ci i'lux vaft ^lAld e^oti de GIJ EN UW HUIS. BIJ ONS THUIS. DAM-LABYRINTH APHORISMEN. - Een dappere jongen Om hctotiHMod v Aan oYitye, te^eM „Soos een deur sy moeder getroos". Vrijdag 17 December 1948 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 4 Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes. Wij hebben deze week het ster ven herdacht van de Zeeuwse dichter, staatsman en theoloog, Marnix van St. Aldegonde. Wij geven hieronder een repro ductie van zijn zegel met zijn lijf spreuk: De Rust is Elders. Bij de bekende Psalm 130, die hij vertaalde schreef hij: „Desen Psalm is een hertgron- delijck gebet van eenen geloovi- gen, die ernstelijck beroert is van wegen sijner sonden: vertrouwen de nochtans vastelijck op God, dat hy hem deselve vergeven sal, ende hem, mitsgaders de gantze gemeynte, uyt enckele barmher- ticheyt in genaden aennemen". En hieronder volgt een gedeelte van de vertaling: 1. Een Liedt Mahaloth, Uyt den diepten roepe ick dy aen, o Heere. 2. Heere, hoor na mijne stem me; laet dijne ooren vlijtig sijn op de stemme mijner smeeckingen. 3. O Heere, so du de ongerech tigheden gade slaet, Heere wie sal blijven staen? 4. Maer by dy is vergevinge, opdat du gevreest werdest. 5. Ick hebben den Heere ge wacht: mijne siele heeft gewacht; ende ick heb my op sijn woort getroostet. 6. Mijne siele verlangt na den Heere, meer dan de wachters: dan de wachters na den morgen- stont. 7. Dat Israël wachte op den Heere, want by den Heere is goetgunstigheyt, ende by Hem is overvloedige verlossinge. 8. Ende hy sal Israël verlossen uyt alle sijne ongerechtigheden. Oplossing probleem 3 A. Auteur J. Gabriëlse, Bergen op Zoom. Zw. 8, 9, 18, 19, 22, 26, 28, 29 35. Wit' 27, 36, 37, 39, 41, 43, 44, 47, 50. 1. 37—31 (26X46); 2. 47-41 (46x40); 3. 50—45 (22x31); 4. 45x32 (35—40) A. 5. 36x27 (40-45); 6. 32—28 (45—50); 7. 27—22 wint; 4A. (31—37) 5. 32X41 (35—40); 6. 41—37 (40—45); 7. 37—32—27 wint. Oplossing probleem 3 B. Auteur J. Fritz. Zw. 8, 9, 10, 11, 13, 17, 21. Wit 22, 23, 24, 29, 34, 38, 42. 1. 23—18 (17x28); 2. 38—32 (28x48); 3. 18—12; (48x19); 4. 12x5 op 1935 volgt 1924 en op 19—46 (19—23) ook 11—16 kan nog gespeeld worden 5. 5x37 (21—26); 6. 29—23 wint. Oplossing probleem 4 A. Auteur N. Corstanje, Goes. Zw. 2, 6, 9, 10, 12, 18, 20, 22, 23, 30, 35. Wit 11, 21, 26, 27, 31, 33, 37, 38, 39, 45, 48. 1. 21—16 (6X17); 2. 26—21 (17X26); 3. 37—32 (26x28); 4. 48—42 (22X31); 5. 33x24 (30x19); 6. 45-40 (45x33); 7. 38X7 (2X11); 8. 16X7 (19—23) A. 9. 7—2 (23—28); 10. 2—16 wint; 8A. (31—26); 9. 42—37 (19—23)10. 7—2 (23—28) 11. 216 wint. Oplossing probleem 4 B. Auteur W. Lente, Middelburg. Zw. 7, 17, 19, 20, 22, 30, 37. Wit 26, 29, 31, 33, 39, 42, 44. 1. 33—28 (22x24); 2. 31—27 (37X48); 3. 27—21 (48x34); 4. 21X1 (24—29) A. 5. 44—39 (34X48); 6. 1X37 (48X31); 7. 26X37 wint. A. 4(34—48)5. 44—39 (48X34); 6. 1X45 (20—25); 7. 26—21 (24—29); 8. 45x5 (30—34) 9. 5—28 (34—30); 10. 21—26 (4045)11. 28—50 (25—30); 12. 16—11 (30—34); 13. 11—6 (34—40) op (34—39 volgt 50x11 (45—50) 11—17 (50X11) 6x17 wint). 14. 6—1 (40-44); 15. 50X6 (45—50); 16. 