jtertifJM
Nu sijt wellecome.
rrnn
Voor huiskamer e» keuken
Dc- Heece öf* wcty naac DcthtcUcm.
Lluiihii,;!.,
School en Gezin.
Om Uwt v-cckaal.
Heimwee.
'T ZEEUWSCH WEEKEND
Pagina 2
fc^üT
VOOR DE ZONDAG
Ja, we zullen straks weer
Kerstfeest vieren, we zullen
weer ter kerke gaan, om het
Kerstevangelie te horen verkon
digen en we zullen zingen onze
oude, vertrouwde Kerstliederen.
God geve, dat we begrijpen wat
we tot Zijn eer in onze liederen
zeggen, en dat onze zang waar
lijk wel luidt. Wat immers de
dichter in zijn ontroering heeft
neergeschreven en wat de com
ponist in extase schiep, moet
door ons niet stuk gemaakt wor
den, vooral niet omdat ook ons
eigen land zoveel mensen ge
had heeft, bekende en onbeken
de, die zich gedrongen hebben
gevoeld, op hun wijze van het
Ijicht te getuigen, dat in de
duisternis geschenen heeft, ja
tot op heden schijnt.
In de Middeleeuwen vertelt
ons de dichter vooral wat daar
in de Kerstnacht is gebeurd, op
een simpele, naïeve wijze. Ont
roerend zijn onze Middeleeuwse
Kerstliederen in hun kinderlijke
blijdschap, in hun grote en
schone verwondering om de ge
boorte van de Heiland.
Zij vertellen ons van Maria
en Jozef, hoe ze van Nazareth
naar Bethlehem gingen, hoe daar
in een stal, tussen de os en de
ezel het Kindeke werd geboren
en hoe de herders en de Drie
Koningen kwamen, om het te
aanbidden. Zelfs schrikken zij
er niet voor terug, om in zijn
eenvoud tere fantasieën rond de
geboorte te weven, die het won
der van de Kerstnacht heel
dicht bij ons brengen. „Het ha
gelde, het sneeuwde, het miek
er zo koud, de rijm lag op de
daken
Later, in de 17e eeuw worden
alle Kerstgedichten verduisterd
door de glans, die van Vondels
„O Kerstnacht schooner dan de
dagenafstraalt.
Het is toch immers zo, dat wie
aan 't Kerstlied in de Middel
eeuwen denkt, er talloze voor
de geest ziet komen, maar dat
wie over het Kerstlied van onze
gouden eeuw spreekt, zich moet
inspannen om nog andere dan
Vondels gedicht zich te herinne
ren. Het is geen lied, althans
niet oorspronkelijk. Vondel
spreekt ons hier van de ijselijke
schreeuw, het wanhopig ge
schrei, die de klare Kerstnacht
verscheuren, maar die zacht tot
zwijgen worden gebracht door
de troost, mild en barmhartig,
die de Kerstnacht zelf brengt:
„Bedruckte Rachel, schort dit
waren:
Uw kindren sterven marte
laren,
En eerstelingen van het zaed,
Dat uyt uw bloed begint te
groeien,
En heerlijk tot Gods eer zal
bloeien,
En door geen wreedheid meer.
vergaet."
Het is geen wonder, dat het
beste Kerstgedicht van Revius
ook de kindermond bezingt.
De 17e eeuw immers' met haar
zin voor felle bewogenheid en
scherpe contrasten moest zich
door deze episode uit de Kerst
geschiedenis wel bijzonder heb
ben aangetrokken gevoeld.
Tegenwoordig is het de dich
ter er veel minder om te doen,
in zijn verzen de gebeurtenis
van de Kerstnacht te behande
len, omdat het er voor hem veel
eerder om gaat, weer te geven,
wat die gebeurtenis betekent
voor zijn persoonlijk leven, of
welke zin (soms zinloosheid) er
voor de wereld van onze dagen
in het Kerstwonder ligt. Niet
dat elke schrijver van Kerst-
poëzie de Kerstgedachte gegre
pen heeft, maar wel dat elke
eerlijke dichter door de Kerst
gedachte gegrepen is.
Vergeet, vergeet en neem de
oude boeken!
Waar is 't bericht, dat
waar wij dag en nacht vergeefs
naar zoeken.
Gods helder licht.
Luister nog eenmaal, en ver
sta, dat alleen het Kerstgedicht,
dat bede is, eerst werkelijk iets
doet natrillen van het „Ere zij
God" dat de engelen zongen.
Wii zijn gekomen kind! Zegen
ons hoofd.
