Z1ERIKZEESCHE COURANT.
1888. No. 80. Zaterdag 13 October. 91ste jaargang.
Binnenland.
ZIERIKZEE, 12 October 1 8 8 8.
De kapitein der infanterie te VJissingen, de heer L.,
die Vrijdagmorgen te half acht zijn woning had ver-
laten en dien dag noch Zaterdagmorgen of middag
daarin was teruggekeerd, is Zaterdagavond thuis ge
komen.
Daar men grond had om te vermoedendat hij in
den spuiboezem was verdronken (een zijner honden
had zich daar voortdurend bewogen), had men tot
Zaterdagavond halfzeven onder toezicht der politie
aldaar naar zijn lijk gedregd.
Naar men ons mededeelt zou hij op een wandeling
naar buiten door een bedwelming overvallen en daarin
gebleven zijn tot een paar uren voor zijn thuiskomst.
Op Zuid-Beveland begint de veldarbeid ten einde
te spoeden. De aardappelen zijn voor 't meerendeel uit
den grond, de uien wachten op droogte om in hoopen
gezet te worden en de suikerbieten, de laatst gerooide
vruchten, worden uitgedaan of zijn onderweg naar de
fabriek. Als dit werk gedaan is, staat de arbeidende
klasse zonder voldoenden of goeden aardappelvoorraad voor
den langen winter. Enkelen hebben nog werk op het
land tot half Nov* om de mee te delven, maar daar
dit gewas weinig wordt verbouwd, is het aantal der
goed geld verdienende meedelvers zoo groot niet.
De gemeenteraad van Bergen op Zoom heeft besloten,
voor het in bet volgende jaar alhier te houden 42e
Landhuishoudkundig congres, een subsidie te verleenen
van f 1000.
Benoemd tot kantonrechter te Bergen op Zoom
mr. H. C. F. Rits, thantf kantonrechter te Waalwijk.
De Commissarissen des Konings in Noord-Brabant,
Gelderland, Overijsel en Limburg hebben de mede
werking en ondersteuning der gemeentebesturen inge
roepen ten behoeve der onlangs opgerichte »Nederl.
Heidemaatschappij", die zich de ontginning van heide
velden, duinen en andere woeste gronden in Nederland
ten doel stelt en waarvan Z. M. den Koning het
beschermheerschap aanvaard heeft. Deze maatregel
verdient dubbele waardeering, omdat de ontwikkeling
der jeugdige Maatschappij niet alleen in verband staat
met de belangen van die gemeenten, waar de te ont
ginnen gronden worden aangetroffen, maar ook met
de welvaart van vele anderen, wier belangen nauw
verbonden zijn met de welvaart der plattelandsbevolking.
Daarenboven zal daardoor een nieuw arbeidsveld geopend
worden voor vele plattelandsbewoners, die thans elders
een bestaan moeten zoeken of zonder bestaan rondloopen.
Mr. U. H. Huber heeft geantwoord op het schrijven
van de hh. Diepenheim en de Wijs. Hij geeft in dezen
brief een nadere toelichting van zijn door de beide
heeren gewraakt oordeel over de irreguliere ver
gadering" van ridders der Militaire Willemsorde. Mr.
Huber verklaart geenszins te hebben te kennen gegeven,
dat die vergadering was bijeengeroepen om te trachten
den heer de R., in strijd met de wet nog wel, te
ontridderen.
»Mijne bedoeling zegt hij was toen eenvoudig
als mijne woorden. De vergadering van eenige ridders
in de aangelegenheid De Rochemont samengeroepen,
kon geen ander doel hebben dan om samen te be
raadslagen over de gemeenschappelijke belangen, die
der orde of hare eer en hare waardigheid. Welnu,
een dergelijke vergadering kent het statuut der orde
niet. Zoo het noodig is, kan de Koning daarvoor een
kapittel benoemen, doch dat kapittel bestaat thans
niet. De Koning acht en terecht door de indi-
vidueele leden de eer en de waardigheid der orde
genoegzaam verzekerd.
»Doch nu dit kapittel niet bestaat, mogen eenige
ridders maar niet samen komen om de belangen der
orde te behartigen. Daarom noemde ik het eene irre
guliere vergadering. En ik sprak de woorden openlijk
uit, omdat ik meen, dat het ook de plicht van
den Volksvertegenwoordiger is de Regeering indachtig
te maken op irreguliere zaken, die in de samenleving
voorvallen. Wanneer toch dergelijke vergaderingen
meer geschieden en er alzoo behoefte bleek te bestaan
aan een kapittel, was het de taak van de Regeering
om voor de benoeming van een kapittel zorg te dragen".
Aan den heer mr. U. H. Huber is een nader
schrijven gericht door de heeren Diepenheim en de
Wijs, waarin zij hun leedwezen betuigen, dat door
hen eene verkeerde uitlegging is gegeven aan de door
hem in de zitting van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal van 3 October gesproken woorden.
