De woningnood ie (jooo Uit de Schatkamer onzer Letteren. n. D© N O.-Polder roept om flinke arbeidskrachten. Hier is plaats voor Jan Courage. DISTÜIBüIiE VAN SCHOENEN. IB Er is nog ie weinig begrip voor de grooie moeilijkheden. Brieven uit io Indonesië De Rijnbrug bij Arnhem opengesteld. DE DOOR HET.ME0ERLAÏ1DSCHE R00DE KRUIS -NA MEI 1945-ONTVANGEN RELIEF - GOEDEREN Juki m JUU Kerk en School. De overbevolking vat» het platteland i» één van de vragen van den dag. Na eventueele doorvoering van de saneering van het kleine landbou whedrij i, zullen waar- schijnlijk 70.000 jonge boeren wachten op de mogelijkheid, voor eigen rekening een land bouwbedrijf te beginnen. Dit lange wachten heeft al lerlei ongewenschte gevolgen van persoonlijken en algemee- nen aard. Vandaar dat veler gedachten uitgaan naar annexa tie en emigratie. Maar dan is er nog iets an ders dat niet minder de aan dacht verdient; binnen- landsche kolonïsa- t i e. Wij denken hierbij aan den Noordoostpolder. Deze heeft een oppervlakte van 48.000 H.A., waarvan nog slechts 18.000 H A. in cultuur werden gebracht. Nog altijd liggen 30.000 H.A. goede cultuurgrond op bewer king te wachten. De toestand van deze gronden gaat door het braak liggen achteruit en dat in een tijd, waarin Nederland voor vele millioenen guldens aan voedsel en andere produc ten moet importeeren. Deze gronden zijn op kosten van den Staat drooggelegd en brengen nu niets op. Hier ligt een taak voor flinke menschen. Wanneer men een paar jaar in den polder werkt, kan veel geleerd worden, wat voor de toekomst van den jon gen boer van groote beteekenis zal blijken te zijn. Hij krijgt de kans met aller lei machines te leeren omgaan, waarvoor op de kleine bedrij ven geen gelegenheid bestaat. Sommigen zullen wellicht de gelegenheid krijgen later pach ter te worden, al kaa in dit op zicht geen enkele garantie wor den gegeven. Het is voor de Directie van den Noordoost polder nu eenmaal onmogelijk aan nieuw aankomende, haar onbekende arbeiders en jonge boeren, eenige toezegging te doen. Maar deze jonge boeren en arbeiders kunnen hun tijd vrij wel nergens nuttiger besteden dan juist hier. Men bouwt aan Nederland's welvaart. De be tere gronden, waar met weinig hulpmeststoffen een. goede oogst kan worden gewonnen, worden ontgonnen. De eigen productie wordt hierdoor be langrijk verhoogd en tegelijker tijd ontstaan nieuwe vesti gingsmogelijkheden voorden jongen boer. leder die zich uit het ouder lijk bedrijf kan vrijmaken moet beseffen, dat hier groote belan gen kunnen worden gediend, zoowel algemeene als persoon lijke. Het persoonlijk be lang van eiken jongen boer en landarbeider brengt mee, dat hij tracht zooveel mogelijk kennis en ervaring op te doen. Dit' is voor hem n kapitaal, dat in het verdere leven dubbele rente zal opbrengen, ook wan neer hij niet tot degenen be hoort, die in den polder een blijvend bestaan zullen vinden. Mocht ooit annexatie van Duitsch grondgebied werkelijk heid worden, dan zullen zij, die de leerschool van den Noord oostpolder hebben doorge maakt, zeker niet achterstaan. Indien de weg ter bereiking van het doel, eindelijk boer te worden op eigen bedrijf, zou kiden in de richting van emi gratie, zal zeker de jonge boer, die zijn leertijd in den Noordoostpolder heeft doorge bracht, daarvan veel. voordeel ondervinden. Hij leert op eigen beenen staan, in afgelegen ge bieden verken, zwaren pio niersarbeid 'verrichten, met groote machines omgaan en nog veel meer dingen, welke voor toekomstige emigranten van zeer groote beteekenis zijn. Daarom, jonge boeren en landarbeiders, die U zonder schade van het eigen bedrijf vrij kunt maken, of reeds vrij zijt, meldt U spoedig aan voor werk in den Noordoost polder. Het leven in den polder is ongetwijfeld eenzaam en het werk is zwaar. Wij verhelen het niet. Maar is dat niet juist een prikkel voor flinke, jonge man nen om aan te pakken? Blijft Jan Salie bij moeders pappot zitten, Jan Couragie kiest het open, vrije land van den wach tenden polder! vlakkig. Zijn dochter was door 't arbeidsbureau te werk ge steld. Een get.verklaring betref fende de pro-Duitsche houding van bekl.