Dan wordt de felle hellebrand
gedoofd.
A. P. Cornet.
Toen kwam de HEERE neder om te bezien de stad en de
toren, die de kinderen der mensen bouwden. Gen. 11: S.
De torenbouw van Babel is
menselijke machtsconcentratie
ter verhindering van de ver
vulling van de belofte Gods.
In het eerste Evangeliewoord
immers was toegezegd het
vrouwenzaad, dat de bevrij
ding van de heerschappij des
Satans zou aanbrengen. En
toen de wereld in goddeloos
heid dreigde onder te gaan,
had God het vlees van het
vrouwenzaad behouden door
het water van de zondvloed.
Ook in de tent van Noach
gedacht Hij Zijn gedane toe
zegging. Hij stelde de onder
scheiding der geslachten. In
Kanaali, de slaaf der slaven,
zou het verzet tegen de Be
loofde geïsoleerd worden ten
dode. Uit Sem zou de Verlos
ser geboren worden, terwijl
Jafeth moest zorgen voor het
wereldrijk, dat de heirbanen
zou leveren voor de snelle
voeten der apostelen.
En nu bouwt de mens een
stad met een toren. Hij zal te
niet doen Gods onderscheiding
der geslachten, voor hem zal
het behoud in het éne vrou
wenzaad zijn het behoud in de
éne toren.
Maar de Heere, de God des
verbonds, daalt neder uit de
hemel. Hij zet tegenover dat
men sengedoe de wil Zijns
heils, de macht Zijner genade.
Gij wilt, o mensenkind, geen
advent, eh toch, want Ik heb
beloofd, zal het advent zijn.
Ik ga voort en niemand zal
Mij keren naar Bethlehem.
Vandaag behoeft de HEERE
niet meer neder te dalen. H\j
is nedergedaald in Jezus
Christus. Tegenover de men
senwereld, die stad en toren
bouwt, staat doorlopend Zijn
vervulde belofte. Daarom ver
dwijnt Babel, de stad der
mensen en verschijnt het
nieuwe Jeruzalem, de stad
Gods.
Axel.
D. ZEMEL.
""I
Boven deze rubriek staat:
School en Gezin. Het lijkt zo
eenvoudig, maar toen ik wilde
informeren, of ik nu in het ge
zin moest gaan zitten en naar
de School kijken, of in de School
molest gaan staan en vanuit die
hoek het gezin moest bestu
deren, toen ik dit eens vragen
wilde, was de man die deze op
dracht voor me had neergelegd
al verdwenen.
Proberen een tussenweg te
vinden. Midden in gaan staan
en naar allebei gelijk kijken.
Dat wordt me te machtig. Tot
zulk een optisch kunststuk ben
ik niet in staat, 'k Zal er over
moeten denken.
Ze spreken veel over contact
tussen school en gezin. Dat moet
er wezen. Allicht. Maar dat is
er altijd in de vorm van de
bengel, die 's morgens om negen
uur, of liever even voor negen
bij u de deur uitgaat en die na
een kwartiertje in school zit. Ik
verzeker u, dat dit al een aar
dig contact is.
Vreemd genoeg heeft dit con
tactpunt zelf soms ook moeite
met de vraag school en gezin.
Tenminste, zo verging het Lam-
bertus'k Noem mijn held
Lambertus, want als ik hem Jan
of Piet noem, ziet iedere moeder
er mij op aan, dat ik over haar
Jan of Piet schrijf. En nu heb
ik maar één keer in de grijze
oudheid iemand ontmoet, die
Lambertus heette en over hem
schrijf ik niet. Mocht er dus een
moeder zijn met een Lambertus
tot zoon, zij neme genoegen met
mijn betuiging, met de hand op
het hart, dat het geschrevene
haar Lambertus niet geldt. Nu
Lambertus zou naar school toe
gaan. Voor het eerst!Tenminste
dat grote ogenblik kwam in het
verschiet. Lambertus had een
lieve moeder. Boze tongen zei
den wel eens: lieverig. Lamber
tus had nog twee zusjes en een
broertje onder zich. Geen won
der, dat hij zich groot voelde.
Moeder was altijd lief. Als hij
ondeugend was, zei ze enkel
maar, dat hij „groot" moest zijn.
Hij was dan ook altijd groot.
Meergenoemde boze tongen zei
den niet „groot", maar „lastig".
