Een vlugschrift is uitgekomen, getiteld: «Koning Otto, een banierdrager", waarin op zeer scherpe wijze in tal van bijzonderheden de tekortkomingen worden geschetst van den heer O. Van Rees, als gouverneur- generaal van Ned. Indië. «Teleurgestelde verwachtingen gaven de volgende bladzijden in de pen", is de verklaring, die de schrijver èn in zijn voorwoord èn telkens in zijn vlugschrift geeft van zijn optreden. Zoolang men niets weet, van hetgeen hij heeft voor gedragen, maar door den vorigen minister van koloniën verijdeld zag, heeft men geen recht hem de «teleur gestelde verwachtingen" van zijn bestuur te wijten. Het Hbl., erkennende dat het bestuur van den beer Van Rees de liberale partij zeer heeft teleur gesteld en dat de hervormingen in Indië, die men recht had van hem te verwachten, niet zijn verwezenlijkt, meent echter, dat er reden is tot de vraag: Aan wien de schuld De heer Cremer heeft Vrijdag jl., bij de behandeling der Indische begrooting in de Tweede Kamer, de talrijke koloniale vraagstukken opgesomd, waaromtrent men te vergeefs licht zoekt in de hegrootingsstukken, die van den minister Keuchenius zijn uitgegaan, en hij wees er op zooals de heer Levyssohn-Norman had herinnerd dat de gouverneur-generaal Loudon in 1874 reeds voorstellen over verschillende daarvan had gedaan. «En ik twijfel er niet aan", zoo ging de heer Cremer voort «of ook de laatste gouverneur-generaal zal wel een zeer uitvoerig en zeer doordacht voorstel omtrent het toekennen van meer macht aan de Indische regeering, aan den voorganger van dezen minister hebben ingediend. «Wanneer wij hem toch bij zijn vertrek uit Indië met klem, ten aanhoore van alle notabelen van Batavia, tot zijnen opvolger hooren zeggen, dat wat hem be lemmerd heeft bij de uitoefening van eene goede regeering was: de weinige macht hem gelaten, dan kan men niet anders aannemen dan dat onder zijn bestuur zeer uitvoerige en doordachte plannen hier te lande zijn ingekomen. «Anders toch zouden zijne woorden, toen door hem gesproken, doen denken aan de pijl van den Parth". Deze juiste opmerking bevat, dunkt het Hbl., een waarschuwing tegen lichtvaardige veroordeeling van den heer Van Rees. Zoolang men niets weet van hetgeen hij heeft voorgedragen, maar door den vorigen minister van koloniën verijdeld zag, heeft men geen recht hem de «teleurgestelde verwachtingen" van zijn bestuur te wijten. Te 's Gravenhage heeft zich deze week geconstitueerd eene vereeniging, die zich ten doel zal stellen «door alle gepaste middelen naar verfraaiing van Den Haag te streven en alles te bevorderen wat tot nut der gemeente strekken kan." Een correspondent van de lY. R. Ct. te Batavia heeft melding gemaakt van het voornemen om troepen te legeren in de Preanger. Naar aanleiding daarvan wordt aan het blad de opmerking gemaakt, dat men daaruit nog geen verontrustende gevolgtrekkingen behoeft te maken. Broeide er iets, de regeering zou er troepen heenzenden, maar geen kampement gaan bouwen, dat jaren duurt. De zaak zal wel eenvoudig deze zijn; Jaren geleden werd in het belang van de gezondheid van het leger besloten, een groot deel der troepen in de koelere binnenlanden te legeren. Voor Oost-Java werd toen het kampement te Malang ge bouwd voor Midden-Java dat te Magelangvoor West- Java is slechts één bataillon te Buitenzorg ondergebracht, en sedert lang heeft men voor andere bataillons in de Preanger een geschikt terrein gezocht. In het Rat. Nieuwsbl. is het volgende opgenomen: Een inlander over de cholera. Waar men komt en wat men hoort, over de cholera wordt nog altijd veel gesproken. Veel in nieuwsbladen heb ik er over gelezen, en nu kwam bij mij op een mijner avondwandelingen de gedachte op, hierover de opinie van een inlander te hooren. Tot dat einde dan wipte ik bij een ouden Soendaschen Hadjie aan, een ouden kennis van me uit de Preanger. (De gewoonte bij Inlanders is, dat men een oudere naar zijn ouderdom noemt, zoo titu- leerde ik dan dezen ouden Hadjie met het woordje Emang, dat zooveel beteekent als Oompie). Na een wederzijdsche Soendasche begroeting nam ik plaats en begon «En Emang, wat zeg je van den nieuwen Toewan Besaar"? «Och mijnheer, wat zal ik u zeggen. Z. E. ziet er gagah (knap) uit en verder valt er nog niet veel van te vertellen, maar wel dat Z. E. in een leelijken tijd komt; want, zooals u weet, heerscht tegenwoordig de cholera". »A propos van cholera, Emang, heerscht 