jtertifJM Nu sijt wellecome. rrnn Voor huiskamer e» keuken Dc- Heece öf* wcty naac DcthtcUcm. Lluiihii,;!., School en Gezin. Om Uwt v-cckaal. Heimwee. 'T ZEEUWSCH WEEKEND Pagina 2 fc^üT VOOR DE ZONDAG Ja, we zullen straks weer Kerstfeest vieren, we zullen weer ter kerke gaan, om het Kerstevangelie te horen verkon digen en we zullen zingen onze oude, vertrouwde Kerstliederen. God geve, dat we begrijpen wat we tot Zijn eer in onze liederen zeggen, en dat onze zang waar lijk wel luidt. Wat immers de dichter in zijn ontroering heeft neergeschreven en wat de com ponist in extase schiep, moet door ons niet stuk gemaakt wor den, vooral niet omdat ook ons eigen land zoveel mensen ge had heeft, bekende en onbeken de, die zich gedrongen hebben gevoeld, op hun wijze van het Ijicht te getuigen, dat in de duisternis geschenen heeft, ja tot op heden schijnt. In de Middeleeuwen vertelt ons de dichter vooral wat daar in de Kerstnacht is gebeurd, op een simpele, naïeve wijze. Ont roerend zijn onze Middeleeuwse Kerstliederen in hun kinderlijke blijdschap, in hun grote en schone verwondering om de ge boorte van de Heiland. Zij vertellen ons van Maria en Jozef, hoe ze van Nazareth naar Bethlehem gingen, hoe daar in een stal, tussen de os en de ezel het Kindeke werd geboren en hoe de herders en de Drie Koningen kwamen, om het te aanbidden. Zelfs schrikken zij er niet voor terug, om in zijn eenvoud tere fantasieën rond de geboorte te weven, die het won der van de Kerstnacht heel dicht bij ons brengen. „Het ha gelde, het sneeuwde, het miek er zo koud, de rijm lag op de daken Later, in de 17e eeuw worden alle Kerstgedichten verduisterd door de glans, die van Vondels „O Kerstnacht schooner dan de dagenafstraalt. Het is toch immers zo, dat wie aan 't Kerstlied in de Middel eeuwen denkt, er talloze voor de geest ziet komen, maar dat wie over het Kerstlied van onze gouden eeuw spreekt, zich moet inspannen om nog andere dan Vondels gedicht zich te herinne ren. Het is geen lied, althans niet oorspronkelijk. Vondel spreekt ons hier van de ijselijke schreeuw, het wanhopig ge schrei, die de klare Kerstnacht verscheuren, maar die zacht tot zwijgen worden gebracht door de troost, mild en barmhartig, die de Kerstnacht zelf brengt: „Bedruckte Rachel, schort dit waren: Uw kindren sterven marte laren, En eerstelingen van het zaed, Dat uyt uw bloed begint te groeien, En heerlijk tot Gods eer zal bloeien, En door geen wreedheid meer. vergaet." Het is geen wonder, dat het beste Kerstgedicht van Revius ook de kindermond bezingt. De 17e eeuw immers' met haar zin voor felle bewogenheid en scherpe contrasten moest zich door deze episode uit de Kerst geschiedenis wel bijzonder heb ben aangetrokken gevoeld. Tegenwoordig is het de dich ter er veel minder om te doen, in zijn verzen de gebeurtenis van de Kerstnacht te behande len, omdat het er voor hem veel eerder om gaat, weer te geven, wat die gebeurtenis betekent voor zijn persoonlijk leven, of welke zin (soms zinloosheid) er voor de wereld van onze dagen in het Kerstwonder ligt. Niet dat elke schrijver van Kerst- poëzie de Kerstgedachte gegre pen heeft, maar wel dat elke eerlijke dichter door de Kerst gedachte gegrepen is. Vergeet, vergeet en neem de oude boeken! Waar is 't bericht, dat waar wij dag en nacht vergeefs naar zoeken. Gods helder licht. Luister nog eenmaal, en ver sta, dat alleen het Kerstgedicht, dat bede is, eerst werkelijk iets doet natrillen van het „Ere zij God" dat de engelen zongen. Wii zijn gekomen kind! Zegen ons hoofd. Dan wordt de felle hellebrand gedoofd. A. P. Cornet. Toen kwam de HEERE neder om te bezien de stad en de toren, die de kinderen der mensen bouwden. Gen. 