Buitenland. worden, gesteld natuurlijk dat ook een nauwkeurig scheikundig onderzoek bevredigende resultaten op zou leveren. De heer J. Dijksterhuis, uit Pretoria, deelt in de Prov, Gr. Ct. het volgende Transvaalsche liedje mee 1878. '1888. Boer ploeg hom moe; Boer is op swier Dogter melk die koe; Dogter speul klavier; Vrouw is and spinne; Vrou sit in satyn; Seun ry gerwe binne; Seuntje leer latyn; Geld in die kas! Plaats is belas! De aandacht van het Hbl. is getroffen door de dagteekening van het besluit van den gouverneur- generaal, waarbij den officier van gezondheid bij het O.-I. leger Fiebig verlof is verleend voor een onderzoek omtrent het wezen der beri-beri-ziekte. Die dagteekening is '10 Juli 1888 en het koninklijk besluit, waarbij de beri-beri-commissie is benoemd, is gedagteekend 23 Augustus 1888. Reeds op 15 Augustus is de Indische mail van 913 Juli hier te lande aangekomen. De minister kan dus reeds 8 dagen vóór de benoeming in het bezit zijn geweest van het Indisch besluit, dat hem nu weerhoudt een tweede commissie in te stellen. Dat besluit, zoo deelde de minister mede, is »met een der laatste mails" in zijn bezit gekomen. Men moet dus wel aannemen, dat hij er eerst na de benoeming der ongelukkige commissie van heeft kennis gekregen. Dat klinkt zeer vreemd, maar men moet het wel gelooven. Evenwel ligt dan een andere vraag voor de handWaarom heeft de minister van zijn voornemen aan den gouverneur-generaal geen kennis gegeven per telegraaf, om zoo noodig langs gelijken snellen weg mogelijke bedenkingen te vernemen? Ware dat geschied, dan zou de gouverneur-generaal stellig hebben overgeseind, wat er ten opzichte van den heer Fiebig was besloten en ware den minister de onaangename geschiedenis bespaard gebleven. De geheele geschiedenis der beri-beri-commissie is, volgens het Hbl., waarlijk weinig geschikt, om de ongerustheid weg te nemen van diegenen, die den heer Keuchenius, trots zijn buitengewone bekwaam heden, met zekeren angst aan het hoofd van koloniën zagen optreden. Is in die aangelegenheid gehandeld met den ernst, welke by regeeringszaken behoort te worden in acht genomen? Het H bl. betreurt den maatregel, dien de minister van binnenl. zaken heeft beraamd omtrent de' rijks kweekscholen voor onderwijzers, waarvoor hij met ingang van den cussus 1889/90 geene beurzen meer beschikbaar wil stellen. Meent de minister op de kweekschool-opleiding te moeten bezuinigen, dan is het voorgestelde middel van zijn standpunt zeer doel treffend te noemen, want, om het kort uit te drukken met de beurzen staan en vallen de kweekscholenniet overal en altijd, maar wel op dit oogenblik in ons land. Deze geringe bezuiniging zal dus eene groote tengevolge hebben. De minister wijst op den grooten overvloed van onderwijzers zonder betrekking, en zëer terecht. Op dit oogenblik zou men alle inrichtingen voor de opleiding zonder schade kunnen sluitenmaar de gevolgen zouden zich weldra doen gevoelen. De markt is nl. slechts tijdelijk overvoerd. Reeds nu begint de aanvoer aanmerkelijk te verminderen. Straks als de rijksnormaallessen zijn opgeheven en de aanvoer ook door verminderde ambitie sterk afneemt, zal de overvloed verdwijnen, en er schaarschte komen, als de gewone opleiding niet voortgaat haar geregeld contigent te leveren. Juist in dezen tijd, nu de gegoeden hunne kinderen niet tot onderwijzers laten opleiden, is het beurzenstelsel noodzakelijk. Verandert de toestand straks d. w. z, over eenige jaren zoodanig, dat ook de meer gegoeden den onderwijzersstand voor hunne