Zij geven voorts de stellige verzekering, dat
de vergadering, waartoe volstrekt niet uitsluitend
ridders der M. W. O. waren uitgenoodigd, een geheel
ander doel had dan de heer Huber meende, en zijn
bereid, mondeling het doel der bijeenroeping toe te
lichten.
De heer de Rochemont komt zijnerzijds op tegen
de onjuiste voorstelling, die de heeren Diepenheim en
de Wijs geven omtrent zijne aanklacht aan den officier
van justitie. Hij heeft niet verzocht, om hen en hun
ridders strafrechterlijk te vervolgen, omdat zij getracht
hebben hem als ridder der Militaire Willemsorde te
doen ontridderen, maar hij heeft den officier van
justitie te 's Gravenhage medegedeeld, dat de couranten
hem hadden bericht, dat de heeren Diepenheim en
de Wijs, met hun ridders, getracht hebben hem als
ridder der Militaire Willemsorde te doen ontridderen;
dat dit courantenbericht hem gedrongen had tot een
onderzoek, en dat dit onderzoek hem geleid had tot
de ontdekking van het feit:
»dat de heeren Diepenhein en de Wijs, met hun
ridders, hem op schandelijke wijze aan den kaak hebben
gesteld, omdat hij de brochure Verstege, in stede van
ze te beantwoorden met eene uitdaging van een twee
gevecht, aan het onderzoek van de justitie had over
gegeven."
Dit feit is door de wet strafbaar gesteld. Voor dit
feit, ,en geen ander, heeft hij strafrechterlijke vervol
ging gevraagd.
Op het artikel van het Hbl., dat in de geschiedenis
der beri-beri-commissie nieuwen grond vindt voor
ongerustheid omtrent het optreden van den minister
Keuchenius en meent, dat te dezer zake niet gehandeld
is met den ernst, welke bij regeeringszaken past,
antwoordt de Stand, met de mededeeling, dat het
besluit van 10 Juli j.l. (waarbij den officier van ge
zondheid Fiebig door den gouverneur-generaal eene
opdracht was gegeven tot onderzoek van de beri-beri),
eerst den 46 Juli uit Indië met andere besluiten bij
bet dusgenoemde mail-rapport verzonden is. Het
kwam eerst den 25 Augustus bij het departement
van koloniën op de agenda. De commissie was dus
reeds benoemd. Maar al ware het ook, gelijk het
HU. schijnt te gelooven, op den 15 Aug. ontvangen,
dan nog zou het geen invloed op de benoeming der
commissie hebben uitgeoefend. Immers tot het samen
roepen van zulk een commissie was reeds drie weken
vroeger geadviseerd en machtiging gevraagd.
Al had de minister evenwel van dat besluit reeds toen
kennis gedragen, het had hem niet behoeven te ver
hinderen, met de bijeenroeping eener commissie hier
te lande voort te gaanzij het ook dat thans de be
noeming eener tweede commissie feitelijk afstuit op
ontstentenis van andere experts. Haar taak was eene
andere, een meer uitgebreide, dan de taak, die de
officier van gezondheid Fiebig zichzelven had opgelegd.
De commissie mocht gerust, in weerwil van den heer
Fiebig, met den haren voortgaanen zij zou daarmede
ook zijn voortgegaan, tot groot nut wellicht voor het
Indisch leger en de inlandsche bevolking, zonder het
ongelukkige struikelblok, dat door den luitenant-kolonel
Verstege in het midden wierd geworpen, en helaas!
door geneesheeren en officieren, die het belang der
lijdende menschheid en van het leger hadden ter harte
te nemen, al te gretig en lichtzinnig aangegrepen is
om, onder het vergeten van eigen taak, voldoening
te verschaffen aan een 16 jaren lang door den heer
Verstege gevoed en verkropt gevoel van wrevel.
Niet de heer Keuchenius, niet het besluit van
10 Juli, maar de heer Verstege is oorzaak dat de
commissie, die door hem zelf en 45 anderen met hem
was gewenscht, en waarop door hem met buiten
gewonen ijver en kracht was aangedrongen, zonder
iets te verrichten dan misschien zich zelve in opspraak
te brengen, moest worden ontbonden.
Laat het Hbl. klagen over het onverantwoordelijk
gedrag der negen mannen, die verklaarden wegens
de, altoos nog onbewezene uitvallen van den heer
Verstege tegen hun medelid, den luitenant-kolonel de
Rochemont, met dezen in de commissie geen zitting
te kunnen nemenmaar laat het althans ditmaal
geen steenen werpen naar den Minister Keuchenius.
Noch deze, noch iemand van gezonde hersenen had
kunnen voorzien of verwachten, wat nu gebeurd is.
