Meesters in het roeren van grootscheepse propaganda. Vraagstukken Walcherse agrariërs. Haat is de drijfveer. Duitse professoren trekken naar het Westen. Nieuw iype autoims. fowö-tyie>d strijd Herziening provinciale financiën. Wacht voer de schijn des kwaads. Zo zag ik Djocjakarta. Onder een gebalde vuist worden ideën ingepompt. (Van onze Indië-redacteur. Duszag ik Djocjakarta. Kort, doch lang ge noeg, om mij enige duidelijke indrukken te kunnen vormen over datgene, wat er in de republikeinse hoofdstad omgaat in de harten van de tienduizen den Indonesiërs, die daar opgepropt en samengehokt leven binnen de onmiddellijke invloedsfeer van hun niets- en niemand ontziende leiders, onder wie Soe- karno ongetwijfeld de belangrijkste plaats inneemt. Moet ik één oordeel weergeven, dan ls dat zeker gebaseerd op de uitspraken welke ik in de loop der uren uit de mond van mijn repu blikeinse „bodyguards" vernam, en die zonder uitzondering neerkwamen op een bijna onuit sprekelijke haat tegen alle Neder landers, die niet onmiddellijk het zelfde standpunt Innamen als de in Djocja zéér geziene gasten: Pleter 't Hoen en Van Randwijk. Enigszins wonderlijk deed het in dit ,,haat"-verband aan, dat ik vrij algemeen, en heus niet in de eerste de beste Djocjase kringen, maar al te graagNeder lands hoorde spreken, niette genstaande de vele aanplakbiljet ten onder andere in het hotel „Merdeka" om vooral het ge bruik van de „Indonesische taal" te bevorderen. Nog iets anders is mij, tijdens mijn verblijf in Djocja, bijzonder opgevallen dat is het prachtig- werkende en daardoor ongetwij feld aan zijn doel beantwoordende propaganda-apparaat der republi keinse machthebbers. Niets had men nagelaten om te pogen de bezoekende consuls-ge neraal er van te overtuigen, dat het een en al rozengeur en mane schijn was in Soekarno's „model republiek". Show. Reeds de triomftocht van het enige kilometers buiten de stad gelegen vliegveld naar het ont vangstcentrum op Terbantaman was een juweeltje wat betrof re gie en organisatie-vermogen: overal langs de kanten der wegen stonden drommen Indonesische kleuters opgesteld, die de stoet met een langgerekt „Merdekaaa" begroetten (Tussen twee haakjes, toen w(j enige uren later, geheel onverwachts en derhalve onaan gekondlgd, deze zelfde weg af gingen, waren de dreumesen zo goed als allen verdwenen, waar door ook de vriendelijke jubel kreet in de klem scheen te zijn gesmoord). Daar waren grote „reclame borden" op verschillende plaatsen in de stad opgesteld, welke voor zien waren van uitstekende, op het buitenland-georiënteerde te keningen, terwijl ook do bijschrif ten getuigden van mensenkennis en smaak. Daar waren verder nog span doeken, die alleen door het onbe rispelijk Engels, dat er op stond, de aandacht moeten hebben ge trokken van op zijn minst de Amerikaanse, de Engelse en de Australische consul-generaal, ter wijl deze laatste nog eens extra bedankt werd voor de hulp aan de Indonesiërs bewezen Daar waren voorts nog de da gelijkse, speciaal voor de buiten landers uitgegeven, en typogra fisch uitstekend verzorgde nieuws-bulletlns, welke het in de ogen van de lezers ontegenzegge lijk „deden". Daar waren tenslotte nog. neen er was geen slot; er kwam geen eind aan de diverse attracties, welke allen tot ln de puntjes geregeld en verzorgd wa ren. Maar aan de andere kant: hoe spitsvondig ook door de republi keinse autoriteiten bedacht, ik heb mij niet kunnen onttrekken aan de indruk, dat het geheel één groots opgezet schouwspel was, waarbij men vergeve mij de beeldspraak de conëuls-gene- raal een gereserveerde plaats was aangeboden in de luxueuze fau teuils van de ereloge. En de tientallen republikeinse „pers-fotografen", die telkens en telkens weer neerstreken ln de omgeving van de buitenlanders om alles en tóch niets te fotogra feren (het werd mij heel vertrou welijk medegedeeld: „De meesten hebben geen films in hun toestel len, vandaar dat ze zo royaal zijn) verstevigden die indruk ongetwij feld Nationalisme. Tot slot nog enige opmerkingen over datgene, wat de in vele op zichten verblindende republikein se „onverschrokken" noemen: hun nationalistisch streven. Het is, of de gehele samen leving, de