De Haagsche briefschrijver der Arnh. Ct. schrijft
onder anderen over het bezoek van Prins Albrecht
van Pruisen en zegt daarvan o. m.
»Ik vind dat mijne stadgenootcn wel eenige voor
zichtigheid konden in acht nemen, en acht het ten
minste hoogst indelicaat dat zij dezen Prins, die in
elk geval een Duitsche Prins is, zonder relatie tot
het Nederlandsche volk, niet zoo moesten naloopen
met bedelpartijen en verzoeken, om zuiver Nederlandsche
inrichtingen en ondernemingen te steunen. Ook in
het waarborgfonds van onze tentoonstelling is Prins
Albrecht deelhebber. Dit alles komt mij verkeerd
voor. Niet dat ik vrees dat de Prins ons land op een
kwaden dag zal annexeeren en voor de voeten van Bismarck
leggen, maar ik vrees voor eene toekomstige Prussi-
ficatie van onze dynastie.
Al is onze Prinses een toekomstige Koningin pas
acht jaren oud, men herinnere zich, dat de quaestie
der Spaansche huwelijken ook met zeer jonge prinsessen
werd gemoveerd. Wanneer onze Nederlandsche ministers,
staatslieden en heeren van hooge coterieën, waaronder
zelfs journalisten gesteld worden, zich zoo gemakkelijk
tot hovelingen en tafelvrienden laten maken van een
Pruisisch Prins, die hier te lande meer en meer
vasten voet krijgt en zoons heeft, die een carrière te
maken hebben, zou ik vreezen, dat hun oordeel niet
geheel vrij meer zal zijn, wanneer de gewichtige
quaestie van een huwelijk der vegeerende Koning van
Nederland op het tapijt komt."
In het zuiden van Limburg wordt zeer geklaagd
over het schoolverzuim op het platteland. Nauwelijks
is daar de oogst begonnen of de school wordt ontvolkt.
In enkele gemeenten bedraagt dit verzuim ruim de
helft van de schoolgaande kinderen; een verlegging
der gewone vacantie in den oogsttijd zou zeer ge-
wenscht zijn.
Zien wij in onzen tijd ^an stoom en electriciteit
met minachting neder op het primitieve vervoermiddel
onzer vaderende trekschuit, de schrijver van een
artikel in de Koln. Ztg. over den soldaat in ons
Indisch leger, schijnt ons dat genoegen niet te gunnen
bij de beschrijving toch van een reisje per spoortrein
van Harderwijk naar Amsterdam heeft de man in de
vaarten «de witte overdekking der trekschuiten gezien,
deze diligences van het oude Nederland, die nog heden
als voor eeuwen stad en dorp in het levendigst verkeer
met elkander verbinden."
Menigeen, die niet weet wat een trekschuit voor
personenvervoer is.
Een buitenman richtte tot een weeshuis het verzoek
hem een weesjongen te zenden, een flinke, ferme,
gehoorzame, geschikte, vlijtige, zindelijke, godsdienstige,
schrandere jongen met een goed voorkomen, fatsoenlijk
en bescheiden. De directeur antwoordde hem, dat
men ongelukkigerwijze niet aan zijn verzoek kon voldoen.
In zijn inrichting werden geen wonderkinderen verpleegd.
De Maasb. schrijft, dat het bericht van het Nbl.
v. Ned., dat Jannetje Struik, de voormalige millioenen-
juffrouw, thans te Apeldoorn in een hotel verblijf
houdt, zeer goed waar kan zijn, en evenzoo dat Jan-
netje's broer in »goeden doen" zit, maar dat Jannetje
daar met haar dochtertje woont, is niet juist, aan
gezien zij geen dochtertje heeft, wel een zoontje. Dit
kind was tydens hare gevangenschap te Gorinchem
bij zekere famile C. besteed, welke in schuurzand enz.
handelt. Deze ongeveer zesjarige jongen, die zich nog
te Gorinchem bevindt, ging tot voor een paar dagen
mede bij de bezorging van dit artikel. De bekende
legende der twee opgeroepen of gevluchte generaals,
welker fortuin door de familie Struik zou gevonden
zijn, is bij velen overtuiging, en nog gelooft men,
dat al is Jannetje Struik alleen in een ouderwetschen
mantel in de richting naar Apeldoorn vertrokken, er
meer achter zit, en, naar men zegt, zij haar geld bij
haar broeder aldaar is gaan halen. Aan de verwach
ting, dat Jannetje min of meer zou doen zooals vroeger
in °haar millioenentijd, is niet beantwoord; Jannetje
ging als een gewoon mensch boodschappen doen.