11: S. De torenbouw van Babel is menselijke machtsconcentratie ter verhindering van de ver vulling van de belofte Gods. In het eerste Evangeliewoord immers was toegezegd het vrouwenzaad, dat de bevrij ding van de heerschappij des Satans zou aanbrengen. En toen de wereld in goddeloos heid dreigde onder te gaan, had God het vlees van het vrouwenzaad behouden door het water van de zondvloed. Ook in de tent van Noach gedacht Hij Zijn gedane toe zegging. Hij stelde de onder scheiding der geslachten. In Kanaali, de slaaf der slaven, zou het verzet tegen de Be loofde geïsoleerd worden ten dode. Uit Sem zou de Verlos ser geboren worden, terwijl Jafeth moest zorgen voor het wereldrijk, dat de heirbanen zou leveren voor de snelle voeten der apostelen. En nu bouwt de mens een stad met een toren. Hij zal te niet doen Gods onderscheiding der geslachten, voor hem zal het behoud in het éne vrou wenzaad zijn het behoud in de éne toren. Maar de Heere, de God des verbonds, daalt neder uit de hemel. Hij zet tegenover dat men sengedoe de wil Zijns heils, de macht Zijner genade. Gij wilt, o mensenkind, geen advent, eh toch, want Ik heb beloofd, zal het advent zijn. Ik ga voort en niemand zal Mij keren naar Bethlehem. Vandaag behoeft de HEERE niet meer neder te dalen. H\j is nedergedaald in Jezus Christus. Tegenover de men senwereld, die stad en toren bouwt, staat doorlopend Zijn vervulde belofte. Daarom ver dwijnt Babel, de stad der mensen en verschijnt het nieuwe Jeruzalem, de stad Gods. Axel. D. ZEMEL. ""I Boven deze rubriek staat: School en Gezin. Het lijkt zo eenvoudig, maar toen ik wilde informeren, of ik nu in het ge zin moest gaan zitten en naar de School kijken, of in de School molest gaan staan en vanuit die hoek het gezin moest bestu deren, toen ik dit eens vragen wilde, was de man die deze op dracht voor me had neergelegd al verdwenen. Proberen een tussenweg te vinden. Midden in gaan staan en naar allebei gelijk kijken. Dat wordt me te machtig. Tot zulk een optisch kunststuk ben ik niet in staat, 'k Zal er over moeten denken. Ze spreken veel over contact tussen school en gezin. Dat moet er wezen. Allicht. Maar dat is er altijd in de vorm van de bengel, die 's morgens om negen uur, of liever even voor negen bij u de deur uitgaat en die na een kwartiertje in school zit. Ik verzeker u, dat dit al een aar dig contact is. Vreemd genoeg heeft dit con tactpunt zelf soms ook moeite met de vraag school en gezin. Tenminste, zo verging het Lam- bertus'k Noem mijn held Lambertus, want als ik hem Jan of Piet noem, ziet iedere moeder er mij op aan, dat ik over haar Jan of Piet schrijf. En nu heb ik maar één keer in de grijze oudheid iemand ontmoet, die Lambertus heette en over hem schrijf ik niet. Mocht er dus een moeder zijn met een Lambertus tot zoon, zij neme genoegen met mijn betuiging, met de hand op het hart, dat het geschrevene haar Lambertus niet geldt. Nu Lambertus zou naar school toe gaan. Voor het eerst!Tenminste dat grote ogenblik kwam in het verschiet. Lambertus had een lieve moeder. Boze tongen zei den wel eens: lieverig. Lamber tus had nog twee zusjes en een broertje onder zich. Geen won der, dat hij zich groot voelde. Moeder was altijd lief. Als hij ondeugend was, zei ze enkel maar, dat hij „groot" moest zijn. Hij was dan ook altijd groot. Meergenoemde boze tongen zei den niet „groot", maar „lastig". Als moeder b.v. informeerde wat hij op zijn boterham wenste, dan viel de keus altijd op iets, wat niet op tafel stond. Kreeg hij thee, dan wilde hij water, kreeg hij koek, dan wilde hij stroop. Dat was zo in alles de levensstijl van de grote jongen. Kort voor de grote dag van zijn eerste gang naar school had moeder bezoek. Lambertus was extra „groot" die middag. Zelfs moeder moest zeggen: ..Ik geloof niet, dat je dit allemaal mag in school. Als je dat doet wordt de juffrouw boos en moet je in de hoek staan". Geen nood voor Lambertus. „Dan geef ik de juffrouw een klap met een stok". Dit voorval werd overgebriefd aan de juffrouw! De grote dag brak aan. Moeder ging op stap met haar oudste. Hij had de vorige avond nog heel wat verteld aan zijn zusjes over alles, wat hij in de school zou doen. 