hele atmosfeer onder druk staat van dat ene woordje: nationalisme". Een streven even wel, dat veel meer doet denken aan een zucht tot overheersen, dan aan een van te voren be paalde, en daarom ook onafwend-1 bare evolutie, welke het „ontwa- tijden! kend Azië" nu eenmaal moet doormaken. Onder een gebalde vuist, onder een directe vorm van dwang, wor den zowel onder de ouderen als onder de jongeren, ideën en denkbeelden gecultiveerd, welke alle redelijkheid missen, en die maar ai te duidelijk hun oor sprong vinden in een sterk min derwaardigheidscomplex, ver zwaard door de eeuwige spook verschijning: de onverzadigbare Nederlander. Neen, afgezien nog van het feit, dat de republikeinen openlijk en onomwonden verklaren nooit meer met de Nederlanders te wil len sampnwerken, lijkt mij een onderhandelen op redelijke basis met de tegenwoordige republi keinse regeerders volkomen nut teloos. Dr Van Mook heeft het onlangs op een persconferentie te Bata via, nog op zo treffende wijze gezegd: „Eerst een verandering in de gezindheid van de republiek en dan komt de rest vanzelf". Djocja, tot ziens tot betere Intellectuelen kunnen Sowjet-bezetting niet ver dragen. Volgens inlichtingen uit de Sowjetzone valt de laatste tijd een trek van hoogleraren uit die zones naar het Westen waar te nemen. Dit geldt in het bijzonder voor de Berlijnse universiteit. In 1945, na de bezetting door de Russen, werd Prof. Spranger rector, doch nog voor de opening der universiteit moest hij Berlijn veriaten, nadat hij verdenking had gewekt door het organiseren van stu dentenbijeenkomsten in zijn woning. Hij werd opgevolgd door Prof. Stroux, die enkele maanden ge leden naar Bazel is vertrokken, naar men zegt, omdat hij zich niet kon verenigen met de poli tiek van de „Zentralverwaltung" voor volksontwikkeling. Rector is thans Prof. Dersch, lid van de socialistische eenheidspartij. Tot de hoogleraren die thans naar het Westen trekken behoren de juris ten Denzmer en Rainer, die naar Hamburg en Doettingen gaan, de theoloog Bieb, die naar Bazel ver huist, en de philosooph Vasmer, die aan Stockholm de voorkeur geeft. Uit Leipzig zijn de histo ricus Gadamer en de philosooph Litt vertrokken. De laatste do ceert nu in Bonn. Rostoek heeft drie zijner vooraanstaande hoog leraren verloren, n.I. de medicus Klimke en de juristen Mayer en Bruhn. De beide eersten zijn in Heidelberg, de laatste is in Mar burg. Ook het verloop der stu denten aan de universiteiten in de Oostelijke zone is volgens deze inlichtingen groot. Men schrijft dit toe aan pogin gen om het wetenschappelijke leven in de sfeer der politiek te betrekken. In Berlijn, waar com munisten als Meusel en Kuczins- ky het docentencorps hebben aan gevuld, behoort het overwegende deel der professoren o.m. in de economische en juridische facul teiten tot de soc. eenheidspartij. De overwegende anti-commu nistisch georiënteerde vertegen woordiging der studenten heeft zich verzet tegen de richting, waarin het Russische militaire be stuur en de „Zentralverwalting" de universiteit sturen, doch, be wust de strijd te hebben verloren, wenst het merendeel der gekozen studentenvertegenwoordigers hun mandaten thans ter beschikking te stellen. Prof. Heydebroek uit Dresden heeft onlangs in de „Taglisehe Rundschau" betoogd, dat de uit voering van de plannen der „Zen tralverwalting" om de helft der studenten te recruteren uit arbei ders- en boerenkringen heeft ge leid tot een daling van het niveau der colleges. Het eveneens onder Sowjotii- censie verschijnende dagblad der C.D.U. „Neue Zeit", heeft scher pe critiek geleverd op de wjjze waarop een verhoging van het aantal arbeidersstudenten wordt geforceerd. Zo werden aan de uni- versieit van Kostock dit najaar van de ljjst van 420 aanmeldin gen vrijwel alle candidaten uit intellectuele kringen afgewezen en hun plaatsen ingenomen door arbeiders- en boerenzoons, die eigenlijk tengevolge van onvol doende voorbereiding niet aan de toelatingseisen hadden voldaan. NEDERLANDSE POPPEN- FILM IN KLEUREN. In opdracht van de Honig's Fabrieken te Koog aan de Zaan bij Nijmegen is door Joop Gee- sink een aardige poppenfilm ver vaardigd, die binnenkort in de Nederlandse bioscopen te zien zal zijn. De film wordt geheel gespeeld door poppen, terwijl de machines levende wezens geworden zijn. In een bonte rij van leuke op namen en originele vondsten krijgt de toeschouwer een indruk van wat Honig's fabrieken doen om zoveel mogelijk heerlijke, voedzame Honig's Artikelen te maken voor zoveel mogelijk Ne derlandse gezinnen. U zult deze kleurenfilm stel lig de moeite waard vinden en bij een bezoek aan de bioscoop dan ook zeker van de film „Ho nig werkt" genieten. (Ing. Med.) Langste vierwielige bus van Europa. Ons land bezit op het ogen- j blik de langste autobus, op vier wielen, van Europa. 