ZII IMk/I I SI IÏi; COURANT.
voor het arrondis- ^«êtKsement Zierikzee.
1888. No. 67. Woensdag 29 Augustus. 91ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
ƒ3.-,
■nvrage a
Holland,
533
ïteF,
w»
Binnenland.
scheur-
Ilde huid-
nderbevjg
middel
en Pillen,
'erken en
in eens
er eene
zijn even
dwonden,
ïumatiek,
middelen
door
Ihijnbaar,
AM
77'7ib
917,
101'/,.
>i 104
891/,,
1021/,
85'/,
1011/,
943/a
851,
147
f01/i6
661/,
67'/,
603/,
91
137
777/
■1011/,
397,
93
965/
993/4s
103
601/,
1221/,
f 1,157
- 2,40
7,75
5,50
j
4,75
"ïkzee,
Deze Courant verschijnt DINSDAG- en VRIJDAG-AVOND,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden ƒ1,-. Franco per post 1
Afzonderlijke nommers 5 Cent, met Bijblad 10 Cent.
PRIJS DER ADVERTENTIE N:
Per gewone regel 10 Cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 Cent.
Dienstaanbiedingen van 1-5 regels, mits contanï betaald, 25 Ct
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LARENMAN.
ZIERIKZEE, 28 Augustus 188 8.
Zondag hield de postduivenvereniging «Excelsior"
hare prijsvlucht met oude en jonge duiven van
Luxemburg. (Afstand 295 Kilometers).
De duiven werden aldaar ten 8.15 uur in vrijheid
De drie eerste prijzen werden behaald door de
duiven van dhr. W. Ribbens, die successievelijk ten
1.57.46, 1,59,19.en 1.59.30 aangeboden werden.
De vierde prijs behaalde een duif van dhr. A. Adri-
aanse, aangeboden ten 2.00,39, terwijl de vijfde prijs
mede door dhr. W. Ribbens werd behaald, ten 2,03,25.
Hiermede zijn voor dit jaar de wedvluchten afge-
loopen.
Omtrent de ziekte des Konings vernemen wij nader
«Z. M. is gedurende de laatstvorige week lijdende
geweest aan diarrhee. Deze is wel zeer spoedig genezen,
maar heeft den Koning toch eenigszins verzwakt.
Daarna heeft Z. M. op Vrijdag 17 jongstleden koü
gevat en is aangetast door eene longonsteking in zeer
lichten graad (gepaard met koorts en versnelden
polsslag).
Des Zondags waren de verschijnselen reeds veel
gunstiger. De Koning is tot en met Woensdag te bed
gebleven. Donderdag-ochtend vroeg is Z. M. opgestaan,
heeft H.Ds. gewone bezigheden weder verricht en alle
kabinetsstukken afgedaan, en weder met Hare Majesteit
en het Prinsesje gedineerd.
De koning hoest nog en slaapt daardoor onrustig,
maar dit is een gevolg van de longontsteking.
Over het geheel is de toestand des Konings vrij
gunstig en zijn de doctoren Vinkhuyzen en Vlaanderen
tevreden.
Met het oog op Zr. Ms. groofce gevoeligheid voor
weers- en temperatuurs-veranderingen moet de Koning
zich zeer in acht nemen en zijn de doctoren steeds
bevreesd voor eenige complicatiën, daar die wegens
de chronische aandoening, waaraan Z. M. lijdende is,
altijd kans hebben, spoedig een gevaarlijk karakter
aan te nemen.
De mededeeling van den Minister van Koloniën.'
De Wageninger (orgaan van Ds. Buitendijk), schrijft
onder meer:
We danken den Minister zeer voor zijn officiëele
kennisgeving en opwekking (inzake het gedenken in
de gebeden van Indië's nieuwen landvoogd en diens
nieuw bestuur) en vertrouwen dat zeer vele leeraars
onzer kerk den nieuwen gouv.-generaal in 't openbaar
in hun gebeden zullen gedenken.
In onze jeugd gebeurde het vaak, dat wie eene
groote reis ging doen, de voorbede der gemeente ver
zocht, of dat zijn ouders of betrekkingen haar vroegen.
Later kwam dat min of meer in onbruik, wat te
betreuren is. De heer Keuchenius, dit gebruik indachtig
geworden, en de waarde van de geloovige voorbede
kennende, heeft den moed ten deze aan de natie een
goed voorbeeld te geven. Het liberalisme, dat in
officiëele zaken met den hoogen God niet rekent, had
ons aan dergelijke uitingen ontwend. De tegenwoordige
Minister van koloniën echter, 't woord van Jehova
indachtig: «Wie Mij eeren, zal ik eeren, maar wie
Mij versmaden, zullen licht geacht worden", toont
zich ook in deze zijn hooge betrekking waardig.