't erg bij de Inlanders"? - «Asjeblieft mijnheer, ze sterven als kippen". «Opmerkelijk is 't, Emang, dat cholera altijd bij i Inlanders 't eerst uitbreekt, boe zou dat komen, ter- I wijl er van te voren toch gewawar (gecirculeerd) is j geworden"? «Juist mijnheer, dat wawar vind ik met mijn be krompen verstand toch minder goed. Een Inlander, mijnheer, is zeer lichtgeloovig, dat weet u wel; .wan neer gewawar wordt, dat er een maans- of zons verduistering zal komen, dan komt 't ook uit, en de Inlander zegt dan: «Orang blanda, pinter sekali. (Die Hollanders zijn toch knap). Nu wordt gewawar, dat de cholera in aantocht is, dan denken de Inlanders met hun domme verstand: de cholera zal en moet komen. Het kampongvolk maakt zich beroerd en onge rust en krijgt meerendeels door vrees de cholera. De cholera wordt dus als 't ware in 't leven geroepen en zuodra één geval plaats heeft, grijpt een ieder de vreesachtigheid aan. En wat is 't einde daarvan, mijnheer, dat de meesten aan choleravrèes sterven in plaats van aan de eigenlijke cholera". «Hoe zou je 't dan willen hebben, Emang"? «Mijnheer, de Regeering moet liever de inlandsche hoofden sterk op 't gemoed drukken goed te zorgen voor de reinheid der kampongs, het verkoopen van verkoelende vruchten flink tegengaan en tal van de akals in practijk brongen. Dit zal beter wezen, geloof ik mijnheer, dan het eeuwige wawar". «Ja, maar het voedsel van die menschen brengt toch ook veel méé, Emang"? «Kom, mijnheer, wat men van kindsbeen gewoon is te eten en te drinken, kan weinig kwaad en wordt zelfs op 't laatst een tweede natuur". Ongelukken, Kampen, Misdaden, enz. H. de B., slagersknecht te Gouda, ging Zaterdag nacht ruim 12 ure naar zijne woning, gelegen op eenige minuten afstand van de stad, beneden aan den binnenkant van den dijk, die van Gouda naar Moor drecht leidt. Toen hij nu Zaterdag niet op zijn ge wonen tijd thuis was, spoedde zijne verontruste vrouw zich naar de stad, om naar hem te vernemen, en daar hoorende, dat hij reeds naar huis was gegaan, riep zij hulp in, om hem op te sporen. Na lang zoeken vond men op eenigen afstand van zijn woning in de sloot zijn lijk. Onlangs werd een fourier van de cavallerie te Leiden gedegradeerd, naar de meening van een zijner kameraden ten onrechte. Deze kameraad nu heeft Zaterdag avond in opgewonden toestand in de kazerne een revolverschot gelost in de richting van het ver moedelijk verblijf van oen wachtmeester, aan wien hij een en ander meende te moeten wijten. Gelukkig werd er niemand getroffen, hoewel er eene vrouw en onderscheiden kinderen in de nabijheid waren. Van een en ander is proces-verbaal opgemaakt, De bakker H. aan het Schuitendiep te Groningen ging Zaterdag avond omstreeks 11 uur, als naar ge woonte, voordat hij zich ter ruste zou begeven, in spectie houden over zijne bakkerij en trof aldaar in het donker een persoon aan, die op zijne komst de vlucht nam. De bewoner ging nu naar de huiskamer om licht te halen, maar de indringer maakte van die bevinding gebruik om de plaat te poetsen. Van deze gelegenheid werd daarna kennis gegeven aan de politie, die terstond een onderzoek in loco instelde. Bij dat onderzoek bleek nu, dat de indringer aanvankelijk, en hoogst waarschijnlijk om zich te verschuilen, in een vat was gekropen, welk vat tot zijn verderf echter gedeeltelijk met stroop gevuld was. Althans in de bakkerij vond men voetsporen door stroop afgeteekend, en die sporen volgende kon men nagaan, dat de indringer achter de woning van H. verschillende schuttingen was overgeklommen en door aangrenzende tuinen de vlucht had genomen. Evenals Klein Duimpje de weggeworpen steentjes volgde, volgde thans onze politie het stroopspoor en kon dat tot aan de Poelebrug voortzetten, zoodat de dader daarlangs zijn weg had genomen. Links en rechts werd nu het onderzoek met ijver voortgezet en in den nanacht vond de politie een vrij groote plas stroop op den stoep vóór de gaarkeuken liggen, welke vondst nieuw licht in de zaak bracht. Men kwam toch daarna tot de wetenschap, dat in de laatste nachten een persoon, met name J. M., in de gaarkeuken had vertoefd en dat die man vroeger bij den bakker II. dienstbaar was geweest en reeds wegens diefstal onder verzwarende omstandigheden een vonnis had ondergaan. Die persoon werd nu Zondag morgen in de vroegte in hechtenis genomen en alstoen be vonden, dat zijne schoenen en