48 passagiers vinden een plaats in deze wagen, die geconstrueerd is als brug en een zelfdragende carrosserie heeft. Het ruim 11 meter lange gevaarte is een product van de Kromhout motorenfabriek te Am sterdam en de carosseriefabriek van Verheul te Waddinxveen. Kromhout heeft in deze wagen zijn laatste ervaringen op con structief gebied in practijk ge bracht. Zo is de zes-cylinder Kromhout dieselmotor, die een vermogen heeft van 150 p.k. en met drukvulling volgens het root- systeem werkt, trillingvrij opge hangen in het geheel gelaste car rosserieframe. Wanneer de lopende orders voor autobussen met normale chassis zgn uitgevoerd, hopen beide firma's de bouw van dit nieuwe type bus ter hand te ne men. Feuilleton. door H. LOURENSE. 25) o— Moe geeft va niet in alles ge lijk, al bekijkt ze de zaak van Kees niet zo rooskleurig als deze het haar voorspiegelt. „Een handel als jij bedoelt, va, dat kan voor Kees niet. Daarvoor is 'ie niet vlug verkoop te beleven 'ie niet vlug genoeg meer. In de brik mót 'ie ae stok nog mee!" Ze vertelt er niet bij van de angst, die ze doormaakt, als Kees soms eens een enkele keer met een vreejnd paard op stap gaat. Die angst verlaat haar pas, als ze haar jongen weer goed en wel thuis heeft. De anderen weten er niet van. Moe blijft aan haar werk tot Kees de geut opstrompelt, al blijder, naarmate zijn prijzen de toets der critiek beter konden doorstaan. Dan gunt ze zich even tijd om, op het puntje van een stoel geze ten, naar haar jongen te luiste ren. Aay toont zich, ondanks alles, in deze tijd een goed lid van het oude geslacht. Hij is altijd bereid te helpen, als Kees dit van hem vraagt. Al heeft hij nog zoveel haast om weg te ko men, als Kees een beroep op hem doet om een geleend paard terug te brengen, Aay staat ge reed. Nooit heeft hij iets tegen tc sputteren, zoals zulks vaak het geval is, wanneer va nog .ets van hem verlangt. Kinderlijk doen van Aay? Misschien. Knagende wroeging? Mogelijk. Hjj biedt de helpende hand, waar dat door z'n ongelukkige broer gevraagd wordt. Zo doet de herfst zijn intrede. De plannen van Kees en Sa- remie beginnen een vastere vorm aan te nemen. Er staat aan de Brede Ha- vensteeg, een smalle straat naar de Haven, die tot het hart van de oude stad behoort, een pand te koop. 't Bevat een flinke winkel en een behoorlijke woon ruimte. Je moet in de stad kunnen aarden, als je uit de polders komt. Saremie weet wat het zeggen wil, geen uitzicht te heb ben op weilanden met zwart en roodbont vee! En dan heel de dag tegen de huizen aan de overkant van de straat aan te kijken, op tien, twaalf meter van je eigen raam! Dan staat het huis in de Brede Ilavensteeg erg gunstig, zo juist m de flauwe bocht, waar de straat overgaat in de havenkant. Langs een vooruitspringend hoekpand aan de overkant van re straat, geeft het uitzicht over de haven en wat buitendijks- land, tot ver over de rivier. In dit huis willen ze samen een zaak beginnen en opbou wen. Zij zal met kennis van za ken de winkel besturen, hij moet zorgen voor de inkoop van Hoogleraarsbenoeming. Bij K.B. is benoemd tot ge woon hoogleraar aan de Rijks universiteit te Utrecht, om in de faculteit der letteren en wijs begeerte onderwijs te geven in het Hebreeuws, de Hebreeuwse oudheidkunde en het Babylonlsch- Assyrisch, dr A. R. Hulst, secre taris van de vertaalcommissie van het Nederlands Bijbelgenoot schap. Met een jeep-amphibie dwars door Afrika. Een tocht dwars door Afrika, die door enkele Inwoners van Doe- tinchem zal worden ondernomen, is thans definitief in kruiken en kannen. De