- werd twijfelachtig door de guns'ige verklaringen van andere getuigen. Mr A. H. Kuipers meende, dat aan deze zaak een veete te gen de genoemde dochter ten grondslag ligt. Het Tribunaal verklaarde daar op de tenlastelegging vervallen. Gijsbertus K. v. d. Berg, veehandelaar en sla ger te Koudekerke, was in Mei 1941 lid geworden van de N.S.B. en had op groote schaal vleesch geleverd aan de Wehrmacht. •Zijn vermogen was in den oor log gegroeid tot f 40.000. Ook had hij op naam van zijn vrouw goederen gekocht, o.a. een huis te Koudekerke. In dit huis werden Duitrehers ingekwar tierd. Toen hij hierover met den bewoner oneenigheid kreeg, had hij gezegd liever Duit- schers in zijn huis te hebben dan dezen. P. Gillissen, die hem verweet bloedgeld te verdienen, had hij bedreigd met gevangenneming door de Duitschers. Besch. ontkende bijna alles. Tenslotte erkende hij, dat het wel mogelijk was, dat hij in geschreven was als lid van de N.S.B...Hij had dit gedaan uit angst zijn zaak te kunnen verliezen. Daarom had hij zien ook maar pro-Duitsch voorge daan. Hij bleek zijn standpunt nog steeds juist te achten. Mr A. H. Kuipers noemde besch. een gewieksten zaken man. Pieter Eiff, reiziger te Vlissingen, was ten laste ge legd, dat hij in Mei 1940 als gids voor Duitsche militairen was opgetTeden en dat hij als inkooper voor de Wehrmacht veel zaken met Duitschers had gedaan. Bcsch. ontkende. Hij gaf toe in Mei '40 met D. offi cieren in een auto te hebben gezeten, doch om ais tolk op te treden bij de te Souburg ver toevende Ned. krijgsgevange nen. Ook zou hjj zich papieren verschaft hébben, om vrijge steld te zijn van het verbod om. na een bepaalden tijd op straat te mogen komen. Besch- zei echter herhaaldelijk een proc.- verbaal te hebben gehad we gens 't zich in spertijd op straat bevinden. Mr P. C. Adriaanse was van meening, dat het proc.-verbaal in dit geval een zeer gekleurde voorstelling van zaken geeft. Hij achtte de ten laste 'gelegde feiten voor 't grootste deel niet bewezen, Izaalc Daniëlse, stroohandelaar te Middelburg, was lid geweest van de N.S.B. sinds Oct. 1940 en van „Nering en Ambacht", hetgeen hij erken de. Hij zei, van zijn lidmaat schap voordeel voor zijn zaken te hebben verwacht. Van bevoegde zijde wordt medegedeeld, dat in de maand Januari bonnen voor 500.000 paar straat schoenen zijn uitgereikt. In Februari zal het tempo van de uitreiking worden versneld, zoodat er voor 1 Maart sedert 1 Januari 1946 1.500.000 paar straat- schoenenbonnen door de distributiediensten in om loop zijn gebracht. derson, de positie van de boe ren in de veranderde economi- sche en sociale constellatie van Amerika na den oorlog. „Gedurende den oorlog", al dus Anderson, „heeft de verba zingwekkende ontwikkeling van nieuwe productie- en distribu tiemethoden grondig de levens gewoonten in Amerika veran derd," Het grootscheepse!» zaken doen heeft ook zijn intrede ge daan in het boerenbedrijf, doch de politiek van de regeering is er op gericht, het typische fa- niilieboerenbediijf in stand te houden. Anderson verklaarde o.m. „Wij wenschen onder geen be ding onze boerenbedrijven in zieilooze fabrieken te verande ren, in eigendom van onper soonlijke aandeelhouders en bewerkt door gehuurde be-' drijfsleiders en arbeiders, waar. van het succes wordt afgeme ten 'naar dc dollarcijfers in de boeken der maatschappij". Behoud van het typische familiebedrijf. Op de jaarlijksche vergadering te Chicago van The National