„DE LICHTSTAD...." m M n m BLOEMEN IN HUIS. Om J-amitiMacI Hu mé 11 H Roem der Zeeuwse steden. Een dappere jongen Vrijdag 28 Januari 1949 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 muil! II) uw'! A ■i'JLUüi 7i iUili I LuiUJliü 77nrF|j in trijp IITJTm mijn nlhii w Redacteur: II, M. Slabbckoorn, Oostsingcl 60a, Goes. In onze rubriek van 21 Januari ia een vergissing geslopen, die de lezers allen wel bemerkt zullen hebben. Het diagram B moest on der A afgedrukt zijn en omge keerd. Ik wil derhalve nogmaals de cijferstand geven en de inzending verlengen tot 12 Februari a.s. Trobleem groep A. Zw. 11 *ch. op 5, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 19, 20, 24. Wit 11 sell, op: 21, 22, 25, 29, 83, 34, 35, 38, 39, 45, 47. Probleem Groep II. Auteur N. Corstanje, Goes. Zw. 11 sell, op: 8, 11, 12, 14, 16, 17, 19, 20, 24, 35, 37. Wit 11 ach. op: 15, 22, 25, 28, 82, 33, 38, 41, 43 44, 48. Belde problemen wit begint en wint. Wedstrijd-probleem No. 1» W/, m m y/m m, m n m m. Zw. 7 sch. op: 1, 9, 12, 14 23, 83, 39. Wit 7 sch. op: 20, 22, 30, 32, 36, 40, 49, Wedstrijd-probleem No. 13 B. m m m li ii it. m ..m.. Zw. 8 sch. op: 8, 9, 12, 13, 19, 23, 24, 36. Wit 8 sch. op: 11, 21, 22, 27, 33, 84, 41, 43. Voor beide problemen wit be gint en wint. Inzendingen aan het redactie adres, vermeld boven de rubriek. Vervolg partljstand uit onze ru briek vun 21 Junuurl tussen J. Blom (thans lid van de Damclub Yerseke) en M. Raichenbach. Zwart J. Blom. 13 sch. op: 5, 6, 8, 11, 13, 16, 17, 19, 21, 23, 21, 26, 29. Wit M. Raichenbach. 13 sch. op: 22, 28, 31, 32, 34, 35, 37, 38, 40, 42, 43, 45, 47. Zoals reeds aangegeven faalt 24 -30 19 24 17x48 op 30- 25. Verder levert de voortzetting 21-27, 23X41, 26X39 onmiddellijk verlies voor zwart op. Probeert hij op dam te komen door 1318, 21 -27, 32x41, 26x39 dan wint wit door 2x48 (4146) 40—34, 12—7, 47—41, 38—32, 45x34 ter stond. Cijferstand na 8—12, 3127, 12—18 speelde wit 3430 en op zwart 510 volgde toen 4741. 1 Do wereldkampioen toonde na afloop aan dat deze beide zetten niet verwisselbaar zijn. Speelt men vanuit cijferstand 8—12, 31—27, 12 18 gaf Raichen- bach aan dal 4741 fout is door 26—311! (37x26) A. 24—30, 19—24. (28x8 de beste). 17—46 en 46x2!!! gewonnen. A. op 27x36 gedw. volgt 18x27 met lastig spel voor wit. De nu verkregen stand bevat o.a. de volgende varianten. SB SR éH ,m k is S ii S /My W/W •sa me me m H éi m Wit mag niet spelen 3731 we gens 21 26 en 26x30 van zwart. Op wit 43 -39 volgt 1318 drei gend 29 33 en 27X49 wit 39—33a (18—22) 34—30 e.d. (21—26) 32X12 (23X43) 42 38 (43x32) 37x17 (29X38) 12—8 (11x22) met voordeel, d. (3731) verliest door (21 26) 32x12 (26x48) 28X17 (48X25) 12- 8e (11x22) 8 3. (5 10!!) wint door de drei ging 10 14; op 3—8 door 2228, 23- 28, 19 23, op 3—12 door 23 —28 op 3—26 door 16—21, 8- 2 verloren wegens 2228, 2328, 19—23. e. 41—37 (11X22) 12—7 (6—11) 7—2 verliest door 23—28. C. zie diagram. 43—39 (1318) 39—33 (18—22 37—31 (21—26) 32x12 zie d. e. f. B. diagram. 