Als moeder b.v. informeerde
wat hij op zijn boterham wenste,
dan viel de keus altijd op iets,
wat niet op tafel stond. Kreeg
hij thee, dan wilde hij water,
kreeg hij koek, dan wilde hij
stroop. Dat was zo in alles de
levensstijl van de grote jongen.
Kort voor de grote dag van
zijn eerste gang naar school had
moeder bezoek. Lambertus was
extra „groot" die middag. Zelfs
moeder moest zeggen: ..Ik geloof
niet, dat je dit allemaal mag in
school. Als je dat doet wordt de
juffrouw boos en moet je in de
hoek staan".
Geen nood voor Lambertus.
„Dan geef ik de juffrouw een
klap met een stok".
Dit voorval werd overgebriefd
aan de juffrouw!
De grote dag brak aan.
Moeder ging op stap met haar
oudste. Hij had de vorige avond
nog heel wat verteld aan zijn
zusjes over alles, wat hij in de
school zou doen. 's Morgens
vond Lambertus al, dat hij nu
wel heel wat eisen kon voor zijn
boterham. Hij was nu groot.
Al ben je nu nog zo vroeg
op, het wordt toch altijd weer
heel gauw half negen. Dat vond
moeder tenminste. Lambertus
niet. Het nieuwe avontuur lokte.
Zo gingen ze eindelijk samen.
Het leek wel of moeder voor
het eerst naar de schoolbanken
moest. Moeder timide, Lamber
tus kordaat.
Daar ging dus het contact
school en gezin. Voor de jonge
student nog geen probleem.
Zo'n juffrouw in een niet al
te grote plaats weet verwonder
lijk veel. Ze gtaat wel in de
school, maar zo tegen 1 Mei
kijkt ze al eens rond om te zien,
waar haar nieuwbakken studen
ten vandaan zullen komen. En
nu was ze zelfs al „gewaar
schuwd", want met dat jochie
zou ze wel heel wat te beleven
krijgen.
Hij was precies vijf en twintig
jaar oud, toen hij emigreerde naar
Noord-Amerika.
Er gingen er zovelen uit zijn
buurt. De toestanden, vooral op
het platteland waren zo bitter
slecht. Zes gulden in de week,
wanneer het niet regende, regen
dagen en christelijke feestdagen
werden nog in mindering ge
bracht. Een poosje ging het ta
melijk goed, wanneer de kinderen
van school kwamen en mee-
verdienden. Maar wanneer ze
groter werden, gingen ze voor
zichzelf zorgen en dan was het
weer op en tekort. De mensen
werkten zich krom en de vrouwen
moesten mee het land in, wanneer
het de drukke tijd was, om nog
iets bij te verdienen, want de win
ters waren zo langHadden ze
kleine kinderen, dan werden deze
uitbesteed voor een dubbeltje per
dag. 's Avonds konden ze worden
opgehaald en er moest contant be
taald worden.
Was het wonder, dat de Nieuwe
Wereld lokte?
Siem den Brave deed als zo-
velen.
Of het hem voor de wind ging
in die Nieuwe Wereld? In menig
opzicht was het beter, in menig
opzicht ook slechter. Rijk is hij er
nooit kunnen worden. Hij heeft er
óók hard moeten werken, maar de
verdiensten waren beter, dat moet
gezegd worden.
En het eten was veel goedko
per. Vijf pond suiker voor een
kwartje, een pond best vlees, na
tuurlijk met de benen, 6 cent een
pond. Iedere dag vlees op tafel.
Dat was een ongekende weelde, in
het oude vaderland. Daar kwam
's Zondags een stukje spek en in
de week, zagen ze nooit vlees of
spek op hun bord. Wanneer het
slachttijd was, kregen ze van de
boer soms wat afval en ging het
iets beter, maar dat duurde
slechts kort. Ja, dat was in de
Nieuwe Wereld allemaal beter.
Maar alles was er ook zo
anders.
Siem den Brave is nooit een
goede Amerikaan geworden.
Hij kon met de Engelse taal niet
overweg. Eigenlijk heeft hij die
vreemde taal nooit kunnen leren
en hij wilde het ook niet.
Zijn kinderen leerden op de
school al direct Engels natuurlijk,
dat moest van de Staat, maar in
de kerk werd Hollands gepreekt
en de mensen kwamen allemaal
uit het oude vaderland. Er waren
Friezen, Geldersen, Groningers,
Brabanders en veel Zeeuwen. Een
mengelmoesje van dialecten dus.
Maar ze verstonden elkander goed
en het Engels werd in de huizen
nooit gesproken.
Toch kwam er van lieverleden
verandering.