's Morgens vond Lambertus al, dat hij nu wel heel wat eisen kon voor zijn boterham. Hij was nu groot. Al ben je nu nog zo vroeg op, het wordt toch altijd weer heel gauw half negen. Dat vond moeder tenminste. Lambertus niet. Het nieuwe avontuur lokte. Zo gingen ze eindelijk samen. Het leek wel of moeder voor het eerst naar de schoolbanken moest. Moeder timide, Lamber tus kordaat. Daar ging dus het contact school en gezin. Voor de jonge student nog geen probleem. Zo'n juffrouw in een niet al te grote plaats weet verwonder lijk veel. Ze gtaat wel in de school, maar zo tegen 1 Mei kijkt ze al eens rond om te zien, waar haar nieuwbakken studen ten vandaan zullen komen. En nu was ze zelfs al „gewaar schuwd", want met dat jochie zou ze wel heel wat te beleven krijgen. Hij was precies vijf en twintig jaar oud, toen hij emigreerde naar Noord-Amerika. Er gingen er zovelen uit zijn buurt. De toestanden, vooral op het platteland waren zo bitter slecht. Zes gulden in de week, wanneer het niet regende, regen dagen en christelijke feestdagen werden nog in mindering ge bracht. Een poosje ging het ta melijk goed, wanneer de kinderen van school kwamen en mee- verdienden. Maar wanneer ze groter werden, gingen ze voor zichzelf zorgen en dan was het weer op en tekort. De mensen werkten zich krom en de vrouwen moesten mee het land in, wanneer het de drukke tijd was, om nog iets bij te verdienen, want de win ters waren zo langHadden ze kleine kinderen, dan werden deze uitbesteed voor een dubbeltje per dag. 's Avonds konden ze worden opgehaald en er moest contant be taald worden. Was het wonder, dat de Nieuwe Wereld lokte? Siem den Brave deed als zo- velen. Of het hem voor de wind ging in die Nieuwe Wereld? In menig opzicht was het beter, in menig opzicht ook slechter. Rijk is hij er nooit kunnen worden. Hij heeft er óók hard moeten werken, maar de verdiensten waren beter, dat moet gezegd worden. En het eten was veel goedko per. Vijf pond suiker voor een kwartje, een pond best vlees, na tuurlijk met de benen, 6 cent een pond. Iedere dag vlees op tafel. Dat was een ongekende weelde, in het oude vaderland. Daar kwam 's Zondags een stukje spek en in de week, zagen ze nooit vlees of spek op hun bord. Wanneer het slachttijd was, kregen ze van de boer soms wat afval en ging het iets beter, maar dat duurde slechts kort. Ja, dat was in de Nieuwe Wereld allemaal beter. Maar alles was er ook zo anders. Siem den Brave is nooit een goede Amerikaan geworden. Hij kon met de Engelse taal niet overweg. Eigenlijk heeft hij die vreemde taal nooit kunnen leren en hij wilde het ook niet. Zijn kinderen leerden op de school al direct Engels natuurlijk, dat moest van de Staat, maar in de kerk werd Hollands gepreekt en de mensen kwamen allemaal uit het oude vaderland. Er waren Friezen, Geldersen, Groningers, Brabanders en veel Zeeuwen. Een mengelmoesje van dialecten dus. Maar ze verstonden elkander goed en het Engels werd in de huizen nooit gesproken. Toch kwam er van lieverleden verandering. De kinderen leerden Engels en die werden groter. En die schaam den zich voor de boeren dialecten van hun ouders. Ze wilden Engels praten; ze lazen Amerikaanse boeken, en ze