itergiHL npifue
BIJ ONS THUIS.
DAM-LABYRINTH
Kruiswoordraadsel.
2
3
6
m
m
m
m
m
r.!
m
m
m
m
m
m
w
m
Een dappere jongen
tftad fi£a£te£mid
£e>fi fyzo-e-t i/an fezus.
Ziv-aAt en wit"
Vrijdag 21 Januari 1949
T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Wedstrijdprobleem 12 A.
■-J*-
derstaande stand uit de achtkamp
van de Rotterdamse Dambond.
J. Blom, kamp. van het „Oosten".
1
4
5
7|8
9
10
ii
Ra
12
13
14
ii
15
16
17
181
19
Hl 20
21
22
23
24
25
1
26
H
27
28
1 I29
30
31
1
32
33
34
351
I!36
£2
37
■;38
39
401
41
BI
421 1
1
1 1
B
43
44
ül
45
46
47
48
BI
49
50 j
51
Bl52l
BS
531
54
55
56
57 IB
58
59
60
61
162
s
63
1
64
65
66
BI67
68
H
69
70
71
n
H
72
73
BI
74
l i
75
Zw. 11 sch. op: 8, 11, 12, 14, 16,
17, 19, 20, 24, 35, 37.
Wit 11 sch. op: 15, 22, 25, 28,
32, 33, 38, 41, 43, 44, 48.
Wedstrijdprobleem 12 B.
Auteur N. Corstanje, Goes.
Zw. 11 sch. op: 5, 8, 9, 10, 11,
12, 13, 14, 19, 20, 21.
Wit 11 sch. op: 21, 22, 25, 29,
33, 34, 35, 38, 39, 45, 47.
Beide problemen wit begint en
wint!
Hierbij nog de cljferstand van
de problemen 11 A en 11 B.
Zw. 7, 9, 10, 17, 19, 20, 23, 24,
OK OQ 9C
Wit 27', 31, 34, 35, 37, 38, 40,
44, 45, 47, 49.
Zw. 6, 9, 13, 18, 19, 20, 22, 27,
28, 36.
Wit 16, 29, 30, 31, 37, 40, 42,
44, 47, 49.
Oplossingen in te zenden van 11
en 12 A en- B tot uiterlijk 5
Februari a.s.
Purtjfstand.
Bij het snuffelen in ons archief
vond ik de „Haagsehe Post" on-
M. Raichenbach (Frankrijk).
Wit speelde hier de fraaie zet
48431! De gevaarlijke zet van
zwart 1218 is uitgeschakeld
door: 47—41, 28—22, 32—28,
34x3 met winst. Op zwart 510
volgt 22—17, 25—30 A. 43—39!
38x7, 45x34. A. zie diagram
4843, 5—10, 22—17, 32—28? en
wit zou verliezen door (23x41)
34X5 (41—46 38x20 (26—31)
36 x27 (21X32 5 x 37 (46x48)
een interessante afwikkeling.
A. diagram op 4843 510 is
32—27 (21X41) gedw. 43—39,
34x5, 20x40 (16—21) 5x46
(21—27) 22 x31 (26>£48) 20—15
gunstig.
Indien zwart op 4843 ant
woordt (11—17) 22x11 (6X17)
kan wit een combinatie uitvoeren
door 28—22, 35—30, 43—39
(44x33 de beste) 36—31, 38x7a.
(4044 gedw.) 32x14 doch dit
wint niet. Zwart dreigt met
2127; op 17 kan hij direct re
mise maken door: 1319, 812,
50—22, 21—41, 26X48, op 7—2
dan vervolgt zwart met (40—44)
door 13—18. A. Slaat wit naar 9,
32x14 (4450) waarop 94 faalt
op 50—22 en 9—3 op 12—17 offert
wit met 3127 en 47x36 dan
zwart toch 5022! Verhindert
9—4 met 2227 en wint op 93
door 1217.
Dat dit een stand met vele com
binaties is, bewijst ook deze va
riant. 48-43 (11—17) 22X11
(6X17) 36—31 (12—18a) 31—27
(5—10 want 17—22 en 21X12 ver
liest door 4741!) 47—41
(10—14, want op 1722 en 21x12
volgt 32—28) 34—30 (17—22
gedw.) 28x17 (21x12) 43—39 b.