43—39 (13—18) 39—33 (18—22) 35—30 (24x44) 33X13 (22x33) 38x18 (27x47) 45—40 (44 x35) 138 met voor deel voor zwart door 4715 en eventueel 154. A. 37—31 (18- 22) 31—26 (voor 39—33 zie e.d. e.f.) (22x44) 40x49 (29X40) 45x34 met schijf voordeel voor zwart en zeer inge wikkeld spel. Analyse Philippe Jambon. (In een meer dan honderd jaar oude almanak voor Zeeland geeft een dichter, Van Oosterzee ge naamd, verzen over de steden van Zeeland. Het is niet onaardig en kele hiervan eens opnieuw te pu bliceren. MIDDELBURG Men heeft voordesen mij klein [Amsterdam genoemd, En'ck was te land en zee om Ikoopmanschap beroemt. Waar eens mijn haven was, sie'ck [welden nu en teellandl; Mijn nieuwe dreight al mee! ai! [geef mij niet te veel landt. Graaf Floris gaf mijn schoot sijns [vaders kil gebeent; Tweehondert jaer daerna heb ik [mijn brant beweent (1492) 'k Had naauw de mijter op, of 's [is mij afgevallen. Ick berg voel gouds, veel goeds, [veel cierlijks in mijn wallen. ZIERIKZEK Mijn oorsprongh sich verliest in [diepe nacht van eeuwen. Eén storm gaf in één nacht mij [vijfmaal hondert weeuwen (1454) Een wonderbaar gevaert, ten [vierde maar volbouwt, Toont waar ick sta aan elck, die [mij van verr' aanschauwt. De Vlaming heeft mij fel [bestoockt in oude tijden (1304), De Spanjaert op mijn wal [gebeukt aan alle sijden (1576). 't Verlies van mijn cieraet was [van één nacht het werk [(7 October 1832), Nu sitt ick, voor hoelang? nog [met een halve Kerck! GOES Sinds Rommerswaal door brant, I maer meest door vioet verdween, Staet mijne stoêmaegt op Suyd- [Beveiandt alleen. Jacoba's vrugtboom spreekt in [mij van vroeger jaeren, Al sinds oude tijden hebben bloemen en planten een rol van betekenis in het mensenleven gespeeld. In do Bijbel worden de cederen van Libanon genoemd, de moerbeiboom, de lelie's. De tuinen van Salomo waren be roemd. Ook in de ongewijde ge schiedenis wordt telkens melding gemaakt van bloemen en plan ten in huis en tuin. Karei de Grote schreef in zijn „Capitulare de Villis", dat „de landman op het dak zijns huizes donderbaard moest hebben", ter afwering van blikseminslag en hagel. U kent ze wel, die stijve, harde rozetjes van de Sempervivum tectorum, Huislook, die ook nu nog wel te zien zijn op de groenbemeste daken van oude boerenbehuizin- gen. En nu nog zijn bloemen en planten gewaardeerde gasten in onze moderne huizen. Wat is het gezellig, zo'n hele rij fleurige bloemen voor de ramen. En heus niet zo'n geweldige toer om het te bereiken. Alléén, U moet ze verzorgen. Begin met een paar eenvoudige planten, die weinig eisen stel len. Primula's, Geraniums, Fuch sia's enz. Uw geringe moeite wordt ruimschoots beloond door een gulle bloei. Kousen stoppen wordt beloond met nieuwe ga ten, planten verzorgen met een weelde van bloemen. Doe dit laatste, maar laat het andere niet na! Sanderse. Van Jan een oud gewelf, hetgeen tde tijd bleef sparen. Mijn heerlick Kerckgewclf, door [boogh en bouw vermaert, Houdt Valcke en Naercboit met [steen en schrift bewaert. Van verr' tuur ick in 't Noord, 't [Scheld over in een meelandt Schouwen) Maer meer nogh van nabij in 't [Paradijs van Zcelandt. VLISSINGEN Toen Alva moordd' en brandd' op [Neerlandts doodsnik hopend, Heb ick mijn poorten voor de vrij- [heid 't eerst geopend (1572) Ick gingh heel Neerlandt voor, en [waagde goed en bloed, Maer gingh in iaeter tijd meer tglory te gemoet. Ick gaf aen menigh held en [Waterleeuw het leven, De Ruyter bovenal, die heeft mijn [roem verheven. Nu pronek ick met sijn beeld, [waeraen de wereld siet: Het danckbaer Vaderlandt vergeet [sijn helden niet. VEERE Van Wolfaert reecken ick mijn [mijn