1—45 wint. Goeile oplossingen ontvangen: voor Groep A 3 en 4. D. de Hullu, Oostburg; E. A. Schuitema, Goes; J. J. Frangois, Kruiningen; J. Gabriëlse, Bergen op Zoom; J. v. d. Meulen, Vlis- singen; W. Heydra, Aagtekerke; F. Walhout, Nieuwdorp; S. Blaas, Aagtekerke; J. Almekinders, Zie- rikzee; J. Brakman, Groede; A. Verhage, Kruiningen; B. v. d. Broeke, St. Laurens; J. de Smet, IJzendijke; J. J. Ganzeman, Ka- pelle; P. Walraven, St. Laurens; P. Winter, Middelburg, T. C. La Roi, Koudekerke; N. Corstanje, Goes; W. Wouters, Aagte kerke; J. Strooband Sr., Mid delburg; D. Kardol, Zierikzee; M. C. Deurloo, Zierikzee; P. v. d. Kreeke, Bergen op Zoom; C. K. Kaan, Koudekerke; A. v. d. Kreeke, Bergen op Zoom. Oplossingen Groep B 3 en 4. M. J. Leendertse, Kamperland; Piet v. d. Endt, Yerseke; J. Bis schop, Goes; K. Sinke, Kloetinge; P. Kakebeke, Nw en St. Joosland. Correspondentie: J. A. te Z. Ik heb U als A op losser genoteerd. J. J. G. te K. Zij doen ook mede aan de oploswedstrijd. Het zou niet oprecht zijn om ze daardoor 1 punt minder toe te kennen. De heer Gabriëlse Bergen op Zoom merkt op dat 3 B bij-oplos baar is door 1. 2318; 2. 3430; 3. 29—23 4. 24—15. Wedstrijd-probleem No. 7 A. Auteur W. Lente, Middelburg. Zw. 9 sch. op: 10, 11, 21, 22, 23, 29, 36, 40, 45. Wit 10 sch. op: 20, 32, 34, 38, 41, 42, 43, 48, 49, 50. No. 7. Groep B. Auteur N. Corstanje, Goes. Zw. 7 sch. op: 8, 9, 10, 15, 16, 18 29 Wit'7 sch. op: 21, 25, 36, 38, 39, 47, 50. Beide vraagstukken: wit speelt en wint. Oplossingen in te zenden aan het redactieadres zoals aangege ven boven de rubriek, s Inzendingen tot 8 Jan. 1949. S. Het feit van kinderen te heb ben maakt nog geen moeders. Uw roeping is zoals gij zijt te zijn. Er zijn armen, die niets bezit ten dan hun rijkdom. Slechts de grote schrijvers durven eenvoudig schrijven. Kleine schulden zijn als schroot: het vliegt naar alle kanten en men heeft niet veel kans er aan te ontsnappen. Grote schulden zijn als kanons kogels: groot gerucht, maar klein gevaar. Ik betrëur niet de ellende, die ik heb ondervonden, omdat ik daardoor het leven gevoeld heb. Ik heb geleefd en het was de prijs waard, die ik er voor be taalde. Men kan zich afvragen of de kinderspelen het leven naboot sen, dan wel of het leven slechts een uitbreiding van de kinder spelen is. Ik vind de gekozen naam „Zeeuwsch Weekend" wel/niet1) geschikt. Ik geef de voorkeur aan deze naam: Naam Stad/dorp Straatnaam (Handtekening) Op cutieioppc te zeiten „Zeeuwsch Weekend- Enquête", p.a. „Zeeuwsch Dagblad", Goes. l) Eén der twee woorden doorschrappen. door M. VAN DE BOSCH. DE VLAG. Als Dik, inplaats van naar het schoolbord voor de klas, twee meter naar links kijkt, het raam uit, ziet hij daar de zo ge hate hakenkruisvlag. Al twee jaar lang ziet hij haar daar wapperen, op de nok van het schoolgebouw. Ze is daar, sinds de dag dat de moffen de school hebben gevorderd. Dik herinnert zich die dag nog heel goed. De school was nog maar juist begonnen toen de moffen binnen kwamen. Met schorre stemmen schreeuw den ze door de gang. Luid klon ken hun voetstappen tegen de muren op. De kinderen zaten verstijfd van schrik. Maar mijnheer Leu ter, de meester uit Dik zijn klas was niet verstijfd. Hij dacht, dat de moffen hem kwamen halen en voor de jon gens goed vvisten wat er gebeur de, was hij met een paar grote sprongen, dwars over de banken heen, bij het raam. Met één zwaai zat hij in de vensterbank en verdween zoo aan de achter kant door de schooltuin. Maar de moffen kwamen niet om hem, het was hen om de school te doen. De school werd gevorderd, zy moesten er in en de onderwijzers en al de kinderen er uit. Binnen vier en twintig uur. Waarheen? Ja, dat