expeditie zal bestaan uit de heren J. L. Steverink, foto reporter, A. de Waard, journalist, beiden te Doetinehem, en de life- reporter B. Burman te Amster dam. Naar wij vernemen is het de bedoeling, dat zij zich einde No vember te Rotterdam inschepen op een der boten van de K.N.S.M., die hen naar Casablanca zal brengen. Vandaar zullen zij dwars door Afrika trekken. Het doei van de reis is het verzamelen van ge gevens over de tegenwoordige le vensomstandigheden in dit we relddeel, en het inwinnen van in lichtingen betreffende aldaar heersende politieke en sociale toe standen. De reis zal naar schat ting 9 maanden duren. De jonge lui hebben zich een jeep-amphibie of zgn. „duck" aangeschaft, ten einde de Afrikaanse rivieren over te kunnen steken. Hiermede wil len zij de tocht langs de Afri kaanse Westkust volbrengen. Ned. Kunstkring 30 jaar. Ter gelegenheid van het 30- jarig jubileum van de Ned. Kunstkring had een feestmaaltijd plaats ln de Grote zaal van Hotel Pomona, waaraan leden en hun dames en enige genodigden deel namen, De voorzitter, de heer J. Haver Broeze, zeide in zijn wei komst toespraak, dat de geschie denis nog nooit zulk een vernieti ging en afbraak had geboekt zo wel moreel als materieel, als waarvan wij getuigen zijn. Af braak en op bouw hebben elkan der steeds beurtelings opgevolgd. De opbouw is echter een lang zaam proces. Volgens zijn wezen en werk zal de kunstenaar steeds gebonden en verbonden zijn aan de opbouw. Ofschoon wij nog niet leven onder een kristalheldere he mel en overal nog spaningen en dreigingen zijn, blijven wij vast houden aan de hoop dat eenmaal weer een tijdperk moge aanbre ken van vrede en opbouw, waarin de kunst, weer ingeschakeld zal worden en door de maatschappij zal worden erkend als een factor, welke, grote waarde geeft aan het leven. Meisbroek wordt inter nationale vlieghaven. Het vliegveld Meisbroek nabij Brussel zal worden omgevormd tot Belgische internationale luchthaven. Het zal een opper vlak van 1400 ha. beslaan en aan de bouw zal de eerste jaren 300 tot 500 millioen francs per jaar worden besteed. De Nederlander. De voorzitter van de Chris telijk Historische Unie, de heer H. W. Tilanus, heeft een brie! gericht tot de lezers van het Christelijk Historische dagblad „De Nederlander", dat sinds enige tijd niet meer verscheen. De heer Tilanus deelt thans mede, dat „De Nederlander", met handhaving van de Chris- telijk-Historische beginselen, over enige weken onder hoofd redactie van de heer H. A. Lunshof, weer zal verschijnen. Een reis met hindernissen. De schroef van de „Willem Ruys". Op last van Rijkswaterstaat is het transport van de voor de Willem Ruys bestemde scheeps schroef in het Brabantse dorp Zevenbergen opgehouden. De hoofdingenieur van Rijkswater staat, ir Beckering, deelde mede, dat de transportfirma geen ver gunning bezit voor het rijden met de truck en trailer, die een asbreedte van 2.85 hebben en dat het vrijgeven onmogelijk is, voordat is vastgesteld, dat het verkeer niet ernstig wordt be lemmerd door dit transport. De schroef ligt zo op de wa gen, dat de maximumbreedte ongeveer 5 meter bedraagt, en daar vele wegen 6.25 meter breed zij'n, is het zeer de vraag, of men vergunning zal verle nen. Het grootste risico is vol gens ir Beckering het passeren van de Moerdijkbrug, waar men over één brugdeel nog éénricli- tingverkeer heeft. Indien de schroef hier kiem zou komen te zitten, zou het gehele wegver keer NoordZuid (verbinding met België) worden gestremd. Het is daarom begrijpelijk, dat men eerst een nauwkeurig on derzoek wil instellen. Het voorstel van de Commissie-Oud. De commissie voor het herstel van de financiële zelfstandigheid van gemeenten en provinciën (de commissie-Oud) heeft aan de ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën rapport betreffen de de herziening der provinciale financiën uitgebracht. Met grote nadruk wijst de commissie op het belang van gezonde provinciale financiën. De laatste jaren hebben een sterk toegenomen activiteit der provinciale besturen te zien gegeven. Het komt de commissie voor, dat deze ontwikkeling gestimuleerd dient te worden. De com missie steunt niet de gedachte, dat het nuttig zou