Meesters in het roeren van grootscheepse propaganda.
Vraagstukken Walcherse agrariërs.
Haat is de drijfveer.
Duitse professoren trekken naar het Westen.
Nieuw iype autoims.
fowö-tyie>d strijd
Herziening provinciale financiën.
Wacht voer de schijn
des kwaads.
Zo zag ik Djocjakarta.
Onder een gebalde vuist worden ideën ingepompt.
(Van onze Indië-redacteur.
Duszag ik Djocjakarta. Kort, doch lang ge
noeg, om mij enige duidelijke indrukken te kunnen
vormen over datgene, wat er in de republikeinse
hoofdstad omgaat in de harten van de tienduizen
den Indonesiërs, die daar opgepropt en samengehokt
leven binnen de onmiddellijke invloedsfeer van hun
niets- en niemand ontziende leiders, onder wie Soe-
karno ongetwijfeld de belangrijkste plaats inneemt.
Moet ik één oordeel weergeven,
dan ls dat zeker gebaseerd op de
uitspraken welke ik in de loop der
uren uit de mond van mijn repu
blikeinse „bodyguards" vernam,
en die zonder uitzondering
neerkwamen op een bijna onuit
sprekelijke haat tegen alle Neder
landers, die niet onmiddellijk het
zelfde standpunt Innamen als de
in Djocja zéér geziene gasten:
Pleter 't Hoen en Van Randwijk.
Enigszins wonderlijk deed het
in dit ,,haat"-verband aan, dat ik
vrij algemeen, en heus niet in de
eerste de beste Djocjase kringen,
maar al te graagNeder
lands hoorde spreken, niette
genstaande de vele aanplakbiljet
ten onder andere in het hotel
„Merdeka" om vooral het ge
bruik van de „Indonesische taal"
te bevorderen.
Nog iets anders is mij, tijdens
mijn verblijf in Djocja, bijzonder
opgevallen dat is het prachtig-
werkende en daardoor ongetwij
feld aan zijn doel beantwoordende
propaganda-apparaat der republi
keinse machthebbers.
Niets had men nagelaten om te
pogen de bezoekende consuls-ge
neraal er van te overtuigen, dat
het een en al rozengeur en mane
schijn was in Soekarno's „model
republiek".
Show.
Reeds de triomftocht van het
enige kilometers buiten de stad
gelegen vliegveld naar het ont
vangstcentrum op Terbantaman
was een juweeltje wat betrof re
gie en organisatie-vermogen:
overal langs de kanten der wegen
stonden drommen Indonesische
kleuters opgesteld, die de stoet
met een langgerekt „Merdekaaa"
begroetten (Tussen twee haakjes,
toen w(j enige uren later, geheel
onverwachts en derhalve onaan
gekondlgd, deze zelfde weg af
gingen, waren de dreumesen zo
goed als allen verdwenen, waar
door ook de vriendelijke jubel
kreet in de klem scheen te zijn
gesmoord).
Daar waren grote „reclame
borden" op verschillende plaatsen
in de stad opgesteld, welke voor
zien waren van uitstekende, op
het buitenland-georiënteerde te
keningen, terwijl ook do bijschrif
ten getuigden van mensenkennis
en smaak.
Daar waren verder nog span
doeken, die alleen door het onbe
rispelijk Engels, dat er op stond,
de aandacht moeten hebben ge
trokken van op zijn minst de
Amerikaanse, de Engelse en de
Australische consul-generaal, ter
wijl deze laatste nog eens extra
bedankt werd voor de hulp aan
de Indonesiërs bewezen
Daar waren voorts nog de da
gelijkse, speciaal voor de buiten
landers uitgegeven, en typogra
fisch uitstekend verzorgde
nieuws-bulletlns, welke het in de
ogen van de lezers ontegenzegge
lijk „deden".
Daar waren tenslotte nog.
neen er was geen slot; er
kwam geen eind aan de diverse
attracties, welke allen tot ln de
puntjes geregeld en verzorgd wa
ren.
Maar aan de andere kant: hoe
spitsvondig ook door de republi
keinse autoriteiten bedacht, ik
heb mij niet kunnen onttrekken
aan de indruk, dat het geheel één
groots opgezet schouwspel was,
waarbij men vergeve mij de
beeldspraak de conëuls-gene-
raal een gereserveerde plaats was
aangeboden in de luxueuze fau
teuils van de ereloge.
En de tientallen republikeinse
„pers-fotografen", die telkens en
telkens weer neerstreken ln de
omgeving van de buitenlanders
om alles en tóch niets te fotogra
feren (het werd mij heel vertrou
welijk medegedeeld: „De meesten
hebben geen films in hun toestel
len, vandaar dat ze zo royaal zijn)
verstevigden die indruk ongetwij
feld
Nationalisme.
Tot slot nog enige opmerkingen
over datgene, wat de in vele op
zichten verblindende republikein
se „onverschrokken" noemen:
hun nationalistisch streven.