wilden van het Hol lands niet veel weten. Ze begon nen ook al in de kerk de Engelse taal te verlangen. Eerst zo nu en dan maar eens teen Engelse dienst, toen om de veertien dagen één en later iedere Zondag één Engelse en één Hollandse dienst. En nu hebben ze twee Engelse diensten en nog één Hollandse dienst voor de oudjes, die nog Hollands spre ken, maar dat is een geslacht dat uitsterft. Siem den Brave is nu 45 jaar in Amerika. Hij heeft het oude vaderland nooit meer terug gezien. Hij had er nooit tijd voor gehad en geen geld ook. Zeker hij mocht niet klagen. Armoe heeft hij betrekkelijk niet geleden in Amerika, maar hij heeft ook nooit geld kunnen over houden. Ook niet toén hij eindelijk een klein boerderijtje voor zich zelf kon beginnen, toen zijn kin deren groot waren en allemaal ge trouwd. Even scheen het dat het goed zou gaan, maar in de derti ger jaren kwam de depressie en toen is hij zijn spaarcentjes weer verspeeld en kon maar ternauwer nood zijn spulletje behouden. En toen kwam de grote wereld oorlog. De oorlog in 1941 tegen Japan. Zijn jongste zoon moest naar het front. Hij heeft hem nooit meer terug gezien. Er werd geld verdiend. Alles werd duur. De aardappelen en het veevoer brachten ongekende prij zen op. En zonder dat hij het be greep, had hij opeens een aardig sommetje bij elkander. Siem den Brave, die met zijn jonge vrouwtje naar Amerika ge gaan was, verkocht zijn boerde rijtje tegen een ongekend hoge prijs en nu kon hij rustig gaan leven. Maar toen kwam de nieuwe slag. Zijn vrouw werd ziek en na een korte hevige ziekte overleed ze. Ze had haar leven lang hard ge werkt èn in het gezin èn in het land trouw naast haar man. Het was alleen aan haar taaie gezond heid te danken, dat ze nog zo oud geworden is. Want ook Amerika heeft haar geen rust gebracht. Zoals het de gewoonte was in Amerika, moest zij voor een groot deel voor de inkomsten van 't ge zin zorgen, door kippen te houden en een paar koeien te melken. Haar man had daar nooit tijd voor. Het land eiste al zijn kracht en al zijn tijd. Ze heeft zich krom moeten werken en ze heeft zich menigwerf afgevraagd: wan neer we in Zeeland óók zo geploe terd hadden, zouden we het daar dan ook niet zover gebracht kun nen hebben als we het hier ge bracht hebben? Haar vingers stonden krom van de rheumatiek en diepe groeven doorsneden haar oud gelaat. En nu viel ze plots naast hem neer. En Siem den Brave voelde zich als de boom die door de blik sem getroffen in tweeën gesple ten is, en waarvan de ene helft nog maar is blijven staan. Hij had geen rust meer, hij voel de zich vereenzaamd. Zijn kinderen waren goed voor hem. Hij was altijd welkom, maar ze waren innerlijk van hem ver vreemd. In hun gezinnen werd Engels gesproken, en de klein kinderen konden hun grootvader niet eens verstaan en hij zijn eigen kleinkinderen niet. Ze waren el kander volkomen vreemd. Dat was ook de grote smart van zijn vrouw geweest, bij het klimmen der jaren. Ze was haar kinderen en haar kleinkinderen verloren. Siem den Brave voelde zich ver eenzaamd. De kerk trok hem nog wol, maar wat had hij aan die Engelse diensten? Hij verstond die preken niet en eigenlijk wilde hij ze ook niet verstaan. Hij haatte de En gelse taal en met al de taaie, kop pige kracht, die in hem was, had hij zich steeds tegen het al maar indringende Engels verzet. Hij kon niet goed geloven, dat men in het Engels de Bijbel evengoed kon le zen als in het Hollands en dat een Engelse preek even zuiver kon wezen als een Hollandse. Het ging hem allemaal te oppervlakkig en te gauw. De mensen huppelden er maar over heen. De diensten wa ren kort, de Psalmen werden af gejakkerd en na de dienst stonden ze