zijn nieuwe orga nen tussen de provinciën en de lagere gemeenschappen in te schuiven. Eigen inkomsten en rijksuitkering. De commissie is na rijpe over weging tot de conclusie gekomen, dat aan de financiële behoeften der provinciën voorshands in vol doende mate wordt tegemoetge komen, indien er naar gestreefd wordt, het totaal der algemene dekkingsmiddelen voor de provin ciën te brengen op ongeveer f 43.000.000. Ten aanzien van de vraag, op welke wijze de provin ciën over het nodig geachte be drag de beschikking dienen te krijgen, heeft de commissie zich met name afgevraagd, of er plaats is voor nieuwe provinciale belastingen. Zij heeft vooralsnog geen geschikte nieuwe provinciale belastingbronnen kunnen aange ven. Zij ziet in de in 1943 gekozen vorm van een provinciaal fonds, waaruit de provinciën uitkeringen ontvangen boven en behalve de In komsten welke zij verwerven uit eigen provinciaal belastinggebied, ook thans het middel om de be schikbare gelden naar behoefte en billijkheid te verdelen. Het schijnt haar echter ge wenst, het te verdelen bedrag niet langer afhankelijk te doen zijn van de opbrengst van de grond en personele belasting. Beter ls het als maatstaf te gebruiken de opbrengst van een bepaald per centage van de inkomstenbelas ting (met inbegrip van de loon belasting), of bet uit te keren be drag afhankelijk te stellen van de opbrengst van alle daarvoor in aanmerking komende rijksbelas tingen. De commissie geeft de voorkeur aan de laatste oplossing. De opbrengst dezer belastingen schattende op ong. f 2.170.700.000 adviseert de commissie het be doelde percentage te stellen op 0.75, zodat het uit te keren be drag f 16.280.000 bedraagt. Daar tegenover kan de bestaande rijks- uitkering, welke naar de thans bekende gegevens zou kunnen worden geraamd op f 4.900.000, vervallen, zodat een grotere in komst voor de provinciën ontstaat van f 11.380.000. De Inkomstencapaciteit voor de gezamenlijke provincies wordt dan, rekening houdende met de laatstbekende gegevens: 60 op centen op de hoofdsom der grond belasting f 15.600.000, Bo opcenten op de hoofdsom der personele be lasting f 11.500.000, totaal eigen belastinggebied f27.io0.000, uit kering uit 's Rijks kas f 16.280.000 algemeen totaal f 43.380.000. het te verhandelen goed, liefst (egen redelijke prijzen. Dit alles is echter van de tweede orde. Eerst komt de aan koop van het pand. En dat is een zaak voor Kees. Het meisje de boedel, de jon gen de doening, is traditie in de polders. Saremie neemt een dag vrij f af, om met Kees samen hun I zaak bij zijn vader te bepleiten. Want van die kant moet hulp komen. Ze treft het slecht, va der is de hele dag van huis, en komt pas laat terug! Hde kan het zo treffen! Met lichte onrust in het hart gaat ze 't avonds terug. Kees is wel goed van de tongriem ge sneden, daar niet van. Maar je kunt nooit weten, welke bezwa ren z'n vader naar voren brengt. Deze staat nu niet zo erg en thousiast tegenover hun plan nen. Ze heeft er een zwaar hoofd in, maar 't is niet anders. Ze weet ook nog wei van be rusten. De mensen maken toch de wegen niet, wel? Tegen boterhameten komt Kees terug, na Saremie een eindje op weg gebracht te heb ben. Wat hem dit gekost heeft weet niemand. Alleen Kees Roden burg, die hem langs de weg op gepikt heeft, toen hij met de rug tegen een boom geleund zat, omdat hij' niet verder kon, be grijpt er iets van. Hij heeft hem meegenomen in de brik en aan de Zwarte Kaay afgezet. Maar Kees is zo dicht als een pot. Va is intussen thuis gekomen en de koffietafel verloopt als aityd. Over de zaak, die Kees Of de tong brandt, wordt geen woord gerept. De avond is zoel, de zon nog niet onder. Kees gaat op de bank voor het huis zitten. Eerst eens rustig overleggen, hoe hij straks zal beginnen, als de klei nen van de vloer zijn. Opeens komt va voorom lo pen en gaat naast hem zitten. Haastig overlegt Kees, hoe nu te beginnen. Maar va is hem vóór. Moe heeft zeker al een goed woordje voor hem gedaan. „Wat hoor ik? Wil jij ook je zin gaan doordrijven? Luister toch is naar je vader! Zo'n zaak as jullie wille beginne, zei je niet vlot afgaan. Jij ben d'r de kerel aiet voor, en of Saremie het zei kenne, betwijfel ik ook. 