Council of Farmers' Cooperati ves, besprak de Amerikaansche minister van Landobuw, P. An- F-rof. Karl Barth naar Berlijn Naar gemeld wordt is Prof. Karl Barth door de universi teit van Berlijn, die onder toe- richt staat van Je Russen, uit- genoodigd de volgende maand daar colleges te komen geven. Barth, die voor het eerst sinds den oorlog in Berlijn zal komen, is verzocht voordrach ten te houden over „Het Evan gelie en de Moderne Wereld". Tevens zal Barth voor de pre dikanten van de Belijdende Kerk van Brandenburg een voordracht houden over „De politieke taak van de Kerk", Dit laatste verzoek wordt alge meen beschouwd als een teeken van het toenemend besef voor al onder de jongere Duitsche predikanten, dat, wil het herstel van Duitschland slagen, ieder persoonlijk overtuigd' moeti zijn van de politieke verantwoorde lijkheid. Vertrek van evacuees en bouw van noodwoningen brengt weinig verbetering. Bevolking reeds tot 13.200 personen toegenomen. Daar boven nog 1600 geëvacueerden. Een woord van lof voor de Huls- vestingscommissie. Het kamp was gelegen aan een der breedste rivieren van Sumatra. Dat gaf wel gemak bij het baden, kleerem wasschen, enz. In één woord, dit kamp was nog lang niet het slechtste. Wat betreft de gezondheidstoe stand was het er echter even slecht, zoo niet slechter dan in de vorige kampen Het aantal zieken was groot Velen hadden dysen terie, malaria, beri-beri, enz. Het voornaamste werk, dat we hier te doen kregen, was een spoorbrug te slaan over de 8Q m. breede rivier. De opdrachten voor het werk kregen we van Japansche genie militairen. Deze zorgden zelf voor de constructie der onderdeden, die wij dan moesten aanbrengen. Dat was maar goed, want het aaboteerea wap bij ons nogal geliefd 1 We waren goedschiks een maand in dit kamp, toen we uit elkaar werden gerukt. Onge veer 300 man gingen naar verder op liggende kampen, een 100 man gingen naar kamp 2 het hoofdkamp de rest, waaronder ik zelf, moest ach terblijven tot nader order. Een paar dagen na het vertrek der anderen begon de rivier onrust barend te stijgen. Het scheen in de bergen zwaar te regenen en het werd zelfs zoo erg, dat het rivierwater op een gegeven moment gelijk stond met den weg. Het kerkhof, dat kort ach ter het kamp lag en waar reeds een 50-tal onzer jongens lag, was reeds ondergeloopen. Het begon steeds meer critiek te worden, want steeg het water nog meer, dan zou ook ons kamp onder water komen te staan met alle gevolgen daar van. Inderdaad gebeurde dit We hadden juist twee overleden makkers begraven op een nog bijtijds ontdekt droog plekje, toen de stroom in de rivier zoo geweldig werd, dat binnen het uur het water in het kamp een hoogte had bereikt van 80 c.M. Waarop de Jappen bevel gaven op te bresken en startklaar te maken voor onmiddellijk ver trek naar een 30 k.m. verder en hooger gelegen kamp. We kwa men daar 's avonds om 8 uur aan. Nu zou je denken, dat daar alles* in orde was, maar niks hoor, we kregen een ruimte aangewezen waar onze barak ken moesten komen. Dat was alles. Nu, we vleiden ons maar in Gods vrije natuur neer en na een summier avondmaal, alleen bestaande uit een hap droogc rijst, gingen we slapen. Het eerste wat de Jappen den volgenden morgen vroegen j was natuurlijk waar de barak- ken waren. Doch het liep nog al goed ai. Ze waren toch nog niet zulke bavianen, of ze be grepen wel, dat er in een nacht, zonder licht en na een boemel- reis, niet veel van barakken bouwen kon komen. We kre gen toen een dag respijt om dit alsnog te doen. ABNORMAAL HOOGE WATERSTAND OP DE MAAS. Ten gevolge van den ab normaal hoogen waterstand op de Maas ondervindt de scheepvaart op deze rivier bezwaren. Hieronder lijdt uiteraard de kolenafJber uit Limburg. Van regeeringswege wor den maatregelen getroffen om aan deze moeilijkheden