ci i'lux vaft
^lAld e^oti de
GIJ EN UW HUIS.
BIJ ONS THUIS.
DAM-LABYRINTH
APHORISMEN.
-
Een dappere jongen
Om
hctotiHMod
v
Aan oYitye, te^eM
„Soos een deur sy moeder getroos".
Vrijdag 17 December 1948
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 4
Redacteur: H. M. Slabbekoorn, Oostsingel 60a, Goes.
Wij hebben deze week het ster
ven herdacht van de Zeeuwse
dichter, staatsman en theoloog,
Marnix van St. Aldegonde.
Wij geven hieronder een repro
ductie van zijn zegel met zijn lijf
spreuk: De Rust is Elders.
Bij de bekende Psalm 130, die
hij vertaalde schreef hij:
„Desen Psalm is een hertgron-
delijck gebet van eenen geloovi-
gen, die ernstelijck beroert is van
wegen sijner sonden: vertrouwen
de nochtans vastelijck op God,
dat hy hem deselve vergeven sal,
ende hem, mitsgaders de gantze
gemeynte, uyt enckele barmher-
ticheyt in genaden aennemen".
En hieronder volgt een gedeelte
van de vertaling:
1. Een Liedt Mahaloth, Uyt den
diepten roepe ick dy aen, o
Heere.
2. Heere, hoor na mijne stem
me; laet dijne ooren vlijtig sijn op
de stemme mijner smeeckingen.
3. O Heere, so du de ongerech
tigheden gade slaet, Heere wie
sal blijven staen?
4. Maer by dy is vergevinge,
opdat du gevreest werdest.
5. Ick hebben den Heere ge
wacht: mijne siele heeft gewacht;
ende ick heb my op sijn woort
getroostet.
6. Mijne siele verlangt na den
Heere, meer dan de wachters:
dan de wachters na den morgen-
stont.
7. Dat Israël wachte op den
Heere, want by den Heere is
goetgunstigheyt, ende by Hem is
overvloedige verlossinge.
8. Ende hy sal Israël verlossen
uyt alle sijne ongerechtigheden.
Oplossing probleem 3 A.
Auteur J. Gabriëlse, Bergen op
Zoom.
Zw. 8, 9, 18, 19, 22, 26, 28,
29 35.
Wit' 27, 36, 37, 39, 41, 43, 44,
47, 50.
1. 37—31 (26X46); 2. 47-41
(46x40); 3. 50—45 (22x31); 4.
45x32 (35—40) A. 5. 36x27
(40-45); 6. 32—28 (45—50); 7.
27—22 wint; 4A. (31—37)
5. 32X41 (35—40); 6. 41—37
(40—45); 7. 37—32—27 wint.
Oplossing probleem 3 B.
Auteur J. Fritz.
Zw. 8, 9, 10, 11, 13, 17, 21.
Wit 22, 23, 24, 29, 34, 38, 42.
1. 23—18 (17x28); 2. 38—32
(28x48); 3. 18—12; (48x19); 4.
12x5 op 1935 volgt 1924 en op
19—46 (19—23) ook 11—16 kan
nog gespeeld worden 5. 5x37
(21—26); 6. 29—23 wint.
Oplossing probleem 4 A.
Auteur N. Corstanje, Goes.
Zw. 2, 6, 9, 10, 12, 18, 20, 22,
23, 30, 35.
Wit 11, 21, 26, 27, 31, 33, 37,
38, 39, 45, 48.
1. 21—16 (6X17); 2. 26—21
(17X26); 3. 37—32 (26x28); 4.
48—42 (22X31); 5. 33x24
(30x19); 6. 45-40 (45x33); 7.
38X7 (2X11); 8. 16X7 (19—23)
A. 9. 7—2 (23—28); 10. 2—16
wint; 8A. (31—26); 9.
42—37 (19—23)10. 7—2 (23—28)
11. 216 wint.
Oplossing probleem 4 B.
Auteur W. Lente, Middelburg.
Zw. 7, 17, 19, 20, 22, 30, 37.
Wit 26, 29, 31, 33, 39, 42, 44.
1. 33—28 (22x24); 2. 31—27
(37X48); 3. 27—21 (48x34); 4.
21X1 (24—29) A. 5. 44—39
(34X48); 6. 1X37 (48X31); 7.
26X37 wint.
A. 4(34—48)5. 44—39
(48X34); 6. 1X45 (20—25); 7.