't Is geen handel. Je mót er voor kenne sjachere, en dat zit niet in ons bloed. Rechtuit is rechtuit. D'r zitte niet veel bochte in de polderslote. Je mót ze langs kenne zien, da's altijd onze op vatting geweest. En as je brood op de plank wil hebbe en houwe, dan zei je met die opvatting motte breke. As je mijn zin dee, dan begon je met een ander handeltje. Je neemt de brik en je rijdt er desnoods ied're dag mee naar de stad mit kaas en eiere en butter, 'k Heb dat al meer gezeid. D'r benne in de stad mense genog, die graag van een boer kope. Dan wete ze wat ze voor spul krijge." (Wordt vervolgd.) Rasmussen verkeerd begrepen. Do Deense minister van Bui tenlandse Zaken, Rasmussen, heeft na een beleefdheidsbezoek aan Truman tegenover journalis ten verklaard, dat zijn opmerkin gen met betrekking tot ontrui ming van Groenland door Ame rikaanse troepen, door de pers „veel te sterk" waren voor gesteld. Hij zeide, dat de kwestie- Groenland tijdens zijn bezoek niet ter sprake was gekomen. Hij herhaalde, dat het „de algemene wens van het Deense volk is, dat de onderhandelingen met de V.S. ten aanzien van Groenland worden voortgezet, opdat de over eenkomst van 1941 eindigt". Vragen aan de minister van Wederopbouw. Het Tweede Kamerlid T e u - lings heeft de minister van Wederopbouw en Volkshuisves ting de volgende vragen ge steld: 1. Is het juist, dat bij kabi- netsschrijven door of namens de minister van Wederopbouw en Volkshuisvsting aan onder hem ressorterende dienstinstanties het verzoek is gericht een bij dat Kabinetsschrijven gevoegde circulaire, betrekking hebbende op een op 18 en 19 October 1947 voor ambtenaren te houden weekendconferentie, uitgaande van de „Arbeiders-gemeenschap der Woodbrokers", bij de onder die instanties werkzame ambte naren te laten circuleren? 2. Indien het in vraag 1 ge stelde bevestigend wordt beant woord, wil de minister dan me dedelen, of hy tot het doen uit gaan van dit Kabinetsschrijven zijn toestemming heeft gegeven, zomede de overwegingen, welke hem daartoe hebben geleid? 3. Indien de rondzending van het Kabinetsschrijven met de bijlage, als in vraag 1 vermeld, de goedkeuring van de minister heeft gehad, is deze dan by nader inzien niet van mening, dat het niet op de weg van dr overheid ligt op deze wijze mede te wer ken en de onder hem staande dienstinstanties te doen mede werken aan propaganda ten be hoeve van een particuliere op zet als de onderhavige, waar door bij de ambtenaren de»sug- gestie kan worden gewekt, dat het hoofd van hun departement m zijn hoedanigheid als zodanig hun deelname daaraan wense lijk acht? 4. Is de minister bereid, mede om te voorkomen, dat hij soort gelijke verzoeken, welke, van andere zijde gedaan, evenzeer tot hem gericht zouden kunnen worden, ter vermijding van de schijn van partijdigheid zou moeten inwilligen, toe te zeg gen zich van deze soort mede werking en aanbeveling te ont houden? Na ampele overweging meent de commissie, dat een bevredigen de uitkomst wordt verkregen, in dien de verdeling van het be schikbare bedrag geschiedt: a. voor een derde gedeelte naar evenredigheid van de oppervlakte der provinciën; b. voor een derde gedeelte naar evenredigheid van het aantal in woners der provinciën c. voor een derde gedeelte in elf gelijke delen. Verder wordt nog de aandacht gevestigd op een rywiclbelasting. Tenslotte acht de commissie het noodzakelijk, de provinciën reeds terstond op de basis, gelegd in de wet op het verkeersfonds, eni ge extra middelen te verschaffen ter tegemoetkoming in de zeer gestegen kosten zowel van aanleg als onderhoud der wegen. De voorgestelde maatregel zal de In komsten der provinciën ten be hoeve van de wegen verhogen met rond f2.800.000. De commissie doet haar rap port vergezeld gaan van een ont werp van wet met bijbehorende toelichting. vim Christiansen. Wie herinnert zich niet de naam van generaal Christian sen, de opperbevelhebber van de Duitse weermacht in Neder land. Christiansen, de moordenaar van Putten. Op zijn bevel werd een groot deel van de mannelijke bevol king van Putten weggevoerd ea vernietigd. In totaal 644 man nen. Christiansen is nog steeds niet berecht, want, zo wordt ge