kinderen begeeren, dan zou men in de richting van den minister eene proef kunnen nemen. Altijd echter blijft het wenschelijk voor bekwame onvermogende leerlingen beurzen beschikbaar te stellen. Wordt hier het beurzen-stelsel afgeschaft, dan zou weldra de laatste kweekschool kunnen worden gesloten en ons land, zoo roemrijk bekend op het gebied van onderwijs, zou moeten onderdoen voor Uruguay! Het Hbl. hoopt, dat de minister nog van zijn plan terugkomt; een verstandig heelmeester brengt niet de doodwond toe, voor hij de operatie begint. Voor eenigen tijd deden Burgemeester en Wethouders te Amsterdam aan den Raad dier gemeente het voorstel om voor de gemeente voordeel te trekken uit het feit, dat een zoo overvloedig aantal onderwijzers zich aanbiedt om plaatsing, en daarom de bezoldiging der onderwijzers 3e klasse van f 600 op f 500 te verlagen. Deze voordracht werd op verlangen van den Raad om advies in handen gesteld der verschillende schoolautoriteiten. Het gevolg der ingewonnen adviezen is een nieuwe voordracht, die thans ter visie ligt, waarbij B. en W. hun eerste voorstel in dien zin wijzigen, dat het alleen van toepassing wordt op onderwijzers en onder wijzeressen 3e kl., die beneden den leeftijd van 20 jaren worden aangesteld. Immers, volgens verklaring van de hoofden der scholen, zullen deze bijna zonder uitzondering personen zijn in Amsterdam metterwoon gevestigd. Alsdan zal ook in hoofdzaak het bezwaar vervallen door den inspecteur en den districts-school- opziener aangevoerd, dat, voor zoover een jongmensch aldaar voor f 500 kost en inwoning misschien kan vinden, hij, om voor kleeding en het verder nood zakelijke genoeg over te houden, dit zal moeten zoeken daar, waar men den jeugdigen, in het maatschappelijk leven uog weinig ervaren onderwijzer, liefst niet ziet. Burg. en Weth, stellen nu voor het desbetreffende art. in de verordening aldus te wijzigen »De derde onderwijzers en onderwijzeressen, die den leeftijd van 20 jaar nog niet bereikt hebben, worden aangesteld op het minimum van f 500 's jaars. In de maand, volgende op die, waarin zij hun 20e levensjaar hebben bereikt, wordt hun jaarwedde ver hoogd tot f 600. Zijdie na hun 20e jaar worden aangesteld, genieten een wedde van f 600 's jaars. v In ons land zijn sedert 1853, in welk jaar hier de bisschoppen zijn gekomen, 416 nieuwe Katholieke kerken gebouwd en 136 vergroot. Vereenigde Staten. De presidentsverkiezing in de Vereenigde Staten is een quaestie van nog slechts enkele weken en nog steeds heeft de beweging natuurlijk voor Amerika een zoo vredelievend karakter alsof men nog maanden van den grooten dag was verwijderd. Dat er van beide kanten ijverig wordt gewerkt en de reclame een groot deel der beweging voor haar rekening heeft, is zeer natuurlijk, men moest niet in Amerika zijn als het anders ging, maar de heftigheid, de vijandigheid, waarmede anders de partijen tegenover elkander staan, is heel wat minder dan bij vorige gelegenheden. De oorzaak daarvan is, dat de oorlogskreet de tarieven- quaestie hoewel een belangrijke, hoogst gewichtige zaak betreffende, niet tot geestdrift vervoert. Wel weet ieder, dat het land er veel belang bij heeft, wel heeft men er grooten eerbied voor, maar de zaak is te ingewikkeld, een grondige studie en groote kennis van zaken behooren er toe om eens mee te kunnen praten. Wie wat verder ziet, dan zijn neus lang is, staat verbaasd hoe aan beide zijden met cijfers en feiten wordt gegoocheld, men heeft eerst een slot gemaakt, dat zeer mooi moet zijn ter verdediging van het