Laat ons lezers, ook hem in onze gebeden gedenken.
Minister Keuchenius en Indië.
De Haagsche briefschrijver der Zaanlandsche Ct.,
over het bekende stuk van den Minister van koloniën
in de Staats-Courant schrijvende, zegt o. a.
Was er dan geen aanleiding om ernstig te denken
over de moeielijkheden, waarmede de nieuwe Gouv.-
Generaal, die zich straks naar Insulinde inscheept,
zal hebben te kampen?
Ongetwijfeld.
Allen, die 't wel raeenen met ons vaderland, die
Indië een goed hart toedragen en wenschen, dat wij
voortdurend onzen rang als koloniale mogendheid zullen
behouden, zijn zeker door hetgeen men in den laatsten
tijd uit Indië verneemt, met bezorgdheid vervuld. Er
dreigen ernstige gevaren. De gebeurtenisen in Bantam
en nu weder in de Vorstenlanden, om van vroegere
dergelijke feiten niet te spreken ze stemmen tot
nadenken. Een krachtvol, rechtvaardig bestuur, een
strenge handhaving van ons gezag en prestige zijn
daartoe noodig om de gevaren, die ginds dreigen, af
te weren, en bovenal een billijke regeling der ver
houding van Nederland tot Indië op financiëel gebied,
een milde staatkunde tegenover de 30 millioen inlan
ders,. die zich vrijwillig aans ons bestuur onderwerpen.
In dit opzicht heeft de regeering van den Gouv.-
Generaal Otto van Rees niet veel vruchten gedragen;
de heer Pijnacker Hordijk vindt Insulinde ongeveer
in den toestand, waarin het bij de komst van «Koning
Otto" verkeerde. De vraag, of de oud-hoogleeraar,
oud-Commissaris des Konings en oud-Minister meer
zal kunnen doen tot bevestiging van ons, nu en dan
wankelend gezag, is a priori niet te beantwoorden.
Aan goeden wil, ernst, vaderlandsliefde en scherp
zinnigheid ontbreekt het hem niet; doch hij is een
onbekende op koloniaal gebied en zal dus in vele zaken
moeten zeilen op 't kompas van anderen. En daarbij
bekruipt mij nu juist één vrees: n.l. dat de nieuwe
Gouverneur-Generaal te veel, ook in 't dagelijksch
bestuur, zich richten zal naar de wenschen en opvat
tingen van den Minister van Koloniën. Zeker, hij is
constitutioneel aan diens bevelen onderworpen en heeft
in gewichtige aangelegenheden met 't bestuur in Neder
land overleg te plegen en rekening te houden. Hij zij
echter overal voorzichtig ten aanzien van de zedelijke
en godsdienstige belangen der inlandsche bevolking.
Het is bekend, dat de heer Keuchenius aan den Javaan
een goed hart toedraagt en bereid is tot zeer vrij
zinnige hervormingen: maar op één punt is hij een
gevaarlijk man, hij zou gaarne de Islam uit Indië
verbannen en heel 't bruine ras tot de Christelijke
kerk brengen. In al te grooten ijver op dit gebied
schuilt mijns inziens het ernstige gevaar van het
koloniaal bestuur des heeren Keuchenius.
Z. Exc. de Gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indië, de heer Pijnacker Hordijk, verliet Zaterdagochtend
met gezin en gevolg de residentie. Hem werd uitgeleide
gedaan door tal van autoriteiten, waaronder de heeren
Ministers van Koloniën, Binnenlandsche Zaken, Buiten-
landsche Zaken, Marine, Financiën en Waterstaat en
verschillende hoofdambtenaren. Van ieder afzonderlijk
nam Z. Exc. afscheid met een handruk en vooral met
den heer Keuchenius onderhield hij zich vrij langen
tijd.
Het Iibl. vindt in het vertrek van den gouverneur-
generaal mr. Pijnacker Hordijk naar Indië, nogmaals
aanleiding tot het uitspreken van den wensch, dat
zijn bestuur tot zegen van Indië moge strekken en
zich door tal van heilzame maatregelen kenmerken.