26—21 (24—29); 8. 45x5 (30—34)
9. 5—28 (34—30); 10. 21—26
(4045)11. 28—50 (25—30);
12. 16—11 (30—34); 13. 11—6
(34—40) op (34—39 volgt 50x11
(45—50) 11—17 (50X11) 6x17
wint). 14. 6—1 (40-44); 15.
50X6 (45—50); 16. 1—45 wint.
Goeile oplossingen ontvangen:
voor Groep A 3 en 4.
D. de Hullu, Oostburg; E. A.
Schuitema, Goes; J. J. Frangois,
Kruiningen; J. Gabriëlse, Bergen
op Zoom; J. v. d. Meulen, Vlis-
singen; W. Heydra, Aagtekerke;
F. Walhout, Nieuwdorp; S. Blaas,
Aagtekerke; J. Almekinders, Zie-
rikzee; J. Brakman, Groede; A.
Verhage, Kruiningen; B. v. d.
Broeke, St. Laurens; J. de Smet,
IJzendijke; J. J. Ganzeman, Ka-
pelle; P. Walraven, St. Laurens;
P. Winter, Middelburg, T. C. La
Roi, Koudekerke; N. Corstanje,
Goes; W. Wouters, Aagte
kerke; J. Strooband Sr., Mid
delburg; D. Kardol, Zierikzee;
M. C. Deurloo, Zierikzee; P. v.
d. Kreeke, Bergen op Zoom; C.
K. Kaan, Koudekerke; A. v. d.
Kreeke, Bergen op Zoom.
Oplossingen Groep B 3 en 4.
M. J. Leendertse, Kamperland;
Piet v. d. Endt, Yerseke; J. Bis
schop, Goes; K. Sinke, Kloetinge;
P. Kakebeke, Nw en St. Joosland.
Correspondentie:
J. A. te Z. Ik heb U als A op
losser genoteerd.
J. J. G. te K. Zij doen ook mede
aan de oploswedstrijd. Het zou
niet oprecht zijn om ze daardoor
1 punt minder toe te kennen.
De heer Gabriëlse Bergen op
Zoom merkt op dat 3 B bij-oplos
baar is door 1. 2318; 2. 3430;
3. 29—23 4. 24—15.
Wedstrijd-probleem No. 7 A.
Auteur W. Lente, Middelburg.
Zw. 9 sch. op: 10, 11, 21, 22, 23,
29, 36, 40, 45.
Wit 10 sch. op: 20, 32, 34, 38,
41, 42, 43, 48, 49, 50.
No. 7. Groep B.
Auteur N. Corstanje, Goes.
Zw. 7 sch. op: 8, 9, 10, 15, 16,
18 29
Wit'7 sch. op: 21, 25, 36, 38, 39,
47, 50.
Beide vraagstukken: wit speelt
en wint.
Oplossingen in te zenden aan
het redactieadres zoals aangege
ven boven de rubriek, s
Inzendingen tot 8 Jan. 1949.
S.
Het feit van kinderen te heb
ben maakt nog geen moeders.
Uw roeping is zoals gij zijt
te zijn.
Er zijn armen, die niets bezit
ten dan hun rijkdom.
Slechts de grote schrijvers
durven eenvoudig schrijven.
Kleine schulden zijn als
schroot: het vliegt naar alle
kanten en men heeft niet veel
kans er aan te ontsnappen.
Grote schulden zijn als kanons
kogels: groot gerucht, maar klein
gevaar.
Ik betrëur niet de ellende, die
ik heb ondervonden, omdat ik
daardoor het leven gevoeld heb.
Ik heb geleefd en het was de
prijs waard, die ik er voor be
taalde.
Men kan zich afvragen of de
kinderspelen het leven naboot
sen, dan wel of het leven slechts
een uitbreiding van de kinder
spelen is.
Ik vind de gekozen naam „Zeeuwsch Weekend" wel/niet1)
geschikt. Ik geef de voorkeur aan deze naam:
Naam
Stad/dorp
Straatnaam
(Handtekening)
Op cutieioppc te zeiten „Zeeuwsch Weekend-
Enquête", p.a. „Zeeuwsch Dagblad", Goes.
l) Eén der twee woorden doorschrappen.
door M. VAN DE BOSCH.
DE VLAG.
