Z1ERIKZEËSCHË COURANT.
voor bet arrondis- sement Zierikzee.
1888. No. 71. Woensdag 12 September 91ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
DE KERMIS.
Binnenland.
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden f 1,-. Franco per post f 1,-.
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contant betaald, 25 Ct
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever H. LAKENMAN.
Wij wenschen nog met een enkel woord melding
te maken van hetgeen de Kermis ons zooal te genieten
en te aanschouwen geeft, doch bepalen ons uitsluitend
tot het voornaamste, omdat, indien we alles wat er
ditmaal te zien is wilden bespreken, zulks te veel van
onze ruimte zoude innemen.
Gelijk wel te verwachten was, trekt van al de ver
makelijkheden de Schouwburg de meeste bezoekers
tot zich't is evenwel ook daar blijkbaar, dat dit
jaar de kermis veel te veel gelegenheid tot uitspanning
aanbiedt. We vertrouwen echter dat de volgende dagen
de heer Faassen en zijn gezelschap zich in een nog
drukker bezoek moge verheugen. Voor de beoordeeling
van dit gezelschap zie men de rubriek »Kunstnieuws".
De Heer Stroober opende Zondag in de Concert
zaal de reeks zijner voorstellingen, voor een talrijk
opgekomen publiek. We erkennen gaarne, dat sinds
geruimen tijd niet zulk een gezelschap is werkzaam
geweest. Wij hebben de voorstelling van Zondag bij
gewoond en willen gaarne verklaren: zeer tot ons
genoegen. De verrichtingen van den heer Schiliy zijn
zeer interessant en verdienen alleen een druk bezoek;
Mej. Alexandrinie als lucht-gymnaste verwierf mede
algemeen bijval; de Heer Winns met zijn kunstig
bewerkte marionetten geeft tevens voor velen eene
groote aantrekkelijkheid, terwijl de Heer de Haas als
Holl. komiek in het aanhoudend en wel verdiend
applaus het beste bewijs zag dat zijn optreden met
genoegen werd gezien. In één woord al de leden van
het gezelschap werkten goed en we vertrouwen dat
de Heer van Meteren zoowel als de Heer Stroober
door eene drukke opkomst in hunne ondernemingen
naar wensch mogen slagen.
De verdere tenten en spellen en andere vermakelijk
heden, die zich op de kermis bevinden, zullen wij niet
bespreken, aangezien we na het medegedeelde in ons
laatste nummer, allicht in herhalingen zouden vervallen.
Voor zooverre dit mogelijk is, wenschen wij, dat zij
allen een goede kermis mogen hebben.
ZIERIKZEE, 11 September 1 8 8 8.
De luit.-generaal J. van Swieten, de held uit de
Indische oorlogen, is, na eene vrij langdurige onge
steldheid, te 's Gravenhage overleden.
Den 28 Mei 1807 werd Jan van Swieten te Mentz
geboren; nog geen 14 jaren oud, trad hij reeds als
volontair bij de 17e afdeeling infanterie in militairen
dienst; tien maanden later werd hij cadet, en den
26 Augustus 1824, alzoo pas even 17 jaren, werd
hij tot tweeden luitenant benoemd. Eerst elf jaren
later volgde zijn eerste bevordering, doch toen werd
hij terstond kapitein; de verdere rangen doorliep hij
spoediger en in 1849 viel hem de eer van buiten
gewone bevordering tot kolonel ten deel. In weinige
jaren bereikte hij de hoogste rangen bij het Indische
leger, en den 9 Juni 1858 werd hij luit.-generaal
en commandant des legers; vier jaren later (1 Juli
1862) werd hij gepensionneerd. Op 20-jarigen leeftijd
nam hijdeel aan den Java-oorlog (182729), en
nauwelijks 21 jaren oud, sierde hem reeds de Milit.
Willemsorde 4e kl. In het vaderland teruggekeerd,
riep de opstand in België den kloeken krijgsman weer
ten strijde en weldra prijkte naast de Java-medaille
ook het Metalen Kruis op zijn borst. Weinige jaren
later zien wij de luitenant-kolonel (in 1845) naar
Sumatra's Westkust vertrekken, om daar het gezag
van Nederland te handhaven. Eene verhooging als
ridder der Militaire Willemsorde viel hem voor zijn
moedig, beleidvol en trouw gedrag na dien tocht ten
deel en in 1849 werd hem ook het ridderlint van
de orde van den Nederlandschen Leeuw geschonken.