eigen standpunt en vernietigend voor den tegenstander. Heeft men dit eindresultaat, dan wordt overlegd en uitge rekend hoe men met feiten en getallen moet goochelen om daartoe te komen. Misschien, dat men allen strijdlust tot het laatste oogenblik bewaart, maar dan moet er nog een groote overgang plaats hebben, wil men de schade inhalen. Nimmer nog heeft het zwarte werelddeel, Afrika, zoozeer de aandacht der beschaafde wereld tot zich getrokken als in de laatste maanden. Behalve de quaesties met den sultan van Marokko, de wel wat verdachte houding van Frankrijk tegenover Tripolie enz. zijn er veel belangrijker feiten, die de aandacht boeien. Allereerst Italië's optreden in Massowah met alle daarmede samengaande of liever daaruit voortkomende gebeurtenissen, dan de Egyptische quaestie, waardoor Engeland in Soedan is verward geraakt en bij Sualdm naar allen scbijn de strijd eerstdaags zal worden beslist. Het meest is de aandacht in de laatste dagen gespannen op de gebeurtenissen aan Afrika's Oostkust, waar dagelijks beambten der Duitsche Oost-Afrikaansche maatschappij worden vermoord en inboorlingen een hoogst vijandige houding aannemen, zoodat de blanken met achterlating van alles, slechts op lijfsbehoud be dacht zijn en zelfs is een geheel verlies van de neder zettingen te vreezen, zoodat een Duitsche Tonkin- quaestie niet onmogelijk moet worden geacht. Men gelooft de maatschappij tegenover de opstandelingen machteloos en de Duitsche regeering dus den aange wezen persoon om een handje te helpen. Men vreest een algemeenen opstand van de inboor lingen langs de kust tot zelfs meer het binnenland in. Deze opstand moet reeds lang zijn voorbereid en het gevolg zijn van een muselmansche samenzwering, die ten doel heeft de zwarten tot opstand te brengen en alle blanken te dooden. De slavenhandelaars, die voor het meerendeel rijk zijn, wekken tot den opstand op tegen de Duitschers, die te spoedig hun eigen beambten in de plaats hebben gesteld van de beambten des sultans van Zanzibar, dien men nog langen tijd het gezag in schijn had moeten doen behouden. Dit zijn fouten, die nog heel wat wee zullen ver oorzaken en jarenlang zal men moeten wachten eer alles weder op orde is gesteld of liever kan gesteld worden. Men leest in de Volksstem: 't Is nu al drie kwart jaar geleden, dat de spoorweg van Lorengo Marques tot dicht bij de Transvaalsche grens voor het publiek is opengesteld, doch de opbrengst van het goederen en passagiersvervoer heeft tot nog toe niet eens de kosten van exploitatie gedekt. Dit valt natuurlijk den dapperen kolonel Mac Murdo, die reeds meende den sleutel tot de Transvaal in handen te hebben, en de deur te kunnen opensluiten, wanneer hem zulks goed dacht, volstrekt niet mee, en hij zint dan ook op alle mogelijke plannen ora in dezen toestand van zaken verandering te brengen. Allerhande middelen grijpt hij aan, behalve het eenige dat hem baat zal aan brengen, namelijk de regeling van de tariefkwestie. Zijn nieuwste poging op dat gebied is het oprichten van een compagnie, die de goederen van den terminus per wagen of op andere wijzen naar de verschillende plaatsen in de Republiek zal vervoeren, en hij is er werkelijk in geslaagd zulk een compagnie onder den naam van »The Express Company" op te richten. De Engelsohe geldbeleggers en speculanten hebben zich opnieuw door den slimmen kolonel laten bedotten. Wat een winstgevende zaak zou dat niet zijnAl de goederen voor Barberton en de oostelijke districten, ja waarschijnlijk zelfs een groot gedeelte van de goederen voor