moesten ze zelf maar zien op te knappen. Het werd een grote verhuizing die dag. De kinderen van de hoogste klassen mochten mee helpen. Schriften, boeken, banken, borden, de platen van de muren, alles en alles werd naar de over kant gebracht, waar ze voortaan in een pakhuis school moesten houden. En toen kwamen de moffen in de school. Vrachtauto's reden af en aan. Er werd geschreeuwd en met zware dingen gegooid. Dat alles konden de kinderen horen, maar zien niets, daarvoor waren de ramen van het pakhuis te hoog. Tot Dik het zag. Door het raam, opzij van het bord. Hij riep het hardop door de klas: „Meester! Daar! Een vlag.' De moffenvlag! op onze school!" Eerst was hij overeind gevlo gen, maar toen zakte hij weer terug in de bank. verslagen. Want daar, op hun school, hun eigen school, aan hun eigen stok, waaraan eens de rood-wit'-blauw- vlag met de lange oranje-wimpel had gehangen, daar was nu de hakenkruisvlag. De vlag van de vijand. De,rode vlag, met op het witte veld het zwarte hakenkruis. Oh! En nu heeft Dik al meer dan twee jaar naar die vlag moeten kijken. Hij zit nog altijd in het zelfde pakhuislokaal, op dezelfde bank. Niet, omdat hij niet overging, maar de klas is in hetzelfde lo kaal gebleven, omdat dat het ge makkelijkst was. In de vacantie's, 's zomers de maand Augustus en 's winters soms ook wel een paar maanden omdat er dan geen brandstoffen waren, vergat Dik de vlag, dan kwam hij niet bü de school. Maar na de vacantie, zodra Dik weer in zijn eigen bank zat, ja, dan gingen zijn ogen vanzelf van het bord naar het raam en dan zag hij haar weer, die vlag. Iedere vacantie hoopte hij, nu zal het wel voor het laatst zijn. Het gaat slecht voor de moffen. Overal worden ze verslagen. In Rusland, tjonge, wat krijgen ze daar op hun kop en in Afrika, waar de Duitse generaal Rommel door de Engelse woestijnratten achterna gezeten wordt, daar verliezpn ze het toch ook maar fijn. Maar na de vacantie's was al les toch nog precies eender. Er was niets gebeurd. Ja, het ging wel goed, maar... Nederland was nog niet bevrijd, de Koningin nóg niet terug en... de vlag hing er ook nog. Soms slap langs de stok, als het druilig weer was, maar als er een flinke wind stond, dan fier rechtuit, af en toe ging ze dan in kronkels naar beneden, even maar, dan trok de wind haar weer recht. Al meer dan twee jaar gaan er kinderen naar de pakhuis- school die het niet kunnen laten naar het moffengedoe te kijken. En ook al meer dan twee jaar zijn er andere kinderen, kleine en grote dappere Hollandse jon gens en meisjes die stijf hun nek omdraaien en niet willen kijken naar dg moffen daar bij hun eigen school. Onder hen hoort ook Dik. Fier rechtop loopt hij ze voorbij zon der hun maar één blik te gunnen Zo heeft Vader het hem geleerd. En altijd weer op school onder de lessen door broeit in hem het plan om die vlag van de mast te halen. Op de schoolzolder weet hij best de weg. Maar hoe komt hij in school terwijl aan de voor- en achteringang altijd schildwach ten staan met geweer aan de schouder? En er altijd in de gan gen en lokalen moffen zijn? Dik weet het wel, zolang zij er in zijn is daar geen kans op! En nu vandaag, 30 April 1944, hangt de vlag er nog, en dat ter wijl er vandaag toch zeker een andere vlag behoorde te wap peren. Vanmorgen is Dik wakker ge worden met net zo'n blü gevoel als hij vroeger had, toen hij nog een