In 1859 trad van Swieten als commandant der 2e
Bonische expeditie op, nadat bij reeds door Z. M.
tot LID. adjudant in buitengewonen dienst was benoemd.
Zijne verdiensten in den Bonischen veldtocht, ook als
commissaris voor de leiding der politieke aangelegen
heden, verschaften hem het commandeurskruis der
Militaire Willemsorde, terwijl het van zelf spreekt,
dat hem in de eerste plaats het expeditiekruis met
de gesp van Boni die van Bali voor de expeditie
van '184849 was reeds in zijn bezit ten deel
viel. In 1862 uit de gelederen in den burgerstand
getreden, vervulde van Swieten gedurende eenige jaren
een rol in het parlement; zijn zeldzame kennis van Indië
en zijne militaire kundigheden werden daar op hoogen
prijs gesteld. Maar van Swieten was de man niet om, als
er gevaar dreigde, zich tot het geven van adviezen
te bepalen, en toen dan ook in 1873 de Atjeh-oorlog
eene gevaarlijke hoogte had bereikt, besloot de bijna
70jarige grijsaard nog eenmaal met het zwaard in
de hand zijn vaderland te gaan dienen. Den 11 Juni
1873 werd hij in activiteit hersteld en trad als civiel
regeerings-commissaris en bevelhebber der tweede
expeditie tegen Atjeh op. Den 28 September 1874
nadat hij den Kraton van Atjeh overwonnen en aan
de Nederlanders een belangrijk pied-a-terra in het te
veroveren gebied verschaft had, werd hij opnieuw
gepensionneerd. Den 12 Mei 1874 schonk de Koning
hem de zeldzame onderscheiding van het Grootkruis dei-
Willemsorde, die thans naast het Atjeh-kruis zijne
fiere borst sierde, met nog menige andere, ook buiten-
landsche, ridderorde.
Behalve de Koning, was van Swieten de eenige,
die het Grootkruis der Willemsorde droeg.
In het Maandblad tegen de vervalsching van levens
middelen en handelsartikelen wordt er op gewezen,
dat er in België niet minder dan zeven en twintig
officieele laboratoria zijn, die zich speciaal met de
contróle der levensmiddelen en met de hygiëne in
het algemeen bezig houden. Hiervan zijn 3 universiteits
laboratoria, 4 gemeentelijke en de overige landbouw
kundige of industrieele inrichtingen. Wanneer men
hierbij eens vergelijkt, wat in ons land gedaan wordt
in dit opzicht, is het resultaat inderdaad bedroevend.
Behalve in de hoofdstad, bestaat er in ons land in
geen enkele groote stad een officieele keuring of in
richting voor het chemisch en microscopisch onderzoek
van levensmiddelen.
Herhaaldelijk heeft het Maandblad aangedrongen
op officieele behandeling van het gewichtig vraagstuk
der levensmiddelen contróle van gemeente- of staatswege.
»Daar wij schrijft de redactie hoe langer hoe
meer de overtuiging verkrijgen, dat onze stem een
vox clamans in deserto zal blijven, wenschen wij het
initiatief te nemen tot een niet officieele, doch naar
wij hopen krachtdadige controle." Een plan te dezer
zake zal in een volgend artikel behandeld worden.
Likdoorns kan men in korten tijd gevoelloos maken,
door er eiken morgen een weinig groene zeep op te
smeren en dit dan met een stukje watten te dekken.
Gewoonlijk groeit de likdoorn na verloop van eenigen
tijd omhoog en kan men hem na het gebruik van een
voetbad gemakkelijk uittrekken of afsnijden. Om het
weder opkomen tegen te gaan, legge men er nog
geruimen tijd dagelyks watten op. Ook lette men bij
het koopen van schoenwerk er op, dat de zolen niet
te smal en het bovenleder niet te vlak is. Tevens
zorge men er voor geen scheef geloopen hakken te
dragen, omdat bierdoor de voet naar éene zijde glijdt
en knelling veroorzaakt wordt.