(1420) 3025! wint minstens
een schijf!! Een mooie dwang-
variant.
A. (17—22) 28X17 (12—18)
32—28, 34x3, 47x36, 3x50, dreigt
3530 en wint.
B. Wit kan ook spelen 2722,
32 X21, 40—34, 35x44, 44—40,
43—39, 38x20.
Diagram 48—43 (11—17 22x11
(16x7) en wit wint door 28—22
een schijf of de partij: (1218
a. b. c.). 47—41 (18 x 27) 32—28
(23X32) 34X14 (6—11) 37x28
(11—16 40—34!! en (27—31)
36x27 (21x33) mag niet wegens
35—30, 45—40, 43—39, 38X9!!!
a. 510 verliest door 22—18,
3228, 34x5 en op 4146 is
3832 beslissend.
b. Op 7—11 wint wit door
22—17, 32—27, 42—37, 38x9.
c. 611 geeft een zeldzaam
fraaie winst door 2217, 3227,
42—37, 38X9 (8—13) 9x18
(5—10) 43—38 (10—14 d) 34—30!
wint door 18—13 altijd een schijf.
d. (10—15) 38-32! (15—20)
47—42 (20—25) 32—28 (23X32)
34x14 (12x23) 1410 met grote
winstkansen.
Op 4843 deed zwart in de
partij (1217 gedw.) en nu wit
36—31! De slag 24—30, 19—24,
17x48 verliest direct door 3025.
Er volgde (812) 3127
(12—18) 3430 (5—10) 47—41
(10—14) 41—36. a. (26—31)
37X26 (1420) 30—25 (29—33)
25X14 (19X10) 38X20; b.
(10—15) 28X8 (17X39) 26x17
(11X31) 36X27 (15x24) 40—34
(39X30) 8—3 (18—23) 3—25 gew.
b. Wit kon hier nog mooier win
nen door 28X30 (17x39) 38X29!!
(21X32) 29—23 (18x29) 30—24
(29X20) 40—34 (39x30 35x4
(1621) want op 1319 volgt
4—10.
Na afloop der partij gaf wit
aan:
a. 41—36 (14—20) 30—25
(26—31) 25X14!! (19X10)
28X30!!! (17x 28) 37x17!!
(28X39) 36—31!! (11x22) 30—24,
4034 35 x4. Wordt vervolgd.
Analyse, Philippe Jambon.
Hoe lelijker een geneesmiddel
smaakt, h'oe meer vertrouwen
het een zieke inboezemt.
Om een denkbeeld te krijgen
van de ellenden onzer mede
mensen: ga hun genoegens gade
slaan.
Omschrijvingen:
Horizontaal: 1 koolwaterstof,
6 verfstof, 12 wreed keizer, 14
grbente, 15 voorzetsel, 17 noot,
18 rivier in Engeland, 20 voeg
woord, 21 voegwoord, 22 insect,
24 belangrijk ingrediënt bij huts
pot, 27 einde, 28 gezicht, 30 vet,
31 chocolaadje, 32 in orde (afk.),
33 rund, 35 zijrivier v. d. Donau,
36 gewicht (afk.), 37 bevel, 38
insect, 40 telwoord, 42 soort ijs-
breker, 44 bloeiwijze, 45 knevel
baard, 47 voorzetsel, 49 voor de
vuist (afk.), 50 loflied, 52 ten
laatste (afk.), 53 op die manier,
54 oud grondgebied, 56 vermoeid,
58 lastdier, 60 boom, 61 vorme
lijk, 63 echtgenoot, 64 voertuig,
65 vogel, 66 metaal, 67 titel
(afk.), 69 en andere (afk.), 70
titel, 72 deel v. e. trap, 74 kleur
stof, 75 vrucht.
Verticaal: 1 kinderspeelgoed,
2 de bnbekende (afk.), 3 tel
woord, 4 zwaardlelie, 5 windrich
ting (afk.), 7 pers. vnw, 8 har
de vrucht, 9 zeeschip, 10 aardr.
aanduiding (afk.), 11 holte in het
kakebeen, 13 hogeschool voor
een bepaald onderricht, 16 pon
jaard, 18 kledingstuk, 19 ogen
blik, 21 uniek, 23 voorzetsel, 25
naschrift (afk.), 26 voegwoord,
27 lengtemaat, 29 medewerking,
31 lichtzinnig, 34 zandspiering,
36 grof meel, 38 deel v. e. fuik,
39 stuk grond bij een huis, 40
derhalve, *41 hulde, 43 bijzaak,
46 hoendersoort, 48 omlaag, 50
oude munt, 51 paradijs, 53 over
winning, 55 in persoon (afk.), 56
soort onderwijs, 57 water in
Friesland, 59 pers. vnw., 61 bier
soort, 62 vr. munt, 65 schaal, 68
opschudding, 70 maanstand
(afk.), 71 lidwoord, 72 ten laat
ste (afk.), 73 waterstand.