Te Zuidbroek is de aardappelmeelfabriek »Motké"
van den heer W. A. Scholten gesloten. De oorzaak
der sluiting is gelegen in een geschil tusschen het
gemeentebestuur en den fabrikant. Maandag-avond
begaven zich een 100-tal werklieden naar de woning
van den burgemeester, om te vragen, of en hoe er
gehandeld zou kunnen worden, opdat zij niet werkeloos
werden gemaakt. De burgemeester gaf, onder verwijzing
naar de wet, te kennen dat van terugtreding van de
zijde van het gemeentebestuur geen sprake kon en
mocht zijn, en dat de sluiting alléén op het nieuw
aangebouwde stoomwerktuig betrekking had.
Het geschil betreft een door den fabrikant bij zijne
fabriek gebouwden Jacobsladder, om de aardappelen
uit de schepen te brengen in eene wasscherij, op den
boord van het kanaal gebouwd. Deze inrichting zou
gedreven worden door eene machine van acht paarden
krachten, doch mocht niet in werking worden gebracht
voordat daartoe de door de wet van 1875 voorgeschreven
vergunning van het bestuur was verkregen. Eene
aanvraag daartoe, in Juli gedaan, werd, als niet
overeenkomstig de wet opgemaakt, door het gemeente
bestuur teruggezonden. Den 27 Sept. eerst kwam een
verzoek, in den vereischten vorm opgemaakt, in, terwijl
inmiddels de inrichting in werking werd gebracht.
Den 28 Sept. werd proces-ver baal opgemaakt wegens
het in werking brengen der inrichting zonder
vergunning, terwijl na dien dag maar steeds werd
voortgegaan met werken, zelfs niettegenstaande de
waarschuwing, op order van den burgemeester door
de politie gegeven, dat iederen dag proces-verbaal
zou opgemaakt worden. Op grond hiervan is den
8 Oct. door den burgemeester, in tegenwoordigheid
van rijks- en gemeentepolitie, namens burgemeester
en wethouders, de voortzetting der werkzaamheden
in de nieuwgebouwde inrichting verboden, op straffe
van sluiting dier inrichting of verzegeling der daarin
aanwezige werktuigen.
Den volgenden dag is de Commissaris des Konings
naar Zuidbroek vertrokken. Het werkvolk van den
heer Scholten was toen onrustig.
Over het gebeurde te Zuidbroek wordt nader ge
meld, dat toen op den avond van den 8 dezer de
fabriek op last van den burgemeester gesloten werd,
de heer Scholten verklaarde, dat deze handeling hem
leed deed, niet zoo zeer om zich zelf, als om de ar
beiders. Onmiddellijk bedankte hij alle werklieden,
daaronder begrepen de koperslagers, smeden, timmer
lieden enz. Op dien avond, omstreeks te 7y2 uur,
togen 150 arbeiders naar 't huis van den burgemeester
om dezen te bewegen, vergunning te verleenen, dat
de fabriek weer in werking gesteld werd. Zij kregen
echter ten antwoord, dat aan dit verzoek niet voldaan
kon worden. Dinsdag morgen had voor het huis dei-
gemeente omstreeks 7 uur weer een groote oploop
plaats, 't Waven ongeveer 450 werklieden en nieuws
gierigen, de eersten behoorende tot het personeel van
de fabriek. Na eenig wachten begaf zich de troep,
waaronder reeds door sterken drank opgewondenen
waren, naar de woningen van de wethouders Meihuizen
en Ztjlker, zonder aldaar baldadigheden van ernstigen
aard te plegen. Hierna gingen zij wederom naar
't gemeentehuis, waar de burgemeester hen te rede
stond en zeide, dat zij op de komst van 's Konings
Commissaris moesten wachten, om eenig afdoend be
scheid te krijgen, 's Namiddags trokken ze nog weder
op naar 't gemeentehuis, waar 's Konings Commissaris,
per expresse verwittigd, inmiddels was aangekomen.
Aan eene deputatie der werklieden, toegelaten in
't gemeentehuis, waar de Commissaris des Konings en
de leden van den raad bijeen waren, werd medegedeeld,
dat er aan hun verzoek niet voldaan kon worden,
maar zij e. k. Vrijdag nader bescheid zouden ontvangen
omtrent de al of niet-heropening van 't werk aan de
fabriek, De arbeiders gingen toen uiteen.
Uit Texel meldt menEen nieuw artikel, tot heden
door onze Noordzeevisschers als waardeloos beschouwd,
wordt thans termarkt gezonden naar België. Het zijn
groote zeekrabben, die in manden met stroo gepakt
worden afgeleverd. De prijs van dit nieuwe handels
artikel is nog niet openbaar gemaakt.
De millioenenjuffrouw nog millioenenjuffrouw
Maandag werd Nijmegen bezocht zoo schrijft
de Nijm. Ct. door de welbekende Jannetje Struik
alias de millioenenjuffrouw, die thans woonachtig is
ten huize van een koffiehuishouder te Apeldoorn en
aldaar een vrij onbekommerd leven moet leiden. Haar
komst naar Nijmegen gold den verkoop van een