Als Dik, inplaats van naar het
schoolbord voor de klas, twee
meter naar links kijkt, het raam
uit, ziet hij daar de zo ge
hate hakenkruisvlag.
Al twee jaar lang ziet hij haar
daar wapperen, op de nok van het
schoolgebouw. Ze is daar, sinds
de dag dat de moffen de school
hebben gevorderd.
Dik herinnert zich die dag nog
heel goed.
De school was nog maar juist
begonnen toen de moffen binnen
kwamen.
Met schorre stemmen schreeuw
den ze door de gang. Luid klon
ken hun voetstappen tegen de
muren op.
De kinderen zaten verstijfd
van schrik. Maar mijnheer Leu
ter, de meester uit Dik zijn klas
was niet verstijfd.
Hij dacht, dat de moffen hem
kwamen halen en voor de jon
gens goed vvisten wat er gebeur
de, was hij met een paar grote
sprongen, dwars over de banken
heen, bij het raam. Met één
zwaai zat hij in de vensterbank
en verdween zoo aan de achter
kant door de schooltuin.
Maar de moffen kwamen niet
om hem, het was hen om de
school te doen.
De school werd gevorderd, zy
moesten er in en de onderwijzers
en al de kinderen er uit. Binnen
vier en twintig uur.
Waarheen?
Ja, dat moesten ze zelf maar
zien op te knappen.
Het werd een grote verhuizing
die dag. De kinderen van de
hoogste klassen mochten mee
helpen.
Schriften, boeken, banken,
borden, de platen van de muren,
alles en alles werd naar de over
kant gebracht, waar ze voortaan
in een pakhuis school moesten
houden.
En toen kwamen de moffen in
de school.
Vrachtauto's reden af en aan.
Er werd geschreeuwd en met
zware dingen gegooid. Dat alles
konden de kinderen horen, maar
zien niets, daarvoor waren de
ramen van het pakhuis te hoog.
Tot Dik het zag.
Door het raam, opzij van het
bord.
Hij riep het hardop door de
klas: „Meester! Daar! Een vlag.'
De moffenvlag! op onze school!"
Eerst was hij overeind gevlo
gen, maar toen zakte hij weer
terug in de bank. verslagen.
Want daar, op hun school, hun
eigen school, aan hun eigen stok,
waaraan eens de rood-wit'-blauw-
vlag met de lange oranje-wimpel
had gehangen, daar was nu de
hakenkruisvlag. De vlag van de
vijand. De,rode vlag, met op het
witte veld het zwarte hakenkruis.
Oh!
En nu heeft Dik al meer dan
twee jaar naar die vlag moeten
kijken. Hij zit nog altijd in het
zelfde pakhuislokaal, op dezelfde
bank.
Niet, omdat hij niet overging,
maar de klas is in hetzelfde lo
kaal gebleven, omdat dat het ge
makkelijkst was.
In de vacantie's, 's zomers de
maand Augustus en 's winters
soms ook wel een paar maanden
omdat er dan geen brandstoffen
waren, vergat Dik de vlag, dan
kwam hij niet bü de school.
Maar na de vacantie, zodra
Dik weer in zijn eigen bank zat,
ja, dan gingen zijn ogen vanzelf
van het bord naar het raam en
dan zag hij haar weer, die vlag.
Iedere vacantie hoopte hij, nu
zal het wel voor het laatst zijn.
Het gaat slecht voor de moffen.
Overal worden ze verslagen.
In Rusland, tjonge, wat krijgen
ze daar op hun kop en in Afrika,
waar de Duitse generaal Rommel
door de Engelse woestijnratten
achterna gezeten wordt, daar
verliezpn ze het toch ook maar
fijn.
Maar na de vacantie's was al
les toch nog precies eender. Er
was niets gebeurd.
Ja, het ging wel goed, maar...
Nederland was nog niet bevrijd,
de Koningin nóg niet terug en...
de vlag hing er ook nog.
Soms slap langs de stok, als
het druilig weer was, maar als
er een flinke wind stond, dan
fier rechtuit, af en toe ging ze
dan in kronkels naar beneden,
even maar, dan trok de wind
haar weer recht.
Al meer dan twee jaar gaan
er kinderen naar de pakhuis-
school die het niet kunnen laten
naar het moffengedoe te kijken.
En ook al meer dan twee jaar
zijn er andere kinderen, kleine
en grote dappere Hollandse jon
gens en meisjes die stijf hun nek
omdraaien en niet willen kijken
naar dg moffen daar bij hun eigen
school.