De oplossing van de puzzle
van 7 Januari 1949, luidt als
volgt:
Hor.: 1 hik, 4 yoghurt, 10 gal,
13 Eros, 15 beeld, 16 aera, 17
Midas, 19 atm., 20 palet, 21 salto,
23 Parijs, 25 koekoekklok, 29 ik,
31 n.n., 32 alm, 33 in, 34 de, 35
Sem, 37 op, 39 l.s., 40 pre, 41
stuiter, 42 wijsgeer, 43 les, 44 ijk,
46 ma, 47 lev, 48 al, 49 e.p., 50
eer, 52 n.b., 54 fa, 55 prinsjes
dag, 59 tekst, 60 teken, 62 motet,
63 bar, 65 renet, 67 toer, 68 begin,
70 robe, 71 sir, 72 landouw,
73 tol.
'Vert.: 1 hem, 2 Iris, 3 kodak,
5 Ob, 6 Glea, 7 hetwelk, 8 Ulm,
9 r.d., 10 gelijk, 11 Ares, 12 lat,
14 salon, 16 Aaron, 18 steno
typist, 20 palisander, 22 o.k., 23
p.k., 24 misslag, 26 o.o., 27 kim.,
28 meerval, 30 ketel, 34 dreef,
36 mus, 38 pek, 39 lijm, 40 pel,
45 gejaagd, 49 erker, 50 es, 51
re, 53 baker, 55 peter, 56 n.t.,
57 st., 58 genot, 59 tooi, 61 Nebo,
62 m.t.s., 63 ben, 64 Rio, 66 tel,
68 ba, 69 nu.
door M. VAN DE BOSCH.
DE VLAG.
Daar komen ze de kamer bin
nen. Lachend en stoeiend. Jet van
binnen een beetje teleurgesteld
omdat er aan de kapstok niets
van een uniform te ontdekken
was.
„Hier, kijk eens, voor jullie sa
men!" Oom houdt hen de brief
voor. Niet om vechten hoor.
Samen lezen ze het adres in een
eigenaardig handschrift geschre
ven.
Vast van Kurt, denkt Jet, blij
en toch een beetje verontrust.
Hij schrijft haar nooit en waarom
dan nu aan hun samen.
Marie denkt hetzelfde van Hein-
rich.
'Dik herademt. De aandacht is
even van hem afgeleid.
Maria scheurt de enveloppe
open en dan lezen ze samen. Jet
kijkt over haar schouder bij.
Eerst blijft het stil. De meisjes
lezen gespannen. Hun gezichten
worden steeds strakker, verdrie
tiger, bozer.
„Ooh", roept Marie tenslotte,
smijt de brief op tafel en valt
snikkende in een stoel neer.
„Ze hebben ons bedrogen
bedrogen!!" Lezen jullie maar
zaM".
Jet staat met een bleek gezicht
stil voor zich uit te staren.
Oom leest hardop. Uit de brief
blijkt dat Kurt en Heinrich van
daag nog vertrekken moesten.
Naar het front, maar welk front
weten ze zelf niet.
Ze hadden geen gelegenheid om
zelf te komen en nemen nu met
een voorgoed afscheid. Als ze le
vend uit de oorlog komen gaan ze
toch weer naar Duitsland terug
en het is voor Marie en Jet toch
niets om daar te komen.
Oom slaat met z'n vuist op tafel
van boosheid.
Dik slaak een zucht van ver
lichting. Gelukkig, Murt kan va
der en moeder geen kwaad meer
doen.
Stilletjes gaat hij er tussen uit,
naar boven. Niemand let op hem
er is nu wel iets anders om over
te praten.
En boven, op z'n knieën voor
zijn bed, dankt Dik de Heere
Jezus, dat Hij hem geholpen heeft
en ook dat Kurt en Heinrich weg
zijn.