melder zijn geen getuigen. Na lang zoeken is men er in Duitsland in geslaagd één ge tuige op sporen, Generaal von Wulich, maar die heeft zichzelf van het leven beroofd. En generaal Christiansen, de sterke man, die door iedereen gevreesd werd en die op zijn beurt weer vreesde voor die an dere moordenaar, die ook nog steeds op zijn vonnis wacht, de beruchte Rauterlijdt aan geheugenzwakte. Maar ons volk vergeet niet de gruwelen die er gepleegd zijn. En we hopen dan ook, dat het gelukken zal voldoende bewijs materiaal te vinden opdat het recht zijn loop kan hebben. Hout uit Canada. Donderdag a.s. wordt het Cana dese s.s. „Mont Sandra", groot 9150 ton d.w. met een landing hout uit Amerika te Delfzijl ver wacht. De boot heeft een diep gang van 25 voet. Een man uit de practijk aan het woord. De heer A. Geschiere J. Hz. te Grijpskerke schrijft ons: Onder het opschrift: „Geen oogstdepressievergoeding over 1946 voor Walcheren" kwam in uw blad van Vrijdag 17 Oct. j.l. een artikel voor, waarvan de in houd weinig vleiend en zeker niet bemoedigend was voor hen, die na een evacuatie van anderhalf jaar weer ln een woestenij terugkeer den om hun arbeidskrachten en kosten te besteden aan de exploi tatie van hun land en waarvan voor een groot deel 1946 geen be loning zal geven. Als insider meen ik dan ook, dat dit artikeltje niet onbesproken mag blijven. De bron waaruit deze gegevens ofkomstig zijn worden niet vermeld. Gecon stateerd mag worden dat deze be richtgever niet doordrongen is van de zeer grote moeilijkheden, waarmede de Walcherse boer zo wel technisch als financieel te kampen heeft, om zijn door inun datie verwoest bedrijf en dóór en dóór zieke gronden weer in cul tuur te brengen. De vele teleur stellingen o.a. het uitblijven van de uitkering voor toegezegde schadevergoedingen, welke voor een zeer groot deel niet aan de beloften beantwoordt het niet vol doen aan de morele verplichting van het Nederlandse volk om de geleden schade volledig te ver goeden; de onaanvaardbare finan ciële regeling inzake het herstel van de zwaar beschadigde en ver woeste bedrijfsgebouwen en vele andere oorzaken, vereisen grote moed en wilskracht om het werk weer aan te vatten en maken dat vele boeren thans reeds financi eel aan het eind van hun kunnen zijn. Dit aantal zal in de toekomst met nog zeer velen worden ver meerderd als uiteindelijk de scha devergoeding voor de Walcherse boer zal zijn geregeld overeen komstig de regeling vervat in het ontwerp wet, regelende de mate riële oorlogsschade, welke wet, naar men zegt, binnenkort ln be handeling zal komen. Dit in het algemeen. Nu iets over de in dit stuk ge noemde onderwerpen zelf. De in druk wordt gevestigd dat over het algemeen de oogst-opbreng- sten in 1946 van dien aard ge weest zijn, dat de kosten zijn ge dekt kunnen worden door de op brengsten. Dit betreft dan de zgn. „kale kosten" dit is zonder enige vergoeding voor ondernemings- loon. Erkend kan worden dat op de beste gronden van Walcheren zul ke resultaten zijn behaald, hoewei deze nog bij langena niet gelijk staan met de uitkomsten der be drijven ln niet gedupeerde stre ken. Het weiland op Walcheren leverde in 1946 bijna niets op. Ze ker ls echter ook, dat deze goede resultaten slechts bij een gering deel der boeren voorkwamen als hy zelf met een tekort van boer B f 2000heeft verdiend doch zelf met een tekort van f 2000.worstelt. Moet nu de groep A boeren, en dan wijzen wy b.v. op de gebieden: Ritthem, Souburg, Welzinge, Gapinge, Vee- re, Schellach, Pekelinge, Hooge- lande, de Plompert, Baayehove, Kievitshoek e.d., het maar zonder oogstdepressie - schadevergoeding doen? Door middel van de boelc- houdbureaux zijn ons vele bedrij ven bekend welke uitkomsten over 1946 een zeer somber beeld vertonen. Bij deze berekeningen is zelfs niets opgenomen voor on- dernemersloon en toch wijzen ze een belangrijk tekort aan. Ik heb grote verwachting dat de bewering, als zoude geen oogstdepressie - schadevergoeding gegeven worden onjuist zal blij ken te zijn. Het zou onbillijk en onrechtvaardig zjjn, en een stap dichter bij hun bankroet voor de. minst kapitaalkrachtigen beteke nen, en niets mag worden nage laten dit te verhinderen. Ai