buiten een half uurtje met el kander te kletsen over de oogst, de prijzen en de oorlog. Het zat maar zo'n beetje aan de buiten kant. En in die éne Hollandse dienst, was het een verlopen stel letje oude mensen. Allemaal net als hij en het slonk steeds in. Er vielen er wel af, maar er kwam er geen één meer bij. Nog enkele jaren en ze zouden die éne Hol landse dienst gaan opheffen en wat dan? Ja, vereenzaamd voelde hij zich. En toen begon het heimwee te schrijnen In lange waaknachten gedacht hij het land van zijn jeugd. De zorgen, de harde strijd om het be staan gedacht hij niet meer. De herinnering werd hem zoet. Hij zag zijn vrouw als jong meisje, zo als hij haar leerde kennen en haar thuis bracht na de catechisatie. Ja zijn gedachten gingen verder te rug naar zijn schooljaren. Hij zag de beelden uit zijn jeugd, zijn va der en moederHij zag heel duidelijk voor zyn oog het smalle Vrijdag 17 December 1948 'T ZEEUWSCH WEEKEND PRINS CHARLES, bij welke naam de zoon van Prinses Elisa beth door het Engelse volk genoemd zal worden, werd gedoopt Charles Philip Arthur George tijdens een plechtigheid, die Woensdagmiddag in Buckingham Palace plaats had. De doop ge schiedde door de Aartsbisschop van Canterbury. Onze foto, ge nomen Woensdagmiddag na de doopplechtigheid, toont de ge lukkige Prinses Elisabeth met haar zoon Prins Charles. De juffrouw had maar eens gelachen. Ze was niet bang. Op de grote dag van 1 Mei begroet juffrouw moeders en kinderen. Haar enige zorg zijn dan de moeders, die moeten weer weg en liefst maar gauw ook. Van de kinderen valt niet veel te vrezen. En Lambertus' moeder moet in ieder geval gauw weg. Dat lukt niet best. Er is nog zoveel in te lichten over al de deugden van dit deugdenvolle ventje. Het studentje krijgt een plaats midden in de klas net als- elk gewoon kind. Het is niet naar moeders zin, maar ze denkt, dat zal wel veranderen. De juffrouw ziet Lambertus en ze ziet hem niet. Rara hoe kan dat? Wat valt het mee. Neen eigen lijk valt het haar niet mee, want ze had geen zwarte ver wachtingen. Lambertus wordt in school- een aardig monter jochie, dat weet te gehoorzamen. In huis dubbel ondeugend. De school krijgt de sghuld en die arme juffrouw heeft het gedaan. Toch is het haar schuld niet. Er is echter zo'n wonderlijk contact punt tussen school en gezin. Een jongeman van zeven jaar, die een dubbel leven leidt. Thuis een tiran, in school een schat. Een raar geval en een jongen van zeven, die het volbrengt! We zullen een volgende keer naar een ander contact tussen school en gezin moeten zoeken. Schrijf in het Vrouwenhoek je maar over alles, wat vrou wen in de regel interesseert. Een rekbare opdracht! Eerst al, wat de één niet zo belangrijk vinden zal, wil een ander weer eens heel graag be sproken zien. En dan, zou men een twintig jaar geleden dit ge zegd hebben, zou het gebied ze ker kleiner geweest zijn dan nu. Natuurlijk ook toen waren er genoeg vrouwen, die zich voor veel buiten hun gezin interes seerden, maar de grote massa had genoeg, soms meer dan ge noeg aan eigen gezin. De we reld daar buiten, kon daar ook daair buiten blijven, dacht men. We hebben wel anders geleerd in de laatste jaren. Het is ons allemaal wel heel duidelijk, dat, wat buiten ons huis, buiten ons land, ja buiten ons werelddeel gebeurt, zijn weeerslag in ons gezin kan hebben. De eerste duidelijke les gaf de duitse in vasie ons wel. Toen ging in ons gewoon gezinnetje opeens alles anders. Maar we zullen hierover verder zwijgen om geen oude bitterheden boven te halen. Wie gedacht had na 1944 of 1945, nu wordt alles weer gewoon, nu gaat ons leventje weer in zijn oude kleine kringloop verder. We leven nu weer binnen