Onder hen hoort ook Dik. Fier
rechtop loopt hij ze voorbij zon
der hun maar één blik te gunnen
Zo heeft Vader het hem geleerd.
En altijd weer op school onder
de lessen door broeit in hem het
plan om die vlag van de mast te
halen.
Op de schoolzolder weet hij
best de weg. Maar hoe komt hij
in school terwijl aan de voor- en
achteringang altijd schildwach
ten staan met geweer aan de
schouder? En er altijd in de gan
gen en lokalen moffen zijn? Dik
weet het wel, zolang zij er in zijn
is daar geen kans op!
En nu vandaag, 30 April 1944,
hangt de vlag er nog, en dat ter
wijl er vandaag toch zeker een
andere vlag behoorde te wap
peren.
Vanmorgen is Dik wakker ge
worden met net zo'n blü gevoel
als hij vroeger had, toen hij nog
een kleine jongen was.
F' herinnert zich nog wat
goed, dat moeder hem toen be
loofd had, dat hij mee mocht om
naar de optocht van de school
kinderen te kijken. Allemaal met
versierde hoepels en vlaggen. Het
was toen Koninginnedag, en het
volgend jaar mocht hij zelf ook
meelopen.
Maar dat is nooit gebeurd.
Want het volgend jaar was het
oorlog en altijd bleef het maar
oorlog.
En toch zou het nu ook vandaag
een beetje feest zijn.
Als het niet buiten mocht van
de moffen, dan maar binnen. Zo
hebben ze het al de oorlogsjaren
gedaan, en vandaag zal het ook
wc— zo zijn.
De Hollanders vergeten hun
Oranjehuis niet, hun Koningin en
de Prinselijke familie. En zij,
ver weg in vreemde landen weten
ook, dat het nu toch feest is in
de Hollandse huizen.
Uit volle borst zet Dik het
Wilhelmus in. In de slaapkamer
er naast hoort hij meteen vaders
stem, op zolder doen oom Piet
en oom Wout ook mee en bene
den moeder.
Zie je wel, nu is 't in het hele
huis feest.
Aan tafel zitten ze allemaal
met een grote oranje-strik op.
Maar denk er om, waarschuwt
moeder, dat jullie hem straks
weer afdoen.
Het portret van de prinses is
vandaag met een prachtige
oranje-strik versierd, en Aggu,
do kleine zus in de kinderstoel
heeft een sjerp om haar jurk.
Vader dankt de Here, dat de
Prinses ook nu weer haar ver
jaardag mag vieren en bidt of
H" haar nog lang wil sparen, en
spoedig terugbrengen in haar
land en bij haar volk.
(Wordt vervolgd).
behorende bij het
„ZEEUWSCH DAGBLAD"
van 17 DECEMBER 1948
eemscH
u/eexetfD
Een der voornaamste grond-
peilers der christelijke beschaving
is het huisgezin.
Maar al te vaak wordt dit
voorbij gezien door hen, die, hoe
wel nog de levensvruchten pluk
kend der christelijke beschaving,
voor de beginselen der christelijke
beschaving onverschillig zijn ge
worden.
Het gezin is de rijke en schone
vrucht van het christendom.
Het heidendom, in zijn barbaar
se oervorm zowel, als in de tijd
der klassieken kende de leven-
vernieuwende kracht van het ge
zinsleven niet.
Bij de barbaren was de vrouw
slavin, speelbal in de macht van
de brute man, die haar over
heerste en tyranniseerde. En bij
de klassieken was het eigenlijk
niet veel beter. Demosthenes, een
I der grootste redenaars van het
verfijnde Griekenland zegt: „De
hetaeren (ontuchtige vrouwen)
hebben wij voor ons genot, de
concubinen (bijzitten) voor onze
verzorging, dé echtgenoten om
wettige kinderen voort te bren
gen, en om trouw over ons huis
de wacht te houden. En Rome's
bekende senator, Cicero sprak de
mening uit, dat alleen een over
dreven rigorisme dê omgang met
publieke vrouwen iets berispelijks
kan doen vinden.
Waar zulke beginselen heersen
kan het gezinsleven niet bestaan.