het hoofd te bieden. Indien noodig zal het kwantum kolen, dat per spoor wordt vervoerd, aanzienlijk worden verhoogd, terwijl tevens voor bereidingen worden getrof fen om autocolonnes te laten rijden voor den afvoer van kolen. Arnhem heeft thans voor het burgerverkeer weer een vaste rivierovergang ter beschikking in den vorm van twee bruggen gelegd op de plaats, waar de fraaie moderne Rijnbrug, welke het loodje heeft moeten leggen bij den strijd om Arnhem, een plaats vond. Ingaande gisteren is het ver keer over de twee noodbruggen stopgezet en zijn in gebruik ge nomen twee semi-permanente bruggen van Bailymateriaal, op getrokken opde oude peilers der voormalige brug en op twee door den Rijkswaterstaat aangebrachte noodpeilers. In samenwerking met de Brit- sche genie en de Palestijnsche Joodsche brigade, heeft de Nc- derlandsche Geniecommandant met man en macht gewerkt om snel deze bruggen af te leve ren. TRIBUNAAL TE MIDDELBURG. Zitting van 6 Febr. Willem Back, tuin der te Oostkapelle, stond te recht omdat hij vriendschappe- lijken omgang zou hebben ge had met den Ortskommandant van Domburg, bij wien zijn dochter in dienst was en voor wien zijn vrouw de wasch had gedaan. Deze omgang was vol gens verd. slechts zeer opper Het blijkt gewenscht eenige gegevens te publiceeren over een onderwerp, dat vele inwo ners van Goes ten zeerste in teresseert, ml. het Woning vraagstuk. Het lijdt n.L geen twijfel of er is bij velen op dit gebied misverstand. Misverstand te wijten aan verschillende oor zaken. Zoo heerscht bij som migen de opvatting, dat door het vertrek van verschillende geëvacueerde gezinnen straks w.eer een betere tijd zal aan breken en men zich nu einde lijk wat gemakkelijker zal kunnen bewegen. Weer anderen koesteren de gedachte, dat de bouw van 2 X 40 noodwoningen de moei lijkheden een eindweegs zal op lossen. Helaas zijn deze beide veronderstellingen onjuist. Groote bevolkingstoename. Zeker, er gaan heel wat ge zinnen terug naar hun oude woonplaats, en inderdaad zullen zich 80 gezinnen een noodwo ning zien toegewezen. Er» dan toch geen verbetering? Neen, en wc! hierom. De aanwas van de Geessche bevolking zelve is van dien aard, dat het aantal gezinnen nog immer toeneemt. Is dit in normale tijden een reden tot verheugenis voor elk gemeentebestuur, thans brengt dit sterke groeiproces B. en W. van Goes dagelijks grootere zorgen. Naast genoemden ster ken aanwas van de eigen be volking komt nog de trek der Rijksdiensten naar Goes, zoo wel tijdelijke als permanente, die Goes verkiezen vanwege haar centrale ligging. Maar zelfs als we geen re kening houden met genoemde diensten, zou, wanneer het mo gelijk was nu aanstonds 600 woningen te bouwen, stellig nog niet aan de behoefte van het oogenblik zijn voldaan. In 1941 werd te Goes de 10.000ste inwoner "geboren. Op dat oogenblik waren er, 2900 woningen. Het was toen al een jaar oorlog en sindsdien is er niet meer ge bouwd. Gelukkig is Goes niet door het oorlogsgeweld ge teisterd. dus is ongeveer nog hetzelfde aantal huizen be schikbaar. Het inwoner-aan tal is echter niet hetzelfde gebleven, maar sindsdien gestegen tot 13200, terwijl' daarnaast, na de droog making van Walcheren, nog 1600 evacué's in Goes ver toeven. In totaar dus bijna 15.000 menschen. Dat wil zeggen, dat het zielenaantal in betrekkelijk korten tijd met bijna de helft is toe genomen. Toestand in vele woningen onhoudbaar. Ondanks het feit, dat geen woningen beschikbaar waren, zijn tijdens de laatste 5 jaren meer huwelijken ge-loten dan in vredestijd. Over de jaren 1936 t.m. 1940 werden gemid deld 60, over de jaren 1941 t.in. 1945 gemiddeld 110 hu,welijken per jaar gesloten. Deze jonge menschen zijn meestal gaan in wonen bij ouders of kennissen. Onder bekrompen omstandig heden bleek'dit in vele geval len