Vrouwenarbeid
De Tijd wijst er op, dat het buitenshuis werken
van de arbeidersvrouwen een der hoofdoorzaken is van
den verwaarloosden toestand der kinderen en van de
ellende, die door vele gezinnen geleden wordt in het
Wil men daarin verandering brengen, dan moet
men trachten de vrouw eenigen loongevenden arbeid
thuis te kunnen bezorgen.
Vele liefdadige instellingen werken reeds in die
richting door aan de vrouwen naaiwerk te geven en
anderen hebben voorgesteld in 'i algemeen de huisvlijt
te bevorderen, wat echter practische bezwaren oplevert,
daar mandenmaken, strooviechten en diergelijke arbeid
bijna niet in te voeren zijn op plaatsen waar zij niet
van oudsher bestaan.
Meer is dan ook te verwachten van het bebouwen
van een tuintje of een strookje land en het houden
van eenig klein vee.
Door de enquête is aan het licht gekomen, dat de
toestand der fabrieksarbeiders te Tilburg ook onder
stoffelijk opzicht betrekkelijk gunstig is, of liever was;
immers ook daar wordt in de laatste tijden geklaagd,
wijl door onze tariefwetgeving, in verband met die der
naburige landen, de uitvoer zeer wordt bemoeielijkt.
Die betrekkelijk gunstige toestand is voor een ge
deelte daaraan toe te schrijven, dat de werkman
meestal niet alleen moet leven van zijn loon. Wel
wordt daar door de gehuwde vrouwen niet in de
fabrieken gearbeid en zijn de loonen er zeker niet
hooger dan in andere fabrieksplaatsen, maar, behalve
dat het misbruik van sterken drank er niet zoo veel
vuldig voorkomt als elders, en de werkman aan een
eenvoudiger levenswijze gewoon is, weet de vrouw in
haar huiselijken arbeid het middel te vinden om iets,
ja niet weinig, voor het huishouden bij te dragen.
Opmerkenswaardig hieromtrent is de verklaring, door
Tilburgs burgemeester voor de commissie van enquête
afgelegd: »Een goed werkman", zeide hij, die oppast
en zuinig is, brengt zijn geld naar de spaarbank, en
als hij 500 gulden bijeen heeft, koopt hij een stuk
grond, neemt geld op en bouwt een huis met twee
woningen. Gewoonlijk verhuurt hij de eene woning
en betaalt daarmee de renten van het opgenomen
kapitaal; in de andere woont hij zelf en heeft een
stuk grond; houdt hij daarbij klein vee, een varken,
een geit, en teelt hij zijn eigen groenten en aard
appelen, dan zijn zij zeer gelukkige menschen in hun
stand".
Op de vraag van den voorzitter, of hij daar niet
een in de werkelijkheid zeldzaam voorkomend voorbeeld
van een gelukkig arbeidersgezin had geschetst, ant
woordde de burgemeester, dat die gelukkigen zoo
zeldzaam niet zijn, en dat zij die in dat geluk niet
deelen, het meestal aan zichzelven te wijten hebben.
Hieruit zou men kunnen afleiden, dat dergelijke
toestand te Tilburg vrij algemeen is of zeker vrij
algemeen zou kunnen worden. Nu werkt zonder twijfel
de ligging van Tilburg daartoe gunstig mee. De plaats
immers is vrij uitgebreid en de meeste werklui wonen
buitenaf, in een op zichzelf staand huisje. Doch niets
zou beletten, dat dit middel ook elders zou kunnen
worden beproefd.
De vestiging der arbeiders in landelijke gemeenten,
op een niet al te grooten afstand van de fabrieks
plaatsen, zal, naar onze meening, een der meest ge
schikte wijzen wezen, om in den nood der werklieden
te voorzien.
Een 50 cents-stuk, dat in omloop was te Utrecht,
is door 's rijks Muntcoilege onderzocht en bevonden
valsch te zijn. Ook moeten aldaar nagemaakte gouden
tienguldenstukken circuleeren.