Wij leven in een tijd van radi
cale ontkerstening. Men kan niet
meer spreken van een „christelijk
Europa", wij geloven zelfs, dat de
tijd voorbij is, dat we nog van een
„christelijk Nederland" spreken
kunnen. De beginselen van het
positieve christendom hebben de
greep op de grote massa verloren.
Een modern heidendom heeft zijn
intrede gedaan en het gaat er in
onze catastrophale tijd om of een
der hoofdpeilers van onze christe
lijke samenleving nog zal kunnen
worden gehandhaafd.
Er is hier geen enkele reden
meer voor optimisme. Het gaat
met snelle vaart achteruit.
Het nation-al-socialisme heeft
zijn aanslag op het gezinsleven
gedaan, en wanneer deze princi
piële levensbeschouwing de over
winning had behaald, zou het met
het gezinsleven spoedig gedaan
zijn geweest.
Maar al hebben we tijd van ver
ademing gekregen, het communis
me is de nieuwe macht, die, im
perialistisch, zijn levensbeschou
wing met geweld der wapenen aan
de gehele wereld wil opleggen.
En wanneer dit gelukt, is het
evenzeer met ons gezinsleven ge
daan.
En intussen bedreigen de ge
varen ons van rondom. De mo
derne mens, ziet niet waarheen hij
drijft. Hij plukt nog wel de heer
lijke vruchten van wat er nog aan
christelijke beschaving is overge
bleven, maar hij ziet ze niet als
vruchten van het christendom.
Dat geldt van de moderne vrouw
zowel als van de moderne man
en we bedoelen deze term „mo
dern" in de zin, zoals zij gewoon
lijk uikt wordt: niet meer
aanvaardend wat de Bijbel ons
zegt in Oud- en Nieuw Testament.
Wanneer de christelijke be
schaving het zal moeten afleggen
tegen de opdringende machten
rondom ons, zal het oen vreselijke
tijd worden. De liefde zal verkil
len, de mens zal zijn egoïstische
natuur laten hoogtij vieren, de
macht van de sterkste zal heer
sen, het zwakke zal verdrukt en
uitgeroeid worden. Het wordt dan
tóch nog de tijd van de „Ueber-
Mensch". De moedernatuur ver
dwijnt uit de samenleving, de va
derlijke ontferming zal vreemd
worden aan de mensheid, en de
gelijkenis van „de verloren zoon"
zal tot de dan „moderne mens"
niet meer spreken, omdat geen
zoon zich meer verloren zal wa
nen en omdat geen „vadernaam"
meer op iemands lippen komen
zal.
Wij aanvaarden het huisgezin
als een rijke gave Gods, als nooit
naar waarde te schatten vrucht
van het positieve christendom.
Wij willen de strijd aanbinden
om het behoud van deze vrucht en
wij willen, naar Gods gebod de
souvereiniteit in het gezinsleven
eerbiedigen en verdedigen tegen
alle aanvallen van buiten.
Wij willen dat mede doen door
onze, ons nóg gelaten christelijke
pers. We willen dat óók doen op
deze bladzijden van ons bijvoeg
sel. We willen de band van het
gezin bewaren en deze sterk hou
den.
Want uit het christelijke gezin
stromen de levensvernieuwende
krachten toe aan Kerk, Staat en
Maatschappij. Het huisgezin is de
rijke gave Gods, geschonken aan
de eerste mensen in het Paradijs,
en door Hem gehandhaafd, door
zondeval en afval heen, opdat die
mensheid een bescherming zou
vinden, tot voortbestaan en nieu
we levensmogelijkheden in een
verworden wereld.
Deze beginselen dienende en
uitdragende, willen we van week
tot week tot onze lezers en leze
ressen komen en met hen over
deze dingen, in menigerlei vorm
spreken.
En God zegene deze arbeid en
geve hem onbelemmerde voort
gang!
Nou ik met de pen in m'n
hand zit, of liever m'n penhou
der zit te verbijten, vraag ik me
zelf toch af: wat ben ik eige-
lijk begonnen?
Toen die man van de krant
bij me kwam en me vroeg om
voor het familieblad van onze
krant iedere week een stukkie
te schrijven over m'n gezin, heb
ik me laten bepraten. Hoe ken je
nou ook tegen een krantenman
op, zeg zeivers is?
