Buitenland.
was bij de andere gevolg van levendigheid en spirit.
Weinig belangrijk als deze anecdoten zijn uit het
leven van de jonge prinses, geven zij toch een wee
moedigen indruk, die haar sterven op zoo jeugdigen
leeftijd, terwijl zij nog zooveel gelukkige jaren te
wachten had, dubbel doet betreuren.
Ongelukken, Kampen, Misdaden, enz.
Tijdens een vergadering van het «Leger des Ileils'
te Haarlem, zijn eenige personen, vermoedelijk met
een valschen sleutel, de woning van «luitenant" Jansen
binnengedrongen en hebben den geheelen inboedel door
elkander gegooid.
Dezer dagen kwam te Echt een geval van slaap
wandelen voor.
Een dertienjarig meisje vervoegde zich te middernacht
ten huize van den heer Clercx, rijksvëearts aldaar,
met een boodschap, die men echter niet kon begrijpen.
Bij nader onderzoek bevond men, dat het kind nog
steeds in slaap verkeerde. Thuis vernam men, dat zij
in één sprong het bed was uitgevlogen en op het
herhaalde roepen geen antwoord gaf, doch steeds
voortsnelde.
Het kind wist zich later van het gebeurde niets
te herinneren en beweerde niet buitenshuis te zijn
geweest.
Een luchtballon, die te Berlijn was opgestegen,
kwam neer te Jakobsdorff. Nadat de luchtschippers,
een officier en twee soldaten, uitgestegen waren,
werd de ballon zoo spoedig mogelijk geledigd. Toen
hij nog ongeveer half gevuld was, wikkelde een dei'
soldaten het netwerk om den arm, terwijl de andere
de veiligheidsklep opende. In hetzelfde oogenblik
ontplofte het gas en de ballon steeg brandende, als
een groote vuurkolom, naar boven, den eenen soldaat
mede voerende. Toen de rook optrok, zag men den
ongelukkige van een groote hoogte, met uitgebreide
armen, eerst langzaam en toen al sneller en sneller,
vallen. Hij viel verpletterd op den grond neer. Het
ongeluk is waarschijnlijk te wijten aan zelfontbranding
van het gas. De ontploffing ging onmiddellijk vooraf
aan de uitbarsting van een hevig onweder. Een
ander aërronant, Syring, die ook te Berlijn opsteeg,
daalde met groote snelheid even buiten de stad neer.
De ballon werd met groot geweld tegen eenige tele
graafdraden geslingerd, zoodat de touwen waaraan
het schuitje hing, werden doorgesneden en dit naar
beneden stortte. De luchtschipper bekwam daarbij
ernstige verwondingen.
De hevige vorst in den nacht van Maandag op
Dinsdag jl. (in de maand Juliheeft zoo meldt
men uit het Noorden aan de veenboekweit groote
schade berokkend. Er zijn boeren, die hun geheelen
oogst hebben zien verloren gaan, en om na te zaaien
is te laat.
Grroot- Britta.ii j e.
Dokter Mackenzie is Dinsdagavond te Londen aan
gekomen, waar een talrijke menigte hem aan het
station afwachtte en luide toejuichtte.
In een onderhoud met een vertegenwoordiger van
de Central News zeide de geneeskundige, dat alle
verspreide geruchten van Parijsche bladen eenvoudig
leugens zijn. Na zijn vertrek uit Berlijn heeft hij zich
met «geen enkel journalist onderhouden" en hij is
vast besloten ook in de toekomst het meest volstrekte
stilzwijgen te bewaren over de incidenten aangaande
de ziekte en den dood van keizer Frederik, alsook
om vreemd te blijven aan de politieke zaken van
Duitschland.
HÜ is echter voornemens na een korten rusttijd
een geneeskundig rapport over zijn rol uit te geven.
JöaitsolilandL.
Plet Hooggerechtshof te Leipzig heeft Dinsdag zijn
vonnis uitgesproken in het proces van hoogverraad.