Arbeid in de gevangenissen geeft vaak reden tot
klagen aan hen, die daardoor in hun financiën schade
l\jden. Thans schrijft de Werkmansbode het volgende:
»Te Breda en omstreken zijn. evenals tegenwoordig
ook in dit seizoen schier overal, een groot aantal
werklieden zonder werk en werk zoekende. Onder hen
bevinden zich vooral timmerlieden. Deze bieden zich
aan tegen het karig loon van veertien cents per uur.
En veelal nog te vergeefs, doordien het werk, dat er
nog is, grootendeels in de gevangenis wordt vervaardigd
tegen betaling van slechts twintig cents werkloon
per dag.
«Is dat niet ergerlijk? En dient aan zulke schandelijke
concurrentie, vooral in dezen tijd van werkeloosheid,
geen einde te worden gemaakt? Misschien is men,
als meermalen het geval bleek, geneigd het door ons
medegedeelde als onwaar of overdreven voor te stellen.
Thans is daar geen plaats voor. Wij kunnen de voor
werpen, o. a. ramen en deuren, die aldaar vervaardigd
zijn, aanwijzen en den patroon, die ze liet vervaardigen,
noemen.
«Heeft de minister van justitie bij zijn bezoek aan
de gevangenissen ook met dezen toestand kennis ge
maakt en het voornemen opgevat de zoolang gewenschte
regeling te brengen in den arbeid der gevangenen?
«Wij zijn er niet gerust op. Het vraagstuk is niet
nieuw, zelfs reeds oud en een nieuw krachtig protest
van allen, die het wel meenen met onzen nationalen
arbeid, zal gewenscht zijn om de regeering aan te
sporen tot het nemen van afdoende maatregelen tegen
een zoo schandelijke officiëele concurrentie. Maar nevens
protesten en om voor deze te beter grond te vinden,
is het wenschelijk feiten te noemen die treffen en
spreken, zooals het bovengemelde. Voor de mededeeling
daarvan houden wij ons aanbevolen, met de verzekering
van het medegedeelde slechts onder het noodige voor
behoud gebruik te zullen maken".
Naar het D. v. Z.-H. uit goede bron verneemt, zal
het plan om eene nieuwe commissie van deskundigen
samen te stellen, ten einde verdere maatregelen tot
bestrijding der berri-berri in het Indische leger te
beramen, binnenkort tot uitvoering komen.
De Staats-C't. bevat het verslag van het examen
tot toelating als adelborst 3e kl. aan het Kon. Insti
tuut voor de marine te Willemsoord in het jaar 1888,
opgemaakt naar aanleiding der beschikking van den
minister van marine van 19 Mei 1888, No. 29.
Onder de bijlagen van het verslag is o. a. opgenomen
eene rangschikking der adspiranten, die aan de ver-
eischten van het examen hebben voldaan, doch niet
geplaatst zijn, alsmede van hen, die niet hebben vol
daan, met aanwijzing van het aantal door hen behaalde
punten in de verschillende vakken, percentsgewijze
totale kunde, enz. Het totaalcijfer der behaalde punten
wisselt van hen, die een voldoend examen hebben
afgelegd, doch omdat het examen vergelijkend was,
niet voor plaatsing in aanmerking kwamen, (de Nos.
3248) af tusschen 1378 en 1186. Van hen, die
geen voldoend examen aflegden (waartoe allen zijn
gerekend, die in één of meer vakken een onvoldoend
aantal punten vekregen) hebben de Nos. 49 en 50
resp. 1426 en 1410 punten, dus meer dan No. 32;
No. 66 heeft nog 1196 punten en overtreft dus den-
gene, die het laatst voorkomt op de lijst van hen,
die een voldoend examen hebben afgelegd.