Het is, of de gehele samen
leving, de hele atmosfeer onder
druk staat van dat ene woordje:
nationalisme". Een streven even
wel, dat veel meer doet denken
aan een zucht tot overheersen,
dan aan een van te voren be
paalde, en daarom ook onafwend-1
bare evolutie, welke het „ontwa- tijden!
kend Azië" nu eenmaal moet
doormaken.
Onder een gebalde vuist, onder
een directe vorm van dwang, wor
den zowel onder de ouderen als
onder de jongeren, ideën en
denkbeelden gecultiveerd, welke
alle redelijkheid missen, en die
maar ai te duidelijk hun oor
sprong vinden in een sterk min
derwaardigheidscomplex, ver
zwaard door de eeuwige spook
verschijning: de onverzadigbare
Nederlander.
Neen, afgezien nog van het
feit, dat de republikeinen openlijk
en onomwonden verklaren nooit
meer met de Nederlanders te wil
len sampnwerken, lijkt mij een
onderhandelen op redelijke basis
met de tegenwoordige republi
keinse regeerders volkomen nut
teloos.
Dr Van Mook heeft het onlangs
op een persconferentie te Bata
via, nog op zo treffende wijze
gezegd: „Eerst een verandering
in de gezindheid van de republiek
en dan komt de rest vanzelf".
Djocja, tot ziens tot betere
Intellectuelen kunnen Sowjet-bezetting niet ver
dragen.
Volgens inlichtingen uit de Sowjetzone valt de laatste tijd een
trek van hoogleraren uit die zones naar het Westen waar te nemen.
Dit geldt in het bijzonder voor de Berlijnse universiteit. In 1945,
na de bezetting door de Russen, werd Prof. Spranger rector, doch
nog voor de opening der universiteit moest hij Berlijn veriaten,
nadat hij verdenking had gewekt door het organiseren van stu
dentenbijeenkomsten in zijn woning.
Hij werd opgevolgd door Prof.
Stroux, die enkele maanden ge
leden naar Bazel is vertrokken,
naar men zegt, omdat hij zich
niet kon verenigen met de poli
tiek van de „Zentralverwaltung"
voor volksontwikkeling. Rector
is thans Prof. Dersch, lid van de
socialistische eenheidspartij. Tot
de hoogleraren die thans naar het
Westen trekken behoren de juris
ten Denzmer en Rainer, die naar
Hamburg en Doettingen gaan, de
theoloog Bieb, die naar Bazel ver
huist, en de philosooph Vasmer,
die aan Stockholm de voorkeur
geeft. Uit Leipzig zijn de histo
ricus Gadamer en de philosooph
Litt vertrokken. De laatste do
ceert nu in Bonn. Rostoek heeft
drie zijner vooraanstaande hoog
leraren verloren, n.I. de medicus
Klimke en de juristen Mayer en
Bruhn. De beide eersten zijn in
Heidelberg, de laatste is in Mar
burg. Ook het verloop der stu
denten aan de universiteiten in
de Oostelijke zone is volgens deze
inlichtingen groot.
Men schrijft dit toe aan pogin
gen om het wetenschappelijke
leven in de sfeer der politiek te
betrekken. In Berlijn, waar com
munisten als Meusel en Kuczins-
ky het docentencorps hebben aan
gevuld, behoort het overwegende
deel der professoren o.m. in de
economische en juridische facul
teiten tot de soc. eenheidspartij.
De overwegende anti-commu
nistisch georiënteerde vertegen
woordiging der studenten heeft
zich verzet tegen de richting,
waarin het Russische militaire be
stuur en de „Zentralverwalting"
de universiteit sturen, doch, be
wust de strijd te hebben verloren,
wenst het merendeel der gekozen
studentenvertegenwoordigers hun
mandaten thans ter beschikking
te stellen.
Prof. Heydebroek uit Dresden
heeft onlangs in de „Taglisehe
Rundschau" betoogd, dat de uit
voering van de plannen der „Zen
tralverwalting" om de helft der
studenten te recruteren uit arbei
ders- en boerenkringen heeft ge
leid tot een daling van het niveau
der colleges.
Het eveneens onder Sowjotii-
censie verschijnende dagblad der
C.D.U. „Neue Zeit", heeft scher
pe critiek geleverd op de wjjze
waarop een verhoging van het
aantal arbeidersstudenten wordt
geforceerd. Zo werden aan de uni-
versieit van Kostock dit najaar
van de ljjst van 420 aanmeldin
gen vrijwel alle candidaten uit
intellectuele kringen afgewezen
en hun plaatsen ingenomen door
arbeiders- en boerenzoons, die
eigenlijk tengevolge van onvol
doende voorbereiding niet aan de
toelatingseisen hadden voldaan.
NEDERLANDSE POPPEN-
FILM IN KLEUREN.
In opdracht van de Honig's
Fabrieken te Koog aan de Zaan
bij Nijmegen is door Joop Gee-
sink een aardige poppenfilm ver
vaardigd, die binnenkort in de
Nederlandse bioscopen te zien
zal zijn.