Vastgesteld werd, dat de verraden geschriften zulke
waren, welker geheimhouding moest strekken tot
Duitschlands welzijn. Dat Dietz als Duitscher ze echter
aan de Fransche regeering heeft aangeboden en ook
langs oneerlijken weg verschaft heeft. Hij heeft ook
gehandeld in het volle bewustzijn van den omvang
van zijn daad. De misdaad van Dietz is zeer zwaar,
het onheil door hem gesticht onmetelijk, verzachtende
omstandigheden vormen alleen de groote nood en de
volledige bekentenis. Ook vrouw Dietz en Appell zijn
schuldig bevonden en het oordeel luidde aldus: Dietz
wegens landverraad, onderschepping van akten en
diefstal, tot tien jaar tuchthuisstraf en tien jaar ver
lies van eer; vrouw Dietz wegens verleening van hulp
bij landverraad, tot vier jaar tuchthuisstraf en vijf
jaar verlies van eer; Appell wegens hulp en over
haling tot verraad door middel van geld, tot negen
jaar vestingstraf en een jaar gevangenisstraf.
Prins Alexander van Battenberg, de ex-vorst van
Bulgarije, heeft' Zondag in groot levensgevaar verkeerd.
Hij had een pleiziertochtje ondernomen van Heiligen
berg naar Steltbacherdal, toen eensklaps het paard
schichtig werd en naar den steilen afgrond drong.
De vorst, die zelf stuurde, kon het paard niet meer
houden en stortte met het rijtuig den berg af, nadat
de bediende uit het voertuig gesprongen was.
De prins werd uit het rijtuig geslingerd, maar hij
had de tegenwoordigheid van geest, toen hij veertig
voet diep gevallen was, een struik vast te grijpen en
die vast te houden, terwijl paard en wagen in de
diepte stortten.
Een onmiddellijk geroepen geneeskundige constateerde,
dat de verwondigen van den prins slechts gering waren.
In de keizerlijke rijksdrukkerij te Berlijn heeft het
licht gezien: «De ziekte van keizer Frederik III, be
schreven naar officieele bronnen en de in het ministerie
van het koninklijk huis gedeponeerde rapporten der
artsen prof. Bardeleben, prof. v. Bergmann, dr. Bra-
mann, prof. Gerhardt, prof. Kussmaul, dr. Landgraf,
dt. Moritz Schmidt, prof. Schrötter, prof. Tobold, prof.
Waldeyer."
De strekking van dit officieel geschrift is te bewijzen,
dat dr. Mackenzie zijn hoogen patient geheel verkeerd
heeft behandeld, dat hij de ziekte niet heeft herkend
en dat hij een onbekwaam en onhandig operateur is.
Aan hem is het te wijten, dat eene operatie, die het
leven des keizers had kunnen redden, niet is beproefd,
kortom hij heeft zich gedragen als «een kwakzalver
en een bedrieger."
Bij een ieder, die dit leest, zal de vraag opkomen,
hoe het mogelijk is, dat terwijl zoovele Duitsche
geleerden overtuigd waren, dat de toenmalige kroon
prins verkeerd werd behandeld, keizer Wilhelm en
zijne ministers, die daarvan toch zeker zijn verwittigd
geworden, den «kwakzalver en bedrieger" hebben
laten begaan.
Een tweede vraag is, waarom dat alles, nu keizer
Frederik dood is, nog wordt openbaar gemaakt.
Het is moeielijk aan te nemen, dat het alleen
geschied is om Mackenzie te brandmerken.
Onwillekeurig zal men zich herinneren, dat hij niet
de eenige is, die in verband met de ziekte en de
regeering van keizer Frederik is aangevallen en dan
ontstaat het vermoeden, dat aan de openbaarmaking
der ziektegeschiedenis de bedoeling is verbonden de
vraag uit te lokkenwie heeft dr. Mackenzie ge
roepen en verhinderd, dat bekwamer mannen het
leven van den hoogen patient misschien zouden hebben
gered
Na hetgeen zekere bladen hebben geschreven over
den invloed, die den stervenden keizer heeft beheerscht,
is het niet moeielijk het verlangde antwoord op die
vraag te gissen.