onze huisdeur en de rest zoekt het zelf maar uit. Wie zó dacht heeft zich vergist. Ach, onge merkt werd onze wereld steeds wijder. We waren in 1944 en 1945 bevrijd door jongens en mannen uit verre vreemde stre ken. Wat waren we dankbaar en natuurlijk gingen onze har ten en dus onze deuren open voor al die mannen en jongens nu zo ver van huis. En moeder, die anders geen tijd verspeelde met aardrijkskundige studie, boog zich nu toch ook even over de atlas van Jan of Piet of Lien- tje om te weten, waar de jongen, die haar de vorige avond met een beetje thee verraste, toch wel vandaan kwam. Ze verstond van zijn koeterwaals niet veel. Dat behoefde ook niet, de jeugd leerde ras verstaan en via jonge tolken hoorde je toch wat over het land daarginds. Dan wil je toch ook eens weten, hoe ze daar leven, hoe het land daar is, en als je zelf op een boerderij zit, probeer je te weten hoe ze daar boeren. En vanzelf, na zulke ervaringen lees je voor taan de krantenberichten over Canada, Amerika weer anders. Zo'n land is niet zo eindeloos ver meer. Je hebt er immers direct contact mee gehad, toen Jimmy of Johnny zo eens des avonds binnen kwamen om van de donkere straat af te wezen. En dan nu, nu onze eigen jon gens in Indië zijn, wel nu is onze wereld weer wijder gewor den en onze belangstelling gaat weer over nieuwe terreinen. We wisten vanzelfsprekend alle maal, dat Nederlands-Indië bij ons Rijk behoorde, maar verder maar hadden we eens on verwachts een klein examentje moeten afleggen over Indië, wie had er een paar bladzijden met z'n wetenschap kunnen vullen? We zullen maar niet hardop biechten. Ik ook niet. Doch kom nu eens! Je hebt een eigen jon gen in Indië, of een neef, of ook maar een buurjongen, die toen hij klein was elke dag bij je kwam om met je eigen kroost te spelen. Natuurlijk doet de oude atlas weer eens dienst. Je wil toch eens weten waar zo'n jongen zit. Het is daar weer een heel andere wereld dan hier. Dat merk je goed in de brieven. Als je dat boek eens te pakken kon krijgen.ja, van wie ook weer....? Dat gaat daar alle maal over. Toch eens lezen Geen tijd? Neeneigenlijk niet, doch dan maar tijd maken. Er staan ook plaatjes in dat boek. En als die jongen dan weer eens over die plaatsen schrijft, dan kan je jezelf zo'n beetje voorstellen. Zó gaat het. Het is heel gewoon, als moe der nu de meest ingewikkelde Indische namen van minuscule plaatsjes zo maar van de lippen vloeien. Ja wezenlijk, Indië is wel ver af, als je eigen jongen er zit, maar aan de andere kant is het toch weer veel dichterbij dan vroeger. Dat bleek laatst weer toen die jongen van.... ja, hoe heet hij ook weer?in vier dagen met een vliegtuig uit In dië hier was. Zulke dingen ver anderen je leven als huisvrouw toch allemaal. Vroeger schreef je nooit, maar nu? Tijd of geen tijd, elke week ga je er voor zitten. Die jongen moét zijn brief hebben, want je bent er zeker van dat vader niet half genoeg schrijft. Zo heeft de wereld rondom een stap in je eigen huiskamer gedaan. En was dat nog maar de enige stap. Er is na de oorlog en de duitse roof nog van allerlei op en tekort in je huishouden. Kopen! Je hebt zuinig wat geld bij el kaar gespaard, je kunt kopen en je kunt het niet.... Er is niets en meteen zien we weer de grote wereld waarmee wii heel wat te maken hebben. In de winkel hoor je: „Is er nog niet, moet uit het buitenland komen" en verlangend denk je aan dat land, waarvan je winkelier ver telt, dat dit het zo begeerde leveren wil als er maar „devie zen" voor waren. Maar ja, die „deviezen....". Vroeger nooit van gehoord. Natuurlijk niet. Tegenwoordig zijn we met dat woord al even vertrouwd als met de nog schamel bedekte planken