kleine jongen was. F' herinnert zich nog wat goed, dat moeder hem toen be loofd had, dat hij mee mocht om naar de optocht van de school kinderen te kijken. Allemaal met versierde hoepels en vlaggen. Het was toen Koninginnedag, en het volgend jaar mocht hij zelf ook meelopen. Maar dat is nooit gebeurd. Want het volgend jaar was het oorlog en altijd bleef het maar oorlog. En toch zou het nu ook vandaag een beetje feest zijn. Als het niet buiten mocht van de moffen, dan maar binnen. Zo hebben ze het al de oorlogsjaren gedaan, en vandaag zal het ook wc— zo zijn. De Hollanders vergeten hun Oranjehuis niet, hun Koningin en de Prinselijke familie. En zij, ver weg in vreemde landen weten ook, dat het nu toch feest is in de Hollandse huizen. Uit volle borst zet Dik het Wilhelmus in. In de slaapkamer er naast hoort hij meteen vaders stem, op zolder doen oom Piet en oom Wout ook mee en bene den moeder. Zie je wel, nu is 't in het hele huis feest. Aan tafel zitten ze allemaal met een grote oranje-strik op. Maar denk er om, waarschuwt moeder, dat jullie hem straks weer afdoen. Het portret van de prinses is vandaag met een prachtige oranje-strik versierd, en Aggu, do kleine zus in de kinderstoel heeft een sjerp om haar jurk. Vader dankt de Here, dat de Prinses ook nu weer haar ver jaardag mag vieren en bidt of H" haar nog lang wil sparen, en spoedig terugbrengen in haar land en bij haar volk. (Wordt vervolgd). behorende bij het „ZEEUWSCH DAGBLAD" van 17 DECEMBER 1948 eemscH u/eexetfD Een der voornaamste grond- peilers der christelijke beschaving is het huisgezin. Maar al te vaak wordt dit voorbij gezien door hen, die, hoe wel nog de levensvruchten pluk kend der christelijke beschaving, voor de beginselen der christelijke beschaving onverschillig zijn ge worden. Het gezin is de rijke en schone vrucht van het christendom. Het heidendom, in zijn barbaar se oervorm zowel, als in de tijd der klassieken kende de leven- vernieuwende kracht van het ge zinsleven niet. Bij de barbaren was de vrouw slavin, speelbal in de macht van de brute man, die haar over heerste en tyranniseerde. En bij de klassieken was het eigenlijk niet veel beter. Demosthenes, een I der grootste redenaars van het verfijnde Griekenland zegt: „De hetaeren (ontuchtige vrouwen) hebben wij voor ons genot, de concubinen (bijzitten) voor onze verzorging, dé echtgenoten om wettige kinderen voort te bren gen, en om trouw over ons huis de wacht te houden. En Rome's bekende senator, Cicero sprak de mening uit, dat alleen een over dreven rigorisme dê omgang met publieke vrouwen iets berispelijks kan doen vinden. Waar zulke beginselen heersen kan het gezinsleven niet bestaan. Wij leven in een tijd van radi cale ontkerstening. Men kan niet meer spreken van een „christelijk Europa", wij geloven zelfs, dat de tijd voorbij is, dat we nog van een „christelijk Nederland" spreken kunnen. De beginselen van het positieve christendom hebben de greep op de grote massa verloren. Een modern heidendom heeft zijn intrede gedaan en het gaat er in onze catastrophale tijd om of een der hoofdpeilers van onze christe lijke samenleving nog zal kunnen worden gehandhaafd. Er is hier geen enkele reden meer voor optimisme. Het gaat met snelle vaart achteruit. Het nation-al-socialisme heeft zijn aanslag op het gezinsleven gedaan, en wanneer deze princi piële levensbeschouwing de over winning