De film wordt geheel gespeeld
door poppen, terwijl de machines
levende wezens geworden zijn.
In een bonte rij van leuke op
namen en originele vondsten
krijgt de toeschouwer een indruk
van wat Honig's fabrieken doen
om zoveel mogelijk heerlijke,
voedzame Honig's Artikelen te
maken voor zoveel mogelijk Ne
derlandse gezinnen.
U zult deze kleurenfilm stel
lig de moeite waard vinden en
bij een bezoek aan de bioscoop
dan ook zeker van de film „Ho
nig werkt" genieten.
(Ing. Med.)
Langste vierwielige bus
van Europa.
Ons land bezit op het ogen-
j blik de langste autobus, op vier
wielen, van Europa. 48 passagiers
vinden een plaats in deze wagen,
die geconstrueerd is als brug en
een zelfdragende carrosserie
heeft. Het ruim 11 meter lange
gevaarte is een product van de
Kromhout motorenfabriek te Am
sterdam en de carosseriefabriek
van Verheul te Waddinxveen.
Kromhout heeft in deze wagen
zijn laatste ervaringen op con
structief gebied in practijk ge
bracht. Zo is de zes-cylinder
Kromhout dieselmotor, die een
vermogen heeft van 150 p.k. en
met drukvulling volgens het root-
systeem werkt, trillingvrij opge
hangen in het geheel gelaste car
rosserieframe.
Wanneer de lopende orders
voor autobussen met normale
chassis zgn uitgevoerd, hopen
beide firma's de bouw van dit
nieuwe type bus ter hand te ne
men.
Feuilleton.
door H. LOURENSE.
25) o—
Moe geeft va niet in alles ge
lijk, al bekijkt ze de zaak van
Kees niet zo rooskleurig als
deze het haar voorspiegelt.
„Een handel als jij bedoelt,
va, dat kan voor Kees niet.
Daarvoor is 'ie niet vlug
verkoop te beleven 'ie niet vlug
genoeg meer. In de brik mót 'ie
ae stok nog mee!"
Ze vertelt er niet bij van de
angst, die ze doormaakt, als
Kees soms eens een enkele keer
met een vreejnd paard op stap
gaat. Die angst verlaat haar pas,
als ze haar jongen weer goed
en wel thuis heeft. De anderen
weten er niet van. Moe blijft
aan haar werk tot Kees de geut
opstrompelt, al blijder, naarmate
zijn prijzen de toets der critiek
beter konden doorstaan. Dan
gunt ze zich even tijd om, op
het puntje van een stoel geze
ten, naar haar jongen te luiste
ren.
Aay toont zich, ondanks alles,
in deze tijd een goed lid van
het oude geslacht. Hij is altijd
bereid te helpen, als Kees dit
van hem vraagt. Al heeft hij
nog zoveel haast om weg te ko
men, als Kees een beroep op
hem doet om een geleend paard
terug te brengen, Aay staat ge
reed. Nooit heeft hij iets tegen
tc sputteren, zoals zulks vaak
het geval is, wanneer va nog
.ets van hem verlangt.
Kinderlijk doen van Aay?
Misschien.
Knagende wroeging?
Mogelijk.
Hjj biedt de helpende hand,
waar dat door z'n ongelukkige
broer gevraagd wordt.
Zo doet de herfst zijn intrede.
De plannen van Kees en Sa-
remie beginnen een vastere
vorm aan te nemen.
Er staat aan de Brede Ha-
vensteeg, een smalle straat naar
de Haven, die tot het hart van
de oude stad behoort, een pand
te koop. 't Bevat een flinke
winkel en een behoorlijke woon
ruimte.
Je moet in de stad kunnen
aarden, als je uit de polders
komt. Saremie weet wat het
zeggen wil, geen uitzicht te heb
ben op weilanden met zwart
en roodbont vee! En dan heel
de dag tegen de huizen aan de
overkant van de straat aan te
kijken, op tien, twaalf meter
van je eigen raam!
Dan staat het huis in de Brede
Ilavensteeg erg gunstig, zo juist
m de flauwe bocht, waar de
straat overgaat in de havenkant.
Langs een vooruitspringend
hoekpand aan de overkant van
re straat, geeft het uitzicht over
de haven en wat buitendijks-
land, tot ver over de rivier.
In dit huis willen ze samen
een zaak beginnen en opbou
wen. Zij zal met kennis van za
ken de winkel besturen, hij
moet zorgen voor de inkoop van
Hoogleraarsbenoeming.
Bij K.B. is benoemd tot ge
woon hoogleraar aan de Rijks
universiteit te Utrecht, om in de
faculteit der letteren en wijs
begeerte onderwijs te geven in
het Hebreeuws, de Hebreeuwse
oudheidkunde en het Babylonlsch-
Assyrisch, dr A. R. Hulst, secre
taris van de vertaalcommissie
van het Nederlands Bijbelgenoot
schap.
Met een jeep-amphibie
dwars door Afrika.