De kinderen leerden Engels en
die werden groter. En die schaam
den zich voor de boeren dialecten
van hun ouders. Ze wilden Engels
praten; ze lazen Amerikaanse
boeken, en ze wilden van het Hol
lands niet veel weten. Ze begon
nen ook al in de kerk de Engelse
taal te verlangen. Eerst zo nu en
dan maar eens teen Engelse dienst,
toen om de veertien dagen één en
later iedere Zondag één Engelse
en één Hollandse dienst. En nu
hebben ze twee Engelse diensten
en nog één Hollandse dienst voor
de oudjes, die nog Hollands spre
ken, maar dat is een geslacht dat
uitsterft.
Siem den Brave is nu 45 jaar in
Amerika.
Hij heeft het oude vaderland
nooit meer terug gezien. Hij had
er nooit tijd voor gehad en geen
geld ook.
Zeker hij mocht niet klagen.
Armoe heeft hij betrekkelijk niet
geleden in Amerika, maar hij
heeft ook nooit geld kunnen over
houden. Ook niet toén hij eindelijk
een klein boerderijtje voor zich
zelf kon beginnen, toen zijn kin
deren groot waren en allemaal ge
trouwd. Even scheen het dat het
goed zou gaan, maar in de derti
ger jaren kwam de depressie en
toen is hij zijn spaarcentjes weer
verspeeld en kon maar ternauwer
nood zijn spulletje behouden.
En toen kwam de grote wereld
oorlog. De oorlog in 1941 tegen
Japan. Zijn jongste zoon moest
naar het front. Hij heeft hem
nooit meer terug gezien.
Er werd geld verdiend. Alles
werd duur. De aardappelen en het
veevoer brachten ongekende prij
zen op. En zonder dat hij het be
greep, had hij opeens een aardig
sommetje bij elkander.
Siem den Brave, die met zijn
jonge vrouwtje naar Amerika ge
gaan was, verkocht zijn boerde
rijtje tegen een ongekend hoge
prijs en nu kon hij rustig gaan
leven. Maar toen kwam de nieuwe
slag. Zijn vrouw werd ziek en na
een korte hevige ziekte overleed
ze. Ze had haar leven lang hard ge
werkt èn in het gezin èn in het
land trouw naast haar man. Het
was alleen aan haar taaie gezond
heid te danken, dat ze nog zo oud
geworden is. Want ook Amerika
heeft haar geen rust gebracht.
Zoals het de gewoonte was in
Amerika, moest zij voor een groot
deel voor de inkomsten van 't ge
zin zorgen, door kippen te houden
en een paar koeien te melken.
Haar man had daar nooit tijd
voor. Het land eiste al zijn kracht
en al zijn tijd. Ze heeft zich krom
moeten werken en ze heeft zich
menigwerf afgevraagd: wan
neer we in Zeeland óók zo geploe
terd hadden, zouden we het daar
dan ook niet zover gebracht kun
nen hebben als we het hier ge
bracht hebben?
Haar vingers stonden krom van
de rheumatiek en diepe groeven
doorsneden haar oud gelaat.
En nu viel ze plots naast hem
neer. En Siem den Brave voelde
zich als de boom die door de blik
sem getroffen in tweeën gesple
ten is, en waarvan de ene helft
nog maar is blijven staan.
Hij had geen rust meer, hij voel
de zich vereenzaamd.
Zijn kinderen waren goed voor
hem. Hij was altijd welkom, maar
ze waren innerlijk van hem ver
vreemd. In hun gezinnen werd
Engels gesproken, en de klein
kinderen konden hun grootvader
niet eens verstaan en hij zijn eigen
kleinkinderen niet. Ze waren el
kander volkomen vreemd. Dat
was ook de grote smart van zijn
vrouw geweest, bij het klimmen
der jaren. Ze was haar kinderen
en haar kleinkinderen verloren.
Siem den Brave voelde zich ver
eenzaamd.