allereerst begin. De handel braght eertijds mij geld [en welvaert in. Het is voorbij, dat ick op schatt' [van Oost en West hoop. Nu sitt ick arm en naekt, als [Job satt' op den mesthoop. O Gy, die mij bcsoekt, aensiet [mijn droeven staet, En denck, dat soo de glans der [waereld ondergaet. Mijn voorbeclt leert het u, als [menschon syn de steden: Den eenen gaet omhoogh, den [andren nacr hencden! SLUIS Van all' mijn oude pracht en mogt [ick niets behouwen. Mijn haven is verzand: de keur [der praelgebouwen (kasteel) De suster van Parijs ligt in het Istof vergruisd; Mijn scheepvaart is gesloopt, [mijn handel is verhuisd. Nogh voel ick Parma's vuist mij tot een puinhoop maecken; (1587) Nogh roost mijn ingewant der [Bruggenaren vlaecken; (1323) Nogh quyn ick aan de wond, die [mij de Franschman sloeg (1794) Voor sulck oen kleine stadt, lofs, [liefs en leed genoegh! HULST Ick kan van Spaens verraed en LMaurits moed' getuigen (1575 en [1583) 'Ck moest beurtelings voor Spanje [en Hollands waepnen buigen. En eenmael in de magt van [Fredrik Hendricks zwaerd. Heeft men mijn grijsen wal noch [vestingwerek bewaert. Het vrugtbaerst korenvelt omringt [mij allerwegen; Diep ben ick nooyt gedaelt; lioogh [ben ick nooyt gesteegen. Kom vreemdelingh, en segg' is [niet de mlddelmaet, Het beste voor een mensch, een [dorp, een stadt, een staet? AXEL Als gy de klagt verneemt der [Zeeuwsche sustersteden, Van 't geen er eertijds was, en 't [geen er is op heden, Dan magh ick spreecken mee: mij [sloegh een dubble vlam, Tot tweemael in het lijf, eerst Tbrant, toen oorlogh quam [(1452, 1574, 1586, 1794) Toch klaeg ick niet, want schoon [mijn poorten sijn gevallen, In tuyn en landt verkeert mijn [vesten en mijn wallen, Besitt' ick naem en rang, een [Zeeuwsche stad te syn: Ei, leser! wat is meer, het wesen [of de schijn door M. VAN DE BOSCH. DE VLAG. Op school in do klas Js het muis- Itll. Alle kinderen zitten over hun schriften gebogen en piekeren over hun sommen, die vnnnag toch wel erg moeilijk zijn. Af en toe klikt Dik peinzend naar bulten. Z'n ogen op do vlag gericht. Nu echter zonder haar te zien. Meester zit aan zijn lessenaar. Z'n ogen dwalen over de klas en dan Ineens heft hl) luisterend het hoofd op. Op straat wordt gezongen heeft hij het goed verstaan? Weer hoort hij hot, half, on duidelijk. „Stil dan!" zegt hij opeens hard op, hoewel niemand iets zei. Mnni- nu Is er gestommel en 1 «-weging. Vragend kijken de kinderen hem aan. Weer klinkt daar buiten een roep en nu horen ze het allemaal. Nu rent meester naar liet raam. klimt in een ogenblik op do ven sterbank en kan zo met z'n hoofd precies bij iiet bovenraampjo dat hall' openstaat. Daar klinken weer de opgewon den jongensstemmen buiten. Ja, nu heeft meester het ver staan. „Invasie"! roepen do jongens. „Invasie, in Frankrijk en Bel- glöi" Meester tuimelt haast naar be neden. Hij is opeens meester niet meer, maar een Nederlander, een vaderlander die voelt, dat de vrlj- held nadert. De vrijheid waar ze zo naar verlangd hebben, waar ze zo om hebben gebeden. „Jongens, invasie, invasie". Het is een groot tumult. Ze nemen 't allemaal over, die roep: Invasie, invasie! „Rustig blijven!" commandeert meester dan, ik gn even naar mijn vrouw, misschien dat zij iets weet". Een paar andere onderwijzers zlfn al op de gang. Wat Is er