Een tocht dwars door Afrika,
die door enkele Inwoners van Doe-
tinchem zal worden ondernomen,
is thans definitief in kruiken en
kannen. De expeditie zal bestaan
uit de heren J. L. Steverink, foto
reporter, A. de Waard, journalist,
beiden te Doetinehem, en de life-
reporter B. Burman te Amster
dam. Naar wij vernemen is het de
bedoeling, dat zij zich einde No
vember te Rotterdam inschepen
op een der boten van de K.N.S.M.,
die hen naar Casablanca zal
brengen. Vandaar zullen zij dwars
door Afrika trekken. Het doei van
de reis is het verzamelen van ge
gevens over de tegenwoordige le
vensomstandigheden in dit we
relddeel, en het inwinnen van in
lichtingen betreffende aldaar
heersende politieke en sociale toe
standen. De reis zal naar schat
ting 9 maanden duren. De jonge
lui hebben zich een jeep-amphibie
of zgn. „duck" aangeschaft, ten
einde de Afrikaanse rivieren over
te kunnen steken. Hiermede wil
len zij de tocht langs de Afri
kaanse Westkust volbrengen.
Ned. Kunstkring 30 jaar.
Ter gelegenheid van het 30-
jarig jubileum van de Ned.
Kunstkring had een feestmaaltijd
plaats ln de Grote zaal van Hotel
Pomona, waaraan leden en hun
dames en enige genodigden deel
namen, De voorzitter, de heer J.
Haver Broeze, zeide in zijn wei
komst toespraak, dat de geschie
denis nog nooit zulk een vernieti
ging en afbraak had geboekt zo
wel moreel als materieel, als
waarvan wij getuigen zijn. Af
braak en op bouw hebben elkan
der steeds beurtelings opgevolgd.
De opbouw is echter een lang
zaam proces. Volgens zijn wezen
en werk zal de kunstenaar steeds
gebonden en verbonden zijn aan
de opbouw. Ofschoon wij nog niet
leven onder een kristalheldere he
mel en overal nog spaningen en
dreigingen zijn, blijven wij vast
houden aan de hoop dat eenmaal
weer een tijdperk moge aanbre
ken van vrede en opbouw, waarin
de kunst, weer ingeschakeld zal
worden en door de maatschappij
zal worden erkend als een factor,
welke, grote waarde geeft aan
het leven.
Meisbroek wordt inter
nationale vlieghaven.
Het vliegveld Meisbroek nabij
Brussel zal worden omgevormd
tot Belgische internationale
luchthaven. Het zal een opper
vlak van 1400 ha. beslaan en aan
de bouw zal de eerste jaren 300
tot 500 millioen francs per jaar
worden besteed.
De Nederlander.
De voorzitter van de Chris
telijk Historische Unie, de heer
H. W. Tilanus, heeft een brie!
gericht tot de lezers van het
Christelijk Historische dagblad
„De Nederlander", dat sinds
enige tijd niet meer verscheen.
De heer Tilanus deelt thans
mede, dat „De Nederlander",
met handhaving van de Chris-
telijk-Historische beginselen,
over enige weken onder hoofd
redactie van de heer H. A.
Lunshof, weer zal verschijnen.
Een reis met
hindernissen.
De schroef van de
„Willem Ruys".
Op last van Rijkswaterstaat is
het transport van de voor de
Willem Ruys bestemde scheeps
schroef in het Brabantse dorp
Zevenbergen opgehouden. De
hoofdingenieur van Rijkswater
staat, ir Beckering, deelde mede,
dat de transportfirma geen ver
gunning bezit voor het rijden
met de truck en trailer, die een
asbreedte van 2.85 hebben en
dat het vrijgeven onmogelijk is,
voordat is vastgesteld, dat het
verkeer niet ernstig wordt be
lemmerd door dit transport.
De schroef ligt zo op de wa
gen, dat de maximumbreedte
ongeveer 5 meter bedraagt, en
daar vele wegen 6.25 meter
breed zij'n, is het zeer de vraag,
of men vergunning zal verle
nen. Het grootste risico is vol
gens ir Beckering het passeren
van de Moerdijkbrug, waar men
over één brugdeel nog éénricli-
tingverkeer heeft. Indien de
schroef hier kiem zou komen te
zitten, zou het gehele wegver
keer NoordZuid (verbinding
met België) worden gestremd.
Het is daarom begrijpelijk, dat
men eerst een nauwkeurig on
derzoek wil instellen.
Het voorstel van de Commissie-Oud.
De commissie voor het herstel van de financiële zelfstandigheid
van gemeenten en provinciën (de commissie-Oud) heeft aan de
ministers van Binnenlandse Zaken en Financiën rapport betreffen
de de herziening der provinciale financiën uitgebracht. Met grote
nadruk wijst de commissie op het belang van gezonde provinciale
financiën. De laatste jaren hebben een sterk toegenomen activiteit
der provinciale besturen te zien gegeven. Het komt de commissie
voor, dat deze ontwikkeling gestimuleerd dient te worden. De com
missie steunt niet de gedachte, dat het nuttig zou zijn nieuwe orga
nen tussen de provinciën en de lagere gemeenschappen in te
schuiven.