„Oh Heere", smeekt hij dan,
„wilt U maken, dat de jongens
het ook zien dat ik een soldaat
van U en de Koningin ben en
geen landverrader.
De volgende dag is het Zondag.
Tante, Dik en Aggie zijn het
eerst beneden.
Oom slaapt s' Zondags altijd uit
en de meisjes hebben gisteravond
zolang wakker gelegen om over
Kurt en Heinrich te praten, zjj
zijn ook nog niet wakker.
Dik weifelt wat hij zal doen.
Naar de kerk gaan of niet.
's Zondags, ja, dan mist hij vader
en moeder wel het allerergst.
Anders zat hij in de kerk altijd
naast moeder "en zag hij vooraan
in de ouderlingenbank vader zit
ten. Maar nu blijft moeders
plaatsje leeg en vaders hoekje is
ook niet bezet.
En verder? Och verder is het
ook nooit Zondag zoals thuis.
Tante zit vaak te naaien of te
breien. Oom loopt heel de dag in
z'n overhemd en meestal heeft hij
wel een of ander karweitje in de
tuin of keuken op te knappen. Of
hij loopt in z'n N.S.B.-pak, wat
nog veel erger is, omdat hij naar
iets van de partij moet en met de
meisjes is het al net zo.
Niemand gaat er naar de kerk
en nooit zitten ze eens gezellig bij
elkaar in de kamer, zoals thuis.
Vroeger heeft Dik wel eens ge-
moperd, omdat hij op Zondag niet
mocht gaan fietsen en zwemmen.
Maar nu ziet hij zo goed het ver
schil.
Thuis was het zo echt Zondag,
echt rustdag, feestdag.
Hij verwondert zich er over dat
hij het nooit eerder precies zo ge
zien heeft als nu.
Evenals de werkdagen is ook
de Zondag- een dag door de Here
God zelf ingesteld. Een dag, waar
op iedereen moet rusten van zijn
daagse werk, een dag aan God ge
heiligd. Een feestdag.
Hier waar niemand rekening
houdt met God en zijn geboden,
hier maken ze ook van de Zondag
een weekdag of een uitgaansdag.
Dik heeft nooit goed begrepen
waarom dit niet mocht en dat
niet mocht, zoals zwemmen en
fietsen en nog andere dingen.
Maar nu weet hij het opeens, zon
der dat iemand het hem behoeft
te zeggen.
Als de christenen, de mensen
die God liefhebben en tot zijn eer
willen leven ook meegingen met
de mensen van de wereld die niets
om God en Zijn geboden geven,
dan zou er helemaal geen Zondag
meer zijndan zoude» de men
sen van de wereld ook niet kun
nen zien dat er christenen zijn op
aarde.
En toch weet Dik niet goed of
hij naar de kerk zal gaan.
Hij durft niet goed, om de jon
gens, die hem gister hebben na
geroepen. En nu, als ze hem zien,
oh, ze zullen hem vast de rug
toedraaien. Natuurlijk zullen ze
dat doen.' Enlandsverrader!!
roepen.
Toch gaat hij eindelijk. Schoor
voetend en met bevend hart.
Hoe dichter hij bij de kerk
komt hoe erger het wordt. Schuw
kijkt hij om zich heen. Gelukkig
niemand te zien.
Net als de vorige Zondagen
blijft ook nu moeders plaatsje
naast hem leeg.
Oh, als moeder er nu maar was
dan zou hij zijn arm door de hare
steken en dicht tegen haar aan
kruipen.
Als zij maar niet waren wegge
haald dan was al dit nare niet
gebeurd.
Daar heb je Jan's vader en
moeder met al de kinderen. Zij
hebben altijd een hele bank vol.
Vol spanning gluurt Dik door zijn
oogharen, hij wil niet echt kijken
nu of hij Jan ziet en of Jan net
als anders naar hem zal besjoe-
ren.
Nee, natuurlijk zal hij dat niet.
Een landverraderdan meteen
is daar de stem van z'n vriendje.
"Toe joh, schuif eens een eindje
op, ik kom naast jou zitten, onze
bank is toch voi".
Met een vaartje glijdt Dik de
bank verder in. Vuurrood van
blijdschap. Hoe kan dat nou.
