tijd.