Eigen inkomsten en
rijksuitkering.
De commissie is na rijpe over
weging tot de conclusie gekomen,
dat aan de financiële behoeften
der provinciën voorshands in vol
doende mate wordt tegemoetge
komen, indien er naar gestreefd
wordt, het totaal der algemene
dekkingsmiddelen voor de provin
ciën te brengen op ongeveer
f 43.000.000. Ten aanzien van de
vraag, op welke wijze de provin
ciën over het nodig geachte be
drag de beschikking dienen te
krijgen, heeft de commissie zich
met name afgevraagd, of er
plaats is voor nieuwe provinciale
belastingen. Zij heeft vooralsnog
geen geschikte nieuwe provinciale
belastingbronnen kunnen aange
ven.
Zij ziet in de in 1943 gekozen
vorm van een provinciaal fonds,
waaruit de provinciën uitkeringen
ontvangen boven en behalve de In
komsten welke zij verwerven uit
eigen provinciaal belastinggebied,
ook thans het middel om de be
schikbare gelden naar behoefte en
billijkheid te verdelen.
Het schijnt haar echter ge
wenst, het te verdelen bedrag niet
langer afhankelijk te doen zijn
van de opbrengst van de grond
en personele belasting. Beter ls
het als maatstaf te gebruiken de
opbrengst van een bepaald per
centage van de inkomstenbelas
ting (met inbegrip van de loon
belasting), of bet uit te keren be
drag afhankelijk te stellen van de
opbrengst van alle daarvoor in
aanmerking komende rijksbelas
tingen. De commissie geeft de
voorkeur aan de laatste oplossing.
De opbrengst dezer belastingen
schattende op ong. f 2.170.700.000
adviseert de commissie het be
doelde percentage te stellen op
0.75, zodat het uit te keren be
drag f 16.280.000 bedraagt. Daar
tegenover kan de bestaande rijks-
uitkering, welke naar de thans
bekende gegevens zou kunnen
worden geraamd op f 4.900.000,
vervallen, zodat een grotere in
komst voor de provinciën ontstaat
van f 11.380.000.
De Inkomstencapaciteit voor de
gezamenlijke provincies wordt
dan, rekening houdende met de
laatstbekende gegevens: 60 op
centen op de hoofdsom der grond
belasting f 15.600.000, Bo opcenten
op de hoofdsom der personele be
lasting f 11.500.000, totaal eigen
belastinggebied f27.io0.000, uit
kering uit 's Rijks kas f 16.280.000
algemeen totaal f 43.380.000.
het te verhandelen goed, liefst
(egen redelijke prijzen.
Dit alles is echter van de
tweede orde. Eerst komt de aan
koop van het pand.
En dat is een zaak voor Kees.
Het meisje de boedel, de jon
gen de doening, is traditie in de
polders.
Saremie neemt een dag vrij
f af, om met Kees samen hun
I zaak bij zijn vader te bepleiten.
Want van die kant moet hulp
komen. Ze treft het slecht, va
der is de hele dag van huis, en
komt pas laat terug! Hde kan
het zo treffen!
Met lichte onrust in het hart
gaat ze 't avonds terug. Kees is
wel goed van de tongriem ge
sneden, daar niet van. Maar je
kunt nooit weten, welke bezwa
ren z'n vader naar voren brengt.
Deze staat nu niet zo erg en
thousiast tegenover hun plan
nen. Ze heeft er een zwaar
hoofd in, maar 't is niet anders.
Ze weet ook nog wei van be
rusten. De mensen maken toch
de wegen niet, wel?
Tegen boterhameten komt
Kees terug, na Saremie een
eindje op weg gebracht te heb
ben.
Wat hem dit gekost heeft weet
niemand. Alleen Kees Roden
burg, die hem langs de weg op
gepikt heeft, toen hij met de
rug tegen een boom geleund zat,
omdat hij' niet verder kon, be
grijpt er iets van. Hij heeft hem
meegenomen in de brik en aan
de Zwarte Kaay afgezet. Maar
Kees is zo dicht als een pot.
Va is intussen thuis gekomen
en de koffietafel verloopt als
aityd. Over de zaak, die Kees
Of de tong brandt, wordt geen
woord gerept.
De avond is zoel, de zon nog
niet onder. Kees gaat op de
bank voor het huis zitten. Eerst
eens rustig overleggen, hoe hij
straks zal beginnen, als de klei
nen van de vloer zijn.
Opeens komt va voorom lo
pen en gaat naast hem zitten.
Haastig overlegt Kees, hoe nu
te beginnen.
Maar va is hem vóór. Moe
heeft zeker al een goed woordje
voor hem gedaan.
„Wat hoor ik? Wil jij ook je
zin gaan doordrijven? Luister
toch is naar je vader! Zo'n zaak
as jullie wille beginne, zei je
niet vlot afgaan. Jij ben d'r de
kerel aiet voor, en of Saremie
het zei kenne, betwijfel ik ook.