Waarom doet Jan dat? En hun
bank is immers niet eens vol. Jan
kan er nog best bij.
Alle narigheid is opeens wegge
gleden. Jan z'n vriendje zit naast
hem, alles is weer goed.
En uit volle borst zingt Dik
even later met Jan en heel de ge
meente de aanvangspsalm mee
„Geloofd zij God met diepst
[ontzag
Hij overlaadt ons dag aan dag
met Zijne gunstbewijzen".
„Joh," fluistert Jan hem gauw
in, gisteravond is de meester nog
bij ons geweest. Hij treeft alles
verteld. Van je oom eit, die mof
fen daar. De andere jongens we
ten het ook. Het is stom van je
hooi-, om mee te lopen, maar we
zijn niet kwaad meer op je. En
nenou jaJan weet niet
hoe hij het verder nog moet zeg
gen, maar dat geeft niet, Dik be
grijpt hem toch wel.
Ze zijn weer goed op hem en
schelden hem niet voor landver
rader en draaien hem nu en mor
gen bij school niet de rug toe.
(Wordt vervolgd).
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD"
van 21 JANUARI 1949.
eeuu/scH
VOOR DE ZONDAG.
Het is de wereld-oude cirkel
gang: de levenskracht ontkjemt
en groeit in de vrije buitenwe
reld, op het platteland; de men
sen zoeken een centrum, zij ho
pen zich op en bouwen steden,
de zonde bereikt haar culmina
tiepunt en de beschaving stort
ineen.
Kaïn is hier het classieke voor
beeld.
Hij weet zich van God verlaten
en bouwt zich een stad, zijn ge
slacht „cultiveert" de wereld,
maar stelt de cultuur in dienst
der zonde; de ontbinding moet
noodwendig komen en God ver
delgt Kaïn's machtscentrum.
Later ziet men dezelfde kring
loop in Babel en Assyrië, Ninevé,
Carthago, Athene en Rome.
Wanneer de mensen machtig
worden bouwen zij zich steden
en wonen daarin, zij beheersen
de wereld door hun machtsmid
delen, zij buigen zich onder de
dictator, de opper-cultuurmens,
deze deelt brood en spelen- uit
en het volk verteert zijn krach
ten in zondelust.
Men zoeke daarom de geeste-
lijke kraqjit van een volk nooit
in het grote stadsleven. De
kracht van een volk ligt in het
platteland.
Dat vindt zijn oorzaak natuur
lijk niet in het beter-zijn van
de plattelandsmensendan de
stadsmensen. Allen hebben het
zelfde menselijke, dus dwaalbe-
gerig hart. Daarin is geen enkel
onderscheid. Men ziet dan ook
dat, wanneer plattelandsmensen
in de grote stad gaan wonen, zij
ii- een ommezien aan de stads
mensen gelijk zijn. Het onder
scheid wordt alleen bepaald door
de omstandigheden. Het dorp
vormt de rem op de uitbrekende
kracht der zonde. Er zijn tradi-
tie's, vastgestelde normen, scher
pe correcties op elkander, een
zg. fatsoenspeil waar beneden
niemand straffeloos kan wegzin
ken. Dan is daar ook nog het
nauwere contact met Gods gave
schepping. De mensen staan over
het algemeen vroeger op en gaan
vroeger naar bed, het gezinsle
ven is er nog een centrum. De
plattelandsbevolking weet zich
sterker afhankelijk van God,
die vruchtbare en onvruchtbare
tijden geeft, van Wien afkomen
zonneschijn en regen, droogte en
stormen en watervloeden. In de
stad beslist de techniek. God
blijft hier in de verte, men heeft
met Hem niet rechtstreeks te
maken, men heeft zóveel zélf in
handen. Het hele dagen binnen
zitten tussen steen en met slechts
een paar vierkante meter blauwe
lucht ergens boven een binnen
plaats, maakt de mens bekrom
pen, vernauwt zijn geestelijke
horizon. En de zweep des drij
vers, die hele dagen voort doet
jagen, en steeds maar tempo,
tempo eist, met zenuwslopend"
arbeid achter schrijfmachines,
achter loketten, in overdrukke
winkels en magazijnen, zweept
de mensen op tot een spanning,
die om reactie vraagt, hen des
avonds uit de huizen jaagt en
samenperst in bioscopen en dan
cings, schouwburgen en bars. Ge
ziet er gejaagde, bleke maskers,
geverfde lippen en wangen en
gepolitoerde nagels bij de vrou
wen en meisjes, nerveuze allures
bij de heertjes, om in de korte
tijd van z.g. vrijheid gierig te
plukken van het leven wat het
te bieden heeft.