Maar ook indien het gelukte, de overtuiging te
vestigen, dat de kroonprins en de keizer aan een nood-
lottigen invloed is onderworpen geweest blijft nog de
vraag over: wat is hiervan het doel? Op deze vraag
weten wij geen antwoord, jte vinden, tenzij men het
denkbaar mocht achten, dat de groote staatsman, die
geen tegenstand duldt, ook een persoon, al is deze
nog zoo hoog geplaatst, wiens invloed den zijnen be
streed, met een onverzoenlijken haat vervolgt.
De eerste indruk, dien het officieel relaas over de
ziekte van keizer Frederik 'III op een leek maakt, is,
dat Molière in zijne beroemde geneesheeren niet
slechts zijne tijdgenooten in Frankrijk, maar ook onze
tijdgenooten in Duitschland heeft geschilderd. Dit geldt
vooral van het rapport vah prof. Bergmann, die het
karakter van dr. Mackenzie in een zeer ongunstig
daglicht stelt en de verdenking opwekt, dat de Engelsche
arts om zelfzuchtige redenen, de heilzame operatie
verhinderd, de Duitsche artsen misleid en den patient
van zijn vaderland verwijderd gehouden heeft.
Opmerking verdient, dat drie Duitsche geleerden,
die ook over den toestand van den keizer zijn geraad
pleegd, de professoren Leyden, Krause en Senator,
aan de samenstelling van het officieel verslag geen
deel hebben genomen.
Men zal nu moeten afwachten, wat dr. Mackenzie
tot zijne verdediging zal aanvoeren, doch wat ook
het resultaat der polemiek moge zijn, het is niet te
voorzien, dat zij eenig nut zal kunnen hebben en het
blijft tot nog toe onbegrijpelijk, waarom keizer
Wilhelm II heeft veroorloofd, dat zij werd aangevangen.
Het Tagéblatt van Mülhlhausen in Elzas-Lotharingen
beschrijft aldus de gevolgen der voorschriften op het
pas wezen: «Het ergst van al is de achteruitgang der
ijzeiindustrie en der weefnijverheid, waarvan het grootste
gedeelte der bevolking leeft. De groote Fransche huizen
doen geen bestellingen meer en de Fransche handels
reizigers bezoeken niet langer onze inrichtingen. De
voorraad in onze katoendrukkerijen, die vroeger om
streeks dit gedeelte van het jaar altijd uitverkocht
was, blijft nu in de magazijnen liggen. De fabrikanten
lijden geweldige verliezen en weldra zal het hun
onmogelijk zijn om al hunne werklieden aan het werk
te houden. Ondanks de dreigende artikels van ver
schillende officieuse dagbladen, heeft men besloten nog
eene laatste poging bij de keizerlijke regeering te
wagen om haar de afschaffing der nieuwe paswetten
te vragen. De handelaars zijn van plan zich schriftelijk
of persoonlijk tot den keizer te wenden, ten einde te
trachten door middel van een request te verkrijgen
hetgeen op dit oogenblik onverkrijgbaar schijnt te zijn."
Het wetsontwerp over de verzekering ten behoeve
van oude en verzwakte werklieden bevat de volgende
bepalingen. De wet is toepasselijk: 1. op werklieden,
gezellen, werkleerlingen en dienstboden, werkzaam voor
loon of traktement2. bedrijfsbeambten, alsook handels
bedienden en handelsleerlingen (met inbegrip van
apothekersbedienden en leerlingen); 3. scheepsbemanning
op Duitsche zee- en rivierschepen. Als werklieden in
den zin dezer wet worden niet beschouwd de losse
werklieden, die nu eens bij dezen, dan eens bij genen
werkgever enkele persoonlijke dienstverrichtingen doen.
Hierbij zijn nog verschillende bepalingen gevoegd,
volgens welke bij besluit van den Bondsraad de wet
toepasselijk kan worden gemaakt op personen, die
anders niet voldoende in de termen der wet zouden
vallen. De uitkeering wegens ouderdom begint zoodra
de verzekerde den leeftijd van 70 jaren heeft bereikt,
en zonder dat er eejiig bewijs van verdere onge
schiktheid voor zijne werkzaamheden wordt vereischt.