't Is geen handel. Je mót er voor
kenne sjachere, en dat zit niet
in ons bloed. Rechtuit is rechtuit.
D'r zitte niet veel bochte in de
polderslote. Je mót ze langs
kenne zien, da's altijd onze op
vatting geweest. En as je brood
op de plank wil hebbe en houwe,
dan zei je met die opvatting
motte breke. As je mijn zin dee,
dan begon je met een ander
handeltje. Je neemt de brik en
je rijdt er desnoods ied're dag
mee naar de stad mit kaas en
eiere en butter, 'k Heb dat al
meer gezeid. D'r benne in de
stad mense genog, die graag van
een boer kope. Dan wete ze wat
ze voor spul krijge."
(Wordt vervolgd.)
Rasmussen verkeerd
begrepen.
Do Deense minister van Bui
tenlandse Zaken, Rasmussen,
heeft na een beleefdheidsbezoek
aan Truman tegenover journalis
ten verklaard, dat zijn opmerkin
gen met betrekking tot ontrui
ming van Groenland door Ame
rikaanse troepen, door de pers
„veel te sterk" waren voor
gesteld.
Hij zeide, dat de kwestie-
Groenland tijdens zijn bezoek
niet ter sprake was gekomen. Hij
herhaalde, dat het „de algemene
wens van het Deense volk is, dat
de onderhandelingen met de
V.S. ten aanzien van Groenland
worden voortgezet, opdat de over
eenkomst van 1941 eindigt".
Vragen aan de minister van
Wederopbouw.
Het Tweede Kamerlid T e u -
lings heeft de minister van
Wederopbouw en Volkshuisves
ting de volgende vragen ge
steld:
1. Is het juist, dat bij kabi-
netsschrijven door of namens de
minister van Wederopbouw en
Volkshuisvsting aan onder hem
ressorterende dienstinstanties
het verzoek is gericht een bij
dat Kabinetsschrijven gevoegde
circulaire, betrekking hebbende
op een op 18 en 19 October 1947
voor ambtenaren te houden
weekendconferentie, uitgaande
van de „Arbeiders-gemeenschap
der Woodbrokers", bij de onder
die instanties werkzame ambte
naren te laten circuleren?
2. Indien het in vraag 1 ge
stelde bevestigend wordt beant
woord, wil de minister dan me
dedelen, of hy tot het doen uit
gaan van dit Kabinetsschrijven
zijn toestemming heeft gegeven,
zomede de overwegingen, welke
hem daartoe hebben geleid?
3. Indien de rondzending van
het Kabinetsschrijven met de
bijlage, als in vraag 1 vermeld,
de goedkeuring van de minister
heeft gehad, is deze dan by nader
inzien niet van mening, dat het
niet op de weg van dr overheid
ligt op deze wijze mede te wer
ken en de onder hem staande
dienstinstanties te doen mede
werken aan propaganda ten be
hoeve van een particuliere op
zet als de onderhavige, waar
door bij de ambtenaren de»sug-
gestie kan worden gewekt, dat
het hoofd van hun departement
m zijn hoedanigheid als zodanig
hun deelname daaraan wense
lijk acht?
4. Is de minister bereid, mede
om te voorkomen, dat hij soort
gelijke verzoeken, welke, van
andere zijde gedaan, evenzeer
tot hem gericht zouden kunnen
worden, ter vermijding van de
schijn van partijdigheid zou
moeten inwilligen, toe te zeg
gen zich van deze soort mede
werking en aanbeveling te ont
houden?
Na ampele overweging meent
de commissie, dat een bevredigen
de uitkomst wordt verkregen, in
dien de verdeling van het be
schikbare bedrag geschiedt:
a. voor een derde gedeelte naar
evenredigheid van de oppervlakte
der provinciën;
b. voor een derde gedeelte naar
evenredigheid van het aantal in
woners der provinciën
c. voor een derde gedeelte in
elf gelijke delen.
Verder wordt nog de aandacht
gevestigd op een rywiclbelasting.
Tenslotte acht de commissie het
noodzakelijk, de provinciën reeds
terstond op de basis, gelegd in
de wet op het verkeersfonds, eni
ge extra middelen te verschaffen
ter tegemoetkoming in de zeer
gestegen kosten zowel van aanleg
als onderhoud der wegen. De
voorgestelde maatregel zal de In
komsten der provinciën ten be
hoeve van de wegen verhogen met
rond f2.800.000.
De commissie doet haar rap
port vergezeld gaan van een ont
werp van wet met bijbehorende
toelichting.
vim
Christiansen.
Wie herinnert zich niet de
naam van generaal Christian
sen, de opperbevelhebber van
de Duitse weermacht in Neder
land.
Christiansen, de moordenaar
van Putten.
Op zijn bevel werd een groot
deel van de mannelijke bevol
king van Putten weggevoerd ea
vernietigd. In totaal 644 man
nen.