mogelijk. Als echter in deze jonge ge zinnen de normale gezinsver meerdering plaats had, werden de omstandigheden steeds moei lijker, vooral wanneer na het voortgaan der jaren het tweede of derde kind werd geboren. Velen kwamen daardoor in een onmogelijke positie te verkee- ren. Daarbij kwam soms nog, dat in het ouderlijk gezin een jongen, uit Duitschland terug keerde. Dan werd de situatie heelemaal hopeloos. Andere jonge menschen, die tijdens den oorlog verloofd zijn, blevep, een huwelijk steeds uit stellen in de hoop, dat na de terugkeer van den vrede spoe dig een betere tijd zou aanbre ken. Zij wachten nu reeds ja ren en hun kansen op een be tere huisvesting zijn nog even gering. Daarom wordt hier een dringend beroep gedaan op de burgerij om vrijwillig aan ceze jonge menschen gedu rende deze moeilijke periode huisvesting te verleenen. De bouwplannen. Ziedaar hoe de toestand op het oogenblik is. Het spreekt vanzelf, dat al lereerst gebouwd zal worden in de geteisterde streken. We denken aan Walcheren, aan Westelijk Zeeuwsch-Vlaande ren, aaa Duiveland, aan Arn hem en Nijmegen, de Betuwe en West-Brabant en zooveel andere oorden waar tallooze huizen zijn verwoest. Dat Goes dan toch noodwoningen kreeg bewijst wei, dat de woningnood hier, ook door de Regeerings- instanties, als buitengewoon groot werd beoordeeld. Ons is althans geen geval bekend van plaatsen waar deze zijn ge bouwd zonder noemenswaar dige verwoestingen. Werkelijke verbetering zal eerst mogelijk zijn, wanneer de bouwplannen, die reeds lang gereed liggen, kunnen worden aangepakt. Misschien in 1947, mogelijk ieder volgend jaar wat meer. Rekening houdend met de steeds voortgaande uitbrei ding zal dus misschien over 6 a 7 jaar een peil zijn bereikt waarop aan alle behoeften zal zijn voldaan. Het werk van de Huis vestingscommissie. Wanneer we spreken over huisvestingsproblemen denken we vanzelf ook aan de Huis vestingscommissie, de instantie gevormd door de burgerij, die bezield met warm sociaal ge voel zich belangeloos heeft in- gezet om het Gemeentebestuur bij deze moeilijke taak ter zijde I te staan. Natuurlijk slechts regelend, i Want ook deze menschen kun nen geen huizen te voorschijn tooveren. Maar met dit rege- lend werk heeft men talloozen aan onderdak geholpen en bij moeilijkheden bemiddeling ver leend. Want het is duidelijk dat voortdurend inwonings- plicht moet worden opgelegd, temeer waar deze woningcrisis nog langen tijd zal duren. Welnu over dit alle9 gaat het wakend oog der Huisvestings commissie. Zij brengt voortdu rend advies uit aan B. en W. en vormt tegelijkertijd een be roepsinstantie, waarbij elk zich kan vervoegen die meent te zwaar te zijn belast. Iedere Maandag- en Donder dagavond houdt deze Commis sie zitting op het Stadhuis en besteedt lange uren aan een rechtvaardige verdeeling der lasten. Dit werk geschiedt, zooals ge zegd, volkomen belangloos. Ieder die iets weet van dit moeilijke werk kan niet anders dan groote waardeering hebben voor de acti viteit en opoffering van deze da mes en 'heeren. Een taak, die lang niet altijd en maar hoogst zelden met dank wordt beloond. Daarom mag hier een woord van groote erkentelijk heid niet ontbreken Val de commissie niet noodeloos lastig. En daarbij tegelijk een drin gend beroep op allen, die woning- bezwaren hebben. Val de Com missie niet lastig met dingen waaraan voorshands niets te ver anderen valt. U woont misschien moeilijk en hebt klachten en wen schen. Vraagt U eerst af of in het licht van de omstandigheden j U werkelijk in aanmerking komt om tot de Commissie te worden toegelaten. Bedenkt, dat deze menschen overladen zijn met werk en maakt het hun nog niet 1 moeilijker dan het al is. Richt U in- geen geval tot de privé- adressen der Commissieleden. Ook zonder dat is hun taak reeds zwaar