De kerk trok hem nog wol,
maar wat had hij aan die Engelse
diensten? Hij verstond die preken
niet en eigenlijk wilde hij ze ook
niet verstaan. Hij haatte de En
gelse taal en met al de taaie, kop
pige kracht, die in hem was, had
hij zich steeds tegen het al maar
indringende Engels verzet. Hij kon
niet goed geloven, dat men in het
Engels de Bijbel evengoed kon le
zen als in het Hollands en dat een
Engelse preek even zuiver kon
wezen als een Hollandse. Het ging
hem allemaal te oppervlakkig en
te gauw. De mensen huppelden er
maar over heen. De diensten wa
ren kort, de Psalmen werden af
gejakkerd en na de dienst stonden
ze buiten een half uurtje met el
kander te kletsen over de oogst,
de prijzen en de oorlog. Het zat
maar zo'n beetje aan de buiten
kant. En in die éne Hollandse
dienst, was het een verlopen stel
letje oude mensen. Allemaal net
als hij en het slonk steeds in. Er
vielen er wel af, maar er kwam er
geen één meer bij. Nog enkele
jaren en ze zouden die éne Hol
landse dienst gaan opheffen en
wat dan?
Ja, vereenzaamd voelde hij zich.
En toen begon het heimwee te
schrijnen
In lange waaknachten gedacht
hij het land van zijn jeugd. De
zorgen, de harde strijd om het be
staan gedacht hij niet meer. De
herinnering werd hem zoet. Hij
zag zijn vrouw als jong meisje, zo
als hij haar leerde kennen en haar
thuis bracht na de catechisatie. Ja
zijn gedachten gingen verder te
rug naar zijn schooljaren. Hij zag
de beelden uit zijn jeugd, zijn va
der en moederHij zag heel
duidelijk voor zyn oog het smalle
Vrijdag 17 December 1948
'T ZEEUWSCH WEEKEND
PRINS CHARLES, bij welke naam de zoon van Prinses Elisa
beth door het Engelse volk genoemd zal worden, werd gedoopt
Charles Philip Arthur George tijdens een plechtigheid, die
Woensdagmiddag in Buckingham Palace plaats had. De doop ge
schiedde door de Aartsbisschop van Canterbury. Onze foto, ge
nomen Woensdagmiddag na de doopplechtigheid, toont de ge
lukkige Prinses Elisabeth met haar zoon Prins Charles.
De juffrouw had maar eens
gelachen. Ze was niet bang.
Op de grote dag van 1 Mei
begroet juffrouw moeders en
kinderen. Haar enige zorg zijn
dan de moeders, die moeten
weer weg en liefst maar gauw
ook. Van de kinderen valt niet
veel te vrezen. En Lambertus'
moeder moet in ieder geval
gauw weg. Dat lukt niet best.
Er is nog zoveel in te lichten
over al de deugden van dit
deugdenvolle ventje.
Het studentje krijgt een plaats
midden in de klas net als- elk
gewoon kind. Het is niet naar
moeders zin, maar ze denkt, dat
zal wel veranderen.
De juffrouw ziet Lambertus
en ze ziet hem niet. Rara hoe
kan dat?
Wat valt het mee. Neen eigen
lijk valt het haar niet mee,
want ze had geen zwarte ver
wachtingen.
Lambertus wordt in school-
een aardig monter jochie, dat
weet te gehoorzamen. In huis
dubbel ondeugend. De school
krijgt de sghuld en die arme
juffrouw heeft het gedaan. Toch
is het haar schuld niet. Er is
echter zo'n wonderlijk contact
punt tussen school en gezin. Een
jongeman van zeven jaar, die
een dubbel leven leidt. Thuis
een tiran, in school een schat.
Een raar geval en een jongen
van zeven, die het volbrengt!
We zullen een volgende keer
naar een ander contact tussen
school en gezin moeten zoeken.
Schrijf in het Vrouwenhoek
je maar over alles, wat vrou
wen in de regel interesseert.
Een rekbare opdracht!
Eerst al, wat de één niet zo
belangrijk vinden zal, wil een
ander weer eens heel graag be
sproken zien. En dan, zou men
een twintig jaar geleden dit ge
zegd hebben, zou het gebied ze
ker kleiner geweest zijn dan nu.
Natuurlijk ook toen waren er
genoeg vrouwen, die zich voor
veel buiten hun gezin interes
seerden, maar de grote massa
had genoeg, soms meer dan ge
noeg aan eigen gezin. De we
reld daar buiten, kon daar ook
daair buiten blijven, dacht men.
We hebben wel anders geleerd
in de laatste jaren. Het is ons
allemaal wel heel duidelijk, dat,
wat buiten ons huis, buiten ons
land, ja buiten ons werelddeel
gebeurt, zijn weeerslag in ons
gezin kan hebben. De eerste
duidelijke les gaf de duitse in
vasie ons wel. Toen ging in ons
gewoon gezinnetje opeens alles
anders. Maar we zullen hierover
verder zwijgen om geen oude
bitterheden boven te halen. Wie
gedacht had na 1944 of 1945, nu
wordt alles weer gewoon, nu
gaat ons leventje weer in zijn
oude kleine kringloop verder.