pantalon nog met de kleverige en voor hem zoo noodlottige stroop be morst waren. Tegen eene boerin te Nieuw-Appelscha, die een mengsel van gekookte aardappelen en vet, omkleed met een Jaag boter van gewone stukboter, bij den koopman bracht, is proces-verbaal opgemaakt. De commissaris van politie te 's Hertogenbosch ver zoekt opsporing, aanhouding en opzending van den Duitscher Hubert Müller, 31 jaren, katoendrukker of sigarenmaker. Hij werd vroeger voor het maken van valsche muntspecie in Duitschland tot 8 jaren tucht huisstraf veroordeeld en heeft bovendien wegens diefstal meermalen gevangenisstraf ondergaan en wordt ver dacht te 's Hertogenbosch vervaardigd en uitgegeven te hebben valsche guldens, voerende de beeltenis van koning Willem III en het jaartal '1864. De bediende in een dezer dagen opnieuw ingerichte bierhalle in de Yeenestraat te 's Gravenhage, moet met een aanzienlijke som gelds, men zegt f 700, toebehoorende aan den koffiehuishouder, op den loop gegaan zijn. Na afloop der vergadering in het lokaal «Plancius" te Amsterdam, trok een groote menigte socialisten Maandagavond al zingende naar het huis van den burgemeester. Een agent van politie, die hen tot de Westermarkt volgde, werd aangegrepen, helm en sabel afgetrokken en in de Keizersgracht geworpen. De agent werd erg mishandeld, zijn arm uit lid getrokken. Hij werd naar het gasthuis vervoerd. Vele agenten, die toegeschoten waren, dreven den troep met de sabel uiteen. Een gedeelte der koninklijke stallen te Bucharest is een prooi der vlammen geworden. Di'ie matrozen der bemanning van het artillerie- instructieschip «Het Loo", liggende bij het fort Oost- Oever in de buitenhaven te Nieuwediep, hebben door het afdrijven met hunne vlet, ten gevolge van bet glippen der vanglijn, deze week hun graf in de golven gevonden. Niettegenstaande onmiddellijk eene sloep van dat schip, bemand met een officier, twee onder-officieren en de noodige schepelingen, ter hulpe werd gezonden, is het dezen niet gelukt de vlet te achterhalen, en heeft men na uren zoekens alleen de omgeslagen vlet gevonden. Te Bergen-op-Zoom is door de gemeentepolitie eene dievenbende ontdekt, bestaande uit jongens van 12 tot 14 jaar oud. Aan het station stalen zij 1000 sigaren en bij een der ingezetenen eene partij steenkolen. Tegen de jeugdige daders is proces-verbaal op gemaakt. Een staaltje van de trouweloosheid der Atjehers werd den 19 September jl. vertoond. Dien dag, om streeks 1 ure in den namiddag, vervoegde een Atjeher zich bij den commandant van Lampeneroet ter erfanging van een pas. De vent was gewoon dagelijks in de benting te Lampeneroet te komen om passen voor lieden, die binnen de linie wenschen te komen, aan te vragen, en zoo werd hij een goede bekende bij de bezetting. Zijn wapen gaf hij gewoonlijk aan de wacht af en nam het terug wanneer hij naar de kampong terugkeerde. Dit geschiedde bijna eiken dag. Zoo tot den 19n, toen hij naar buiten gaande zijn wapen opnam, maar dit onverhoeds tot den op post staanden soldaat keerde, en dezen eene zware, hoewel niet levensgevaarlijke wond, in de borst toebracht. De commandant die er vlak bij stond, nam onmiddelijk het geweer van de schildwacht, en stak den Atjeher daarmede zoo heftig dat de bajonet dezen doorboorde en met kracht in den pagger drong. De Atjeher bleef dood staanlater had men moeite de bajonet los te trekken. De Atjeh-correspondent van de Locomotief meldt daarbij, dat de moeder van den gedoode den volgenden morgen kwam vragen of haar zoon begraven was, en toen de commandant dit bevestigend beantwoordde, hem drie versche eieren ten geschenke gaf, waaraan zij nog drie toevoegde, toen haar het graf was aan gewezen. Een jachtgezelschap, onder leiding van den olifanten jager Selous van Kimberley staande, is in Britsch Betchuanenland verwond door de Maschukulumben, een wilde volksstam. Alleen de olifantenjager ontkwam. Het Nederlandsch-Indisch stoomschip «Bromo" heeft volgens telegram uit Macassar op een klip gestooten en is lek geworden. Buitenland. OnitsolilaLnd. De Weener correspondent van de Daily News ver zekert, dat het de uitgesproken wensch van keizer Wilhelm is geweest, dat keizer Franz Joseph en de czaar hem tegelijkertijd te Berlijn zouden bezoeken. De keizer van Oostenrijk weigert echter den czaar te ontmoeten, wanneer deze niet een zeker aantal der

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 2