van onze eigen linnenkast. Als je het woord „deviezen" in de krant ziet staan, sla je het niet over als een. soort latijn, alleen verstaanbaar voor de grote geldmannen. Neen, je vliegt er op af. Toch eens even zien of er met die deviezen weer wat goederen ons land binnen komen En nu zeggen ze: „Schrijf maar over alles wat een vrouw inte resseert.Er is geen begin en geen einde aan, tegenwoordig. En toch zullen we maar begin nen een volgende keer. Al het edele is moeilijk. Wie alles voor gemakkelijk houdt, zal veel moeilijkheden hebben. De meeste smarten komen zo gauw omdat wij ze halverwege te gemoet gaan. De zaden van het eerste on- de'rricht vallen in de diepste voren. wilgenlaantje, met die knoestige knotwilgen, langs de waterkant, het laantje, dat hij iedere dag op zijn klompen afliep om naar school te gaan De ouderdom leeft in het ver leden Ja, maar dat verleden absor beerde hem, hij kon er niet meer van los komen. Hij begon zich af te vragen of hij er ooit goed aan gedaan had uit dat oude vaderland weg te trekken naar dat vreemde land, dat hem altijd vreemd ge bleven was. Voor zijn kinderen? Ja, maar zouden die in het oude vaderland ook niet een behoorlijk stuk brood hebben kunnen verdie nen Daar was het toch niet meer zoals het vroeger was. En hadden ze in Amerika ook geen armoede geleden En hij begon zich in te denken, hoe het had kimnen gaan, wan neer hij de tocht over de Oceaan nooit gedaan had. Zijn kinderen waren Hollanders gebleven. Zijn kleinkinderen zouden met hem kunnen praten, hij zou ze van de Heiland hebben kunnen vertellen en van zijn geslacht, van zijn va der en moeder en grootouders. Er zou een band aan het verleden ge weest zijn. Nu kenden ze zijn ge slacht niet, ze waren vreemd ge bleven aan zijn eigen vlees en bloed Het heimwee schrijnde De kinderen zeiden: Grootvader is niet zo best meer, nadat groot moe is heengegaan. Hij trekt het zich erg aan Toen kwam de vrede en de vaste vliegdiensten naar Neder land. In drie dagen kon je in het oude vaderland wezen Nederland zó dicht bij Amerika. Siem den Brave had nog nooit in een vliegtuig gezeten. Hij veraf schuwde die dingen, die dood en verderf zaaiden in oorlogstijd. Hij had ze wel uitvindingen van de Satan genoemd. Eén van zijn zoons vertelde hem van de dienst op Holland en toen liet hij zich opeens ontvallen: „Ik zou met zo'n ding nog wel is de Oceaan willen oversteken „Wel, vader doet het! Geen mens die je tegen houdt" zei zijn zoon. Hij glimlachte eens. Toen hij het gezegd had zag hij er de dwaas heid van in. Maar die zelfde avond kon hij niet in slaap komen. In drie dagen in het oude vaderland. Het denkbeeld fascineerde hem, liet hem niet meer los en hij begon er van te dromen. De volgende morgen greep het hem weer aan: in drie dagen op de plek waar je geboren kent, waar je je vrouw ge vonden hebt, waar je getrouwd bent Het maakte hem onrustig. Gevaren? Hij dacht er niet aan. Drie dagen en je bent in Zee landToen hij de tocht naar Amerika maakte met zijn vrouw en jonge kinderen, had het zestien dagen geduurd en nadien was voor zijn besef Holland altijd zo onbe reikbaar ver weg geweest. Drie dagen Hij begon er met zijn kinderen over te praten en ze vonden het helemaal niet zo gek, dat hij de luchtreis naar Nederland wilde doen. Er woonde nog een broer van hem en een zuster en een paar neven. Veel geschreven hadden ze nooit, ze waren geen van allen mensen van de pen, maar de ver houding was goed en hij zou er welkom zijn. De reis werd besproken, hij werd door de dokter goedgekeurd voor de luchtreis. Hij betaalde zijn retourbiljet. Hij ging de dag vóór zijn ver trek naar het graf van zijn vrouw en toen was alles gereed. De