Ik heb gezegd dat een ander
niks met m'n gezin uitstaande
had en dat ieder genoeg had om
z'n eigen boontjes te doppen
en toen ik vroeg: wat zou m'n
vrouw d'r wel van zegge, hebt
ie al m'n bezwaren weggepraat
en op lest, eigenlijk meer om
'm maar kwijt te wezen heb ik
toen gezeid: nou ja, ik zal 't
proberen. Wat doet 'n mens?
Hij vroeg me ook nog om 't in
het Zeeuws te doen, maar dat
heb ik hem direct uit z'n hoofd
gepraat. Als geboren Zeeuw,
praat ik natuurlijk best Zeeuws.
We doen heel de dag niet an
ders. Maar prate en schrijve
bennen d'r twêe. Schrijve doe
je 't nooit. As je een brief
schrijft, dan doe je 't zoals je
't op school geleerd heb. En nou
zullen d'r wel is wat foutjes in
zitte, al zeg ik het zelf, ik heb
hoop dat de zetter er ook nog
wat an verbetert, en dat de man
van de krant die toch alles nog
door z'n vingers laat gaan, er
ook nog wat uit haalt dat niet
helemaal met de spelregels over
eenkomt. Want je mot niet ver
geten, alsdat ik met m'n elfde
jaar al van school ging en later
nooit meer wat an taalstudie
heb kenne doen. Je mot dus
maar wat door de vingers zien
en maar bedenke: de bedoelin
gen zijn best.
Een groot bezwaar is m'n
vrouw. Want je mot weten, als-
dat ik nou voor het eerst van
m'n huwelijksleven wat ga
doen waar ze niks van af weet.
Ik denk eigenlijk niet, dat ze
het goed zou vinde als ik alles
in de krant laat zette wat er
bij me thuis gebeurt. Daarom
heb ik er ook maar over ge
zwegen, ik denk niet, dat ze het
gauw weten zal ook, want ik
zal de namen wat veranderen
en wel zorgen dat er geen
plaatsnaam van ons üurp in
Komt. Dat scheelt al zo veel.
Verder soms bemoeit ze d'r eigen
niet zo heel veel met de krant.
Ze leest de familie-advertenties,
de burgerlijke stand, kijkt ot de
luchtbrug nog draait en verder
laat ze het aan mij over om te
vertellen wat er van belang is.
Ze heb 't er ook te druk voor,
eerlijk gezegd. Twaalf kinders
groot brengen vergt heel wat
van een vrouwmens en, al zeg
ik het zelf: dat doet ze met ere.
Er loopt er nooit een met ka
potte kousen, een gescheurde
kiel of broek en ze benne alle
maal schoon. Iedere ochtend
kijkt ze zelf al de ore na voor
de jongens naar school gaan en
ze benne door een ringetje te
halen. Dus wat dat betreft ken
ik tevreje wezen. Ik heb dus
hoop dat ze er niet gauw achter
zal komen wat ik nou ben gaan
beginnen. Niet dat ik het mis
schien toch niet gedaan zou heb
ben. Want, al zeg ik het zelf, ik
ben baas in huis, al komt het er
dan, ik weet meestal zelf niet
door welke oorzaak, op neer, dat
meest altijd gebeurt wat m'n
vrouw zeit. Maar dat komt om
dat we het ook altijd goed met
elkander eens bennen. Maar van
deze krantenschrijverij mot ze
toch maar niks af weten, vind
ik. Dat is beter voor d'r eigen
rust. En de kinders motte ook
overal d'n neus niet insteke, dat
deugt nergens voor.
Nou weet je intussen al heel
wat van me af: dat ik een vrouw
heb en 12 kinders (ik heb er der
tien kunnen hebben, maar daar
later wel eens over, dat is een
heel treurige geschiedenis ge
weest). Voorts dat ik een ras
echte Zeeuw ben en dat ik er
trots op ben ook; dat ik ergens
op een durpie woon, je mot
maar niet gaan rajen waarzo,
want dat vind je toch niet, dat
ken net zo goed op Walcheren
weze als op Zuid-Beveland, op
Schouwen als Tholen, op Noord-
Beveland als ergens op Zeeuws-
Vlaanderen. Het is allemaal
Zeeland en overal kom je de
zelfde mensen tegen. En er zijn
gelukkig nog heel wat die 12
Een bijblad bij ons dagblad!
Al lang gevoelden we de behoefte aan een bijvoegsel,
waarin nog iets anders, dan in onze gewone dagelijkse
uitgave te geven is, aan onze lezers zou kunnen worden
voorgezet.