Het voegt daaraan toe, dat inzonderheid de mannen
van den handel en de nijverheid, die met Indië in
betrekking staan, en vooral de Indische handelsfirma's
zei ven, met de meeste belangstelling de daden van
den nieuwen landvoogd zullen nagaan. Groote verliezen
zijn in de laatste jaren op Java geleden, verliezen,
samenhangende niet alleen met algemeene oorzaken,
als de suiker-crisis, welker zetel meer in Europa dan
daar buiten is te vinden, maar ook met eigen
aardige Indische toestanden. Ontzaggelijke sommen
zijn verloren gegaan door wanbetalingen van Chineesche
handelaars en andere vreemde Oosterlingen. Het krediet
wezen in Indië is ook daardoor zeer geschokt. En de
fout ligt grootendeels aan de gebreken, die de wet
geving daar te lande aankleven en die zeker wel zeer
voorname plaats verdienen in te nemen in de aan
dacht van den nieuwen gouverneur. Het is zeker niet
ongepast, nu wellicht een frissche geest over Indië
zyn levenwekkenden invloed zal uitstorten, op de inder
daad dringende noodzakelijkheid van verbetering in
het kredietwezen te wijzen.
Aan een geheele wijziging van de wet op de faillisse
menten bestaat, naar het Hbl. betoogt, behoefte. Een
eerste schrede op den goeden weg zou zijn eene ge
biedende bepaling, dat koopmansboeken, zoowel van
Chineezen als andere Oosterlingen, in eene Europeesche
taal of in het Maleisch gehouden worden en met
Latijnsche karakters. Dat is reeds jaren geleden met
nadruk gevraagd, en 't is nu wellicht het geschiktste
oogenblik, om er nogmaals op aan te dringen, nu
het vertrek van den gouverneur-generaal, zelf een uit
stekend rechtsgeleerde, aanleiding geeft na te gaan,
wat in Indië op verbetering en hervorming wacht.
In de Bakkerij, orgaan voor brood-, koek- en
banketbakkers, komt het volgende ontwerp-adres voor-:
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, geven
met veschuldigden eerbied te kennen, de ondergetee-
kenden, allen bakkers;
dat zij tot hun leedwezen hebben kennis genomen
van een aan uwe vergadering gericht verzoek van
Nederlandsche meelfabrikanten, waarin wordt aan
gedrongen op de heffing van rechten op maalproducten
dat zij het zeer zouden betreuren, indien door uwe
vergadering aan dat verzoek gevolg werd gegeven,
daar de heffing dier rechten, in stede van eene be
scherming van Nederl. graanhandel, niet anders kan
zijn dan het versterken van de positie van den meel
fabrikant tegenover den bakker, wien invoerrechten
op maalproducten de gelegengeid zal ontnemen, zijn
meel uit het buitenland, waar hij dikwijls beter en
goedkooper koopen kan, te betrekken;
dat daardoor de bakker wiens toestand door de groote
concurrentie van broodfabrieken en coöperatieve ver-
eenigingen toch al zeer moeielijk wordt, geheel af
hankelijk zal worden van den meelfabrikant, welke bij
de vaststelling der marktprijzen van het meel niet
meer gebonden zal zijn aan de prijzen der buiten-
landsche concurrenten, maar binnen zekeren grens de
meelprijzen zal kunnen verhoogen, dat deze' verhoogingen
geheel ten laste zullen komen van de bakkers, welke
hunne broodprijzen moeten regelen naar die der brood
fabrieken, die tengevolge van de groote kapitalen
j waarmede zij werken, minder rekening behoeven te
houden met rijzing der meelprijzen, omdat zij in de
gelegenheid zijn, bij gunstige markt, zeer groote par
tijen meel te ko'open, waartoe de bakkers over het
algemeen niet in staat zijn:
dat verkleining hunner, toch al zeer verminderde
winsten voor velen hunner noodlottige gevolgen zal
hebben
redenen, waarom zij zich eerbiedig tot uwe ver
gadering wenden met het dringend verzoek, dat door
U afwijzend zal worden beschikt op het adres van
meelfabrikanten tot invoering van rechten op maal
producten.
«Wij verzoeken allen collega's," zegt bet blad hierbij,
«die zich met onze zienswijze kunnen vereenigen, ons
hunnen steun te schenken, door onderteekening van
dit request toe te zeggen.
«Wij behoeven er niet op te wijzen, dat het voor
ons eene levensquestie wordt, daar invoerrechten op
meel ons, aan handen en voeten gebonden, aan de
meelfabrikanten overleveren."