toch aan de hand? ..Invasie!" meloen rent hl) weg. Roept zijn vrouw uit de keuken en samen kruipen ze in de don kere gangkast waar het radio toestel verborgen is. Daar horen ze de waarheid. Do Engelsen zijn geland in Nor- mandiö. Met grote oorlogsbodems brengen ze kleine landingsvaar tuigen tot dicht aan de kust. Zo hebben de voljjbns de Duit sers onneembare Atlantlcwal doorbroken. Mevrouw heeft de kaart van Frankrijk er al bij. „Hier, nee, daar, daar ligt Caen". „Caen", hardop zeggen ze het „Caen". Meester holt' weer terug naar school. Het rumoer komt hem al tegemoet. In geen een klas wordt meer gewerkt. De onderwijzers staan in een groepje bij elkaar op do gang te praten. „Ja, hot is waar, ln Frankrijk, bij Caen". Caen!!! En dan joelt het door de loka len.. de Engelsen zijn in Frank rijk geland. „Invasie! De inva sie!!" De jongens schreeuwen en gil len. Ze staan boven op de banken met hun nrmen to zwaaien. Er is geen houden meer aan en ze wor den op staande voet naar huis gestuurd. Geen netto rijen twee aan twee, klas voor klasKlossende voe tenjongens en meisjes, die elkaar verdringen. Zo puilen ze de pakhuisschool uit. Eén roep... Invasie!! Invasie!! Bulten verspreiden ze zich, maar Dik en nog wat jongens blijven bij school. Dik hecl't wel het hardst van allemaal ge- schreewd. Want nu zullen vader en moeder gauw vrijkomen. I-Ioeft hij niet lang meer bij oom en tan te te blijven. En de moffen aan de overkant wat doen zehoe kijken zezijn ze benauwd en nu geschrokken Er is alleen maar een schild wacht die rustig heen en weer loopt, met nietszeggend gezicht. Maar dan komt er een prachti ge wagen aangereden. De jongens hollen er naar toe nu willen ze wel eens zien, hoe ze kijken. Een paar hoge omes stappen er uit. Nu draaien de jongens hun trotse Hollandse hoofden niet om. Ze stoten elkaar aan. Zie je wel hoe benauwd ze kijken. Ge loof maar, dat ze hem knijpen". En dan zingt het weer van bin nen in henInvasie! Invasie! Als Dik eindelijk thuis komt weten ze het daar ook al van de invasie. Marie en Jet vinden het angstig. Als die geallieerde legers nu werkelijk eens door slaan en de Duitsers het nu toch gaan ver liezen. Hitier heeft steeds gezegd dat de Atlanticwal nooit doorbroken zou kunnen worden en nu Is het wél gebeurd. Oom lacht er om. „Jullie behoeft heus niet te ril len en te beven nu de Engelsen ook eens een keer een overwin ning hebben. Trouwens, overwin ning. Overwinning staat nog te bezien. Het. kan wel een krijgslist zijn van do Duitse generaals. Ze eerst maar eens zoetjes aan land te la ten komen en dan de pan Inhak ken. Wees maar niet bang. De Duit se legers zijn onoverwinnelijk, daar kan niets of niemand tegen op." Behalve de Heere God, denkt Dik. Er zijn zo ontzettend veel mensen die bidden om de over winning en dat ons land weer be vrijd wordt. En als God dan eens dat bidden wil verhoren. Dik weet het zeker, dan kómen we vrij. Want voor God is niets te mach tig. Nog geen honderd sterke Duitse legers. Maar oom blijft niet lachen. Want de Geallieerde legers in Frankrijk trekken op. Steeds ver der en verder. Ze zijn niet tegen te houden. En een krijgslist? Nee, dit is geen krijgslist. Dik weet nu dat er Hollandse oorlogsschepen bij waren en ook Hollandse soldaten zo dapper mee gevochten hebben bij de landin gen. Ze hadden natuurlijk