had behaald, zou het met het gezinsleven spoedig gedaan zijn geweest. Maar al hebben we tijd van ver ademing gekregen, het communis me is de nieuwe macht, die, im perialistisch, zijn levensbeschou wing met geweld der wapenen aan de gehele wereld wil opleggen. En wanneer dit gelukt, is het evenzeer met ons gezinsleven ge daan. En intussen bedreigen de ge varen ons van rondom. De mo derne mens, ziet niet waarheen hij drijft. Hij plukt nog wel de heer lijke vruchten van wat er nog aan christelijke beschaving is overge bleven, maar hij ziet ze niet als vruchten van het christendom. Dat geldt van de moderne vrouw zowel als van de moderne man en we bedoelen deze term „mo dern" in de zin, zoals zij gewoon lijk uikt wordt: niet meer aanvaardend wat de Bijbel ons zegt in Oud- en Nieuw Testament. Wanneer de christelijke be schaving het zal moeten afleggen tegen de opdringende machten rondom ons, zal het oen vreselijke tijd worden. De liefde zal verkil len, de mens zal zijn egoïstische natuur laten hoogtij vieren, de macht van de sterkste zal heer sen, het zwakke zal verdrukt en uitgeroeid worden. Het wordt dan tóch nog de tijd van de „Ueber- Mensch". De moedernatuur ver dwijnt uit de samenleving, de va derlijke ontferming zal vreemd worden aan de mensheid, en de gelijkenis van „de verloren zoon" zal tot de dan „moderne mens" niet meer spreken, omdat geen zoon zich meer verloren zal wa nen en omdat geen „vadernaam" meer op iemands lippen komen zal. Wij aanvaarden het huisgezin als een rijke gave Gods, als nooit naar waarde te schatten vrucht van het positieve christendom. Wij willen de strijd aanbinden om het behoud van deze vrucht en wij willen, naar Gods gebod de souvereiniteit in het gezinsleven eerbiedigen en verdedigen tegen alle aanvallen van buiten. Wij willen dat mede doen door onze, ons nóg gelaten christelijke pers. We willen dat óók doen op deze bladzijden van ons bijvoeg sel. We willen de band van het gezin bewaren en deze sterk hou den. Want uit het christelijke gezin stromen de levensvernieuwende krachten toe aan Kerk, Staat en Maatschappij. Het huisgezin is de rijke gave Gods, geschonken aan de eerste mensen in het Paradijs, en door Hem gehandhaafd, door zondeval en afval heen, opdat die mensheid een bescherming zou vinden, tot voortbestaan en nieu we levensmogelijkheden in een verworden wereld. Deze beginselen dienende en uitdragende, willen we van week tot week tot onze lezers en leze ressen komen en met hen over deze dingen, in menigerlei vorm spreken. En God zegene deze arbeid en geve hem onbelemmerde voort gang! Nou ik met de pen in m'n hand zit, of liever m'n penhou der zit te verbijten, vraag ik me zelf toch af: wat ben ik eige- lijk begonnen? Toen die man van de krant bij me kwam en me vroeg om voor het familieblad van onze krant iedere week een stukkie te schrijven over m'n gezin, heb ik me laten bepraten. Hoe ken je nou ook tegen een krantenman op, zeg zeivers is? Ik heb gezegd dat een ander niks met m'n gezin uitstaande had en dat ieder genoeg had om z'n eigen boontjes te doppen en toen ik vroeg: wat zou m'n vrouw d'r wel van zegge, hebt ie al m'n bezwaren weggepraat en op lest, eigenlijk meer om 'm maar kwijt te wezen heb ik toen gezeid: nou ja, ik zal 't proberen. Wat doet 'n mens? Hij vroeg me ook nog om 't in het Zeeuws te doen, maar dat heb ik hem direct uit z'n hoofd gepraat. Als geboren