We leven nu weer binnen onze
huisdeur en de rest zoekt het
zelf maar uit. Wie zó dacht
heeft zich vergist. Ach, onge
merkt werd onze wereld steeds
wijder. We waren in 1944 en
1945 bevrijd door jongens en
mannen uit verre vreemde stre
ken. Wat waren we dankbaar
en natuurlijk gingen onze har
ten en dus onze deuren open
voor al die mannen en jongens
nu zo ver van huis. En moeder,
die anders geen tijd verspeelde
met aardrijkskundige studie,
boog zich nu toch ook even over
de atlas van Jan of Piet of Lien-
tje om te weten, waar de jongen,
die haar de vorige avond met
een beetje thee verraste, toch
wel vandaan kwam. Ze verstond
van zijn koeterwaals niet veel.
Dat behoefde ook niet, de jeugd
leerde ras verstaan en via jonge
tolken hoorde je toch wat over
het land daarginds. Dan wil je
toch ook eens weten, hoe ze
daar leven, hoe het land daar is,
en als je zelf op een boerderij
zit, probeer je te weten hoe ze
daar boeren. En vanzelf, na
zulke ervaringen lees je voor
taan de krantenberichten over
Canada, Amerika weer anders.
Zo'n land is niet zo eindeloos
ver meer. Je hebt er immers
direct contact mee gehad, toen
Jimmy of Johnny zo eens des
avonds binnen kwamen om van
de donkere straat af te wezen.
En dan nu, nu onze eigen jon
gens in Indië zijn, wel nu is
onze wereld weer wijder gewor
den en onze belangstelling gaat
weer over nieuwe terreinen. We
wisten vanzelfsprekend alle
maal, dat Nederlands-Indië bij
ons Rijk behoorde, maar verder
maar hadden we eens on
verwachts een klein examentje
moeten afleggen over Indië, wie
had er een paar bladzijden met
z'n wetenschap kunnen vullen?
We zullen maar niet hardop
biechten. Ik ook niet. Doch kom
nu eens! Je hebt een eigen jon
gen in Indië, of een neef, of
ook maar een buurjongen, die
toen hij klein was elke dag bij
je kwam om met je eigen kroost
te spelen. Natuurlijk doet de
oude atlas weer eens dienst. Je
wil toch eens weten waar zo'n
jongen zit. Het is daar weer een
heel andere wereld dan hier.
Dat merk je goed in de brieven.
Als je dat boek eens te pakken
kon krijgen.ja, van wie ook
weer....? Dat gaat daar alle
maal over. Toch eens lezen
Geen tijd? Neeneigenlijk
niet, doch dan maar tijd maken.
Er staan ook plaatjes in dat
boek. En als die jongen dan
weer eens over die plaatsen
schrijft, dan kan je jezelf zo'n
beetje voorstellen. Zó gaat het.
Het is heel gewoon, als moe
der nu de meest ingewikkelde
Indische namen van minuscule
plaatsjes zo maar van de lippen
vloeien.
Ja wezenlijk, Indië is wel ver
af, als je eigen jongen er zit,
maar aan de andere kant is het
toch weer veel dichterbij dan
vroeger. Dat bleek laatst weer
toen die jongen van.... ja, hoe
heet hij ook weer?in vier
dagen met een vliegtuig uit In
dië hier was. Zulke dingen ver
anderen je leven als huisvrouw
toch allemaal. Vroeger schreef
je nooit, maar nu? Tijd of geen
tijd, elke week ga je er voor
zitten. Die jongen moét zijn
brief hebben, want je bent er
zeker van dat vader niet half
genoeg schrijft.
Zo heeft de wereld rondom
een stap in je eigen huiskamer
gedaan. En was dat nog maar
de enige stap.
Er is na de oorlog en de
duitse roof nog van allerlei op
en tekort in je huishouden.
Kopen!
Je hebt zuinig wat geld bij el
kaar gespaard, je kunt kopen en
je kunt het niet.... Er is niets
en meteen zien we weer de
grote wereld waarmee wii heel
wat te maken hebben. In de
winkel hoor je: „Is er nog niet,
moet uit het buitenland komen"
en verlangend denk je aan dat
land, waarvan je winkelier ver
telt, dat dit het zo begeerde
leveren wil als er maar „devie
zen" voor waren.
Maar ja, die „deviezen....".
Vroeger nooit van gehoord.