lijkt het soms een ploegen op rotsen om de Overheid te overtuigen van de grote nood op Walcheren, wel ke uiteindelijk de ondergang van vele boerengezinnen zou beteke nen, wij geloven niet, dat de Overheid dit risico zal willen aan vaarden. In de bewering over het maar aanschaffen van landbouwmachi nes mag een kern van waarheid zyn, doch hiermee moet men voorzichtig met oordelen zyn. De Walcherse boer moet zich weer voorzien van machines. Daarbij moet hy rekening houden met veranderde toestanden, mechani satie, tekort aan werkkrachten, noodzakelijke vermindering van lopende uitgaven. Hij moet dus wel andere soorten en duurdere werktuigen aanschaffen. Het te groot aan aantal graanmaaiers kan worden toegegeven, doch is ook alweer een gevolgVan de toe- staild, welke er bestond bij de oogst 1946. Toen werden doordat er te weinig machines waren, vele percelen 3 a 4 weken te laat ge maald, hetwelk met belangrijke verliezen gepaard ging, hetgeen nog beduidend erger geweest zou zijn, indien de welwillende Bra banders ons toen niet geholpen zouden hebben. Hoewel ik daarop niet verder wil ingaan, wil ik toch even aanstippen, dat er bij de te ruggave van werktuigen zeer veel gegronde klachten komen, het geen de Walcherense boeren veel geld kost voor bijbetaling. Hier ontbrak bij hen, die de regelingen hadden uit te voeren nogal eens de nodige tact. Bij de opmerking over de resti tutie van koelen wordt heweèrd( dat de algemene voedselvoorzie ning van het rundvee voor deze winter geen reden tot ongerust heid geeft. Uit een ingesteld on derzoek meen ik juist het tegen gestelde te moeten beweren. Ze ker is, dat het houden van koelen op Walcheren na de inundatie nog niet rendabel is geweest en ook deze winter niet zal zijn. De slech te voederpositie, de hoge kosten van bijvoeren in het weiland, de slechte kwaliteit van het voeder (i.p.v. goed weidehooi gedroogde melde met schimmel) zijn alle factoren, welke een rendabele veehouderij ln de weg staan. Dat niettegenstaande dit alles sommi ge veehouders nog vee aanvragen, is, ofschoon niet goed te praten, toch nog te begrijpen als een po ging om de sombere Inkomsten iets te vermeerderen. De laatste beschuldiging, het verwaarlozen van de grond, ls ze ker wel de meest grievende. De grondbewerking en de Inzaai van het grasland stuiten op zeer gro te moeilijkheden mede als gevolg der verschillende adviezen door deskundigen of vermeende des kundigen, Heus het is niet zo een voudig dat men vanaf zijn kantoor maar kan zeggen wat er met de grond moet gebeuren. Om onkruid te weren moeten we ploegen; in verband met structuurbederf ls ploegen uit de boze. Het gips, dat dit voorjaar werd uitgestrooid heeft als gevolg van de droogte niet dat resultaat kunnen afwer pen wat er van verwacht werd. Ook hier komt het meermalen voor, dat de beste stuurlui aan de wal staan en het past o.i. dan ook allerminst hierover in het pu bliek te schryven. Bovendien is het voor sommigen niet meer doenlijk de grootste zorg aan eigen bedrijf te besteden, omdat de nood in het gezin hen dwingt in loondienst te gaan werken. Hier één der vele gevallen. Van een bedrijfje, groot 2 H.A. bouw land en 4 H.A. weiland bracht het bouwland in 1946 f 200.op, het weiland niets. Het gezin be staat uit man en vrouw en vijf kinderen. Is het wonder, dat zulke bedrijven en ook nog grotere hun land niet kunnen onderhouden zo als zij vroeger wel gewend wa ren? Dezulken hebben zeker geen geld om het dure paardenwerk te laten verrichten. Wees daarom niet te hard in uw oordeel als U bij enkelen eens iets mocht zien wat naar uw begrip niet juist is. Heb er meer bewondering voor dat deze mensen nog de moed hebben de grote moeilijkheden te trachten te overwinnen. Bij de bevrijding was het de vies: „De materiële oorlogsschade geleden door een deel van het volk ten gunste van het geheel dient door het gehele Nederlandse volk to worden gedragen De uitvoering hiervan is nog verre te zoeken en velen hellen meer en meer over tot het onzinnige dat wat door de helo Ned. gemeen schap niet gedragen kan worden, wel door een tiende deel daarvan kan worden gedragen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1947 | | pagina 2