maar één gedachteNederland gaan be vrijden!!! (Wordt vervolgd) behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD" van 28 JANUARI 1949. eeuu/scH u/ee/cem VOOR DE ZONDAG. We lezen in een onzer week bladen: Wij zitten in een trein naar Amsterdam waarde lezer, het is al laat in de namiddag en met ons in deze wagon zit een aan tal arbeiders, die zeker net als wij, met het avondeten thuis hopen te zijn. Ze zijn moe, deze mensen, die zeker grondwerk hebben gedaan, de geelgrijze klei kleeft nog aan hun grove werk schoenen, Ze zitten zwaar en zeggen niet veel, de ouderen roken een pijpje, de jonge kerels natuurlijk een sigaret. Er heerst een gezellige, prettige sfeer in deze wagen, die met zijn lage tussenschotten bijna iets huise lijks heeft. Onze rust mag helaas niet lang duren, de trein stopt bij het volgende station, een indu strieplaats, en meteen worden wij opgeschrikt door een gegil en gekrijs, hoog en schel. Daar komen ze al binnengedrongen, de arbeidsters, ze duwen elkaar opzij vloekend en tierend. Ze ploffen neer op de banken, on der luid gejoel komt er zo'n meid terecht op de knieën van één der mannen. Handtastelijk heden volgen en de meest lie derlijke taal klinkt door de ge hele wagon. Enkele mannen hebben zich afgewend en ook wij kijken el kaar aan, U en ik, en dezelfde gedachte komt bij ons op: zijn dit de toekomstige Moeders van de Nederlandse stam? Moeten deze wezens zo straks het jonge geslacht opvoeden in zijn meest ontvankelijke iaren, „de hoop des Vaderlands"? Antoon Coolen schrijft in een van zijn boeken over „De Licht stad", waarmede klaarblijkelijk Eindhoven is bedoeld. Deze schrijver behandelt daar in hetzelfde probleem, dat wij hier bespreken: de trek van het platteland naar de grote stad, vooral van de jonge meisjes, die door fabrieken en kantoren ver zwolgen worden. De stad, het „cultuur-cen trum", zoals het heet. Maar de ze magneet, vooral voor alles wat jong is, vernietigt de cul tuur. Wat is „cultuur"? Je vindt ze niet in de grote sleden, ge moet haar zoeken op het platteland. Kent ge het boek van Ing- wersen: „Wee mijn volk?" Het is verschenen in 1935, en is vrij wel doodgezwegen door de pers, wellicht omdat het in onze ge- sapige, kleinburgerliike rust van toen neerplonsde als een steen in een vijver. Het boek verstoor de inderdaad de rust, trachtte dit althans te doen, maar het is toen genegeerd. Maar deze man, die architect ln Amsterdam is, weet wat „CULTUUR" is. Hij vond haar niet in de hoofdstad van ons land, hij vond haar in.... het polderland, in de Haarlemmer meer, Het was daar, dat hij de land bouwer kennen leerde. Hjj zegt dan ook: „De land bouwer is de oorsprong der ze delijke en intellectuele gezond heid en macht der steden. De stad wordt aangevuld door het land. De mannen der steden, welke laatste de middelpunten zijn van geestkracht, de drijf raderen van handel, politiek en practische kunsten, zij allen te ren op de kracht, welke het kloeke, stille leven hunner va deren in de worsteling met de natuur heeft verkregen. De landbouwer regelt zich naar de natuur en verkrijgt dit taaie ge duld, hetwelk haar eigen is. Hij kent ieder geheim van de ar beid, hij verandert het gelaat van het landschap, zegt Emer son. Zet hem op een nieuwe pla neet, hij weet wat te beginnen. Wie is er dan ook op onze wqreld zo