We zullen er niet veel van zeggen. Onze lezers, en
vooral onze lezeressen oordelen zelf. Zo ge merkt, is er
een verscheidenheid van rubrieken in opgenomen, met
„elck wat wils", d.w.z. voor alle leden van het gezin iets
elpens. Want de bedoeling met dit bijvoegsel is, iets
speciaals voor het gezinsleven te geven. Op dit
speciale doel is de redactie van dit bijvoegsel ingesteld.
We hopen van nu aan iedere week deze vier pagina's
extra te geven, en dat zonder enige prijsverhoging van
het abonnementsgeld, waartegen onze abonné's wellicht
geen bezwaar zullen hebben.
Een moeilijkheid is het met de naam van dit bijblad
We wilden niet de kant op naar de oude en verouderde
namen: „Familieblad"Zondagsblad„Scheldenieuws";
„Voor Hoofd en Hart", enz. vul het rijtje zelf maar aan.
Maar er zijn er ouder ons die 't „Zeeuiosch Weekend"
ook niet denderend vinden. Daarom willen we het oordeel
eens aan onze abonné's laten. We geven op de laatste
pagina van dit nummer een invulformulier, waarin onze
lezers hun goed- of afkeuring kunnen openbaren, met
tevens de gelegenheid ons aan een andere, d.w.z. betere
naam te helpen. Doen we dat? We wachten een stroom
van brieven. U kunt het posten in enveloppe als druk
werk, dus voor 2 cent. We zullen deze „enquête" sluiten
op Zaterdag 8 Januari a.s. en het resultaat bekend maken.
Doet ge mee?
Wie een betere naam, welke door de Redactie aanvaard
kan worden, heeft gevonden, krijgt vijfentwintig gulden,
voor zijn vondst! DE REDACTIE.
kinders in leven hebben. Je
staat er versteld van als je d'r
over begint, 't Is net als met een
ziekte. Als je wat gescheeld
heb, bennen d'r altijd ver-
schijene die het ook hebben of
gehad hebben en zo is het met
kinders hebben ook. Als je d'r
over begint, bennen d'r een
hoop die het ook vader Jacob
hebben nagedaan en er soms nog
bovenuit komen ook. 't Is dan
ook een zegen, als je verwaar
digd mag worden ze groot te
brengen, en je ze allemaal aan
de kost kunt helpen, en er geen
ziek of onderweg is.
Twee er van zijn getrouwd,
m'n oudste dochter en m'n
tweede zoon (m'n oudste jon
gen is overleden, waar over
later, zo ik zei). Dan heb ik een
jongen in Indië. Wat mot ik
daar van zeggen? D'r benne dui
zenden ouwers die in hetzelfde
lot delen. Je kunt er allenig
maar voor blijven bidden als
ouwer zijnde. En m'n vrouw
kost het menig nachtelijk uur
tje, dat heb ik wel gemerkt, al
wil ze het niet voor me weten.
De rest werkt of gaat nog
school en ze doen allegaar d'r
best, al zeg ik het zelf.
Je ziet dus, dat ik een dood
gewoon gezin heb en eigenlijk
niet goed begrijp waarom die
krantenman nou juist van mijn
wil hebben, dat ik er over ga
schrijven in de krant. Maar ja,
krantenmensen benne een volk
je apart, dat weten we allegare
wel.
Nou mot ik voorzichtig weze
en m'n eige ook niet verraje,
daarom kies ik maar een schuil
naam (een van m'n jongens die
op een U.L.O. gaat en dus Frans
kent, noemt het een „pludemon"
geloof ik). Ik noem mezelvers,
je dienstwillige,
BRAMMETJE FLIPSE.
Ek het geslaap en droom ek ween;
toe kom daar na my bed toe een.
Dit was my moeder, ver van my,
wat na my kom uit medely.
Sy vra vir my: „Wat is dit dan,
die katelstyle skud daarvan?"
Haar regterhand so sag soos sy,
haar sagte hand lê sy op my.
Ek vra: „Is dit my moeder die?
Ek kan niet slaap van hartseer nie!"
Dan voel 'k haar hand, haar liefdegloed;
dan ween syself, maar sag en soet
Ek is weer reg, gerus en stil
my wil verenig met Gods wil.
Sy 's weg, en ek word wakker soos
'n kind, deur moederlief getroos.
TOTIUS.