De rangschikking van de adspiranten, die geplaatst
zijn, ontbreekt, zoodat men niet kan controleeren of
de opgave van de Arnh. Ct juist is, dat er onder
hen, die onvoorwaardelijk afgewezen werden, omdat
zij in een enkel vak onvoldoende waren, zijn, wier
totaal-cijfer van behaalde punten dat van sommigen
der geplaatsten overtroffen heeft.
Als algemeene opmerking laat de commissie aan
het slot van haar verslag volgen: «Alhoewel de uit
komsten betreffende het adspiranten-examen dit jaar
gunstiger mogen worden geacht dan verleden jaar,
zoo moet toch worden opgemerkt, dat blijkbaar bij
het onderwijs van verscheidene adspiranten veel ge
vorderd is geworden van het geheugen, maar er, over
het algemeen genomen, niet genoeg werk van was
gemaakt, het denkvermogen te ontwikkelen en het
geleerde toe te passen.
«Ook dit jaar heeft men wederom onder de adspi
ranten jongelieden aangetroffen, waarvan men bepaal
delijk kon en moest weten, dat zij niet zouden kunnen
voldoen aan de gestelde vereischten voor het examen,
hetwelk afkeuring blijft verdienen.
Aan 's Rijks werf te Amsterdam zullen voor reke
ning van het departement van marine twee groot
model torpedo-booten worden aangebouwd, die den
naam zullen voeren van «Idjen" en «Krakatau".
Naar aanleiding der oproeping van het bestuur van
den Algemeenen Nederlandschen Wielrijdersbond om
geschikte wielrijders, ten einde die bij de aanstaande
manoeuvres ter beschikking van het ministerie van
oorlog te kunnen stellen, hebben zich uit Nijmegen
aangeboden de heeren A. de Leur en Martin Gerritsen,
beiden leden van de club «Udi" aldaar, die meermalen
blijk gaven van hun meesterschap op het rijwiel.
Tegen den directeur der Rijkslandbouwschool te
Wageningen is proces-verbaal opgemaakt wegens het
vervoer van van miltvuur verdacht vee, zonder de ver-
eischte toestemming.
Zaterdag zijn de koeien der Rijkslandbouwschool te
Wageningen, op last van den Minister van Binnen).
Zaken, voor de tweede maal ingeënt tegen het milt
vuur en wel door den heer Poels uit Rotterdam.
Na lijden komt verblijden
Het wordt door de geschiedenis bevestigd, dat op
voor den landman onvoordeelige jaren dikwijls gezegende
oogsten volgen, 't Is of de Natuur met de eene hand
terug geeft, wat zij den menschen met de andere
hand onthield:
1235. De zware regen vloed van het vorige jaar
was voor de groeikracht van den grond zeer heilzaam,
want er volgden zeer vruchtbare tijden, waarin de
oogst boven wensch slaagde, zoo zelfs, dat onderscheiden
levensmiddelen bijna om niet te verkrijgen waren.
1437. De duurte der vorige jaren wisselde in
dezen zomer met eenen zeer goedkoopen af. Men
vindt opgeteekend, dat men om dezen tijd voor een
en dertig stuivers kan bekomen een mudde rogge,
een mudde tarwe, een mudde boekweit, een mudde
haver, een kan wijn, een ton appelen en een vette
kapoen.
1492. Nog in het begin van dit jaar betaalde
men voor een roggebrood vijf en zes stuivers, doch
na eenen gelukkigen oogst, die op eenen warmen
zomer volgde werden de granen goedkooper, en kon
men in het najaar een brood voor twee stuivers
bekomen.
'1498. Als eene bijzonderheid meldt de geschiedenis,
dat de zomer van 1498 buitengewoon droog was. In
weerwil daarvan werden de vruchten echter door
sterken dauw zoo wel bevochtigd, dat het een vruchtbaar
jaar kan genoemd worden.
'1510. Wordt als een bij uitstek vruchtbaar jaar
genoemd, waarin, door overvloedig gewas, de prijs
der levensbehoeften zeer laag daalde. De rogge kocht
men voor tien gulden het last, voor twee pond boter
bedong men nauwelijks drie duiten; een goede koe
werd met 30 a 35 gulden betaald.
1532. Op het door misgewas en hooge water
vloeden gekenmerkte 1531 volgde een zeer vruchtbaar
jaar, waarin de levensbehoeften wederom voor zeer
geringen prijs werden verkocht.