goed op z'n plaats, als de land bouwer? Door zijn eenvoud in manieren en kleding kan hij in paleizen niet schitteren. Hij is er zelfs niet geduld. En toch, hoe zouden de salonhelden, wan neer zij naast hem geplaatst werden, inéénschrompelen. Hij is Adam gelijk, maar ook een held als Homerus. Zelfs kan hij eiken ware dichter verstaan, of die David, Milton, Dante of Von del heet. Dat komt omdat hjj werkelijk een stuk van de oude natuur is, dat vergeleken kan worden met zon of maan, woud of stroom, en is evenals alle na tuurlijke personen een vertegen woordiger der natuur." Aldus Ingwersen, die deze „cultuurmens" ontdekte in de vlakke polder van de Haarlem mermeer, dé Haarlemmermeer, waar je de hemel en dc aarde ziet en anders niet, waar de ho rizon steunt als een machtige koepel op het vlak der aarde, waar de torens in de dorpen slechts naalden schijnen, cn waar Babels toren waarschijnlijk de gedachte zou wekken aan een naaldenkoker. Hier was het dat cf maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Hab. 24b. De woorden, die Habakuk gericht komt, en het is onont- van HabaJcuk de profeet, dat de profeet in de naam des koombaar. straks aan het geweld der HEEREN tot Juda, dat kleine En toch, ook in dit schijn- Chaldeeën ten offer zou vallen, overblijfsel van het volk des baar volkomen uitzichtloze Dat is de troost van dat verbonds moet spreken, zijn woord klinkt de slem van het Woord voor de kerk van van- wel allerminst strelend voor evangelie door. Dwars door daag. het vlees. het gericht dat onontkoombaar Het wordt in de wereld al De maat van Juda's zonden is, blijft daar een weg ter benauwder. De dreigingen is volgemeten. En daarom ontkoming over. En dat is nu van een nieuwe wereldver- gaat de HEERE nu ook over de weg van het geloof. schrikking nemen al scherper dit overblijfsel van Zijn bonds- Wie in geloof zich aan het vormen aan. God gaat door, volk het eindgericht voltrek- Woord des HEEREN, aan Zijn ons met Zijn gerichten te tref- ken. De Chaldeeën zullen ko- vaste beloften blijft vastklem- fen. Maar wie temidden van men, en zij zullen aan Juda's men, die zal, ook wanneer het de grote benauwdheid zich zelfstandig volksbestaan in het gericht zich voltrekken gaat, vastklemt aan Gods beloften, land der belofte voor goed een niet sterven, maar leven. wie gelovig de handen uit einde maken. Ook in het gericht, dat ko- strekt naar Zijn genade, in God gaat de wraak des ver- men moet en komen zal, ver- Jezus Christus ons gcopen- bonds over Zijn schuldig volk geet God niet genadig te zijn, baard, die zal niet sterven, voltrekken. Het gericht komt, doch blijft Hij een weg banen maar leven. Hij is op weg naar het is niet meer te keren. voor het overblijfsel naar de het gezegend aardrijk, waar Dat zijn dus wel harde verkiezing der genade; houdt het alles door Gods sabbaths- woorden, die Habakuk in de Hij de weg open naar de ko- vrede bloeien zal. naam des HEEREN tot zijn mende Christus heen! Want de rechtvaardige tal volk moet spreken. Hier Dat was de troost van het door Zijn geloof leven, schijnt geen enkel uitzicht Woord des HEEREN voor het meer voorhanden te zijn. Het volk des verbonds in de dagen Goes. A. HORDIJK. hij de mens der cultuur ont dekte Wanneer de „Lichtstad" onze meisjes, onze toekomstige moe ders, gaan trekken, dan gaan we onder, want