Natuurlijk niet. Tegenwoordig
zijn we met dat woord al even
vertrouwd als met de nog
schamel bedekte planken van
onze eigen linnenkast. Als je
het woord „deviezen" in de
krant ziet staan, sla je het niet
over als een. soort latijn, alleen
verstaanbaar voor de grote
geldmannen. Neen, je vliegt er
op af. Toch eens even zien of
er met die deviezen weer wat
goederen ons land binnen
komen
En nu zeggen ze: „Schrijf maar
over alles wat een vrouw inte
resseert.Er is geen begin
en geen einde aan, tegenwoordig.
En toch zullen we maar begin
nen een volgende keer.
Al het edele is moeilijk.
Wie alles voor gemakkelijk
houdt, zal veel moeilijkheden
hebben.
De meeste smarten komen zo
gauw omdat wij ze halverwege
te gemoet gaan.
De zaden van het eerste on-
de'rricht vallen in de diepste
voren.
wilgenlaantje, met die knoestige
knotwilgen, langs de waterkant,
het laantje, dat hij iedere dag op
zijn klompen afliep om naar
school te gaan
De ouderdom leeft in het ver
leden
Ja, maar dat verleden absor
beerde hem, hij kon er niet meer
van los komen. Hij begon zich af
te vragen of hij er ooit goed aan
gedaan had uit dat oude vaderland
weg te trekken naar dat vreemde
land, dat hem altijd vreemd ge
bleven was.
Voor zijn kinderen?
Ja, maar zouden die in het oude
vaderland ook niet een behoorlijk
stuk brood hebben kunnen verdie
nen Daar was het toch niet meer
zoals het vroeger was. En hadden
ze in Amerika ook geen armoede
geleden
En hij begon zich in te denken,
hoe het had kimnen gaan, wan
neer hij de tocht over de Oceaan
nooit gedaan had. Zijn kinderen
waren Hollanders gebleven. Zijn
kleinkinderen zouden met hem
kunnen praten, hij zou ze van de
Heiland hebben kunnen vertellen
en van zijn geslacht, van zijn va
der en moeder en grootouders. Er
zou een band aan het verleden ge
weest zijn. Nu kenden ze zijn ge
slacht niet, ze waren vreemd ge
bleven aan zijn eigen vlees en
bloed
Het heimwee schrijnde
De kinderen zeiden: Grootvader
is niet zo best meer, nadat groot
moe is heengegaan. Hij trekt het
zich erg aan
Toen kwam de vrede en de
vaste vliegdiensten naar Neder
land. In drie dagen kon je in het
oude vaderland wezen
Nederland zó dicht bij Amerika.
Siem den Brave had nog nooit
in een vliegtuig gezeten. Hij veraf
schuwde die dingen, die dood en
verderf zaaiden in oorlogstijd. Hij
had ze wel uitvindingen van de
Satan genoemd.
Eén van zijn zoons vertelde hem
van de dienst op Holland en toen
liet hij zich opeens ontvallen: „Ik
zou met zo'n ding nog wel is de
Oceaan willen oversteken
„Wel, vader doet het! Geen
mens die je tegen houdt" zei zijn
zoon.
Hij glimlachte eens. Toen hij het
gezegd had zag hij er de dwaas
heid van in. Maar die zelfde avond
kon hij niet in slaap komen. In
drie dagen in het oude vaderland.
Het denkbeeld fascineerde hem,
liet hem niet meer los en hij begon
er van te dromen. De volgende
morgen greep het hem weer aan:
in drie dagen op de plek waar je
geboren kent, waar je je vrouw ge
vonden hebt, waar je getrouwd
bent
Het maakte hem onrustig.
Gevaren? Hij dacht er niet aan.
Drie dagen en je bent in Zee
landToen hij de tocht naar
Amerika maakte met zijn vrouw
en jonge kinderen, had het zestien
dagen geduurd en nadien was voor
zijn besef Holland altijd zo onbe
reikbaar ver weg geweest.
Drie dagen
Hij begon er met zijn kinderen
over te praten en ze vonden het
helemaal niet zo gek, dat hij de
luchtreis naar Nederland wilde
doen.
Er woonde nog een broer van
hem en een zuster en een paar
neven. Veel geschreven hadden ze
nooit, ze waren geen van allen
mensen van de pen, maar de ver
houding was goed en hij zou er
welkom zijn.
De reis werd besproken, hij
werd door de dokter goedgekeurd
voor de luchtreis. Hij betaalde zijn
retourbiljet.