1810. De zomer van dit jaar buitengemeen schoon
en warm, waardoor de druiven reeds in het begin
van September hunne rijpheid hadden verkregen.
1827. Was schoon en vruchtbaar, tot laat in den
herfst duurde het gunstig zomerweder. Ook was in
dat jaar het gemaak der boter zeer groot, de uitvoer
bedroeg 6,841,706 CS. (In 1826 had zulks een hoe
veelheid van 6,572,528 uitgemaakt).
Knust, Wetenschap en Letteren.
De heer Casimir Ubaghs, te Maastricht, heeft weder
eene belangrijke en hoogst zeldzame vondst op paleon
tologisch gebied gedaan. Hij heeft n.L in het Maas-
trichtsche krijt een uitmuntend bewaard gebleven
cranium van Chelonia gevonden en er zijn museum
mede verrijkt. Men kent de groote reptiel-overblijfsels
van de Chelonia Hoffmanni of reuzenschildpad uit de
Maastrichtsche krijtvorming, die door dr. Winkler
beschreven en afgebeeld is, en van welke zich ver
schillende gedeelten in Teijler's Museum en in andere
verzamelingen bevinden. De door den heer Ubaghs
gevonden schedel vertoont echter den «geheelen" kop
van het dier. Deze kop, die naar voren een spits toe
loopenden driehoek vormt, heeft eene lengte van
30 Ya c.M. en eene breedte, van boven naar de grootste
convexiteit gemeten, van 34 c.M. De grootste afstand
der bovenkaaksbeenderen, van onder gemeten, bedraagt
21 c.M., terwijl de ovaalvormige oogholten eene lengte
van 9% op 7 c.M. hebben. Het neusgat is 4 c.M.
lang en 4% c.M. breed. De beide bovenkaaksbeenderen
(maxillia's) springen 2ya c.M. met een scherpen rand
van 1 ya c.M. aan den bek vooruit, waar zij door een
naad vereenigd zijn.
De heer Ubaghs stelt zich voor, binnenkort eene
volledige beschrijving en afbeelding van dezen eenigen,
in het Limburgsche krijt gevonden kop te geven.
Onlangs zijn de heeren Victor de Stuers en P. J. H.
Cuijpers te Zutfen geweest, om de ruïne en de St.
Walburgskerk of Groote Kerk te bezichtigen, hetgeen
onder geleide van verschillende autoriteiten plaats
had. Van de ruïne zijn toen photografiën genomen,
terwijl men thans bezig is de Groote Kerk in fceelte-
ning te brengen.
Ongelukken, Rampen, Misdaden, enz.
Een goederentrein uit Erie (Vereenigde Staten) is
in botsing gekomen met een personentrein in de
nabijheid van Shohola. De personentrein is van een
hoogte van 80 voet gestort en dientengevolge in brand
geraakt. 40 reizigers zijn gewond, waarvan verscheiden
doodelijk. Twaalf renpaarden zijn in de vlammen om
gekomen.
Een lijder aan delirium was Zondag in zulk een
toestand, dat hij het glas, waaruit men hem in eene
herberg aan de Palmgracht, hoek Driehoekstraat te
Amsterdam, spuitwater te drinken gaf, met de tanden
verbrijzelde, waarvan het gevolg was, dat de scherven
in mond en keel drongen en een hevig bloeden ver
oorzaakten. Waanzinnig van pijn snelde hij de Palm-
I
brug o
zijn m
Door
belet.
markt
ziunig
Vanda.
De rad
om he
moet
gestor i
De
volgend
rijtuig
Talrijk
betoogi
aankom
5 revo I
niet g
werden
rukken
Talrijke
tooneel
paardei
rijtuig
begeeft
er verw
kleuren
door d
zijn ho
schoten
De dad
door bo
te heb
op den
andere
De
millioen
gegeven,
millioen
aangevo
voorzien
Nu
een par
missie tl
Times
gedaagd!
50,000
in beha
bazing
ten eers
gewacht
het ges
zoeken,
het Pai
is om
kunnen
door di
De jo
gaan oi
het leg
manoeu
hebben
aan dei
stellen, I
Zater
aan het
troepen
boomen
manoeu
voldaan
In d
zich lan
het oud
men zeg
van dit
fabriek
van Dai
zullen m
werklied