Pretoria en Johannesburg zouden met die lijn vervoerd worden. De compagnie zou veel geld verdienen en Mc. Murdo kreeg een kans om aan zijn verplichtingen tegenover de obligatiehouders van den spoorweg te voldoen. Het plan was prachtig overlegd, maar één factor verloor men uit het oog en wel een van zoo groot gewicht, dat wij nooit gedacht hadden, dat de compagnie, tot stand zou komen, 't Is echter weer een nieuw bewijs hoe roekeloos het publiek aan gewetenlooze speculanten zijn geld toevertrouwd, wan neer deze slechts zorgen het een hoogdravend en veel belovend prospectus voor te leggen. Wanneer de compagnie toch haar programma wil ten uitvoer brengen, moet zij beginnen met ponten en bruggen te leggen over de Komatie- en Krokodilrivi/ren, en om dat te kunnen doen, heeft zij het verlof der Regeering noodig. Dat zij dit verlof gekregen had, daarvan werd in het prospectus geen woord gemeld, en wij waren er van overtuigd dat zij dat verlof ook nooit zou verkrijgen. Het is ons toch bekend, dat vroeger al reeds burgers der Republiek getracht hebben die vergunning te verwerven en het hun ronduit ge weigerd is. Onze verbazing was dus niet gering, toen wij vernamen, dat Mc. Murdo er in geslaagd was zijn compagnie tot stand te brengen, omdat wij meenden, dat de geldschieters zich wel eerst zouden vergewist hebben van de opinie der Regeering in deze, alvorens hun geld aan den kolonel toe te vertrouwen. Wij gingen derhalve naar de Regeering en vroegen haar of zij de vereischte vergunning had toegestaan en kregen ten antwoord, dat zij zulks nooit gedaan had en ook niet van plan was te doen, alvorens de tariefquaestie geregeld is. De prachtige Express Com pany is dus een zwendel en de aandeelhouders, die zich door den kolonel 100,000 pd. st. uit den zak hebben laten kloppen, hebben hun geld letterlijk in het water gegooid. Spanje. Volgens de officiëele opgaven bestaan tegenwoordig in Spanje 221 kloosters met 4220 monniken en '1109 kloosters met 25,000 nonnen. Ofschoon het getal der laatsten geringer is. dan vóór de restauratie, zijn toch sedert '1876 bijna 200 kloosters, meest in het noorden des lands, nieuw gebouwd. Vele zijn door vluchtelingen uit Frankrijk gesticht en hebben groote rijkdommen verworven. Het aantal kloosters is thans 170 en die der bewoners 1750 grooter dan in de dagen van koningin Isabella. Oostenrij k-Hongarij e. De Oostenrijksche pers is vol lof over den voornamen gast van keizer Frans Jozef; men hoort geen wanklank en dat valt te begrijpen. De tegenwoordige politieke toestand van Europa is van dien aard, dat Oostenrijk- Hongarije zijn geheele politiek baseert op de alliantie met Duitschland. Het programma wordt getrouw gevolgd, men heeft geen incident te betreuren, geen manifestatiën op ongeschikten tijd, zooals van teulonen en antysementen eerst was gevreesd en dus kan men tevreden zijn. Bij het gala-diner in den Ilofburg, Donderdag avond, hebben de beide keizers elkanders gezondheid niet alleen gedronken, maar wederkeerig dronken gewijd aan elkanders legers, en de bladen spraken den vol genden morgen van »de legers der beide rijken, die als 't ware één leger vormen, van een enkele mogendheid onder twee regeeringshoofden" wel het toppunt van geestdrift, zouden wij denken. Als men het groote woord van Spinoza maar niet vergeeteen bond genootschap tusschen twee volken duurt evenlang als de oorzaak, die het deed ontstaande vrees van schade te lijden, of de hoop op voordeel. Zoo spoedig men

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1888 | | pagina 2