die lichtstad is niet meer dan de walmende kaars, die de vlinder vlêugels verzengt in haar flakkerend licht. Licht, dat staalt, dat sterkt, dat ontwikkelt, dat een volk cul tureel opvoert, komt van de zon, die het platteland beschijnt, waar ruimte is en de mens lééft in contact met de natuur. WiiiBi|||iiijj|iiii iwimliilhml Hl) himlll Uittil r"i •«ii limit ïïiïïï A ïïTjïïmïïiï kuil |>M> iiuu! die nog an z'n moeder schrijft: ik maak het best, maak je geen zorge, as ik ken ga ik naar de kerk en ik lees elke dag in het bijbeltje dat je me mee gegeve heb...." kijk dan krijg je on willekeurig trane in je oge en zeg je: waar heb ik 't an ver diend? Die zelfde God die heel het wereldbestuur in hande houdt, zorgt ook voor m'n kind daar ergens in de rimboe, zoas ze dat noeme. En as je dat be denkt word je weer rustig. Er benne plentie mense, die bang zijn voor de Russe. Ik ge loof dat 80 percent van die emi greren gaan, dat hierom allenig doen. Wat heb ie, as je zo mot leve een erm bestaantje. Ik weet ook wel, dat de toekomst er niet best uit ziet, maar as je wete mag, dat God voor je zorgt, en ook voor je kinders, wel dan durf je die toekomst toch tege gaan, zeg ik maar. En die God is overal, in Indië, in Canada of Amerika, maar ook in Neder land, ook as de Russe is komrae zouwe. Hij blijft de baas en dan denk ik an dat bekende versie: Rust m'n ziel, uw God is Ko ning, heel de wereld Zijn ge bied". En daar hou ik het dan maar bij. Zou dat niet 't beste weze? As altijd, je FLIP BRAMSE. Deze week was er een brief van onze zeun in Indië. Dié heit dan wat meegemaakt! Niet dat ze hard gevochten lieb- be. Dat niet. Ilij schrijft, asdat het eigenlijk geen vechten ge weest is wat z» gedaan hebbe. 't Was meer een snel opmarche ren van de ene plek naar de andere. Maar wat ze daarbij ont moet hebbe, schreit ten hemel. Wat benne die arme Javaners onderdrukt door die kerels, waarvan de Veiligheidsraad zegt, dat ze de eigenlijke regeerders benne! Overal uitgeteerde stak kers, die bij de soldaten kwa men bedelen om een stukkie brood of een beetje rijst. De kleine kindertjes liepen met magere lichaampjes cn gezich tjes als doodshoofden cn bijna de gehele bevolking was ziek en over hun lichamen bedekt met wonden. Dat was liet geze gende bestuur van Soekarno en consorten. M'n zeun kwam soms door plekke waar de Chinezen- lijken op hopen lagen, allemaal vermoord, omdat ze bang wa ren, dat zo het met de Hollan ders eens zou weze. Ken oen mens met een beetje gezond verstand nou begrijpe hoe er nog iemand in de wereld to vin- de is die het voor dat z.g. Indo nesische bewind ken opneme? Maar m'n zeune, ik bedoel Leen, die nou naar Amerika gaat, zeit: dat het allemaal om do olie te doen is. En om de andere din- ge, waar Indië zo veul van heit. Nou as dét waar is, is het hele- gaar een smerige boel en moste ze die Veiligheidsraad maar af- schaffe of een andere naam geve, b.v. „Veiligheidsraad voor de olie", dan wete we tenminste waar we an toe benne. Intus sen, de wereld is niet veul ver beterd sinds Hitler d'r niet meer is. Je leest wel is van die ad vertenties, als een zakenman dood is, „de zaak wordt op de oude voet voort gezet". Nou dat kenne ze hier ook wel van zeg ge. 