De uitkeering wegens invaliditeit wordt zonder inacht
neming van leeftijd toegekend aan ieder, die niet
meer in staat is om met zijn gewone dienstwerk zijn
brood te verdienen, of met andere naar zijne krachten
en bekwaamheid berekende werkzaamheden niet zooveel
kan verdienen als het minimum der uitkeering bedraagt.
Over het algemeen wordt berekend, dat iemand 30
jaar moet hebben bijgedragen, om recht te hebben
op uitkeering wegens ouderdom, en 5 jaar om uit
keering wegens invaliditeit te kunnen'genieten. Hierop
bestaan echter weder verschillende nadere bepalingen;
zoo bijv. dat een verzekerde, die binnen de 5 jaar inva
lide wordt, tot bij ingang van den wettigen termijn de
helft der uitkeering kan genieten; voorts dat iemand
die niet geregeld heeft kunnen bijdragen, het ont
brekende later in termijnen kan bijpassen, enz., zullende
anders de uitkeering naar evenredigheid daarvan worden
verminderd. De middelen ter verzekering worden
verstrekt: J/3 door het rijk, y$ door de werkgevers
en i/3 door de verzekerde werknemers. Als bijdrage
van deze verzekerden wordt voorloopig vastgesteld:
per man 21 en per vrouw 14 penningen 's weeks,
gedurende 47 weken 'sjaars. Dit is slechts voorloopig
zoo gesteld; want vooreerst moet de bepaling in alle
geval na 10 jaar herzien en definitief vastgesteld
worden, maar ten tweede kunnen inmiddels de bijdragen
reeds naar den aard der bedrijven of beroepen volgens
een trapsgewijze verdeeling worden berekend en geheven.
Dit zal namelijk kunnen geschieden binnen den kring
van ieder ^er verzekeringsbureaus, die in het rijk
zullen worden gevestigd. Verder wordt er eene over
gangsbepaling voorgesteld ten behoeve van personen,
die bij het in werking treden dezer wet reeds boven
de 40 jaar oud zijn en derhalve vóór hun 70e jaar
geen dertigjarigen wachttijd kunnen volbrengen. Evenals
de bijdragen zijn ook de uitkeeringen aan vrouwen
berekend op 2/3 van die aan mannen. De uitkeering
wegens invaliditeit wordt berekend voor mannelijke
personen op '120 mark 'sjaars, met de volgende ver
hoogingen, aanvangende bij afloop van den zoogenaamden
wachttijd (bovengenoemde termijn van 5 jaar) ieder
jaar met 2, de volgende twintig jaar ieder jaar met
3, de daaraan volgende jaren ieder met 4 mark, tot
een maximum van 250 mark. De uitkeering wegens
ouderdom bedraagt voor mannelijke personen 120 mark
'sjaars. Zij vervalt zoodra den verzekerde eene uit
keering wegens invaliditeit wordt toegekend.
Italië,
De regeering heeft een krediet van zes millioen
gevraagd om een nieuwe vergaderzaal voor de Kamer
van Afgevaardigden te bouwen. De tegenwoordige zaal
is in alle opzichten slechtmen bevriest er in den
winter, in den zomer is het er ondragelijk warm,
de acoustiek is er zoo slecht, dat de sprekers zich
met moeite verstaanbaar kunnen maken en ten slotte
heeft men ontdekt, dat het gebouw zoo onsterk is,
dat het dreigt in te storten.
Servië,
De Synode moet eenstemmig verklaard hebben, dat
er geldige redenen tot echtscheiding tussehen Milan
en Nathalie bestaan. Vermoedelijk wordt de echtschei
ding in den herfst uitgesproken. De Weener bericht
gever van de Standard vernam evenwel van den
Servischen gezant aldaar, dat Milan waarschijnlijk in
de mogelijke voortzetting van de bestaande betrekking
tot Nathalie zal berusten, mits de koningin van den
kroonprins afstand doe. Deze moet te Belgrado worden
opgevoed, maar zal zijne moeder éénmaal jaarlijks
mogen bezoeken. Groote oneenigheid bestaat er onder
de Servische staatslieden, naar aanleiding van deze
zaak.