En zo wordt de mens voortge
jaagd, van dag tot dag, tot hü
plots ziet, dat hij oud is en een
jonger geslacht al lang bezig is
hem van zijn plaats te verdrin
gen. Hij is een nummer, een
machine-onderdeeltje geweest,
dat gemakkelijk te vervangen
was.
Want de mens verliest zijn
persoonlijkheid in de grote stad.
De stad maakt van de mens een
uniform-type.
Wanneer de bekende portret
schilder Roeland Koning zijn
modellen gaat zoeken voor zijn
koppen, gaat hij niet naar de
grote stad, maar naar het platte
land, naar de boeren met hun
karakteristieke gelaatsuitdruk
kingen, gebeeldhouwd door de
vrjje en gave natuur, of naar de
vissersplaatsen, waar de zeelui
wonen, wie de oneindigheid van
de zee in haar klare verten
weerspiegelt ligt in hun oog en
wie de stormen en deinende gol
ven gekerfd liggen in de karak
teristieke plooien van hun als uit
marmer gehouwen gelaat. Zoekt
zo'n type eens onder de duizen
den, om twaalf uur 's middags,
wanneer de kantoorgebouwen
hun massa's uitspuwen op de
nauwe straten om hun twaalf-*
uurtje te verorberen.
De geestelijke kracht van een
volk? Zij wordt geteeld en ont
plooit zich ten plattelande, zij
wordt verslonden in de centra der
grote steden.
Als tioee hetzelfde zeggen,
is het nog niet hetzelfde. Wan
neer de Joden van elkander
afscheid namen, bezigden ze
bovengenoemde tuoor&en als
gewone groet. Op de manier
van: „Vaarwel, het ga U goed".
Maar in Jezus' mond krijgen
deze- moorden een bijzondere
klank. De afgevlakte dage
lijkse groet ontvangt op een
maal een diepe betekenis.
Doordat HIJ deze groet op de
lippen neemt. En doordat Rij
het doet in deze situatie. Hij
groet met deze woorden een
publieke vrouw.
Deze vrouw was zo maar
komen binnen lopen in het
huis van Simon de Farizeeër,
bij wie Jezus te gast wa,s.
Toen was ze Jezus te voet ge
vallen. En ze had in tranen en
tekenen haar berouw, haar
geloof, haar liefde uitgedrukt.
Simon had zich mateloos geër
gerd. Een vrouw met zo'n
donker leven in ZIJN huis!
Maar vooral had hij perplex
gestaan over de houding van
Jezus. In plaats van haar te
recht te wijzen, haar weg te
sturen, had Hij haar vriende
lijk laten begaan! Simon was
één en al verontwaardiging
over het gebeurde.
Maar Jezus had haar ge
zegd, dat het nu helemaal goed
was tussen God en haar: Uw
zonden zijn U vergeven. En
toen liet Hij haar gaan, het
leven weer in, met de groet:
Ga heen in vrede! Ze zou het
moeilijk genoeg krijgen: de
mensen zouden haar naiuijzen
en dan wat tegen elkaar fluis
teren. Maar daaronder zou ze
niet hard worden en verbit
terd, want God had haar im
mers lief, Gods vrede, Gods
tevredenheid, ging voortaan
met haar mee. Dat was haar
eerherstel, daardoor kon zij
het leven weer aan, daardoor
Icon zij de mensen weer recht
in de ogen zien en desnoods
Ga heen in vrede!
Lucas 750b.
smaad en hoon in liefde ver
dragen.
Na deze Zondag gaat U het
leven weer in. Soms lokt het
u, maar vaak schrikt het u af
en benauwt het u. Het barre
leven! Maar u gaat het in met
de groet van Jezus. Het is de
groet, die Hij meegeeft aan
zondaren en zondaressen, die
Hem hun schuld beleden heb
ben: Ga heen in vrede!
Dat betekent in Zijn mond
oneindig veel meer dan:
Houd moed, het zal wel weer
gaan! Het is dit: Gij zijt voor
mijn rekening en dat blijft ge,
wat U ook overkomen mag en
hoe men u ook bejegenen mag.