Zeeuw, praat ik natuurlijk best Zeeuws. We doen heel de dag niet an ders. Maar prate en schrijve bennen d'r twêe. Schrijve doe je 't nooit. As je een brief schrijft, dan doe je 't zoals je 't op school geleerd heb. En nou zullen d'r wel is wat foutjes in zitte, al zeg ik het zelf, ik heb hoop dat de zetter er ook nog wat an verbetert, en dat de man van de krant die toch alles nog door z'n vingers laat gaan, er ook nog wat uit haalt dat niet helemaal met de spelregels over eenkomt. Want je mot niet ver geten, alsdat ik met m'n elfde jaar al van school ging en later nooit meer wat an taalstudie heb kenne doen. Je mot dus maar wat door de vingers zien en maar bedenke: de bedoelin gen zijn best. Een groot bezwaar is m'n vrouw. Want je mot weten, als- dat ik nou voor het eerst van m'n huwelijksleven wat ga doen waar ze niks van af weet. Ik denk eigenlijk niet, dat ze het goed zou vinde als ik alles in de krant laat zette wat er bij me thuis gebeurt. Daarom heb ik er ook maar over ge zwegen, ik denk niet, dat ze het gauw weten zal ook, want ik zal de namen wat veranderen en wel zorgen dat er geen plaatsnaam van ons üurp in Komt. Dat scheelt al zo veel. Verder soms bemoeit ze d'r eigen niet zo heel veel met de krant. Ze leest de familie-advertenties, de burgerlijke stand, kijkt ot de luchtbrug nog draait en verder laat ze het aan mij over om te vertellen wat er van belang is. Ze heb 't er ook te druk voor, eerlijk gezegd. Twaalf kinders groot brengen vergt heel wat van een vrouwmens en, al zeg ik het zelf: dat doet ze met ere. Er loopt er nooit een met ka potte kousen, een gescheurde kiel of broek en ze benne alle maal schoon. Iedere ochtend kijkt ze zelf al de ore na voor de jongens naar school gaan en ze benne door een ringetje te halen. Dus wat dat betreft ken ik tevreje wezen. Ik heb dus hoop dat ze er niet gauw achter zal komen wat ik nou ben gaan beginnen. Niet dat ik het mis schien toch niet gedaan zou heb ben. Want, al zeg ik het zelf, ik ben baas in huis, al komt het er dan, ik weet meestal zelf niet door welke oorzaak, op neer, dat meest altijd gebeurt wat m'n vrouw zeit. Maar dat komt om dat we het ook altijd goed met elkander eens bennen. Maar van deze krantenschrijverij mot ze toch maar niks af weten, vind ik. Dat is beter voor d'r eigen rust. En de kinders motte ook overal d'n neus niet insteke, dat deugt nergens voor. Nou weet je intussen al heel wat van me af: dat ik een vrouw heb en 12 kinders (ik heb er der tien kunnen hebben, maar daar later wel eens over, dat is een heel treurige geschiedenis ge weest). Voorts dat ik een ras echte Zeeuw ben en dat ik er trots op ben ook; dat ik ergens op een durpie woon, je mot maar niet gaan rajen waarzo, want dat vind je toch niet, dat ken net zo goed op Walcheren weze als op Zuid-Beveland, op Schouwen als Tholen, op Noord- Beveland als ergens op Zeeuws- Vlaanderen. Het is allemaal Zeeland en overal kom je de zelfde mensen tegen. En er zijn gelukkig nog heel wat die 12 Een bijblad bij ons dagblad! Al lang gevoelden we de behoefte aan een bijvoegsel, waarin nog iets anders, dan in onze gewone dagelijkse uitgave te geven is, aan onze lezers zou kunnen worden voorgezet. We zullen er niet veel van zeggen. Onze lezers, en vooral onze lezeressen oordelen zelf. Zo ge merkt, is er een verscheidenheid van rubrieken in opgenomen, met „elck wat wils", d.w.z. voor alle