genoeg. Toon, dat ge uw plicht verstaat. En laten andere burgers, wier huis gespaard bleef, zich bewust zijn van hun Christelijken burger plicht om anderen te helpen, die direct of indirect tengevolge der oorlogsomstandigheden niet over een eigen huis kunnen beschikken en nu afhankelijk zijn van Uw welwillende gastvrijheid. Duizenden Nederlanders ver loren hun have en hun huis. Het Uwe bleef gespaard. Toon dat ge dit voorrecht waardig zijt. Het vraagstuk van de ver houding tusschen kunst en mo raal heeft reeds vele pennen in beweging gebracht. Er zijn ver schillende kunstenaars geweest, wij denken in dit verband weer aan de dichtergeneratie aan het eind der vorige eeuw, die alle verband tusschen deze beide geloochend hebben. Dichters als Kloos en Ver- wey verachtten iedere dienst baarheid van de schoonheid. Zij kenden haar integendeel godde lijke waarde toe. Perk, ook een dezer zgn. Tachtigers, profa neerde zelfs de woorden van het Onze Variex door dit ver heven gebed op de Schoonheid te betrakken. Zij gingen de schoonheid aanbidden en acht ten haar onvereenigbaar met de vroomheid. Nu valt het niet te ontken nen, dat uit het. kamp der Christusbelijders vaak verzen waren voortgekomen, die met kunst niet veel te maken had den. Met name de vele predi kanten, die in de negentiende eeuw de dichtveder hanteerden, gaven meestal weinig anders dan een preek op rijm en het verzet hiertegen van de zijde der kunstminnaars was alles zins gerechtvaardigd. Voor ware kunst toch is meer noodig dan een mooie strekking, een verheven inhoud. Een der hierboven genoemde onchristelijke dichters heeft eens gezegd: In een kunstwerk moefbn. vorm en inhoud één zijn. En de waarheid van deze uitspraak geldt voor alle tijden en voor alle kunstuiting. Het spreekt vanzelf, dat ren stichtelijk gedicht velen kan ontroeren en een heilzame uit werking kan hebben en wij wil len daaraan dan ook allerminst iedere waardij ontzeggenmaar wanneer de uiterlijke vorm, het onder woorden brengen van de er in schuilende gedach te, niet aan de eischen der schoonheidsleer voldoet, dan is geen ware kunst ontstaan. En hierbij moet oogenblikkelijk worden geconstateerd, dat de Christenen dit lang niet altijd hebben ingezien. De Nederlandsche letterkunde mag zich beroemen op een rijke schat aan christelijke kunst. Wij behoeven in dit verband slechts te wijzen op de vrome voortbrengselen uit onze Mid deleeuwen, op de psalmberij mingen van Marnix, Vondel, Gabriël Smit, op Vondels bij- belsche drama's, op de gedich ten van Bildeidijk en het werk der Jong-Protestanten en Jong- Katholieken. Te weinig echter is deze kun t gewaardeerd in de kringen, die" toch allereerst hiervoor in aanmerking kwa men. Het is mede de bedoeling van deze rubriek om aan deze christelijke kunst een grooter bekendheid te geven. Wij hebben dus gezien, dat christelijke kunst inderdaad mogelijk is. Tal van grooie christen-kunstenaars hebben dit bewezen. Maar os-er den aard en het wezen van deze kunst is nog niet genoeg nagedacht. Dit is zeer eigenaardig, immers, in het eerste artikel over dit on derwerp heb ik reeds gezegd, dat er een nauwe band bestaat tusschen kunst en geloof, tus schen kun.t en wereldbeschou wing. Kunst komt voort uit het innerlijk van den kunstenaar en hij geeft in zijn kunstwerk eigenlijk een belijdenis van rijn eigen wezen; hij openbaart er zijn levensinzicht in. Velen in het Christelijke kamp zijn hierom eenigszins huiverig ten aanzien van de kunst, vooral waar het werken ■van niet-christelijke makers be treft. Zij voelen hier het ge vaar, dat, met name voor de jetigd, ook zeker aanwezig is. Het gaat er nu om zijn stand punt te bepalen. De vraag is wel eens zoo geformuleerd Hoe verhoudt zich in de Chris telijke levensbeschouwing het ethische beginsel dus de vraag naar goed of