Christiansen is nog steeds niet
berecht, want, zo wordt ge
melder zijn geen getuigen.
Na lang zoeken is men er in
Duitsland in geslaagd één ge
tuige op sporen, Generaal von
Wulich, maar die heeft zichzelf
van het leven beroofd.
En generaal Christiansen, de
sterke man, die door iedereen
gevreesd werd en die op zijn
beurt weer vreesde voor die an
dere moordenaar, die ook nog
steeds op zijn vonnis wacht, de
beruchte Rauterlijdt aan
geheugenzwakte.
Maar ons volk vergeet niet
de gruwelen die er gepleegd
zijn.
En we hopen dan ook, dat het
gelukken zal voldoende bewijs
materiaal te vinden opdat het
recht zijn loop kan hebben.
Hout uit Canada.
Donderdag a.s. wordt het Cana
dese s.s. „Mont Sandra", groot
9150 ton d.w. met een landing
hout uit Amerika te Delfzijl ver
wacht. De boot heeft een diep
gang van 25 voet.
Een man uit de practijk aan het woord.
De heer A. Geschiere J. Hz. te
Grijpskerke schrijft ons:
Onder het opschrift: „Geen
oogstdepressievergoeding over
1946 voor Walcheren" kwam in
uw blad van Vrijdag 17 Oct. j.l.
een artikel voor, waarvan de in
houd weinig vleiend en zeker niet
bemoedigend was voor hen, die na
een evacuatie van anderhalf jaar
weer ln een woestenij terugkeer
den om hun arbeidskrachten en
kosten te besteden aan de exploi
tatie van hun land en waarvan
voor een groot deel 1946 geen be
loning zal geven. Als insider meen
ik dan ook, dat dit artikeltje niet
onbesproken mag blijven. De bron
waaruit deze gegevens ofkomstig
zijn worden niet vermeld. Gecon
stateerd mag worden dat deze be
richtgever niet doordrongen is
van de zeer grote moeilijkheden,
waarmede de Walcherse boer zo
wel technisch als financieel te
kampen heeft, om zijn door inun
datie verwoest bedrijf en dóór en
dóór zieke gronden weer in cul
tuur te brengen. De vele teleur
stellingen o.a. het uitblijven van
de uitkering voor toegezegde
schadevergoedingen, welke voor
een zeer groot deel niet aan de
beloften beantwoordt het niet vol
doen aan de morele verplichting
van het Nederlandse volk om de
geleden schade volledig te ver
goeden; de onaanvaardbare finan
ciële regeling inzake het herstel
van de zwaar beschadigde en ver
woeste bedrijfsgebouwen en vele
andere oorzaken, vereisen grote
moed en wilskracht om het werk
weer aan te vatten en maken dat
vele boeren thans reeds financi
eel aan het eind van hun kunnen
zijn. Dit aantal zal in de toekomst
met nog zeer velen worden ver
meerderd als uiteindelijk de scha
devergoeding voor de Walcherse
boer zal zijn geregeld overeen
komstig de regeling vervat in het
ontwerp wet, regelende de mate
riële oorlogsschade, welke wet,
naar men zegt, binnenkort ln be
handeling zal komen. Dit in het
algemeen.
Nu iets over de in dit stuk ge
noemde onderwerpen zelf. De in
druk wordt gevestigd dat over
het algemeen de oogst-opbreng-
sten in 1946 van dien aard ge
weest zijn, dat de kosten zijn ge
dekt kunnen worden door de op
brengsten. Dit betreft dan de zgn.
„kale kosten" dit is zonder enige
vergoeding voor ondernemings-
loon.
Erkend kan worden dat op de
beste gronden van Walcheren zul
ke resultaten zijn behaald, hoewei
deze nog bij langena niet gelijk
staan met de uitkomsten der be
drijven ln niet gedupeerde stre
ken. Het weiland op Walcheren
leverde in 1946 bijna niets op. Ze
ker ls echter ook, dat deze goede
resultaten slechts bij een gering
deel der boeren voorkwamen
als hy zelf met een tekort van
boer B f 2000heeft verdiend
doch zelf met een tekort van
f 2000.worstelt. Moet nu de
groep A boeren, en dan wijzen
wy b.v. op de gebieden: Ritthem,
Souburg, Welzinge, Gapinge, Vee-
re, Schellach, Pekelinge, Hooge-
lande, de Plompert, Baayehove,
Kievitshoek e.d., het maar zonder
oogstdepressie - schadevergoeding
doen? Door middel van de boelc-
houdbureaux zijn ons vele bedrij
ven bekend welke uitkomsten
over 1946 een zeer somber beeld
vertonen. Bij deze berekeningen
is zelfs niets opgenomen voor on-
dernemersloon en toch wijzen ze
een belangrijk tekort aan.