Wie deze groet gehoord
heeft, gaat niet klagend, maar
zingend het alledaagse leven
weer in:
„Het zalig goed, mij door Uw
gunst gegeven, verlaat mij niet,
maar volgt mij al mijn leven.
Goes. R. A. FLINTERMAN.
De hartstocht kan een zwak
keling tot een reus en een reus
tot een zwakkeling maken.
In gezelschap gapen is vooral
dan onbetamelijk wanneer er
reden toe bestaat.
Onze zeun gaat op de U.L.O.
Met de bus gaat hij uit en werom.
Wat zal ik je daarvan zegge. Me
vrouw wou het met alle geweld,
dat ie wat meer zou lere, hij heit
een goeie kop, zeit de meester en
je ken ze niet allegare in het boe-
revak groot brenge. Dat is teuge-
woordig niks meer gedaan. Daar
zit geen toekomst meer in. Ook
al hei je het geld beschikbaar, je
komt niet meer an een steetje, al
wil je 't met goud betale. Dat is
ook al een van de redene dat m'n
andere, zeun, Leen, waar-ik je de
vorige weke van verteld heb, naar
Amerika gaat. Daar is nog ruim
te, zeit ie. Hier ken je geen spa
meer in de grond steke of er komt
een ambtenaar op af. Maar-nou
weet ik wel, asdat geleerdheid
ook z'n mee en tegen heit. De toe
stand is teugewoordig zo, asdat je
straks een geslacht krijgt van en
kel geleerdheid en geen mens wil
meer werke. Een oud spreekwoord
zeit: 't werke is voor de domme,
maar as t'r nou geen domme men-
se meer benne, wat dan? Maar
affijn, Jan gaat dan naar de
U.L.O. En hij komt elke avond
met een grote boekentas vol werk
naar huis. Daar is geen end van.
Nooit is het ventje klaar. Wat
ie er allemaal in mot stompe, dat
weet ik niet, maar een end is er
nooit an. Hij is nooit klaar, en d'r
mot altoos meer bij. Ik vraag me
wel is, doe ik er geen zonde an?
Dat meen ik nou is heus. Het
ventje, is altijd met z'n gedachte
met de schole bezig. Onderleste
betrapte ik 'm er op dat ie zelfs
Zondagsmiddags allenig in z'n ka
mertje op zolder zat te lere. Ik
pakte 'm bij zijn ore en zeg: allé
ventje, d'r uit. Van dage is het
Zondag en hebbe we van al onze
slaafse arbeid te viere, zoals de
kattekismus zeit. Laat ik 't niet
meer zieje, want dan ben je nog
niet gelukkig. Jamaar, zeit ie, ik
ken niet klaar komme voor mor-
rege. Ik zegge: dan maar niet
klaar voor morrege, maar d'n
Zondag blijft 'r buite. Hij zeit, d'r
benne d'r zoveule die 's Zondags
ook lere. Ik zegge, dat is dan zó-
veul te erger, ik zal daar met d'n
meester over prate. Je gaat op
een kristelijke schole en daar
komme zulke dinge niet te pas.
En nou heb ik een briefie an de
bovenmeester geschreve en ik heb
'm gevraagd of ie er is op lette
wil, dat het niet meer gebeurt.
Ik heb nog geen antwoord gehad.
Verleje zomer was er een Ame
rikaan bij ons op 't dorp, die zeit,
jullie schole benne gekkehuize. De
kinders worden opgekweekt voor
zenuwleidersgestichte. 't Bènne
allemale zenuwpeze, je kent an
d'r gezichtjes zien. Bij ons in
Amerika zegge we, de schole is
er om te lere, niet om het thuis
te doen. Jullie make van je kin
ders worsten, waar je alles in
stopt en straks staan ze in 't leve
as een kat in een vreemd pakhuis.
Wij Amerikanen maken de kin
ders klaar voor het leve, we vra-
ge niet wat kèn je maar wat bén
je-
Ik wete niet wat er allemaal
van waar is. Maar dat er wat an
schouwt bij ons, dat is wel zeker.