Hij ging de dag vóór zijn ver
trek naar het graf van zijn vrouw
en toen was alles gereed.
De Oceaanvlucht was meegeval
len. Je merkt er niet veel van. Je
hing schijnbaar stil in de lucht en
begreep niet hoe je in een paar
dagen dat brede water kon
overkomen.
Aan Schiphol stond zijn broer
hem op te wachten.
Holland was wel veranderd.
Het beantwoordde niet meer aan
zijn oude herinneringen. Ook hier
had het trekpaard plaats gemaakt
voor de auto. Drukke wegen,
mooie treinen, haastige mensen,
nét als in Amerika.
In Zeeland ging het iets beter.
Wel veel nieuwe huizen, veel ver
anderingen in de dorpen, maar
toch ook veel, héél veel, dat hem
vertrouwd voorkwam. De oude
kerken, die oude boerderijen, de
oude Schelde, en op zijn geboorte
plaats zijn oude school, nu niet
meer in gebruik, maar nog staan
de, precies als hij haar gekend
had.
Binnen een paar dagen was hij
er volkomen thuis.
Drie maanden duurde zijn re
tourbiljet. Kerstmis was er bij in
begrepen. En hij maakte zijn da
gelijkse wandelingetjes en werd
een bekende figuur op het dorp.
„De Amerikaan" riepen de jon
gens als ze hem zagen aankomen.
Toen maakte hij, op tweede
Kerstdag, voor het eerst het wan
delingetje, dat hij zich in lange
nachtelijke waakuren had voorge
steld: het wilgenlaantjeHij
deed het alleen, zonder dat iemand
wist waar hij heen ging.
Het begon aan de buitenkant
van het dorp, vlak bij dc plaats
waar liet huisje gestaan had,
waarin hij geboren was. Dat was
cr nu niet meer. Er stond een
mooi burgerhuis, maar dat
laantje
Hij stapte het vlondertje over.
En toen werd plots méér dan
een halve eeuw zo maar wegge
vaagd uit zijn denken en bewust
zijn. Hij zag zichzelf als kind. Hij
herkende nog die oude hobbelige
keien op het smalle middenpad, hij
herkende de oude knoestige wil-
genstammen, die gespleten van
ouderdom, naar buiten gebogen
over het slootwater hingen. En
het was of achter hem zijn moe
der, hem stond na te staren, hem
nawuivend, zoals ze vaak deed, en
alsof voor hem de schooldeuren
wachtten, de bel straks geluid zou
worden. Hij zag het alles en hij
hoorde het alles in een sterk vi
sioen, dat hem aangreep en hem
buiten zichzelf bracht.
Hij hijgde en greep naar dc
ruwe schors van een wilg, vlak
naast hem. Zo bleef hij een ogen
blik staan. Dit was zijn vaderland!
Hij had er zich van losgescheurd,
maar het had hém nooit losge
laten. Nu wist hij het, hij was in
nerlijk volkomen één gebleven met
deze oude, vertrouwde bodem.
Hoorde hij daar niet het ge-
klep van de schoolbel?
Hij voelde de vriendelijke blik
van de hem nastarende moeder
in zijn rug en onwillekeurig keer
de hij zich een halve slag om, om
haar terug te wuiven.
Moederprevelde hij.
Weer luidde de schoolbel. Hij
moest verder. De school ging aan,
hij moest op tijd zijn.
Hij rechtte zijn rug op strom
pelde verder, het kronkelende
wiigenlaantjc door. Was dat niet
dezelfde knoestige boom, waarin
ze wegkruipertje spoelden? Die
boom met zijn breeduitstaande
kroon
Luidde daar weer de bel?
Hij moest zich haasten.
Maar de keien waren zo hob
belig, en hij was zo moe. Even
hier zitten tegen dc voet van die
bekende wilg. Zo dat is goed.
Hij keek nog eens om,
„moederprevelde hij, een
traan gleed langs zijn rimpelig
gelaat.
Toen nóg al die schoolbel. Hij
moest verder, hij kwam te laat...
Maar in plaats, dat hij over
eind rees, gleed hij opzij uit. Zijn
hoofd leunde tegen de oude boom,
zijn hand viel slap langs zijn zij
de en rustte op een kei.
De klokken van de oude toren
luidden almaar door, oproepend
tot de viering van het Kerst
feest
Zo vonden hem de kinderen, die
even later het wilgcnlaantje door
kwamen om het Kerstfeest te
gaan vieren.
Siem den Brave was verlost
van al zijn schrijnend heimwee...
Si'