Ik heb grote verwachting dat
de bewering, als zoude geen
oogstdepressie - schadevergoeding
gegeven worden onjuist zal blij
ken te zijn. Het zou onbillijk en
onrechtvaardig zjjn, en een stap
dichter bij hun bankroet voor de.
minst kapitaalkrachtigen beteke
nen, en niets mag worden nage
laten dit te verhinderen. Ai lijkt
het soms een ploegen op rotsen
om de Overheid te overtuigen van
de grote nood op Walcheren, wel
ke uiteindelijk de ondergang van
vele boerengezinnen zou beteke
nen, wij geloven niet, dat de
Overheid dit risico zal willen aan
vaarden.
In de bewering over het maar
aanschaffen van landbouwmachi
nes mag een kern van waarheid
zyn, doch hiermee moet men
voorzichtig met oordelen zyn. De
Walcherse boer moet zich weer
voorzien van machines. Daarbij
moet hy rekening houden met
veranderde toestanden, mechani
satie, tekort aan werkkrachten,
noodzakelijke vermindering van
lopende uitgaven. Hij moet dus
wel andere soorten en duurdere
werktuigen aanschaffen. Het te
groot aan aantal graanmaaiers
kan worden toegegeven, doch is
ook alweer een gevolgVan de toe-
staild, welke er bestond bij de
oogst 1946. Toen werden doordat
er te weinig machines waren, vele
percelen 3 a 4 weken te laat ge
maald, hetwelk met belangrijke
verliezen gepaard ging, hetgeen
nog beduidend erger geweest zou
zijn, indien de welwillende Bra
banders ons toen niet geholpen
zouden hebben. Hoewel ik daarop
niet verder wil ingaan, wil ik toch
even aanstippen, dat er bij de te
ruggave van werktuigen zeer veel
gegronde klachten komen, het
geen de Walcherense boeren veel
geld kost voor bijbetaling. Hier
ontbrak bij hen, die de regelingen
hadden uit te voeren nogal eens
de nodige tact.
Bij de opmerking over de resti
tutie van koelen wordt heweèrd(
dat de algemene voedselvoorzie
ning van het rundvee voor deze
winter geen reden tot ongerust
heid geeft. Uit een ingesteld on
derzoek meen ik juist het tegen
gestelde te moeten beweren. Ze
ker is, dat het houden van koelen
op Walcheren na de inundatie nog
niet rendabel is geweest en ook
deze winter niet zal zijn. De slech
te voederpositie, de hoge kosten
van bijvoeren in het weiland, de
slechte kwaliteit van het voeder
(i.p.v. goed weidehooi gedroogde
melde met schimmel) zijn alle
factoren, welke een rendabele
veehouderij ln de weg staan. Dat
niettegenstaande dit alles sommi
ge veehouders nog vee aanvragen,
is, ofschoon niet goed te praten,
toch nog te begrijpen als een po
ging om de sombere Inkomsten
iets te vermeerderen.
De laatste beschuldiging, het
verwaarlozen van de grond, ls ze
ker wel de meest grievende. De
grondbewerking en de Inzaai van
het grasland stuiten op zeer gro
te moeilijkheden mede als gevolg
der verschillende adviezen door
deskundigen of vermeende des
kundigen, Heus het is niet zo een
voudig dat men vanaf zijn kantoor
maar kan zeggen wat er met de
grond moet gebeuren. Om onkruid
te weren moeten we ploegen; in
verband met structuurbederf ls
ploegen uit de boze. Het gips, dat
dit voorjaar werd uitgestrooid
heeft als gevolg van de droogte
niet dat resultaat kunnen afwer
pen wat er van verwacht werd.
Ook hier komt het meermalen
voor, dat de beste stuurlui aan
de wal staan en het past o.i. dan
ook allerminst hierover in het pu
bliek te schryven. Bovendien is
het voor sommigen niet meer
doenlijk de grootste zorg aan
eigen bedrijf te besteden, omdat
de nood in het gezin hen dwingt
in loondienst te gaan werken.
Hier één der vele gevallen. Van
een bedrijfje, groot 2 H.A. bouw
land en 4 H.A. weiland bracht
het bouwland in 1946 f 200.op,
het weiland niets. Het gezin be
staat uit man en vrouw en vijf
kinderen. Is het wonder, dat zulke
bedrijven en ook nog grotere hun
land niet kunnen onderhouden zo
als zij vroeger wel gewend wa
ren? Dezulken hebben zeker geen
geld om het dure paardenwerk te
laten verrichten. Wees daarom
niet te hard in uw oordeel als U
bij enkelen eens iets mocht zien
wat naar uw begrip niet juist is.
Heb er meer bewondering voor
dat deze mensen nog de moed
hebben de grote moeilijkheden te
trachten te overwinnen.
Bij de bevrijding was het de
vies: „De materiële oorlogsschade
geleden door een deel van het
volk ten gunste van het geheel
dient door het gehele Nederlandse
volk to worden gedragen De
uitvoering hiervan is nog verre
te zoeken en velen hellen meer en
meer over tot het onzinnige dat
wat door de helo Ned. gemeen
schap niet gedragen kan worden,
wel door een tiende deel daarvan
kan worden gedragen.