Ik gelove nooit dat het goed is,
dat de kinders nergens meer tijd
voor hebbe, zelfs niet voor d'r
vrages te lere. De schole is het
monster dat alles opvreet, 't Wor-
re allemaal broodmagere, arme
stumpertjes en ik ken moeilijk ge
love dat de Here dat bedoeld heit,
toen Hij ons kinders gaf. Ik ge
love altoos nog dat de kerk en de
kattekesatie nummer één motte
blijve. Als we eerst het Konink
rijk Gods zoeke, ook voor onze
kinders in de allereerste jare des
onderscheids, zal de rest ook wel
komme. Maar dat schijnt er teu-
geworig op een hoop schole er
maar zo'n beetje bij te bange. Er
is nerges meer tijd voor as voor
somme, vreemde tale en nog wat
ander gek spul. Ik hebbe d'r wel
is spijt van dat ik m'n jonge d'r
voor gegeve hebbe. Maar ja, hij
zit nou eenmaal in 't schuitje, dus
mot ie er maar door heen zien
te komme. As ie wat verder wil
lere, mot ie in elk geval dit toch
eerst achter de rug hebben. Zo
zitte de dinge teugeworig nou
eenmaal in mekare. Maar ik
wachte een antwoord op m'n brie
fie en as t'r wat van komt zal ik
je 't wel is vertelle, misschien ken
je d'r ook nog je winst mee doen.
Van m'n zeune in Indië was d'r
deze weke weer geen bericht. En
m'n andere zeune die naar Ame
rika gaat kreeg bericht asdat ie
waarschijnlijk ongeveer half
Maart weg ken. Je ken begrijp»
asdat ie nerges anders meer over
praat. Hij zeit: vader ik zie julder
ook nog is in Californië
Maar ik zie me d'r nog niet.
Affijn 't ken raar lope in de we
reld, daar niet van. Tot volgend»
weke. je FLIP BRAMSE.
door G. WALSCHAP
Uitgave P. N. van Kampen, Amsterdam
Een nieuwboek van Walschap
is altijd een gebeurtenis. De
schrijver, die nu omstreeks vijf
tig jaar oud is, behoort tot de
beste romanciers van Zuid-
Nederland. Van nature heeft hij
een pessimistische kijk op het
leven, vandaar ook, dat hij in
zijn boeken met genadeloze
scherpte de mens bestudeert en
ontleedt, waardoor de cultuur
die deze mens vertegenwoordigt
in al haar leegheid en voosheid
te voorschijn komt. Het liefst
analyseert hij dan ook de mens
in psychische grensgevallen;
enerzijds omdat die gevallen
door hun gecompliceerdheid on
eindig veel mogelijkheden bie
den en anderzijds omdat ze de
uiterste consequentie zijn waar
toe het zielkundig verschijnsel
„mens" kan komen, wanneer hij
in een bepaalde richting wordt
gedreven.
We kunnen moeilijk zeggen,
dat Jan Gillis, de hoofdpersoon
uit „Zwart en Wit" een psychi
sche uitzondering is, maar we
kunnen evenmin ontkennen, dat
hij geen grensgeval zou zijn.
Zoon van een kreupele maar
zeer intelligente kleermaker, die
in de politiek socialistisch
denkt, heeft ook Jan Gillis zijn
socialistische overtuiging eerlijk
gewonnen. Op een R.K. Nor
maalschool raakt hij, nadat in '40
de vijandelijkheden beëindigd
zijn in het vaarwater van een
idealistische nationaal-socialist.
De eerste maanden na de Duitsa
overwinning zijn er van een hul
peloos zoeken naar een houding,
althans bij een groot deel der
bevolking. Overtuigd dat Duits
land de oorlog zal winnen en be
reid, van de toestand te maken,
wat er van te maken valt, be
sluit Jan, om samen met zijn
heel vroom Roomse vriend Wal
ter Amman naar Duitsland la
gaan om daar over 't Nationaal-
Socialisme te kunnen oordelen.
Meegesleept door het enthou
siasme van de beweging trekken
beide jongens de consequentie
van hun daad en treden toe tot
de partij. Dit is een vreselijke
slag voor de ouders, die het
toch niet verkeerd vonden, dat
hun jongen wegging. Maar tij
dens de campagne in Rusland
deserteert Jan. Hij komt thuis
als een die van een dwaling is
genezen, als een verloren zoon.
Het helpt hem echter niets want,
kort na de bevrijding wordt hH