leden van het gezin iets elpens. Want de bedoeling met dit bijvoegsel is, iets speciaals voor het gezinsleven te geven. Op dit speciale doel is de redactie van dit bijvoegsel ingesteld. We hopen van nu aan iedere week deze vier pagina's extra te geven, en dat zonder enige prijsverhoging van het abonnementsgeld, waartegen onze abonné's wellicht geen bezwaar zullen hebben. Een moeilijkheid is het met de naam van dit bijblad We wilden niet de kant op naar de oude en verouderde namen: „Familieblad"Zondagsblad„Scheldenieuws"; „Voor Hoofd en Hart", enz. vul het rijtje zelf maar aan. Maar er zijn er ouder ons die 't „Zeeuiosch Weekend" ook niet denderend vinden. Daarom willen we het oordeel eens aan onze abonné's laten. We geven op de laatste pagina van dit nummer een invulformulier, waarin onze lezers hun goed- of afkeuring kunnen openbaren, met tevens de gelegenheid ons aan een andere, d.w.z. betere naam te helpen. Doen we dat? We wachten een stroom van brieven. U kunt het posten in enveloppe als druk werk, dus voor 2 cent. We zullen deze „enquête" sluiten op Zaterdag 8 Januari a.s. en het resultaat bekend maken. Doet ge mee? Wie een betere naam, welke door de Redactie aanvaard kan worden, heeft gevonden, krijgt vijfentwintig gulden, voor zijn vondst! DE REDACTIE. kinders in leven hebben. Je staat er versteld van als je d'r over begint, 't Is net als met een ziekte. Als je wat gescheeld heb, bennen d'r altijd ver- schijene die het ook hebben of gehad hebben en zo is het met kinders hebben ook. Als je d'r over begint, bennen d'r een hoop die het ook vader Jacob hebben nagedaan en er soms nog bovenuit komen ook. 't Is dan ook een zegen, als je verwaar digd mag worden ze groot te brengen, en je ze allemaal aan de kost kunt helpen, en er geen ziek of onderweg is. Twee er van zijn getrouwd, m'n oudste dochter en m'n tweede zoon (m'n oudste jon gen is overleden, waar over later, zo ik zei). Dan heb ik een jongen in Indië. Wat mot ik daar van zeggen? D'r benne dui zenden ouwers die in hetzelfde lot delen. Je kunt er allenig maar voor blijven bidden als ouwer zijnde. En m'n vrouw kost het menig nachtelijk uur tje, dat heb ik wel gemerkt, al wil ze het niet voor me weten. De rest werkt of gaat nog school en ze doen allegaar d'r best, al zeg ik het zelf. Je ziet dus, dat ik een dood gewoon gezin heb en eigenlijk niet goed begrijp waarom die krantenman nou juist van mijn wil hebben, dat ik er over ga schrijven in de krant. Maar ja, krantenmensen benne een volk je apart, dat weten we allegare wel. Nou mot ik voorzichtig weze en m'n eige ook niet verraje, daarom kies ik maar een schuil naam (een van m'n jongens die op een U.L.O. gaat en dus Frans kent, noemt het een „pludemon" geloof ik). Ik noem mezelvers, je dienstwillige, BRAMMETJE FLIPSE. Ek het geslaap en droom ek ween; toe kom daar na my bed toe een. Dit was my moeder, ver van my, wat na my kom uit medely. Sy vra vir my: „Wat is dit dan, die katelstyle skud daarvan?" Haar regterhand so sag soos sy, haar sagte hand lê sy op my. Ek vra: „Is dit my moeder die? Ek kan niet slaap van hartseer nie!" Dan voel 'k haar hand, haar liefdegloed; dan ween syself, maar sag en soet Ek is weer reg, gerus en stil my wil verenig met Gods wil. Sy 's weg, en ek word wakker soos 'n kind, deur moederlief getroos. TOTIUS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1948 | | pagina 6