't Wordt allegaar op de oude voet voort gezet. De mensen worde d'r an gewaagd. Ze ge- bruike allegare mooie woorden, zoals „Vrijheid" en „democra tie", „vrijheid van menings uiting", en „vrij van angst" hoe ware die punte van Roosevelt ook weer, maar as je dat alle gare leest, denk er dan maar ge rust bij: olie, olie en nog is olie. Ze wille allegare Indië hebbe en daarom mot Nederland liet lootje legge. Zó is de toestand en die arme stakkers op Java kenne terwijl krepere. Ja, as je dat allemaal zo be denkt. word je wel is een beetje kriebelig en vraag je jozelvers af: waar gaan we naar toe? Den- ke de mense nou werkelijk, dat God dal allegare gedogen zal? Hitler heit het ook zo gepro beerd en hij is er bij onder ge gaan. Denke de mense die het nou voor het zegge hebbe, wer kelijk dat zij hetzelfde wèl straf feloos konne doen? Wat is de mensheid toch stekeblind as ze in geen God of gebod gelove. Met al d'r lui wijsheid benne ze blind as de molle. En intusse zilte onze jonges nog maar op Indië, die kenne de kastanjes uit het vuur hale. Gelukkig as je een jonge heit, 'Cffmyvgm UadeA 6ató Zeeland heelt heel wat dichters en schrijvers voortgebracht. We noemen er een paar: Jacob. Cats; Jolian de Brune; Jacobus Bella my; Elizubeth Bekkcr (beter be kend als „Belje Wolff"); Carol Scharlen; P. C. Boutens; P. II. van Moerkerken, Joclicm van Bruggen. Wc zullen hel hierbij laten. We willen eens enkele van deze adelijken naar de geest onze lite raire revue laten passeren. Iedere Zeeuw moet er toch iets van weten wat eigen bodem zoal liepft voortgebracht. De allerbekendste liguur is ze ker wel Jacob Cats, die in 1577 te Brouwershaven werd geboren. Zijn eerste opvoeding ontving hij van een oom te Zierikzee, die na de vroege dood van zijn moeder en het hertrouwen van zijn vader zich over hem ontfermd had. Hij studeerde in dc Rechten tc Leiden en te Orleans, huwde met een rijke vrouw en bracht (naar de biograaf vermeldt) „rustige en aangenamen dagen door op zijn landgoed te Grijpskerke. In 1621 werd hij Pensionnaris van Middel burg, in 1623 van Dordrecht, werd in 1627 gezant in Engeland en werd in 1636 Raadpensionnaris van Holland. In 1651 was hij voor zitter van de bekende „Grote Ver gadering". In 1652 ging hij nog maals als gezant naar Engeland. I-Iicrna woonde liij tot zijn dood op zijn buitengoed „Sorgh-vliet" te Scheveningcn, dat hijzelf daar in het duinzand had doen aanleg gen. Jacob Cats kwam eerst op latei- leeftijd tol het dichten. Wel had liij reeds in zijn jeugd verzen ge maakt, maar die had hij wijselijk in portefeuille gehouden. Zijn eer ste bundel, die hij uitgaf heet: „Sinnebeelden", verschenen in 1618. In een voorrede vertelt hij wat dé oorsprong van deze bundel Is geweest. Hij bladerde toevallig in enige oude papieren en kreeg daarbij losse gedichten uit zijn jeugd in de hand en daarbij kwam hij op het denkbeeld deze aan te vullen lot een beeld van het men selijke leven, gelijk hij hot zelf zegt: „dc ydele Minnebeelden on- ser jonkheyt tot Sinnebeelden van sticbtelicker bedcnckingen, 't on- ser ocffeninghe te gebruyeken". En eenmaal aan bet dichten is er geen eind meer. Hij geelt de ene bundel na de andere uit. Zijn „Houwolijck" wordt beroemd en reeds in 1655 schat zijn uitgever Schippers liet aantal exemplaren van deze bundel op 50.000, een verbazende oplage voor die tijd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1949 | | pagina 5