kwaad tot het aesthetische beginsel dus de vraag naar schoon of onschoon Bij het beantwoorden van deze vraag willen wij voorop stellen, dat het onmogelijk is, dat een christen een kunstwerk I met tweeërlei maatstaï meet, dat hij, voor zoover het den uiterlijken vorm. van het werk betreft, aesthetische normen aanlegt en den inhoud naar an dere maatstaven gaat beoor- deelen. Er bestaat geen kunst werk met een schoonen vorm en een verderfelij ken inhoud. Omgekeerd vormt een verhe ven inhoud in een kunsteloos kleed nog geen ware kunst. De onderscheiding tusschen inhoud en vorm valt te herlei den tot die tusschen waarheid en goedheid eenerzijds en schoonheid aan den anderen kant. Hier boven is reeds ge zegd, dat inhoud en vorm we zenlijk één zijn. Zoo is er ook een onlosmakelijk verband tus schen waarheid, goedheid en schoonheid. Over den inhoud van het be grip .schoonheid" zou veel te zeggen zijn en het valt niet mee om precies onder woorden te brengen, wat we hieronder hebben te verstaan. Het schoone bestaat niet zonder de waarheid en de goedheid. Prof. Bavinck zegt in zijn Beginselen der psychologie: „Ieder ding, in zooverre als het is, is ook waar en goed en schoon." Ook op dit terrein zal de Christen echter weer de wer king van de zonde moeten er kennen. Hierdoor kan de mensch niet altijd beoordeelen of de eenheid tusschen de drie genoemde grooitheden aanwezig is. De aesthetische leugen kan zich verbergen achter een schoonen schijn. Daarom moet de verschijning aan het wezen getoetst worden. Wanneer wij nu nogmaals de vraag opnemen, die boven dit artikel gesteld is, en we ons af vragen of christendom en kunst iets met elkaar te maken heb ben, dan zal het duidelijk zijn, dat deze vraag stellig bevesti gend moet worden beantwoord. Er bestaat zelfs een zeer nauw verband. De Christen zal, zoo als op alle terrein, ook hier zijn beginsel ten grondslag moeten leggen aan zijn oordeel over een kunstwerk. Hij moet ook critisch staan tegenover een werk, dat uit zijn eigen kring stamt: niet al leen goedheid en waarheid maar ook schoonheid is een ab solute eisch voor alle kunst. En bij de beoordeeling van ander letterkundig kunstwerk dient hij, naast zijn oordeel over het schoonheidsgehalte, te letten op de normen van waarheid en goedheid, die ook daar richt snoer moeten zijn. Aleen wanneer kunst op deze verheven wijze wordt opgevat kan zij de verheven plaats, die haar in de schepping is toebe deeld, naar behooren innemen. Bavinck heeft terecht gezegd: „De kunst kan den Bijbel niet vervangen, evenmin als het theater de kerk; schoonheid kan van het beloofde land pro- feteeren en er uit de verte iets van laten zier, maar het is al leen de religie, de verzoening en de vrede met God, die ons in het Kanaan der ruste bin nenleidt." H. S. MK'ETijï KÉbeé flCTOBEÏ KQVEfSES tffckafl mm BÉrrihr poon Hrf HtPtPlAH&KMg toot» ICBUli. wwnnnj S»I0C0 TOK 1000 TON TOTAAL OtfTWiffll WN PEIS - C.K» Ned. Herv. Kerk. Drietal te 's-Gravenhage (vac. den Hertog) Ch, de Beus te Wa tergraafsmeer, J. M. Gerritsen te Wdchmord en H. A. Visser te Watergraafsmeer. Beroepen te Lisse, A. J. Bronk- horst te Willemstad; te Zoeter- woude-D. Postma, can». te Coe- vorden. Aangenomen naar Delft, Dr W. H. Beekenkamp te Middelburg., Drietal te Delft: (stud, pr.) T. Wiersma te Hallum, U, Hin delopen te Amstelveen en Dr J. Brandenburg te Biggekerke. Geref. Kerken. Tweetal te Wassenaar-Zuid, D. J. Couveé te Hilligersberg- Straatweg en D, Roest Hooge- veen. Beroepen te Maartensdijk (U.) Dr C. H. Becker, cand te Am sterdam; te Scherpenzeel, A. J. v. Dijk te Koudum. Geref. Kerken (Art. 31). Beroepen te Overschild J. D. Houtman, cand. te Enschöié; te Surhuisterveen F. v. Dijlc tc Opende (Gron.).

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch Dagblad | 1946 | | pagina 2