Oceaanvlucht was meegeval len. Je merkt er niet veel van. Je hing schijnbaar stil in de lucht en begreep niet hoe je in een paar dagen dat brede water kon overkomen. Aan Schiphol stond zijn broer hem op te wachten. Holland was wel veranderd. Het beantwoordde niet meer aan zijn oude herinneringen. Ook hier had het trekpaard plaats gemaakt voor de auto. Drukke wegen, mooie treinen, haastige mensen, nét als in Amerika. In Zeeland ging het iets beter. Wel veel nieuwe huizen, veel ver anderingen in de dorpen, maar toch ook veel, héél veel, dat hem vertrouwd voorkwam. De oude kerken, die oude boerderijen, de oude Schelde, en op zijn geboorte plaats zijn oude school, nu niet meer in gebruik, maar nog staan de, precies als hij haar gekend had. Binnen een paar dagen was hij er volkomen thuis. Drie maanden duurde zijn re tourbiljet. Kerstmis was er bij in begrepen. En hij maakte zijn da gelijkse wandelingetjes en werd een bekende figuur op het dorp. „De Amerikaan" riepen de jon gens als ze hem zagen aankomen. Toen maakte hij, op tweede Kerstdag, voor het eerst het wan delingetje, dat hij zich in lange nachtelijke waakuren had voorge steld: het wilgenlaantjeHij deed het alleen, zonder dat iemand wist waar hij heen ging. Het begon aan de buitenkant van het dorp, vlak bij dc plaats waar liet huisje gestaan had, waarin hij geboren was. Dat was cr nu niet meer. Er stond een mooi burgerhuis, maar dat laantje Hij stapte het vlondertje over. En toen werd plots méér dan een halve eeuw zo maar wegge vaagd uit zijn denken en bewust zijn. Hij zag zichzelf als kind. Hij herkende nog die oude hobbelige keien op het smalle middenpad, hij herkende de oude knoestige wil- genstammen, die gespleten van ouderdom, naar buiten gebogen over het slootwater hingen. En het was of achter hem zijn moe der, hem stond na te staren, hem nawuivend, zoals ze vaak deed, en alsof voor hem de schooldeuren wachtten, de bel straks geluid zou worden. Hij zag het alles en hij hoorde het alles in een sterk vi sioen, dat hem aangreep en hem buiten zichzelf bracht. Hij hijgde en greep naar dc ruwe schors van een wilg, vlak naast hem. Zo bleef hij een ogen blik staan. Dit was zijn vaderland! Hij had er zich van losgescheurd, maar het had hém nooit losge laten. Nu wist hij het, hij was in nerlijk volkomen één gebleven met deze oude, vertrouwde bodem. Hoorde hij daar niet het ge- klep van de schoolbel? Hij voelde de vriendelijke blik van de hem nastarende moeder in zijn rug en onwillekeurig keer de hij zich een halve slag om, om haar terug te wuiven. Moederprevelde hij. Weer luidde de schoolbel. Hij moest verder. De school ging aan, hij moest op tijd zijn. Hij rechtte zijn rug op strom pelde verder, het kronkelende wiigenlaantjc door. Was dat niet dezelfde knoestige boom, waarin ze wegkruipertje spoelden? Die boom met zijn breeduitstaande kroon Luidde daar weer de bel? Hij moest zich haasten. Maar de keien waren zo hob belig, en hij was zo moe. Even hier zitten tegen dc voet van die bekende wilg. Zo dat is goed. Hij keek nog eens om, „moederprevelde hij, een traan gleed langs zijn rimpelig gelaat. Toen nóg al die schoolbel. Hij moest verder, hij kwam te laat... Maar in plaats, dat hij over eind rees, gleed hij opzij uit. Zijn hoofd leunde tegen de oude boom, zijn hand viel slap langs zijn zij de en rustte op een kei. De klokken van de oude toren luidden almaar door, oproepend tot de viering van het Kerst feest Zo vonden hem de kinderen, die even later het wilgcnlaantje door kwamen om het Kerstfeest te gaan vieren. Siem den Brave was verlost van al zijn schrijnend heimwee... Si'

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1948 | | pagina 5